Verbinding volwassenen-ggz – jeugdhulp, pilots
Verbinding volwassenen-ggz – jeugdhulp, pilots
Onderwerpen: volwassenen-ggz, jeugdhulp, gezinsgerichte benadering, outreachende ggz professionals, pilots
Datum geplaatst: 14 maart 2023
Deadline: 9 mei 2023, 14.00 uur
Inhoud
2.1 Wie kunnen er aanspraak maken op subsidie? 2
2.3 Samenwerking en bijdrage van derden 2
2.4 Welk bedrag kunt u aanvragen? 3
5.1 Indiening (via Mijn ZonMw) 6
5.3 Verklaring akkoord indienen uitgewerkte subsidieaanvraag 7
5.7 Overige bijlagen subsidieoproep 7
Bijlage 1 – Staatssteun – Daadwerkelijke Samenwerking 8
Bijlage 2: Uitwerking Variant A en B 10
Bijlage 3: Achtergrondinformatie 13
1 Doel subsidieoproep
Psychische problematiek van ouders en gebruik van jeugdhulp bij kinderen komen vaak samen voor binnen een gezin. Een goede samenwerking tussen instellingen in de volwassenen-ggz en jeugdhulp is daarom noodzakelijk om goede zorg te bieden aan gezinnen. Goede samenwerking is echter vaak een uitdaging.
Doel van deze oproep
Het doel van de pilots is om te experimenteren met het versterken van de samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp. Met de pilots wordt ervaring en kennis ontwikkeld, toegepast en geëvalueerd om de samenwerking tussen de volwassenen ggz en jeugdhulp te versterken. Zie voor meer achtergrondinformatie bijlage 3.
ZonMw financiert 6 tot 10 pilots. Er wordt gestreefd dat de helft van de pilots zich richt op volwassenen-ggz-cliënten die ouder of verzorger zijn voor kind(eren), al dan niet met jeugdhulp. De andere helft richt zich op bij de jeugdhulp bekende ouders met (mogelijke) psychische problematiek die al of (nog) niet zorg vanuit volwassenen-ggz ontvangen.
Pilots en overkoepelend actieonderzoek
Alle pilots nemen deel aan het overkoepelende actieonderzoek: Levens(lopen) samen verbeteren van het Verwey-Jonker Instituut dat eind december 2022 is gestart (in het vervolg in deze oproep overkoepelend actieonderzoek genoemd). Het overkoepelende actieonderzoek brengt met behulp van de pilots in kaart wat de professionele uitdagingen zijn bij de samenwerking tussen de volwassenen- ggz en jeugdhulp, indien beide vormen van zorg in een gezin nodig zijn. En hoe deze uitdagingen te overbruggen zijn binnen bestaande randvoorwaarden. Deze kennis wordt dan weer gebruikt in de pilots.
U kiest bij het indienen van uw voorstel voor een pilot voor één van de 2 varianten voor deelname aan het overkoepelende actieonderzoek:
A. Een variant waarbij u tijdens de uitvoering van uw pilot begeleiding en ondersteuning krijgt van de onderzoekers van het overkoepelende actieonderzoek bij het (door)ontwikkelen en toetsen van de samenwerking. De onderzoekers bieden de pilots in deze variant onder andere handvatten bij het opstellen van de theory of change, verzamelen uitgebreide data en maken casusbeschrijvingen. U moet als aanvrager van de pilot in dit geval € 30.000,- begroten voor de onderzoekers van het overkoepelende actie-onderzoek.
B. Een variant waarbij u tijdens de uitvoering van uw pilot geen ondersteuning krijgt bij het opstellen van de theory of change, zelf de casusbeschrijvingen maakt en beperktere analyses worden uitgevoerd vanuit het overkoepelende actieonderzoek. Hiervoor is geen financiële bijdrage vanuit de pilot nodig.
Naast de keuze voor variant A of B kan er worden gekozen voor een aantal modulaire opties. In bijlage 2 staan beide varianten en de modulaire opties uitgebreider beschreven.
Bouwstenen voor een succesvolle verbinding
In uw aanvraag gaat u in deze bijlage (formulier bouwstenen) in op inhoudelijke en organisatorische bouwstenen voor een succesvolle verbinding tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp. De bouwstenen zijn door het overkoepelende actieonderzoek opgesteld, mede op basis van het AEF- rapport Betere verbinding tussen professionals in de jeugdzorg en volwassenen-ggz. Nog niet alle bouwstenen hoeven volledig uitgewerkt te zijn binnen uw pilot.
Fasering Overkoepelend onderzoek
Het overkoepelende onderzoek bestaat uit 3 fasen:
• In fase 1 zijn de essentiële bouwstenen voor inhoudelijke en organisatorische samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp gedefinieerd.
• In fase 2 wordt het actieonderzoek uitgevoerd. Hierin monitort het overkoepelende onderzoek de pilots op basis van een indicatorenset gebaseerd op de bouwstenen, jaagt het de pilots aan en faciliteert het overkoepelend leren tussen pilots. Dit wordt gedaan door onderzoek binnen elke pilot en het organiseren van leersessies voor alle pilots gezamenlijk. Ook wordt een korte lijn
tussen de pilots en het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek gefaciliteerd, wanneer op lokaal en regionaal niveau de mogelijkheden voor het doorbreken van een vastgelopen casus uitgeput zijn of als er financiële belemmeringen zijn. Tenslotte worden de kosten voor de nieuwe manier van samenwerken per pilot inzichtelijk gemaakt.
• In fase 3 werkt het overkoepelende onderzoek de bevindingen uit in een eindrapport en een handreiking. Ook worden er activiteiten ontwikkeld om de verspreiding en implementatie van deze kennisproducten te stimuleren. Zo wordt een werksessie met de pilots gehouden over de borging en verspreiding van de resultaten van het onderzoek.
Begeleidingsgroep
ZonMw heeft voor het overkoepelende onderzoek een onafhankelijke begeleidingsgroep ingesteld met experts op het thema en vertegenwoordigers vanuit het ministerie van VWS. Een afvaardiging van de pilots zal deelnemen aan deze begeleidingscommissie. De begeleidingsgroep is nauw betrokken bij de uitvoering van het gehele traject. Er worden tussentijdse reflectiemomenten op inhoud en voortgang van het overkoepelende onderzoek en de pilots georganiseerd. De begeleidingsgroep komt bijeen:
1. Na de selectie van de pilots.
2. Eenmaal halverwege of tegen het einde van de looptijd van de pilots.
3. Net voor afronding van het overkoepelende onderzoek.
Het overkoepelende onderzoek en de pilots moeten meewerken aan de bijeenkomsten van de begeleidingscommissie.
2 Randvoorwaarden
2.1 Wie kunnen er aanspraak maken op subsidie?
Nederlandse zorginstellingen of gemeenten die jeugdhulp of ggz-zorg aan volwassenen aanbieden.
2.2 Staatssteun
ZonMw verstrekt geen subsidie als dit leidt of kan leiden tot het verlenen van onrechtmatige staatssteun1. Voor deze subsidieronde geldt daarom de volgende staatssteunmaatregel: Daadwerkelijke samenwerking
Alle pilots nemen verplicht deel aan het overkoepelende actieonderzoek van het Verwey-Jonker Instituut. Gegevens uit de pilots worden gebruikt voor het overkoepelende onderzoek en kennis uit het overkoepelende onderzoek moet gebruikt worden in de pilots.
Om aan de voorwaarden van daadwerkelijke samenwerking te kunnen voldoen, kunnen de projectactiviteiten alleen starten nadat een samenwerkingsovereenkomst geaccepteerd is door ZonMw en ondertekend is door het Xxxxxx-Xxxxxx Instituut en alle betrokken samenwerkingspartijen van de pilot. De projectactiviteiten mogen dus niet eerder starten.
Meer informatie over staatssteun vindt u in bijlage 1 en op de ZonMw-webpagina Vrijstellingverordeningen staatssteun.
2.3 Samenwerking en bijdrage van derden
Voor deze subsidieoproep geldt dat een verplichte samenwerking tussen het Verwey-Jonker Instituut én ten minste één Nederlandse zorginstelling die jeugdhulp en één Nederlandse zorginstelling die ggz-zorg aan volwassenen aanbiedt.
Met andere partijen mag ook worden samengewerkt. Daarbij geldt dat geen subsidie wordt verstrekt als afspraken leiden of kunnen leiden tot het verlenen van onrechtmatige staatssteun of als daardoor niet aan de algemene subsidiebepalingen van ZonMw of voorwaarden van de subsidieoproep kan worden voldaan.
1 Artikel 107 VWEU.
Uit de subsidieaanvraag en begroting moet duidelijk naar voren komen:
− Met welke partijen samengewerkt wordt. Beschrijf per partij op welke manier deze actief bijdraagt aan het project. Dit zijn in elk geval partijen die op de begroting voorkomen als een partij die aanspraak wenst te maken op een deel van de subsidie. Ook partijen die voor eigen rekening en risico actief bijdragen maken onderdeel uit van de samenwerking.
− Met welke partij(en) een sponsorovereenkomst zal worden aangegaan en wat de in-natura of geldelijke bijdrage is.
− Welke partijen worden ingehuurd en voor welke activiteiten wordt voorzien dat dit door derden zal worden uitgevoerd en de daarvoor te maken kosten (inclusief btw). In deze oproep kan dat het Verwey-Jonker Instituut zijn. Zie voor meer informatie en de voorwaarden voor inhuur/opdracht de ZonMw-webpagina Subsidies en Samenwerking/bijdragen van derden.
Samenwerking en sponsoring moeten definitief geregeld zijn bij het indienen van de uitgewerkte subsidieaanvraag.
Letter of Commitment
Omdat ZonMw zeker wil weten dat samenwerkende partijen of sponsors van een project zich juridisch hebben verplicht tot de toegezegde bijdrage, is een Letter of Commitment per samenwerkende partij/sponsor bij het indienen van de uitgewerkte subsidieaanvraag verplicht. Gebruik hiervoor het voorbeeld op de ZonMw-webpagina Subsidies en Samenwerking/bijdragen van derden.
Het Verwey-Jonker Instituut is uitvoerder van het overkoepelende actieonderzoek. Als er wordt gekozen voor samenwerking met hen in variant A of B zonder modulaire opties hoeft er geen letter of commitment van hen te worden bijgevoegd.
Samenwerkings- en sponsorovereenkomst
Op de ZonMw-webpagina Subsidies en Samenwerking/bijdragen van derden vindt u meer informatie over de verschillende vormen van samenwerken en bijdragen (sponsoring/opdracht) met voorbeeldovereenkomsten als hulpmiddel bij het opstellen van de betreffende overeenkomst en de voorwaarden waaraan de overeenkomst moet voldoen in de daarbij horende uitleg. De op deze webpagina en in de uitleg genoemde voorwaarden maken integraal onderdeel uit van deze subsidieoproep.
Met het overkoepelende actieonderzoek van deze programmalijn moet worden samengewerkt. Uit de samenwerkingsovereenkomst moet blijken dat het gaat om daadwerkelijke samenwerking. De samenwerkingsovereenkomst dient voor de start van het project te zijn opgesteld en geaccepteerd.
2.4 Welk bedrag kunt u aanvragen?
Per pilot kan maximaal € 150.000,- worden aangevraagd voor een looptijd van maximaal 18 maanden. Het totale beschikbare subsidiebudget in deze subsidieronde bedraagt € 1.500.000,-.
3 Beoordelingscriteria
Een subcommissie van het programma Wat werkt voor de Jeugd geeft een eindoordeel op de relevantie, kwaliteit en begroting van alle subsidieaanvragen (zie ‘Beoordelingspocedure’). Hieronder staan de relevantie- en kwaliteitscriteria die van toepassing zijn.
3.1 Relevantiecriteria
Aansluiting bij het doel van de subsidieoproep
Uit de subsidieaanvraag blijkt dat u gaat experimenteren met het versterken van de samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp. U ontwikkelt kennis om deze samenwerking te versterken, u past kennis uit uw pilot en het overkoepelende actieonderzoek en andere bronnen toe en evalueert deze.
Randvoorwaarden en uitdagingen bij samenwerking
Uit de subsidieaanvraag blijkt dat u nagaat hoe in samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp rekening gehouden kan worden met privacy, juridische en ethische issues zonder dat deze de samenwerking belemmeren.
Aansluiten bij behoefte in de praktijk en ontwikkelingen
• Geef duidelijk aan hoe uw project aansluit bij de behoefte vanuit de praktijk.
• Geef aan hoe u ervoor zorgt dat de samenwerkingsvormen goed aansluiten bij de behoeften van de regio en betrokken instellingen.
• Als uw pilot gedaan wordt in een regio waar al is gewerkt aan verbetering van de samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp of die ook proeftuin van het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming is, dan beschrijft u wat er al gedaan wordt aan de verbinding tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp en hoe de pilot daarop voortbouwt en aanvullend is.
Focus
Uit de subsidieaanvraag wordt duidelijk of de pilot de focus heeft op:
• volwassenen-ggz-cliënten die ouder of verzorger zijn voor kind(eren), al dan niet met jeugdhulp. Of:
• bij de jeugdhulp bekende ouders met (mogelijke) psychische problematiek die al of (nog) niet zorg vanuit volwassenen-ggz ontvangen.
ICT en e-health
Geef aan hoe ICT en e-health ondersteunend kunnen zijn in de verbinding tussen volwassenen-ggz en jeugdhulp.
Beschrijf hoe u ouders en jongeren met ervaringsdeskundigheid betrekt bij het project. Met ‘betrekken’ bedoelen we concreet het raadplegen, advies inwinnen, samenwerken en/of laten (mee)beslissen van betrokkenen bij het opstellen van de subsidieaanvraag en het uitvoeren van de pilot.
Impact
Maak de impact van uw pilot duidelijk. Beschrijf hoe uw pilot bijdraagt aan het structureel verbeteren van de samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp, zowel binnen als buiten uw eigen organisatie en regio.
3.2 Kwaliteitscriteria
Doelstelling en vraag- of taakstelling
Beschrijf de doelstelling en vraag- of taakstelling van de pilot. Let daarbij op helderheid, reikwijdte en originaliteit.
Plan van aanpak
Beschrijf in uw plan van aanpak de opzet van de pilot, met onder andere aandacht voor:
• Hoe richt u de selectie van casussen in?
• Hoe richt u de analysefase in? Welke instrumenten zoals risicotaxatie instrument, werkkaarten of verklarende analyse gebruikt u daarbij?
• Hoe richt u de behandelfase in? Procesmatig: wie wordt betrokken, wie voert de regie? Inhoudelijk: hoe wordt er afgestemd wat iedere professional in te brengen heeft, afbakenen van taken, expertise en wie welke verantwoordelijkheid heeft.
• Hoe worden de leden van het gezin betrokken?
• Hoe wordt de monitoring en registratie gedaan en hoe zorgt u voor informatiedeling?
Haalbaarheid
• Maak aannemelijk dat het doel van de subsidieaanvraag binnen de gestelde tijd wordt bereikt met de beschikbare expertise, menskracht, faciliteiten en middelen.
• Maak aannemelijk dat er vanuit de pilots voldoende tijd is gereserveerd om mee te werken aan het overkoepelende actieonderzoek.
• Maak aannemelijk dat binnen de geldende wet- en regelgeving de informatiedeling tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp voldoende geregeld is of kan worden om samen te kunnen werken.
Samenwerking
• Maak duidelijk of u kiest voor variant A of B (zie bijlage 2) als het gaat om de samenwerking met het overkoepelende actieonderzoek. Als u kiest voor variant B, dan is in uw aanvraag duidelijk beschreven hoe u betreffende onderzoekswerkzaamheden zelf gaat uitvoeren.
• Uit de subsidieaanvraag blijkt dat zowel de volwassenen-ggz als de jeugdhulp de intentie heeft om samen te gaan werken, waarbij wat betreft jeugdhulp zowel de jeugd-ggz als de jeugdzorg zijn betrokken.
• Geef aan hoe u zorgt voor organisatorische inbedding en commitment bij betrokken instellingen, zorgverzekeraars en gemeenten.
Bouwstenen
U gaat in uw subsidieaanvraag duidelijk in op de inhoudelijke en organisatorische bouwstenen voor een succesvolle verbinding tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp zoals deze door het overkoepelende onderzoek zijn vastgesteld. Gebruik hiervoor de bijlage formulier bouwstenen.
Projectgroep of persoon
Beschrijf hoe de samenstelling van de projectgroep bijdraagt aan de kwaliteit van uw pilot. Maak aannemelijk dat er voldoende expertise is op het gebied van de organisatie en uitvoering van zowel jeugdhulp als volwassenen-ggz. En dat er expertise is over de professionele uitdagingen die er zijn bij de samenwerking tussen volwassenen-ggz en jeugdhulp zoals de volgende aspecten: financieel, organisatorisch, privacy, juridisch en ethisch.
Meer informatie over deze criteria vindt u in de procedurebrochure.
3.3 Prioriteitstelling
Uitgewerkte subsidieaanvragen dienen minimaal als relevant en van voldoende kwaliteit te worden beoordeeld om voor honorering in aanmerking te komen. Voor de prioritering van uitgewerkte subsidieaanvragen wordt gebruik gemaakt van de prioriteringsmatrix (Tabel 1).
In deze subsidieronde kunnen maximaal 10 pilots gehonoreerd worden. Waarbij de helft de focus heeft op volwassenen ggz-cliënten met zorg voor kinderen en de andere helft op bij jeugdhulp bekende ouders met (mogelijke) psychische problematiek.
Als er bij één van de 2 focusgroepen minder dan 5 honoreerbare aanvragen zijn en bij de ander meer dan 5 die in de prioritering hoger scoren dan een 5, kunnen er meer pilots vanuit één focus worden gehonoreerd. Maximaal worden er dan 7 aanvragen vanuit één focusgroep gehonoreerd.
Als er na prioritering meerdere gelijk scorende voorstellen op relevantie en kwaliteit zijn binnen één focusgroep vindt verdere prioritering plaats. Aanvullend wordt er dan gekeken naar:
• Breedte van de doelgroep (lichte en complexe problematiek)
• Beginnende samenwerking of uitbreiding van bestaande samenwerking
• Geografische spreiding
• Niveau van de pilot (lokaal of regionaal)
Tabel 1: prioriteringsmatrix
Relevantie | ||||
Kwaliteit | Zeer relevant | Relevant | Laag relevant | Onvoldoende relevant |
Zeer goed | 1 | 2 | ||
Goed | 3 | 4 | ||
Voldoende | 5 | 6 | ||
Matig | ||||
Onvoldoende |
4 Procedure & tijdpad
Houd bij het schrijven van de aanvraag rekening met de volgende punten:
− Schrijf uw subsidieaanvraag in het Nederlands.
− Op de ZonMw-webpagina voorwaarden en financiën leest u aan welke voorwaarden uw aanvraag moet voldoen.
− De volgende bijlage(n) zijn verplicht om toe te voegen:
• Begroting (download het format op de ZonMw-webpagina voorwaarden en financiën)
• Uitgewerkt formulier over de bouwstenen (max 8 pagina’s A4)
• Wanneer er sprake is van samenwerking en/of sponsoring: een Letter of Commitment.
• Een ondertekende ‘Verklaring akkoord indienen uitgewerkte subsidieaanvraag’.
− De volgende optionele bijlage(n) mogen worden toegevoegd:
• Max 3 A4 met figuren en tabellen.
− Wanneer een bijlage niet verplicht is wordt deze bijlage niet meegenomen bij de beoordeling van uw subsidieaanvraag. Uitzondering is een optionele bijlage waar figuren en/of tabellen aangeleverd worden. Deze bijlage is dan ook een onderdeel van de beoordeling.
4.1 Beoordelingsprocedure
Voor de procedures voor de beoordeling van subsidieaanvragen verwijzen we u naar de infographic ‘in 10 stappen subsidie aanvragen’ en naar de procedurebrochure aanvragers.
4.2 Tijdpad
Informatiebijeenkomst subsidieoproep | 6 april 10.00 -12.00 uur |
Deadline indienen uitgewerkte subsidieaanvraag | 9 mei 2023 14.00 uur |
Ontvangst commentaar referenten | 2 juni 2023 |
Deadline indienen wederhoor | 13 juni 2023 |
Besluit | Eind juli |
Uiterlijke startdatum | 1 september 2023 |
Meer informatie
Bekijk de programmapagina Wat werkt voor de jeugd, programmalijn 4 op de ZonMw-website; deze wordt regelmatig bijgewerkt.
Online informatiebijeenkomst
Op 6 april 2023 van 10.00 tot 12.00 uur is er een online informatiebijeenkomst over deze subsidieoproep. Hier wordt meer informatie gegeven over de opzet en het doel van deze subsidieoproep, informatie over het overkoepelende onderzoek en er is gelegenheid om vragen te stellen. U kunt zich met dit formulier aanmelden voor deze bijeenkomst
5 Indienen
5.1 Indiening (via Mijn ZonMw)
Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend door de hoofdaanvrager ingediend worden via het online indiensysteem van ZonMw (Xxxx XxxXx). Sluitingsdatum voor het indienen van een uitgewerkte subsidieaanvraag is 9 mei 2023, om 14.00 uur.
5.2 Tips
− Werkt u voor het eerst met Xxxx XxxXx, dan moet u zich eerst registreren als 'Nieuwe gebruiker'.
− Zie voor meer informatie de Handleiding Xxxx XxxXx.
Wij raden u aan om, voordat u uw aanvraag digitaal indient, een Word-versie van uw aanvraag te printen (via Mijn ZonMw) en na te lopen op onregelmatigheden. Vooral als u uw subsidieaanvraag eerst in Word heeft opgesteld en vervolgens naar Mijn ZonMw heeft gekopieerd, kan het voorkomen dat sommige tekens (zoals aanhalingstekens) niet goed worden omgezet. U kunt dit in Mijn XxxXx zelf corrigeren.
5.3 Verklaring akkoord indienen uitgewerkte subsidieaanvraag
De ‘Verklaring akkoord indienen uitgewerkte subsidieaanvraag’ moet ondertekend worden door de bestuurlijk verantwoordelijke en de hoofdaanvrager. De ondertekende verklaring kan toegevoegd worden aan de aanvraag in Mijn ZonMw of per mail gestuurd worden naar ZonMw, ter attentie van xxxxxxxxxxxxx@xxxxx.xx. De verklaring moet uiterlijk één week na indiening binnen zijn.
5.4 Inhoudelijke vragen
Neem voor inhoudelijke vragen contact op met: Xxxxxxx Xxxxxx, programmamanager Jeugd, xxxxxxxxxxxxx@xxxxx.xx, 070 349 5206.
5.5 Technische vragen
Neem voor technische vragen over het gebruik van het online indiensysteem van ZonMw contact op met de servicedesk: maandag t/m vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur, 070 349 51 76, xxxxxxxxxxx@xxxxx.xx. Vermeld in uw e-mail uw telefoonnummer, zodat wij indien nodig contact met u kunnen opnemen.
5.6 Downloads en links
− Algemene subsidiebepalingen ZonMw
− Infographic ‘in 10 stappen subsidie aanvragen’
− Procedurebrochure voor aanvragers
− de ZonMw-webpagina Relevantiecriteria.
− Subsidies en Samenwerking/bijdragen van derden
− Vrijstellingverordeningen staatssteun.
− Verklaring akkoord indienen uitgewerkte subsidieaanvraag
− AEF rapport Betere verbinding tussen professionals in de jeugdzorg en volwassenen-ggz
− Programma Wat werkt voor de jeugd
− Overkoepelende actieonderzoek: Levens(lopen) samen verbeteren van het Verwey-Jonker instituut
5.7 Overige bijlagen subsidieoproep
− Bijlage 1 – Staatssteun – Daadwerkelijke Samenwerking
− Bijlage 2 – Uitwerking variant A of B
− Bijlage 3 – Achtergrondinformatie
Bijlage 1 – Staatssteun – Daadwerkelijke Samenwerking
Daadwerkelijke samenwerking moet tot uiting komen in een vastgelegde inhoudelijke betrokkenheid bij de samenwerking. Deelnemers dienen daadwerkelijk deel te nemen aan de samenwerking door invloed te hebben op het ontwerp en de uitvoer van de samenwerking, de financiële risico’s te delen, op afstand van elkaar te staan (onafhankelijkheid) en actief bij te dragen aan het management van de samenwerking. Contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten – en uitbesteding – kwalificeren naar hun aard niet als daadwerkelijke samenwerking.
Daadwerkelijke samenwerkingsvereisten paragraaf 2.2.2 Kaderregeling O&O&I:
1. Het betreft een samenwerking tussen
a. ten minste twee onafhankelijke partijen;
b. waarvan ten minste één partij die voldoet aan de definitie van onderzoeksorganisatie2 en één partij die kwalificeert als onderneming, die
c. op basis van een in het projectvoorstel beschreven taakverdeling (project governance) een gemeenschappelijke doelstelling nastreven en
d. samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen en bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan en
e. de daaraan verbonden financiële, technologische, wetenschappelijke en andere risico’s delen en
f. duidelijke omschrijving van de activiteiten per projectpartij in werkpakketten en een bijbehorende duidelijke begroting, waarin duidelijk wordt welk deel van de subsidie op welk deel van de activiteiten en werkpakketten betrekking heeft, en
g. de projectresultaten delen, en
h. waarbij de activiteiten vallen binnen de primaire activiteiten van een onderzoeksorganisatie, zijnde:
i. opleiding
ii. onafhankelijk onderzoek of ontwikkeling.
2. Een of meer partijen kunnen de volledige kosten van het project dragen (mede middels verkrijging van subsidie) en zodoende de andere partijen bevrijden van de aan het project verbonden financiële risico’s.
3. De beoogde activiteiten vallen binnen de categorieën fundamenteel, industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling.3
4. De hierboven genoemde onderdelen moeten voor aanvang van het project zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die aan bovenstaande voorwaarden voldoet.
5. Hiervan uitgesloten zijn definitieve overeenkomsten over de marktwaarde van de ontstane intellectuele-eigendomsrechten en de waarde van bijdragen aan het project.
6. Contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten worden niet geacht vormen van samenwerking te zijn.
Voorwaarden Subsidieaanvraag
In uw subsidieaanvraag dienen de volgende aspecten duidelijk omschreven te worden. Geef duidelijk aan welke partijen deelnemen in de daadwerkelijke samenwerking en welke partijen in dit verband voor haar activiteiten subsidie aanvragen.
Omschrijf per samenwerkende partij:
− of dit een onderzoeksorganisatie of onderneming (niet-onderzoeksorganisatie) betreft
− welke rollen en taken de partij heeft binnen de samenwerking
− welke activiteiten door partij zullen worden uitgevoerd
− welk deel van de subsidie beoogd is voor welke partij (begroting) EN
− Op welke manier de (hoofd-)activiteit voldoet aan de criteria van fundamenteel of industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling.
2 Par. 1.3 onder ee) Kaderregeling O&O&I
3 Par. 1.3 onder j), m) en q) Kaderregeling X&X&X
− in een verklaring dat partijen financieel en juridisch onafhankelijk van elkaar zijn
Voorwaarden samenwerkingsovereenkomst
Om aan de voorwaarden van daadwerkelijke samenwerking te kunnen voldoen, kunnen de projectactiviteiten alleen dan starten nadat de samenwerkingsovereenkomst geaccepteerd is door ZonMw en ondertekend is door alle betrokken samenwerkingspartijen.
Op de ZonMw website kunt u meer informatie vinden over de voorwaarden en een voorbeeld overeenkomst vinden. U wordt dringend geadviseerd gebruik te maken van het voorbeeld, dit is opgesteld in lijn met de vereisten voor daadwerkelijke samenwerking. Zie voor meer informatie en voorwaarden: xxxxx://xxx.xxxxx.xx/xx/xxxx-xxxxx/xxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxx-xx- samenwerkingbijdragen-van-derden/
In de samenwerkingsovereenkomst moet onder andere een bepaling inzake intellectuele eigendomsrechten opgenomen worden. Deze bepaling regelt dat:
− de resultaten van de samenwerking die geen intellectuele eigendomsrechten opleveren breed verspreid worden;
− de uit het samenwerkingsproject ontstane intellectuele-eigendomsrechten aan de verschillende samenwerkende partijen worden toegekend op een wijze die een passende afspiegeling is van de werkzaamheden. Het uitgangspunt daarbij is ‘uitvinder is eigenaar’;
− de onderzoeksorganisatie(s) een vergoeding ontvangt bij overdracht of licensering van haar (gedeelde-) intellectuele-eigendomsrechten aan de onderneming(en) die gelijkwaardig is aan de marktprijs. Bepaling van een marktconforme prijs kan niet op voorhand worden vastgesteld en dient op arm’s length-voorwaarden plaats te vinden.
U moet tijdig een definitieve maar nog niet ondertekende versie van de samenwerkingsovereenkomst aanleveren die voldoet aan genoemde voorwaarden voor beoordeling door ZonMw.
Uitvoering Project
Het gehele project moet worden uitgevoerd met inachtneming van de vereisten voor daadwerkelijke samenwerking. Als niet of niet langer (deels) aan die vereisten wordt voldaan, bestaat het risico op verstrekking van onrechtmatige staatssteun aan betrokken ondernemingen en zal (dat deel van) de subsidie niet verstrekt of ingetrokken kunnen worden.
Let op dat het niet mogelijk is om na de ondertekende samenwerkingsovereenkomst nieuwe organisatie(s) toe te (laten) voegen.
Bijlage 2: Uitwerking Variant A en B
De pilots kunnen kiezen voor 2 varianten:
A) een variant waarbij de onderzoekers van het overkoepelende onderzoek de data verzamelen voor het overkoepelende onderzoek.
B) een variant waarbij de pilots zelf data aanleveren voor het overkoepelende onderzoek en minder begeleiding krijgen.
Een pilot kiest voor variant A of voor variant B wat betreft alle onderdelen. Een mix van voor sommige onderdelen variant A en voor sommige variant B is dus niet mogelijk.
De kosten van variant A zijn € 30.000,-. Indien een pilot kiest voor variant B, dan is in de subsidieaanvraag duidelijk beschreven hoe de gevraagde onderzoekswerkzaamheden door de pilot zelf worden uitgevoerd.
Daarnaast is een deel van de onderzoeksactiviteiten beschikbaar als modulaire optie. Hiervoor zal op verzoek een aparte offerte worden gemaakt door de onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut voor de hoofdaanvrager van de pilot.
Hieronder wordt per deelonderzoek beschreven hoe variant A en B er uitziet en welke modulaire opties er zijn.
Onderzoeksdeel | Variant A (per pilot) €30.000,-. | Variant B (per pilot) | Modulaire optie (aparte offerte) |
A: Een beschrijving van de werkwijze Wat is de beoogde werkwijze per pilot, hoe is de samenwerking tussen de v-ggz en jeugdhulp vormgegeven? | De onderzoekers van het overkoepelende onderzoek doen een documentanalyse en interviews om tot een goede werkwijzebeschrijving van de pilot te komen. De onderzoekers ondersteunen bij het formuleren van de theoretische assumpties waarop veranderingen worden verwacht (theory of change). | De pilots leveren zelf een beschrijving en theoretische onderbouwing van de werkwijze. Zij worden hier niet in begeleid. | |
B: Volgen en beproeven De onderzoekers volgen hoe de samenwerking tussen jeugdhulp en v-ggz verloopt en in hoeverre gebruik wordt gemaakt van theoretische onderbouwing van de aanpak. Hoe verloopt de uitvoering van de beoogde werkwijze en samenwerking per pilot op inhoudelijk en organisatorisch niveau, wat werkt en wat zijn belemmeringen? | Voor het volgen op organisatorisch niveau en het meten van de opbrengsten over alle casussen heen verzamelen de onderzoekers elke 3 maanden data bij de pilot (vragenlijst en interview projectleider). Via de surveys en interviews wordt daarnaast de voortgang gemeten van de doelen die elke pilot voor zichzelf opstelt in deelonderzoek D. De onderzoekers houden 6 surveyrondes. De onderzoekers nemen alle 10-20 casussen per pilot mee. De onderzoekers nemen 6 aanvullende interviews af. | Voor het volgen op organisatorisch niveau en het meten van de opbrengsten over alle casussen heen verzamelen de onderzoekers elke 6 maanden data bij de pilot (vragenlijst en interview projectleider). De onderzoekers houden 3 (in plaats van zes) surveyrondes. De onderzoekers nemen 5 tot 10 (in plaats van 10-20) casussen per pilot mee | Voor knelpunten waar ook overleg met de onderzoekers geen oplossing voor gevonden wordt, kan een pilot een rittenkaart inkopen voor de inzet van een expertteam. |
De onderzoekers nemen 3 (in plaats van 6) aanvullende interviews per pilot af. De opbrengsten en de voortgang worden minder goed in beeld gebracht dan bij variant A. | |||
C: Opbrengsten voor gezinnen Wat leveren de pilots op voor de gezinnen zelf? | Voor het volgen op inhoudelijk niveau en het meten van wat de werkwijze oplevert voor cliënten voeren de onderzoekers per pilot bij drie casussen een N=1 studie uit. Dit bestaat uit het volgen van de casussen over tijd, waarbij elke drie maanden interviews met alle gezinsleden en betrokken hulpverleners worden gevoerd op verschillende momenten van het traject. | De projectleider levert op basis van een vast format, dat voor de start van de pilots door het overkoepelende actieonderzoek wordt vastgesteld zelf drie casusbeschrijvingen aan. Deze gebruiken de onderzoekers voor de leersessies en begeleiding. Pilots zijn zelf verantwoordelijk voor het meenemen van het perspectief vanuit de gezinsleden en betrokken hulpverleners in hun pilot. De casusbeschrijvingen worden niet door het overkoepelende actieonderzoek gebruikt voor het laten zien van de meerwaarde van de pilot. | Indien pilots meer willen weten over de opbrengst voor hun eigen pilot betekent dit een uitbreiding van het aantal casussen in de N=1 studie. Om op pilotniveau gedegen uitspraken hierover te kunnen doen zijn er idealiter zes casussen nodig. We bieden de pilot hiervoor een modulaire optie aan. |
D: Stimuleren en verbeteren Pilots begeleiden en aanjagen, cyclisch leren binnen de pilots en overkoepelend over de pilots heen stimuleren en faciliteren. | De pilot krijgt individuele begeleiding van een onderzoeker, zoals: -Ondersteuning bij het formuleren van de aanpak en het opstellen en bereiken van doelen. -Driemaandelijkse terugkoppeling vanuit het onderzoek. -Een onderzoeker denkt mee met de projectleider bij het vinden van oplossingen voor eventuele problemen. | De pilot krijgt geen individuele begeleiding. Iedere zes maanden terugkoppeling vanuit het onderzoek, middels interactieve sessie. | |
E: Loketfunctie Wanneer op lokaal en regionaal niveau de mogelijkheden voor het doorbreken van een vastgelopen casus uitgeput zijn, wordt een korte lijn tussen de pilots en het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek gefaciliteerd | Geen onderscheid tussen variant A en B. | Geen onderscheid tussen variant A en B. | |
F: Inventarisatie van kosten Onderzoekers maken een | Geen onderscheid tussen variant A en B. | Geen onderscheid tussen variant A en B. | Het is mogelijk om een analyse van (individuele) financiële baten te laten uitvoeren. De |
inventarisatie van kosten. Welke investeringskosten en structurele kosten zijn er bij (het opzetten van) een samenwerking tussen v-ggz en Jeugdhulp? | onderzoekers zullen voor een aantal casussen een analyse uitvoeren van mogelijke voorkomen kosten door de werkwijze van de pilot. Dit vraagt om een uitbreiding van de N=1 studies, waar de onderzoekers samen met betrokkenen en experts inschattingen maken van referentiesituaties (de situatie zonder de pilot). |
Bijlage 3: Achtergrondinformatie
Doel programmalijn
Met deze programmalijn wordt door middel van pilots en overkoepelend actieonderzoek kennis in de praktijk ontwikkeld om de onderlinge samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp te versterken.
Overkoepelend onderzoek brengt in kaart wat in de pilots de professionele uitdagingen zijn bij de samenwerking tussen de volwassenen-ggz en jeugdhulp en hoe deze te overbruggen. Wat zijn financiële en organisatorische randvoorwaarden voor samenwerking en met welke privacy, juridische en ethische issues moet rekening gehouden worden.
Achtergrond
In het IGJ-rapport Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd van november 20194 is opgenomen dat de complexiteit van de hulpverlening in de jeugdbeschermingsketen toeneemt, omdat steeds meer gezinnen met complexere problematiek in de jeugdbescherming terechtkomen.
Bij een (groot) deel van de gezinnen waar sprake is van gebruik van jeugdzorg samenhangend met problematiek op het gebied van ontwikkelingsbedreiging, huiselijk geweld en kindermishandeling is ook sprake van ggz-zorg bij volwassenen. Bij gezinnen waarbij sprake is van zowel ggz zorg als een scheiding, blijkt het aandeel kinderen met jeugdzorg zelfs nog hoger5
Het duurzaam oplossen van de problematiek in het gezin vraagt dat professionals uit de volwassenen- ggz, de lokale hulpverlening en andere betrokken professionals systeemgericht samenwerken. Het bevorderen van de samenwerking en het wegnemen van barrières in de verbinding van de volwassenen-ggz en jeugdhulp is een voorwaarde voor netwerksamenwerking rondom het gezin. Dit is van belang voor een adequate aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en ontwikkelingsbedreigingen, maar beperkt zich niet tot casuïstiek waarbij veiligheidsvraagstukken spelen.
Toekomstscenario kind en gezinsbescherming
Het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming6 biedt perspectief hoe de jeugdbeschermingsketen er in de toekomst slimmer en effectiever uit kan zien. Met het belang van kind en gezin centraal. De basisprincipes van het scenario zijn gezinsgericht, recht beschermend en transparant, eenvoudig en lerend.
In november 2021 zijn de eerste zes proeftuinen7 gestart, in oktober 2022 zijn er vijf proeftuinen in de tweede tranche gestart. In de proeftuinen zijn wijkteams samen met de Raad voor de Kinderbescherming, Gecertificeerde Instellingen en Veilig Thuis-organisaties aan de slag gegaan met het onderzoeken, leren en ontwikkelen van nieuwe werkwijzen in lijn met het toekomstscenario.
4 IGJ (2019kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd
5 Relatie tussen scheidingen, GGZ gebruik en zorggebruik: nader onderzoek. Significant Public, januari 2022 6 Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
7 Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming start proeftuinen