Zweden (Overeenkomst van 05.02.1991)
Zweden (Overeenkomst van 05.02.1991)
Zweden (Overeenkomst van 05.02.1991)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Zweden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
Goedkeuringswet: 26.01.1993 Overeenkomst ondertekend op 05.02.1991
In werking getreden op 24.02.1993
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 27.02.1993
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1991 - Andere belastingen: 31.12.1990
Bull. 727
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
HOOFDSTUK I. Werkingssfeer van de Overeenkomst
Artikel 1 Personen op wie de overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is
§ 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
§3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn :
a) in België :
1° de personenbelasting;
2° de vennootschapsbelasting;
3° de rechtspersonenbelasting;
4° de belasting der nietverblijfhouders;
5° de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing, met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting;
(hierna te noemen " Belgische belasting ");
b) in Zweden :
1° de staatsbelasting op het inkomen (den statliga inkomstskatten), met inbegrip van de belasting op de lonen van zeelieden (sjömansskatten) en de belasting op dividenden van aandelen (kupongskatten);
2° de belasting op inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars (bevillningsavgiften för vissa offentliga föreställningar);
3° de gemeentebelasting op het inkomen (kommunalskatten);
4° de belasting op de onroerende eigendom (fastighetsskatten):
5° de staatsbelasting op het vermogen (den statliga förmögenhetsskatten);
(hierna te noemen " Zweedse belasting ").
§4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijke wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.
HOOFDSTUK II. Begripsbepalingen
Artikel 3 Algemene bepalingen
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a) 1° betekent de uitdrukking " België " het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt betekent zij het nationale grondgebied, de territoriale zee en elk ander gebied in zee waar België, in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent:
2° betekent de uitdrukking " Zweden " het Koninkrijk Zweden; in aardrijkskundig verband gebruikt betekent zij het nationale grondgebied, de territoriale zee en elk ander gebied in zee waar Zweden, in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent;
b) betekenen de uitdrukkingen " een overeenkomstsluitende Staat " en " de andere overeenkomstsluitende Staat ", België of Zweden, al naar het zinsverband vereist;
c) omvat de uitdrukking " persoon " een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
d) betekent de uitdrukking " vennootschap " elke rechtspersoon of elke eenheid die in de Staat waarvan zij inwoner is voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
e) betekenen de uitdrukkingen " onderneming van een overeenkomstsluitende Staat " en " onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat " onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
f) betekent de uitdrukking " internationaal verkeer " elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
g) betekent de uitdrukking " bevoegde autoriteit " :
1° in België, de Directeurgeneraal der directe belastingen, en
2° in Zweden, de Minister van Financiën, zijn behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger of de autoriteit die voor de toepassing van de Overeenkomst als de bevoegde autoriteit is aangeduid.
§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4 Inwoner
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking " inwoner van een overeenkomstsluitende Staat " iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid maar ze omvat niet personen die in die Staat enkel ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.
Die uitdrukking betekent echter ook in Zweden, de personenvennootschappen die hun plaats van leiding in die Staat hebben, maar slechts in zoverre als het inkomen dat zij verkrijgen of het vermogen dat zij bezitten, in Zweden te hunnen name of ten name van hun vennoten aan belasting is onderworpen zoals het inkomen of het vermogen van een inwoner.
§ 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
§ 3. indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 Vaste inrichting
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking " vaste inrichting " een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
§ 2. De uitdrukking " vaste inrichting " omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats, en
f) een mijn, een olie of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen of geëxploiteerd.
§ 3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan twaalf maanden overschrijdt.
§ 4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de leden a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
§ 5. Indien een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.
§ 6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
§ 7. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 6 wordt een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat beschouwd in de andere overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting te bezitten indien zij in die andere Staat premies int of aldaar gelegen risico's verzekert, door middel van een agent die een onafhankelijk statuut geniet en die een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht gewoonlijk uitoefent.
§ 8. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III. Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen
§ 1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.
§ 2. De uitdrukking " onroerende goederen " heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw en bosbedrijven, gebouwde onroerende goederen, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7 Ondernemingswinst
§1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
§ 3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
§ 4. a) Bij ontstentenis van een regelmatige boekhouding of andere afdoende gegevens die het mogelijk maken het bedrag te bepalen van de winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, die aan haar in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen vaste inrichting kan worden toegerekend, mag de belasting in die andere Staat met name worden gevestigd op een forfaitair winstbedrag dat overeenkomstig de wetgeving van die Staat wordt bepaald met inachtneming van de normale winst van soortgelijke ondernemingen van diezelfde Staat die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden uitoefenen. Dat forfaitair bedrag mag, wanneer het een verzekeringsonderneming betreft, worden bepaald door middel van de brutopremies die de onderneming door tussenkomst van die vaste inrichting heeft ontvangen.
b) Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
§ 5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
§ 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
§ 7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 Zeeen luchtvaart
§ 1. Winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
§ 4. Met betrekking tot winst verkregen door het Deense, Noorse en Zweedse luchtvaartconsortium, bekend onder de naam " Scandinavian Airlines System (SAS) ", zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 3 slechts van toepassing op het gedeelte van de winst dat evenredig is aan de deelneming van " AB Aerotransport (ABA) ", de Zweedse partner van " Scandinavian Airlines System (SAS) ", in dat Consortium.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
Indien
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in de financiering van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10 Dividenden
§ 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
§ 2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :
a) 5 % van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 25 % bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt:
b) 15 % van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.
Subparagraaf a) van het voorgaande lid is niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een personenvennootschap is die haar plaats van leiding in Zweden heeft.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
§ 3. De uitdrukking " dividenden ", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Deze uitdrukking betekent ook inkomsten zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die inwoner zijn van België.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
§ 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in de andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de nietuitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op nietuitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de nietuitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 Interest
§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.
§ 2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 % van het brutobedrag van de interest.
§3. Inafwijking van de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 mag de interest slechts worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de uiteindelijk gerechtigde inwoner is, wanneer het gaat om :
a) interest van handelsschuldvorderingen met inbegrip van
vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier wegens termijnbetaling van levering van koopwaar, goederen of diensten door ondernemingen;
b) interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen van welke aard ook, verstrekt door bankondernemingen;
c) interest van niet in effecten aan toonder verdeelde gelddeposito's bij bankondernemingen, daaronder begrepen openbare kredietinstellingen.
§ 4. De uitdrukking " interest ", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten; voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking " interest " echter niet de boeten voor laattijdige betaling noch de interest die overeenkomstig artikel 10, § 3, tweede zin, als dividenden wordt behandeld.
§ 5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
§ 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
§ 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de interest belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
Artikel 12 Royalty's
§ 1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar, indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is.
§ 2. De uitdrukking " royalty's ", zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of opnamen voor radio en televisie, van een octrooi, een fabrieks of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
§ 4. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap daarvan of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de overeenkomst uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn werd aangegaan en de royalty's ten laste komen van die vaste inrichting of die vaste basis, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
§ 5. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de royalty's belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
Artikel 13 Vermogenswinst
§ 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.
§ 2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.
§ 3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Met betrekking tot de hierboven vermelde voordelen verkregen door het consortium " Scandinavian Airlines System (SAS) " is deze bepaling slechts van toepassing op het gedeelte van die voordelen dat evenredig is aan de deelneming van " AB Aerotransport (ABA) ", de Zweedse partner van " Scandinavian Airlines System (SAS) ", in dat consortium.
§ 4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
§ 5. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 4 mogen voordelen die een natuurlijke persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, verkrijgt uit de vervreemding van aandelen van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, in die andere Staat worden belast indien die natuurlijke persoon onderdaan is van die andere Staat en daarvan inwoner is geweest op enig tijdstip in een tijdvak van vijf jaren dat onmiddellijk de datum van de vervreemding van de aandelen voorafgaat. Deze bepaling is eveneens van toepassing op voordelen verkregen uit de vervreemding van andere rechten op een aandeel in de winst van zulke vennootschap, die volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als voordelen uit de vervreemding van aandelen in de belastingheffing worden betrokken.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
§ 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.
§ 2. De uitdrukking " vrij beroep " omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die binnen de grenzen van enig tijdvak van twaalf maanden een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
§ 3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat beloningen verkrijgt ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een door het consortium " Scandinavian Airlines System (SAS) " in internationaal verkeer geëxploiteerd luchtvaartuig, zijn die beloningen slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 16 Tantièmes
§ 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van zaakvoerder of lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
In het geval van een vennootschap die inwoner is van België zijn deze bepalingen eveneens van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die volgens de Belgische wetgeving worden behandeld als werkzaamheden van gelijksoortige aard als diegene die worden verricht door een persoon als bedoeld in deze bepalingen.
§ 2. Beloningen die een persoon als bedoeld in paragraaf 1 van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van bestuur of van technische aard, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, paragraaf 1, worden belast.
Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars
§ 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15, mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film, radio of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
§ 2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
Artikel 18 Pensioenen
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, alsmede renten betaald aan die inwoner, slechts in die Staat belastbaar.
§ 2. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat, mogen in die Staat worden belast.
§ 3. De uitdrukking " rente " betekent een vaste som, regelmatig op vaste tijdstippen betaalbaar gedurende het leven of gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, die tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldwaarde staat.
Artikel 19 Overheidsfuncties
§ 1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :
1° onderdaan is van die Staat, of
2° niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
§ 2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
§ 3. De bepalingen van de artikelen 15 16 en 18, zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat, of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20 Studenten
Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 21 Andere inkomsten
§ 1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
§ 2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
HOOFDSTUK IV. Belastingheffing naar het vermogen
Artikel 22 Vermogen
§ 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.
§ 2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.
§ 3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie daarvan worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 4. Vermogen bestaande uit aandelen van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, die in het bezit zijn van een natuurlijke persoon die ingevolge de wetgeving van die Staat, wordt geacht inwoner van die Staat te zijn, mag in die Staat worden belast indien de waarde van dat vermogen, bepaald overeenkomstig de belastingwetgeving van de genoemde Staat, 400000 Zweedse kronen of de tegenwaarde in Belgische frank te boven gaat en de som van dat vermogen en van de andere vermogensbestanddelen van die natuurlijke persoon 800 000 Zweedse kronen of de tegenwaarde in Belgische frank te boven gaat. Voor de toepassing van deze paragraaf omvat de uitdrukking " aandelen " andere rechten op een aandeel in de winst van een dergelijke vennootschap.
§ 5. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK V Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden
Artikel 23
§1. InBelgië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die, of vermogen bezit dat, ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, belastbaar zijn, niet zijnde die van artikel 10, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 7, en van artikel 12, paragraaf5, inZweden mogen worden belast, stelt België die inkomsten of dat vermogen vrij van belasting maar om het bedrag van de belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of dat vermogen niet zouden zijn vrijgesteld.
b) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen, en die bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2 en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragraaf 2 of 7, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragraaf 5, wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, op de voorwaarden en tegen het tarief van die wetgeving verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten.
c) Indien een vennootschap die inwoner is van België aandelen bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van Zweden, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die ingevolge artikel 10, paragraaf2, inZweden mogen worden belast, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
d) Indien verliezen die een door een inwoner van België geëxploiteerde onderneming in een in Zweden gelegen vaste inrichting heeft geleden, volgens de Belgische wetgeving voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winst van die onderneming werden gebracht, is de vrijstelling ingevolge a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kunnen worden toegerekend, in zoverre als die winst ook in Zweden door de verrekening van die verliezen van belasting werd vrijgesteld.
§ 2. In Zweden wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Onder voorbehoud van de bepalingen van c) en d) hierna, indien een inwoner van Zweden inkomsten verkrijgt die ingevolge de artikelen 6 tot21 in België mogen worden belast, vermindert Zweden, onder voorbehoud van de bepalingen van de Zweedse wetgeving (en van elke latere wijziging van die wetgeving die het algemeen grondbeginsel niet zou wijzigen), de belasting die zij over de inkomsten van die inwoner heft, met een bedrag dat gelijk is aan de in België over het inkomen betaalde belasting.
b) Onder voorbehoud van de bepalingen van c) hierna, indien een inwoner van Zweden vermogen bezit dat ingevolge artikel22 in België mag worden belast, verleent Zweden een belastingkrediet op de belasting over dat vermogen tot een bedrag dat gelijk is aan de in België over dat vermogen betaalde belasting. Dat krediet mag echter niet hoger zijn dan dat deel van de Zweedse belasting berekend vóór de aftrek van het krediet, dat overeenstemt met het in België belastbare vermogen.
c) Indien een inwoner van Zweden inkomsten verkrijgt die, of vermogen bezit dat ingevolge de artikelen 8, 13, paragraaf 3, 19, paragrafen 1 en 2, of 22, paragraaf 3, slechts in België belastbaar zijn, stelt Zweden, onder voorbehoud van de bepalingen van e), die inkomsten of dat vermogen vrij van belasting.
d) Indien een vennootschap die inwoner is van Zweden aandelen bezit van een vennootschap die inwoner is van België, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die ingevolge artikel 10, paragraaf2, in België mogen worden belast, in Zweden van belasting vrijgesteld op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Zweedse wetgeving zijn bepaald.
e) Indien een inwoner van Zweden inkomsten of voordelen verkrijgt die, of vermogen bezit dat, ingevolge enige bepaling van de Overeenkomst van Zweedse belasting zijn vrijgesteld, mag Zweden niettemin, om het progressief tarief van de Zweedse belasting over de niet vrijgestelde inkomsten of voordelen of over het niet vrijgestelde vermogen te bepalen, rekening houden met die vrijgestelde inkomsten of voordelen, of met dat vrijgestelde vermogen.
HOOFDSTUK VI. Bijzondere bepalingen
Artikel 24 Nondiscriminatie
§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die niet inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
§ 2. De uitdrukking " onderdanen " betekent :
a) alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
b) alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is.
§ 3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
Bij toepassing van deze bepaling zijn vennootschappen die inwoner zijn van België in Zweden niet onderworpen aan de belasting op het vermogen zolang die belasting er niet wordt geheven ten laste van gelijkaardige vennootschappen die inwoner zijn van Zweden.
§ 4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 5, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.
§ 5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 6. Geen enkele bepaling van dit artikel mag als dusdanig worden uitgelegd dat ze België zou beletten :
a) het totale bedrag van de winst van een vaste inrichting in België van een vennootschap die inwoner is van Zweden of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in Zweden heeft, aan de belasting te onderwerpen tegen het belastingtarief dat door de Belgische wetgeving is bepaald; dit tarief mag echter niet hoger zijn dan het maximumtarief dat van toepassing is op het geheel of een deel van de winsten van vennootschappen die inwoner zijn van België;
b) roerende voorheffing te heffen van dividenden uit een deelneming die wezenlijk is verbonden met een in België gevestigde vaste inrichting of vaste basis van een vennootschap die inwoner is van Zweden of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in Zweden heeft en als een rechtspersoon in België belastbaar is.
§ 7. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 25 Regeling voor onderling overleg
§ 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, § 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
§ 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het verzoekschrift haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
Zij kunnen in het bijzonder overleg plegen :
a) omtrent de toerekening van winst, verminderingen, verrekeningen en aftrekken van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan haar vaste inrichting die in de andere overeenkomstsluitende Staat is gelegen;
b) omtrent de toerekening van winst, verminderingen, verrekeningen en aftrekken bij afhankelijke ondernemingen in de zin van artikel 9;
c) omtrent de interpretatie van een in de Overeenkomst gebezigde uitdrukking;
d) omtrent de kwalificatie van bestanddelen van het inkomen of van het vermogen.
§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen onderling overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke Staat moeten overleggen om in de andere Staat de in deze Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of verminderingen te genieten.
§ 5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding met het oog op de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
§ 2. In geen geval mogen de bepalingen van § 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels, bedrijfs, nijverheids of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27 Invorderingsbijstand
§1. De overeenkomstsluitende Staten nemen op zich elkander hulp en bijstand te verlenen voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 bedoelde belastingen in hoofdsom alsmede van alle opcentiemen, verhogingen en aanvullende belastingen (skattetillägg), interest, kosten en boeten van niet strafrechtelijke aard.
§ 2. Op verzoekschrift van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en de regels welke voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingen van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de in § 1 bedoelde belastingvorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn. Zodanige vorderingen genieten geen enkel voorrecht in de aangezochte Staat en deze is niet gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wetten of de regels van de verzoekende Staat.
§ 3. De in § 2 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titels, eventueel vergezeld van een officieel afschrift van de administratieve of gerechtelijke beslissingen die het gezag van het gewijsde hebben verworven.
§ 4. Met betrekking tot belastingvorderingen waartegen beroep openstaat, mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin diens wetgeving voorziet; de bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn mutatis mutandis op die maatregelen van toepassing.
§ 5. Niettegenstaande de bepalingen van § 2, worden kwesties betreffende de verjaringstermijn van belastingschuldvorderingen uitsluitend geregeld door de wetgeving van de verzoekende Staat.
§ 6. De bepalingen van artikel 26, § 1, zijn eveneens van toepassing op elke inlichting die, ingevolge dit artikel, ter kennis van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat wordt gebracht.
Artikel 28 Beperking van de uitwerking van de Overeenkomst
§1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen en van consulaire posten aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten ontlenen.
§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de Zendstaat bezitten, geacht inwoner te zijn van de laatstbedoelde Staat, indien zij aldaar aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat.
§ 3. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging of van een consulaire post van een derde Staat, indien deze op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belasting naar het inkomen of naar het vermogen niet als inwoners van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.
Artikel 29 Onverdeelde nalatenschappen
Wanneer een inwoner van België inkomsten uit bronnen in Zweden verkrijgt door tussenkomst van een onverdeelde nalatenschap die een inwoner is van Zweden, zijn de vrijstellingen of verminderingen van de Zweedse belasting van toepassing op die inkomsten alsof ze onmiddellijk door de inwoner van België zouden zijn verkregen.
In dat geval zijn de bepalingen van artikel 23, paragraaf1, a) of b),naar het geval, in België van toepassing met inachtneming van de aard van die inkomsten.
HOOFDSTUK VII. Slotbepalingen
Artikel 30 Inwerkingtreding
§1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
§ 2. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging en de bepalingen ervan zullen toepassing vinden :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van 1 januari 1991;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen met ingang van 31 december 1990;
c) op de Zweedse vermogensbelasting geheven voor de aanslagjaren 1992 en volgende.
§ 3. De op 31 mei 1929 tussen België en Zweden gesloten Overeenkomst teneinde de dubbele belasting van de inkomsten der scheepvaartondernemingen te vermijden zal een einde nemen en ophouden uitwerking te hebben vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.
Artikel 31 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft van kracht zolang zij niet door een overeenkomstsluitende Staat werd opgezegd. Elke overeenkomstsluitende Staat kan de Overeenkomst op elk ogenblik vóór het einde van elk kalenderjaar, langs diplomatieke weg opzeggen, na het verstrijken van een termijn van vijf jaren vanaf de datum van haar inwerkingtreding, door ten minste zes maanden vooraf langs diplomatieke weg van de beëindiging kennis te geven. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het kalenderjaar voor het einde waarvan de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen met ingang van 31 december van het kalenderjaar voor het einde waarvan de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
c) op de Zweedse vermogensbelasting geheven voor de aanslagjaren die volgen op het jaar van de beëindiging.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
Gedaan te Stockholm, op 5 februari1991, intweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Zweedse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Regering van het Koninkrijk België,
X. XXXXXXXX
Voor de Regering van het Koninkrijk Zweden,
X. XXXXXXX
De bekrachtigingsoorkonden werden te Brussel uitgewisseld op 9 februari 1993.
Overeenkomstig artikel 30, zal deze Overeenkomst in werking treden op 24 februari 1993.