Pensioenreglement 1998
Pensioenreglement 1998
betreffende deelnemers die niet hebben ingestemd met de nieuwe pensioenregeling van de werkgever welke met ingang van 1 januari 2002 uitgevoerd wordt door Stichting Pensioenfonds BP en
de gewezen deelnemers en gepensioneerden die op 1 januari 2002 geen pensioen meer opbouwden en hun pensioenrechten hebben overgedragen naar Stichting Pensioenfonds BP Nederland
Dit pensioenreglement is gesloten voor actieve pensioenopbouw per 1 januari 2015.
OFP BP Pensioenfonds
Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, Ingeschreven bij de FSMA onder nummer 50.521
Januari 2023
INLEIDING
(A) Dit pensioenreglement is onderdeel van de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en haar (oud) werknemers. Dit pensioenreglement voorziet onder meer in de pensioenopbouw voor een levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het door de werkgever aan haar (oud) werknemers toegezegd pensioen betreft een eindloonregeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
(B) Dit pensioenreglement 1998 is in werking getreden op 1 januari 1998. De aangepaste versie van dit pensioenreglement dat voor u ligt, is in werking getreden op 1 januari 2023. Per 1 juni 2016 is het pensioenreglement gewijzigd. Die versie van het pensioenreglement beoogde geen inhoudelijke wijzigingen in de pensioenregeling ten opzichte van de voorgaande versie van pensioenreglement 1998. De wijzigingen hangen samen met de manier waarop de pensioenregelingen van de werkgever vanaf 1 juni 2016 worden uitgevoerd. De reden voor enkele wijzigingen is gelegen in het feit dat de pensioenregeling van de werkgever per 1 juni 2016 wordt uitgevoerd door een Belgische pensioenuitvoerder, OFP BP Pensioenfonds, die onderworpen is aan de Belgische prudentiële regels. Wat de pensioenregeling zelf betreft, blijft het Nederlands sociaal - en arbeidsrecht van toepassing. Vooropgesteld moet worden dat OFP BP Pensioenfonds de bij haar ondergebrachte pensioenregelingen uitvoert op basis van een middelenverbintenis. Een middelenverbintenis naar Belgisch recht is te vergelijken met een inspanningsverbintenis naar Nederlands recht.
(C) De (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden verwerven een pensioenaanspraak jegens de werkgever, die op grond van voormelde middelenverbintenis het beheer van de pensioenregeling heeft ondergebracht bij het OFP BP Pensioenfonds. Beslissingen die samenhangen met de inhoud van de pensioenregelingen komen voortaan enkel toe aan de werkgever en beslissingen die enkel samenhangen met de uitvoering aan OFP BP Pensioenfonds. OFP BP Pensioenfonds zal de nodige reserves opbouwen en de gepaste beleggingen doen teneinde haar activa goed te beheren, als een goed huisvader, met het oog op een goed beheer en een goede uitvoering van de pensioenregelingen die het beheert. Daartoe is OFP BP Pensioenfonds gerechtigd om van de werkgever alle vereiste bijdragen, stortingen en kosten te eisen in overeenstemming met het financieringsplan of een eventueel sanerings- of herstelplan. In uitvoering van zijn opdracht zal OFP BP Pensioenfonds uit zijn beschikbare middelen de voordelen en uitkeringen betalen, in overeenstemming met de pensioenregelingen en met de wettelijke bepalingen ter zake, aan hen die krachtens de pensioenregelingen begunstigde of rechthebbende zijn. OFP BP Pensioenfonds stelt zelf geen pensioenreglement op doch baseert zich voor de uitvoering op onderhavig pensioenreglement van de werkgever.
I N H O U D
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 2. Deelnemerschap
Artikel 3. Pensioenaanspraken
Artikel 4. Pensioengrondslag
Artikel 5. Levenslang ouderdomspensioen
Artikel 6. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen Artikel 7. Eerdere ingang en uitstel pensioen
Artikel 8. Verschillende hoogtes van het ouderdomspensioen Artikel 9. WIA-excedentpensioen
Artikel 10. Levenslang partnerpensioen Artikel 11. Tijdelijk partnerpensioen
Artikel 12. Gevolgen van echtscheiding voor het partnerpensioen
Artikel 13. Uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen Artikel 14. Uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen Artikel 15. Wezenpensioen
Artikel 16. Deeltijdarbeid
Artikel 17. Verzekering
Artikel 18. Uitbetaling van de pensioenen
Artikel 19. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Artikel 20. Financiering van de pensioenen
Artikel 21. Kosten van de pensioenregeling Artikel 22. Ontslag voor de pensioendatum Artikel 23. Waardeoverdracht
Artikel 24. Afkoop
Artikel 25. Verplichting tot medewerking Artikel 26. Algemene bepalingen
Artikel 27. Datum inwerkingtreding en overgangsbepalingen Appendix I Ploegendienstsalaris
Appendix II Voorwaardelijke toeslagen deelnemers die niet hebben ingestemd
Appendix III Voorwaardelijke toeslagen non-actieven 2002
Appendix IV: Arbeidsongeschiktheidspensioen voor degenen die daar recht op hebben gekregen vóór 1 januari 2014
Appendix VI Afkoopfactoren Appendix VI Conversiefactoren
P E N S I O E N R E G L E M E N T
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit reglement gelden de begripsomschrijvingen van de statuten. Voorts wordt verstaan onder:
1. deelnemer : de (gewezen) werknemer die ingevolge artikel 2
deelneemt aan deze pensioenregeling;
2. gewezen deelnemer : de werknemer of gewezen werknemer door wie op
grond van een Reglement van de werkgever geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden:
3. partner : x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of
de gepensioneerde;
x. xx xxxxxxxxx met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde, die geen wettig geregistreerde partner relatie heeft, een gezamenlijke huishouding voert tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind. De gezamenlijke huishouding kan worden aangetoond door een partnerverklaring waarin de partners verklaren een gezamenlijke huishouding te voeren en zorg voor elkaar te dragen of een bij een notaris getekend samenlevingscontract;
x. xx xxxxxxxxxxxxxx partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als bedoeld in het (Nederlands) Burgerlijk Wetboek;
4. kind : a. elk kind dat voor de pensioendatum en op het moment van overlijden in familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde (een natuurlijk, erkend of geadopteerd kind);
b. elk kind anders dan sub a bedoeld, dat door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding voor de
pensioendatum zijn aangevangen;
5. pensioendatum : de eerste dag van de maand volgend op de maand
waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt;
6. ziekte-uitkering : de wettelijke verplichte doorbetaling van het loon door
de werkgever aan de deelnemer gedurende de eerste 104 weken van diens ziekteverzuim;
7. WIA : Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
8. WIA-loongrens : 261 maal het op 1 januari van het in enig kalenderjaar
waarin een uitkering op grond van de WIA wordt toegekend van toepassing zijnde maximum dagloon waarnaar de uitkeringen ingevolge de WIA worden berekend;
9. arbeidsongeschikt(heid) : arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de WIA;
10. restverdiencapaciteit : het verschil in percentage tussen 100% geschiktheid en
het percentage van arbeidsongeschiktheid;
11. verzekeraar : een verzekeraar in de zin van artikel 1 van de
Pensioenwet, die op grond van de Wet financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen of voor België een verzekeraar die op grond van de Wet van 2 augustus 2002 het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
12. pensioengerechtigde : degene die recht heeft op een pensioenuitkering;
13. aanspraakgerechtigde : degene die begunstigde is voor een niet ingegaan
pensioen;
14. algemene verhoging : de procentuele stijging van het jaargemiddelde van de
Nederlandse prijsinflatie (jaargemiddelde van het consumentenprijsindexcijfer, niet afgeleid, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek) van het kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum ten opzichte van het jaargemiddelde van het kalenderjaar daarvoor, afgerond op één decimaal;
15. AOW-gerechtigde leeftijd:
16. Pensioenwet:
de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AOW.
De Nederlandse Pensioenwet
17. BP Group Netherlands: BP Europa SE - BP Nederland en BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
18. XX Xxxxxx XX - XX Xxxxxxxxx
XX Xxxxxx XX - XX Xxxxxxxxx, de Nederlandse branche van BP Europa SE, gevestigd te Europoort-Rotterdam, en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het (Nederlands) Burgerlijk Wetboek en door de directie van BP Europa SE - BP Nederland als zodanig zijn aangewezen en die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
19. BP Raffinaderij : BP Raffinaderij Rotterdam B.V. een besloten
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, statutair gevestigd te Rotterdam en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en door de directie van BP Raffinaderij Rotterdam B.V. als zodanig zijn aangewezen en die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
20. werkgever : BP Europa SE - BP Nederland.
21. fonds : OFP Pensioenfonds BP
Dit is een in België gevestigde pensioeninstelling (Organisme voor de financiering van Pensioenen, OFP) die beschikt over de benodigde toelatingen en vergunningen om met de werkgever overeenkomsten te sluiten over het onderbrengen van de pensioenafspraken (uitvoering van de pensioenovereenkomst/ pensioenreglement).
22. Sectie Nederland : De door het fonds afzonderlijk beheerde
pensioenverplichtingen van BP Group Netherlands die zijn ondergebracht bij het fonds en de daaraan toegerekende beleggingen zoals vastgelegd in het financieringsplan.
23. middelenverbintenis : Verbintenis van het fonds om de haar toevertrouwde
gelden zo goed mogelijk te beheren met het oog op de uitvoering van de pensioenregeling, ongeacht de aard
van de pensioenuitkeringen zoals vastgelegd in artikel
2 WIBP. .
24. bestuur : De Raad van Bestuur van het fonds.
25. Dutch Management : het Country Management Committee voor de Committee (DMC), pensioenreglementen van Sectie Nederland dat Country Management kwalificeert als Sociaal Comité in de zin van artikel 34 Committee voor BP van de WIBP.
Group Netherlands Dit Committee is ingesteld voor de uitvoering van de
toepasselijke bepalingen van de Nederlandse sociale
en
arbeidswetgeving die gelden voor de uitvoering van pensioentoezeggingen, beheerd door het fonds. De rechten en verplichtingen van het Country Management Committee voor BP Group Netherlands zijn vastgelegd in het “Dutch Management Committee Charter”, een overeenkomst tussen het fonds en BP Group Netherlands voor alle pensioenreglementen van BP Group Netherlands.
26. financieringsplan : Het financieringsplan van het fonds waarin de
financiële en actuariële opzet van het fonds is vastgelegd.
27. beheersovereenkomst : De overeenkomst tussen de werkgever en het fonds (management agreement) over de uitvoering van de pensioenreglementen van
de werkgever.
28. Stichting Pensioenfonds BP: Het Nederlandse pensioenfonds waar de uitvoering
van dit pensioenreglement was ondergebracht voor de collectieve waardeoverdracht naar het fonds.
29 toezichthouder Nederland: De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De
Nederlandsche bank N.V. ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet.;
30. toezichthouder België: De FSMA, de Belgische pensioentoezichthouder, voor
zover belast met de uitoefening van het toezicht op het fonds bij of krachtens artikel 4 WIBP;
31. WIBP: De Belgische Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de Instellingen voor Bedrijfspensioenvoorziening en haar uitvoeringsbesluit, het Koninklijk Besluit van 12 januari 2007 betreffende het prudentieële toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
32. FSMA: De Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Artikel 2. Deelnemerschap
1. Deelnemer aan deze pensioenregeling is de werknemer die
a. per 31 december 2001 deelnemer was aan de vóór 1 januari 2002 geldende pensioenregeling van de werkgever, hierna oude pensioenregeling, en
b. niet ingestemd heeft met de nieuwe pensioenregeling van de werkgever welke met ingang van 1 januari 2002 werd uitgevoerd wordt door een rechtsvoorganger van Stichting Pensioenfonds BP en thans door het fonds.
2. De deelname aan deze pensioenregeling blijft beperkt tot de werknemers die voldoen aan het bepaalde in lid 1.
3. Het deelnemerschap eindigt zodra de dienstbetrekking tussen de deelnemer en de werkgever eindigt, maar uiterlijk op de pensioendatum.
4. Het fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een welkomstbericht die beantwoord aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de Pensioenwet.
Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van de verworven pensioenaanspraken, informatie over de toeslagverlening, informatie over vermindering van pensioenaanspraken of pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet en een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partner- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een sanerings- of herstelplan.
Het fonds verstrekt de ex-partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet. Daarnaast verstrekt het fonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
Het fonds verstrekt voorafgaand aan of bij de ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van zijn pensioenrecht, een overzicht van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet. Daarnaast verstrekt het fonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
Het fonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de opbouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek de informatie in artikel 40 lid 1 of artikel 42 lid 1 van de Pensioenwet.
Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden zoals bedoeld in artikel 47 van de Pensioenwet.
Het fonds stelt op de website voor in ieder geval de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de pensioenregeling;
b. informatie over uitvoeringskosten;
c. het pensioenreglement;
d. het bestuursverslag en de jaarrekening van het fonds;
e. de uitvoeringsovereenkomst;
f. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
g. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet.
h. het eventuele sanerings- of herstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet;
i. informatie over de hoogte van de (beleids)dekkingsgraad;
j. alle andere informatie die het fonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is te verstrekken.
Artikel 3. Pensioenaanspraken
1. Deze pensioenregeling betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
Deze pensioenregeling voorziet voor de deelnemers in de volgende pensioenaanspraken:
- levenslang ouderdomspensioen;
- WIA-excedentpensioen;
- arbeidsongeschiktheidspensioen;
- levenslang en tijdelijk partnerpensioen;
- wezenpensioen;
Een en ander met inachtneming van hetgeen in dit pensioenreglement is bepaald.
2. De aanspraken worden per 1 april van elk jaar vastgesteld. Het fonds zal de deelnemer telkenjare mededeling doen van zijn aanspraken.
3. De hierna omschreven grootte der toegekende pensioenen geldt uitsluitend bij deelneming tot de pensioendatum of tot eerder overlijden.
4. Het fonds heeft bij de uitvoering van de statutaire verplichtingen een middelenverbintenis ten aanzien van de werkgever zoals beschreven in artikel 2 WIBP. Indien de financiële verplichtingen van het fonds onvoldoende gedekt zijn door dekkingswaarden, is de werkgever gehouden het tekort te dekken ten opzichte van deze verplichtingen onder de voorwaarden die hiervoor zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst en het financieringsplan zoals deze thans luiden en in de toekomst zullen luiden. De werkgever heeft aldus een resultaatsverbintenis. Voor een eventuele wijziging in de beheersovereenkomst en het financieringsplan wordt het Dutch Management Committee om een verbindend advies gevraagd voorafgaand aan de besluitvorming door het fonds en de werkgever, overeenkomstig het Dutch Management Committee Charter.
Artikel 4. Pensioengrondslag
1. Op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 april wordt voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met een franchise.
3. Onder pensioengevend salaris wordt verstaan:
14 maal het vaste basis-maandsalaris dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de pensioengrondslag.
Tot het vaste basis-maandsalaris worden niet gerekend overwerk- en onkosten- vergoedingen, gratificaties, tantièmes en andere aan de dienstbetrekking verbonden bijzondere beloningen.
Voor de deelnemer die in ploegendienst werkzaam is geldt tevens het bepaalde in Appendix I bij dit reglement.
Het pensioengevend salaris zal voor de pensioenberekening niet lager zijn dan het
rekenkundig gemiddelde van de pensioengevende salarissen die in de laatste tien jaren onmiddellijk voorafgaand aan de pensioendatum voor de deelnemer zijn vastgesteld.
4. De franchise wordt door de werkgever bepaald met inachtneming van het volgende:
a. de franchise wordt vastgesteld per 1 april van enig jaar;
b. de franchise bedraagt per 1 april 2014 EUR 16.445,-;
c. de franchise wordt jaarlijks per 1 april aangepast met hetzelfde percentage als het bruto-ouderdomspensioen ingevolge de AOW voor een gehuwde op 1 april van dat jaar is aangepast ten opzichte van dat pensioen op 1 april van het jaar daarvoor.
5. In geval van arbeidsongeschiktheid is met betrekking tot de pensioengrondslag het bepaalde in artikel 19 "Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid" van toepassing.
6. Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging van de pensioengrondslag zijn opgebouwd.
Artikel 5. Levenslang ouderdomspensioen
1. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt.
2. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75 % van de het laatst voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen de aanvangsdatum van het dienstverband en de pensioendatum.
3. Voor de berekening van het levenslange ouderdomspensioen blijven de eventuele dienstjaren gelegen voor de eerste van de maand waarin de deelnemer de 25-jarige leeftijd (heeft) bereikt buiten beschouwing. Uitsluitend voor diegene die op of na 1 januari 2014 deelnemer is in de zin van dit pensioenreglement, tellen de dienstjaren gelegen na de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt mee. Voor degenen die op die datum gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn in de zin van dit pensioenreglement, blijven deze dienstjaren buiten beschouwing.
De diensttijd wordt in jaren en maanden bepaald, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
Artikel 6. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen
1. Xxxxxxx van echtscheiding of van scheiding van tafel en bed verkrijgt de ex- echtgeno(o)t(e) van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (zoals van kracht geworden op 1 mei 1995) een aanspraak op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Indien binnen 2 jaar na scheiding hiervan melding wordt gemaakt via het daartoe bestemde van overheidswege opgestelde formulier ontstaat voor de ex- echtgeno(o)t(e) een zelfstandig recht.
2. De zogenoemde pensioenverevening sub a. vindt niet plaats indien het aan de ex- echtgeno(o)t(e) uit te keren pensioen lager is dan het bedrag van het afkoopbare pensioen als bedoeld in artikel 24 lid 2.
3. Het aan de ex-echtgeno(o)t(e) toekomende ouderdomspensioen komt in mindering op het ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer c.q. gepensioneerde.
4. Het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1 wordt uitgekeerd vanaf de pensioendatum van de deelnemer indien en zolang beiden in leven zijn. Het ouderdomspensioen komt weer aan de gepensioneerde toe indien de ex-echtgeno(o)t(e) als eerste overlijdt.
5. Het fonds en de werkgever kunnen samen op verzoek van de betrokkenen een andere dan de daar omschreven regeling treffen, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien een verklaring van het fonds aan de overeenkomst is gehecht, waaruit blijkt dat het fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeien risico te dekken.
6. a. De ex-echtgeno(o)t(e) ontvangt een bewijs van de aanspraken en het recht op uitbetaling conform dit artikel; de (gewezen) deelnemer c.q. gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
b. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt een opgave van zijn eigen verminderde aanspraak op pensioen.
7. Het fonds is bevoegd de kosten verbonden aan het vaststellen van het te verevenen ouderdomspensioen aan elk der betrokken partijen voor de helft in rekening te brengen.
8. a. Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op geregistreerde partners.
b. Het in dit artikel bepaalde is van toepassing op verbreking van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1 lid 3b.
Artikel 7. Eerdere ingang en uitstel van het ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het levenslang ouderdomspensioen op een eerder dan wel later tijdstip dan de pensioendatum ingaan. De (gewezen) deelnemer dient de keuze hiertoe ten minste 6 maanden voor de vervroegde ingangsdatum van het ouderdomspensioen in geval van vervroeging, respectievelijk
3 maanden voor de pensioendatum in geval van uitstel, kenbaar te maken. De keuze is onherroepelijk.
2. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan zijn:
- de pensioendatum;
- de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer de
AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
- een andere, met de werkgever overeengekomen, datum indien de (gewezen) deelnemer er voor kiest eerder of later met pensioen te gaan dan op een bovengenoemde datum.
3. Vervroegen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen tot een leeftijd die is gelegen vóór de datum die is gelegen 5 jaren voor het bereiken van de AOW- gerechtigde leeftijd van de deelnemer is alleen mogelijk voor zover de (gewezen) deelnemer het arbeidzame leven dienovereenkomstig heeft beëindigd. Vervroeging mag er niet toe leiden dat geen sprake meer is van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Vervroeging is dus alleen mogelijk voor zover aan die voorwaarde wordt voldaan. De vroegst mogelijke ingangsdatum is de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 57-jarige leeftijd bereikt.
4. Uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer zoals bedoeld in Artikel 28 lid 4, is uiterlijk mogelijk tot de eerste van de maand :
a. waarin het ouderdomspensioen gelijk is aan 100% van het pensioengevend salaris;
b. waarin de (gewezen) deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.
Indien en voor zover gedurende de periode van uitstel de betreffende arbeidsovereenkomst wordt beëindigd dan wel op het moment dat de onder a of b genoemde datum wordt bereikt, gaat het ouderdomspensioen in.
5. Gedurende de periode van uitstel van de ingangsdatum van ouderdomspensioen wordt de opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen voortgezet.
6. Indien de (gewezen) deelnemer het levenslang ouderdomspensioen in laat gaan voor de pensioendatum wordt het opgebouwde ouderdomspensioen uit hoofde van de basispensioenregeling met de hieronder vermelde factor vermenigvuldigd.
Aantal jaren dat het pensioen eerder ingaat
Ruilvoet Gekozen ingangsleeftijd
1 0,9397 66
2 0,8886 65
3 0,8416 64
4 0,7983 63
5 0,7584 62
6 0,7213 61
7 0,6870 60
8 0,6550 59
9 0,6253 58
10 0,5977 57
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Vervroeging plaats op de 1e dag van de maand volgend op de nieuwe ingangsleeftijd
ouderdomspensioen die in de laatste kolom wordt genoemd.
De hoogte van het meeverzekerde opgebouwde partnerpensioen bij overlijden van de (gewezen) deelnemer blijft ongewijzigd.
7. Indien de (gewezen) deelnemer het levenslang ouderdomspensioen in laat gaan na de pensioendatum als bedoeld in artikel 28 lid 4, wordt het opgebouwde ouderdomspensioen met de hierna vermelde factor vermenigvuldigd.
Aantal jaren dat het pensioen later ingaat* | Factor | Nieuwe ingangsleeftijd ouderdomspensioen |
1 | 1,0562 | 68 |
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitstel plaats op de 1e dag van de maand volgend op de nieuwe ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de laatste kolom wordt genoemd.
De hoogte van het meeverzekerde opgebouwde partnerpensioen bij overlijden van de (gewezen) deelnemer blijft ongewijzigd.
8. De in dit artikel genoemde factoren gelden vanaf 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Artikel 7a Gedeeltelijke vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen (deeltijdpensioen)
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het levenslang ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder ingaan. Voor het deel van het pensioen dat wordt vervroegd, is het bepaalde in artikel 7 van overeenkomstige toepassing.
2. De (gewezen) deelnemer kan, op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand volgend op zijn 57e verjaardag, het ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder dan de pensioendatum laten ingaan als hij op dat moment stopt met werken. Het fonds zal dit toetsen. Hiertoe zal het fonds de (gewezen) deelnemer verzoeken schriftelijk te verklaren dat hij niet in dienstbetrekking werkzaam is. De eis van stoppen met werken geldt niet als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt vervroegd tot een datum die is gelegen op of na de eerste dag van de maand volgend op de maand gelegen 5 jaren voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Artikel 8. Verschillende hoogtes van het ouderdomspensioen
3. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de pensioeningangsdatum het alsdan ingaande jaarlijks levenslang ouderdomspensioen conform onderstaande tabel worden omgezet in een jaarlijks levenslang ouderdomspensioen dat tot de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of de eerste dag van de maand volgend op de 70- respectievelijk 75-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer hoger is dan het oorspronkelijk uit te keren jaarlijks levenslang ouderdomspensioen en vanaf deze leeftijd lager is dan het oorspronkelijk uit te keren
jaarlijks levenslang ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen mag door deze omzetting uitgaan boven 100% van het pensioengevend salaris. Toetsing aan de in dat artikel genoemde grenzen vindt derhalve plaats voordat de omzetting plaatsvindt.
De verhouding tussen de hoogste en de laagste pensioenuitkeringen bedraagt ten hoogste 100:75.
De hoogte van het opgebouwde meeverzekerde partnerpensioen en wezenpensioen blijft ongewijzigd.
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1e dag van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd. De laatste hoge uitkering zal plaatsvinden tot de maand, waarin de deelnemer de AOW-leeftijd bereikt.
Pensioenleeftijd | Hoog tot AOW-leeftijd | |||||||||||
66 | 66 4/12 | 66 7/12 | 66 10/12 | 67 | 67 3/12 | |||||||
Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | |
57 | 1,190 | 0,892 | 1,185 | 0,889 | 1,182 | 0,887 | 1,179 | 0,884 | 1,177 | 0,883 | 1,174 | 0,880 |
58 | 1,200 | 0,900 | 1,195 | 0,897 | 1,192 | 0,894 | 1,189 | 0,891 | 1,186 | 0,890 | 1,183 | 0,887 |
59 | 1,212 | 0,909 | 1,207 | 0,905 | 1,203 | 0,902 | 1,199 | 0,900 | 1,197 | 0,898 | 1,194 | 0,895 |
60 | 1,224 | 0,918 | 1,219 | 0,914 | 1,215 | 0,911 | 1,211 | 0,908 | 1,209 | 0,906 | 1,205 | 0,904 |
61 | 1,238 | 0,928 | 1,232 | 0,924 | 1,228 | 0,921 | 1,224 | 0,918 | 1,221 | 0,916 | 1,217 | 0,913 |
62 | 1,253 | 0,940 | 1,247 | 0,935 | 1,243 | 0,932 | 1,238 | 0,929 | 1,235 | 0,927 | 1,231 | 0,923 |
63 | 1,270 | 0,953 | 1,264 | 0,948 | 1,259 | 0,944 | 1,254 | 0,941 | 1,251 | 0,938 | 1,246 | 0,935 |
64 | 1,289 | 0,967 | 1,282 | 0,961 | 1,277 | 0,958 | 1,272 | 0,954 | 1,268 | 0,951 | 1,263 | 0,947 |
65 | 1,310 | 0,982 | 1,302 | 0,977 | 1,297 | 0,973 | 1,291 | 0,968 | 1,287 | 0,966 | 1,282 | 0,962 |
66 | 1,325 | 0,994 | 1,319 | 0,989 | 1,313 | 0,985 | 1,309 | 0,982 | 1,303 | 0,977 | ||
67 | 1,327 | 0,995 |
Pensioenleeftijd | 67 | Hoog tot | 70 | 75 | |||||
Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | ||||
57 | 1,177 | 0,883 | 1,142 | 0,856 | 1,094 | 0,821 | |||
58 | 1,186 | 0,890 | 1,149 | 0,862 | 1,099 | 0,824 | |||
59 | 1,197 | 0,898 | 1,158 | 0,868 | 1,104 | 0,828 | |||
60 | 1,209 | 0,906 | 1,166 | 0,875 | 1,109 | 0,832 | |||
61 | 1,221 | 0,916 | 1,176 | 0,882 | 1,115 | 0,836 | |||
62 | 1,235 | 0,927 | 1,187 | 0,890 | 1,121 | 0,841 | |||
63 | 1,251 | 0,938 | 1,199 | 0,899 | 1,128 | 0,846 | |||
64 | 1,268 | 0,951 | 1,212 | 0,909 | 1,136 | 0,852 | |||
65 | 1,287 | 0,966 | 1,227 | 0,920 | 1,145 | 0,859 | |||
66 | 1,309 | 0,982 | 1,243 | 0,932 | 1,155 | 0,866 | |||
67 | 1,261 | 0,946 | 1,166 | 0,874 | |||||
68 | 1,282 | 0,962 | 1,178 | 0,883 | |||||
69 |
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1e dag van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd. De laatste hoge uitkering zal plaatsvinden op de 1-ste van de maand volgend op de leeftijd die in de kolomtitel wordt genoemd.
2. Indien de ingangsdatum is gelegen voor de pensioendatum, kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer een gedeelte van het levenslange ouderdomspensioen worden omgezet conform onderstaande tabel in een extra ouderdomspensioen vanaf de ingangsdatum tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Het aan te kopen extra ouderdomspensioen bedraagt naar keuze van de (gewezen) deelnemer eenmaal of tweemaal de AOW-uitkering inclusief vakantie-uitkering voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid van de AOW. De omzetting geschiedt op basis van sekseneutrale
factoren zoals van kracht op het moment van variabilisering. De hoogte van het opgebouwde meeverzekerde partnerpensioen en wezenpensioen blijft ongewijzigd.
Pensioenleeftijd | AOW-leeftijd | |||||
66 | 66 4/12 | 66 7/12 | 66 10/12 | 67 | 67 3/12 | |
57 | 362,84 | 375,01 | 384,13 | 393,24 | 399,33 | 408,20 |
58 | 333,33 | 346,08 | 355,63 | 365,19 | 371,57 | 380,88 |
59 | 301,66 | 315,01 | 325,02 | 335,04 | 341,72 | 351,49 |
60 | 267,67 | 281,65 | 292,13 | 302,63 | 309,62 | 319,87 |
61 | 231,16 | 245,80 | 256,77 | 267,76 | 275,08 | 285,83 |
62 | 191,85 | 207,19 | 218,70 | 230,20 | 237,87 | 249,15 |
63 | 149,42 | 165,52 | 177,59 | 189,66 | 197,71 | 209,55 |
64 | 103,53 | 120,43 | 133,10 | 145,78 | 154,23 | 166,68 |
65 | 53,83 | 71,57 | 84,87 | 98,17 | 107,04 | 120,13 |
66 | 18,59 | 32,53 | 46,46 | 55,76 | 69,53 | |
14,460 |
De bovenstaande tabel geeft het jaarbedrag aan, waarmee het direct ingaande levenslange ouderdomspensioen wordt verlaagd, indien de deelnemer € 1.000 direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen per jaar wenst te ontvangen tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd.
3. Een aangekocht extra ouderdomspensioen als bedoeld in lid 2 wordt in de periode tussen de ingangsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd voor het toetsen van de verhouding 100:75 buiten aanmerking gelaten.
4. De keuze van de (gewezen) deelnemer voor een hoog/laag constructie omschreven in de voorafgaande leden 1 en 2 is eenmalig en onherroepelijk.
5. De (gewezen) deelnemer die gebruik maakt van deeltijdpensioen kan gebruik maken van de hoog-laagregeling op het moment dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. De hoog-laagregeling kan alleen worden toegepast op het deel van het ouderdomspensioen dat vanaf dat moment ingaat.
6. De (gewezen) deelnemer dient een verzoek tot de in lid 1 en 2 omschreven mogelijkheid ten minste 3 maanden voor de ingangsdatum schriftelijk bij het bestuur in te dienen.
7. De in dit artikel genoemde factoren gelden vanaf 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Artikel 9. Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Degene die gedurende zijn deelnemerschap arbeidsongeschikt is geworden heeft ter zake van die arbeidsongeschiktheid recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, indien de som van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris hoger is dan de WIA-loongrens.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op het tijdstip waarop de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WIA.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt,doch uiterlijk tot de vroegste datum van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat en de eerste dag van de maand volgend op de AOW-gerechtigde leeftijd of, bij eerder overlijden van de deelnemer, tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is bij gehele arbeidsongeschiktheid gelijk aan 70% van het deel van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris dat uitgaat boven de WIA-loongrens.
4. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gelijk aan het product van het uitkeringspercentage en het verschil tussen het deel van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris dat uitgaat boven de WIA-loongrens. Het uitkeringspercentage bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
Arbeidsongeschiktheids- Percentage | uitkeringspercentage |
0%-35% | 0 |
35%-45% | 28 |
45%-55% | 35 |
55%-65% | 42 |
65%-80% | 50,75 |
80% of meer | 70 |
5. Voor de toepassing van dit artikel worden het jaarsalaris, het ploegendienstsalaris en de WIA-loongrens in aanmerking genomen zoals deze laatstelijk zijn vastgesteld voorafgaande aan of samenvallend met de ingangsdatum van de WIA-uitkering voor de deelnemer.
6. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij gehele arbeidsongeschiktheid ten hoogste EUR 109.956 (niveau 2006). Dit bedrag wordt, voor het eerst per 1 april 2007, aangepast conform de algemene verhoging.
7. Zodra de gewezen deelnemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor een lager arbeidsongeschiktheidspensioen of helemaal niet meer voor het arbeidsongeschiktheidspensioen in aanmerking komt, wordt het ingegane of uitgestelde arbeidsongeschiktheidspensioen overeenkomstig verlaagd danwel vervalt de verzekering. Als het recht op een uitkering ingevolge de WIA herleeft binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken, dan herleeft het bepaalde in dit artikel per dezelfde datum als het recht op een WIA-uitkering.
8. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen als omschreven in dit artikel maken deel uit van de pensioenregeling. De financiering van deze aanspraken is begrepen in de financiering van het pensioen als bedoeld in artikel 19.
9. Dit artikel geldt uitsluitend voor uitkeringen van arbeidsongeschiktheidspensioen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2014.
Artikel 10. Levenslang partnerpensioen
1. Het levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met achterlating van een partner is overleden en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin zijn of haar partner overlijdt.
2. Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen is gelijk aan 70% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen.
Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop hij/zij bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
3. Na een voorgaande echtscheiding van de deelnemer wordt het partnerpensioen voor de volgende partner gekort met het krachtens artikel 12 aan de voorgaande ex- partner(s) toegekende partnerpensioen. Deze korting vindt niet plaats als de ex- partner(s) op het moment van ingang van het partnerpensioen zelf inmiddels is (zijn) overleden.
4. Indien de partner van de (gewezen) deelnemer meer dan 10 jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer zelf, wordt het levenslange partnerpensioen bij ingang verminderd met 2,5% voor elk vol jaar dat het verschil in leeftijd meer bedraagt dan 10 jaar.
5. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en het fonds of de verzekeraar worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige volzin, is nietig.
6. Geen recht op partnerpensioen ontstaat ingeval een gepensioneerde in het huwelijk treedt c.q. een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren.
7. Gedurende een periode van tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het nabestaandenpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voorzover dit partnerpensioen uitgaat boven het partnerpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit partnerpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
Artikel 11. Tijdelijk partnerpensioen
1. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de deelnemer of de gepensioneerde met achterlating van een partner is overleden, mits dit overlijden plaatsvindt tijdens het deelnemerschap of na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de gepensioneerde en voor de eerste dag van de maand waarin zijn of haar partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Het pensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, of het einde van de maand waarin de partner voordien overlijdt.
2. Het tijdelijk partnerpensioen is gelijk aan 10 % van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen.
Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop de deelnemer bij deelneming tot de pensioendatum volgens de het laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
3. De procentuele korting op het levenslange partnerpensioen indien de partner van de deelnemer meer dan 10 jaar jonger is dan de deelnemer, is ook van toepassing op het tijdelijk partnerpensioen.
4. In geval van ontslag vervalt het tijdelijk partnerpensioen zonder enige waarde (een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 22, lid 3).
5. Dit artikel geldt uitsluitend voor uitkeringen van tijdelijk partnerpensioen die op of na 1 januari 2014 zijn ingegaan.
Artikel 12. Gevolgen van echtscheiding voor het partnerpensioen
1. Indien het huwelijk van de deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien een gemeenschappelijke huishouding, anders dan door overlijden eindigt, krijgt de ex-partner een premievrije aanspraak op partnerpensioen. Deze premievrije aanspraak op partnerpensioen wordt vastgesteld overeenkomstig het in artikel 22 van dit pensioenreglement bepaalde dat de deelnemer ten behoeve van de ex-partner zou hebben gekregen, indien op het tijdstip van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk of beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding de deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
2. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel de gemeenschappelijke huishouding anders dan door overlijden eindigt, krijgt de ex- partner een zodanige premievrije aanspraak op partnerpensioen als de gewezen deelnemer of gepensioneerde ten behoeve van de ex-partner heeft verkregen bij het eindigen van het deelnemerschap.
3. Het in dit lid bepaalde vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in het huwelijk treedt met de betreffende partner.
4. Indien op grond van dit artikel aan de gewezen echtgeno(o)t(e) een zelfstandige aanspraak op pensioen wordt toegekend dan is het bepaalde in artikel 22 van overeenkomstige toepassing op deze aanspraak.
5. De werkgever en het fonds kunnen samen op verzoek van de betrokkenen in dit artikel genoemde gevallen een andere dan de daar omschreven regeling treffen, indien de
(gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien een verklaring van het fonds aan de overeenkomst is gehecht, waaruit blijkt dat het fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
6. De ex-partner ontvangt een bewijs van de aanspraak conform dit artikel; de (gewezen) deelnemer c.q. gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
7. De ex-partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder partnerpensioen te vervreemden aan een andere (ex-)partner van de overleden (gewezen) deelnemer, mits:
a. uit een verklaring van het fonds blijkt dat het fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
Artikel 13. Uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen
1. Indien de deelnemer op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk afstand doet van de aanspraak op partnerpensioen, wordt het ouderdomspensioen verhoogd met een extra aanspraak. Deze extra aanspraak is in onderstaande tabel uitgedrukt als percentage van het partnerpensioen. De percentages verschillen indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen te vervroegen conform artikel 7. Afstand van partnerpensioen voor hoger ouderdomspensioen is mogelijk op het moment dat het ouderdomspensioen volledig ingaat.
2. Indien de deelnemer op de pensioendatum afstand doet van de aanspraak op partnerpensioen, wordt het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de onderstaande factor.
Ingangsleeftijd ouderdomspensioen
Ruilvoet uitgedrukt als factor t.o.v. partnerpensioen
Extra ouderdoms- pensioen bij uitruil € 1.000 partnerpensioen
67 0,2518 € 251,80
66 0,2416 € 241,60
65 0,2318 € 231,80
64 0,2224 € 222,40
63 0,2135 € 213,50
62 0,2050 € 205,00
61 0,1969 € 196,90
60 0,1891 € 189,10
59 0,1817 € 181,70
58 0,1746 € 174,60
57 0,1679 € 167,90
In bovenstaande tabel vindt de eerste uitkering na Uitruil plaats op de 1e dag van de maand volgend op de ingangsleeftijd ouderdomspensioen die in de eerste kolom wordt genoemd.
3. De in dit artikel genoemde factoren gelden vanaf 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
4. In lid 1 is geregeld dat de (gewezen) deelnemer geheel of gedeeltelijk afstand kan doen van de aanspraak op partnerpensioen teneinde zijn ouderdomspensioen te verhogen. Deze bepaling geldt voor die delen van het ouderdoms- en partnerpensioen die zijn opgebouwd vanaf 1 januari 2002.
Artikel 14. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
1. Indien de deelnemer op de pensioendatum gedeeltelijk afstand doet van de aanspraak op ouderdomspensioen, wordt het partnerpensioenverhoogd met een extra aanspraak. Deze extra aanspraak is in onderstaande tabel uitgedrukt als factor van het ouderdomspensioen. De factoren verschillen indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen te vervroegen conform artikel 7.
2. Het totale partnerpensioen kan met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen na omzetting niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
3. De omzetting vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De factoren gelden vanaf 1 januari 2021 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Leeftijd | Xxxxxxxx uitgedrukt als factor t.o.v. ouderdomspensioen | Extra partner- pensioen bij uitruil € 1.000 ouderdomspensioen |
67 | 3,4666 | € 3.466,60 |
66 | 3,6179 | € 3.617,90 |
65 | 3,7754 | € 3.775,40 |
64 | 3,9400 | € 3.940,00 |
63 | 4,1101 | € 4.110,10 |
62 | 4,2873 | € 4.287,30 |
61 | 4,4708 | € 4.470,80 |
60 | 4,6601 | € 4.660,10 |
59 | 4,8566 | € 4.856,60 |
58 | 5,0588 | € 5.058,80 |
57 | 5,2672 | € 5.267,20 |
4. Het recht op omzetting geldt niet voor aanspraken op ouderdomspensioen die zijn opgebouwd vóór 1 januari 2008.
5. Het recht op omzetting geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
6. De (gewezen) deelnemer dient op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt, doch uiterlijk 6 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk aan het fonds zijn keuze kenbaar te maken.
Artikel 15. Wezenpensioen
1. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer gaat voor ieder van de pensioengerechtigde kinderen een wezenpensioen in. Pensioengerechtigd zijn de kinderen die jonger zijn dan 23 jaar.
2. Elk wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden, maar niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin het kind pensioengerechtigd wordt.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of voordien overlijdt.
3. Elk wezenpensioen bedraagt 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop hij/zij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak op partnerpensioen heeft.
Artikel 16. Deeltijdarbeid
1. Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkt, geldt het volgende:
a. voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt uitgegaan van het pensioen- gevend jaarsalaris dat op 1 april van het desbetreffende jaar bij een volledig dienstverband gegolden zou hebben;
b. het levenslange ouderdomspensioen wordt van de onder a bedoelde pensioen- grondslag afgeleid waarna het wordt vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage vastgesteld naar de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd, zoals vastgesteld op 1 april van het desbetreffende jaar;
van het levenslange ouderdomspensioen afgeleide pensioenen worden berekend op basis van het aldus verminderde levenslange ouderdomspensioen;
c. voor de bepaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris dat op 1 april van het desbetreffende jaar bij het onvolledige dienstverband geldt.
Bij een wijziging van de mate van (on)volledigheid van de dienstbetrekking, zal het deeltijdpercentage opnieuw worden vastgesteld. Hierbij zal er voor de toekomstige diensttijd steeds van worden uitgegaan dat de mate van (on)volledigheid van de dienstbetrekking onveranderd blijft.
Bij de vaststelling van het levenslange ouderdomspensioen worden de deeltijd- percentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen.
Het in vorenstaande zin bepaalde geldt bij aanvang van deze regeling op overeenkomstige wijze voor de dan reeds vervulde diensttijd.
2. Voor deelnemers met een onvolledig dienstverband wordt de in artikel 21, lid 2, bedoelde deelnemersbijdrage vastgesteld aan de hand van het salaris dat bij volledige arbeidstijd zou gelden en vervolgens vermenigvuldigd met het in lid 1 onder b bedoelde deeltijdpercentage.
Artikel 17. Verzekering
1. Het fonds kan ter dekking van toegezegde pensioenaanspraken verzekeringen sluiten bij een of meer verzekeraars, in welk geval de pensioengerechtigde als bevoordeelde kan worden aangewezen.
2. Ten aanzien van deze aanspraken gelden de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar(s).
Artikel 18. Uitbetaling van de pensioenen
1. De pensioenen worden na inhouding van de eventueel verschuldigde loonheffing, premies sociale wetten en andere wettelijke inhoudingen, aan de rechthebbende(n) uitgekeerd bij achterafbetaling aan het einde van elke maand.
2. Het fonds is bevoegd de uitbetaling van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van de overlegging van een bewijs, waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen in leven is alsmede van alle andere stukken, welke nodig zijn om vast te stellen of iemand recht op uitkering heeft.
3. Een vordering op een uitkering verjaart niet zolang de pensioengerechtigde leeft.
Artikel 19. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
1. Ingeval de deelnemer gedurende 104 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is wordt
- al naar gelang de mate van arbeidsongeschiktheid - vrijstelling van premiebetaling verleend tot de hieronder vermelde percentages:
bij een arbeidsongeschiktheid van bedraagt de vrijstelling 65% of meer 100% van de premie
35% - 65% 50% van de premie
minder dan 35% geen
2. Indien de deelnemer wordt ontslagen gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid zal het bepaalde in lid 4 van artikel 22 toepassing vinden.
3. Ingeval door het fonds wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gedurende 104 weken gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de deelnemer geen dan wel slechts een gedeeltelijke bijdrage verschuldigd gedurende de periode waarin de vrijstelling verder van kracht is.
4. De in lid 1 bedoelde premievrijstelling geldt slechts voorzover het fonds de premievrije voortzetting door een verzekering op het leven van de deelnemer heeft kunnen dekken.
1. Nadat de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd wijzigt indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, de mate van premievrijstelling dienovereenkomstig per datum van de wijziging. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, blijft de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen ongewijzigd. Als het recht op een uitkering ingevolge de WIA herleeft binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken, dan herleven de rechten op grond van dit artikel per dezelfde datum als het recht op een WIA-uitkering.
5. Dit artikel geldt op overeenkomstige wijze voor degene wiens deelnemerschap op of na 1 januari 2014 is geëindigd tijdens ziekte en die vervolgens aaneensluitend recht had op een uitkering ingevolge de Ziektewet, doch uitsluitend indien de arbeidsongeschiktheid is ontstaan gedurende het deelnemerschap.
6. Premievrijstelling op grond van dit artikel vindt plaats conform de in dit reglement vastgelegde pensioenregeling en de wijzigingen die daarin nadien worden aangebracht.
Artikel 20. Financiering van de pensioenen
De financiering van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane rechten vindt plaats volgens het bepaalde in het financieringsplan met inachtneming van het bepaalde in de beheersovereenkomst tussen de werkgever en het fonds, met inachtneming van het toepasselijk sociaal en arbeidsrecht.
Artikel 21. Kosten van de pensioenregeling
1. De jaarlijkse kosten van de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling worden door de werkgever aan het fonds voldaan op de wijze als is vastgelegd in de beheersovereenkomst tussen de werkgever en het fonds.
2. De deelnemer zal een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de pensioenregeling betalen ter grootte van 6% van de voor hem/haar vastgestelde pensioengrondslag.
3. De deelnemer die aanspraak heeft op WIA-excedentpensioen is een extra bijdrage verschuldigd. Deze extra bijdrage is gelijk aan de premie die de verzekeraar aan het fonds in rekening brengt voor de verzekering die ter dekking van deze aanspraak voor de deelnemer wordt gesloten.
Na het bereiken van de 57-jarige leeftijd is deze bijdrage niet meer verschuldigd.
4. De in lid 2 en 3 omschreven deelnemersbijdragen worden door de werkgever in gelijke termijnen met het salaris verrekend.
Na het einde van het deelnemerschap zal geen verdere verrekening meer plaatsvinden.
5. In geval van arbeidsongeschiktheid is met betrekking tot de kosten en deelnemers- bijdrage het bepaalde in artikel 19 van toepassing.
6. Voor deelnemers met een onvolledig dienstverband wordt de in lid 2 omschreven deelnemersbijdrage vastgesteld aan de hand van het bepaalde in lid 2 van artikel 16.
Artikel 22. Ontslag voor de pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap anders dan vanwege pensionering of overlijden wordt beëindigd, zal aan de deelnemer een premievrije aanspraak worden verleend op ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen.
2. Indien een gefinancierd pensioen (het pensioen op basis van de tot de ontslagdatum verschuldigde en tevens betaalde premies) hoger is dan een overeenkomstig tijdsevenredig pensioen, zal het meerdere - voor zover nodig - worden aangewend om andere gefinancierde pensioenen die lager zijn dan het tijdsevenredige pensioen tot dit niveau op te trekken.
3. Indien op de ontslagdatum wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de voorgaande leden plaats voor zover de vrijstelling van premiebetaling niet geldt.
Zodra na ontslag gehele of gedeeltelijke intrekking van de vrijstelling van premiebetaling plaatsvindt, vindt voor zover de vrijstelling van premiebetaling komt te vervallen, het bepaalde in de voorgaande leden toepassing op het overeenkomstige deel van het pensioen. In de plaats van de ontslagdatum wordt dan gelezen de datum waarop de premievrijstelling geheel of gedeeltelijk eindigt.
4. De gewezen deelnemer ontvangt bij beëindiging van de deelneming een opgave van de hoogte van de aanspraken als bedoeld in dit artikel.
Artikel 23. Waardeoverdracht
1. Een waarde die het fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen in een verhouding 100:70:14.
2. Het bepaalde in lid 1 is op overeenkomstige wijze van toepassing op een werknemer die deelnemer wordt in de onderhavige pensioenregeling.
De ingebrachte waarde zal in beginsel worden vertaald in extra - voor de berekening van het pensioen - meetellende jaren (als bedoeld in artikel 5, leden 2 en 3). Indien
door de inbreng het maximum aantal van 40 meetellende jaren zou worden overschreden, wordt het deel van de ingebrachte waarde dat die overschrijding veroorzaakt voor de deelnemer gehandhaafd als een aanspraak op een extra pensioenbedrag dat voor de verdere reglementaire pensioenberekening buiten beschouwing blijft.
3. De (gewezen) deelnemer die waardeoverdracht overweegt moet na aanvang van het deelnemerschap aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een verzoek om een opgave van de uit de eventuele waardeoverdracht voortvloeiende aanspraken aan de nieuwe werkgever richten.
De pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever zal die opgave verstrekken.
4. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is alleen mogelijk na schriftelijke instemming van de eventuele partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele bijzondere partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
5. De wijze waarop de overdracht plaatsvindt alsmede de bepaling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften.
Artikel 24. Afkoop
1. Pensioen of aanspraken op pensioen ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet.
De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in Appendix V bij dit pensioenreglement.
Over de periode die is gelegen tussen het besluit tot afkoop en de betaling van de afkoopwaarde vergoedt het fonds een rente die wordt vastgesteld volgens het bepaalde bij en krachtens artikel 66 van de Pensioenwet.
Artikel 25. Verplichting tot medewerking
1. Ieder die op grond van dit pensioenreglement aanspraak op pensioen heeft, is verplicht aan de goede uitvoering van dit pensioenreglement mee te werken. Dit houdt in dat ieder alle gegevens en bewijsstukken zal verstrekken, die het fonds, de werkgever of de eventuele verzekeraar nodig oordeelt.
2. De gevolgen van het geven van onjuiste inlichtingen of de nalatigheid in het geven van inlichtingen zijn voor risico van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, onderscheidenlijk hun nabestaanden.
Artikel 26. Algemene bepalingen
1. De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenovereenkomst en dit pensioenreglement dat daarvan onderdeel uitmaakt eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. De werkgever kan uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2. In deze gevallen past de werkgever de pensioenovereenkomst en het onderhavige pensioenreglement overeenkomstig aan, met inachtneming van het bepaalde in de beheersovereenkomst.
3. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxx van de pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van de Pensioenwet.
4. Vervallen.
5. Indien het fonds niet in staat is om de pensioenaanspraken van de deelnemers te voldoen, is de werkgever in uitvoering van artikel 4 lid 3 van dit reglement en het bepaalde in de beheersovereenkomst en het financieringsplan gehouden tot bijstorting om het tekort te dekken ten opzichte van de verplichtingen opgelegd door dit pensioenreglement.
Slechts in de uitzonderlijke situatie dat de werkgever niet meer bestaat wegens faillissement of ontbinding en vereffening en de pensioengerechtigden niet worden overgenomen door een derde, kan vermindering van de pensioenaanspraken plaatsvinden. De te volgen modaliteiten bij onvermogen van de werkgever worden beschreven in de beheersovereenkomst.
In alle andere gevallen kan het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten niet verminderen
6. In bijzondere gevallen kunnen de werkgever en het fonds afwijken van het bepaalde in dit pensioenreglement ten aanzien van enkele deelnemers, voor zover de belangen van de overige deelnemers niet worden geschaad.
7. In alle gevallen, waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist de werkgever, na overleg met fonds.
8. Het bestuur en de werkgever treden in de gevallen genoemd in dit artikel niet in strijd met de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 of de Belgische wetgeving
Artikel 27. Datum inwerkingtreding en overgangsbepalingen 2002
1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2002. Dit pensioenreglement
is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2023.
2. De aanspraken die ontstaan uit de in dit reglement omschreven pensioenregeling vervangen per de ingangsdatum van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling de voordien door de werkgever aan de deelnemer verleende pensioenaanspraken. De per 31 december 2001 volgens het tot dan toe geldende pensioenreglement opgebouwde pensioenen, die zijn verzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V., uit
hoofde van het collectieve pensioencontract nr. 202310, vormen een onderdeel van de aanspraken, die worden verleend op grond van deze pensioenregeling.
De bij voornoemde verzekeraar opgebouwde pensioenen worden bij pensioeningang gecedeerd aan het fonds.
3. De per 1 januari 1998 gewijzigde afrondingssystematiek van de meetellende diensttijd, zal geen negatieve gevolgen hebben voor deelnemers die op 31 december 1997 reeds deelnamen aan de op die datum geldende pensioenregeling.
De eventuele op grond van het vorige pensioenreglement voor hen geldende langere in aanmerking te nemen diensttijd, zal voor hen worden gehandhaafd.
4. Artikel 1 begrip 14 en artikel 13 lid 4 zijn ingevoerd per 28 november 2012. Per diezelfde datum zijn artikel 4 lid 4, artikel 7 lid 1, artikel 8 lid 6, artikel 9 lid 6 en artikel 27 lid 4 gewijzigd.
5. Per 1 juli 2015 zijn de volgende bepalingen gewijzigd:
a. Artikel 2 lid 3
b. Artikel 2 lid 4 sub f en g
c. Artikel 10 lid 3
d. Artikel 11 lid 1
e. Artikel 26 lid 8
f. Artikel 27 lid 1
6. Per 1 juli 2015 zijn de volgende bepalingen toegevoegd:
a. Artikel 23 lid 6
b. Artikel 24 lid 2, 3 en 4
c. Artikel 27 lid 5 en 6
7. Per 1 januari 2016 zijn de volgende bepalingen gewijzigd:
a. Artikel 2 lid 3
b. Artikel 2 lid 4
c. Artikel 7 lid 3, 4 en 7
d. Artikel 13 lid 1
e. Artikel 27 lid 1
8. Per 1 januari 2016 zijn de volgende bepalingen toegevoegd:
a. Artikel 7a
b. Artikel 8 lid 5 (onder vernummering van de daaropvolgende leden)
c. Artikel 27 lid 7 en 8
9. Per 1 januari 2018 is de volgende bepaling gewijzigd:
a. Artikel 7
10. Per 1 januari 2023 is het partnerbegrip gewijzigd.
Getekend te Europoort-Rotterdam op,
BP Europa SE – BP Nederland
Artikel 28 Overgangsbepalingen 2014
1. De pensioenaanspraken en -rechten van aanspraak- en pensioengerechtigden die op 1 januari 2002 geen pensioen meer opbouwden bij (een rechtsvoorganger van) Stichting Pensioenfonds BP en de waarde van hun tot die datum bij de werkgever opgebouwde aanspraken en/of pensioenrechten hebben overgedragen naar Stichting Pensioenfonds BP Nederland worden uitgekeerd volgens dit vanaf 1 januari 2014 geldende pensioenreglement. Dit pensioenreglement vervangt voor hen de bepalingen met betrekking tot uitkering van en beschikking over aanspraken en rechten het op 31 december 2013 voor hen geldende pensioenreglement. Dit geldt niet voor het arbeidsongeschiktheidspensioen en de voorwaarden van toeslagverlening. Daarvoor blijft het voor hen toepasselijke pensioenreglement van 31 december 2013 gelden.
De toeslagverlening voor deze aanspraak- en pensioengerechtigden is opgenomen in Appendix III.
2. “Pensioenreglement 1998 van Stichting Pensioenfonds BP, van toepassing op de gewezen deelnemers en gepensioneerden die op 1 januari 2002 geen pensioen meer opbouwden en hun pensioenrechten hebben overgedragen naar Stichting Pensioenfonds BP Nederland” is per 1 januari 2014 komen te vervallen.Dit vanaf 1 januari 2014 geldende pensioenreglement vervangt in zoverre voor die pensioen- en aanspraakgerechtigden het in de eerste volzin genoemde pensioenreglement.
3. De titel van dit reglement is per 1 januari 2014 uitgebreid met “en de gewezen deelnemers en gepensioneerden die op 1 januari 2002 geen pensioen meer opbouwden en hun pensioenrechten hebben overgedragen naar Stichting Pensioenfonds BP Nederland”.
4. Voor degene die pensioen- of aanspraakgerechtigde is op 31 december 2013 is, in afwijking van artikel 1, de pensioendatum gelijk aan de eerste dag van de maand waarin de gerechtigde de 65-jarige leeftijd heeft bereikt. De in dit pensioenreglement genoemde flexibiliseringsbepalingen gelden alleen voor zover het ouderdomspensioen nog niet is ingegaan op 1 januari 2014.
5. De deelnemer die op 31 december 2013 deelnemer was volgens dit pensioenreglement heeft aanspraak op een extra ouderdomspensioen. Die extra aanspraak op ouderdomspensioen wordt als volgt vastgesteld:
a. Het op 31 december 2013 volgens het op die datum geldende pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen, wordt op basis van een door het bestuur vastgestelde conversiefactor herrekend naar een ouderdomspensioen ingaand op de pensioendatum volgens dit op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement;
b. Het onder a berekende ouderdomspensioen wordt verminderd met het ouderdomspensioen dat is opgebouwd op 31 december 2013, volgens het op 1 januari 2014 geldende pensioenreglement;
De uitkomst van b is het extra ouderdomspensioen.
De onder a genoemde conversiefactor geldt voor de herrekening per 1 januari 2014 en wordt bepaald volgens de door het bestuur vastgestelde tabel die is opgenomen in Appendix VI bij dit pensioenreglement.
Het extra ouderdomspensioen telt niet mee voor de vaststelling van aanspraken op partner- en wezenpensioen. Het extra ouderdomspensioen wordt gedurende het deelnemerschap jaarlijks op 1 april verhoogd met de algemene verhoging. Na afloop van het deelnemerschap wordt het jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage als het ouderdomspensioen van gewezen deelnemers.
6. Degene die op grond van het voor hem op 31 december 2013 geldende pensioenreglement recht had op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid en die op 1 januari 2014 nog arbeidsongeschikt is in de zin van dit pensioenreglement, wordt voor de verwerving van pensioenen vanaf die datum geacht arbeidsongeschikt te zijn geworden onder dit (vanaf 2014 geldende) pensioenreglement. Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen en de voorwaarden van toeslagverlening blijven voor deze deelnemer de voorwaarden van het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement gelden, zoals deze zijn opgenomen in Appendix III en IV van dit geldende pensioenreglement.
7. De deelnemer die op grond van het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement ziek of arbeidsongeschikt zou zijn op 1 januari 2014, maar op die datum nog geen recht heeft op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen, wordt geacht arbeidsongeschikt te zijn geworden onder dit pensioenreglement.
Appendix I: Ploegendienstsalaris
Addendum bij pensioenreglement 1998 Ploegendienstsalaris
Conform het gestelde in artikel 4 lid 3 van het pensioenreglement zal rekening worden gehouden met het ploegendienstsalaris voor de berekening van de pensioenen (met inbegrip van het WIA-excedentpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen).
De toekenning van het ploegendienstsalaris vindt daarbij als volgt plaats:
a. het ploegendienstsalaris wordt op 1 april van elk jaar uitgedrukt in een percentage van 12/14 maal het jaarsalaris;
b. jaarlijks op 1 april wordt de (gemiddelde) ploegendienstfactor berekend, aangevend de verhouding tussen de som van de ploegendienstpercentages bedoeld in de onder a en de deelnemersjaren bedoeld in artikel 5 van het pensioenreglement;
c. de ploegendienstpensioengrondslag is gelijk aan het product van 1% van het jaarsalaris en de ploegendienstfactor.
Bij wijziging van het ploegendienstpercentage zal de ploegendienstfactor opnieuw worden vastgesteld; hierbij zal er voor de toekomstige deelnemersjaren steeds van worden uitgegaan dat het ploegentoeslagpercentage onveranderd blijft.
Over de ploegendienstpensioengrondslag wordt op dezelfde wijze pensioen berekend als over de volgens artikel 4 vastgestelde pensioengrondslag.
Het ploegendienstsalaris wordt mede in aanmerking genomen voor de vaststelling van de door de werknemer ingevolge artikel 21, leden 2 en 3, te betalen deelnemersbijdrage.
Appendix II: Voorwaardelijke toeslagen deelnemers die niet hebben ingestemd
1. Voor gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden die op 31 december 2013 aanspraak- of pensioengerechtigd waren onder dit reglement geldt de in deze Appendix opgenomen toeslagenregeling. Op pensioenaanspraken van deelnemers wordt geen toeslag verleend. Voor personen die op 31 december 2013 deelnemer waren aan dit reglement geldt de in dit artikel opgenomen toeslagenregeling zodra zij gewezen deelnemer of pensioengerechtigde worden
2. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal 70% van het rekenkundig gemiddelde van de algemene verhoging over het kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum en de algemene verhoging over het kalenderjaar daaraan voorafgaand. De verhoging is nooit negatief en nooit meer dan 4%. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks, na advies van het Dutch Management Committee en na overleg met de BP Group Netherlands in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast op basis van de formules opgenomen is het financieringsplan.
De toeslag als bedoeld in dit artikel is voorwaardelijk. Een eenmaal toegekende toeslag zal niet meer ingetrokken worden.
3. Toekenning van de toeslag op het pensioen vindt eenmaal per twee jaar plaats op 1 april. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het fonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd of er wordt een opslag op de premie betaald conform het daarover bepaalde in het financieringsplan.
4. Indien en voor zover van overheidswege de salarisverhogingen van de deelnemers worden beperkt tot een niveau dat lager ligt dan op basis van de algemene verhoging, dan is het bestuur – na advies van het Dutch Management Committee en na overleg met BP Group Netherlands - gerechtigd een dienovereenkomstige beperking toe te passen op de toeslagen.
5. Onder algemene verhoging wordt in dit verband verstaan: de procentuele stijging van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens, niet-afgeleid, van het CBS (1995=100), gerekend over het volle kalender jaar (de periode januari-december) voorafgaand aan de peildatum, afgerond op één decimaal; als deze stijging meer dan 0,5% hoger is dan de procentuele stijging van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens, afgeleid, van het CBS (1995=100), gerekend over het volle kalender jaar (januari-december) voorafgaand aan de peildatum, wordt de algemene verhoging in afwijking vastgesteld op de laatstgenoemde stijging vermeerderd met 0,5%, afgerond op één decimaal.
Appendix III: Voorwaardelijke toeslagen non-actieven 2002
1. Voor de pensioen- en aanspraakgerechtigden in de zin van artikel 28 lid 1 en degenen met recht op arbeidsongeschiktheidspensioen als genoemd in artikel 28 lid 6 van het pensioenreglement gelden de voorwaarden van toeslagverlening zoals uitgewerkt in deze Appendix.
2. Het is de intentie van het fonds en de werkgever, indien en voor zover de daartoe bestemde middelen toereikend zijn, zodanige toeslagen op de reeds gefinancierde pensioenaanspraak van gewezen deelnemers c.q. het reeds ingegaan pensioen van gepensioneerden te verlenen dat de koopkracht van dit onvoorwaardelijke pensioen zoveel mogelijk op peil wordt gehouden.
Bij de vaststelling van de toeslagen wordt als leidraad de algemene verhoging genomen.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks, na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met BP Group Netherlands, in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast op basis van de formules opgenomen in het financieringsplan.
3. Vaststelling van de toeslag op het pensioen vindt jaarlijks plaats op 1 januari. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het fonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd of er wordt een opslag op de premie betaald conform het daarover bepaalde in het financieringsplan.
4. De toeslag in enig jaar zal nooit negatief zijn of meer bedragen dan 4%.
5. De toeslag, als bedoeld in dit artikel, is voorwaardelijk. Een eenmaal toegekende toeslag zal niet weer worden ingetrokken.
6. Indien en voor zover van overheidswege de salarisverhogingen van de deelnemers worden beperkt tot een niveau dat lager ligt dan op basis van de algemene verhoging, dan is het bestuur – na advies van het Dutch Management Committee en na overleg met BP Group Netherlands - gerechtigd een dienovereenkomstige beperking toe te passen op de toeslagen.
7. Onder algemene verhoging wordt in dit verband verstaan: “de procentuele stijging van het jaargemiddelde van de Nederlandse prijsinflatie (jaargemiddelde van het consumentenprijsindexcijfer, niet afgeleid, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek) van het kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum ten opzichte van het jaargemiddelde van het kalenderjaar daarvoor, afgerond op één decimaal.“
8. Indien er in enig jaar sprake is van overrendement kan het bestuur beslissen na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met BP Group Netherlands, om over te gaan tot inhaaltoeslagen. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien één of meerdere jaren geen volledige toeslag is toegepast. Indien in enig jaar geen sprake is van een verleende toeslag, kan er wel sprake zijn van een gemiste toeslag.
De gemiste toeslagen dienen individueel te worden hersteld. In geval van herstel geldt één herstelpercentage voor de gehele populatie dat op individueel niveau gemaximeerd
wordt op de over het verleden gecumuleerde gemiste toeslag. Daarbij is bepaald dat de gemiste toeslag maximaal binnen vijf jaar kan worden ingehaald. De meest recente gemiste toeslag wordt dus als eerste hersteld. De toekenning van een hersteltoeslag aan een pensioengerechtigde heeft alleen betrekking op de toekomstige uitkering. Er vindt geen aanpassing van de uitkering met terugwerkende kracht plaats.
Appendix IV: Arbeidsongeschiktheidspensioen voor degenen die daar recht op hebben gekregen vóór 1 januari 2014
1. Degene die gedurende zijn deelnemerschap arbeidsongeschikt is geworden heeft ter zake van die arbeidsongeschiktheid recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, indien de som van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris hoger is dan de WIA-loongrens.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op het tijdstip waarop de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WIA.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 wordt, of, bij eerder overlijden van de deelnemer, tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is bij gehele arbeidsongeschiktheid gelijk aan 70% van het deel van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris dat uitgaat boven de WIA-loongrens.
4. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gelijk aan het product van het uitkeringspercentage en het verschil tussen het deel van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris dat uitgaat boven de WIA- loongrens. Het uitkeringspercentage bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
Arbeidsongeschiktheids- Percentage | uitkeringspercentage |
0%-35% | 0% |
35%-45% | 28% |
45%-55% | 35% |
55%-65% | 42% |
65%-80% | 50,75% |
80% of meer | 70% |
5. Voor de toepassing van dit artikel worden het jaarsalaris, het ploegendienstsalaris en de WIA-loongrens in aanmerking genomen zoals deze laatstelijk zijn vastgesteld voorafgaande aan of samenvallend met de ingangsdatum van de WIA- uitkering voor de deelnemer.
6. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij gehele arbeidsongeschiktheid ten hoogste EUR 127.557 (niveau 2014). Dit bedrag wordt, voor het eerst per 1 april 2007, aangepast conform de algemene verhoging.
7. Ingeval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de deelnemer vervalt de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen, met uitzondering van een recht op uitkeringen terzake van arbeidsongeschiktheid die reeds bestaat. In dat laatste geval blijft het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen van kracht, maar ten hoogste voor de mate van arbeidsongeschiktheid onmiddellijk voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
8. Zodra de gewezen deelnemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor
een lager arbeidsongeschiktheidspensioen of helemaal niet meer voor het arbeidsongeschiktheidspensioen in aanmerking komt, wordt het ingegane of uitgestelde arbeidsongeschiktheidspensioen overeenkomstig verlaagd danwel vervalt de verzekering.
9. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen als omschreven in dit artikel maken deel uit van de pensioenregeling. De financiering van deze aanspraken is begrepen in de financiering van het pensioen als bedoeld in artikel 20.
Appendix V Afkoopfactoren
Hieronder zijn de in artikel 24 genoemde afkoopfactoren opgenomen. De hieronder genoemde factoren zijn geldig vanaf 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Leeftijd
Uitgesteld ouderdoms- pensioen ingaand op 67
jaar | ||||
21 | 8,0303 | 2,3473 | 28,8149 | 37,3747 |
22 | 8,1074 | 2,3937 | 28,4121 | 37,0581 |
23 | 8,1832 | 2,4401 | 28,0046 | 36,7357 |
24 | 8,2581 | 2,4860 | 27,5923 | 36,4075 |
25 | 8,3320 | 2,5318 | 27,1749 | 36,0730 |
26 | 8,4052 | 2,5774 | 26,7525 | 35,7331 |
27 | 8,4780 | 2,6231 | 26,3245 | 35,3873 |
28 | 8,5506 | 2,6692 | 25,8909 | 35,0357 |
29 | 8,6237 | 2,7149 | 25,4511 | 34,6786 |
30 | 8,6977 | 2,7606 | 25,0048 | 34,3158 |
31 | 8,7730 | 2,8064 | 24,5511 | 33,9471 |
32 | 8,8504 | 2,8518 | 24,0895 | 33,5726 |
33 | 8,9307 | 2,8969 | 23,6194 | 33,1922 |
34 | 9,0142 | 2,9420 | 23,1403 | 32,8064 |
35 | 9,1018 | 2,9869 | 22,6517 | 32,4153 |
36 | 9,1941 | 3,0315 | 22,1527 | 32,0186 |
37 | 9,2916 | 3,0766 | 21,6429 | 31,6164 |
38 | 9,3946 | 3,1217 | 21,1221 | 31,2090 |
39 | 9,5035 | 3,1673 | 20,5897 | 30,7962 |
40 | 9,6186 | 3,2131 | 20,0457 | 30,3782 |
41 | 9,7402 | 3,2592 | 19,4899 | 29,9552 |
42 | 9,8681 | 3,3056 | 18,9223 | 29,5274 |
43 | 10,0023 | 3,3525 | 18,3430 | 29,0945 |
44 | 10,1427 | 3,3998 | 17,7517 | 28,6562 |
45 | 10,2889 | 3,4475 | 17,1495 | 28,2135 |
46 | 10,4404 | 3,4962 | 16,5359 | 27,7654 |
47 | 10,5966 | 3,5456 | 15,9126 | 27,3135 |
48 | 10,7573 | 3,5954 | 15,2790 | 26,8564 |
49 | 10,9221 | 3,6459 | 14,6352 | 26,3938 |
50 | 11,0911 | 3,6973 | 13,9809 | 25,9257 |
51 | 11,2649 | 3,7494 | 13,3155 | 25,4522 |
52 | 11,4447 | 3,8019 | 12,6383 | 24,9740 |
53 | 11,6318 | 3,8550 | 11,9472 | 24,4901 |
54 | 11,8287 | 3,9080 | 11,2397 | 23,9998 |
Meeverzekerd (latent) nabestaanden- pensioen
Xxxxxxx tijdelijk partner- pensioen tot 67 jaar
Ingaand levenslang partner- pensioen
55 | 12,0374 | 3,9615 | 10,5133 | 23,5032 |
56 | 12,2612 | 4,0144 | 9,7654 | 23,0009 |
57 | 12,5017 | 4,0668 | 8,9938 | 22,4916 |
58 | 12,7599 | 4,1178 | 8,1982 | 21,9762 |
59 | 13,0343 | 4,1676 | 7,3793 | 21,4535 |
60 | 13,3225 | 4,2162 | 6,5396 | 20,9236 |
61 | 13,6228 | 4,2619 | 5,6824 | 20,3883 |
62 | 13,9343 | 4,3053 | 4,8075 | 19,8462 |
63 | 14,2611 | 4,3453 | 3,9113 | 19,2957 |
64 | 14,6088 | 4,3804 | 2,9898 | 18,7377 |
65 | 14,9768 | 4,4114 | 2,0432 | 18,1733 |
66 | 15,3655 | 4,4363 | 1,0729 | 17,6011 |
67 | 15,7720 | 4,4471 | 0,0826 | 17,0219 |
67.1 | 4,4485 | - | ||
68 | 16,4371 | |||
69 | 15,8484 | |||
70 | 15,2530 | |||
71 | 14,6541 | |||
72 | 14,0516 | |||
73 | 13,4447 | |||
74 | 12,8368 | |||
75 | 12,2270 | |||
76 | 11,6188 | |||
77 | 11,0123 | |||
78 | 10,4092 | |||
79 | 9,8114 | |||
80 | 9,2183 | |||
81 | 8,6388 | |||
82 | 8,0713 | |||
83 | 7,5201 | |||
84 | 6,9850 | |||
85 | 6,4682 | |||
86 | 5,9757 | |||
87 | 5,5103 | |||
88 | 5,0744 | |||
89 | 4,6631 | |||
90 | 4,2840 | |||
91 | 3,9396 | |||
92 | 3,6155 | |||
93 | 3,3197 | |||
94 | 3,0518 | |||
95 | 2,8109 | |||
96 | 2,5961 | |||
97 | 2,4059 |
98 2,2387
99 2,0921
In bovenstaande tabel is de leeftijd in de eerste kolom afwijkend van de pensioenleeftijd. Indien afkoop op pensioendatum plaatsheeft, dan dient men uit te gaan van de factor bij de leeftijd 67 jaar + 1 maand.
Leeftijd wezenpensioen
tot 18 jaar
wezenpensioen tot 27 jaar
0 14,7513
1 14,1190
2 13,4474
3 12,7614
4 12,0599
5 11,3410
6 10,6018
7 9,8395
8 9,0523
9 8,2400
10 7,4040
11 6,5472
12 5,6726
13 4,7809
14 3,8689
15 2,9328
16 1,9738
17 0,9946
18 0,0000 8,2350
19 7,4000
20 6,5442
21 5,6705
22 4,7795
23 3,8681
24 2,9324
25 1,9736
26 0,9946
27 0,0000
Appendix VI Conversiefactoren
Hieronder zijn de in artikel 28 genoemde conversiefactoren opgenomen. De conversiefactoren zijn bepaald op basis van de door Toezichthouder Nederland gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2013.
Conversiefactor per 31 december 2013 voor omzetting van levenslang ouderdomspensioen vanaf de 1e dag van de maand waarin de 65e verjaardag valt naar levenslang ouderdomspensien vanaf de 1e dag van de maand volgend op de 67e verjaardag | |||||||||||||
leeftijd in jaren en maanden | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
15 | 1,1488 | 1,1489 | 1,1489 | 1,1490 | 1,1490 | 1,1490 | 1,1491 | 1,1491 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1493 | 1,1493 |
16 | 1,1493 | 1,1493 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1495 | 1,1495 | 1,1495 | 1,1496 | 1,1496 | 1,1496 | 1,1497 | 1,1497 |
17 | 1,1497 | 1,1497 | 1,1498 | 1,1498 | 1,1498 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1501 | 1,1501 |
18 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1504 |
19 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1507 | 1,1507 |
20 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 |
21 | 1,1509 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1512 | 1,1512 |
22 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1514 |
23 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 |
24 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 |
25 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 |
26 | 1,1516 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 |
27 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 |
28 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 |
29 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1517 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 |
30 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1516 | 1,1515 | 1,1515 |
31 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1515 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 |
32 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1514 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 |
33 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1513 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1512 | 1,1511 | 1,1511 |
34 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1511 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1510 | 1,1509 |
35 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1509 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1508 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 |
36 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1507 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1506 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1505 | 1,1504 | 1,1504 |
37 | 1,1504 | 1,1504 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1503 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1502 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1501 | 1,1500 |
38 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1500 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1499 | 1,1498 | 1,1498 | 1,1497 | 1,1497 | 1,1497 | 1,1496 | 1,1496 |
39 | 1,1496 | 1,1496 | 1,1495 | 1,1495 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1494 | 1,1493 | 1,1493 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1492 | 1,1491 |
40 | 1,1491 | 1,1491 | 1,1490 | 1,1490 | 1,1489 | 1,1489 | 1,1489 | 1,1488 | 1,1488 | 1,1487 | 1,1487 | 1,1487 | 1,1486 |
41 | 1,1486 | 1,1486 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1482 | 1,1482 | 1,1481 |
42 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1480 | 1,1480 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1478 | 1,1478 | 1,1477 | 1,1477 | 1,1476 |
43 | 1,1476 | 1,1476 | 1,1476 | 1,1475 | 1,1475 | 1,1474 | 1,1474 | 1,1473 | 1,1473 | 1,1472 | 1,1472 | 1,1471 | 1,1471 |
44 | 1,1471 | 1,1470 | 1,1469 | 1,1469 | 1,1468 | 1,1468 | 1,1467 | 1,1467 | 1,1466 | 1,1466 | 1,1465 | 1,1464 | 1,1464 |
45 | 1,1464 | 1,1463 | 1,1462 | 1,1462 | 1,1461 | 1,1461 | 1,1460 | 1,1460 | 1,1459 | 1,1459 | 1,1458 | 1,1458 | 1,1457 |
46 | 1,1457 | 1,1457 | 1,1456 | 1,1456 | 1,1455 | 1,1455 | 1,1455 | 1,1454 | 1,1454 | 1,1454 | 1,1453 | 1,1453 | 1,1453 |
47 | 1,1453 | 1,1453 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1450 | 1,1450 |
48 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1448 | 1,1448 |
49 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 |
50 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1447 | 1,1448 |
51 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1448 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1449 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1450 | 1,1451 | 1,1451 | 1,1452 |
52 | 1,1452 | 1,1452 | 1,1453 | 1,1453 | 1,1454 | 1,1454 | 1,1455 | 1,1455 | 1,1456 | 1,1456 | 1,1457 | 1,1457 | 1,1458 |
53 | 1,1458 | 1,1458 | 1,1459 | 1,1459 | 1,1460 | 1,1460 | 1,1461 | 1,1461 | 1,1462 | 1,1462 | 1,1463 | 1,1463 | 1,1464 |
54 | 1,1464 | 1,1464 | 1,1465 | 1,1465 | 1,1466 | 1,1467 | 1,1467 | 1,1468 | 1,1468 | 1,1469 | 1,1469 | 1,1470 | 1,1470 |
55 | 1,1470 | 1,1471 | 1,1471 | 1,1472 | 1,1472 | 1,1473 | 1,1473 | 1,1474 | 1,1475 | 1,1475 | 1,1476 | 1,1476 | 1,1477 |
56 | 1,1477 | 1,1477 | 1,1478 | 1,1478 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1479 | 1,1480 | 1,1480 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1482 |
57 | 1,1482 | 1,1482 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 |
58 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 |
59 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1485 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1484 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1483 | 1,1482 |
60 | 1,1482 | 1,1482 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1481 | 1,1480 | 1,1480 | 1,1479 | 1,1478 | 1,1478 | 1,1477 | 1,1476 | 1,1476 |
61 | 1,1476 | 1,1475 | 1,1474 | 1,1474 | 1,1473 | 1,1472 | 1,1471 | 1,1470 | 1,1469 | 1,1468 | 1,1467 | 1,1466 | 1,1465 |
62 | 1,1465 | 1,1463 | 1,1462 | 1,1461 | 1,1460 | 1,1458 | 1,1457 | 1,1455 | 1,1454 | 1,1452 | 1,1451 | 1,1449 | 1,1448 |
63 | 1,1448 | 1,1446 | 1,1444 | 1,1442 | 1,1441 | 1,1439 | 1,1437 | 1,1435 | 1,1433 | 1,1431 | 1,1429 | 1,1427 | 1,1425 |
64 | 1,1425 | 1,1423 | 1,1421 | 1,1418 | 1,1416 | 1,1414 | 1,1412 | 1,1410 | 1,1408 | 1,1405 | 1,1403 | 1,1401 |