Beleidsregels inzake
Beleidsregels inzake
depot en openbaarmaking van
overeenkomsten inzake interconnectie, bijzondere toegang en
ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk
Beleidsregels inzake depot en openbaarmaking van overeenkomsten inzake interconnectie, bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk
§ 1 Gelet op artikel 6.2. lid 1 van de Telecommunicatiewet1 (verder: Tw) en overwegende dat
• het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) (verder: het college) belast is met de uitvoering en handhaving van regels op het gebied van telecommunicatie en post;
• aanbieders op grond van artikel 6.2 lid 1, artikel 6.9 lid 2 juncto artikel 6.2 lid 12 alsmede artikel
6.10 lid 5 juncto artikel 6.2 lid 13 van de Tw verplicht zijn om afschriften van overeenkomsten inzake interconnectie, bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk alsmede wijzi- gingen hierin, zoals bedoeld in artikel 6.1 lid 6 van de Tw, te deponeren bij het college;
• de wetgever met deze verplichting onder meer heeft beoogd om het college in staat te stellen te bezien of aanbieders daadwerkelijk tot de hiervoor bedoelde overeenkomsten komen;
• het college op grond van artikel 6.2 lid 2 en artikel 6.9 lid 2 juncto artikel 6.2 lid 2 van de Tw kan oordelen dat een overeenkomst strijdig is met het bepaalde bij of krachtens de Tw en betrokken aan- bieders daarvan in kennis kan stellen onder mededeling van de onderdelen die naar zijn oordeel wij- ziging behoeven;
• zolang de door het college aangegeven wijzigingen niet zijn aangebracht, door betrokken aanbieders niet is voldaan aan artikel 6.1 Tw;
• het college op grond van artikel 6.2 lid 3, artikel 6.9 lid 2 juncto artikel 6.2 lid 3 alsmede artikel 6.10 lid 5 juncto artikel 6.2 lid 3 van de Tw de bij hem gedeponeerde overeenkomsten op verzoek aan be- langhebbenden ter beschikking kan stellen, met uitzondering van naar het oordeel van het college als vertrouwelijk aan te merken bedrijfsgegevens;
• de wetgever met de openbaarmaking aan belanghebbenden heeft beoogd dat deze de overeenkom- sten in kunnen zien en zich hierdoor goed kunnen oriënteren op de bestaande en onderhandelbare voorwaarden inzake interconnectie, bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnet- werk;
• de openbaarmakingsregeling van artikel 6.2 lid 3 van de Tw een aan de Wet openbaarheid van be- stuur derogerende werking heeft en, voor zover het de openbaarmaking betreft, een uitputtende re- geling vormt;
• beleidsregels dienen te worden vastgesteld die enerzijds voorzien in een nadere invulling van de deponeringsplicht zoals geformuleerd in artikel 6.2 lid 1, artikel 6.9 lid 2 juncto artikel 6.2 lid 1 als- mede artikel 6.10 lid 5 juncto artikel 6.2 lid 3 van de Tw en anderzijds de wijze van openbaarmaking van gedeponeerde overeenkomsten aan belanghebbenden nader invult;
• de door het college op 31 mei 2000 vastgestelde beleidsregels4 terzake naar het oordeel van het college dienen te worden gewijzigd,
heeft het college de volgende regels met betrekking tot depot en openbaarmaking van overeenkomsten inzake interconnectie, bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk vastgesteld.
§ 2 Het wettelijk kader
Artikel 6.2 van de Tw luidt:
“1. Van overeenkomsten als bedoeld in artikel 6.1, zesde lid, en wijzigingen daarin, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week nadat bedoelde overeenkomsten zijn gesloten, onderscheiden- lijk bedoelde wijzigingen zijn overeengekomen, een afschrift gedeponeerd bij het college.
1 Wet van 19 oktober 1998, Stb. 1998, 610.
2 Deze artikelen zijn enkel van toepassing op aanbieders met aanmerkelijke marktmacht.
3 Deze artikelen zijn enkel van toepassing op aangemelde exploitanten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2887/2000.
4 Staatscourant 5 juni 2000, nr. 106, pagina 14.
2. Indien het college van oordeel is dat een overeenkomst strijdig is met het bepaalde bij of krachtens deze wet, stelt het de partijen daarvan in kennis onder mededeling van de onderdelen die naar zijn oor- deel wijziging behoeven. Zolang die wijzigingen niet zijn aangebracht, is door betrokken aanbieders niet voldaan aan artikel 6.1.
3. Het college kan een afschrift van bij hem gedeponeerde overeenkomsten op verzoek aan belangheb- benden ter beschikking stellen, met uitzondering van naar het oordeel van het college als vertrouwelijk aan te merken bedrijfsgegevens.”
Artikel 6.9, eerste en tweede lid:
“1. Aanbieders, aangewezen door het college krachtens artikel 6.4, eerste lid, voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang.
2. De artikelen 6.2, 6.3 en 6.5 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het in artikel 6.5, onderdelen a en b, vastgelegde vereiste van non-discriminatie, behoudens het bepaalde in het derde lid, mede ziet op de ten behoeve van de totstandbrenging van interconnectie als bedoeld in artikel 6.1 geboden bijzondere toegang.”
Artikel 6.10, vijfde lid:
“5. Artikel 6.2 is van overeenkomstige toepassing op overeenkomsten inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 2, onderdeel i, van de verordening, waarbij een aangemelde exploitant, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de verordening, partij is.”
§ 3 Definities
Aanbieder met aanmerkelijke marktmacht: de aanbieder als bedoeld in artikel 6.4 lid 1 Tw en de aange- melde exploitant als bedoeld in artikel 6.10 lid 5 Tw.
Belanghebbenden: (potentiële) aanbieders die aannemelijk maken diensten met betrekking tot intercon- nectie, huurlijnen of bijzondere toegang aan te bieden en/of af te nemen of af te gaan nemen. Het zijn van een belanghebbende kan bijvoorbeeld blijken uit een (notariële) akte tot oprichting van een onder- neming of uit een ondernemingsplan.
College: college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit5.
Depotplichtige partijen: aanbieders als bedoeld in artikel 6.1 lid 1, 2 en 5 van de Tw alsmede aanbieders, aangewezen door het college krachtens artikel 6.4 lid 1 van de Tw.
Hieronder vallen:
a) bij interconnectie-overeenkomsten: alle aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten in Nederland, die daarbij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren;
b) bij interconnectie-overeenkomsten inzake huurlijnen: alle aanbieders van huurlijnen in Nederland;
c) bij bijzondere toegangsovereenkomsten: aanbieders met aanmerkelijke marktmacht.
Interconnectie-overeenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 6.1 lid 6 van de Tw. Hieronder valt in ieder geval:
a) een overeenkomst op basis waarvan interconnectie tot stand komt;
b) een overeenkomst op basis waarvan interconnectie met buitenlandse telecommunicatienetwerken tot stand komt;
c) een overeenkomst op basis waarvan interconnectie tot stand komt met gebruikmaking van huurlijnen.
5 Wet van 5 juli 1997 Stb. 1997, 320.
Openbaarmaking: het verstrekken van een afschrift en/of het verlenen van inzage.
Openbare versie: de versie van een interconnectie-overeenkomst of overeenkomst inzake bijzondere toe- gang die beschikbaar wordt gesteld aan belanghebbenden.
Overeenkomst: overeenkomst inzake interconnectie en/of bijzondere toegang en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk.
Overeenkomst inzake bijzondere toegang: overeenkomst als bedoeld in artikel 6.9 lid 1 en 2 juncto 6.1 lid 6 van de Tw op basis waarvan bijzondere toegang als gedefinieerd in artikel 1.1 sub j van de Tw tot stand komt.
Hieronder valt in ieder geval:
a) overeenkomst op basis waarvan bijzondere toegang tot stand komt;
b) overeenkomst op basis waarvan interconnectie tot stand komt in verband met bijzondere toegang.
Overeenkomst inzake ontbundelde toegang: overeenkomst als bedoeld in artikel 6.10 lid 5 Tw;
Voorgestelde openbare versie: door de depotplichtige partij zelf aangepaste en bij het college ingediende versie van een overeenkomst inzake interconnectie, bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk ten behoeve van de vaststelling van een openbare versie door het college.
§ 4 Reikwijdte van de beleidsregels
Deze beleidsregels richten zich wat betreft het depot van de overeenkomsten tot de ‘depotplichtige par- tijen’ en voor wat betreft de openbaarmaking van de overeenkomsten tot de ‘belanghebbenden’.
Het college verstaat onder het begrip “overeenkomst” zoals dat in hoofdstuk 6 van de Tw wordt gehan- teerd, alle vormen van afspraken met betrekking tot interconnectie en/of bijzondere toegang en/of ont- bundelde toegang tot het aansluitnetwerk, ongeacht de kwalificatie die de contractspartijen hieraan zelf geven. Hierbij kan gedacht worden aan mondelinge overeenkomsten, ‘side-letters’ en elektronische be- richten.
Met de in paragraaf 3 genoemde definitie van het begrip ‘depotplichtige partijen’ is de Tw gevolgd. In afwijking op de Interconnectierichtlijn, waar alleen voor aanbieders met aanmerkelijke marktmacht een deponeringsplicht bestaat, is in de Tw gekozen om de verplichting tot het deponeren van de interconnec- tie-overeenkomsten op te leggen aan alle interconnectieplichtige partijen6. Immers zowel het recht op, als de verplichting tot interconnectie rust op alle partijen die binnen Nederland de toegang tot net- werkaansluitpunten van eindgebruikers controleren. Ten behoeve van de interoperabiliteit van hun dienstverlening is maximale transparantie in de markt wenselijk.
De verplichting tot deponering van overeenkomsten inzake bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk beperkt zich tot aanbieders met aanmerkelijke marktmacht, dan wel aangemelde exploitanten. Alleen deze aanbieders zijn immers verplicht om te voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk. Door het deponeren van de des- betreffende overeenkomsten is het voor aanbieders mogelijk inzicht te verkrijgen in hetgeen een redelijk verzoek kan zijn.
§ 5 Doel van de deponering en openbaarmaking
Gelet op de Tw dient de deponering van volledige exemplaren van overeenkomsten drie doelen, te weten:
1. Het college de mogelijkheid te bieden toezicht te houden op de naleving van de bepaling dat aanbie- ders daadwerkelijk tot een overeenkomst zijn gekomen7. Dit toezicht is van belang met het oog op de daadwerkelijke interoperabiliteit van dienstverlening aan eindgebruikers.
6 Kamerstukken II 1996/97, 25 533, nr. 3, p. 97.
7 Kamerstukken II 1996/97, 25 533, nr. 3, p. 97.
2. De deponering van overeenkomsten vormt een voorwaarde om deze overeenkomsten, zoals artikel 6.2 lid 3 van de Tw bepaalt, te kunnen openbaren aan ‘belanghebbenden’ en daarmee de transparantie van de markt te kunnen bevorderen.
3. Het college de mogelijkheid te bieden toezicht te houden op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Tw.
§ 6 Uitwerking van de deponeringsplicht
1. Depotplichtige partijen verstrekken aan het college een volledig afschrift van alle op en na 15 de- cember 1998 van kracht zijnde overeenkomsten alsmede de wijzigingen daarin. Een dergelijk depot dient vergezeld te gaan van een ingevulde en ondertekende Verklaring als bedoeld in bijlage 1.
2. In geval van wijziging(en) in een overeenkomst dienen depotplichtige partijen dat onderdeel van de overeenkomst wat de wijziging bevat te deponeren - ten minste bestaande uit een of meerdere hele pagina’s - en in een begeleidend schrijven duidelijk aan te geven wat de specifieke wijziging betreft en op welke exacte plaats in de bestaande overeenkomst deze pagina‘s dienen te worden opgeno- men. Het college kan zonodig van depotplichtige partijen verlangen dat in geval van wijziging(en) de gehele overeenkomst opnieuw wordt gedeponeerd indien depotplichtige partijen naar het oordeel van het college niet in voldoende mate inzichtelijk hebben gemaakt op welke wijze de reeds gedepo- neerde overeenkomst is gewijzigd. Desgewenst kunnen depotplichtige partijen in geval van wijzi- ging(en) eigener beweging er toe overgaan om de gehele overeenkomst opnieuw te deponeren.
3. Het college dient uiterlijk één week na het afsluiten van de overeenkomst en/of wijziging(en) daarin, door middel van depot in het bezit te komen van een afschrift van de desbetreffende overeenkomsten en/of de wijziging(en) daarin.
4. Depotplichtige partijen dienen de overeenkomst – zowel de vertrouwelijke als een voorgestelde openbare versie - ten minste in schriftelijke vorm te deponeren. Indien de overeenkomst eveneens in elektronische vorm beschikbaar is, dienen depotplichtige partijen ook de overeenkomst in elektroni- sche vorm te deponeren.
5. Indien het college constateert dat de door depotplichtige partijen gedeponeerde afschriften van een en dezelfde overeenkomst van elkaar afwijken en/of niet volledig zijn, zal het college depotplichtige partijen verzoeken volledige afschriften van de overeenkomst te deponeren.
6. Indien het college constateert dat depotplichtige partijen de in bijlage 1 bedoelde Verklaring niet (correct) hebben ingevuld en/of ondertekend, zal het college depotplichtige partijen verzoeken de in de bijlage 1 opgenomen Verklaring alsnog (correct) in te vullen en/of te ondertekenen.
7. De afschriften en openbare versies van op en na 15 december 1998 van kracht zijnde overeenkomsten en wijzigingen daarin worden door het college gearchiveerd.
§ 7 Openbaarheid en vertrouwelijkheid
1. Bij het deponeren van een afschrift van de overeenkomst dan wel de wijziging(en) daarin, kan een depotplichtige partij desgewenst verzoeken bepaalde bedrijfsgegevens, welke in de overeenkomst zijn opgenomen, als vertrouwelijk aan te merken. Een dergelijk verzoek dient met redenen te zijn omkleed en dient vergezeld te gaan van een voorgestelde openbare versie van de overeenkomst.
2. Indien de depotplichtige partijen, op het moment dat zij een en dezelfde overeenkomst dan wel wij- ziging(en) daarin deponeren, niet stellen dat de overeenkomst als vertrouwelijk aan te merken be- drijfsgegevens bevat, stelt het college vast dat de overeenkomst geen als vertrouwelijk aan te merken bedrijfsgegevens bevat.
3. Indien slechts één van de depotplichtige partijen zich gemotiveerd beroept op vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens, stelt het college op basis van de aangevoerde argumenten en met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van paragraaf 7 en paragraaf 8 vast welke onderdelen van de overeenkomst als vertrouwelijk worden aangemerkt.
4. Indien de depotplichtige partijen zich beroepen op vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens en het college constateert dat de voorgestelde openbare versies van de overeenkomst ten opzichte van el-
kaar afwijken, stelt hij betrokken partijen hiervan in kennis en worden partijen in de gelegenheid ge- steld hun zienswijze kenbaar te maken.
5. Indien het college voornemens is om, bij de vaststelling van bedrijfsgegevens die als vertrouwelijk zullen worden aangemerkt, af te wijken van de door betrokken partijen gedeponeerde voorgestelde openbare versies, stelt hij de desbetreffende partijen hiervan in kennis en worden de partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken.
6. Nadat de partijen hun zienswijze hebben gegeven, stelt het college met inachtneming van het be- paalde in paragraaf 8 definitief vast welke onderdelen van de overeenkomst als vertrouwelijk worden aangemerkt en stelt het college de openbare versie van de overeenkomst vast. Indien bepaalde be- drijfsgegevens zijn verwijderd uit de openbare versie, maakt het college dat inzichtelijk.
7. Indien het college bij de vaststelling van de openbare versie van de overeenkomst is afgeweken van de door depotplichtige partijen gegeven zienswijze met betrekking tot vertrouwelijkheid, deelt het college de depotplichtige partijen die zich op vertrouwelijkheid hebben beroepen dat mede.
8. Indien het college de in het vorige lid bedoelde mededeling heeft gedaan, gaat het college niet eer- der over tot het ter beschikking stellen van een afschrift van de overeenkomst aan belanghebbenden dan na een week na verzending van de mededeling aan depotplichtige partijen, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich te wenden tot de bevoegde civiele rechter.
9. Na de in het vorige lid bedoelde week maakt het college op zijn website xxx.xxxx.xx melding van het feit dat een afschrift van de door het college vastgestelde openbare versie van de overeenkomst aan belanghebbenden kan worden verstrekt.
§ 8 Beslissingscriteria met betrekking tot vertrouwelijkheid
1. Onderdelen van een overeenkomst welke diensten, alsmede de voorwaarden en tarieven waaronder deze diensten worden geleverd, van een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht omschrijven, wor- den door het college niet als vertrouwelijk aangemerkt.
2. Onderdelen van een overeenkomst welke diensten, alsmede de voorwaarden waaronder deze diensten worden geleverd, van een aanbieder zonder aanmerkelijke marktmacht omschrijven, worden door het college niet als vertrouwelijk aangemerkt.
3. Onderdelen van een overeenkomst welke de aard en omvang van de overeengekomen netwerkkoppe- ling(en) omschrijven, worden op verzoek van (één der) aanbieders door het college als vertrouwelijk aangemerkt.
4. Onderdelen van een overeenkomst welke de tarieven van een aanbieder zonder aanmerkelijke markt- macht omschrijven, worden op verzoek van de aanbieder die deze tarieven hanteert door het college als vertrouwelijk aangemerkt.
5. Overige onderdelen van een overeenkomst zullen slechts dan door het college als vertrouwelijk wor- den aangemerkt indien de aanbieder die zich op vertrouwelijkheid beroept, aannemelijk maakt dat die onderdelen behoren tot zijn commerciële strategie.
§ 9 Uitwerking beoordeling
Door een depot als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 van de Tw neemt het college kennis van de door beide partijen als tussen hen gesloten en geldende voorwaarden voor interconnectie, bijzondere toegang en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk. Indien het college van oordeel is dat (onderdelen van) deze overeenkomst in strijd is (zijn) met het bepaalde bij of krachtens de Tw, zal hij conform artikel 6.2 lid 2 van de Tw partijen hiervan gemotiveerd mededeling doen en hen opgave doen van de onderdelen die binnen een daarbij aan te geven termijn moeten worden gewijzigd.
§ 10 Uitwerking van het recht tot inzage en verstrekking van afschriften
1. Het college stelt met inachtneming van paragraaf 11 de openbare versies van de bij haar gedepo- neerde overeenkomsten beschikbaar voor inzage door belanghebbenden.
2. Op grond van artikel 6.2 lid 3 van de Tw kan het college, met inachtneming van paragraaf 12, op verzoek van een belanghebbende, een afschrift van een overeenkomst verstrekken.
§ 11 Procedure terinzagelegging
1. Om feitelijke inzage te verkrijgen moet minimaal twee weken voor de gewenste inzagedatum schrifte- lijk om inzage worden verzocht bij OPTA.
2. In het onder 1 van deze paragraaf genoemde verzoek moet aangetoond worden dat de verzoeker vol- doet aan de definitie van belanghebbende zoals vermeld in paragraaf 3 van deze beleidsregels.
3. Het college bericht een verzoeker schriftelijk of inzage is toegestaan en zo ja, op welke datum en welk tijdstip; het is mogelijk om in overleg een andere datum vast te stellen.
4. Een weigering op het verzoek om inzage wordt de verzoeker schriftelijk en met redenen omkleed mee- gedeeld.
5. Indien een overeenkomst, waarvoor het college een inzage-verzoek ontvangt niet in depot is gegeven, doet het college hiervan mededeling aan de verzoeker.
6. Inzage vindt plaats ten kantore van de OPTA.
§ 12 Procedure verstrekking afschriften
1. Om verstrekking van afschriften dient schriftelijk te worden verzocht bij het college.
2. In het onder 1 van deze paragraaf genoemde verzoek moet aangetoond worden dat de verzoeker vol- doet aan de definitie van belanghebbende zoals vermeld in paragraaf 3 van deze beleidsregels.
3. Het college bericht een verzoeker per brief of hij voor verstrekking van de gewenste afschriften in aanmerking komt en stelt deze afschriften, indien toegestaan, daarbij ter beschikking.
4. Komt de verzoeker voor de gewenste verstrekking van afschriften niet in aanmerking dan verstrekt het college aan de verzoeker schriftelijk de redenen van de afwijzing.
5. Indien een overeenkomst, waarvoor het college een verzoek tot afschrift ontvangt niet in depot is gegeven, doet het college hiervan mededeling aan de verzoeker.
6. De verstrekking van afschriften van de betreffende overeenkomst(en) geschiedt per aangetekende post met bevestiging van ontvangst en zal plaatsvinden tegen vergoeding van de kosten.
§ 13 Register
Het college houdt uitsluitend voor haar eigen administratie een register bij van belanghebbenden die om inzage in dan wel afschriften van overeenkomsten hebben verzocht en/of verkregen. Het college verstrekt geen informatie aan derden over de vraag, door wie inzage of afschrift is verzocht dan wel is of zal wor- den verkregen. Het register wordt niet beschikbaar gesteld aan derden noch worden over de inhoud me- dedelingen verstrekt.
§ 14 Looptijd beleidsregels
1. Deze beleidsregels gelden in beginsel voor onbepaalde tijd.
2. Wijzigingen en/of aanvullingen ten aanzien van deze beleidsregels worden gepubliceerd in de Staats- courant.
§ 15 Adres OPTA
De overeenkomsten dienen gedeponeerd te worden bij:
Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Ter attentie van de afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Tevens dienen verzoeken om bepaalde bedrijfsgegevens als vertrouwelijk aan te merken en/of verzoeken om inzage of afschriften gericht te worden aan dit adres.
§ 16 Titel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels inzake depot en openbaarmaking OPTA”.
‘s-Gravenhage, 7 oktober 2002
Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit namens het college,
de voorzitter,
Prof. dr. J.C. Arnbak
BIJLAGE
VERKLARING
Ondergetekende verklaart zich bevoegd om namens (naam aanbieder ) deze ver- klaring te ondertekenen en verklaart in het kader van paragraaf 6 lid 1 en paragraaf 6 lid 6 van de ‘Be- leidsregels inzake depot en openbaarmaking van overeenkomsten inzake interconnectie, bijzondere toe- gang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk’, dat met de deponering van (een) afschrift(en) van de navolgende overeenkomst(en)
(Gelieve hieronder de te deponeren overeenkomst(en) in te vullen)
met (naam aanbieder) d.d.
met (naam aanbieder) d.d.
met (naam aanbieder) d.d.
het depot volledig is en dat er geen andere mondelinge of schriftelijke afspraken bestaan met betrekking tot de in voornoemde overeenkomst(en) overeengekomen interconnectie en/of bijzondere toegang en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk. Voorts verklaart de ondergetekende dat (naam aanbieder )
met de deponering van bovengenoemde overeenkomst(en) tevens alle overeenkomsten inzake intercon- nectie en/of bijzondere toegang8 en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk bij het college heeft gedeponeerd.
Aldus ondertekend,
door te d.d.
(handtekening)
8 Zie paragraaf 3 onder 'Definities' van de 'Beleidsregels inzake depot en openbaarmaking van overeenkomsten inzake intercon- nectie, bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk' wat het college verstaat onder 'depotplichtige partijen', 'interconnectie-overeenkomst', 'overeenkomst inzake bijzondere toegang' en ‘overeenkomst inzake ontbundelde toe- gang tot het aansluitnetwerk’. De verplichting tot deponering van overeenkomsten inzake bijzondere toegang en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk geldt slechts voor aanbieders met aanmerkelijke marktmacht dan wel aangemelde exploitanten.