RAADSBESLUIT
RAADSBESLUIT
Besluit:
A. De Gemeenschappelijke Regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden te wijzigen, waardoor deze als volgt komt te luiden:
“Gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden”
§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 3;
b. deelnemende gemeente: aan de regeling deelnemende gemeente;
c. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland.
Artikel 2
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen gelezen voor gemeente, raad, college van burgemeester en wethouders, en burgemeester onderscheidenlijk openbaar lichaam, algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter.
§ 2. Het openbaar lichaam Artikel 3
1. Er is een openbaar lichaam Regionale dienst openbare gezondheidszorg Hollands Midden, met als uitvoerende eenheden de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hollands Midden, bureau GHOR Hollands Midden en de Regionale Ambulancevoorziening Hollands Midden.
2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Leiden.
Artikel 4
Het openbaar lichaam heeft ten doel de belangen te behartigen van de aan de regeling deelnemende gemeenten op het terrein van de openbare gezondheidszorg, de volksgezondheid en de ambulancezorg.
Artikel 5
Het openbaar lichaam heeft tot taak:
1. Uitvoering te geven aan de in hoofdstuk II van de Wet publieke gezondheid aan de deelnemende gemeenten opgedragen taken.;
2. Het in stand houden van een meldkamer ambulancezorg als onderdeel van een gemeenschappelijke meldkamer en het verlenen of doen verlenen van ambulancezorg als bedoeld in artikel 4 van de Tijdelijke wet ambulancezorg en het daartoe verwerven van een vergunning als bedoeld in artikel 6 van de Tijdelijke wet ambulancezorg.;
3. De organisatie van de geneeskundige hulpverlening als bedoeld in art 2 van de Wet veiligheidsregio’s en in artikel 2 van de Wet publieke gezondheid.;
4. Uitvoering te geven aan hetgeen bepaald is in de paragrafen 1 en 2 van Hoofdstuk 4 van de Wet kinderopvang indien en voor zover daartoe opdracht van een of meer deelnemende gemeenten is verkregen;
5. Uitvoering te geven aan andere dan in het eerste tot en met het derde lid genoemde taken op het terrein van de gezondheidszorg indien daartoe opdracht van een of meer deelnemende gemeenten of van derden is verkregen indien en voor zover:
a. de taken redelijkerwijs aansluiten bij de in het eerste tot en met het derde lid genoemde taken en deze taken niet belemmeren;
b. de taken worden uitgeoefend tegen minimaal kostendekkende tarieven;
c. van de afnemers een bijdrage wordt verlangd in alle kosten van het aangaan dan wel beëindigen van de taken;
d. van afnemers wordt verlangd dat zij zich verbinden de taken af te nemen gedurende een minimumperiode, al dan niet met een nader te bepalen opzegtermijn.
6. De taken, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid, worden slechts op basis van een daaraan ten grondslag liggende tussen het openbaar lichaam en opdrachtgever gesloten overeenkomst uitgevoerd.
7. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in lid 1 t/m 4 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door hun wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die in de genoemde artikelleden aan het Openbaar Lichaam zijn opgedragen.
Artikel 6
Waar in wettelijke regelingen, op grond waarvan de taken aan het openbaar lichaam zijn overgedragen, bevoegdheden van regeling en bestuur zijn toegekend aan de gemeente, de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, of plichten zijn opgelegd, komen die bevoegdheden toe en rusten die plichten op onderscheidenlijk het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, tenzij de wettelijke regelingen anders bepalen een en ander behoudens hetgeen bepaald is in artikel 30, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
§ 3. Het bestuur Artikel 7
Het openbaar lichaam heeft de volgende bestuursorganen:
a. het algemeen bestuur,
b. het dagelijks bestuur,
c. de voorzitter.
§ 4. Het algemeen bestuur Artikel 8
1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen door de raden van de gemeenten. De raden van de gemeenten wijzen elk één lid aan. Het aan te wijzen lid maakt deel uit van het college van burgemeester en wethouders.
2. De raden van gemeenten wijzen voor ieder lid een plaatsvervangend lid aan. Het aan te wijzen plaatsvervangend lid maakt deel uit van het college van burgemeester en wethouders.
3. Een lid van het algemeen bestuur legt, met inachtneming van artikel 16, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, verantwoording af over het door hem gevoerde beleid aan de raad van de gemeente die hem heeft aangewezen.
4. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats binnen twee maanden na de gemeenteraadsverkiezingen of in de eerste raadsvergadering na het tussentijds ontstaan van een vacature.
5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt wanneer:
a. het lid geen deel meer uitmaakt van het college van burgemeester en wethouders in de gemeente waardoor hij is aangewezen;
b. het lid aan de raad die hem heeft aangewezen te kennen geeft geen lid meer te willen zijn van het algemeen bestuur;
x. xx xxxx die het lid heeft aangewezen, de aanwijzing intrekt in geval het lid niet meer het vertrouwen heeft van die raad;
d. de zittingsperiode van de raad waardoor het lid is aangewezen, eindigt.
6. Na het tussentijds ontstaan van een vacature in het algemeen bestuur wijst de desbetreffende raad in zijn eerstvolgende vergadering een nieuw lid van het algemeen bestuur aan.
7. Van een aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur en van het eindigen van het lidmaatschap in de gevallen genoemd in het vijfde lid geeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente die het lid heeft aangewezen, binnen een week na de aanwijzing of beëindiging kennis aan de voorzitter van het openbaar lichaam.
8. Het derde tot en met het zevende lid is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.
Artikel 9
1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, dan wel ten minste één vijfde van het aantal leden, onder opgaaf van redenen, schriftelijk daarom verzoekt.
2. Op het houden van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.
3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Ten aanzien van het houden van een vergadering achter gesloten deuren zijn de artikelen 23 tot en met 25 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10
1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het bestuursbeleid van het openbaar lichaam nodig is of die door één of meer leden van die raden wordt verlangd.
Artikel 11
1. In het reglement van orde dat het algemeen bestuur krachtens artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verplicht is op te stellen, worden onder meer regels opgenomen over:
a. de wijze waarop het algemeen bestuur de informatie geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten die voor een juiste beoordeling van het bestuursbeleid van het openbaar lichaam nodig is of die door één of meer leden van die raden wordt verlangd;
b. het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;
c. de wijze van het afleggen van verantwoording en het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 8, derde lid, respectievelijk artikel 10.
Artikel 12
Het aantal stemmen dat door een lid in de vergadering van het algemeen bestuur wordt uitgebracht is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente waaruit het lid afkomstig is, gerekend naar het laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfer per 1 januari. Het aantal uit te brengen stemmen per lid bedraagt voor de gemeenten met een inwoneraantal:
- beneden 20.000 : 1 stem;
- van 20.000 tot 40.000 : 2 stemmen;
- van 40.000 tot 60.000 : 3 stemmen;
- van 60.000 tot 80.000 : 4 stemmen;
- van 80.000 tot 100.000 : 5 stemmen;
- van 100.000 en meer : 6 stemmen.
§ 5. Bevoegdheden en taken van het algemeen bestuur Artikel 13
1. Het algemeen bestuur heeft met betrekking tot de aan het openbaar lichaam opgedragen taken alle bevoegdheden en verricht alle taken voor zover deze niet bij of krachtens wettelijke regelingen aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.
2. Het algemeen bestuur kan taken en bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur. Niet kunnen worden overgedragen:
a. Het vaststellen en wijzigen van de begroting;
b. Het vaststellen van de jaarrekening;
c. Het vaststellen en wijzigen van jaarplannen en werkplannen;
d. Het vaststellen en wijzigen van verordeningen;
e. Besluiten over het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de regeling;
f. Het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en een ander openbaar lichaam, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;
g. Het oprichten en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelname daaraan;
§ 6. Het dagelijks bestuur Artikel 14
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit ten minste vijf en maximaal acht leden, waaronder begrepen de voorzitter. De leden worden aangewezen door en uit de leden van het algemeen bestuur. Bij de aanwijzing wordt rekening gehouden met de geografische spreiding van de gemeenten waaruit de leden afkomstig zijn.
2. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, voor het door hen gevoerde beleid verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.
3. Een lid van het dagelijks bestuur dat niet meer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur, dient zijn ontslag in. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De leden van het dagelijks bestuur geven tezamen dan wel afzonderlijk, met inachtneming van artikel 16, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
5. De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur heeft plaats uiterlijk een maand na het tijdstip van aantreden van het algemeen bestuur.
6. In een vacature in het dagelijks bestuur wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.
7. Wie ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.
Artikel 15
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of wanneer twee leden daarom schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.
2. Op het houden van de vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 52 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16
1. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.
2. De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29, en 30 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 7. Bevoegdheden en taken van het dagelijks bestuur Artikel 17
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur.
2. Het dagelijks bestuur oefent toezicht uit op al hetgeen het openbaar lichaam aangaat.
3. Het dagelijks bestuur beheert de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam.
4. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit die door het algemeen bestuur en krachtens de regeling aan hem zijn opgedragen.
5. Het dagelijks bestuur besluit over:
a. het voeren van rechtsgedingen door het openbaar lichaam daaronder begrepen het al dan niet instellen van hoger beroep tegen uitspraken van de rechter,
b. het berusten in een tegen het openbaar lichaam ingestelde rechtsvordering.
§ 8. De voorzitter Artikel 18
1. De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.
2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.
3. De voorzitter is voor het door hem gevoerde beleid verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.
4. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Artikel 273 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van door het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur genomen besluiten.
5. De voorzitter geeft, met inachtneming van artikel 16, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
6. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
7. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan het vertegenwoordigen van het openbaar lichaam opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
8. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij het openbaar lichaam is betrokken, oefent een door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid uit haar midden de in het zevende lid genoemde bevoegdheid uit.
§ 9. Commissies
Artikel 19
Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies instellen.
§ 10. Organisatie en medewerkers Artikel 20
Het dagelijks bestuur regelt de inrichting van de organisatie van het openbaar lichaam.
Artikel 21
1. De secretaris wordt, op voordracht van het dagelijks bestuur, door het algemeen bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.
2. De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
3. De secretaris is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.
4. De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. In deze vergaderingen heeft hij een adviserende stem.
5. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris bij zijn verhindering of ontstentenis.
6. Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.
Artikel 22
1. De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.
2. Hij zorgt voor aantekening van het verhandelde in de vergaderingen van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de commissies.
3. Alle stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend.
Artikel 23
1. De secretaris is tevens algemeen directeur van de organisatie van het openbaar lichaam.
2. De algemeen directeur heeft de algemene leiding over de organisatie en is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.
3. Het algemeen bestuur van de RDOG HM benoemt in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio HM een directeur publieke gezondheid. Deze geeft leiding aan de GGD en conform art 32 WVR ook leiding aan de GHOR en is belast met de operationele leiding van geneeskundige hulpverlening.
4. De directeur publieke gezondheid draagt over het programma Geneeskundige Hulpverlening verantwoording af aan het bestuur van de Veiligheidsregio Hollands Midden.
5. Het bestuur van de RDOG Hollands Midden maakt afspraken met het bestuur van de Veiligheidsregio HM over de procedure bij benoeming, functioneren, beoordelen en ontslag van de directeur publieke gezondheid
6. De functies directeur publieke gezondheid, algemeen directeur en secretaris kunnen ook in combinatie door één persoon worden uitgevoerd
7. De overige leden van de directie worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.
8. Het algemeen bestuur stelt voor de algemeen directeur een instructie vast.
9. Het dagelijks bestuur regelt de taken en bevoegdheden van de directieleden.
§ 11. Rechtspositie
Artikel 24
Het algemeen bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie van de medewerkers van de organisatie die ambtenaar zijn, alsmede van de medewerkers van de organisatie die werkzaam zijn op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
§ 12. Financiën
Artikel 25
1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Op deze regels is artikel 212 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Op deze regels is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 26
1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk zes weken voorafgaand aan het tijdstip waarop de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, vergezeld van toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen zes weken na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast voor 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.
5. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten.
6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval voor 15 juli aan gedeputeerde staten.
7. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting met dien verstande dat het algemeen bestuur bij verordening kan bepalen ten aanzien van welke categorieën begrotingswijzingen van het bepaalde in dit artikel mag worden afgeweken.
8. Het bestuur vraagt advies aan het bestuur van de Veiligheidsregio Hollands Midden over de programmabegroting en programmarekening Geneeskundige Hulpverlening, over de bestemming van het resultaat van dit programma en over het deelprogramma infectieziektebestrijding.
9. Het bestuur wijkt slechts af van het advies van het bestuur van de Veiligheidsregio over de programmabegroting en rekening Geneeskundige Hulpverlening en het deelprogramma infectieziektebestrijding na overleg tussen beide besturen.
Artikel 27
1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.
2. Als verdeelsleutel voor de bijdrage in de kosten van de taken genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid, wordt gehanteerd het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is, dan wel indien bedoelde bevolkingscijfers op genoemd tijdstip niet openbaar gemaakt zijn, de laatste door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
3. De kosten voortvloeiend uit de taken genoemd in artikel 5 lid 3 worden gedragen door de deelnemende gemeenten, verdeeld naar rato van het aantal inwoner conform lid 2 van dit artikel.
4. Voor de kosten die voortvloeien uit taken genoemd in artikel 5, vierde en vijfde lid, is uitsluitend een bijdrage verschuldigd door de gemeenten die daartoe opdracht hebben gegeven. Voor de berekening van de hoogte van die bijdrage wordt de in het tweede lid genoemde verdeelsleutel gehanteerd of is bepalend de mate waarin door een deelnemende gemeente gebruik is gemaakt van de betreffende dienst.
5. Bij de berekening van de gemeentelijke bijdragen wordt rekening gehouden met bijdragen van het Rijk en van andere organisaties.
6. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 15 januari en 1 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.
7. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.
8. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de in de dit artikel bedoelde bijdragen in zijn begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
9. Indien zich een substantiële verandering in de doeluitkering rampenbestrijding voordoet waardoor de financiering van óf de veiligheidsregio óf de uitvoering van taken van de geneeskundige hulpverlening in het geding komen, treedt het bestuur in overleg met het bestuur van de veiligheidsregio Hollands Midden om tot een afgestemd voorstel voor een oplossing te komen aan de deelnemende gemeenten.
Artikel 28
1. Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar, onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks voor 1 juni ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.
2. Het algemeen bestuur stelt de rekening vast voor 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
3. De rekening wordt binnen twee weken, doch in ieder geval voor 15 juli, met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten aangeboden.
4. Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
5. In de rekening wordt het door elke van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.
6. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten en uitgaven, over de deelnemende gemeenten verdeeld naar rato van het aantal inwoners per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar.
7. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 27, eerste lid, bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond nadat de rekening overeenkomstig het derde lid aan gedeputeerde staten is aangeboden.
§ 13. Het archief Artikel 29
1. Het algemeen bestuur stelt overeenkomstig de Archiefwet 1995 regels vast betreffende de wijze waarop zorg wordt gedragen voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.
2. Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de archiefbescheiden.
3. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden.
§ 14. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing Artikel 30
1. Een gemeente die tot de regeling wenst toe te treden of uit te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.
2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden aan de besturen van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding of de uittreding en de eventueel aan de toetreding of de uittreding te verbinden voorwaarden.
3. De toetreding of de uittreding vindt plaats indien de besturen van de meerderheid van de deelnemende gemeenten daarmee hebben ingestemd.
4. Aan de toetreding of de uittreding kunnen bij de in het derde lid bedoelde besluiten de in het tweede lid bedoelde voorwaarden worden verbonden.
5. De toetreding of de uittreding gaat in op 1 januari van het jaar, volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 26, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 31
1. De regeling kan worden gewijzigd of het openbaar lichaam kan worden opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de besturen van tweederde van het aantal deelnemende gemeenten.
2. Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling of opheffing van het openbaar lichaam wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het daartoe strekkend voorstel van het algemeen bestuur toekomen aan de besturen van de deelnemende gemeenten.
3. De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging of opheffing bedoeld in het eerste lid aan gedeputeerde staten geschiedt door het algemeen bestuur respectievelijk door de gemeente Leiden.
Artikel 32
1. In geval van opheffing van het openbaar lichaam besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
2. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.
3. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor de medewerkers als bedoeld in artikel 24.
4. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het openbaar lichaam.
5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
6. Zonodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.
§ 15. Overgangsbepalingen
Artikel 33
1. In afwijking van artikel 26, vierde lid, stelt het algemeen bestuur de begroting voor het jaar 2006 vast in de maand januari 2006.
2. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde begroting blijft artikel 26, eerste tot en met derde lid, buiten toepassing.
3. In afwijking van artikel 26, zesde lid, xxxxx het algemeen bestuur de in het eerste lid bedoelde begroting binnen twee weken na vaststelling aan gedeputeerde staten.
Artikel 34
1. In afwijking van artikel 8, vierde lid, vindt de eerste aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur plaats in dezelfde vergadering van de raden van de gemeenten waarin tot het aangaan de regeling wordt besloten.
2. De wethouder zorg van de gemeente Leiden roept in de maand januari 2006 de leden van het algemeen bestuur in vergadering bijeen.
§ 16. Slotbepalingen
Artikel 35
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 36
De regeling gaat in op 1 januari 2014.
Artikel 37
De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden.
Artikel 38
Het algemeen bestuur draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de regeling aan Gedeputeerde Staten.
B. De Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Hollands Midden te wijzigen, waardoor deze als volgt komt te luiden:
“Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Hollands Midden”
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de Veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;
b. de regeling: de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Hollands Midden;
c. een deelnemende gemeente: een aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeente;
d. de politiechef: de politiechef van de eenheid Den Haag van de landelijke politieorganisatie, of het lid van de eenheidsleiding daartoe aangewezen namens de politiechef;
e. GHOR: de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio, belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied.
f. de minister: de minister van Veiligheid en Justitie
g. de commissaris van de koning: de commissaris van de koning in de provincie Zuid-
Holland
h. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;
i. district: regionale gebiedsindeling politie Eenheid Den Haag
j. korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester onderscheidenlijk respectievelijk de Veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 2 Openbaar lichaam
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd: Veiligheidsregio Hollands Midden.
2. Het openbaar lichaam, hierna te noemen ‘de Veiligheidsregio’, is gevestigd te Leiden.
3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt betreft de regio Hollands Midden zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet Veiligheidsregio’s.
Artikel 3 Bestuursorganen
De Veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen:
a. het algemeen bestuur;
b. het dagelijks bestuur;
c. de voorzitter.
Hoofdstuk 2 Belangen, taken en bevoegdheden
Artikel 4 Belangen
De Veiligheidsregio behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op de volgende terreinen:
a. de brandweerzorg;
b. de GHOR;
c. de samenwerking bij de gemeentelijke crisisbeheersing en rampenbestrijding;
d. de multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing;
e. het inrichten en in stand houden van de gemeenschappelijke meldkamer.
Artikel 5 Taken en bevoegdheden
1. Ter behartiging van de in artikel 4 genoemde gemeenschappelijke belangen is de Veiligheidsregio belast van de uitvoering van de volgende taken en bevoegdheden:
a. het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;
b. het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises;
c. het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de brandweerzorg;
d. het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
e. het instellen en in stand houden van een brandweer;
f. het instellen en in stand houden van een GHOR;
g. het voorzien in de meldkamerfunctie;
h. het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;
i. het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f, en g genoemde taken.
2. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in lid 1 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door hun wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die in het genoemde lid aan het Openbaar Lichaam zijn opgedragen
Artikel 6 Overige bevoegdheden en plichten
Waar in wettelijke regelingen, op grond waarvan de taken aan de Veiligheidsregio zijn overgedragen, bevoegdheden van regeling en bestuur zijn toegekend aan de gemeente, de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, of plichten zijn opgelegd, komen die bevoegdheden toe en rusten die plichten op onderscheidenlijk de Veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, tenzij de wettelijke regelingen anders bepalen een en ander behoudens hetgeen bepaald is in artikel 30, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur
Artikel 7 Samenstelling
1. Het algemeen bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.
2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn van de gemeente die hij vertegenwoordigt;
3. Een burgemeester kan zich bij verhindering of ontstentenis laten vervangen door de loco-burgemeester.
Artikel 8 De werkwijze
1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel indien ten minste één vijfde van het aantal leden, onder opgaaf van redenen, schriftelijk daarom verzoekt.
2. Op het houden van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen van toepassing.
3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Ten aanzien van het houden van een vergadering achter gesloten deuren zijn de artikelen 23 tot en met 25 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
4. De commandant van de regionale brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris wonen als adviseurs de vergaderingen van het algemeen bestuur bij.
5. De hoofdofficier van justitie, de politiechef en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de Veiligheidsregio is gelegen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur. De voorzitters van de betrokken waterschappen bepalen onderling wie er deelneemt aan de vergadering.
6. De voorzitter nodigt andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur.
7. De commissaris van de koning wordt uitgenodigd om bij de vergadering van het algemeen bestuur aanwezig te zijn.
Artikel 9 Inlichtingen en verantwoording
1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten in verband met hun controlerende taak ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.
2. Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.
3. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van de eigen gemeente met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd.
4. Een lid van het algemeen bestuur is de raad van eigen gemeente met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
Artikel 10 Reglement van orde
1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde op.
2. Het reglement van orde wordt aan de deelnemende gemeenten gezonden.
Artikel 11 De besluitvorming
1. Er is sprake van een gewogen stemverhouding. Het nemen van besluiten door het algemeen bestuur vindt plaats volgende de volgende stemverdeling:
a. gemeenten beneden 20.000 inwoners: 1 stem;
b. gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners: 2 stemmen;
c. gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners: 3 stemmen;
d. gemeenten van 60.000 tot 80.000 inwoners: 4 stemmen;
e. gemeenten van 80.000 tot 100.000 inwoners: 5 stemmen;
f. gemeenten van 100.000 en meer inwoners: 6 stemmen.
2. Voor de vaststelling van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten wordt uitgegaan van de per 1 januari van het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
3. Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.
4. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
1. Het algemeen bestuur heeft met betrekking tot de aan de Veiligheidsregio opgedragen taken alle bevoegdheden en verricht alle taken voor zover deze niet bij of krachtens wettelijke regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.
2. Het algemeen bestuur kan taken en bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur. Niet kunnen worden overgedragen:
a. het vaststellen en wijzigingen van de begroting;
b. het vaststellen van het jaarbericht;
c. het vaststellen en wijzigen van jaarplannen;
d. het vaststellen en wijzigen van verordeningen;
e. het doen van voorstellen tot het wijzigen van de regeling;
f. het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen de Veiligheidsregio en een ander openbaar lichaam, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;
g. het oprichten en deelnemen in stichtingen, maatschappijen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelname daaraan;
h. het vaststellen en wijzigen van het beleidsplan;
i. het vaststellen en wijzigen van het risicoprofiel;
j. het vaststellen en wijzigen van het crisisplan.
Artikel 13 Het beleidsplan
1. Het algemeen bestuur stelt ten minste eenmaal in de vier jaren een beleidsplan vast, waarin het beleid is vastgesteld ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio.
2. Het beleidsplan omvat in ieder geval:
a. een beschrijving van de beoogde operationele prestaties van de diensten en organisaties van de veiligheidsregio, en van de politie, alsmede van de gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
b. een uitwerking, met inachtneming van de omstandigheden in de Veiligheidsregio, van de door de minister vastgestelde landelijke doelstellingen ten aanzien rampenbestrijding en crisisbeheersing;
c. een informatieparagraaf waarin een beschrijving wordt gegeven van de informatievoorziening binnen en tussen de onder a. bedoelde diensten en organisaties;
d. een oefenbeleidsplan;
e. een beschrijving van de niet-wettelijke adviesfunctie, bedoeld in artikel 5 onder b.;
f. de voor de brandweer geldende opkomsttijden en een beschrijving van de voorzieningen en maatregelen, noodzakelijk voor de brandweer om daaraan te voldoen;
3. Het beleidsplan wordt afgestemd met de beleidsplannen van de aangrenzende veiligheidsregio’s en van de betrokken waterschappen en het beleidsplan van de regionale eenheid van politie.
Artikel 14 Het risicoprofiel
1. Het beleidsplan in artikel 13 is mede gebaseerd op een door het algemeen bestuur vastgesteld risicoprofiel.
2. Het risicoprofiel bestaat uit:
a. een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden;
b. een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich in de Veiligheidsregio kunnen voordoen, en
c. een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen.
3. Het algemeen bestuur stelt het risicoprofiel vast na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten, waarbij het algemeen bestuur de raden tevens verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid.
4. Het algemeen bestuur nodigt voor de vaststelling van het risicoprofiel in ieder geval de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaren van politie, de besturen van de betrokken waterschappen en door de minister daartoe aangewezen functionarissen uit hun zienswijze ter zake kenbaar te maken.
5. Het algemeen bestuur nodigt ten minste eenmaal per jaar de bij mogelijke rampen en crises in de regio betrokken partijen uit voor een gezamenlijk overleg over de risico’s in de regio.
Artikel 15 Het crisisplan
1. Het algemeen bestuur stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een crisisplan vast, waarin ieder geval de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden beschreven.
2. Het crisisplan omvat een beschrijving van de organisatie, verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, alsmede van de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen.
3. Het crisisplan is in ieder geval afgestemd met crisisplannen, vastgesteld voor het gebied van aangrenzende veiligheidsregio’s.
4. Het algemeen bestuur zendt het vastgestelde crisisplan aan de commissaris van de koning.
Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur
Artikel 16 Samenstelling
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit:
a. de voorzitter van het algemeen bestuur;
b. minimaal vier en maximaal zeven leden, aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur. Bij de aanwijzing wordt rekening gehouden met de geografische spreiding van de gemeenten waaruit de leden afkomstig zijn, zodat er uit elk district ten minste één vertegenwoordiger is.
2. De voorzitter van het algemeen bestuur is ook voorzitter van het dagelijks bestuur.
3. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur.
4. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wijst het algemeen bestuur in de eerstvolgende vergadering een nieuw lid aan.
5. Het algemeen bestuur hoeft van de bevoegdheid bedoeld in het vierde lid, geen gebruik te maken wanneer er nog minimaal vijf leden (inclusief voorzitter) zijn van het dagelijks bestuur.
Artikel 17 Werkwijze
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of wanneer twee leden daarom schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.
2. Op het houden van de vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 52 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
3. De commandant van de regionale brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris wonen als adviseurs de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij.
4. De hoofdofficier van justitie, de politiechef en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de Veiligheidsregio is gelegen worden uitgenodigd deel te nemen van de vergadering van het dagelijks bestuur. De voorzitters van de betrokken waterschappen bepalen onderling wie er deelneemt aan de vergadering.
5. De voorzitter nodigt andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het dagelijks bestuur.
Artikel 18 Inlichtingen, verantwoording en ontslag
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde beleid.
2. De leden van het dagelijks bestuur geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.
3. De leden van het dagelijks bestuur geven tezamen dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.
4. Een lid van het dagelijks bestuur – behalve de voorzitter – kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19 Reglement van orde
1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde op.
2. Het reglement van orde wordt aan de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur gezonden.
Artikel 20 De werkwijze
1. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.
2. De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.
Artikel 21 Taken en bevoegdheden
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur.
2. Het dagelijks bestuur oefent toezicht uit op al hetgeen de Veiligheidsregio aangaat.
3. Het dagelijks bestuur beheert de inkomsten en uitgaven van de Veiligheidsregio.
4. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit die door het algemeen bestuur en krachtens de regeling aan hem zijn opgedragen.
5. Het dagelijks bestuur besluit over:
a. het voeren van rechtsgedingen door de Veiligheidsregio daaronder begrepen het al dan niet instellen van hoger beroep;
b. het berusten in een tegen de Veiligheidsregio ingestelde rechtsvordering.
Hoofdstuk 5 De voorzitter
Artikel 22 Aanwijzing en vervanging
1. De voorzitter als bedoeld in artikel 12, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is de burgemeester die als zodanig is aangewezen in artikel 11 Wet veiligheidsregio’s.
2. Het algemeen bestuur benoemt een vervanger op grond van artikel 11 Wet veiligheidsregio’s. Hetgeen in de regeling ten aanzien van de voorzitter is bepaald, vindt mede toepassing ten aanzien van de vervanger
3. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.
Artikel 23 Inlichtingen en verantwoording
1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door hem gevoerde beleid.
2. De voorzitter geeft ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hem te voeren en gevoerde bestuur nodig is.
3. De voorzitter geeft aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.
4. De voorzitter verstrekt de minister op diens verzoek informatie over de wijze waarop de Veiligheidsregio haar taken uitvoert.
Artikel 24 Taken en bevoegdheden
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.
2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
3. De voorzitter vertegenwoordigt de Veiligheidsregio in en buiten rechte. Hij kan het vertegenwoordigen van de Veiligheidsregio opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
4. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij de Veiligheidsregio is betrokken, oefent een door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid uit haar midden die in het derde lid genoemde bevoegdheid uit.
Artikel 25 Rol voorzitter bij bovenlokale rampen en crises
1. Ingeval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan de artikelen 4, 5, 6 en 7 van de Wet Veiligheidsregio’s, aan artikel 11, 14 eerste lid, 56 eerste en vierde lid, en 62 van de Politiewet 2012, aan de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid, en artikelen 5, 6, 7, 8 en 9 van de Wet openbare manifestaties.
2. De voorzitter roept een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede uit de hoofdofficier van justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam.
3. De voorzitter wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een regionaal operationeel team. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam. De voorzitter nodigt voorts de overige functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen.
4. Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, neemt de voorzitter geen besluiten met toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen dan nadat hij het regionaal beleidsteam daarover heeft geraadpleegd. Een burgemeester kan in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar doen aantekenen, indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit van het regionaal beleidsteam het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt .
5. De voorzitter geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht in verband met de uitvoering van de door het regionaal beleidsteam genomen besluiten.
6. Zodra de omstandigheden het toelaten, ontbindt de voorzitter het regionaal beleidsteam.
Artikel 26 Verantwoording aan de gemeenteraad
1. De voorzitter brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uit aan de gemeenteraden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die het regionaal beleidsteam heeft genomen. Hij vermeldt daarbij of een burgemeester gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid schriftelijk bezwaar aan te tekenen.
2. De voorzitter beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk de vragen die de gemeenteraden na ontvangst van het verslag stellen.
3. De voorzitter verstrekt in een gemeenteraad mondelinge inlichtingen over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, indien de desbetreffende gemeenteraad daarom verzoekt. De gemeenteraad zendt een afschrift van het verzoek en van de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken aan de commissaris van de koning.
4. Indien de gemeenteraad, gehoord de inlichtingen van de voorzitter van de Veiligheidsregio, besluit zijn standpunt over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, ter kennis te brengen van de minister, geschiedt dit door tussenkomst van de commissaris van de koning.
Hoofdstuk 6 Commissies
Artikel 27 Commissies van advies
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, met inachtneming van artikel 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Hoofdstuk 7 De ambtelijke organisatie
Artikel 28 De inrichting van de ambtelijke organisatie
1. Het algemeen bestuur regelt de inrichting van de ambtelijke organisatie van de Veiligheidsregio en stelt hiervoor een organisatieverordening op.
2. De veiligheidsregio kent in ieder geval de volgende organisatieonderdelen en functionarissen:
a. de regionale brandweer;
b. de commandant van de regionale brandweer, tevens directeur Veiligheidsregio
c. de directeur publieke gezondheid;
d. de gemeenschappelijke meldkamer;
e. de directeur gemeenschappelijke meldkamer;
f. de coördinerend functionaris;
g. het bureau gemeentelijke crisisbeheersing;
h. de veiligheidsdirectie;
i. de secretaris;
j. het veiligheidsbureau;
Artikel 29 De rechtspositie
Het algemeen bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie van de medewerkers van het openbaar lichaam die ambtenaar zijn, alsmede van de medewerkers van het openbaar lichaam die werkzaam zijn op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Hoofdstuk 8 De regionale brandweer
Artikel 30 Taak brandweer
1. De regionale brandweer voert in ieder geval de volgende taken uit:
a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;
b. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;
c. het waarschuwen van de bevolking;
d. het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;
e. het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen.
2. De regionale brandweer voert tevens taken uit bij rampen en crises in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing.
3. De regionale brandweer voert tevens werkzaamheden uit in het verlengde van de in het eerste en tweede lid genoemde wettelijke taken, voor zover die niet ten koste gaat van de uitoefening van deze taken. Voor deze dienstverlening zijn rechten verschuldigd, conform de legesverordening, tenzij het algemeen bestuur besluit een privaatrechtelijke overeenkomst aan te gaan.
Artikel 31 De commandant van de regionale brandweer / directeur Veiligheidsregio
1. De regionale brandweer staat onder leiding van een commandant.
2. De commandant is verantwoordelijk voor de operationele leiding over de brandweer bij optreden in groter verband.
3. De commandant is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.
4. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de commandant.
5. De commandant is tevens directeur van de Veiligheidsregio.
6. De directeur heeft de algemene leiding over de organisatie van de Veiligheidsregio.
7. De directeur is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.
8. Het algemeen bestuur stelt voor de commandant en de directeur een instructie vast.
Artikel 32 Behoud gemeentelijke brandweer
Vervallen
Artikel 33 Bedrijfsbrandweer
1. Het algemeen bestuur kan een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid, aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig.
2. In afwijking van het eerste lid geldt deze aanwijzingsbevoegdheid niet voor een inrichting die gelegen is op of deel uitmaakt van een terrein dat bij de krijgsmacht in gebruik is, voor zover er gegevens in het geding zijn waarvan de geheimhouding door het belang van de veiligheid van de Staat is geboden.
Hoofdstuk 9 De GHOR
Artikel 34 Taak GHOR
1. De GHOR is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening, en met de advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening.
2. Met de in de regio Hollands Midden werkzame instellingen, zorgaanbieders, ambulancevervoerders en diensten als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, worden door het algemeen bestuur schriftelijke afspraken gemaakt over de inzet van deze instellingen, zorgaanbieders, ambulancevervoerders en diensten bij de uitvoering van hun taak en de voorbereiding daarop.
3. Indien de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening of de voorbereiding daarop naar het oordeel van het algemeen bestuur tekort schiet, treedt het algemeen bestuur in overleg met een instelling of zorgaanbieder als bedoeld in het tweede lid.
4. De voorzitter kan, indien hij geen verbetering constateert, de desbetreffende instelling en zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven.
5. Blijft de instelling of zorgaanbieder in gebreke, dan verzoekt de voorzitter de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tegen de desbetreffende instelling of zorgaanbieder de nodige maatregelen te treffen.
Artikel 35 Directeur Publieke Gezondheid
1. De GHOR staat onder leiding van de directeur publieke gezondheid van de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid.
2. vervallen
3. De directeur publieke gezondheid is belast met de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening.
4. De directeur publieke gezondheid is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur voor de taken genoemd onder lid 1 en 3.
5. De benoeming, schorsing en ontslag van de directeur publieke gezondheid vindt plaats door het algemeen bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden in overeenstemming met het algemeen bestuur van de veiligheidsregio.
6. Het algemeen bestuur stelt voor de directeur publieke gezondheid een instructie vast.
Artikel 36 Organisatie GHOR
Het algemeen bestuur voorziet in de instelling en instandhouding van een GHOR middels een verzoek aan de deelnemende gemeenten dit te regelen middels de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden.
Hoofdstuk 10 De gemeenschappelijke meldkamer
Artikel 37 Taak gemeenschappelijke meldkamer
1. De gemeenschappelijke meldkamer is ingesteld en wordt in stand gehouden ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, de ambulancezorg en de politietaak, met dien verstande dat de Regionale Ambulancevoorziening zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer voor de ambulancezorg, als onderdeel van de meldkamer, en dat de korpschef van politie zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer politie, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer.
2. De gemeenschappelijke meldkamer is belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpaanvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, de ambulancezorg en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten.
Artikel 38 Directeur gemeenschappelijke meldkamer
1. De gemeenschappelijke meldkamer staat onder leiding van een directeur.
2. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur gemeenschappelijke meldkamer na overleg met het met bestuur van de regionale Ambulancevoorziening en de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaar van politie.
3. De directeur gemeenschappelijke meldkamer is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur en rapporteert periodiek over de wijze waarop de gemeenschappelijke meldkamer functioneert.
4. De directeur gemeenschappelijke meldkamer heeft instemmingsrecht bij het aanstellen en aangesteld houden van personeel van de gemeenschappelijke meldkamer.
5. Het algemeen bestuur stelt voor de directeur gemeenschappelijke meldkamer een instructie vast.
Artikel 39 Afspraken met politie en Regionale Ambulancevoorziening
1. Het algemeen bestuur, de korpschef en de hoofdofficier van Justitie sluiten een convenant met betrekking tot de meldkamerfunctie waarin in ieder geval afspraken zijn gemaakt over de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen en de samenwerking van politie met brandweer, geneeskundige hulpverlening en ambulancezorg in de meldkamer.
2. Het algemeen bestuur kan eisen vaststellen waaraan de Regionale Ambulancevoorziening met betrekking tot de meldkamer voor de daadwerkelijke ambulancezorg met voldoen. De eisen kunnen betrekking hebben op de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen, de voorbereiding op en het daadwerkelijk optreden bij ongevallen, rampen en crises en de samenwerking van ambulancezorg met brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie in de meldkamer.
Hoofdstuk 11 De coördinerend functionaris en het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing
Artikel 40 De coördinerend functionaris
1. De coördinerend functionaris is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.
2. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de coördinerend functionaris.
3. De coördinerend functionaris is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.
4. De coördinerend functionaris geeft leiding aan het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing.
5. Het algemeen bestuur stelt voor de coördinerend functionaris een instructie vast.
Artikel 41 Het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing
Het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing ondersteunt de coördinerend functionaris.
Hoofdstuk 12 De veiligheidsdirectie
Artikel 42 Samenstelling van de veiligheidsdirectie
1. Er is een veiligheidsdirectie.
2. De leden van de veiligheidsdirectie zijn:
a. de commandant van de regionale brandweer, tevens directeur Veiligheidsregio;
b. de directeur publieke gezondheid;
c. de coördinerend functionaris;
d. de politiechef.
3. De directeur Veiligheidsregio is voorzitter van de veiligheidsdirectie.
4. De leden van de veiligheidsdirectie kunnen zich ter vergadering laten vervangen door hun plaatsvervanger.
5. Het algemeen bestuur stelt voor de veiligheidsdirectie een instructie vast.
Artikel 43 Taken van de veiligheidsdirectie
De veiligheidsdirectie is belast met de multidisciplinaire afstemming en coördinatie van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing, bereidt de vergaderingen van het dagelijks bestuur op deze onderwerpen voor en fungeert als primair adviesorgaan van het algemeen bestuur dienaangaande.
Hoofdstuk 13 De secretaris en het Veiligheidsbureau
Artikel 44 De secretaris
1. De directeur Veiligheidsregio is tevens secretaris.
2. De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de commissies en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde.
3. Alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend.
4. De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
5. De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. In deze vergaderingen heeft hij een adviserende stem.
6. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris.
7. De secretaris is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.
8. Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.
Artikel 45 Het Veiligheidsbureau
Het Veiligheidsbureau ondersteunt de secretaris en de directeur Veiligheidsregio.
Hoofdstuk 14 Samenwerking met politie
Artikel 46 Samenhangende taakuitvoering met de politie
1. Het algemeen bestuur, de korpschef en de hoofdofficier van Justitie sluiten een convenant met het oog op de multidisciplinaire samenwerking bij en de voorbereiding op branden, rampen en crises.
2. Het convenant heeft in ieder geval betrekking op de samenwerking in de Veiligheidsdirectie, de meldkamerfunctie, de informatievoorziening en informatie- uitwisseling, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties van de politie bij rampen en crises.
Hoofdstuk 15 Financiële bepalingen
Artikel 47 Verordeningen
1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast, hierna te noemen de financiële verordening. In deze verordening wordt benoemd welke programma’s worden gevoerd. Op deze regels is artikel 212 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
2. Het algemeen bestuur legt in de financiële verordening vast welke verdeelsteutel(s) per programma wordt gehanteerd bij het opstellen van de ontwerp- programmabegroting.
3. Het algemeen bestuur regelt in de financiële verordening de wijze van vorming en besteding alsmede de minimale omvang en de hoogte van de plafonds van de reserves van het openbaar lichaam.
4. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie, hierna te noemen de controleverordening. Op deze regels is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
5. Het algemeen bestuur stelt bij verordening richtlijnen en regels voor de organisatie vast ten aanzien van de treasury op het gebied van uitzettingen, financieringen en
garanties. Op deze regels is hetgeen bepaald is in de Wet FIDO van overeenkomstige toepassing.
Artikel 48 Begrotingsprocedure
1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk zes weken voorafgaand aan het tijdstip waarop de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, vergezeld van toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen zes weken na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast voor 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.
5. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval voor 15 juli aan gedeputeerde staten.
6. Het dagelijks bestuur zendt het besluit tot vaststelling van de begroting binnen twee weken na de vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten en geeft daarin aan of en zo ja op welke onderdelen is afgeweken van de eerder aangeboden ontwerp-programmabegroting.
7. Een begrotingswijziging wordt afgehandeld volgens de leden één tot en met zes van dit artikel, tenzij de wijziging van baten en/of lasten het gevolg is van:
a. het uitvoeren van projecten voor derden en de uitvoering daarvan resultaatneutraal (saldo van baten en lasten is nul) voor het openbaar lichaam geschiedt;
b. het uitvoeren van markttaken en de uitvoering daarvan minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;
c. het uitvoeren van aanvullende diensten en de uitvoering daarvan minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;
d. wijziging van de bekostiging van het rijk en de verdere uitvoering van het betreffende product minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;
e. wijziging van de bekostiging door zorgverzekeraars en de verdere uitvoering van het betreffende product minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;
f. besluiten ter zake van begrotingsoverschrijdingen van niet meer dan 1% van het begrotingstotaal per programma, waarbij gehandeld is conform het controleprotocol;
g. niet in de begroting opgenomen verplichtingen, zoals vermeld in de financiële verordening, voor zover deze voor het openbaar lichaam resultaatneutraal verlopen;
h. van uitgaven die ten laste worden gebracht van een reserve of voorziening.
8. De begrotingswijzigingen met een resultaatneutraal karakter als bedoeld in lid zeven worden vastgesteld door het algemeen bestuur
Artikel 49 Bijdragen van het Rijk en de gemeenten
1. In de programmabegroting wordt tenminste aangegeven welke bijdrage van het Rijk wordt ontvangen en welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.
2. Het dagelijks bestuur stemt voor zover als mogelijk de methodiek voor het jaarlijks aanpassen van de loon- en prijsindexen af met de besturen van de andere gemeenschappelijke regelingen in Hollands Midden.
3. Bij de berekening van de gemeentelijke bijdrage wordt rekening gehouden met bijdragen van het rijk en van andere organisaties.
4. Vervallen.
5. Vervallen.
6. De gemeenten die de gemeentelijke brandweerkorpsen hebben geregionaliseerd blijven verantwoordelijk voor de door hen ten tijde van de instelling van de geregionaliseerde brandweer verstrekte feitelijke gegevens, financiële opstellingen, personeelsgegevens of anderszins. Ingeval blijkt dat sprake is van onverwachte gebreken of andere tekortkomingen in het kader van huisvesting, materiaal, materieel, personeel of anderszins, zullen de hieraan verbonden kosten voor rekening komen van de betreffende gemeente waar dit betrekking op heeft.
7. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 15 januari en 1 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.
8. Indien zich een substantiële verandering in de doeluitkering rampenbestrijding voordoet waardoor de financiering van óf de veiligheidsregio óf de uitvoering van taken van de geneeskundige hulpverlening bij de Regionale Dienst Openbare Gezondheid Hollands Midden in het geding komen treedt het bestuur in overleg met het bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheid Hollands Midden om tot een afgestemd voorstel voor een oplossing te komen aan de deelnemende gemeenten.
Artikel 50 Jaarbericht
1. Het dagelijks bestuur biedt het jaarbericht over het afgelopen jaar, onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van het jaarbericht en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks voor 1 juni ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.
2. Het algemeen bestuur stelt het jaarbericht vast voor 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
3. Het jaarbericht wordt binnen twee weken, doch in ieder geval voor 15 juli, met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten aangeboden.
4. Vaststelling van het jaarbericht strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
5. Het dagelijks bestuur zendt het jaarbericht binnen twee weken na vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 51 Waarborg / Garantstelling
1. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de Veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.
2. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven in de begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 en 195 Gemeentewet.
3. De aan deze regeling deelnemende gemeenten waarborgen dan wel stellen zich garant tegen de Veiligheidsregio voor betaling van rente en aflossing van door de Veiligheidsregio aangegane leningen en voor dekking van eventuele exploitatie- of begrotingstekorten van de Veiligheidsregio. Een en ander vindt plaats binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders en procedures.
Artikel 52 Kostenevaluatie / Visitatie
1. Het algemeen bestuur stelt eenmaal in de drie jaar een kostenevaluatie vast. Bij de kostenevaluatie wordt in ieder geval een vergelijking gemaakt met de gegevens betreffende de kosten van andere veiligheidsregio’s.
2. Het algemeen bestuur laat eenmaal in de vijf jaar een visitatie door een visitatiecommissie verrichten.
Hoofdstuk 16 Het Archief
Artikel 53 Het archief
1. Het algemeen bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio, in overeenstemming met een door dit bestuur vast te stellen regeling.
2. De secretaris is belast met feitelijke beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.
3. Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden is de archiefbewaarplaats van de gemeente Leiden aangewezen.
4. De beheerder van de archiefbewaarplaats van de gemeente Leiden oefent toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio.
Hoofdstuk 17 Toetreding, uittreding, wijzigingen en opheffing
Artikel 54 Toetreding en uittreding
1. Toetreding van gemeenten tot deze regeling of uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s zoals bedoeld in de Wet Veiligheidsregio’s.
2. Het algemeen bestuurt regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.
Artikel 55 Wijzigingen
1. Zowel het algemeen bestuur als de besturen van tenminste eenderde van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.
2. De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkend besluit van de besturen van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten.
Artikel 56 Opheffing
1. Xxxxxxx van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
2. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.
3. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel, de overgebleven middelen en op geld waardeerbare rechten en plichten.
4. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van de Veiligheidsregio.
5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
6. Zonodig blijven de organen van de Veiligheidsregio ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.
Hoofdstuk 18 Geschillen
Artikel 57 Geschillen
1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.
2. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, één aangewezen door elk van de bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.
3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.
4. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.
Hoofdstuk 19 Slotbepalingen
Artikel 58 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 59 Vervanging en inwerkingtreding
1. De regeling wijzigt de per 8 oktober 2010 in werking getreden gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Hollands Midden.
2. De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 januari 2014.
Artikel 60 Overgangsbepaling
Vervallen
Artikel 61 Titel
De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Hollands Midden’.”