ENCI B.V.ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
ENCI B.V. |
Uitgave : ENCI B.V.
Versie : januari 2021
BASISREGELS Alle werknemers en aannemers die voor ons werken, moeten zich minimaal houden aan de volgende basisregels: | |
Alle persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) die vereist zijn voor een bepaalde taak, moeten correct gebruikt worden. | |
Vòòr het uitvoeren van een taak moeten alle installaties correct geïsoleerd worden van alle energiebronnen en moeten ze ge- test worden om er zeker van te zijn dat deze installaties niet kunnen opstarten of bewegen | |
Veiligheidsmaatregelen moeten steeds genomen worden vóór het (her)starten van de installaties | |
Toegang tot besloten ruimtes is alleen toegestaan aan be- voegde personen die over een ondertekende werkvergunning beschikken. | |
Rijden met voertuigen gebeurt volgens de lokale wetgeving en de vereisten van het bedrijf. | |
Alle arbeid gerelateerde incidenten worden gerapporteerd en onderzocht om zo de oorzaken ervan te identificeren, corrige- rende acties te ondernemen en er lessen uit te trekken |
Als we deze regels samen naleven, komt dit jouw veiligheid én die van iedereen die hier werkt, ten goede. Laat NOOIT snelheid, gemakzucht of rendement belangrijker zijn dan je eigen veiligheid of die van anderen.
ENCI B.V. neemt haar sociale verantwoordelijkheid serieus. Wij zijn ervan overtuigd dat een juiste bedrijfscultuur die is gebaseerd op werknemersoriëntatie en partnerschap, leidt tot zakelijk succes.
INHOUDSOPGAVE
5. TOEGANG TOT TERREINEN EN FABRIEKSGEBOUWEN 8
6. VOORKOMEN VAN BRAND EN EXPLOSIE 9
7. ONGEVAL- EN BRANDMELDING 10
11. GEDRAGSREGELS OP TERREINEN EN IN GEBOUWEN 14
13. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN 17
14. BIJ ENCI VERPLICHTE PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN 20
16. ZONERING DRAAGPLICHT PBM’s 22
17. REFERENTIES EN DISCLAIMER 25
1. INLEIDING
1.1 Om het resultaat van onze inspanningen duurzaam te verbeteren, hanteert ENCI geëigende management- systemen. Belangrijke elementen hierin zijn:
▪ Duidelijk omschreven opdrachtovereenkomst, inclusief een actieplan
▪ Zorg voor goede arbeidsomstandigheden, juiste werkmethoden en voor het doel geschikte arbeids- middelen
▪ Tijdig vóór aanvang een op schrift gestelde Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) en een taak-ri- sico-analyse (TRA)
▪ Bij grotere projecten een V&G-plan
▪ Uitvoeren van een Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) direct vóór aanvang van de werkzaamheden
▪ Xxxxxxx opgeleide en getrainde medewerkers
▪ Frequente controle op correcte naleving van de voorschriften
▪ Gebruik van de juiste machines, gereedschappen en materiaal (kortweg arbeidsmiddelen)
▪ Periodieke inspecties van arbeidsmiddelen (met een minimale frequentie van 1x per jaar)
1.2 Iedereen dient zich te houden aan veiligheidsvoorschriften. ENCI-personeel, ingeleende krachten, stagiairs, personeel van firma's, bezoekers en leveranciers moeten wettelijke bepalingen, ENCI voorschriften en -in- structies op veiligheidsgebied onverkort opvolgen en uitvoeren. Toezichthoudend personeel van ENCI is te allen tijde bevoegd betere voorzorgsmaatregelen te treffen indien naar hun inzicht de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Tot toezichthoudend personeel behoren Directieleden, Hoofden van Dienst, Groepsleiders, Teamleiders, Projectleiders, Coördinatoren, de daartoe op projectbasis aangestelde (ENCI-
)medewerkers, laboratoriumpersoneel, de veiligheidskundigen en medewerkers van de Beveiligingsdienst.
1.3 Iedere medewerker is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor zijn/haar eigen veiligheid en die van anderen, waarmee hij/zij samenwerkt. Wij zijn persoonlijk, of gezamenlijk verantwoordelijk en mogelijk zelfs aansprakelijk voor een onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan.
Bij overtreding van de veiligheidsregels kan door de wetgever een strafzaak, of door ENCI als ondernemer een civiel rechtelijke procedure worden ingesteld. Medewerkers die zich niet aan regels- of voorschriften houden kan te allen tijde een tijdelijk of zelfs een permanent locatieverbod worden opgelegd.
2. GELDIGHEIDSGEBIED
Veiligheidsvoorschriften gelden voor iedereen en hebben betrekking op alle activiteiten die plaatsvinden in fa- brieksgebouwen, kantoren of op de terreinen van ENCI B.V. Enige uitzondering hierop zijn bezoekers, zie 5.3.
3. WERKEN BIJ ENCI B.V.
3.1 Aannemingsbedrijven en/of Contractors dienen in het bezit van een geldig VCA-certificaat;
▪ Onderaannemers < 35 medewerkers VCA* (één ster)
▪ (Hoofd)aannemers > 35 medewerkers VCA** (twéé sterren)
Als opdrachtgever kan ENCI een aannemer om inzage vragen in de VCA-auditrapportage van de afgelopen jaren.
Medewerkers én inleenpersoneel beschikken over een geldig VCA-Basis certificaat. Leidinggevenden, vanaf meewerkend voorman, moeten een geldig VCA-Vol certificaat (Veiligheid voor Operationeel Lei- dinggevende) kunnen tonen. Buitenlandse contractors mogen een equivalent van een VCA-certificaat overhandigen, een en ander ter beoordeling van de afd. QSE/KAM.
3.2 Bij ENCI B.V. wordt conform een werkvergunningsprocedure gewerkt, met een daaraan gekoppeld een LOTOTO-procedure, zie Hoofdstuk 4.
3.3 Zowel eigen medewerkers als derden die werkzaamheden op ENCI-terrein of in productiegebouwen ver- richten, moeten volgens de werkvergunningsprocedure werken.
3.4 Ongevallen ontstaan meestal omdat de risico’s vooraf totaal onbekend of onderschat zijn. Goede werkvoorbereiding voorkomt vertraging én, nog belangrijker, voorkomt ongevallen.
Met een werkvergunning worden aan de hand van een ‘standaardchecklist’, maatregelen vastgelegd
om de belangrijkste risico’s te beheersen.
3.5 Complexere werkzaamheden, of werkzaamheden met een hoog risico, moeten uiteraard beter en met meer diepgang worden voorbereid. Risico’s kunnen voortkomen uit de inhoud van de werkzaamheden zelf (bijvoorbeeld het gebruik van bepaald gereedschap), uit de omgeving waar de werkzaamheden uitgevoerd worden, of uit omstandigheden die leiden tot gelijktijdigheid of complexiteit. Door vooraf-
gaand aan de werkzaamheden de xxxxxx’x goed in te schatten en te analyseren, kunnen deze weggenomen of beheerst worden.
Voorafgaand aan alle werkzaamheden (door eigen medewerkers en/of door derden) die niet behoren tot de standaard operationele bedrijfsvoering, moet een risico-inschatting gemaakt worden. Afhankelijk van deze inschatting geldt het volgende voor het vervolg:
a. Routinetaken: hier volstaat de normale procedure van werkvergunningen (zie 3.2 en 3.3);
b. Taken met hoog risico: hier dient aanvullend op de werkvergunning in de voorbereidingsfase ex- pliciet aandacht besteed te zijn aan de wijze waarop het geïdentificeerde risico weggenomen of ondervangen wordt. De informatie en vastgestelde maatregelen worden onderdeel van de werk- vergunning. Hier dient in de voorbereidingsfase met een multidisciplinair team
een Taak Risico Analyse (TRA) uitgevoerd te worden.
3.6 Routinetaken zijn:
▪ taken die tot het normale vakmanschap en bevoegdheden van de uitvoerder(s) behoren;
▪ taken die vaker uitgevoerd zijn (onder identieke omstandigheden);
▪ taken waarbij de te nemen maatregelen eenvoudig en eenduidig zijn;
▪ taken waarbij de instructies voldoende bekend zijn.
3.7 Taken met een hoog risico zijn:
▪ Mogelijk contact met (rest)product met gevaar eigenschappen
▪ Gebruik van hulpstoffen met gevaar eigenschappen
▪ Gebruik gevaarlijk gereedschap of werktuigen (bv. hoge druk cleanen)
▪ Gebruik bijzondere steiger (bv. hangsteiger)
▪ Brandgevaarlijk werk in combinatie met brandbare omgeving
▪ Explosieve atmosfeer (gas kan aanwezig zijn of ontstaan)
▪ Energie: Leidingen onder druk/bewegende of vallende delen
▪ Werken op hoogte/valgevaar
▪ Complexe hijswerkzaamheden
▪ Contact met hete voorwerpen/verbrandingsgevaar
▪ Kans op zuurstofverdringing of (vorming) giftige gassen
▪ Verhoogd gevaar voor struikelen, uitglijden
▪ Milieubelasting
Bijkomende risico’s door arbeidscondities en/of omgeving:
▪ Hoge geluidsniveau (vermoeidheid, beperking communicatie)
▪ Extra gevoeligheid voor (extreme) klimatologische omstandigheden
▪ Hinder door verkeer
▪ Sterk beperkte bewegingsruimte (besloten ruimte)
▪ Fysieke belasting (frequent tillen, lasten > 25 kg)
▪ Psychische factoren: hoge concentratie vereist, stress, eentonig
▪ Blootstelling aan stof uit omgeving
▪ Risicovolle omgeving (verhoogde kans op lekkages of blootstelling aan chemicaliën)
Bijkomende risico complexiteit / gelijktijdigheid;
▪ Verschillende disciplines werken samen
▪ Verschillende firma’s werken samen
▪ (Verhoogde) tijdsdruk
▪ Gelijktijdige andere taken binnen invloedsgebied (naast/onder/boven)
▪ Nieuwe werkmethode
▪ Inzet ander/onbekend/specifiek gereedschap
3.8 Uitvoering van een Taak Risico Analyse
Bij het uitvoeren van een Taak Risico Analyse (TRA) zal een Veiligheidskundige / Preventie-adviseur altijd een ondersteunde rol hebben. Onderstaand toch een korte toelichting op het uitvoeren van een Taak Risico Analyse. Deze bestaat uit de volgende stappen:
1. Splits de taak op in een aantal logische opeenvolgende basisstappen.
2. Identificeer pér stap de mogelijke gevaren en/of risico’s.
3. Stel bij alle geïdentificeerde gevaren het risico vast.
4. Stel vast welke maatregelen genomen kunnen worden.
5. Stel het risico vast wanneer de maatregelen in acht genomen worden.
6. Documenteer alle gegevens en zorg dat de informatie onderdeel wordt van het werkvergunningproces.
Voor het documenteren wordt gebruikgemaakt van een TRA-formulier. Een blanco format is bij H&S, of QSE coördinator vrij opvraagbaar.
Bij het opstellen van de beheersmaatregelen dient uitgegaan te worden van de voorkeursvolgorden;
▪ Elimineer het risico: voer taak(stap) niet uit, voer taak(stap) op een andere wijze uit;
▪ Vervang het risico door een lager risico (bv. minder gevaarlijk alternatieve stof);
▪ Tref technische / hardware matige maatregelen om het risico te beperken (bv. ventileren, afscher- mingen);
▪ Tref administratieve of procedurele maatregelen (bv. inspecties, training, werkroulatie);
▪ Verschaf Persoonlijke Beschermingsmiddelen.
Bovenstaande wordt ook wel de “arbeidshygiënische strategie” genoemd. Uiteraard zijn ook combinaties hiervan mogelijk.
4. LOTOTO-PROCEDURE
4.1 LoToTo-procedure
Bij werkzaamheden aan machines of apparaten dient de LoToTo-procedure ge- volgd te worden.
Dit betekent dat de afdeling Productie de installatie veiligstelt en vergrendelt. Voor uitvoerenden geldt:
• Melden in:
- Commando Post: Rotterdam / IJmuiden
- Terreinbeheer Maastricht
• Ontvangen en ondertekenen van de werkvergunning.
• Insteken van persoonlijk gelabeld veiligheidsslot op lockbox
• Inschrijven op whiteboard
Bij aankomst op de werkplek checken of alle op het LoToTo-formulier be- noemde installatiedelen en energiebronnen zijn veiliggesteld en energieloos gemaakt middels het vergrendelen van de werkschakelaars, drukloos maken of anderszins (LMRA).
Na beëindigen van werkzaamheden geldt:
• Opruimen werkplek.
• Melden in:
- Commando Post: Rotterdam / IJmuiden
- Terreinbeheer Maastricht
• Verwijderen van persoonlijk veiligheidsslot op de lockbox.
• Inleveren van werkvergunning
• Info wissen op whiteboard.
Vestiging Maastricht: externe firma’s krijgen van ENCI een veiligheidsslot ter beschikking gesteld. Hiervoor dient een sleutelverklaring te worden gete- kend.
4.2 Lasdampafzuiging
Bij laswerkzaamheden in ruimten met weinig ventilatie moet een lasdampaf- zuigventilator worden gebruikt.
4.3 Messing Hamers
Op die plaatsen waar staaldeeltjes kunnen afspringen van te bewerken meta- len, bijvoorbeeld bij het plaatsen van slijtvaste beplating in molens, moeten messing hamers worden gebruikt.
5. TOEGANG TOT TERREINEN EN FABRIEKSGEBOUWEN
5.1 De terreinen en gebouwen zijn alleen toegankelijk voor personen die daar uit hoof- de van hun functie werkzaamheden moeten verrichten, in opdracht van of na toestemming van de afdelingsleiding.
5.2 Iedere firmamedewerker die op het ENCI-bedrijventerrein werkzaamheden verricht, is verplicht de ENCI-bedrijfspas bij zich te dragen en op aanvraag te tonen.
Deze ENCI-bedrijfspas dient vóór het betreden van het bedrijventerrein bij de portier te worden afgehaald. Een ENCI-bedrijfspas wordt enkel verstrekt aan diegene die met goed gevolg de verplichte e-learnings heeft afgerond én die na het zien van de veilig- heidsinstructie, de bijbehorende vragenlijst binnen 2 pogingen met voldoende resul- taat heeft ingevuld.
5.3 Vestiging IJmuiden en Rotterdam: De veiligheidsinstructie is beschikbaar in
4 talen, te weten: Nederlands, Frans, Duits en Engels. Op bedoelde vragenlijst dienen minimaal aantal vragen goed te worden beantwoord. Alleen zij die slagen voor deze test, mogen tot het bedrijventerrein worden toegelaten. Deze instructie heeft een gel- digheidsduur van maximaal 1 jaar en wordt geregistreerd in het systeem.
Vestiging Maastricht: De veiligheidsinstructie is beschikbaar in 4 talen, te weten: Nederlands, Frans, Duits en Engels. Op bedoelde vragenlijst dienen minimaal
5 van de 6 vragen goed te worden beantwoord. Alleen zij die slagen voor deze test, mogen tot het bedrijventerrein worden toegelaten. Deze instructie heeft een geldig- heidsduur van maximaal 1 jaar en wordt geregistreerd middels het ondertekenen van een registratieformulier. Tevens dient met goed gevolg de verplichte jaarlijkse e-lear- nings afgerond te worden.
Bezoekers hoeven de veiligheidsinstructie niet te volgen, MAAR worden bij de ingang opgehaald. Zij komen NIET in de installaties of fabrieken en worden permanent bege- leid.
5.4 Personen onder de 18 jaar worden niet toegelaten tot de locatie ENCI-Maastricht
5.5 Bij vestigingen IJmuiden en Maastricht zijn de locaties bekend waar personen kunnen worden blootgesteld aan Elektro Magnetische Velden, afgekort EMV.
Algemeen is bekend dat de goede werking van medische implantaten, in het bijzonder ICD’s, insulinepompen en Cochleair implantaten, beïnvloed wordt door EMV. In het algemeen is 50 cm voor werknemers een veilige afstand tot de aansluitingen en zware voedende kabels. Wanneer een minimale afstand van 100 cm tot de bronnen wordt aangehouden, is verstoring van pacemakers, ICD’s en overige implantaten zoals insuli- nepompen en cochleaire implantaten niet te verwachten.
Dragers van implantaten mogen géén werkzaamheden verrichten in de nabijheid van EMV-bronnen. ENCI heeft door middel van pictogrammen duidelijk gemarkeerd waar EMV-bronnen zijn. Zie onderstaande pictogrammen.
Bij ENCI Maastricht zijn EMV-bronnen op de onderstaande locaties aanwezig:
GEBOUW | LOCATIES | BRON |
48 | Afscheider 2 | Goudsmit magneet |
48 | Voedingsband RP | Xxxxxxx Xxxxxxx |
48 | Voedingsband Elevator 4 | E-magneet |
48 | 2 E-motoren RP | ABB E-motor |
48 | E-motor Kogelmolen | E-motor |
11 - West | E-motor CM 11 | E-motor |
11 - West | E-motor CM 12 | E-motor |
11 - West | E-motor CM 15 | E-motor |
11 - Oost | E-motor CM 16 | E-magneet |
10 - Noord | Magneet slakdroger | E-magneet |
49 | Verdeelstation 16 | HS Verdeelstation Cementmolen |
5 | Verdeelstation Noord | HS Verdeelstation |
21 | Verdeelstation Zuid | HS Verdeelstation |
Bij ENCI IJmuiden is EMV-bron op de onderstaande locaties aanwezig:
GEBOUW | LOCATIES | BRON |
3600 | 4de verdieping | Magneet |
6. VOORKOMEN VAN BRAND EN EXPLOSIE
6.1 Het vermijden van brand en explosie is een taak voor iedereen, dus ook voor jou! Hier volgen een paar tips;
▪ Giet nooit brandbare vloeistoffen in gootstenen, rioolputten, etc.
▪ Werp poetsdoeken en ander brandbaar afval in de betreffende containers.
▪ Sluit na het werk en tijdens pauzes, alle gas- en zuurstofflessen en maak slangen drukloos.
▪ Laat de sleutel steken op een geopende fles. Bij een noodsituatie is de fles sneller dichtgedraaid.
▪ Verwijder lege gas- of zuurstofflessen onmiddellijk van de werkplek
▪ Gebruik geen sigarettenaanstekers uit kunststof. In contact met hete delen of in een warme om- geving kunnen deze exploderen.
▪ Volg de maatregelen uit de werkvergunning strikt op.
▪ Meld onmiddellijk ieder incident en elke beginnende brand. Zie 5. Ongeval- en Brandmelding
▪ Laat kannen/bussen e.d. met brandbare vloeistoffen, zoals benzine, white spirit en thinner zo- veel mogelijk gesloten.
6.2 Omgaan met gasflessen
▪ Gas- en zuurstofflessen altijd borgen tegen omvallen, niet in gebruik zijnde flessen staan in de gasopslag buiten de installatie of werkplaats. De volle en lege flessen staan gescheiden van el- kaar en voorzien van een beschermkap.
▪ In gebruik zijnde gas- en zuurstofflessen staan buiten het bereik van vonken
▪ De slangen, vlamterugslagbeveiligingen, drukontspanners en manometers worden periodiek geïnspecteerd en verkeren in een goede staat.
▪ Gas- en zuurstofflessen mogen nóóit in een besloten worden geplaatst. Pas óók op, de meeste gassen zijn zwaarder dan lucht, bij het gebruik nabij kelders, putten en lager liggende ruimtes kunnen deze volstromen.
▪ Gasflessen worden aan het einde van de dagtaak en tijdens pauzes dichtgedraaid en de slangen en manometers worden drukloos gemaakt.
7. ONGEVAL- EN BRANDMELDING
MAASTRICHT
7.1 Bel bij ongeval en brand onmiddellijk het alarmnummer 043-3297222. Dit stelt u in verbinding met de portier-bewaker. Geef hierbij duidelijk op :
▪ Uw naam en eventuele firmanaam en de afdeling waar u voor werkt;
▪ De plaats van het ongeval of brand en het nummer van het gebouw;
▪ De aard en de gevolgen van het ongeval of brand;
▪ De plaats waar de BHV-er of ambulance of brandweer wordt opgewacht.
IJMUIDEN
7.1a Bel bij ongeval en brand onmiddellijk het alarmnummer 06 2909 8555 Dit stelt u in verbinding met de CP.
Geef hierbij duidelijk op :
▪ Uw naam en eventuele firmanaam en de afdeling waar u voor werkt;
▪ De plaats van het ongeval of brand en het nummer van het gebouw;
▪ De aard en de gevolgen van het ongeval of brand;
▪ De plaats waar de BHV-er of ambulance of brandweer wordt opgewacht.
ROTTERDAM
7.1b Bel bij ongeval en brand onmiddellijk het alarmnummer 06 2909 4555 Dit stelt u in verbinding met de CP.
Geef hierbij duidelijk op :
▪ Uw naam en eventuele firmanaam en de afdeling waar u voor werkt;
▪ De plaats van het ongeval of brand en het nummer van het gebouw;
▪ De aard en de gevolgen van het ongeval of brand;
▪ De plaats waar de BHV-er of ambulance of brandweer wordt opgewacht.
7.2 Afhankelijk van de aard en ernst van een ongeval- of brandmelding, belt:
Vestiging Maastricht: de portier
Vestiging IJmuiden of Rotterdam: de CP
de aanwezige BHV-‘ers en/of direct de hulpdiensten. Wees altijd alert waar u zich bevindt, waar de nooduitgangen zijn en welke vluchtroute u moet volgen naar de verzamelplaats.
Zie plattegrond in Hoofdstuk 15
▪ Ontruimingssignalen
▪ De BHV-ers zijn herkenbaar aan oranje helmen en oranje signaalvest met opdruk BHV
▪ De Ontruimingsleider draagt een rode helm en een rood signaalvest met de opdruk OL
▪ De Hoofd-BHV-er draagt een oranje helm en een blauw signaalvest met de opdruk Hoofd BHV
▪ Zie voor verdere betekenis van de kleuren helmen en signaalvestjes, hoofdstuk 16
Blijf op de verzamelplaats tot de aanwezige BHV’er aangeeft dat u het werk kunt hervatten, of naar huis mag.
7.3 Indien bij een ongeval nog geen deskundige hulp aanwezig is en u die zelf niet kunt verlenen, houdt u zich dan aan de volgende richtlijnen:
▪ Zorg voor uw eigen veiligheid en geef daarna zo veel hulp als mogelijk is.
▪ Zorg dat machines die de veiligheid in gevaar kunnen brengen, direct gestopt worden.
▪ Zorg dat de betreffende elektrische voeding direct uitgeschakeld wordt.
▪ Vermijd inademing van vrijkomende dampen of gassen die verdacht en misschien scha- delijk zijn voor de gezondheid.
▪ Overtuig u vooraf omtrent de plaats van de brandblusapparaten in uw werkomgeving en bekijk tevens de mogelijke vluchtroutes.
▪ Tracht het begin van de brand met een daartoe geschikt brandblusapparaat (CO2 , poe- der, enz.) te bestrijden.
▪ Stel uw directe leidinggevende ervan in kennis dat een brandblusapparaat is gebruikt. Hij dient ervoor te zorgen dat dit apparaat zo spoedig mogelijk wordt vervangen.
7.4 Om ongevallen te voorkomen, is het een morele verplichting van alle medewerkers om iedere gevaarlijke situatie, óf afwijkende gebeurtenis, direct aan de leidinggevende te melden. Anders gesteld: als je een bijna-ongeval of gevaarlijke situatie niet meldt, ben je zelf onveilig bezig. Je neemt dan bewust het risico dat er met jou óf iemand anders iets kan gebeuren wat voorkomen had kunnen worden door jouw melding.
Het vroegtijdig onderkennen van onveilige situaties en mogelijke onveilige handelingen heeft daarmee een preventieve werking. Haal daarom nóóit je schouders op bij gevaarlijke situaties of een bijna-ongeval. Het simpele feit dat er nog niets ernstigs is gebeurd, is géén garantie dat er niets kán gebeuren.
ENCI-medewerkers moeten bij een constatering van een incident of gevaarlijke situatie altijd, via het invullen van het daarvoor bestemde AID-systeem, een melding te maken.
Medewerkers (aannemers) die geen toegang hebben tot het AID-systeem moeten het inci- dent te melden bij zijn/haar direct leidinggevende.
Doe een melding zo gedetailleerd mogelijk en geef tenminste op de volgende items ant- woord:
▪ Wanneer stelde jij de voorval of de situatie vast?
▪ Waar vond het voorval of situatie plaats?
▪ Waarom gebeurde het voorval / situatie?
▪ Wie was erbij betrokken?
▪ Wat heb je precies vastgesteld?
▪ Hoe kon dit volgens jou gebeuren?
8. VERKEERSREGLEMENT
8.1 Bij de vestigingen van ENCI B.V. is de Wegenverkeerswet van toepassing.
Daarnaast is iedereen verplicht zich aan de gegeven aanvullende verkeersaanwijzingen te houden.
8.2 Op het bedrijfsterrein van Maastricht is een algehele snelheidsbeperking van
15 km/uur van kracht.
Op het bedrijfsterreinen van IJmuiden en Rotterdam is een algehele snelheidsbeper- king van 20 km/uur buiten de hekken en 10 km/uur binnen de hekken van kracht.
8.3 Op het fabrieksterrein dienen fietsen en alle motorvoertuigen te worden geparkeerd op de daarvoor aangewezen parkeerplaatsen. Op alle andere locaties geldt een par- keerverbod!
8.4 Personenauto’s dienen achteruit (reverse) te worden ingeparkeerd.
8.5 Bestuurders van specifieke bedrijfsvoertuigen zoals groevewagens, laadschoppen, heftrucks enz., dienen in het bezit te zijn van een door ENCI afgegeven of goed bevonden rijvaardigheidsbewijs. Zij dienen dit op aanvraag te kunnen tonen.
8.6 Specifieke bedrijfsvoertuigen zijn meestal niet gemaakt om op de ‘gewone’ weg te rijden als gevolg van hun afmetingen of andere specifieke eigenschappen. Vaak heb- ben de chauffeurs van deze specifieke bedrijfsvoertuigen verminderd zicht op hun om- geving. Geef deze voertuigen dan ook voorrang indien u deze tegenkomt.
8.7 Het verwijderen van tijdelijk geplaatste verkeersveiligheids- of waarschuwingsborden mag alleen gebeuren door de betreffende toezichthouder onder wiens verantwoording de borden zijn aangebracht.
8.8 Deuren van laag- en hoogspanningsruimten mogen door geparkeerde vervoermid- delen, containers e.d. niet worden versperd, of aan het zicht worden onttrokken.
8.9 Bij geconstateerde afwijkingen van de verkeersreglementen heeft een ieder de plicht onverwijld zijn leidinggevende te waarschuwen en het gesignaleerde te melden.
9. VERBODEN
AVV ENCI B.V, j
9.2
Het is verboden hekken, borden, veiligheidsmiddelen en brandblusmiddelen te blokke-
ren, te bedekken, onzichtbaar te maken of te verplaatsen.
9.1 Het is verboden machines te bedienen of in bedrijf te nemen door een ander dan het bevoegde bedieningspersoneel van de betreffende machines. Haal de sleutel uit het contactslot als u een voertuig geparkeerd achterlaat!
9.3 Het is verboden over transportbanden te klimmen of onder transportbanden door te kruipen, ongeacht of ze in of buiten bedrijf zijn.
9.4 Het is verboden deuren, poorten en nooduitgangen te blokkeren of aan het zicht te ont- trekken. Deze moeten steeds worden vrijgehouden.
9.5 Het is verboden fabrieksgebouwen en werkterreinen te betreden onder invloed van al- cohol of verdovende middelen. Alcohol, verdovende, of geestverruimende middelen mogen niet meegenomen of verhandeld worden op het bedrijfsterrein.
9.6 Het is verboden voor personeel van derden zich zonder ENCI-bedrijfspas op het fa- brieksterrein te bevinden. Als door het toezichthoudend personeel hierom gevraagd wordt, moet personeel van derden zich kunnen legitimeren.
9.7 Het is verboden zich onder of op lasten te bevinden die in kranen, takels, lieren e.d. han- gen. Het hijsgebied dient steeds gemarkeerd en afgezet te zijn.
9.8 Het is verboden om na het leveren of afhalen van materialen/producten langer op het bedrijfsterrein te verblijven dan strikt noodzakelijk.
Dit betekent o.a.: niet overnachten, niet douchen. Levertijden voor leveranciers:
- Grond-, Brand- en Hulpstoffen tussen 06:00 uur en 20:00 uur.
- (Centrale) Magazijn: ma t/m do tussen7:30 en 16:00 uur en vr tussen7:30 en 12:00
uur.
Afwijkende levertijden dienen in overleg met of in opdracht van ENCI te worden vastgesteld.
9.9 Het is verboden om ongekeurde, niet-gelabelde of afgekeurde steigers te betreden of- steigers zelfstandig te wijzigen. Van onveilige steigers dient men direct de steigerkaart (Scafftag) te verwijderen en deze bij de toezichthouder in te leveren.
9.10 Het is verboden looproosters en/of vloerdelen uit vloeren (raatvloeren) weg te nemen als deze niet direct teruggeplaatst en geborgd worden. Roosters en vloerdelen dienen steeds deugdelijk geborgd te zijn tegen wegschuiven, kantelen en uitvallen.
9.11 Het is verboden op etages of daar waar val- of knelgevaar kan ontstaan afzetband, afzet- ketting of gelijkwaardig materiaal toe te passen als afzetting. Afzettingen op genoemde risicovolle plaatsen dienen steeds uitgevoerd te zijn van deugdelijk materiaal zoals hout en/of staal. Afzetband, afzetketting en/of gelijkwaardig materiaal mag in deze gevallen alleen gebruikt worden als markering van de houten en/of stalen afzettingen.
9.12 Het is verboden in gebouwen en/of onder installaties te fietsen.
10. MILIEU EN AFVALSTOFFEN
AVV ENCI B.V, janu
10.1 Milieugevaarlijke stoffen zijn chemische stoffen of verbindingen die in water en bodem ongewenste effecten hebben op het functioneren van ecosystemen en op de gezond- heid van mensen.
10.2 Met afvalstoffen worden bedoeld alle stoffen die binnen ENCI vrijkomen en waarvan ENCI zich ontdoet door aanbieding aan derden.
Brand- of bodemverontreinigende (afval)stoffen moeten steeds op een lekbak of vloei- stofdichte vloer worden geplaatst.
10.3 Probeer het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
10.4 Alle afvalstoffen dienen (gescheiden) aangeboden te worden in het op het bedrijf aan- wezige milieupark waar containers aanwezig zijn. Hier dient het afval duidelijk geschei- den te worden in staal-, hout- en restafval.
10.5 Hout dient spijkervrij te worden gemaakt, scherven te worden opgeruimd, afval- en af- braakmateriaal ordelijk te worden opgeslagen of zoveel mogelijk gescheiden te worden gedeponeerd in de hiervoor bestemde containers/vuilnisbakken.
10.6 Het is verboden afvalstoffen te verbranden.
10.7 Het is verboden afvalstoffen weg te spoelen via de riolering.
10.8 Het is verboden om afvalstoffen van buiten het bedrijfsterrein op het fabrieksterrein binnen te brengen.
10.9 Procesreststoffen zoals morsmateriaal van grond-, brand-, hulpstoffen en cement, die- nen zoveel mogelijk gescheiden ingezameld en in het proces teruggevoerd te worden.
10.10 Het schoonspuiten van voertuigen is alleen toegestaan op de autospuitplaats.
11. GEDRAGSREGELS OP TERREINEN EN IN GEBOUWEN
11.1 Iedereen is verplicht om medewerking te verlenen om de veiligheid te bevorderen.
11.2 Iedereen is verplicht de persoonlijke en algemene hygiëne te bevorderen, de van be- drijfswege verstrekte voorzieningen te gebruiken en zijn medewerking aan de instand- houding hiervan te verlenen.
11.3 Wanneer er werkzaamheden in een afdeling moeten worden verricht waarvan men niet de veiligheidsvoorschriften kent, dan dient men vooraf bij de leidinggevende naar de aldaar geldende voorschriften en gevaren te vragen.
11.4 De leidinggevende dient de gevraagde voorschriften en maatregelen te instrueren. Vraag hierom als deze niet worden aangeboden!
11.5 Iedereen is verplicht zich aan de veiligheidsinstructies te houden die op waarschuwings-, gebods- en verbodsborden zijn aangegeven.
11.6 Als een ander persoon onveilig werkt, zich onveilig gedraagt of op andere wijze de voor- schriften overtreedt, is iedereen verplicht hem hierop attent te maken.
11.7 Iedereen die een onveilige situatie en/of handeling opmerkt, dient de verantwoordelijke leidinggevende of zijn eigen leidinggevende hiervan onverwijld op de hoogte te bren- gen. Bij acuut dreigend gevaar dient hij/zij zelf direct in te grijpen met inachtneming van zijn eigen veiligheid.
11.8 Iedereen dient naar beste vermogen eraan mee te werken dat orde en netheid in het bedrijf worden bevorderd.
11.9 Iedereen moet na het beëindigen van zijn karwei gereedschap en materiaal opruimen.
11.10 Verschillende machines en installaties worden op afstand gestart. Houd daarom ruim afstand van machines en installaties als het aanloopsignaal klinkt.
11.11 Looppaden in en buiten de gebouwen dienen goed begaanbaar te blijven. Respec- teer altijd de looppaden en voetgangersoversteekplaatsen op het fabrieksterrein.
11.12 Controleer elektrisch (hand)gereedschap, harnasgordels en hijsbanden/hijsstroppen vóór gebruik op hun keurmerk. Wanneer de datum van herkeuren verlopen is, meld dit dan aan uw leidinggevende, gebruik het materieel niet en geef dit af ter keuring. Machine-afschermingen (safe-guarding) mogen nooit bij het uitvoeren van werkzaam- heden verwijderd worden. Enkel bij stilstaande installaties mogen werkzaamheden wor- den uitgevoerd. Wanneer ten behoeve van de bereikbaarheid afschermingen dienen te worden verwijderd, gebeurt dit op aanwijzing en onder begeleiding van een ENCI mede- werker.
Direct na deze werkzaamheden dient de afscherming weer terug te worden geplaatst. Pas dan mag de installatie weer worden vrijgegeven voor productie.
11.13 Het is voor personeel van derden verboden voor eigen doeleinden zelf aansluitingen te maken op lucht,- water,- gas- en/of elektrische systemen. Raadpleeg bij twijfel altijd het toezichthoudend personeel.
11.14 Werken op hoogte brengt altijd extra verhoogde risico’s met zich mee. Medewerkers kunnen van (grote) hoogte vallen met ernstig letsel als gevolg. Er kunnen ook materialen of gereedschappen in het onderliggende gebied vallen. Voor valpreventie geldt dat de collectieve beheersmaatregel, zoals het plaatsen van deugdelijke leuningen, inclusief kantplanken altijd de voorkeur heeft. Let op, steigers mogen alléén door opgeleide stei- gerbouwers worden opgebouwd, gewijzigd of gedemonteerd.
Het gebruik van een valharnas betreft een individuele maatregel, zie voor nadere infor- matie 11.12
11.15 Bij het werken op hoogte dienen gereedschappen en materialen op een veilige plaats te liggen en eventueel worden geborgd, zodat deze niet naar beneden kunnen vallen. Het terrein onder de werkplek dient altijd te worden afgezet.
11.16 Gebruik alleen machines, gereedschappen en/of hulpmiddelen (alle arbeidsmiddelen) zoals takels, ladders enz. die geschikt zijn voor het beoogde doel. Gebruik deze altijd op de voorgeschreven wijze en controleer deze vooraf op goede werking.
11.17 Roken is op de gehele locatie verboden, met uitzondering op de daartoe aangewezen plaatsen. Ook in voertuigen en cabines van machines geldt een algeheel rookverbod. De rookplaatsen zijn herkenbaar aan het bord; “ROKEN TOEGESTAAN”.
11.18 In voertuigen is het gebruik van een mobiele telefoon uitsluitend stilstaand toegestaan, tenzij er ‘handsfree’ wordt gebeld. Dit geldt voor alle type voertuigen. Houd in de pro- ductieomgeving gesprekken kort en sta tijdens het bellen stil. Ook in kantoren of werk- plaatsen niet gelijktijdig bellen en (trap)lopen.
11.19 In het ‘Gasstation’ bestaat een permanent gevaar voor gasexplosies. Het gebruik van mobiele telefoons , smartphones, handhelds, GSM, etc., is in het ‘Gasstation’ dan ook ten strengste verboden. Laat je niet explosieveilige apparatuur dan ook volledig buiten deze bebouwing. Ook het uitgeschakeld meenemen is om veiligheidsredenen verboden.
12. VEILIGHEID IN KANTOREN
12.1 In kantoren zijn uiteraard óók veiligheidsvoorschriften van toepassing. De risico’s en ge- varen zijn in kantoren dan wel minder groot, maar óók hier kunnen zich ongevallen voor- doen. Zorg op de eerste plaats dat je steeds bij het betreden van een kantoorgebouw de (nood)uitgang(en) kunt vinden. Controleer ook de plaats van een slangenhaspel, de brandblussers en EHBO-trommel. Ieder overleg, vergadering of andere bijeenkomsten moet beginnen met het doornemen van de noodprocedures.
12.2 Regels omtrent ‘orde en netheid’ zijn óók binnen kantoorruimtes onverkort van
toepassing. Zorg dat verleng- en aansluitkabels geen struikelgevaar vormen.
12.3 Laat geen lades openstaan, overlaad geen legschappen en plaats geen goederen of materialen op een (hoge) kast. Let op dat kasten met uitschuifbare hangmappen niet voorover kunnen kantelen. Zet deze aan de bovenzijde vast aan de wand.
12.4 Medewerkers die >2uur per dag beeldschermwerk verrichten, moeten ergonomisch ver- antwoord (kunnen) zitten. Naast een goede inrichting én instelling van de werkplek (zie onderstaande afbeelding), moeten beeldschermwerkers hun werkzaamheden regelma- tig afwisselen met andere werkzaamheden. Zorg voor de juiste lichtomstandigheden en voorkom reflectie op het beeldscherm
13. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
13.1 Men is verplicht de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen. Bui-
ten de gele en groene paden zijn de volgende PBM’s altijd verplicht:
▪ Veiligheidshelm,
▪ Veiligheidsbril,
▪ Reflecterende / fluorescerend werkkleding,
▪ Hoge geveterde veiligheidsschoenen.
Vestiging IJmuiden en Rotterdam: Groene paden
De groene looppaden zijn veilige PBM vrije zones, hier zijn geen PBM’s verplicht
Vestiging IJmuiden en Rotterdam: Blauwe lijn met vermelding PBM-zone
De blauwe lijn geeft de PBM zone aan. Bij het passeren van deze blauwe lijn op het fa- brieksterrein zijn de voorgeschreven PBM’s verplicht.
13.1.1 Aanwijzingen van toezichthoudend personeel dienen opgevolgd te worden.
13.1.2 Alvorens met werkzaamheden te beginnen in afdelingen waar men niet bekend is, dient men zich via de verkregen werkvergunning te overtuigen welke aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen men moet dragen.
13.2 Personeel van derden dient door de eigen werkgever van persoonlijke beschermings- middelen te worden voorzien. Slechts in hoge uitzondering worden persoonlijke be- schermingsmiddelen door ENCI ter beschikking gesteld.
Zie procedure "Verstrekkingen aan firmapersoneel".
13.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen altijd te worden gedragen zoals aangegeven op de instructiekaarten waarin op kleine schaal het fabrieksterrein in de gele en groene zone is ingedeeld, zie ook hoofdstuk 15.
13.3.1 Additionele PBM’s op Werkvergunning
Indien voor de uit te voeren werkzaamheden een werkvergunning verstrekt wordt, staan hierop de specifieke PBM’s vermeld die men verplicht is te gebruiken bij de betreffende werkzaamheden.
13.3.2 Veiligheidshelm
Het dragen van een veiligheidshelm is in het gehele bedrijf voor iedereen ver- plicht.
Uitzonderingen zijn:
- kantoren;
- was- en kleedruimtes;
- de groene zone.
Deze uitzonderingen zijn NIET van toepassing, indien het dragen verplicht wordt gesteld middels gebodsborden. Stootpetten of Caps bieden onvol- doende bescherming en zijn derhalve verboden.
13.3.3 Veiligheidsschoeisel
Veiligheidsschoenen moeten in het gehele bedrijf worden gedragen met uit- zondering van de groene en gele zone, kantoren en kantines. Zodra op ge- noemde uitzonderingsplaatsen werkzaamheden worden verricht waarbij voet- letsel kan ontstaan, moet ook daar veiligheidsschoeisel worden gedragen. Er mogen enkel hoge geveterde veiligheidsschoenen worden gedragen. Waarbij de veters naar behoren zijn ingeregen, aangetrokken en geknoopt.
13.3.4 Werkkleding
Bij het uitvoeren van werkzaamheden op het ENCI-terrein is het dragen van deugdelijke reflecterende / fluorescerend werkkleding verplicht. Het dragen van korte broek en het werken met ontbloot bovenlijf is altijd verboden. Te ruim zittende kleding en/of loshangende kledingstukken kunnen door draai- ende machinedelen worden gegrepen. Draag daarom goed passende en geslo- ten bedrijfskleding in de nabijheid van machines en installaties. In werkplaatsen en fabrieksgebouwen en bij het uitvoeren van vuurgevaarlijke werkzaamheden is het dragen van vlamvertragende werkkleding verplicht.
▪ Het dragen van de veiligheidshesjes is in de buurt van draaiende instal- laties of machinedelen verboden.
▪ Het dragen van lang haar is toegestaan, maar dient wel, waar nodig, onder een gesloten hoofddeksel geborgen te zijn.
13.3.5 Beschermende kleding:
Daar waar men wordt blootgesteld aan opname door de huid en aan inade- ming van giftige, bijtende of schadelijke dampen, rook, stof e.d. moet men be- schermende kleding en doelmatige adembescherming gebruiken.
Het gebruik van reguliere wegwerpkleding is verboden vanwege de hoge mate van brand c.q. verbrandingsgevaar.
13.3.6 Gehoorbescherming
Bij het uitvoeren van werkzaamheden waarbij de geluidsbelasting boven de 80 dB(A) uitkomt, moeten doelmatige gehoorbeschermers worden gedragen. Men is verplicht gehoorkappen of otoplastieken te dragen op die plaatsen waar dit door middel van borden is aangegeven. De geluidsbelasting is hier hoger dan 85 dB(A).
13.3.7 Oogbescherming
Het dragen van doelmatige oogbescherming is in het gehele bedrijf voor ieder- een verplicht.
Uitgezonderd zijn:
- kantoren en bedieningsruimten;
- kantines, was- en kleedlokalen;
- voertuigen met gesloten cabines;
- de gele en groene zone.
13.3.8 Adembeschermingsmiddelen
Het gebruik en de toepassing van de verschillende adembeschermingsmiddelen worden omschreven in het veiligheidsvoorschrift "Adembeschermend".
13.3.9 Verkeersvesten (hesjes)
Bij werkzaamheden die op de rijweg plaatsvinden of op die plaatsen in de gele zone en waar men goed zichtbaar moet zijn, moeten verkeersvesten worden gedragen.
13.3.10 Reddingsvesten
Bij alle werkzaamheden waarbij men in het water (Maas of groevemeer) kan geraken, is het dragen van een reddingsvest verplicht. Automatische, of zelf op- blazende reddingsvesten moeten een minimale drijfcapaciteit hebben van 275Newton. Om te voorkomen dat een drenkeling onder uit het reddingsvest zakt, moet deze van een kruisband voorzien zijn.
13.3.11 Handschoenen
Daar waar gevaar bestaat voor handverwonding dienen doelmatige handschoe- nen te worden gedragen.
13.3.12 Lederen lasschort / Lederen lasjas
Lederen schorten of las jassen worden gedragen bij laswerkzaamheden.
13.3.13 Valbescherming
Daar waar gevaar bestaat voor vallen van een hoogte (hoger dan 2.50 meter), moet een doelmatige valbescherming worden toegepast. Dit is op de eerste plaats een deugdelijke leuning met tussenregel en kantplank. Pas als deze col- lectieve maatregel niet mogelijk is, mag men een persoonlijke valbeveiliging gebruiken. Bij ENCI mogen alleen harnasgordels worden toegepast. De vrije val mag nooit meer dan 1.50 meter bedragen en het “bevestigingspunt” dient een minimale statische capaciteit te hebben van 1.200kg. In werkbakken van kra- nen, hoogwerkers en gondels moet eveneens aangelijnde harnasgordels gedra- gen worden.
Pictogram | Afbeelding | Omschrijving |
Op gehele locatie verplicht ▪ EN 397, of 14052:2005 ▪ Zie paragraaf 16 | ||
Op gehele locatie verplicht ▪ Goed aansluitend ▪ Bij slijpwerkzaamheden, slijpbril dragen. ▪ Minimaal EN 166, EN 170 | ||
Bij specifieke werkzaamheden ▪ Bij slijpwerkzaamheden en branden ▪ slijpbril dragen, minimaal EN 166, EN 170 | ||
Op gehele locatie verplicht ▪ Lange mouwen en broekspijpen ▪ Minimaal NEN-EN 471 ▪ Multinorm heeft de voorkeur | ||
Op gehele locatie verplicht ▪ EN-EN 471 | ||
In stoffige omstandigheden verplicht ▪ EN 149:2001 Type FFFP3 |
Pictogram | Afbeelding | Omschrijving |
Op gehele locatie verplicht ▪ EN-420 cat.2 Algemene vereisten ▪ EN 388 Xxxxxxxxxxx mechanische risico’s ▪ EN 374 Chemicaliën en micro-organismen ▪ EN 407 Thermische risico’s ▪ EN 12477 Manueel lassen van metalen ▪ EN 511 Bescherming tegen koude | ||
Op gehele locatie verplicht ▪ EN ISO 20345, Type S3 ▪ Hoog mét veters ▪ Veters volledig ingeregen en aangetrokken | ||
| Bij schoonmaakwerkzaamheden en werken aan een installatie verplicht ▪ Overdrukmasker |
Bij veel werkzaamheden kunnen sieraden, zoals piercings, horloges, hals en armkettin- gen et cetera gevaar opleveren.
DRAAG DEZE DAN OOK NIET !!!
Het gebruik van een trapladder kan ernstige verwondingen opleveren. Zorg daarom dat je minimaal één hand aan de leuning hebt.
Nooit gelijktijdig lopen en telefoneren, of anderszins gebruik maken van je smartphone of I-Pad. Dit veroorzaakt verhoogd struikel- valgevaar.
16. ZONERING DRAAGPLICHT PBM’s
MAASTRICHT
Op het ENCI-terrein zijn zonering regels ten aanzien persoonlijke beschermingsmiddelen.
Gebouwen Wegen
PBM-vrije zone
PBM-vrije zone
EHBO AED
Parkeerplaats
Verzamelplaats
ROTTERDAM
IJMUIDEN
17. REFERENTIES EN DISCLAIMER
Deze Algemene VeiligheidsVoorschriften (AVV) verstrekken informatie over de risico’s en de beheersmaatregelen binnen ENCI B.V.. Ons doel is het aantal (bijna)ongevallen en het ziekteverzuim terug te brengen naar een absoluut minimum. De informatie in dit voorschrift is een hulp in ons streven naar veilige en gezonde arbeidsomstandighe- den. Niet alle risico-aspecten en gevaren worden hierin genoemd.
Referenties;
▪ Arbeidsomstandighedenwet
▪ Arbeidsomstandighedenbesluit
▪ Arbo-Informatiebladen
▪ Guideline ‘Visitor and Contractor Safety’ van HeidelbergCement
▪ Algemene Engineering- en montage voorwaarden
▪ Algemene inkoopvoorwaarden (AIV – ENCI 2014)
▪ Leveranciersgedragscode van HeidelbergCement
Disclaimer:
Hoewel de verstrekte informatie in dit document ‘Algemene VeiligheidsVoorschriften’ met de grootste zorg is sa- mengesteld en onderhouden, kunnen de gebruikers geen rechten ontlenen aan, of aanspraak maken op de juist- heid en volledigheid van de inhoud.
Bij het gebruikmaken van de ‘Algemene VeiligheidsVoorschriften’ aanvaardt ENCI geen enkele aansprakelijkheid voor de geboden informatie, of het bijgewerkt zijn van de informatie die is geraadpleegd of via dit voorschrift werd uitgewisseld. Ook aanvaardt ENCI geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele schade die daardoor kan ontstaan.
Het document ‘Algemene VeiligheidsVoorschriften’ is niet vertrouwelijk en niet uitsluitend bestemd voor ENCI- medewerkers. Verstrekking aan, en gebruik door, derden is dan ook zonder toestemming toegestaan.