Waterakkoord
Waterakkoord
Rijkswaterstaat IJsselmeergebied - Waterschap Vallei G Eem Gesloten op 1 juli 2010 te Nijkerk
Waterakkoord
Rijkswaterstaat IJsselmeergebied – Waterschap Vallei & Eem
Gesloten op 1 juli 2010 te Nijkerk
Al eeuwen is de Wielse Sluis de plek waar het overtollige water de Nijkerkerpolder uit wordt gelaten om wateroverlast in Nijkerk en omgeving te voorkomen. Eerst ging dit onder vrij verval op de Zuiderzee, daarna met behulp van een windmolen en van 1883 tot 1983 door middel van het Stoomgemaal Hertog Reijnout.
Dit gemaal in de Nijkerkerpolder is één van de plaatsen langs het randmeer waar Waterschap Vallei & Eem de zorg voor het water uit zijn gebied overdraagt aan Dienst IJsselmeergebied van Rijkswaterstaat. Stoomgemaal Hertog Reijnout staat symbool voor het waterbeheer in de regio en de afspraken die daarbij horen. In dit waterakkoord zijn de afspraken tussen beide waterbeheerders vastgelegd.
Het stoomgemaal is tegenwoordig een toeristische trekpleister onder beheer van stichting Stoomgemaal Hertog Reijnout.
ISBN 9789036900300
Het akkoord betreft de regeling voor:
Het gebiedsoverschrijdend water en stoffen tussen Rijkswaterstaat IJsselmeergebied en Waterschap Vallei & Eem.
Inhoudsopgave
Artikel 1 Definities en afkortingen - 7
Artikel 2 Afspraken betreffende het waterbeheer onder normale omstandigheden - 10
Artikel 3 Afspraken over het waterkwantiteitsbeheer in relatie met waterkwaliteitsbeheer - 11 Artikel 4 Afspraken over het waterkwantiteitsbeheer bij extreem waterbezwaar - 12
Artikel 5 Afspraken over wateraanvoer bij waterschaarste in het gebied van het waterschap -13 Artikel 6 Afspraken in het geval van landelijke waterschaarste of in de regio IJsselmeergebied - 14 Artikel 7 Afspraken over de handelwijze bij incidenten en calamiteiten in een watersysteem - 15 Artikel 8 Afspraken met betrekking tot de informatievoorziening tussen partijen - 16
Artikel 9 Overige afspraken - 17
Artikel 10 Overgangs- en slotbepalingen - 18 Toelichting op het waterakkoord - 21
Bijlagen
Bijlage 1 Werken ten behoeve van aan- en afvoer van water - 33 Bijlage 2 Waterkwaliteitmeetnetten - 37
2.1 Waterkwaliteitmeetnet van het Rijk - 37
2.2 Waterkwaliteitmeetnet van het waterschap - 40
2.3 Verklaring codering van de parameters genoemd in 2.1; 2.2 - 41 Bijlage 3 Werkwijze en totstandkoming van dit waterakkoord - 43
Bijlage 4 Overzichtskaart met werken ten behoeve van wateraanvoer en waterafvoer - 45 Bijlage 5 Overzichtskaart van waterlichamen IJsselmeergebied - 47
Waterakkoord
Rijkswaterstaat IJsselmeergebied – Waterschap Vallei & Eem
(een akkoord als bedoeld in de Waterwet)
De ondergetekenden of rechtsopvolgers, hierna te noemen partijen:
Van Rijkswaterstaat
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door, Hoofdingenieur-Directeur van het Directoraat-generaal Rijkswaterstaat van de dienst IJsselmeergebied gevestigd te Lelystad, mw. M. M. Smeijers EMPM hierna genoemd: “het Rijk”;
Van het waterschap
De Dijkgraaf van Waterschap Vallei & Eem gevestigd in Leusden,
mw. Drs. J.M.P. Moons, handelend namens dit waterschap, hierna genoemd: “het waterschap”;
Overwegende dat:
1 partijen het wenselijk achten ter zake van wateraan- en afvoer afspraken te maken en deze vast te leggen;
2 het waterschap peilbesluiten zal vaststellen voor gebieden waar wateraanvoer mo- gelijk is;
3 er door het Rijk een peilbeheer wordt gevoerd waarbij de geldende streefpeilen als genoemd in het Peilbesluit Rijkswateren IJsselmeergebied zo goed mogelijk worden gehandhaafd, teneinde aanvoer naar- en afvoer uit de watersystemen in beheer bij het Waterschap mogelijk te doen zijn;
4 het waterschap en het Rijk de beschikking hebben over werken en voorzieningen als aangegeven in bijlage 1;
5 het Rijk voor een goed waterbeheer inzicht wil hebben in aan- en afgevoerde hoe- veelheden water en stoffen in dat water;
6 afspraken gemaakt dienen te worden over wateraanvoer- en afvoer, mede in relatie tot ontwikkelingen zoals klimaatverandering en bodemdaling;
7 in natte omstandigheden de watersystemen in beheer bij het waterschap een water- overschot hebben dat moet worden afgevoerd naar Eemmeer en/ of Randmeren;
8 in droge omstandigheden de watersystemen in beheer bij het waterschap een wa- tertekort hebben dat kan worden bestreden door aanvoer van water uit Eemmeer en/ of Randmeren;
9 er zich zodanige omstandigheden kunnen voordoen, dat de vraag naar water uit Eemmeer en/ of Randmeren groter is dan de aanvoer naar de meren;
10 in dergelijke omstandigheden het water uit Eemmeer en/of Randmeren (evenals de overige Rijkswateren in het IJsselmeergebied), op een zorgvuldige wijze dient te worden verdeeld over de waterbeheerders die water onttrekken uit de Rijkswateren in het IJsselmeergebied;
11 bij onvoldoende aanvoer van water uit het Eemmeer en/of Randmeren, of van aanvoer van water dat niet voldoet aan de functie-eisen genoemd in het Waterbe- heerplan, het waterschap niet optimaal aan zijn taak voor wat betreft de watervoor- ziening kan voldoen;
12 per droogtesituatie door de betrokken waterbeheerders in het IJsselmeergebied een afweging van belangen dient te worden gemaakt teneinde een verantwoorde water- verdeling te realiseren; hiertoe een verdringingsreeks is aangegeven in Nationaal Waterplan (NWP);
13 de maatregelen met betrekking tot de kwalitatieve aspecten ten aanzien van de aan- en afvoer van oppervlaktewater, vastgelegd dienen te worden in de door de partijen op te stellen waterbeheerplannen;
14 volgens de Waterplannen van de Provincies Utrecht en Gelderland richtlijnen uitge- werkt dienen te worden om het waterkwaliteit- en kwantiteitbeheer te optimalise- ren;
15 het Rijk en het waterschap de waterkwaliteit van Eem, Eemmeer en Gooimeer en Nijkerkernauw willen verbeteren door uitvoering van de overeenkomst “Kwaliteit van de Eem, Xxxxxxx en Gooimeer”, getekend op 5 juli 2006 en bekrachtigd in het convenant Blauwe As, getekend op 16 februari 2010;
16 buitendijkse ontwikkelingen mogelijk zijn indien deze binnen het kader liggen van: de WaterWet;
17 de toekomstige ontwikkeling volgens de Europese Kaderrichtlijn Water en de Nota Waterbeleid voor de 21e eeuw pleiten voor een taakstellend waterbeleid dat draag- kracht heeft bij burger en politiek; een taakstelling is bijvoorbeeld: het stand-still beginsel, waarmee aangegeven wordt dat de waterkwaliteit ten opzichte van het jaar 2000 niet mag verslechteren; de trits Vasthouden-Bergen-Afvoeren om vanuit Waterbeleid 21ste eeuw het watersysteem op orde te brengen en te houden;
18 de Kaderrichtlijn Water een vergaande samenwerking vereist om aan de gestelde doelen betreffende de waterkwaliteit in fysisch-chemische evenals ecologische zin te kunnen voldoen;
19 de waterbeheerders ontwikkelingen in de waterkwaliteit kunnen signaleren, maar voor beïnvloeding van de waterkwaliteit in hoge mate afhankelijk zijn van het stof- fenbeleid zoals dat op het niveau van het Rijk en de EU geformuleerd wordt;
20 de waterbeheerders desondanks bij het realiseren van voorzieningen voor de water- kwantiteit het bevorderen van de waterkwaliteit als nevengeschikte doelstelling in het oog houden;
21 de waterbeheerders zich vanuit het oogpunt van waterkwaliteit en ecologie ook actief inzetten voor het nemen van vismigratiemaatregelen en het inrichten van gebieden voor ecologisch herstel;
22 het waterschap via het Valleikanaal water inneemt uit het beheergebied van Rijk- swaterstaat Oost-Nederland en dit via de rivier De Eem kan lozen op het Eemmeer/ Randmeren. Deze waterinname maakt geen deel uit van dit waterakkoord;
23 in het Deltaprogramma IJsselmeergebied regio en Rijk gezamenlijk de kabinetsbe- sluiten voor het lange termijn peilbeheer opstellen.
komen het volgende overeen:
Voor de toepassing van het bij of krachtens dit akkoord bepaalde wordt verstaan onder:
Artikel 1 Definities en afkortingen
Afwatering:
De afvoer van oppervlaktewater naar het naastliggende watersysteem (in beheer bij het Rijk) via natuurlijke weg. (spuisluis)
Afwateringswerken:
Kunstwerken zoals gemalen, molens, sluizen, stuwen, hevels en duikers die gebruikt worden ten behoeve van de veiligheid en voor aan – en afvoer van water zoals aan- gegeven in Bijlage 1.
Afwenteling:
De situatie waarbij oppervlaktewater met een slechte of ongewenste waterkwali- teit of ongewenste kwantiteit door uitwisseling op een ander watersysteem terecht komt.
Ambtelijke commissie:
Commissie van functionarissen waarin Het Rijk, Provincie en het waterschap zitting nemen als bedoeld in artikel 9 van dit akkoord.
Beheerplan voor de Rijkswateren:
Het Beheerplan voor de Rijkswateren ex. Artikel 3.7 van de Waterwet
Calamiteit:
Een ongewenste, onverwachte gebeurtenis van enige omvang, die een zodanige ver- storing van het watersysteem kan veroorzaken dat een of meerdere functies van het watersysteem meetbaar of zichtbaar wordt/worden aangetast. In dit verband een calamiteit welke ook het/de naastliggende watersyste(e)m(en) zou kunnen aantas- ten.
Doorspoeling:
Het uitsluitend ten behoeve van de waterkwaliteitsbeheersing verversen van het watersysteem(deel) door een min of meer gelijktijdige aan- en afvoer van opper- vlaktewater.
Droogteoverleg:
De ambtelijke adviesgroep “Regionaal droogteoverleg IJsselmeergebied” als bedoeld in artikel 6 van dit akkoord. Bijeengeroepen tijdens perioden van regionale of natio- nale waterschaarste. Zie voor nadere uitwerking ook toelichting per artikel, artikel 1.
Droogtesituatie:
De situatie waarbij het totaal aan verdamping en waterafvoer uit een watersysteem groter is dan het totaal aan neerslag en wateraanvoer en waarin het/de peil(en) dreigen te zakken, dan wel zijn gezakt, onder de geldende streefpeilen en zonder maatregelen niet zijn te handhaven. Zie voor nadere uitwerking ook toelichting per artikel, artikel 1.
Incident:
Een calamiteit van geringe omvang maar welke wel een vergelijkbaar negatief effect kan hebben op het/de naastliggende watersyste(e)m(en). (voorbeeld auto te water waarbij olie vrij kan komen waarbij, vanwege het nabij gelegen gemaal of uitwate- ringssluis de olie in het aanliggende watersysteem kan komen.)
Kwel:
Zich door de grond (horizontaal) verplaatsend waterpakket, gevoed door neerslag en/of hoger gelegen oppervlaktewater, wat omhoog komt in gebieden met een lager maaiveld.
Nationaal waterplan:
De geldende Rijksbeleidsnota waterhuishouding
Normale omstandigheden:
De toestand waarbij voldoende oppervlaktewater, van voldoende kwaliteit, beschik- baar is voor alle gebruiksdoeleinden in het (de) watersyste(e)m(en) en waarbij zich geen beperkingen in de aan- en afvoer van oppervlaktewater voordoen.
Omliggende Beheergebieden:
De beheergebieden van de waterbeheerders, niet zijnde het Rijk, die water aanvoe- ren uit en/of water afvoeren naar het IJsselmeer/ Markermeer en randmeren.
Onttrekken:
Het innemen, inpompen, hevelen van oppervlaktewater van het ene in het andere watersysteem.
Partijen:
De twee deelnemende instanties:
Het Rijk (Rijkswaterstaat IJsselmeergebied) Waterschap Vallei & Eem
Stand-still beginsel:
In dit verband: De waterkwaliteit mag door uitwisseling tussen watersystemen niet verslechteren. De gemiddelde kwaliteit van het jaar 2000, in het betreffende sys- teem, is daarvoor de nulwaarde.
Streefpeil:
Het voor dat watersysteem afgesproken/vastgelegde gemiddelde waterpeil Dit is vastgelegd in een peilbesluit, een wettelijk verankerd besluit voortvloeiend uit de Waterwet. Zie voor nadere uitwerking ook toelichting per artikel, artikel 1.
Uitwatering:
De afvoer van oppervlaktewater naar het naastliggende watersysteem via onnatuur- lijke weg. (pompen, malen) (van laag naar hoog)
Vasthouden-Bergen-Afvoeren:
De rangorde van maatregelen in een watersysteem als gevolg van klimaatverande- ring en bodemdaling om met de wateropgave om te gaan. (feitelijk bedoelt als maatregelen om de mogelijk grotere wateroverschotten als gevolg van mogelijke toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling op een verantwoorde wijze op te vangen.)
(Veluwe)Randmeren:
Het stelsel van gemeenliggende, met elkaar in open verbinding staande meren Nul- dernauw, Wolderwijd, Veluwemeer en Drontermeer
Verdringingsreeks:
De rangorde van functies welke nog minimaal kunnen worden bediend in het geval van (oppervlakte) waterschaarste.
Vismigratie:
De natuurlijke trek van vissoorten binnen de watersystemen. In dit verband de trek van het ene naar het andere watersysteem via werken. Meestal met een aangepast regiem voor sluisbediening dan wel met de aanleg van een technische voorziening.
Waterbeheerplannen van de waterschappen:
Waterbeheerplannen van de waterschappen ex artikel 4 van de Waterwet
Waterbezwaar/opgave:
De totale hoeveelheid oppervlaktewater, die boven een vooraf bepaalde norm in een gebied aanwezig is.
Wateroverlast:
Een situatie waarbij het neerslagoverschot groter is dan de waterafvoer uit het sys- teem en waarbij kritische bovengrenzen dreigen te worden overschreden of al zijn overschreden.
Markermeer/Eem-Gooimeer:
Het stelsel van gemeenliggende, met elkaar in open verbinding staande meren Mar- kermeer, IJmeer, Eemmeer en Gooimeer en Nijkerkernauw.
Zomermaanden:
Periode van 1 april tot 1 oktober
Afkortingen:
KRW: De Europese Kader Richtlijn Water. NAP: Normaal Amsterdams Peil.
Artikel 2 Afspraken betreffende het waterbeheer onder normale omstandigheden
2.1 Het waterschap kan, indien ernaar gestreefd wordt om de toegekende functies aan het Eemmeer/randmeren zoals genoemd in het beheerplan van de Rijkswateren geen schade toe te brengen, haar wateroverschot onbeperkt op genoemde meren lozen.
Artikel 3 Afspraken over het waterkwantiteitsbeheer in relatie met waterkwaliteitsbeheer
3.1 Indien voor de waterkwaliteit van het water van de vaarten en sloten in het be- heergebied van het waterschap doorspoeling noodzakelijk is, stelt het Rijk hiervoor water uit het Eemmeer en/of randmeren ter beschikking.
3.2 Indien bij een watertransport van de ene deelnemer naar een andere deelnemer een ongewenste ontwikkeling wordt geconstateerd voor een of meerdere waterkwaliteit- parameters dan wordt in overleg gestreefd naar verbetering.
3.3 Partijen zullen voor beheersgebiedoverschrijdend water een goed waterbeheer voe- ren. De Overeenkomst Kwaliteit van de Eem, Eemmeer en Gooimeer, gesloten op 5 juli 2006 te Bunschoten (“BEZEM”), het convenant Blauwe As getekend op 16 febru- ari 2010, het gedachtegoed van WB-21 en Het Nationaal Bestuursakkoord Water en de waterbeheerplannen van het Rijk en het waterschap vormen het kader voor dit waterbeheer.
3.4 Indien de wateruitslag van het waterschap schade veroorzaakt aan functies, zoals zwemwater en drinkwater toegekend aan Eemmeer en of randmeren, zal het water- schap, in overleg met het Rijk, er naar streven deze schade te beperken.
3.5 Indien de waterkwaliteit van Eemmeer en of randmeren bij waterinlaat in het be- heergebied van het waterschap schade veroorzaakt aan functies toegekend aan het oppervlaktewater in het beheergebied, zal het Rijk, in overleg met de waterschap- pen, er naar streven deze schade te beperken.
3.6 Het waterschap zal in aanvulling op reguliere waterkwaliteitbemonsteringen, na overleg met het Rijk waterkwaliteitparameters bemonsteren die invloed hebben op het leefmilieu van het Eemmeer.
Artikel 4 Afspraken over het waterkwantiteitsbeheer bij extreem waterbezwaar
4.1 Het Rijk zal het streefpeil van het Eemmeer/ Randmeren als genoemd in het Peil- besluit Rijkswateren IJsselmeergebied, zo goed mogelijk handhaven.
4.2 Het Rijk informeert Het waterschap indien het gemiddeld waterpeil op de Rand- meren of Eemmeer hoger wordt [dreigt te worden] dan NAP+ 0,20 m.
4.3 Het Rijk streeft er naar het Eemmeer/ Markermeer niet te gebruiken als bergboezem van het IJsselmeer. Het Rijk is gerechtigd bij grote waterafvoer naar het IJsselmeer de bergingscapaciteit van het Eemmeer/ Markermeer te benutten.
Artikel 5 Afspraken over wateraanvoer bij waterschaarste in het gebied van het waterschap
5.1 In het geval van een waterschaarstesituatie in het beheersgebied van het water- schap stelt het Rijk vanuit de Randmeren en Eemmeer maximaal een debiet van 95 000 m3 per dag (1,1 m3/s) ter beschikking aan de watersystemen in beheer van het waterschap.
5.2 Het Rijk informeert het waterschap indien het meerpeil van de Randmeren in de zomermaanden lager dreigt te worden dan NAP- 0,25 m en in de wintermaanden lager dan NAP-0,40 m.
5.3 Het Rijk informeert het waterschap indien het meerpeil van het Eemmeer in de zomermaanden lager dreigt te worden dan NAP- 0,30 m.
Artikel 6 Afspraken in het geval van landelijke waterschaarste of in de regio IJsselmeergebied
6.1 De in artikel 3.1 en 5.1 bedoelde afspraken vervallen zodra de van Rijkswege ge- maakte belangenafweging op landelijk niveau daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een droogtesituatie optreedt. Ook indien het peil 0,2 m onder het streefpeil komt of dreigt te komen. Beperking van de betreffende hoeveelheden worden door het Rijk slechts ingesteld nadat het droogteoverleg hierover is gehoord.
6.2 Partijen verplichten zich tot deelname aan het droogteoverleg.
6.3 Het Rijk heeft het voorzitterschap en het secretariaat van het regionaal droogteover- leg.
6.4 Partijen verstrekken elkaar alle informatie, noodzakelijk voor een afweging van een droogtesituatie.
6.5 Indien een droogtesituatie optreedt, dan wel indien een dergelijke situatie op afzien- bare termijn wordt voorzien, dient het droogteoverleg te zorgen voor de verdeling van het voor de regio uit het IJsselmeer en Markermeer beschikbare water. Uit- gangspunt bij de besluitvorming is de “Waterverdeling Noord- Nederland, Advies van de Werkgroep Regionale Uitwerking Verdringingsreeks Noord-Nederland – november 2009”
6.6 Indien binnen een normale halve werkdag geen eenstemmigheid wordt bereikt in het droogteoverleg geldt het voorstel van het Rijk, dat gebaseerd zal zijn op de prio- riteitenstelling (verdringingsreeks) als aangegeven in het geldende Nationaal Water- plan.
6.7 Elke partij kan het droogteoverleg, door tussenkomst van de voorzitter bijeenroepen indien er problemen met betrekking tot de watervoorziening bestaan dan wel op korte termijn wordt voorzien.
6.8 Partijen verplichten zich tot het direct uitvoeren van de maatregelen die door het droogteoverleg binnen het kader van dit akkoord worden genomen.
Artikel 7 Afspraken over de handelwijze bij incidenten en calamiteiten in een watersysteem
7.1 Partijen nemen bij incidenten en calamiteiten in een watersysteem direct de noodza- kelijke maatregelen om schade voor andere partijen zoveel mogelijk te beperken.
7.2 Bij een incident in het beheergebied van een van de partijen, wordt de andere partij op de hoogte gesteld, op de wijze die is beschreven in het calamiteitenplan, dat par- tijen verplicht zijn vast te stellen, op grond van artikel 5.29 van de Waterwet).
7.3 Ingeval zich een incident voordoet, wordt indien noodzakelijk door de partijen in overleg bepaald welke maatregelen nodig zijn om uitbreiding te voorkomen dan wel om deze hoeveelheid verontreinigd water voor partijen op de meest gunstige wijze af te voeren.
7.4 Indien in het beheergebied van een van partijen een incident of calamiteit optreedt, informeren partijen elkaar zo spoedig mogelijk over te nemen maatregelen om de schadelijke gevolgen van het incident of de calamiteit zoveel mogelijk te beperken. In overeenstemming met het gestelde in de calamiteitenplannen van de partijen wordt de calamiteit afgehandeld.
7.5 Partijen zullen geen maatregelen nemen die van invloed kunnen zijn op het gebied van een andere partij voordat de betreffende partij is gehoord.
Artikel 8 Afspraken met betrekking tot de informatievoorziening tussen partijen
8.1 Partijen stellen elkaar op de hoogte van de met behulp van de werken (genoemd in bijlage 1) aan- en afgevoerde hoeveelheden water op etmaalbasis en de daarbij
behorende representatieve waterkwaliteitgegevens (de provincie levert alleen kwan- titeitsgegevens).
8.2 Daarnaast verstrekken zij elkaar de, voor het functioneren van het droogteoverleg, benodigde informatie, alsmede de informatie benodigd voor het vaststellen van de landelijke droogtesituatie en de landelijke belangenafweging ter zake.
8.3 Overigens verstrekken de partijen elkaar informatie over relevante zaken betreffen- de de afwatering, dagelijks peil, watervoorziening, doorspoeling, waterkwaliteit en scheepvaart verkeer, inname en pompcapaciteit, zoals het voor onderhoud tijdelijk buiten gebruik zijn van objecten of extreme peilafwijkingen en dergelijke.
8.4 Voornemens tot structurele wijzigingen in wateraanvoer, waterafvoer en waterkwali- teit worden schriftelijk gemeld aan degenen die dit waterakkoord ondertekenen.
8.5 Het waterschap zal, voor haar beheergebied op verzoek van de voorzitter van de ambtelijke werkgroep genoemd in artikel 9, meewerken aan het opstellen van een nota over de voor- en nadelen van seizoensgebonden meerpeilen in het IJsselmeer- gebied. Het betreft de zomerstreefpeilen van IJsselmeer, Markermeer en Velu- werandmeren. Een en ander binnen de kaders van het Waterbeleid 21ste eeuw en de Europese Kaderrichtlijn Water.
8.6 Partijen verstrekken elkaar jaarlijks vóór 1 april een waterkwantiteitoverzicht en waterkwaliteitoverzicht van het afgelopen kalenderjaar. In dit overzicht zijn, van de met de werken genoemd in bijlage 1 de aan- en afgevoerde hoeveelheden water op etmaal- en maandbasis vermeld. Locaties van bemonsteringspunten, met de para- meters die bemonsterd dienen te worden en de frequenties hiervan zijn vermeld in bijlage 2.
8.7 Partijen informeren elkaar over de bereikbaarheidsregelingen en de daarbij beho- rende alarmnummers en contactpersonen. Tevens verplichten partijen elkaar om wijzigingen door te geven.
Artikel 9 Overige afspraken
9.1 Voor het beoordelen van de in de artikelen 2, 3, 4, 5, 7 en 8 bedoelde situaties stel- len partijen een ambtelijke commissie in, samengesteld als volgt: een voorzitter van de commissie aangewezen door het Rijk; een commissielid aangewezen door het waterschap. Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door het Rijk.
9.2 De ambtelijke commissie kan, op verzoek van één van de partijen, bijeengeroepen worden door de voorzitter.
9.3 De voorzitter draagt er zorg voor dat adviezen van de ambtelijke commissie binnen een week schriftelijk worden vastgelegd en aan partijen worden toegezonden.
9.4 Om de genoemde debieten in het waterakkoord te kunnen realiseren, streven de partijen er naar, indien de werken genoemd in bijlage 1 hieraan niet voldoen, deze aan te passen of nieuwe werken te stichten waarbij melding wordt gedaan aan de overige partijen.
9.5 Adviezen van de ambtelijke commissie worden opgesteld bij meerderheid van stem- men. Indien er binnen een halve werkdag geen meerderheid is beslist de voorzitter.
9.6 Partijen zullen ten minste eens in de zes jaar dit waterakkoord op uitvoering en werking evalueren en toetsen aan de dan geldende inzichten. Het Rijk zal daartoe het initiatief nemen.
9.7 Voor normale inspanning ter naleving van dit akkoord is geen kostenverrekening mogelijk.
9.8 Bij verregaande extra inspanning van een van de partijen, als gevolg van dit ak- koord, is kostenverrekening mogelijk. De ambtelijke commissie maakt dan een voorstel en legt dit voor aan de betrokken besturen.
Artikel 10 Overgangs- en slotbepalingen
10.1 Dit waterakkoord treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening.
10.2 Het waterakkoord kan aangehaald worden als Waterakkoord Het Rijk (Rijkswaterstaat IJsselmeergebied) – Waterschap Vallei & Eem, ondertekend 1 juli 2010 te Nijkerk.
10.3 Bij evaluatie en wijziging van dit waterakkoord worden de procedures gevolgd als aangegeven in de Algemene wet bestuursrecht.
10.4 Er is sprake van een geschil wanneer er tussen de partijen onenigheid bestaat over te nemen maatregelen met betrekking tot naleving van dit akkoord.
10.5 Geschillen met betrekking tot naleving van dit akkoord worden in eerste instantie onderling geregeld tussen de bij het geschil betrokken partijen.
10.6 De “Waterovereenkomst Vallei & Eem – Rijkswaterstaat, RDIJ”, d.d. 14 mei 2001, komt met inwerkingtreding van dit akkoord te vervallen.
Aldus overeengekomen, Nijkerk: 1 juli 2010 Namens het Rijk,
de hoofdingenieur-directeur, Mw. M.M. Smeijers EMPM
Namens het Waterschap,
de dijkgraaf,
Mw. Drs. J. M. P. Moons.
Toelichting op het waterakkoord
Deze toelichting op het waterakkoord betreft de regeling van wateraan- en afvoer van de Randmeren/ Eemmeer naar het waterschap.
ALGEMEEN:
“Op grond van artikel 3.7 van de Waterwet stellen beheerders van binnen hetzelfde stroomgebieddistrict gelegen watersystemen, voor zover nodig met het oog op een samenhangend en doelmatig waterbeheer, waterakkoorden vast waarin zij de hun beheersgebied overstijgende aspecten van het beheer ten opzichte van elkaar rege- len.”
Dit waterakkoord is een vrijwillige bestuursovereenkomst tussen publiekrechtelijke rechtspersonen.
De wens van beide partijen is afspraken te maken over het gebiedoverschrijdend water. Via de watersystemen in beheer bij het waterschap wordt water aangevoerd naar en onttrokken uit het Eemmeer /Randmeren. Zowel voor normale als bijzonde- re (droge en natte) omstandigheden is het belangrijk te weten welke debieten aan- en afgevoerd kunnen worden en welke stoffen in dit water voorkomen.
Dit waterakkoord is voor onbepaalde tijd geldig. Het akkoord verliest zijn geldigheid, wanneer het wordt vervangen door een ander.
Elke partij van dit akkoord kan initiatief nemen tot het sluiten van een nieuw, ge- wijzigd akkoord. Aanleiding tot het wijzigen van dit akkoord kan zijn dat de gedane aannamen gewijzigd zijn. Ook strijdigheid met de beheerplannen van het Rijk, de waterhuishoudingplannen van de Provincies Utrecht en Gelderland is voldoende aan- leiding om dit akkoord te herzien. Van de bij dit akkoord betrokken partijen wordt verwacht dat, als daarvoor voldoende aanleiding is, zij gezamenlijk het akkoord wil- len aanpassen aan de dan ontstane situatie.
De in dit akkoord genoemde hoeveelheden water zijn uitgedrukt in m³/s met een nauwkeurigheid van 10%. Zonodig worden, indien dat economisch verantwoord is en uit ecologisch oogpunt noodzakelijk, in opdracht van de beheerder, door middel van ijkmetingen de karakteristieken van een werk vastgesteld en door registratie van de bedrijfsgegevens de werkelijke hoeveelheden water bepaald.
Toelichting per paragraaf
Artikel 1 Definities
Ambtelijke commissie
Onder normale omstandigheden is er geen ambtelijke commissie. Indien nodig zul- len de vertegenwoordigers van de partijen in het droogteoverleg binnen hun orga- nisatie nagaan wie zal deelnemen aan de ambtelijke commissie. De personen in de commissie kunnen wisselen afhankelijk van het onderwerp. Taken van de commissie zijn bijvoorbeeld:
- evaluatie van het waterakkoord na 6 jaar;
- wijzigingen van het waterakkoord voorbereiden;
- het oplossen van onenigheid tussen partijen over afspraken in het waterakkoord;
- het in de 3e week van oktober bespreken van waterkwaliteit- en/ of ecologische meetresultaten.
Droogte overleg
Het droogteoverleg is een regionale beraadsgroep gevormd door vertegenwoordi- gers van alle belangrijke “kraanbeheerders” in de provincies om het IJsselmeer en Markermeer en door vertegenwoordigers van de betreffende Provincies. De groep komt bij waterschaarste bijeen. De reden daarvoor is dat IJsselmeer en Marker- meer in feite één watervoorraad vormen. In een waterschaarstesituatie, zie ook
de toelichting op artikel 1.4 zullen afwegingen moeten plaatsvinden en afspraken worden gemaakt over maatregelen voor IJsselmeer en Markermeer. “Kraanbeheer- der” is een ieder die verantwoordelijk is voor een of meer van de belangrijkste aan- en afvoeren naar en van IJsselmeer en Markermeer (Dit zijn in het algemeen de water(kwantiteits)-beheerders en de drinkwaterbedrijven). Deze organisatie bestaat sinds 1976 maar treedt alleen in werking indien dat door een droogtesituatie nood- zakelijk wordt.
Overzicht deelnemende instanties (of rechtsopvolgers ervan) aan het regionaal droogteoverleg IJsselmeergebied:
Rijkswaterstaat IJsselmeergebied Rijkswaterstaat Noord-Holland Rijkswaterstaat Noord Nederland Rijkswaterstaat Oost Nederland Rijkswaterstaat Utrecht
Provincie Drenthe Provincie Flevoland Provincie Friesland Provincie Groningen Provincie Noord-Holland Provincie Overijssel Provincie Gelderland Provincie Utrecht
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Waterschap Groot Salland
Waterschap Noorderzijlvest Waterschap Velt en Vecht Waterschap Reest en Wieden Waterschap Vallei & Eem Waterschap Veluwe
Waterschap Zuiderzeeland Wetterskip Fryslân
PWN
De samenstelling van het droogteoverleg wordt naar behoefte aangepast afhankelijk van de bestuurlijke omstandigheden.
De verdringingsreeks voor de waterverdeling in droogtesituaties is aangegeven in de “Nationaal Waterplan” en de “Waterverdeling Noord- Nederland, Advies van de Werkgroep Regionale Uitwerking Verdringingsreeks Noord-Nederland – november 2009”
Bij landelijke droogte zal eerst het regionaal droogteoverleg plaats vinden, vervol- gens zal de voorzitter van dit regionale overleg de meningen en inzichten uit dit overleg inbrengen in de landelijke overleggroep (LCW). De resultaten uit de LCW worden dan door de voorzitter ingebracht in een tweede regionaal droogteoverleg voor een definitieve regionale waterverdeling in het IJsselmeergebied.
Droogte situatie
Een droogte/waterschaarstesituatie kan optreden tijdens het zomerhalfjaar als ge- volg van langdurige droogte in het gehele stroomgebied van de Rijn. Bij Rijnafvoe- ren te Lobith kleiner dan 1400 m3/s, is de IJsselafvoer, door middel van de stuwen in de Neder-Rijn, niet meer op 285 m3/s te handhaven. Dan kan, in combinatie met aanhoudende droogte, een droogtesituatie ontstaan en zijn maatregelen ter be- perking van schade noodzakelijk. De toedeling van water in deze overeenkomst is gebaseerd op de beschikbaarheid van water bij een IJsselafvoer van 285 m3/s.
Landelijk watertekort wordt mogelijk geacht indien de Rijnafvoer te Lobith een kans van voorkomen heeft die minder is dan 1 keer per 10 jaar. Bij vertaling hiervan naar maandelijkse afvoeren zijn in tabel ad 1.4 de IJsselafvoeren genoemd, uitgaande van genoemde frequentie voor de maanden mei t/m oktober.
Tabel ad 1.4: IJsselafvoeren bij een Rijnafvoerfrequentie van 1/10 per jaar.**
voor de maand | frequentie van 1/10 per jaar van de Rijnafvoer bij Lobith (m³/s) | Afvoer IJssel bij Kampen alleen als gevolg van de Rijnafvoer (m³/s)* * |
mei | 1400 | 233 |
juni | 1300 | 213 |
juli | 1200 | 193 |
augustus | 1200 | 172 |
september | 1000 | 151 |
oktober | 1000 | 151 |
Het streefpeil van het Eemmeer is in het zomerhalfjaar NAP-0,20 m en in het win- terhalfjaar NAP-0,40 m. De overgang van winter- naar zomerpeil vindt plaats tussen 15 maart en 15 april en van zomer- naar winterstreefpeil tussen 20 september en 15 oktober. Het streefpeil van de Randmeren is in het zomerhalfjaar NAP-0,05 m en in het winterhalfjaar NAP-0,30 m.
De overgang van winter- naar zomerpeil vindt plaats tussen 7 maart en 1 april in van zomer- naar winterstreefpeil tussen 15 oktober en 1 november.
De streefpeilen van Xxxxxxx/ Markermeer zijn vastgelegd in het Peilbesluit Rijks- wateren IJsselmeergebied van 15 juni 1992. Het volgende peilbesluit IJsselmeerge- bied zal in 2013 van kracht worden.
** In deze cijfers zijn niet inb.egrepen de afvoer uit het stroomgebied van de IJssel. Deze bedraagt circa 10 à 20% van genoemde debieten
Afwijking van het zomerstreefpeil van het IJsselmeer t.g.v. [te verwachten] water- schaarste zal alleen onder extreme omstandigheden voorkomen.
Indien het Eemmeerpeil onder het zomerstreefpeil komt van NAP-0,20 m heeft dit tot gevolg dat de inlaatcapaciteit onder vrij verval vermindert.
ad artikel 2 Afspraken betreffende het waterbeheer onder normale omstandigheden
Onder normale omstandigheden wordt bedoeld het niet optreden van bijzondere situaties als vermeld in de artikelen 4, 5, 6 en 7.
ad 2.1 Indien de wateruitslag van het waterschap wel aantoonbare schade veroorzaakt aan functies, zoals vanuit Kaderrichtlijn water, WB 21 en zwem- of drinkwater toegekend aan het Eemmeer/randmeren zullen de partijen contact met elkaar opnemen en er naar streven deze schade te beperken.
ad artikel 3 Afspraken over het waterkwantiteitsbeheer in relatie met waterkwaliteitsbeheer
ad 3.3 Vigerende beheerplannen zijn het Waterbeheersplan 2010-2015 van het waterschap en het Beheerplan voor de Rijkswateren 2010-2015, als onderdeel van het Nationaal Waterplan.
ad 3.6 Bij uitvoering van een bijzondere meetinspanning van het Rijk op het Eemmeer, om na te gaan wat de invloed is van bepaalde parameters op het leefmilieu zal Het waterschap hieraan medewerking verlenen. Het waterschap zal dan zonodig (tegen financiële vergoeding van het Rijk) een extra meetinspanning leveren voor het me- ten van de door het Rijk gevraagde parameters. Dit kunnen bijvoorbeeld restanten van gewasbeschermings- ontsmettingsmiddelen en/of geneesmiddelen zijn.
ad artikel 4 Afspraken over het waterkwantiteitsbeheer bij extreem waterbezwaar
ad 4.1 Het kwantiteitbeheer van het Eemmeer/Randmeren en dus ook de handhaving van de streefpeilen is een taak van het Rijk. Onder extreme omstandigheden (b.v. ex- treme windsnelheid) kan de waterstand op deze meren hoger zijn dan het streefpeil. Als gevolg hiervan zal de afvoermogelijkheid van o.a. de Eem verminderen of zelfs tot nul naderen.
ad.4.3 Bij groot waterbezwaar van het IJsselmeer, zodanig dat gebieden om het IJsselmeer onder water dreigen te lopen, is het soms niet mogelijk dit waterbezwaar te spuien naar de Waddenzee. Het gevolg hiervan is dat het IJsselmeerpeil stijgt. Na een risi- coafweging (o.a. uit meteogegevens) kan wateraflaat naar het Eemmeer/ Marker- meer, ter vermindering van de peilstijging van het IJsselmeer mogelijk zijn.
Op te merken is dat als gevolg van een verbeterde weer- en IJsselafvoervoorspelling de kans op maximaal gebruik van de IJsselmeer/ Markermeer waterberging kleiner is geworden [door anticiperend spuien].
ad artikel 5 Afspraken over wateraanvoer bij waterschaarste in het gebied van het waterschap
ad 5.1 Ter voorkoming van schade aan gebouwen en blijvende schade aan gronden en wa- terkeringen als gevolg van te lage grondwaterstanden stelt het Rijk aan het water- schap een debiet beschikbaar van maximaal 95.000 m3 per dag (1,1 m3/s).
ad artikel 6 Afspraken in het geval van landelijke waterschaarste of in de regio IJsselmeergebied
Bij de afspraken over regionale of landelijke droogtesituaties wordt het “droogte- overleg betrokken, waarin alle belangrijke “kraanbeheerders” en de provincies in en rond de IJsselmeerboezem zijn vertegenwoordigd. In een droogtesituatie zullen af- wegingen en maatregelen voor de IJsselmeerboezem dan ook in samenhang worden bezien.
Het Rijkswater wordt in geval van waterschaarste verdeeld volgens de nationale verdringingsreeks uit “Nationaal Waterplan”.
De indicatieve prioriteitstelling geeft de volgorde aan van de waterverdeling. Zo zal het bij waterschaarste beschikbare Rijkswater als eerste worden gebruikt voor het handhaven van de stabiliteit van de waterkeringen. Vervolgens om klink en zettin- gen tegen te gaan. Daarna voor natuur (gebonden aan bodemgesteldheid) enz.
De nationale verdringingsreeks, anno 2008:
1. Veiligheid en voorkomen van onomkeerbare schade gericht op:
1.1 Stabiliteit van waterkeringen
1.2 Klink en zettingen (veen en hoogveen)
1.3 Natuur (gebonden aan bodemgesteldheid)
2. Nutsvoorzieningen gericht op:
2.1 Drinkwatervoorziening
2.2 Energievoorziening
3. Kleinschalig hoogwaardig gebruik gericht op:
3.1 Tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen
3.2 Proceswater
4. Overige belangen (economische afweging, ook voor natuur):
4.1 Scheepvaart
4.2 Landbouw
4.3 Xxxxxx (zolang geen onomkeerbare schade optreedt
4.4 Industrie
4.5 Waterrecreatie
4.6 Binnenvisserij
4.7 Doorspoeling open water stedelijk gebied
Binnen de categorieën 1 en 2 is sprake van prioriteitsvolgorde. Binnen de catego- rieën 3 en 4 vindt onderlinge prioritering plaats op basis van minimalisatie van de economische maatschappelijke schade.
Opmerking: Punt 4.7 is in 2006 toegevoegd.
De regionale uitwerking van de verdringingsreeks voor Noord Nederland is vastge- legd in het rapport “waterverdeling Noord Nederland” Advies van de Werk- groep Regionale Uitwerking Verdringingsreeks Noord Nederland
Aangezien er in de eerste twee categorieën geen regionale onderverdeling gemaakt zal worden zijn alleen categorie 3 en 4 hier genoemd waar regionale invulling heeft plaatsgevonden.
Categorie 3: kleinschalig hoogwaardig gebruik
3.1. Doorspoeling van stedelijk en landelijk gebied ter voorkoming van botulisme en blauwalgen, in geval sprake is van een risico voor de volksgezondheid.
3.2. Onttrekking voor proceswater of gietwater voor de glastuinbouw.
3.3. Doorspoeling ter bestrijding van verzilting en verontreiniging van oppervlaktewater waaruit, Proceswater of gietwater voor de glastuinbouw onttrokken wordt.
3.4. Beregening van akker- en tuinbouwgewassen waarvoor onder 4.1 een uitzondering wordt gemaakt.
Categorie 4: overige belangen
4.1. Xxxxxxxxxx xxx xxxxx- en tuinbouwgewassen; sportvelden en greens.
4.2. Doorspoeling tegen verzilting en verontreinigin*g t.b.v. beregening van akker- en tuinbouwgewassen.
4.3. Peilhandhaving klei- en zandgebieden (landbouw- en stedelijk gebied).
4.4. Peilhandhaving, eventueel doorspoeling niet kwetsbare natuurgebieden.
4.5. Onttrekking voor beregening van gras en maïs uit oppervlaktewater.
4.6. Peilopzetten en handhaven hogere peilen in het veenkoloniale gebied.
4.7. Afvoer van zoet water op de Wadden- en Noordzee ten behoeve van de visintrek.
4.8. Doorspoeling ter bestrijding van botulisme en blauwalgen, voor zover sprake is van overlast terwijl de volksgezondheid (nog) niet in het geding is.
4.9. Doorspoeling t.b.v. de elektriciteitscentrale Noord-Bergum. Doorspoeling t.b.v. de verziltingbestrijding op het Noordzeekanaal.
4.10 Zuinig aan doen met schutten van de beroeps- en recreatievaart op de buitenwate- ren (Wadden- en Noordzee).
ad 4.7 In het verslag van een droogtesituatie wordt alle relevante informatie ver- strekt zoals de bestaande wateraanvoer, de te verwachten noodzakelijke aanvoer, de huidige droogteschade, de te verwachten droogte schade, mogelijke alternatieven e.d.
ad artikel 7 Afspraken over de handelwijze bij calamiteiten in een watersysteem
ad 7.1-7.5 Bij een calamiteuze situatie en ongelukken die van invloed zijn op de watersyste- men van de betrokken partijen, is wederzijdse directe melding vereist. De melding is mogelijk via in het calamiteitenplan vermelde contactadressen. In overeenstemming met deze calamiteitenplannen waarin rekening is gehouden met beheergrensover- schrijdende calamiteiten, wordt gehandeld.
ad artikel 8 Afspraken met betrekking tot de informatievoorziening tussen de deelnemers
ad. 8.1 Deze informatievoorziening is nodig aangezien de betreffende aan- en afvoeren voor het beheer van de betreffende wateren duidelijke consequenties hebben. De infor- matie is onder andere nodig voor planvorming en beleidsvoorbereiding e.d. Voor de waterkwaliteit van het per werk aan- of afgevoerde debiet kan de meest recente be- monstering worden aangehouden van de locatie die representatief is voor dit werk.
ad. 8.2 Dit betreft de informatie ten behoeve van het operationele beheer voorafgaand aan en tijdens landelijke of regionale droogtesituaties.
Voor de vaststelling van de landelijke droogte situatie zijn op verzoek van het secre- tariaat van het droogteoverleg de volgende kwantitatieve gegevens nodig:
- aanvoer vanuit het waterschap naar Eemmeer/randmeren
- afvoer vanuit het waterschap naar Eemmeer/randmeren
Voor het droogteoverleg zijn per watersysteem kwantitatieve gegevens nodig van alle in bijlage 1 genoemde werken die water aanvoeren uit het Markermeer of IJs- selmeer en afvoeren naar het IJsselmeer, Markermeer en Veluwerandmeren. Een tijdige melding van een dergelijke situatie, zo die optreedt, is gewenst.
De andere beheerder kan dan bijtijds de hem nog ten dienste staande mogelijkhe- den benutten opdat schadelijke gevolgen worden voorkomen of geminimaliseerd.
ad. 8.3 Deze informatie is voor de kwaliteitsbeheerder van het ontvangende water van groot belang in het kader van de verklaring van waargenomen ontwikkelingen in de waterkwaliteit en de beleidsvoorbereiding ter zake. Onder relevante waterkwaliteit- gegevens worden verstaan de in bijlage 2 genoemde parameters met bijbehorende meetfrequenties.
Blijkt een parameter voor de waterkwaliteit onaanvaardbaar dan wordt in overleg gestreefd naar verbetering van de waterkwaliteit.
Afhankelijk van de analyse resultaten kan de meetfrequentie of de analysefrequentie in overleg tussen partijen worden bijgesteld. In onderling overleg dienen werkaf- spraken gemaakt te worden die resulteren in een zo efficiënt mogelijke bepaling van die gegevens die voor de betreffende beheerders van een watersysteem van belang zijn voor de waargenomen ontwikkelingen of het doorrekenen van beheerscenario’s op hun effecten. Bij uitvoering van een bijzondere meetinspanning van het Rijk op het IJsselmeer en wateren die op het IJsselmeer lozen/ onttrekken zal Zuiderzee- land en/of Reest en Wieden hieraan medewerking verlenen. Zo zal Zuiderzeeland en/of Reest en Wieden in verschillende afdelingen van hun beheergebied een extra meetinspanning leveren voor het meten van de door het Rijk gevraagde parameters. Dit kunnen bv. bestrijdingsmiddelen- en/of ontsmettingsmiddelen zijn. Indien de bemonstering- en/ of analysekosten vergaande extra inspanning vergen is artikel
9.8 van toepassing.
ad.8.4 De gegevens die voor het operationeel beheer van belang zijn en wijzigingen van de situatie worden door de partijen aan elkaar doorgegeven.
Het spreekt vanzelf dat eventueel benodigd onderhoud aan objecten zoveel als mogelijk worden gepland in perioden waarin de inzet van het betreffende werk niet noodzakelijk is. In voorkomende gevallen (bijvoorbeeld storing, uitloop van werk- zaamheden, ongewone weersomstandigheden, enz.) kan een werk buiten gebruik zijn. Zonodig (als dat van belang is voor het beheer van een andere beheerder) doet de betreffende beheerder daarvan mededeling. Geen mededeling is nodig voor de reeds voorziene projecten voortvloeiend uit het waterbeheerplan van het waterschap zoals bijvoorbeeld watervoorziening.
ad. 8.5 Voor het IJsselmeergebied dient in 2013 een nieuw peilbesluit als voorloper van de aanbevelingen van de Commissie Veerman te worden opgesteld. Aan het water- schap zal gevraagd worden, voor hun beheergebied mee te werken aan het opstel- len van een nota over de voor- en nadelen van seizoensgebonden meerpeilen in het IJsselmeergebied. Het betreft de zomerstreefpeilen van IJsselmeer, Markermeer en Veluwerandmeren. Een en ander binnen de kaders van het Waterbeleid 21e eeuw en de Europese Kaderrichtlijn Water.
ad artikel 9 Overige afspraken
ad. 9.1-9.3 Eventuele wijzigingen van de vertegenwoordiging in de ambtelijke commissie zullen door het Rijk schriftelijk aan de andere partijen worden gemeld.
ad. 9.2 Jaarlijks komen partijen bij elkaar om de voortgang van het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer te bespreken.
ad. 9.7 Onder normale inspanning wordt verstaan de werkzaamheden die een waterbe- heerder uitvoert voor een verantwoord waterbeheer. Het tijdig beschikbaar stellen van de kennis voortvloeiend uit dit verantwoord waterbeheer aan de aangrenzende waterbeheerder wordt ook tot de normale inspanning gerekend.
Bijlagen
Bijlage 1 | Werken ten behoeve van aan- en afvoer van water |
Bijlage 2 | Waterkwaliteitmeetnetten |
2.1 | Waterkwaliteitmeetnet van het Rijk |
2.2 | Waterkwaliteitmeetnet van het waterschap |
2.3 | Verklaring codering van de parameters genoemd in 2.1; 2.2; |
Bijlage 3 | Werkwijze en totstandkoming van dit waterakkoord |
Bijlage 4 | Overzichtskaart met werken ten behoeve van wateraanvoer en waterafvoer |
Bijlage 1: Werken ten behoeve van aan- en afvoer van water
1.1 Objecten voor waterbeheer van het Rijk.
Voor het handhaven van de streefpeilen op het Eemmeer en de Randmeren heeft het Rijk de beschikking over onderstaande werken:
Locatie | Technische omschrijving |
Nijkerkersluizen | Spuisluizen, bestaande uit 4 spuiopeningen met een breedte van 15 m en een drem- pel op NAP-2,50 m. Het maximaal toelaatbare debiet (i.v.m. ontgronding buiten het sluiscomplex) is 140 m3/s. Bij een verval van 0,1 m, volledig geopende schuiven (er zijn 6 standen) en een Randmeerpeil van NAP-0,2 m, is het debiet 210 m3/s. Schutsluis, breedte = 10,04 m; drempel op NAP-4,50 m; de waterkerende hoogte van schut- en spuisluizen is NAP+2,15 m. |
Roggebotsluis | Schutsluis, breedte 10,00 m; drempel op NAP-4,20 m; waterkerende hoogte is NAP+2,65 m. Indien de schutsluis als spuisluis wordt gebruikt is bij een Randmeerpeil van NAP-0,2 m en een verval van 0,1 m het debiet 45 m3/s. Spuimiddel bij de Roggebotsluis. Deze bestaat uit 2 kokers met een inwendige diame- ter van 1,8 m. De onderkant van de binnenkant van de koker ligt op NAP-1,85 m. Bij een verval van 0,1 m is het totale debiet door beide kokers 3,5 m3/s. |
Voor de aan- en afvoer van het Markermeer (naar het IJsselmeer) zijn de volgende werken in beheer bij het Rijk:
Krabbersgat sluizen bij Enkhuizen Afmetingen capaciteit | Spuisluizen naast schutsluis, bestaande uit 2 kokers afsluitbaar met twee hefdeuren per koker. elke koker breed 18 m, drempelhoogte NAP-4,50 m bij volledig geheven deuren en een benedenstroomse waterstand van NAP-0,10 m en een verval z = 0,10 m is de totale afvo er 211 m3/s |
Houtribsluizen bij Lelystad | Spuisluizen naast schutsluizen, bestaande uit 6 kokers afsluitbaar met twee hefdeuren per koker. |
Afmetingen | elke koker breed 18 m, drempelhoogte NAP-4,50 m |
capaciteit | bij volledig geheven deuren en een benedenstroomse waterstand van NAP-0,10 m en een verval z = 0,10 m is de totale afvoer 632 m3/s |
Voor de afvoer van het Markermeer naar het IJ wordt door het Rijk (RWS dienst Noord Holland) gebruik gemaakt van de Oranjesluizen.
(Met dit sluizencomplex wordt soms, b.v. bij hoogwater op het Noordzeekanaal/ Amsterdam Rijnkanaal water aangevoerd naar het Markermeer).
Oranjesluizen complex Afmetingen capaciteit | Zuiderschutsluis met drie stel vloeddeuren en twee stel ebdeuren, kan tevens als inlaatsluis gebruikt worden. breed 13,80 m, drempelhoogte NAP-4,50 m bij volledig geopende deuren en een benedenstroomse waterstand van NAP-0,40 m en een verval z = 0,05 m is de afvoer ca. 50 m3/s. |
Oranjesluizen complex Afmetingen capaciteit | Inlaatsluis zuidelijk naast de schutsluizen bestaande uit een kolk afsluitbaar met een stel ebdeuren en hydraulische hefdeur. breed 9,80 m, drempelhoogte NAP-4,50 m bij volledig geopende deuren en een benedenstroomse waterstand van NAP-0,40 m en een verval van z = 0,20 m is de afvoer ca. 72 m3/s |
Oranjesluizen complex Afmetingen capaciteit | 3 zuidelijke maalgangen van het oude schepradgemaal, deze zijn omge- bouwd als inlaatsluis en afsluitbaar met een hydraulisch schuif. De meest zuidelijke van deze drie maalgangen is omgebouwd tot vis- doorlaat; er zijn schotten in de opening aangebracht met een paar kleine spleten waar de vissen doorheen kunnen zwemmen. Het debiet is hierdoor zeer laag. De gezamenlijke capaciteit van de beide overige maalgangen is 20 m3/s bij een verval van 0,20 m. Onder normale omstandigheden wor- den de maalgangen gebruikt voor waterafvoer. elke koker heeft een afmeting van 3,68 x 2,20 m bij volledig geopende schuiven en een benedenstroomse waterstand van NAP-0,40 m en een verval z = 0,20 m is de totale afvoer ca. 30 m3/s |
De Prins Xxxxxx Xxxxxxxxx(schut)sluis. Deze wordt gesloten door deuren met een hydro-voet. De breedte bij de bodem is 25,40 m en aan de boven- zijde 24,10 m; de drempel ligt op NAP-5,50 m. Er zijn drie mogelijkheden voor waterinlaat:
1. beide deuren open: bij z= 0,20 m is het debiet door de sluis 160 m3/s,
2. een deur open, van de andere deur de rinketten open; bij z=0,20 m is het debiet door de sluis ca. 25 m3/s,
3. van beide deuren de rinketten open; bij z=0,20 m is het debiet door de sluis ca. 18 m3/s.
Oranjesluizen complex
1.2 Objecten voor waterbeheer van Waterschap Vallei & Eem
Locaties van watergangen en werken waar afvoer plaatsvindt naar- of aanvoer uit de Randmeren en Eem- en Gooimeer:
Lozingen op rijkswater
Nummer (zie bijlage 4) | Locatie | Maximale afvoer naar de Randmeren | Opmerkingen |
1 | Gemaal Putten | 2 m³/s | Gemaal |
2 | Arkervaart | 7,5 m³/s | Sluis met spuikokers |
3 | Nijkerkergemaal | 5,5 m³/s | Gemaal |
4 | Laak | 1,2 m³/s | Vrije lozing |
5 | Gemaal Veendijk | 1,75 m³/s | Gemaal |
6 | Gemaal Westdijk | 1,75 m³/s | Gemaal |
7 | Eem | 120 m³/s | Vrije lozing |
8 | Gemaal Maatpolder | 0,5 m3/s | Gemaal |
Inlaten uit rijkswater
Nummer (zie bijlage 4) | Locatie | Maximale aanvoer naar Vallei & Eem | Opmerkingen |
A | Inlaat Nulde | 0,5 m³/s | |
B | Inlaat Haven | 0,3 m³/s | |
C | Laak | 0,1 m³/s | Open verbinding |
D | Eem | 1,0 m³/s | Open verbinding |
E | Inlaat Maatpolder | 0,2 m³/s |
Bijlage 2: Waterkwaliteitmeetnetten
2.1 Waterkwaliteitmeetnet van het Rijk
De waterkwaliteitmeetpunten van het Rijk in de Randmeren zijn aangegeven op de bijgevoegde situatietekening.
De gemeten parameters met de frequenties zijn genoemd in onderstaande tabel. Deze parameterlijst wordt ieder jaar met de nieuwe inzichten op het gebied van monitoring bijgewerkt en wordt aan de omliggende waterschappen verstuurd.
Tabel 2.1.1
Meetfrequentie per jaar van de parameters
Locatie@ | Coördinaten (x, y) | De meetfrequentie* per jaar van de para- meters die aanwezig zijn in het meet pakket |
Veluwemeer midden* | 174.780: 490.352 | 13 |
Xxxxxxxxxxx* | 000 810; 476 750 | 13 |
@ de onderzoeksfrequentie kan per parameter worden teruggebracht van 13 tot 4, en van 4 tot 1 per jaar indien:
a. onderzoek gedurende de twee voorafgaande jaren heeft aangetoond dat de desbetreffende norm geen enkele maal anders dan als gevolg van uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstan- digheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen, is overschreden, alsmede
b. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de norm niet zal worden overschreden.
* Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL) door RWS Waterdienst (RWS WD)
2.1.2
Prioritaire stoffen KRW / AMvB Doelstellingen – bijlage I “Richtwaarden voor goede chemische toestand oppervlaktewaterlichamen”
|
| | Fysisch-chemische parameters KRW
AMvB Doelstellingen – bijlage II “Richtwaarden voor goede ecologische kwaliteit oppervlaktewaterlichamen”
Waterakkoord Rijkswaterstaat IJsselmeergebied – Waterschap Vallei & Eem
Waterkwaliteitsparameters van het Rijk
Pagina 38 van 48
| | | (L - Landelijke probleemstoffen, S - Stroomgebiedrelevante stoffen)
| | | | | | | | EG nr. | Aquo-standaard, | IDsW | CAS-nr. | Een- heid | Hoed. heid | Comp. | WNS-nr | WNS-omschrijving |
| | | | | | | | Parametercode*1 | Parameteromschrijving | |||||||
1 | alCl | alachloor | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS434 | alCl [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
2 | 3 | Ant | antraceen | 120-12-7 | ug/l | NVT | OW | WNS2241 | Ant [ug/l] [NVT] [OW] | |||
3 | 131 | atzne | atrazine | 1912-24-9 | ug/l | NVT | OW | WNS484 | atzne [ug/l] [NVT] [OW] | |||
4 | 7 | Ben | benzeen | 71-43-2 | ug/l | NVT | OW | WNS546 | Ben [ug/l] [NVT] [OW] | |||
5 | sPBDE6 | som PBDE28, 47, 99, 100, 153, 154 | ug/l | NVT | OW | WNS7493 | sPBDE6 [ug/l] [NVT] [OW] | |||||
6 | 12 | Cd | cadmium | 7440-43-9 | ug/l | nf | OW | WNS647 | Cd [ug/l] [nf] [OW] | |||
7 | sC10C13Clakn | som C10-C13-chlooralkanen | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS4422 | sC10C13Clakn [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
8 | Clfvfs | chloorfenvinfos | 470-90-6 | ug/l | NVT | OW | WNS2971 | Clfvfs [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
9 | Clprfs | chloorpyrifos-ethyl | 2921-88-2 | ug/l | NVT | OW | WNS708 | Clprfs [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
10 | 59 | 12DClC2a | 1,2-dichloorethaan | 107-06-2 | ug/l | NVT | OW | WNS52 | 12DClC2a [ug/l] [NVT] [OW] | |||
11 | 62 | DClC1a | dichloormethaan | 75-09-2 | ug/l | NVT | OW | WNS833 | DClC1a [ug/l] [NVT] [OW] | |||
12 | DEHP | bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) | 117-81-7 | ug/l | NVT | OW | WNS2284 | DEHP [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
13 | Durn | diuron | 330-54-1 | ug/l | NVT | OW | WNS885 | Durn [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
14 | 76 | endsfn | endosulfan (som alfa- en beta-isomeer) | 115-29-7 | ug/l | NVT | OW | WNS4917 | endsfn [ug/l] [NVT] [OW] | |||
15 | 99 | Flu | fluorantheen | 206-44-0 | ug/l | NVT | OW | WNS1085 | Flu [ug/l] [NVT] [OW] | |||
16 | 83 | HCB | hexachloorbenzeen | 118-74-1 | ug/l | NVT | OW | WNS1114 | HCB [ug/l] [NVT] [OW] | |||
17 | 84 | HxClbtDen | hexachloorbutadieen | 87-68-3 | ug/l | NVT | OW | WNS2708 | HxClbtDen [ug/l] [NVT] [OW] | |||
18 | 85 | sHCH4 | som a-, b-, c- en d-HCH | ug/l | NVT | OW | WNS4883 | sHCH4 [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
19 | iptrn | isoproturon | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS1184 | iptrn [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
20 | Pb | lood | 7439-92-1 | ug/l | nf | OW | WNS1469 | Pb [ug/l] [nf] [OW] | ||||
21 | 92 | Hg | kwik | 7439-97-6 | ug/l | nf | OW | WNS1145 | Hg [ug/l] [nf] [OW] | |||
22 | 96 | Naf | naftaleen | 91-20-3 | ug/l | NVT | OW | WNS1387 | Naf [ug/l] [NVT] [OW] | |||
23 | Ni | nikkel | 7440-02-0 | ug/l | nf | OW | WNS1413 | Ni [ug/l] [nf] [OW] | ||||
24 | s4C9yFol | som vertakte 4-nonylfenol-isomeren | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS6896 | s4C9yFol [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
25 | 4ttC8yFol | 4-tertiair-octylfenol | 140-66-9 | ug/l | NVT | OW | WNS4749 | 4ttC8yFol [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
26 | PeClBen | pentachloorbenzeen | 608-93-5 | ug/l | NVT | OW | WNS1645 | PeClBen [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
27 | 102 | PeClFol | pentachloorfenol | 87-86-5 | ug/l | NVT | OW | WNS1576 | PeClFol [ug/l] [NVT] [OW] | |||
28 | 99 | BaP | benzo(a)pyreen | 50-32-8 | ug/l | NVT | OW | WNS513 | BaP [ug/l] [NVT] [OW] | |||
28 | 99 | sBbkF | som benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen | ug/l | NVT | OW | WNS5355 | sBbkF [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
29 | 106 | simzne | simazine | 122-34-9 | ug/l | NVT | OW | WNS1820 | simzne [ug/l] [NVT] [OW] | |||
30 | 115 | TC4ySn | tributyltin | 688-73-3 | ug/l | kation | OW | WNS???? | TC4ySn [ug/l] [kation] [OW] | |||
31 | 117 | TClBen | trichloorbenzeen | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS1777 | TClBen [ug/l] [NVT] [OW] | |||
32 | 12 | TClC1a | trichloormethaan (chloroform) | 67-66-3 | ug/l | NVT | OW | WNS1987 | TClC1a [ug/l] [NVT] [OW] | |||
33 | 124 | Tfrlne | trifluraline | 1582-09-8 | ug/l | NVT | OW | WNS2032 | Tfrlne [ug/l] [NVT] [OW] |
| | | | | | | | EG nr. | Aquo-standaard, | IDsW | CAS-nr. | Een- heid | Hoed. heid | Comp. | WNS-nr | WNS-omschrijving |
| | | | | | | | Parametercode*1 | Parameteromschrijving | |||||||
Cl | chloride | 00000-00-0 | mg/l | NVT | OW | WNS2261 | Cl [mg/l] [NVT] [OW] | |||||
ZICHT | Doorzicht | m | NVT | OW | WNS7384 | ZICHT [m] [NVT] [OW] | ||||||
T | Temperatuur | oC | NVT | OW | WNS1923 | T [oC] [NVT] [OW] | ||||||
zoet | N | stikstof | 7727-37-9 | mg/l | N | OW | WNS2333 | N [mg/l] [N] [OW] | ||||
zoet | P | totaal fosfaat | 7723-14-0 | mg/l | P | OW | WNS2354 | P [mg/l] [P] [OW] | ||||
zout | DIN | opgelost anorganisch stikstof (nitraat, nitriet en ammonium) | mg/l | Nnf | OW | WNS7476 | DIN [mg/l] [Nnf] [OW] | |||||
zout | PO4 | orthofosfaat | 00000-00-0 | mg/l | Pnf | OW | WNS2786 | PO4 [mg/l] [Pnf] [OW] | ||||
pH | Zuurgraad | DIM- SLS | NVT | OW | WNS1588 | pH [DIMSLS] [NVT] [OW] | ||||||
O2 | zuurstof | 7782-44-7 | % | NVT | OW | WNS2352 | O2 [%] [NVT] [OW] | |||||
S | 4 | As | arseen | 7440-38-2 | ug/l | NVT | OW | WNS476 | As [ug/l] [NVT] [OW] | |||
S | 19 | 4ClAn | 4-chlooraniline | 106-47-8 | ug/l | NVT | OW | WNS355 | 4ClAn [ug/l] [NVT] [OW] | |||
S | 49-51 | DC4ySn | dibutyltin | 1002-53-5 | ug/l | kation | OW | WNS???? | DC4ySn [ug/l] [kation] [OW] | |||
S | 69 | 24DP | 2,4-dichloorfenoxypropionzuur | 120-36-5 | ug/l | NVT | OW | WNS208 | 24DP [ug/l] [NVT] [OW] | |||
S | 70 | DClvs | dichloorvos | 62-73-7 | ug/l | NVT | OW | WNS2866 | DClvs [ug/l] [NVT] [OW] | |||
S | 73 | Dmtat | dimethoaat | 60-51-5 | ug/l | NVT | OW | WNS895 | Dmtat [ug/l] [NVT] [OW] | |||
LS | 90 | MCPA | 2-methyl-4-chloorfenoxyazijnzuur | 94-74-6 | ug/l | NVT | OW | WNS1279 | MCPA [ug/l] [NVT] [OW] | |||
S | 91 | MCPP | 2-methyl-4-chloorfenoxypropionzuur (mecoprop) | 93-65-2 | ug/l | NVT | OW | WNS1287 | MCPP [ug/l] [NVT] [OW] | |||
LS | 101 | PCB101 | 2,2’,4,5,5’-pentachloorbifenyl | 00000-00-0 | ug/kg | dg | ZS | WNS1478 | PCB101 [ug/kg] [dg] [ZS] | |||
LS | 101 | PCB118 | 2,3’,4,4’,5-pentachloorbifenyl | 00000-00-0 | ug/kg | dg | ZS | WNS1485 | PCB118 [ug/kg] [dg] [ZS] | |||
LS | 101 | PCB138 | 2,2’,3,4,4’,5’-hexachloorbifenyl | 00000-00-0 | ug/kg | dg | ZS | WNS1492 | PCB138 [ug/kg] [dg] [ZS] | |||
LS | 101 | PCB153 | 2,2’,4,4’,5,5’-hexachloorbifenyl | 00000-00-0 | ug/kg | dg | ZS | WNS1499 | PCB153 [ug/kg] [dg] [ZS] | |||
LS | 101 | PCB180 | 2,2’,3,4,4’,5,5’-heptachloorbifenyl | 00000-00-0 | ug/kg | dg | ZS | WNS1506 | PCB180 [ug/kg] [dg] [ZS] | |||
LS | 101 | PCB28 | 2,4,4’-trichloorbifenyl | 7012-37-5 | ug/kg | dg | ZS | WNS1513 | PCB28 [ug/kg] [dg] [ZS] | |||
LS | 101 | PCB52 | 2,2’,5,5’-tetrachloorbifenyl | 00000-00-0 | ug/kg | dg | ZS | WNS1528 | PCB52 [ug/kg] [dg] [ZS] | |||
S | 105 | Clidzn | chloridazon | 1698-60-8 | ug/l | NVT | OW | WNS2267 | Clidzn [ug/l] [NVT] [OW] | |||
S | 125-7 | TFySn | trifenyltin | 668-34-8 | ug/l | kation | OW | WNS???? | TFySn [ug/l] [kation] [OW] | |||
S | 132 | bentzn | bentazon | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS556 | bentzn [ug/l] [NVT] [OW] | |||
L | NH4 | ammonium | 00000-00-0 | mg/l | N | OW | WNS2336 | NH4 [mg/l] [N] [OW] | ||||
L | cbedzm | carbendazim | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS3388 | cbedzm [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
S | Cltlrn | chloortoluron | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS732 | Cltlrn [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
S | Cr | chroom | 7440-47-3 | ug/l | nf | OW | WNS716 | Cr [ug/l] [nf] [OW] | ||||
S | F | fluoride | 00000-00-0 | ug/l | nf | OW | WNS4016 | F [ug/l] [nf] [OW] | ||||
LS | Cu | koper | 7440-50-8 | ug/l | NVT | OW | WNS742 | Cu [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
L | pirmcb | pirimicarb | 00000-00-0 | ug/l | NVT | OW | WNS1595 | pirmcb [ug/l] [NVT] [OW] | ||||
LS | Zn | zink | 7440-66-6 | ug/l | nf | OW | WNS2207 | Zn [ug/l] [nf] [OW] |
Waterakkoord Rijkswaterstaat IJsselmeergebied – Waterschap Vallei & Eem
Pagina 39 van 48
2.2 Waterkwaliteitmeetnet van Het waterschap
Tabel:2.2.1 Meetlokaties
Meetpuntcode (zie bijlage 4) | Omschrijving meetpunt | Locatie ( x; y) |
2 | Eem te Eemdijk (29775) | 150.950 / 474.060 |
3 | Wiel (26102) | 158.000 / 472.496 |
5 | Middelbeek (25251) | 162.400 / 474.550 |
Tabel:2.2.2 waterkwaliteitparameters die gemeten worden met hun meetfrequenties
Veldparameters | Meetfrequentie (alle lokaties) | Lab.parameters* |
Zuurgraad (pH) | 12 x per jaar maandelijks) | fosfaat: ortho-P en t-P |
Temperatuur | 12 x per jaar maandelijks) | stikstof: Xx-X, XX0, XX0-X, NO2- N, t-N |
Zuurstofgehalte (mg O2 /l) | 12 x per jaar, maandelijks) | ionen: Cl, SO4 |
Elektrisch geleidend vermogen (EC) | 4 x per jaar (elk kwartaal) | Groep zware metalen: o.a opge- lost en totaal Cu, Zn |
Doorzicht (Secchi-schrijf) | 4 x per jaar (elk kwartaal) | zwevend stof gehalte (dry-weight) |
Diverse visuele parameters zoals; Kleur, geur, schuim, vuil, troebel- heid etc. | ||
Meetfrequentie (Eem) | ||
1 jaar in de KRW Planperiode (bijv 2011) | Voor algemeen onderzoek (risk- assesment KRW) brede screening op voorkomen van bijv. bestrij- dingsmiddelen, geneesmiddelen en overige mogelijke aandachts- stoffen (gelijkende de lijst 2.1.2). | |
4 x per jaar (elk kwartaal) | Organische microverontreinigin- gen o.a. PAK’s |
* Voor een toelichting op de gebruikte afkortingen zie 2.3
2.3 Verklaring van de codering van parameters genoemd in 2.1 en 2.2
Parameters | Omschrijving van parameters in oppervlaktewater (standaard) en van parameters gebon- den aan zwevend stof in water. |
BZV | Biologisch zuurstof verbruik |
Cd | Cadmium |
Cl | Chloride |
Cr | Chroom |
Cu | Koper |
CZV | Chemisch zuurstof verbruik |
DOC | Opgelost organisch koolstof na filtratie over 0,45 mm |
DS | Droge stof |
EC | Extinctie coëfficient |
GR | Gloeirest |
%GR | Percentage gloeirest |
Hg | Kwik |
KjN | Kjehldahl stikstof |
X | Xxxxxxxx |
XX0 | Xxxxxxxx |
Xx | Xxxxxx |
XX0 | Xxxxxxx |
XX0XX0 | som nitraat en nitriet |
OC | Organische koolstof |
OCB’s | Organische chloor gewasbeschermingsmiddelen (drin’s, DDT’s, HCB, lindaan) |
P | Fosfor |
PAK’s | Polycyclische aromatische koolwaterstoffen |
Pb | Lood |
PCB’s | Polychloorbifenylen (28; 52; 101; 118; 180) |
pH | Zuurgraad |
PO4 | Ortho fosfaat |
SiO2 | Silicaat |
SO4 | Sulfaat |
TOC | Totaal organisch koolstof |
TTCONLmf | Thermotolerante bacteriën van de coligroep (MF) |
Zn | Zink |
ZS | Zwevende stof na filtratie over zeef met mazen van 0,45 mm |
Bijlage 3: Werkwijze en totstandkoming van deze waterakkoord
Op initiatief van het Rijk is de waterovereenkomst Vallei & Eem – Rijkswaterstaat RDIJ geëvalueerd. Oorzaken om deze overeenkomst te evalueren zijn:
- wijzigingen in afspraken voor Rijkswaterverdeling bij schaarste (watertekort)
- wijziging van de ambtelijke vertegenwoordiging
- naamswijziging van RWS RDIJ
- aanpassing van bijlage 1 (werken t.b.v. wateraanvoer en waterafvoer)
- wijzigingen van het Rijkswaterkwaliteitmeetnet.
- redactioneel; de deelnemende instanties aan het regionaal droogteoverleg IJsselmeergebied zijn gewijzigd.
- het in werking treden van de Waterwet en het hiermee vorm en procedurevrij worden van het akkoord.
- het voorliggende waterakkoord is het eindproduct van de evaluatie
1. Een ambtelijke werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van alle partijen heeft een concept waterakkoord opgesteld.
2. Dit concept waterakkoord is voorgelegd aan de dagelijkse besturen van de deelne- mende partijen.
3. Na instemming van deze dagelijkse besturen is het waterakkoord ondertekend.
4. Een exemplaar van het waterakkoord is uiterlijk 2 weken na de vaststelling ervan toegezonden aan de aan het IJsselmeergebied grenzende waterschappen en Provin- cies en aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
WATERAKKOORD Het Rijk (RWS IJG) –Waterschap Vallei & Eem, 2010
Bijlage 4 Overzichtskaart met werken ten behoeve van wateraanvoer en waterafvoer
Waterakkoord Rijkswaterstaat IJsselmeergebied – Waterschap Vallei & Eem
Bijlage 5: Overzichtskaart van waterlichamen IJsselmeergebied
Vlieland
Leeuwarden
Texel
Waddenzee
Afsluitdijk
Sneek
IJsselmeer
Xxxxxxxxx
Xxxxx
00
Markermeer
9
Lelystad
8
Zwolle
IJssel
7
Amsterdam
6
Almere
5
1
Randmeren:
1: Gooimeer
2: Eemmeer
3: Nijkerkernauw
4: Nuldernauw
5: Wolderwijd
6: Veluwemeer
7: Drontermeer
8: Xxxxxxxxx
0: Ketelmeer
10: Zwarte Meer
Xxxxxxxxxxxxxxx
0
0 0
Xxxxxxx
Xxxxxx
Xxxxxxxxx
Pagina 47 van 48
Dit is een uitgave van
Rijkswaterstaat,
en
Waterschap Vallei & Eem
Kijk voor meer informatie op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx
of bel 0800 - 8002 (ma t/m zo 06.00 - 22.30 uur, gratis) juni 2010 | ijg0610td057