UITVOERINGSOVEREENKOMST
UITVOERINGSOVEREENKOMST
tussen
de Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen en
de aangesloten bisdommen
De ondergetekenden:
Het Aangesloten Bisdom [NAAM BISDOM], te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door
[in te vullen namen]
en
De Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen de Instelling, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door X.X.X. xxx Xxxxxxx (voorzitter) en X.X.X.X. xxx xx Xxxx (secretaris),
Bisdom [NAAM BISDOM] en de Instelling, hierna gezamenlijk aangeduid als Partijen, in aanmerking nemende dat:
a) in deze uitvoeringsovereenkomst bisdom [NAAM BISDOM] de uitvoering van door de aangesloten Kerkelijke Instellingen overeengekomen Pensioenovereenkomsten aan de Instelling heeft opgedragen;
b) de wederzijdse rechten en plichten van Partijen bij de uitvoering van de Pensioenovereenkomst zijn neergelegd in de vanaf 1 januari 2008 van kracht zijnde, en laatstelijk op 22 november 2017 gewijzigde, uitvoeringsovereenkomsten;
c) Partijen een wijziging van de uitvoeringsovereenkomst zijn overeengekomen op basis van noodzakelijke actualisering volgend uit wet- en regelgeving, alsmede op basis van gewijzigde interne en externe omstandigheden;
d) met ingang van 1 januari 2022 de Instelling de Pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in pensioenreglementen, uitvoert. Dit betreft een voortzetting van de huidige pensioenregeling, die bestaat uit twee uitkeringsovereenkomsten;
e) de Instelling de voorwaarden van de Pensioenovereenkomst heeft vastgelegd in haar Pensioenreglementen;
zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1. Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. ‘Instelling’: de Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen;
2. ‘de Bisdommen’: de Bisdommen, genoemd in artikel 3, tweede lid, van de statuten;
3. ‘het Bestuur’: het Bestuur van de instelling, als bedoeld in artikel 1, onder b, van de statuten;
4. ‘aangesloten Kerkelijke Instelling’: ieder Bisdom, ieder dekenaat en iedere parochie van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland, alsmede iedere andere door een bisschop of door de Bisschoppenconferentie als zodanig aangewezen kerkelijke rechtspersoon, bij de Instelling aangesloten en waarvoor deze uitvoeringsovereenkomst van toepassing is;
5. ‘Pensioenovereenkomst’: elke afspraak aangaande pensioenvoorzieningen voortvloeiende uit het canonieke recht respectievelijk opgenomen in de arbeidsovereenkomst of bijlage van
deze overeenkomst, tussen de Kerkelijke Instelling en deelnemer aan de reglementen, een en ander beperkt tot hetgeen zoals vermeld in die reglementen;
6. ‘Pensioenreglementen: Reglement I, bedoeld voor de priesters, diakens en pastoraal werkers, en Xxxxxxxxx XX, bedoeld voor het huishoudelijk personeel, in dienst van een Kerkelijke Instelling;
7. ‘Deelnemers’: de deelnemer zoals omschreven in de Reglementen.
8. ‘Partijen’: De Instelling en het Aangesloten Bisdom gezamenlijk;
9. ‘Verantwoordingsorgaan’: Het Verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in de statuten van de
Instelling.
Artikel 2. Opdrachtaanvaarding
1. Het Aangesloten Bisdom heeft, tezamen met de andere Nederlandse Bisdommen, ter uitvoering van pensioenovereenkomsten de publieke kerkelijke rechtspersoon Pensioenfonds Nederlandse Bisdommen opgericht, te weten de Instelling. Het Aangesloten Bisdom geeft aan de Instelling de opdracht, ter uitvoering van haar doelstelling zoals omschreven in artikel 3 lid 1 van de statuten. de pensioenovereenkomsten en bijbehorende pensioenregelingen van de deelnemers in uitvoering te nemen.
2. De Instelling streeft ernaar, in verband met de aan haar verstrekte opdracht, om van de Bisdommen en de werknemers(vertegenwoordigers) zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen omtrent de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding die ten grondslag liggen aan de pensioenregeling waarop de opdracht betrekking heeft.
3. De Instelling is bereid om deze opdracht uit te voeren en aanvaardt de opdracht onder de voorwaarde dat de Kerkelijke Instelling aan de Instelling de in deze uitvoeringsovereenkomst genoemde pensioenpremies betaalt.
Artikel 3. Premievaststelling en -invordering
1. De voor de pensioenregeling aan de Instelling verschuldigde premie wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld, zoals omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Deze vaststelling vindt plaats op basis van ex-ante maatstaven. Het betreffende bedrag voldoet aan de eisen die ingevolge artikel 128 van de Pensioenwet aan een kostendekkende premie worden gesteld.
2. Voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 bedraagt de in het vorige lid genoemde, gedempte premie op jaarbasis
a. € 10.707,- voor elke deelnemer aan Reglement I en
b. € 1.874,- voor elke deelnemer aan Reglement II.
3. De totale jaarpremie wordt in vier termijnen geïnd, bij vooruitbetaling op basis van een kwart van de geschatte verschuldigde jaarpremie. De kwartaalvoorschotnota’s worden in de 2de maand van het kwartaal verstuurd. De kwartaal afrekennota’s worden in de 2de maand na afloop van het kwartaal verzonden. Betaling geschiedt binnen de voorgeschreven betalingstermijn. In bijlage 1 bij deze overeenkomst wordt de premie-en incassoprocedure omschreven.
4. De premie wordt betaald door de Kerkelijke Instelling. Voor rekening van de Deelnemer, als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder a, voor zover het een gehuwde diaken betreft, en de Deelnemer onder b, van Reglement I, alsmede voor zover van toepassing de Deelnemer onder c van Reglement I, komt 50% van de premie als bedoeld in artikel 3, lid 2 a.
Voor rekening van de Deelnemer, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van Xxxxxxxxx XX komt 25% van de premie als bedoeld in artikel 3, lid 2 b.
5. Het Bisdom garandeert dat voor iedere Deelnemer aan Reglement I en Reglement II de premie uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan de Instelling wordt voldaan.
6. Indien sprake is van een tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap wordt, in afwijking van het vorige lid, de ten tijde van die beëindiging nog verschuldigde premie binnen dertien weken door de Kerkelijke Instelling voldaan. Het Bisdom garandeert de betreffende betaling.
7. De in het tweede lid genoemde bedragen worden jaarlijks door het Bestuur herzien.
Artikel 4. Voorwaarden voor en vaststelling van premiekortingen
De Instelling voert vanaf 2022 een premiekortingsbeleid in met een horizon tot aan de (mogelijke) transitie naar het nieuwe stelsel:
▪ Premiekorting is alleen aan de orde indien aan de wettelijke voorwaarden zoals bedoeld in artikel 129 Pensioenwet wordt voldaan.
▪ Het verwachte dekkingsgraadeffect van de premiekorting komend jaar, mag niet tot gevolg hebben dat de beleidsdekkingsgraad naar verwachting lager wordt dan de grens voor toekomstbestendige indexatie.
▪ Uitgangspunt bij de korting is dat de dekkingsgraad naar verwachting niet wijzigt als gevolg van het (negatieve) effect van de premie komend jaar en het (positieve) effect van de solvabiliteitsvrijval over de uitkeringen komend jaar. De dekkingsgraad wordt hierbij gebaseerd op de actuele DNB dekkingsgraad op 31 augustus van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de premiekorting betrekking heeft, rekening houdend met de verwachte indexatie. Deze korting wordt evenredig verdeeld over de premie voor reglement I en reglement II, waarbij de welvaartsopslag voor reglement I buiten beschouwing blijft. De welvaartsopslag voor reglement I wordt dus niet gekort.
▪ Indien de actuele DNB dekkingsgraad per 31 oktober ten opzichte van 31 augustus met 10%-punt of meer daalt behoudt het bestuur zich het recht voor om het oorspronkelijke besluit dat in oktober wordt genomen in de maand november te heroverwegen.
▪ In aanvulling op de voornoemde uitganspunten geldt dat het Bestuur uiteindelijk besluit
o.b.v. alle feiten en omstandigheden alsmede met inachtneming van een zorgvuldige belangenafweging of en zo ja hoeveel premiekorting daadwerkelijk in een bepaald jaar wordt verleend.
Artikel 5. Niet-nakoming van de betalingsverplichtingen van de Kerkelijke Instelling
1. De administrateur informeert het Bestuur over eventuele achterstanden in de betaling van de premie. Het Bestuur verzoekt vervolgens de betrokken Kerkelijke Instelling om de premie per ommegaande te voldoen.
2. Het Bisdom verbindt zich, namens de betrokken Kerkelijke Instelling, om over de premie rente te vergoeden ter hoogte van de wettelijke rente voor niet-handelstransacties (2%, stand 2021) indien aan de Instelling betaling plaatsvindt na afloop van de in artikel 3, derde en vijfde lid, genoemde termijnen. De Instelling kan van deze rentevergoeding afzien, indien naar het oordeel van het Bestuur sprake is van een gering openstaand bedrag en/of een geringe overschrijding van de betalingstermijn.
3. Indien de in artikel 3, vijfde en zesde lid, genoemde garanties niet tijdig tot betaling hebben geleid, worden de Deelnemers, gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden door het Bestuur elk kwartaal schriftelijk hierover geïnformeerd, althans voor zover sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door de instelling te ontvangen jaarpremie en tevens niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen met betrekking tot het minimaal vereist eigen vermogen van de instelling.
Artikel 6. Informatieverstrekking door het Aangesloten Bisdom
1. Het Aangesloten Bisdom is verplicht om aan de Instelling de voor een behoorlijke taakuitoefening en goede administratieve uitvoering van de statuten en de pensioenreglementen naar het oordeel van het Bestuur nodig geachte gegevens te verstrekken, respectievelijk bescheiden aan te leveren, waaronder, maar niet beperkt tot:
a) NAW-gegevens, Burgerservicenummer;
b) Partnergegevens;
c) Parttime percentages;
d) Ontslag dan wel pensionering;
e) Overlijden en arbeidsongeschiktheid; en
f) Alle overige relevante gegevens om een pensioenaanspraak te kunnen vaststellen en registreren.
Dit moet geschieden binnen het door de Instelling gestelde format respectievelijk beschikbaar gestelde portaal. Het Aangesloten Bisdom verbindt zich aan de Instelling voor de uitvoering en toepassing van deze uitvoeringsovereenkomst de gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand te verstrekken.
2. Blijft het Aangesloten Bisdom in gebreke dan is de Instelling bevoegd de benodigde gegevens naar beste weten voorlopig vast te stellen en zijn de betrokkenen, totdat de in eerste lid genoemde gegevens verstrekt zijn, aan deze vaststelling gebonden.
3. De Instelling zal een werkgevershandleiding opstellen.
Artikel 6a. Re-integratieverplichtingen en procedure arbeidsongeschiktheid
Het Aangesloten Bisdom aanvaardt de op haar rustende verplichtingen die voortvloeien uit
het ‘AOP-besluit priesters en gehonoreerd diakens’.
Artikel 7. Aan- en afmelding van Deelnemers
1. Het Bisdom zal iedereen die volgens Reglement I of Reglement II hiervoor in aanmerking komt, als Deelnemer bij de Instelling tijdig aanmelden of doen aanmelden.
2. De Instelling zal, met inachtneming van Reglement I en Reglement II, iedereen die door het Bisdom als Deelnemer is aangemeld, als zodanig aannemen.
3. Het Bisdom zal iedereen van wie op grond van Reglement I of Reglement II het deelnemerschap eindigt, onverwijld bij de Instelling afmelden.
4. Jaarlijks, bij voorkeur in het eerste kwartaal doch uiterlijk in het tweede kwartaal, verstrekken de Bisdommen een door een onafhankelijke derde onderbouwd bewijs (bij voorkeur een accountantsverklaring), waaruit naar genoegen van het Bestuur blijkt dat alle Deelnemers die volgens Reglement I of Reglement II hiervoor in aanmerking komen bij de Instelling zijn aangemeld.
Artikel 8. Statuten en Reglementen
1. De Instelling verbindt zich jegens het Bisdom tot getrouwe naleving van de statuten, Reglement I en Reglement II.
2. Reglement I en Reglement II van de Instelling wijken niet af van de Pensioenovereenkomst tussen de Kerkelijke Instelling en de Deelnemer aan Reglement I of Reglement II, als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Pensioenwet.
Wijzigingen Pensioenreglementen op initiatief van de Bisdommen
3. Indien de Bisdommen voornemens zijn de Pensioenovereenkomst te wijzigen stellen zij de Instelling tijdig in de gelegenheid de voorgenomen wijziging te toetsen aan de (pensioen)wetgeving én op uitvoerbaarheid. De Instelling zal voorts de financiële consequenties van de voorgenomen wijzigingen in kaart brengen. Partijen maken daarbij afspraken over de termijn waarbinnen de Instelling haar bevindingen aan de Bisdommen kenbaar zal maken.
4. De Bisdommen zullen de Instelling terstond nadat de Bisdommen
a) in geval van xxxxxxx: de kerkelijke besluitvormingsprocedure hebben doorlopen;
b) in geval van werknemers: overeenstemming hebben bereikt met werknemers(vertegenwoordigers),
de Instelling over een voorgenomen wijziging van de Pensioenovereenkomst informeren.
5. Indien de Instelling de in lid 4 bedoelde wijziging in uitvoering wil nemen, past de Instelling de Pensioenreglementen aan met inachtneming van die wijziging. Alvorens de Instelling de gewijzigde Pensioenreglementen vaststelt, worden de Bisdommen in de gelegenheid gesteld te toetsen of de Pensioenreglementen in overeenstemming zijn met de gewijzigde Pensioenovereenkomst, de Uitvoeringsovereenkomst en de pensioenwetgeving. Het bepaalde in lid 9 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.
6. De Bisdommen zullen pas definitief tot een wijziging van de Pensioenovereenkomst besluiten indien de Instelling in de gelegenheid is geweest om de noodzakelijke wijziging van de Pensioenreglementen volledig voor te bereiden en de in lid 5 bedoelde toetsing heeft plaatsgevonden. Daarbij zullen Partijen, gelet op de in lid 7 bedoelde informatieverplichting, in onderling overleg de ingangsdatum van de beoogde wijziging bepalen.
7. De Instelling informeert de Deelnemers binnen 3 maanden na de totstandkoming van de gewijzigde Pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om de gewijzigde Pensioenreglementen op te vragen bij de Instelling.
Wijzigingen Pensioenreglementen op initiatief van de Instelling
8. Indien de Instelling voornemens is de Pensioenreglementen te wijzigen worden de Bisdommen vooraf in de gelegenheid gesteld te toetsen of de voorgenomen wijziging in overeenstemming is met de Pensioenovereenkomst, de Uitvoeringsovereenkomst en de pensioenwetgeving en of de eventuele (financiële) risico´s en verplichtingen ten gevolge van de voorgenomen wijziging voor hun aanvaardbaar zijn.
9. Indien de wijziging niet in overeenstemming is met de Pensioenovereenkomst of de Uitvoeringsovereenkomst of als de Bisdommen van oordeel zijn dat de (financiële) risico’s en verplichtingen ten gevolge van de voorgenomen wijziging voor hun onaanvaardbaar zijn, is
de Instelling slechts gerechtigd deze door te voeren nadat Partijen overeenstemming hebben bereikt over de noodzakelijke aanpassing van de Pensioen- en/of Uitvoeringsovereenkomst. Bij aanpassing van de Pensioenovereenkomst zal de Instelling de Bisdommen in de gelegenheid stellen deze aanpassing te effectueren alvorens de Pensioenreglementen worden aangepast. Het bepaalde in de eerste volzin is niet van toepassing indien de beoogde wijziging een gevolg is van een wijziging in de pensioenwetgeving welke kwalificeert als een zeer zwaarwegende dwingendrechtelijke (pensioen)wetgeving op grond waarvan de in artikel 2:2 BW gewaarborgde inrichtingsvrijheid van publieke kerkelijke rechtspersonen zou moeten wijken.
10. Onverminderd het bepaalde in lid 8 en 9 van dit artikel is de Instelling gerechtigd wijzigingen in de Pensioenreglementen door te voeren zonder afstemming met de Bisdommen indien en voor zover deze wijzigingen voortvloeien uit een wijziging van wet- en/of regelgeving én deze wijzigingen niet de Pensioen- en/of de Uitvoeringsovereenkomst raken. Het spreekt voor zich dat de Instelling de Bisdommen over een dergelijke wijziging wel bijtijds zal informeren.
11. Indien een wijziging van de Pensioenreglementen invloed heeft op de aanspraken en rechten op pensioen of op andere rechten en verplichtingen van de Deelnemers, informeert de Instelling de Deelnemers binnen 3 maanden na totstandkoming ervan over die wijzigingen en de mogelijkheid om de gewijzigde Pensioenreglementen op te vragen bij de Instelling.
Overige bepalingen
12. Partijen verplichten zich om een overeengekomen wijziging van de Uitvoeringsovereenkomst naar aanleiding van de wijziging van de Pensioenovereenkomst of de Pensioenreglementen te effectueren binnen 3 maanden na de totstandkoming van de wijziging van de Pensioenreglementen.
13. Indien de Instelling een (voorgenomen) wijziging van de Pensioenovereenkomst niet in uitvoering wil nemen of de Bisdommen van oordeel zijn dat een (voorgenomen) wijziging als bedoeld in lid 8 van dit artikel, niet in overeenstemming is met de Pensioen- en/of Uitvoeringovereenkomst dan wel de pensioenwetgeving, of indien de uit de voorgenomen wijziging voortvloeiende verplichtingen voor de Bisdommen niet aanvaardbaar zijn, treden de Instelling en de Bisdommen in overleg over aanpassing van de (voorgenomen) wijziging. Indien dit niet alsnog tot overeenstemming leidt wordt het geschil afgewikkeld conform de procedure zoals genoemd in artikel 11 van deze Uitvoeringsovereenkomst.
14. Indien de Bisdommen voornemens zijn de Pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen, informeren zij de werknemers waarmee zij de Pensioenovereenkomst zijn aangegaan en de Instelling terstond over dat voornemen. Het bepaalde in dit artikel is, voor zover relevant, van overeenkomstige toepassing in geval van eenzijdige wijziging van de Pensioenovereenkomst.
15. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij een nieuw op te stellen Pensioenovereenkomst en Pensioenreglementen.
Artikel 8a. (On)voorwaardelijke toeslagverlening
1. De pensioenopbouwbedragen van de Deelnemers aan Reglement I worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van de gemengde index (50% loonindex, 50% prijsindex). Daarbij geldt het volgende:
− de Instelling verleent alleen een toeslag, indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan
110%, en;
− er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is.
Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre deze aanpassing kan plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke aanpassing is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. In afwijking hiervan wordt een verhoging van de opgebouwde aanspraken, voor zover deze de consumentenprijsindex te boven gaat, uit de premie gefinancierd (welvaartsopslag). Aan een aanpassing kunnen de Deelnemers geen rechten of verwachtingen ontlenen met betrekking tot toekomstige aanpassingen.
1a. Onverminderd het eerste lid, nemen de pensioenopbouwbedragen toe naarmate de leeftijd van de Deelnemers aan Reglement I hoger wordt, een en ander conform de bij Reglement I gevoegde bijlage 1. Deze toename is onvoorwaardelijk. De hiermee verbonden financiering is onderdeel van de kostendekkende premie. Onverminderd het voorgaande geldt dat de opbouw van het betreffende jaar volledig wordt gefinancierd uit de premie.
2. Het jaarlijkse opbouwbedrag van de (actieve) Deelnemers aan Reglement II en als afgeleide daarvan de opgebouwde aanspraken volgen elk jaar de ontwikkeling van het minimumloon, verminderd met de ontwikkeling van het AOW-pensioen voor een ongehuwd alleenstaande. Het opbouwbedrag wordt hierbij bepaald als 1,75% van het per 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar van vaststelling geldend wettelijk minimumloon op jaarbasis, verminderd met 1,68% van de per dezelfde dag geldende AOW-uitkering voor ongehuwden op jaarbasis. Deze verhoging is onvoorwaardelijk en wordt uit de kostendekkende premie gefinancierd.
3. Op de ingegane pensioenen van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen Deelnemers ingevolge Reglement I en Reglement II wordt jaarlijks toeslag verleend van de stijging van de consumentenprijsindex. Daarbij geldt het volgende:
− de Instelling verleent alleen een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110%, en;
− er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is.
Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre ingegane pensioenen en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Aan een aanpassing kunnen pensioengerechtigden en gewezen deelnemers geen rechten of verwachtingen ontlenen met betrekking tot toekomstige aanpassingen.
Artikel 8b. Incidentele toeslagverlening
1. Het Bestuur beoordeelt jaarlijks, gehoord de actuaris, of na toepassing van artikel 7a, eerste, tweede en derde lid, voldoende financiële middelen aanwezig zijn om een incidentele toeslag te verlenen. Het Bestuur behoudt evenwel het recht om uit oogpunt van prudent financieel beheer deze toeslagverlening achterwege te laten.
2. De in het vorige lid genoemde toeslag wordt alleen verleend aan de deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigde die, in afwijking van de toepasselijke toeslagambitie, in voorgaande jaren geen of slechts gedeeltelijk toeslag heeft ontvangen, en voor zover hij tijdens de onderhavige, incidentele toeslagverlening nog in leven is.
3. Het Bestuur kan slechts besluiten tot een incidentele toeslag, mits
a. de incidentele toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de reguliere, voorwaardelijke toeslagverlening in de toekomst;
b. de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen behoudt, en
c. in enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend.
4. Indien het Bestuur besluit een incidentele toeslag te verlenen, zal de oudste gemiste toeslag als eerste worden gerepareerd.
Artikel 9. Vermogenstekorten en -overschotten
1. Het Bisdom kan nimmer aanspraak maken op vermogensoverschotten en nimmer verplicht worden tot aanvulling van vermogenstekorten van de instelling. Uitsluitend bij ontbinding van de instelling kan, onverminderd toepassing van de artikelen 39 tot en met 41 van de statuten, van het voorgaande worden afgeweken.
2. In geval de financiële middelen van de instelling, inclusief de totale jaarlijkse premiebijdragen, onvoldoende blijken om de reeds toegekende pensioenaanspraken en ingegane pensioenen ingevolge Reglement I en Reglement II te dekken, zal het Bestuur met inachtneming van artikel 134 van de Pensioenwet overgaan tot vermindering van deze pensioenaanspraken en ingegane pensioenen.
Artikel 10. Onvoorziene omstandigheden
Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst niet voorzienbaar waren en nakoming van de overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen de Instelling en de gezamenlijke Bisdommen in onderling overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing vinden, die in het kader van deze overeenkomst zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van beide Partijen. Deze overeenkomst zal aan de voornoemde oplossing worden aangepast.
Artikel 11. Beslechting van geschillen
1. Alle geschillen die tussen de Instelling en de Bisdommen ontstaan, waaronder geschillen over uitleg of toepassing van deze overeenkomst, zullen in eerste instantie worden beslecht in goed onderling overleg. Dit overleg vindt plaats tussen een afvaardiging van het Bestuur en een door de Bisschoppenconferentie te benoemen afvaardiging van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland.
2. Indien Partijen niet binnen een redelijke termijn tot overeenstemming komen kan gebruik gemaakt worden van geschillenbeslechting in de vorm van mediation. Ter waarborging van vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit maken beide Partijen een gezamenlijke keuze voor een mediator die geregistreerd is bij de Mediatorsfederatie Nederland (MfN).
Artikel 12. Duur van de overeenkomst en opzeggingsbepaling
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij treedt in werking op 1 januari 2022 en vervangt alle vóór die datum tussen de Instelling en de Bisdommen geldende overeenkomsten.
2. Deze overeenkomst kan door elk der Partijen per 31 december van enig kalenderjaar bij aangetekende brief worden opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden.
3. Deze overeenkomst zal steeds in overeenstemming zijn met de Wet, de statuten en Reglement I en Reglement II.
Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend,
...……………...………......…………...
(plaatsnaam en datum)
Bisdom ...……………...………......…………...
...……………...………......…………...
(handtekening namens het bisdom)
...……………...………......…………...
(plaatsnaam en datum)
Instelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen:
...……………...………......…………... ...……………...………......…………...
X.X.X. xxx Xxxxxxx (voorzitter) X.X.X.X. xxx xx Xxxx (secretaris)
Bijlage 1: Premie- en incassoprocedure
Ieder kwartaal stelt het Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen (hierna “PNB”) de verwachte premie voor het betreffende kwartaal vast. Dit betreft een voorschotnota. Ieder jaar ontvangt u 4 voorschotnota’s.
Tevens ontvangt u per kwartaal een afrekening. Op deze afrekening wordt de definitieve premie over het afgelopen kwartaal verrekend met het voorschot dat bij u in rekening is gebracht.
De in rekening gebrachte factuur dient volledig te worden voldaan. Het is niet toegestaan de nota te corrigeren of te verrekenen met een ander instituut. Eventuele wijzigingen in het personeelsbestand worden, mits tijdig en correct aangeleverd, meegenomen bij de vaststelling van de eerstvolgende factuur. Wijzigingen dienen te worden doorgegeven via Mijn Pensioenadministratie (xxxxxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxx).
U kunt PNB machtigen om de periodiek verschuldigde pensioenpremie automatisch te laten incasseren.
1. U ontvangt een factuur inzake de verschuldigde voorschot/afrekening kwartaalpremie. Op de factuur is aangegeven wanneer deze dient te worden voldaan. PNB verzoekt u ervoor zorg te dragen dat het verschuldigde bedrag tijdig op de rekening is bijgeschreven.
2. Betaalt u niet binnen de op de factuur aangegeven termijn, dan ontvangt u 14 dagen na vervaldatum een eerste herinnering.
3. Vindt 30 dagen na de verzonden eerste herinnering geen (volledige) betaling plaats, dan ontvangt u een tweede herinnering.
4. Vindt 30 dagen na de verzonden tweede herinnering geen (volledige) betaling plaats, dan ontvangt u een laatste herinnering en wordt het betreffende bisdom op de hoogte gebracht van uw betalingsachterstand.
5. Vindt binnen zeven dagen na de verzonden derde herinnering geen (volledige) betaling plaats, treedt PNB met het betreffende bisdom in overleg over passende (gerechtelijke) (incasso)mogelijkheden.
Bij niet-tijdig betaling van de verschuldigde premie bent u rente verschuldigd door het enkele verloop van de termijn. Het fonds is dan bevoegd rente te vorderen over het verschuldigde bedrag vanaf de vervaldatum tot aan de betaaldatum. De rente wordt één keer per jaar achteraf in rekening gebracht. Het rentepercentage is gelijk aan de wettelijke rente voor niet- handelstransacties (2%, stand 2021).
Van het incassoproces in meerdere stappen zal geen sprake zijn, indien de kerkelijke instelling aan PNB machtiging heeft gegeven om de periodiek verschuldigde pensioenpremie automatisch te laten incasseren. De verschuldigde bijdragen worden dan rond de vervaldatum van de rekening van de kerkelijke instelling afgeschreven.
Stap | Betalingstermijn |
1. Factuur (Voorschot/Afrekening) | Conform factuur |
2. 1 e Xxxxxxxxxxx | 00 dagen na vervaldatum |
3. 2e Herinnering | 30 dagen na dagtekening eerste herinnering |
4. 3e Herinnering + betreffende bisdom wordt op de hoogte gesteld van achterstand | 30 dagen na dagtekening tweede herinnering |
5. Overleg PNB en bisdom over (gerechtelijke) vervolgstappen | 7 dagen na dagtekening derde herinnering |
13
Betalingen dient u te doen ten gunste van het op de factuur vermelde rekeningnummer. Houdt u er rekening mee, dat uw betaling uiterlijk op vervaldatum, zoals vermeld op de factuur, dient te zijn bijgeschreven. Hierbij raadt AZL u aan om rekening te houden met de verwerkingstijden bij de bank.
Vergeet u niet om altijd uw werkgeversnummer en factuurnummer te vermelden waarop de betaling betrekking heeft.
Indien u PNB een machtiging heeft gegeven om de periodiek verschuldigde pensioenpremie automatisch te laten incasseren, zullen deze rond de vervaldatum van de rekening van de kerkelijke instelling worden afgeschreven.
13