CONVENANT UTRECHT BEREIKBAAR
CONVENANT UTRECHT BEREIKBAAR
ONDERGETEKENDEN
(i) De Minister van Verkeer en Waterstaat, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gevestigd te Den Haag, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Hoofdingenieur-Directeur in de Dienst Utrecht van het Directoraat-Generaal Xxxxxxxxxxxxxxx, xxxxxxx xxx. X. xxx xxx Xxx (hierna gezamenlijk: “Rijkswaterstaat” of “RWS”);
(ii) Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht, handelend als bestuursorgaan, namens deze de gedeputeerde Mobiliteit de heer mr. J.H. Ekkers, en de Provincie Utrecht, gevestigd te Utrecht, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. J.H. Ekkers voornoemd, gevestigd te Utrecht (hierna gezamenlijk: “Provincie Utrecht”);
(iii) Het Dagelijks Bestuur van het Bestuur Regio Utrecht, handelend als bestuursorgaan, namens deze het lid van het Dagelijks Bestuur de xxxx X. Xxxxxxxx, en publiekrechtelijke rechtspersoon Bestuur Regio Utrecht, gevestigd te Utrecht en (mede) kantoorhoudende aan de Maliebaan 34 te Utrecht, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxxx voornoemd, (hierna gezamenlijk: “BRU”);
(iv) Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Utrecht, handelend als bestuursorgaan, namens deze de wethouder Verkeer en Milieu, de xxxx X. xx Xxxxx, en de burgemeester van de gemeente Utrecht, ten deze handelend als rechtsgeldig vertegenwoordiger van de gemeente Utrecht, namens deze de xxxx X. xx Xxxxx, gevestigd te Utrecht (hierna gezamenlijk: “Gemeente Utrecht”);
(v) De rechtspersoonlijkheid bezittende Kamer van Koophandel Midden-Nederland, mede kantoorhoudende aan de Kroonstraat 50 te Utrecht, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van het Algemeen Bestuur, de xxxx xxx. X. Xxxxxxxx (hierna: “KvK”);
en:
(vi) De rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging met volledige rechtsbevoegdheid VNO-NCW Midden, statutair gevestigd te Apeldoorn, mede kantoorhoudende aan de Jhr. Mr. G.W. Molleruslaan 41 te Apeldoorn en ingeschreven in het handelsregister met nummer 40650351, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter, mevrouw X.X. Xxxxxx-Xxx Xxxxx, tezamen met de penningmeester, de heer W.B. Xxxxx (hierna: “Werkgevers”);
Ondergetekende is voorts:
(vii) De stichting Stichting Utrecht Bereikbaar, statutair gevestigd te Utrecht, mede kantoorhoudende aan de Xxxxxxxxx 0 xx (0000 XX Xxxxxxx en ingeschreven in het handelsregister met nummer 30244654, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx (hierna ook wel: de Stichting);
Ondergetekenden (i) tot en met (vi) worden hierna afzonderlijk en gezamenlijk ook wel aangeduid als “Partij” respectievelijk “Partijen”, aldus dat ondergetekende sub (vii), te weten de Stichting uitvoeringsorganisatie zal zijn ten behoeve van de uit hoofde van dit convenant te nemen maatregelen en niet behoort tot de ondergetekenden die met “Partij(en)” worden aangeduid opdat de aan een “Partij” of “Partijen” toegekende rechten of plichten ook uitsluitend rechten en plichten van die “Partij” of “Partijen” zijn.
OVERWEGINGEN
(a) Partijen nemen het volgende in overweging:
a.1 In de periode gelegen tussen begin van het jaar 2008 en het einde van het jaar 2011 zal door wegwerkzaamheden aan wegen gelegen in de regio Utrecht West ernstige verkeershinder ontstaan.
a.2 Partijen voorzien belangrijke milieuhinder en economische hinder als gevolg van deze verkeershinder, doordat verkeer verminderd zal doorstromen of zelfs zal stilstaan en ook doordat woon-werkverkeer ten gevolge van die verkeershinder zal uitwijken naar minder geschikte wegverbindingen, doordat de bereikbaarheid van ondernemingen en instellingen zal afnemen, zowel voor de werknemers van deze ondernemingen en instellingen als voor hun leveranciers en afnemers, en doordat hinder zal ontstaan voor de uitvoering van bestaand openbaar vervoer.
a.3 Partijen zien in de bedoelde verkeershinder tegelijkertijd kansen voor vernieuwing van mobiliteit en mobiliteitsbeleid, met name voor het tot stand brengen van een duurzame modal shift in het personenvervoer van particulier autovervoer naar openbaar personenvervoer of, eventueel, andere vormen van collectief personenvervoer.
(b) Partijen nemen voorts in overweging, dat zij tot de analyse zijn gekomen dat de aldus kort aangeduide problematiek en kansen het beste het hoofd kan worden geboden respectievelijk kunnen worden aangegrepen in het kader van een samenwerking van overheid en bedrijfsleven, waartoe Partijen reeds tot stand hebben gebracht het Platform Utrecht Bereikbaar, waaraan alle Partijen deelnemen en in welk kader Partijen gezamenlijk tot het volgende verkort aangeduide pakket van maatregelen (hierna te noemen: “Maatregelenpakket”) hebben besloten tot:
◻ het vergroten van de capaciteit van collectief vervoer (trein, bus en sneltram) door middel van inkoop van reguliere capaciteit alsmede door inkoop van aanvullende capaciteit;
◻ het bevorderen van het gebruik van bestaande en nieuwe parkeer- en reisvoorzieningen c.q. transferia alsmede het opwaarderen van bestaande carpoolplekken tot parkeer- en reisvoorzieningen, inclusief natransport naar de bedrijventerreinen door middel van extra vervoer, zoals shuttlebussen waarmee besloten vervoer wordt verricht;
◻ het verkennen van de mogelijkheden van vervoer over water;
◻ het realiseren van telewerkplekken “en route”;
◻ OV-fiets;
◻ het realiseren van Xxxxxxxxx;
◻ het geven van persoonlijke reisadviezen;
◻ het intensieve communiceren richting werkgevers en werknemers, vooral forensen.
(c) In het geval de door Partijen beoogde maatregelen naar het oordeel van Partijen onvoldoende bijdragen aan de bestrijding van de onder(a).1 – (a).3 beschreven problematiek zullen Partijen zich beraden op uitbreiding van het onder de vigeur van dit convenant ter hand te nemen maatregelenpakket, met name ook in de vorm van beloningsmaatregelen gericht op spitsmijden. Teneinde op dat moment direct te kunnen beschikken over deze maatregel wordt op dit moment (juni 2008) de beloningsmaatregel reeds aanbesteed.
(d) Partijen hebben tenslotte in hun overwegingen betrokken de bij het maatregelenpakket behorende projectbegroting (hierna te noemen: “Projectbegroting”).
(e) Partijen hebben besloten hun op realisatie van deze en eventuele nadere maatregelen gerichte samenwerking en hun in verband daarmee te maken afspraken en vast te leggen toezeggingen door middel van dit convenant te structureren en vast te leggen.
(f) Partijen onderkennen dat de door dit convenant bestreken maatregelen weliswaar mede een preventieve bijdrage kunnen leveren aan de voorkoming van hinder voor bestaand openbaar vervoer, maar dat ter verdere bestrijding van die hinder en van de eventuele kosten van die hinder nadere afspraken tussen wegbeheerders en OV-autoriteiten nodig zijn. Deze nadere afspraken worden in dit convenant niet geregeld, maar onderdeel van dit convenant dient naar het oordeel van Partijen wel te zijn de verplichting over en weer tot dergelijke afspraken te komen.
(g) Partijen hebben voorts onderkend, dat de RWS, de Gemeente, de Provincie Utrecht en BRU, er een bijzonder belang bij hebben voor hun financiële belangen te waken, reden waarom aan deze partijen een specifieke instructiebevoegdheid wordt toegekend.
(h) Daartoe wensen Partijen het volgende vast te leggen in dit convenant (hierna: “Convenant”).
PARTIJEN NEMEN DE VOLGENDE ONDERLINGE VERPLICHTINGEN OP ZICH :
1 Bijlagen
1.1 De volgende bij dit Convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit Convenant:
(I) de Projectbegroting bijgevoegd als Bijlage I;
(II) de Liquiditeitsbegroting, bijgevoegd als Bijlage II;
(III) het Schema van bevoorschotting, bijgevoegd als Bijlage III
(IV) de concepten voor de door de betreffende Partijen vast te stellen subsidieverleningsbesluiten, bijgevoegd als bijlage IV;
(V) het concept van het bij deze subsidiebesluiten behorende Beheersplan, als bijlage V bijgevoegd;
(VI) het overzicht van door Partijen voor ondertekening van dit Convenant betaalde kosten, als bijlage VI bijgevoegd;
(VII) het door KvK- en Werkgevers opgestelde communicatie- en promotieprogramma, bijgevoegd als bijlage VII.
1.2 In geval van tegenstrijdigheid tussen de bijlagen van dit Convenant enerzijds en de bepalingen van dit Convenant anderzijds, prevaleren de bepalingen van dit Convenant.
2 Domein en doel
2.1 Behoudens nadere afspraken tussen Partijen behoren tot het domein van dit Convenant de tot het Maatregelenpakket behorende maatregelen.
2.2 Geen enkele bepaling uit dit Convenant mag zo begrepen of uitgelegd worden dat een der Partijen verdergaande rechten verkrijgt of verplichtingen op zich neemt die het in de eerste twee artikelleden bedoelde domein te buiten gaan.
2.3 Dit Convenant staat er niet aan in de weg dat Partijen ook buiten het kader van dit Convenant en het Platform maatregelen nemen, besluiten vaststellen en/of overeenkomsten sluiten verband houdend met de in de overwegingen (a).1 tot en met (a).3 beschreven problematiek.
2.4 De Partij die gebruik maakt van haar rechten uit hoofde van het derde artikellid neemt evenwel de verplichting op zich om:
(i) zoveel mogelijk te voorkomen dat de onder de vigeur van het Platform genomen, te nemen en uit te voeren maatregelen worden doorkruist en:
(ii) op verzoek van één of meer andere Partijen na te gaan of zij bereid en in staat is de beoogde of reeds genomen maatregelen, besluiten of overeenkomsten alsnog, op de wijze voorzien in artikel 5 (wijzigingen van het convenant), onderdeel van dit Convenant te laten zijn.
3 Platform Utrecht Bereikbaar
3.1 Partijen zullen periodiek overleggen over de in overwegingen (a).1 tot en met (a).3 beschreven problematiek, over het maatregelenpakket waartoe in verband daarmee is besloten, over de uitvoering en financiering van die maatregelen, over de toereikendheid van die maatregelen en over eventuele aanvullende maatregelen en de financiering daarvan, waaronder beloningsmaatregelen ter bevordering van spitsmijden.
3.2 Dat periodieke overleg zal plaatsvinden onder de benaming “Platform Utrecht Bereikbaar” (hierna te noemen: “Platform”). Het Platform is slechts een overlegforum. Het Platform heeft geen rechtspersoonlijkheid, is geen personenvennootschap, heeft geen eigen vermogen en kan geen verplichtingen met derden aangaan. Partijen en de Stichting mogen dan ook niet namens of ten name van het Platform verplichtingen aangaan dan wel aan het rechtsverkeer
deelnemen. De Partij – en ook de Stichting – die in naam van het Platform verplichtingen aangaat, aanvaardt deze ten volle als haar eigen verplichtingen en staat jegens de (andere) Partijen in voor de nakoming van die verplichtingen.
3.3 Elke Partij draagt zorg voor vertegenwoordiging op bestuursniveau in de vergaderingen van het Platform, opdat de voortgang van de werkzaamheden beschreven in overweging (b) geen vertraging ondervinden.
3.4 Tenzij uitdrukkelijk anders in dit Convenant geregeld, beslissen Partijen bij wege van unanimiteit.
3.5 Technisch voorzitter van het Platform is de xxxx X. Xxxxxxx. Mocht de xxxx Xxxxxxx defungeren of op andere wijze zijn voorzitterschap niet meer kunnen uitoefenen, dan dragen de leden van het Platform gezamenlijk zorg voor het zoeken van een nieuwe voorzitter. Bij tijdelijke ontstentenis of belet van de xxxx Xxxxxxx, wijzen de leden van het Platform tijdelijk één van haar functionarissen aan als voorzitter.
3.6 Het Platform zal vijfmaal per jaar of zoveel vaker als door de voorzitter, al dan niet op verzoek van één of meer Partijen, vergaderen. Vergaderdata, vergadertijdstippen en vergaderlocaties worden door de voorzitter in overleg met Partijen vastgesteld.
4 Status van besluiten van de Partijen
4.1 Tenzij uitdrukkelijk anders in dit Convenant geregeld hebben de ter Platformvergadering genomen besluiten het karakter van inspanningsverplichtingen.
4.2 Onverminderd de wenselijkheid en de bevoegdheid van Partijen uitvoering te geven aan Platformbesluiten verplichten de Platformbesluiten er in elk geval toe dat de meest gerede Partij of Partijen de verplichting op zich neemt of nemen:
(i) te onderzoeken of en onder welke voorwaarden de ter uitvoering van dat besluit noodzakelijke maatregelen daadwerkelijk genomen kunnen worden
(ii) na te gaan of bij de daartoe bevoegde organen de bereidheid bestaat tot die maatregelen te besluiten, en:
(iii) zo deze bereidheid bestaat, de daartoe strekkende besluitvorming of contractsvorming zoveel mogelijk te bevorderen.
4.3 Indien de toepassing van het in het vorige lid bepaalde daadwerkelijk leidt tot door afzonderlijke Partijen genomen (nadere of uitvoerings-) besluiten, gesloten overeenkomsten of genomen (feitelijke) maatregelen stellen de betrokken Partijen de overige Partijen daarvan in kennis – zoveel mogelijk onder opgave van dan wel vergezeld van een raming van de financiële waarde daarvan – en verstrekken de betrokken Partijen de Stichting zoveel mogelijk kopieën van de desbetreffende besluiten, overeenkomsten of beschrijvingen van de genomen maatregelen.
5 Wijziging van het convenant
5.1 Wijzigingen van dit Convenant – aanvullingen daaronder begrepen – kunnen slechts langs de volgende weg tot stad komen:
(i) Indien Platformbesluiten gericht zijn op wijziging van het in dit Convenant bepaalde zal ter uitvoering daarvan de Stichting een concept-wijzigingsovereenkomst opstellen;
(ii) Deze concept-wijzigingsovereenkomst zal ter akkoordbevinding aan elk der Partijen worden voorgelegd;
(iii) Partijen kunnen van hun instemming blijk geven door de concept- wijzigingsovereenkomst – al dan niet ter Platformvergadering - bevoegdelijk te doen ondertekenen dan wel door toezending van een bevoegdelijk getekende brief aan de Stichting waaruit van die instemming blijkt;
(iv) Tenzij elders in dit Convenant anders geregeld heeft een wijziging van dit Convenant eerst dan rechtsgevolgen vanaf het moment dat alle Partijen op de wijze in onderdeel
(iii) van dit lid voorzien hebben ingestemd met de concept-wijzigingsovereenkomst.
5.2 De mede met de uitvoering van dit Convenant belaste Stichting bedoeld in artikel 11 informeert Partijen zo spoedig mogelijk over aldus in werking getreden wijzigingen, zulks onder toezending aan alle Partijen van een kopie van de namens alle Partijen ondertekende wijzigingsovereenkomst.
5.3 Vertragingen in het doen van deze mededelingen door de Stichting staan niet in de weg aan inwerkingtreding overeenkomstig onderdeel (iv) van het eerste artikellid.
6 Toetreding
6.1 Partijen kunnen bij unanimiteit besluiten tot toelating van andere partijen tot dit Convenant, al dan niet onder het stellen van voorwaarden inzake de prestaties – financieel of anderszins
– die als randvoorwaarde aan de toetreding of uittreding verbonden zullen zijn.
6.2 In afwijking van het eerste artikellid zijn RWS, de Gemeente Utrecht, de Provincie Utrecht en BRU gevieren en met eenparigheid van hun stemmen bevoegd – al dan niet onder voorwaarden – nieuwe partijen tot dit Convenant toe te laten, indien die toelating de financiële belangen van RWS, de Gemeente Utrecht, de Provincie Utrecht en/of BRU dient. RWS, de Gemeente Utrecht, de Provincie Utrecht en BRU zijn bij de uitoefening van deze bevoegdheid verplicht acht te slaan op de redelijke belangen van de overige Partijen, waarnodig door het stellen van randvoorwaarden voor toetreding.
6.3 Behoudens andersluidende afspraken met toetredende partijen binden deze partijen zich aan de dan geldende versie van dit Convenant, wijzigingen als bedoeld in artikel 5 (wijzigingen van het convenant) en toetredingen en uittredingen als geregeld in dit artikel 6 (toetreding) respectievelijk artikel 7 (uittreding) daaronder begrepen.
6.4 De toelating van nieuwe Partijen tot dit convenant vindt plaats op basis van een daartoe strekkende wijzigingsovereenkomst die tot stand wordt gebracht op de wijze voorzien in artikel 5 (wijziging van het convenant). Indien toepassing is gegeven aan artikel 6, tweede
artikellid, volstaat – in afwijking van het in artikel 5 (wijziging van het convenant) bepaalde – de instemming van RWS, de Gemeente Utrecht, de Provincie Utrecht en BRU.
7 Uittreding
7.1 Het staat elk der deelnemende Partijen vrij door een schriftelijk bericht aan de resterende Partijen haar deelname aan dit Convenant te beëindigen, zonder dat de uittredende Partij tot schadevergoeding gehouden te zijn.
7.2 Het eerste artikellid laat evenwel onverlet dat de uittredende Partij gehouden blijft tot hetgeen zij zich voor de uittreding reeds had verbonden. Daartoe behoren in elk geval de verplichtingen uit hoofde van artikel 9 van dit Convenant en de verplichtingen voortvloeiend uit het ten tijde van de uittreding geldende Uitvoerings- en realisatieplan bedoeld in artikel 8 van dit Convenant.
7.3 Partijen nemen de verplichting op zich om voorafgaand aan een uittredingsbericht als bedoeld in het eerste artikellid éénmaal deel te nemen aan een specifiek daarop betrekking hebbend overleg, waarbij elk der Partijen de verplichting op zich neemt zich op bestuursniveau te laten vertegenwoordigen. Dat overleg zal tot doel hebben na te gaan of de uittreding kan worden vermeden.
7.4 De Stichting zal mede ten behoeve van het in lid 3 bedoelde overleg aan alle Partijen een opgave doen van de verplichtingen die de Partij die wenst uit te treden reeds op zich heeft genomen.
8 Uitvoerings- en realisatieplan
8.1 De Stichting zal na inwerkingtreding van dit Convenant in overleg met Partijen een concept uitvoerings- en realisatieplan opstellen voor elk van de in het maatregelenpakket beschreven maatregelen opstellen, waarbij elk van deze maatregelen zal zijn voorzien van een planning en, eventueel, een fasering van de uitvoering, en waarbij voor elk van deze maatregelen zal worden aangegeven welke prestaties van elk der Partijen noodzakelijk zijn voor deze uitvoering en realisatie. Het concept-uitvoerings- en realisatieplan wordt opgesteld met in achtneming van de tussen Partijen geldende en in artikel 9, derde artikellid, geldende financiële verdeelsleutel en het concept-uitvoerings- en realisatieplan zal verder waar nodig zijn voorzien van een geactualiseerde Projectbegroting, geactualiseerde Liquiditeitsbegroting en/of geactualiseerd Schema van Bevoorschotting, waaruit voor elk van de betreffende Partijen geactualiseerd zal worden aangegeven tot welke bijdrage en welke bevoorschotting zij zich verbinden ter realisatie van de maatregelen.
8.2 Dat concept zal op de wijze voorzien in artikel 5 (wijzigingen van het convenant) tot onderdeel van dit Convenant worden gemaakt, aldus dat dit concept als concept- wijzigingsovereenkomst in procedure zal worden gebracht. Onverminderd het eerste artikellid, heeft dit Convenant als opschortende voorwaarde dat alle Partijen hun instemming aan dit plan hebben gegeven.
8.3 Indien Partijen langs de weg van artikel 5 (wijziging van het convenant) niet binnen één maand na toezending van het in het eerste artikellid bedoelde concept overeenstemming hebben bereikt, zullen Partijen eenmaal deelnemen aan een specifiek op dit concept betrekking hebbend overleg, waarbij elk der Partijen de verplichting op zich neemt zich bevoegdelijk en op bestuursniveau te laten vertegenwoordigen. Indien dat overleg niet tot overeenstemming leidt, is elk der Partijen bevoegd tot schriftelijke opzegging van dit Convenant. Opzegging door één der Partijen maakt een einde aan dit Convenant tussen alle Partijen.
8.4 Nadat Partijen, op de wijze voorzien in artikel 5 juncto artikel 8 lid 2, voor de eerste maal een uitvoerings- en realisatieplan vaststelden, zal de Stichting, steeds wanneer Partijen voorstellen daartoe doen of daartoe anderszins aanleiding bestaat, voorstellen doen voor aanpassingen van het uitvoerings- en realisatieplan door middel van de indiening van voorstellen voor vervolgversies van het uitvoerings- en realisatieplan. Het bepaalde in artikel 5 is op die voorstellen van toepassing.
9 Verplichtingen van Partijen
9.1 Partijen nemen jegens elkaar de verplichting op zich tot uitvoering van de in het maatregelenpakket beschreven maatregelen zulks met inachtneming van de concretisering daarvan in het uitvoerings- en realisatieplan waaraan Partijen op de voet van artikel 8, eerste artikellid, hun instemming gaven.
9.2 Partijen nemen voorts de verplichting op zich om nadere maatregelen, aan dit convenant toegevoegd op de wijze voorzien in artikel 5 (wijziging van het convenant), uit te voeren, zulks met inachtneming van de tegelijk met die nadere maatregelen vast te stellen uitvoerings- en realisatievoorwaarden.
9.3 (i) Onverminderd de verplichtingen voortvloeiend uit de leden 1 en 2 en uit hetgeen hierna specifiek met betrekking tot openbaar vervoer is geregeld nemen Partijen de verplichting op zich gedurende het tijdvak 2008 tot en met 2010 een bijdrage te leveren aan bestrijding van de kosten van de uitvoering en de realisatie van de in het maatregelenpakket beschreven maatregelen tot maximaal het achter de naam van de desbetreffende Partij genoemde bedrag:
a. RWS € 9.872.500,=
b. Provincie Utrecht € 1.795.000,=
c. BRU € 2.670.000,=
d. Gemeente Utrecht € 7.717.000,=.
(ii) Met het oog op de door de Stichting te realiseren verkoopopbrengst van Utrecht Bereikbaarpassen onder de Utrechtse werkgevers van ten minste € 8.610.000,- nemen KvK en Werkgevers de in artikel 10, lid 4 van dit Convenant nader geconcretiseerde verplichting op zich om de verkoop van Utrecht Bereikbaarpassen door de Stichting aan de bij KvK en Werkgevers aangesloten ondernemingen zoveel mogelijk te bevorderen.
9.4 De verplichting tot het leveren van de in lid 3 onder a tot en met d bedoelde bijdragen zal niet verder strekken dan ter dekking van de kosten van daadwerkelijk genomen maatregelen, verminderd met de opbrengsten die met deze maatregelen worden gegenereerd. De bijdragen die de in lid 3 onder a tot en met d bedoelde Partijen verschuldigd zijn, worden voor elk van deze Partijen berekend door het resultaat van de berekening uit de vorige volzin van dit lid 4 (kosten minus opbrengsten) naar rato van de in lid 3 onder a tot en met d genoemde bedragen te verdelen over deze Partijen.
9.5 De KvK en Werkgevers zullen uitvoering aan hun verplichtingen geven op de wijze geregeld in artikel 10, lid 4. De overige Partijen zullen de uitvoering van hun verplichtingen aldus ter hand nemen dat zij:
a. ofwel de Stichting als uitvoeringsorganisatie door tijdige subsidieverlening overeenkomstig de als bijlage IV bijgevoegde concept-subsidieverleningsbesluiten en door tijdige betaling van en bevoorschotting op de in het derde artikellid genoemde bedragen - overeenkomstig het als bijlage III bijgevoegde Schema van Bevoorschotting - in staat zullen stellen de bedoelde maatregelen binnen de daarvoor voorziene fasering en/of planning uit te voeren; Partijen beschouwen de ondertekening van dit Convenant als een tot die subsidieverleningen strekkende aanvraag.
b. ofwel zelf, overeenkomstig het vigerende uitvoerings- en realisatieplan, de tijdige uitvoering van daarin als door de betreffende Partij uit te voeren maatregelen of maatregelen ter hand (doen) nemen, zulks onder dienovereenkomstige verlaging van de subsidieaanspraken;
c. ofwel door verrekening van de subsidieaanspraken van de Stichting met de door de desbetreffende Partijen reeds voor de ondertekening van dit Convenant betaalde kosten als gespecificeerd in bijlage VI bij dit Convenant.
9.6 Voor de toepassing van lid 5 onder b geldt het vigerende uitvoerings- en realisatieplan, zijnde het uitvoerings- en realisatieplan dat op de voet van artikel 8 leden 1 tot en met 3 is vastgesteld. Elk der Partijen is evenwel bevoegd voorstellen voor vervolgversies van het uitvoerings- en realisatieplan te doen die zijn gericht op het (alsnog) in eigen beheer uitvoeren van nadere onderdelen van het maatregelenpakket. Deze voorstellen zullen langs de weg van artikel 8 lid 4 van dit Convenant behandeld worden en onderdeel van dit Convenant kunnen worden. Partijen zullen daarbij slechts gerechtigd zijn hun aanvaarding van deze voorstellen voor vervolgversies van het uitvoerings- en realisatieplan te onthouden indien de uitvoering in eigen beheer door de betreffende Partij voor een andere Partij onredelijk bezwarend zou zijn.
9.7 De in lid 6 bedoelde bevoegdheid neemt een einde vanaf het moment waarop de Stichting verplichtingen jegens derden inzake de bedoelde maatregel of maatregelen is aangegaan die niet of slechts tegen aanmerkelijke kosten ongedaan gemaakt kunnen worden.
9.8 Indien en voorzover Partijen toepassing geven aan hun bevoegdheden als bedoeld in lid 5 onder b – in voorkomend geval na toepassing te hebben gegeven aan de bevoegdheid bedoeld in lid 6 – zal de waarde van de aldus door de betreffende Partij uitgevoerde maatregel in mindering worden gebracht op de ten gunste van de Stichting door het aan
deze Partij verbonden bestuursorgaan vast te stellen subsidie en zal dit bestuursorgaan gerechtigd zijn de bevoorschotting van de ten laste van deze Partij vallende subsidie dienovereenkomstig te verminderen.
9.9 Bij de toepassing van lid 8 wordt de waarde van de in eigen beheer door Partijen uit te voeren maatregel bepaald op de kosten van die maatregel als blijkend uit de Projectbegroting.
9.10 Indien de waarde van de in eigen beheer door een der Partijen uit te voeren maatregel of maatregelen groter is dan het in artikel 9, lid 3 onder a. tot en met d. bij de betreffende Partij genoemde bedrag, zullen de Stichting en de betreffende uitvoerende Partij in overleg treden met de andere Partijen teneinde te bewerkstelligen dat tot het bedrag van dit verschil aan de Stichting verleende subsidies verlegd zullen worden naar de betreffende uitvoerende Partij. Partijen en de Stichting zijn over en weer gehouden zoveel als redelijkerwijs van hen kan worden verlangd aan die verlegging mee te werken.
9.11.a De verplichtingen waartoe Partijen zich in dit artikel verbinden, omvatten onder meer ook de voorbereiding en het nemen van voor die uitvoering noodzakelijke publiekrechtelijke besluiten, zoals de in dit Convenant bedoelde subsidiebesluiten, eventuele ontheffingen als bedoeld in de Wp 2000 en ontheffingen bedoeld in de Wegenverkeerswetgeving. Partijen onderkennen daarbij, dat deze besluiten onderworpen zijn aan publiekrechtelijke regelgeving en onderkennen dat deze regelgeving – al dan niet na rechterlijke tussenkomst – in de weg kan staan aan het nemen van de voor uitvoering noodzakelijke besluiten. Indien deze situatie zich voordoet zullen Partijen geen nakoming of schadevergoeding kunnen vorderen, maar hebben zij de verplichting de niet-uitvoerbare verplichting zoveel mogelijk te vervangen door gelijkwaardige verplichtingen. Partijen zijn daartoe over en weer gehouden overeenkomstig de eisen van de redelijkheid en de billijkheid te zoeken naar alternatieve oplossingen.
9.11.b Partijen komen overeen, dat beleidsmatige c.q. politieke wijzigingen van inzicht die aanleiding geven of kunnen geven tot andere besluiten dan de besluiten die dienen voort te vloeien uit dit Convenant niet onder het hiervoor in artikel 9.11.a bepaalde vallen en Partijen dus niet ontslaan van de nakoming van de verplichtingen van dit Convenant, zulks evenwel onverminderd de bevoegdheid van de subsidiegevende Partijen tot het maken van het begrotingsvoorbehoud zoals dit is verwoord in artikel 6 van de als Bijlage IV bij het Convenant gevoegde concept-subsidiebeschikkingen.
9.11.c De Partij die artikel 9.11.a wil inroepen doet zulks door een schriftelijke en zoveel mogelijk voorafgaande mededeling aan de andere Partijen. Indien een der andere Partijen van oordeel is dat artikel 9.11.a ten onrechte wordt ingeroepen en Partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken zullen zij - in afwijking van het bepaalde in artikel 14 - hun geschil door middel van bindend advies doen beslechten. Het bindend advies zal zowel naar inhoud als naar wijze van totstandkoming recht doen aan de publiekrechtelijke verplichtingen van de Partij die artikel 9.11.a wil inroepen, onder meer ook aan de wettelijke besluitvormingstermijnen.
9.11.d Tenzij Partijen gezamenlijk één bindend adviseur aanwijzen zal de Partij die artikel 9.11.a wenst in te roepen enerzijds en de Partijen die zich daartegen verzetten anderzijds elk één bindend adviseur mogen benoemen, die gezamenlijk een derde bindend adviseur benoemen die tevens als hun voorzitter zal optreden. Benoembaar als bindend adviseur zijn slechts onafhankelijke derden, met aantoonbare expertise op het terrein van het bestuursrecht. Partijen zullen de kosten van bindend advies delen.
9.11.e Partijen zijn gehouden het bindend advies op te volgen. Indien het overeenkomstig het bindend advies genomen besluit door de bestuursrechter wordt vernietigd komt de betreffende Partij alsnog een beroep op artikel 9.11.a toe.
10 Verplichtingen in verband met Collectief Vervoer
10.1 Partijen beogen voor de periode vanaf 1 september 2008 collectief personenvervoer te realiseren dat aanvullend zal zijn op het bestaande openbaar vervoer dat in het geografisch gebied van dit Convenant wordt uitgevoerd.
10.2 In het uitvoerings- en realisatieplan zal dit aanvullende collectieve personenvervoer nader worden geconcretiseerd, waarbij met name zullen worden aangegeven:
1. de corridors/lijnen/routes waarop aanvullend vervoer zal worden aangeboden;
2. de voertuigsoorten die ingezet zullen worden;
3. de frequenties waarmee deze voertuigen op de betreffende corridors/lijnen/routes ingezet zullen worden;
4. de aard van dit collectieve vervoer per corridor/lijn/route (openbaar vervoer of besloten vervoer);
5. de partij (een of meer Partijen dan wel de Stichting dan wel een van de aan het projectgebied omliggende vervoersautoriteiten) die als opdrachtgever van het vervoer zal optreden;
6. de aard van de rechtsverhouding (meerwerk; concessieaanpassing; inkoopcontract en flankerende ontheffing c.q. gedoogbepaling) op basis waarvan dat vervoer zal plaatsvinden;
7. de kosten van dit vervoer per eenheid, alsmede de dekking van deze kosten;
8. de ten behoeve van dit vervoer eventueel te verlenen ontheffingen als bedoeld in artikel 29 Wp 2000 en de ten behoeve daarvan eventueel te verlenen ontheffingen voor gebruikmaking van vluchtstroken, zowel die afkomstig van Partijen als die afkomstig van andere tot verlening van concessies als bedoeld in artikel 19 Wp 2000 bevoegde autoriteiten.
10.3 Indien de op maatregelen van collectief vervoer betrekking hebbende onderdelen van het uitvoerings- en realisatieplan niet voor 1 november 2008 zijn goedgekeurd dan wel de voor het in de eerste twee artikelleden bedoelde vervoer noodzakelijke rechtshandelingen niet voor 1 januari 2009 zijn gerealiseerd, heeft zulks - behoudens een besluit tot verlenging - tot gevolg dat de bepalingen van dit Convenant die betrekking hebben op collectief vervoer zoals beschreven in die artikelleden komen te vervallen in de mate waarin deze maatregelen geen doorgang kunnen vinden en heeft dit tot gevolg dat de financiële verplichtingen van Partijen dienovereenkomstig worden verminderd met de componenten die blijkens Projectbegroting
op collectief vervoer of op het betreffende deel van collectief vervoer dat niet gerealiseerd kan worden betrekking hebben. Partijen zullen in dat geval in onderling overleg, volgens de procedure geregeld in artikel 5 (wijzigingen van het Convenant), bezien of op andere wijze in collectief personenvervoer kan worden voorzien.
10.4 De KvK en de Werkgevers nemen ieder voor zich en tezamen de inspanningsverplichting op zich om het gebruik van het in dit artikel omschreven collectief vervoer en de verkoop van Utrecht Bereikbaarpassen door de Stichting – met name ten behoeve van werknemers van de bij hen aangesloten ondernemingen werkzaam binnen het projectgebied – zoveel mogelijk te bevorderen. Zij zullen daartoe in elk geval de in bijlage VII omschreven maatregelen nemen. Indien de verkoop van Utrecht Bereikbaarpassen achterloopt bij de in het Projectbegroting en Liquiditeitsbegroting geraamde afzet zijn de subsidiegevende Partijen bevoegd hun bevoorschotting navenant te verlagen.
10.5 Partijen onderkennen, dat het realiseren van het vervoer in overeenstemming met de eerste twee artikelleden, niet toereikend is voor het succes van de maatregel bestaande in collectief vervoer maar dat de beoogde maatregelen onderling samenhangen en dat in verband daarmee ook adequaat en tijdig zal moeten zijn voorzien in de uitvoering van andere maatregelen als bedoeld in dit Convenant. Partijen aanvaarden in verband daarmee dat, wanneer zij aanmerkelijk tekortschieten in de nakoming van hun eigen verplichtingen verband houdend met collectief vervoer, zij de financiële gevolgen voor hun rekening nemen die daaruit voor RWS, Gemeente Utrecht, Provincie Utrecht en BRU als subsidiegevers voortvloeien. Het bepaalde in artikel 9.11 is hierop evenwel van overeenkomstige toepassing.
10.6 Partijen stellen in verband met het onderhavige vervoer verder vast, dat – voorzover zulks de vorm van openbaar vervoer zal hebben – zulks uit hoofde van de Wet personenvervoer 2000 verboden is, tenzij een daartoe strekkende concessie c.q. ontheffing is verleend dan wel dit vervoer uit hoofde van specifieke concessiebepalingen gedoogd moet worden. Gelet op de tijdelijke en plaatselijke aard van het beoogde openbaar vervoer en gelet op de milieuvoordelen en de economische voordelen die dit openbaar vervoer heeft, zeggen Partijen toe dat zij het zoveel mogelijk daarheen zullen leiden dat ten behoeve van dit vervoer waar nodig ontheffingen of concessieaanpassingen zullen worden verleend of bewerkstelligd c.q. meerwerkopdrachten zullen worden verstrekt en zeggen zij voorts toe de OV-autoriteiten bevoegd in de gebieden grenzend aan het projectgebied te zullen verzoeken mee te werken aan verlening van de nodige ontheffingen dan wel het doorvoeren van de nodige concessieaanpassingen de Provincie Utrecht, BRU, de Provincie Zuid-Holland en de Provincie Noord-Brabant toe dat zij het daarheen zullen leiden dat begunstigend zal worden beschikt op de aanvraag van een ontheffing voor openbaar vervoer als beschreven in de eerste twee artikelleden, voor zover dat noodzakelijk is. Het bepaalde in artikel 9.11 is hierop evenwel van overeenkomstige toepassing.
10.7 Ter voorkoming en ter beperking van ondanks de uit dit Convenant voortvloeiende maatregelen resterende hinder voor bestaand openbaar vervoer en met het oog op de dekking van de kosten van (resterende) hinder voor openbaar vervoer komen RWS, de Provincie, de Gemeente en BRU voorts overeen dat zij – daartoe met elkaar onderhandelend
langs maatstaven van redelijkheid, billijkheid en behoorlijk bestuur - binnen drie maanden na ondertekening van het Convenant afspraken zullen maken gericht op:
◻ het tot stand brengen en bewaken van een zodanige planning en inrichting van de binnen de scope van dit Convenant vallende (weg)werkzaamheden dat hinder voor openbaar vervoer - omrijden en vertragingen daaronder begrepen – zoveel mogelijk worden voorkomen;
◻ het verdelen of toedelen van de eventuele resterende kosten van hinder – ten laste van de Provincie en BRU vallende omrijkosten c.q. kosten van vertraging c.q. (te compenseren) verminderde opbrengsten daaronder begrepen - over dan wel aan de betrokken Partijen, waarbij enerzijds de Provincie en BRU zich verplichten om binnen één maand na ondertekening van het Convenant een uitgewerkt voorstel aan de Gemeente voor te leggen en waarbij anderzijds de Gemeente en de Provincie zich verplichten om BRU tijdig de daartoe noodzakelijke informatie omtrent onder meer (beoogde) werkzaamheden aan te reiken.
11 De Stichting
11.1 Partijen komen met elkaar en met de Stichting overeen dat de Stichting uitvoeringsorganisatie voor de uit hoofde van dit Convenant uit te voeren maatregelen zal zijn. De Stichting neemt deze verplichting op zich en zal zich bij de uitvoering daarvan laten leiden door de belangen van de andere Partijen. De Stichting heeft in dit verband jegens de Partijen aanspraak op vergoedingen voor deze werkzaamheden, welke aanspraak wordt ingevuld door de in het Convenant (artikel 9.3) vastgelegde subsidietoezeggingen van een aantal van de Partijen ten gunste van de Stichting, ter financiering van de maatregelen waartoe de in het Platform samenwerkende Partijen hebben besloten.
11.2 Tot het moment waarop de in artikel 9, lid 5 bedoelde subsidiebeschikkingen zijn vastgesteld en uit dien hoofde bevoorschotting ter hand kan worden genomen zal de Stichting de in het raam van dit Convenant en binnen de grenzen van de Projectbegroting te maken kosten na voorafgaande opgave aan en goedkeuring door de subsidiegevende Partijen kunnen declareren bij de subsidiegevende Partijen, in de verhouding van hun bijdragen als genoemd in artikel 9, lid 3 onder a – d. De aldus aan de Stichting betaalde bedragen zullen worden behandeld op de wijze voorzien in artikel 9, lid 5 onder c.
11.3 Partijen kunnen de Stichting door middel van nadere besluiten bindende instructies geven omtrent de wijze waarop de Stichting uitvoering geeft aan haar verplichtingen. Die besluiten kunnen in voorkomend geval met name ook de strekking hebben de Stichting te verbieden nieuwe verplichtingen aan te gaan. De Stichting is gehouden zich naar deze besluiten te richten.
11.4 Indien zwaarwegende financiële belangen dit eisen zijn RWS, de Gemeente Utrecht, de Provincie Utrecht en BRU ook gevieren bevoegd bij wege van een eenparig door deze vier Partijen genomen besluit – welk besluit ook buiten voltallige Platformvergaderingen kan worden genomen – een voor de Stichting bindend besluit te nemen dat gericht kan zijn op het voorkomen van nieuwe financiële verplichtingen. Partijen zullen na het nemen van een
dergelijk besluit bij elkaar te rade gaan om te bezien of de verplichtingen van Partijen uit hoofde van dit convenant dientengevolge aanpassing behoeven.
11.5 De Stichting neemt de verplichting op zich een deugdelijke administratie te voeren die onder meer beantwoordt aan de eisen neergelegd in de artikelen 4:69 Awb en 4:76 Awb. De Stichting zal het daarheen leiden dat zij voor BTW-vooraftrek in aanmerking komt. De Stichting zal – mits tegen redelijke condities te verkrijgen – adequate verzekeringsdekking verzorgen. De Stichting zal voorts – naast haar eigen administratie – de administratie van het project Utrecht Bereikbaar verzorgen.
11.6 De Stichting informeert de leden van het Platform Utrecht Bereikbaar op elke Platformvergadering over haar werkzaamheden, waaronder met name ook (i) de vorderingen inzake de uit hoofde van dit Convenant uit te voeren maatregelen en (ii) de daartoe plaatsgehad hebbende besteding en ontvangst van middelen, alsmede de door haar dan wel door Partijen daartoe aangegane privaatrechtelijke en publiekrechtelijke verplichtingen, een en ander afgezet tegen Projectbegroting en (iii) alle kwesties waarover één of meer van de overige Partijen voorlichting of verantwoording vragen, onverminderd de verplichting van de Stichting verantwoording af te leggen over de door haar verkregen subsidies van de respectieve leden van het Platform Utrecht Bereikbaar.
11.7 De Stichting informeert voorts ongevraagd en ten spoedigste wanneer er aanleiding is voor de vrees dat de Stichting in financiële problemen raakt, in rechte wordt aangesproken of zich andere de normale operationele omstandigheden van de Stichting te buiten gaande kwestie voordoet.
11.8 De Stichting neemt de verplichting op zich alle uit hoofde van dit Convenant uit te voeren maatregelen uit te voeren en is daartoe ook bevoegd, behoudens in de gevallen waarin:
◻ de maatregelen blijkens (vervolgversies van) het uitvoerings- en realisatieplan als bedoeld in artikel 8 (uitvoerings- en realisatieplan) door andere Partijen zelf uitgevoerd worden en die uitvoering slechts door de Stichting worden geadministreerd;
◻ de maatregelen terzake waarvan de Stichting volgens het uitvoerings- en realisatieplan (voor)financiering zou moeten ontvangen door de desbetreffende Partij niet toereikend wordt (voor)gefinancierd c.q. de afzet van Utrecht Bereikbaarpassen achterloopt bij de afzet als geraamd in het uitvoerings- en realisatieplan.
11.9 De Stichting is niet bevoegd Partijen in rechte aan te spreken inzake de uitvoering van de in het raam van dit Convenant vastgestelde maatregelen, maar heeft die bevoegdheid in voorkomend geval slechts inzake de eigen rechten van de Stichting uit hoofde van dit Convenant.
11.10 De Stichting is bevoegd ter uitvoering van haar verplichtingen derden in te schakelen.
11.11 Het staat de Stichting gedurende de looptijd van het Convenant niet vrij om zonder toestemming van Partijen naast de uitvoering van het Convenant nog andere werkzaamheden te ontplooien. De Stichting neemt de verplichting op zich de toegestane
nevenwerkzaamheden gescheiden van de werkzaamheden uit hoofde van dit Convenant te administreren.
11.12 De Stichting wordt door Partijen de bevoegdheid verleend Utrecht Bereikbaarpassen uit te geven c.q. uit te doen geven, onder de voorwaarde i) dat de ten behoeve van collectief vervoer uit hoofde van dit Convenant in te schakelen vervoerbedrijven worden aangewezen als vervoerder in de zin van boek 8 BW en ii) dat bij de uitgifte van deze passen wordt geëxpliciteerd dat de vervoersaanspraken die op basis daarvan door reizigers jegens de vervoerder kunnen worden uitgeoefend beperkt kunnen worden, met name ook door beperking van het vervoersaanbod bij tegenvallende afname daarvan.
11.13 De Stichting zal de uitvoering van haar uit hoofde van dit Convenant te verrichten werkzaamheden en de in verband daarmee te verrichten rechtshandelingen zoveel als dat mogelijk is zo inrichten en vormgeven, dat - na ommekomst van het project Utrecht Bereikbaar - de in verband met dit Convenant door de Stichting ontwikkelde of verworven activa in overeenstemming met de dan actuele beleidsdoelen van de aan dit Convenant deelnemende Partijen een bestemming kan worden gegeven. De Stichting zal Partijen daartoe zo vroeg mogelijk informeren omtrent dergelijke voor herbestemming beschikbaar komende activa.
11.14In verband met de in artikel 11, lid 13 bedoelde verplichting zal de Stichting de door haar eventueel te verwerven activa zoveel mogelijk overdraagbaar maken en overeenkomstig de aanwijzingen van Partijen overdragen.
11.15 In verband met het in artikel 11, leden 13 en 14 bepaalde neemt de Stichting de verplichting op zich om:
◻ over te gaan tot merkrechtelijk depot van de te gebruiken (beeld)merk en in verband met Utrecht Bereikbaarpassen, tenzij Partijen uit kostenoverwegingen de Stichting van deze verplichting ontslaan;
◻ aan elk der Partijen op eerste verzoek en zonder kosten of vergoeding een licentie te verlenen terzake van het gebruik van dit (beeld)merk, e.e.a. met het recht sublicenties te verlenen;
◻ in verband hiermee aan elk der Partijen tegelijkertijd en eveneens zonder kosten of vergoeding auteursrechtelijk toestemming voor het gebruik van dit (beeld)merk te verlenen en tevens (auteursrechtelijk) toestemming te geven voor het gebruik van het door de Stichting gehanteerde ontwerp voor deze pas of passen, e.e.a. eveneens met het recht derden dit gebruik toe te staan;
◻ dergelijke licenties niet aan anderen dan Partijen te verlenen.
11.16De Stichting doet in voorkomend geval onderzoek naar eventuele aanbestedings- verplichtingen in verband met de verschillende maatregelen. De Stichting zal over de uitkomsten daarvan aan Partijen rapporteren en overeenkomstig de aanwijzingen van Partijen handelen. Indien nodig en mogelijk zal de Stichting daartoe de subsidiegevende Partijen verzoeken om de desbetreffende onderdelen van het maatregelenpakket te doen realiseren met gebruikmaking van de mogelijkheden van deze Partijen om
(meerwerk)opdrachten te verlenen uit hoofde van door deze Partijen reeds eerder na daartoe strekkende aanbestedingen verleende opdrachten.
12 Communicatie
12.1 Partijen nemen de verplichting op zich een gezamenlijk communicatiebeleid inzake de in dit Convenant geregelde onderwerpen te ontwikkelen, actueel te houden en toe te passen.
12.2 Daar waar partijen elkaar vertrouwelijke informatie verstrekken nemen Partijen de inspanningsverplichting op zich deze vertrouwelijkheid te bewaren.
12.3 Partijen onderkennen en accepteren dat de Wet Openbaarheid van Bestuur, de Gemeentewet, de wet Gemeenschappelijke Regelingen en de Provinciewet verplichtingen tot openbaarmaking en verantwoording meebrengen die aan volledige uitvoering van het elders in dit artikel overeengekomene in de weg staan. Indien een Partij van oordeel is dat zij uitvoering moet geven aan deze openbaarmakings- of verantwoordingsverplichtingen heeft geen der andere Partijen noch de Stichting het recht zich daartegen met nakomingsvorderingen, schadevergoedingsvorderingen of anderszins tegen de verzetten.
13 Kosten en BTW
13.1 Partijen dragen tot de ondertekening van dit Convenant elk hun eigen kosten verband houdend met de totstandkoming van dit Convenant.
13.2 Voor de betaling en de financiering van de in dit Convenant bedoelde maatregelen geldt slechts het in dit Convenant bepaalde. Partijen verstaan dat zij over de periode voorafgaand aan deze inwerkingtreding over en weer niets van elkaar te vorderen hebben.
13.3 Alle bedragen genoemd in dit Convenant zijn exclusief omzetbelasting/BTW.
14 Geschilbeslechting
14.1 Van een geschil is sprake indien één of enkele Partijen zulks schriftelijk mededeelt aan één, meerdere of alle andere Partijen.
14.2 In geval van een geschil zullen Partijen tenminste eenmaal deelnemen aan een specifiek daarop betrekking hebbend overleg, waarbij elk der Partijen de verplichting op zich neemt zich bevoegdelijk op bestuursniveau te laten vertegenwoordigen. Dat overleg zal tot doel hebben na te gaan of het geschil in onderling overleg opgelost kan worden, al dan niet met aanpassing van dit Convenant.
14.3 Indien het in het tweede artikellid bedoelde overleg niet binnen een maand na de in lid 1 bedoelde schriftelijke mededeling een oplossing tot gevolg heeft staat het elk der Partijen vrij het geschil aan de bevoegde rechter voor te leggen. Voorzover zulks tot de vrije beschikking van Partijen behoort zullen zij hun geschil voorleggen aan de bevoegde rechter te Utrecht.
14.4 Voorzover de Stichting bevoegd is geschillen uit hoofde van dit Convenant aan de rechter voor te leggen zijn de leden 1 tot en met 3 van overeenkomstige toepassing.
15 Looptijd en ontbindende voorwaarden
15.1 Dit Convenant heeft een looptijd tot 1 januari 2012, onverminderd de bevoegdheid van Partijen een langere duur overeen te komen.
15.2 Dit Convenant wordt door BRU aangegaan onder de voorwaarde van instemming daarmee met het Algemeen Bestuur van BRU. Indien deze instemming niet wordt verleend zijn de andere Partijen bevoegd tot opzegging van dit Convenant.
16. Status van de bepalingen in dit Convenant
16.1 Tenzij uitdrukkelijk van het tegendeel blijkt hebben de in dit Convenant neergelegde bepalingen de strekking juridische verbintenissen in het leven te roepen.
16.2 Die verbintenissen zijn inspanningsverbintenissen, behoudens de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 9.3 en artikel 9.5 onder a, die resultaatsverbintenissen zijn, evenwel onverminderd het bepaalde in artikel 9.5 onder b en artikel 9.6.
16.3 De in het uitvoerings- en realisatieplan genoemde termijnen hebben geen fataal karakter.
16.4 Ondertekening van dit Convenant door de Stichting wordt door de Stichting en door Partijen tevens beschouwd als de indiening van aanvragen voor de in dit Convenant voorziene subsidieverleningsbesluiten en eventuele ontheffingen.
TEN BLIJKE WAARVAN
Dit Convenant is getekend te Utrecht op 12 september 2008 door:
Rijkswaterstaat Provincie Utrecht
………………………………………………… ……………………………………………
drs. I. xxx xxx Xxx mr. J.H. Ekkers
Bestuur Regio Utrecht Gemeente Utrecht
……………………………………………… ………………………………………..
X. Xxxxxxxx Th. de Weger
Kamer van Koophandel Midden-Nederland Stichting Utrecht Bereikbaar
…………………………………………… …………………………………………
xxx. X. Xxxxxxxx (voorzitter) X. Xxxxxxx
VNO-NCW Midden VNO-NCW Midden
………………………………………………… ………………………………………………
J.A. Xxxxxx-xxx Xxxxx (voorzitter) X.X. xx Xxxxx MSc (penningmeester)