REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES
G.R. 30/12/2015
REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Blz.
Artikel 1.0.1. Toepassingsgebied 8
Artikel 1.0.2. Xxxxxxx burgemeester 8
Artikel 1.0.3. Vlarem geluidsnormen 9
HOOFDSTUK 2. OPENBARE RUST
Afdeling 2.1. Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1. | Geluidsoverlast | 10 |
Artikel 2.1.2. | Niet-hinderlijk geluid | 10 |
Afdeling 2.2. Specifieke bepalingen
Artikel 2.2.1. | Laden en lossen | 10 |
Artikel 2.2.2. | Muziek | 10 |
Artikel 2.2.3. | Ontvang- en zendtoestellen | 11 |
Artikel 2.2.4. | Elektronisch versterkte muziek in voertuigen | 11 |
Artikel 2.2.5. | Voertuigen | 11 |
Artikel 2.2.6. | Voertuigen met luidsprekers of geluidsverwekkende hulpmiddelen | 11 |
Artikel 2.2.7. | Xxxxxxxxxxx of andere werktuigen | 11 |
Artikel 2.2.8. | Toestellen voor recreatief gebruik | 11 |
Artikel 2.2.9. | Wapens | 12 |
Artikel 2.2.10. | Vuurwerk en wensballonnen | 12 |
Artikel 2.2.11. | Luchtdrukkanonnen | 12 |
Artikel 2.2.12. | Dieren | 12 |
HOOFDSTUK 3. PREVENTIE TEGEN BRAND- EN
ONTPLOFFING VAN PUBLIEK TOEGANKELIJKE INRICHTINGEN
Afdeling 3.1. Doel en toepassingsgebied
Artikel 3.1.1. | Doel | 13 |
Artikel 3.1.2. | Toepassingsgebied | 13 |
Afdeling 3.2. Definities
Artikel 3.2.1. Definities 13
Afdeling 3.3. Brandveiligheidsnormen
Artikel 3.3.1. | Maximum aantal toegelaten personen: verantwoordelijkheid | |
verbod tot overschrijding en aanbrengen bord | 14 | |
Artikel 3.3.2. | Maximum aantal toegelaten personen: berekening | 14 |
Artikel 3.3.3. | Indeling | 15 |
Artikel 3.3.4. | Attesten uitgereikt vóór 1 januari 2016 | 15 |
Artikel 3.3.5. | Eventuele bijkomende veiligheidsmaatregelen | 15 |
Afdeling 3.4. Meldingsplicht bij nieuwe publiek toegankelijke inrichtingen < 100m²
Artikel 3.4.1. Meldingsplicht 15
Afdeling 3.5. Brandveiligheidsattest bij nieuwe publiek toegankelijke inrichtingen ≥ 100m²
Artikel 3.5.1. | Exploitatieverbod | 16 |
Artikel 3.5.2. | Procedure | 16 |
Artikel 3.5.3. | Geldigheidsduur | 16 |
Afdeling 3.6. | Handhaving en afwijkingen | |
Artikel 3.6.1. | Handhaving | 17 |
Artikel 3.6.2. | Afwijkingen | 17 |
Afdeling 3.7. Publiek toegankelijke inrichtingen – Openbare orde
Artikel 3.7.1. Sluiting 18
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING TEGEN BRAND- EN
PANIEKRISICO’S MET BETREKKING TOT PUBLIEK TOEGANKELIJKE EVENEMENTEN
Afdeling 4.1. Toepassingsgebied en definities
Artikel 4.1.1. | Algemeen | 19 |
Artikel 4.1.2. | Definities | 19 |
Afdeling 4.2. Inplanting en evacuatie
Artikel 4.2.1. | Inplanting | 20 |
Artikel 4.2.2. | Maximum aantal personen en bepalingen omtrent uitgangen | 21 |
Artikel 4.2.3. | Bouw van constructies en installaties | 22 |
Artikel 4.2.4. | Reddingstekens | 23 |
Artikel 4.2.5. | Veiligheidsverlichting | 23 |
Artikel 4.2.6. | Niet-vastbevestigde bekledingen en versieringen | 23 |
Afdeling 4.3. Brandbeveiligingsmiddelen en andere
voorzorgsmaatregelen
Artikel 4.3.1. | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Artikel 4.3.2. | Installaties met vloeibaar gemaakte petroleumgassen, aardgas, | |
elektriciteit, en/of fossiele brandstoffen | 24 | |
Artikel 4.3.3. | Bepalingen i.v.m. ballonnen, motorvoertuigen, vaartuigen | |
of machines | 25 |
Afdeling 4.4. Attesten – controles – afwijkingen - sancties
Artikel 4.4.1. | Voor te leggen attesten | 25 |
Artikel 4.4.2. | Controles | 25 |
Artikel 4.4.3. | Afwijkingen m.b.t. Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en | |
paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke | ||
evenementen | 25 | |
Artikel 4.4.4. | Sancties m.b.t. Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en | |
paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke | ||
evenementen | 26 |
HOOFDSTUK 5. PLAATSEN EN GEBRUIKEN VAN EEN
SLEUTELKLUIS
Artikel 5.0.1. | Algemeen | 27 |
Artikel 5.0.2. | Toelating burgemeester | 27 |
Artikel 5.0.3. | Hoofdsleutel | 27 |
Artikel 5.0.4. | Sticker sleutelkluis | 27 |
Artikel 5.0.5. | Plaatsing sleutelkluis | 27 |
Artikel 5.0.6. | Sleutels | 27 |
Artikel 5.0.7. | Onderhoud sleutelkluis | 28 |
Artikel 5.0.8. | Melding sleutelkluis | 28 |
HOOFDSTUK 6. BEHEER VAN HUISHOUDELIJKE
AFVALSTOFFEN EN VERGELIJKBARE BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Afdeling 6.1. Algemene bepalingen
Artikel 6.1.1. | Huishoudelijke afvalstoffen – definities | 29 |
Artikel 6.1.2. | Verboden afvalstoffen | 29 |
Artikel 6.1.3. | Vervoerders, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars | 29 |
Artikel 6.1.4. | Verbranden van afvalstoffen | 29 |
Artikel 6.1.5. | Sluikstorten van afvalstoffen | 30 |
Artikel 6.1.6. | Xxxxxxxx op privaat terrein | 31 |
Artikel 6.1.7. | Afvalstoffen – wijze van aanbieden en toezicht | 31 |
Artikel 6.1.8. | Afvalstoffen –wanneer en waar buitenplaatsen | 31 |
Artikel 6.1.9. | Afval op standplaatsen – voorzien van afvalrecipiënten | 32 |
Artikel 6.1.10. | Afval op standplaatsen – gescheiden inzameling | 32 |
Artikel 6.1.11. | Afval op standplaatsen – opstelling en aantal inzamelrecipiënten | 32 |
Artikel 6.1.12. | Afval op standplaatsen – lediging van de inzamelrecipiënten | 32 |
Artikel 6.1.13. | Reclamedrukwerk en gratis regionale pers | 32 |
Artikel 6.1.14. | Evenementen | 33 |
Afdeling 6.2. Inzameling van huisvuil en de gemengde
fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval
Artikel 6.2.1. | Definitie | 33 |
Artikel 6.2.2. | Inzameling | 33 |
Artikel 6.2.3. | Wijze van aanbieding | 33 |
Artikel 6.2.4. | Gebruik van de huisvuilcontainer – eigendom | 34 |
Artikel 6.2.5. | Gebruik van de huisvuilcontainer – onderhoud en gebruik | 34 |
Artikel 6.2.6. | Gebruik van de huisvuilcontainer – adresgebonden | 34 |
Afdeling 6.3. Inzameling van grofvuil
Artikel 6.3.1. | Definitie | 34 |
Artikel 6.3.2. | Inzameling | 34 |
Artikel 6.3.3. | Wijze van aanbieding | 35 |
Afdeling 6.4. Selectieve inzameling van hol glas
Artikel 6.4.1. | Definitie | 35 |
Artikel 6.4.2. | Inzameling | 35 |
Artikel 6.4.3. | Wijze van aanbieding | 35 |
Artikel 6.4.4. | Xxxxx xxx xxxxxxxxxx – verboden | 35 |
Afdeling 6.5. Selectieve inzameling van papier en karton
Artikel 6.5.1. | Definitie | 36 |
Artikel 6.5.2. | Inzameling | 36 |
Artikel 6.5.3. | Wijze van aanbieding | 36 |
Afdeling 6.6. Selectieve inzameling van klein gevaarlijk
afval
Artikel 6.6.1. | Definitie | 36 |
Artikel 6.6.2. | Inzameling | 37 |
Artikel 6.6.3. | Wijze van aanbieding | 37 |
Artikel 6.6.4. | Bevoegd personeel | 37 |
Afdeling 6.7. Selectieve inzameling van groente-, fruit-
en tuinafval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval
Artikel 6.7.1. | Definitie | 38 |
Artikel 6.7.2. | Inzameling | 38 |
Artikel 6.7.3. | Wijze van aanbieding | 38 |
Artikel 6.7.4. | GFT-container – eigendom | 38 |
Artikel 6.7.5. | GFT-container – onderhoud en gebruik | 39 |
Artikel 6.7.6. | GFT-container – adresgebonden | 39 |
Afdeling 6.8. Selectieve inzameling van houtafval,
snoeihout en kerstbomen
Artikel 6.8.1. | Houtafval – definitie | 39 |
Artikel 6.8.2. | Houtafval – inzameling | 39 |
Artikel 6.8.3. | Houtafval – wijze van aanbieding | 39 |
Artikel 6.8.4. | Snoeihout en kerstbomen – definitie | 39 |
Artikel 6.8.5. | Snoeihout en kerstbomen – inzameling | 40 |
Artikel 6.8.6. | Snoeihout – wijze van aanbieding | 40 |
Afdeling 6.9. Selectieve inzameling van plastic flessen en
flacons, metalen verpakkingen en drankkartons (PMD-afval)
Artikel 6.9.1. | Definitie | 40 |
Artikel 6.9.2. | Inzameling | 40 |
Artikel 6.9.3. | Wijze van aanbieding | 41 |
Afdeling 6.10. Selectieve inzameling van metaalafval
Artikel 6.10.1. | Definitie | 41 |
Artikel 6.10.2. | Inzameling | 41 |
Artikel 6.10.3. | Wijze van aanbieding | 41 |
Afdeling 6.11. Selectieve inzameling van textiel
Artikel 6.11.1. | Definitie | 42 |
Artikel 6.11.2. | Inzameling | 42 |
Artikel 6.11.3. | Wijze van aanbieding | 42 |
Afdeling 6.12 : Het recyclagepark
Artikel 6.12.1. | Doel | 42 |
Artikel 6.12.2. | Toegang | 42 |
Artikel 6.12.3. | Afvalstoffen | 43 |
Artikel 6.12.4. | Verkeersregeling | 43 |
Artikel 6.12.5. | Sorteren | 43 |
Artikel 6.12.6. | Reinheid omgeving | 43 |
Artikel 6.12.7. | Rookverbod | 44 |
Artikel 6.12.8. | Afwijkingen | 44 |
HOOFDSTUK 7. OPENBARE VEILIGHEID EN VLOTTE
DOORGANG
Artikel 7.0.1. | Vergaderingen in open lucht | 45 |
Artikel 7.0.2. | Wildplassen | 45 |
Artikel 7.0.3. | Werkzaamheden | 45 |
Artikel 7.0.4. | Verlichting van uitgravingen of voorwerpen op de openbare weg | 45 |
Artikel 7.0.5. | Onderhoud van bomen, beplantingen en hagen | 45 |
Artikel 7.0.6. | Verwijderen van boomstronken | 46 |
Artikel 7.0.7. | Rondreizende woonwagens | 46 |
Artikel 7.0.8. | Huisnummers | 46 |
Artikel 7.0.9. | Aanduidingen van openbaar nut | 46 |
Artikel 7.0.10. | Toegang tot onbezette gebouwen | 46 |
Artikel 7.0.11. | Ruimen van sneeuw en ijs | 46 |
Artikel 7.0.12. | Ijs op openbare kanalen, waterbekkens en waterlopen | 47 |
Artikel 7.0.13. | Herstellen of slopen van bouwvallige gebouwen | 47 |
Artikel 7.0.14. | Werpen, plaatsen of achterlaten van voorwerpen op | |
openbaar domein | 47 | |
Artikel 7.0.15. | Bepalingen in verband met honden | 47 |
Artikel 7.0.16. | Onbewaakte loslopende dieren | 48 |
HOOFDSTUK 8. DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 8.0.1. | Uitwerpselen van huisdieren | 49 |
Artikel 8.0.2. | Uitvliegen van duiven | 49 |
Artikel 8.0.3. | Verwijderen van aanplakbiljetten | 49 |
Artikel 8.0.4. | Aanbrengen van opschriften op de openbare weg (wildplakken) | 49 |
Artikel 8.0.5. | Drankautomaten | 50 |
Artikel 8.0.6. | Onderhoud van private grachten | 50 |
Artikel 8.0.7. | Onderhoud van niet bebouwde percelen | 51 |
HOOFDSTUK 9. GEMENGDE INBREUKEN
Afdeling 9.1. Gemengde inbreuken waar toepassing wordt gemaakt van gemeentelijke administratieve sancties, overeenkomstig het protocolakkoord met de procureur des Konings van het Parket Oost-Vlaanderen
Artikel 9.1.1. | Inbreuk op artikel 398 van het Strafwetboek | 52 |
Artikel 9.1.2. | Inbreuk op de artikelen 461 en 463 van het Strafwetboek | 52 |
Artikel 9.1.3. | Inbreuk op artikel 521, derde lid van het Strafwetboek | 53 |
Artikel 9.1.4. | Inbreuk op artikel 526 van het Strafwetboek | 53 |
Artikel 9.1.5. | Inbreuk op artikel 534bis van het Strafwetboek | 53 |
Artikel 9.1.6. | Inbreuk op artikel 534ter van het Strafwetboek | 54 |
Artikel 9.1.7. | Inbreuk op artikel 537 van het Strafwetboek | 54 |
Artikel 9.1.8. | Inbreuk op artikel 545 van het Strafwetboek | 54 |
Artikel 9.1.9. | Inbreuk op artikel 559, 1° van het Strafwetboek | 54 |
Artikel 9.1.10. | Inbreuk op artikel 561, 1° van het Strafwetboek | 55 |
Artikel 9.1.11. | Inbreuk op artikel 563, 2° van het Strafwetboek | 55 |
Artikel 9.1.12. | Inbreuk op artikel 563, 3° van het Strafwetboek | 55 |
Artikel 9.1.13. | Inbreuk op artikel 563bis van het Strafwetboek | 55 |
Afdeling 9.2. Gemengde inbreuken waar geen toepassing wordt gemaakt van gemeentelijke administratieve sancties, overeenkomstig het protocolakkoord met de procureur des Konings van het Parket Oost-Vlaanderen
Artikel 9.2.1. Inbreuk op artikel 448 van het Strafwetboek 56
HOOFDSTUK 10. SANCTIES
Artikel 10.0.1. | Administratieve geldboete – Algemene regeling | 57 |
Artikel 10.0.2. | Specifieke regeling voor het Provinciaal Domein Puyenbroeck | 57 |
Artikel 10.0.3. | Administratieve schorsing of intrekking van een door de | |
gemeente afgegeven toestemming of vergunning, of tijdelijke of | ||
definitieve administratieve sluiting van een inrichting | 57 | |
Artikel 10.0.4. | Bemiddelingsprocedure | 58 |
Artikel 10.0.5. | Xxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxx | 00 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.0.1 – Toepassingsgebied
Dit reglement geldt met behoud van de toepassing van enige andere wetgeving.
Artikel 1.0.2. – Bevelen burgemeester
§ 1. Iedereen moet de bevelen van de burgemeester, gegeven krachtens de nieuwe Gemeentewet1, naleven.
§ 2. De burgemeester xxx, in geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, beslissen over te gaan tot een tijdelijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuwbaar, jegens de dader of de daders van deze gedragingen.
§ 3. Onder 'tijdelijk plaatsverbod' wordt verstaan het verbod binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan. Worden beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder.
§ 4. De in par. 1 bedoelde beslissing moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- met redenen omkleed zijn op basis van de hinder die verband houdt met de openbare orde;
- bevestigd worden door het college van burgemeester en schepenen, bij de eerstvolgende vergadering, na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadsman te hebben gehoord en nadat hij de mogelijkheid heeft gehad ter gelegenheid hiervan zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk of mondeling te doen gelden, behalve indien hij, na te zijn uitgenodigd via een aangetekende brief, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren gebracht heeft voor zijn afwezigheid of zijn verhindering.
§ 5. De beslissing kan worden genomen, ofwel na een door de burgemeester betekende schriftelijke verwittiging die de dader of de daders van die gedragingen op de hoogte brengt van het feit dat een nieuwe inbreuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige
1 Nieuwe gemeentewet o.a. :
Art. 133: De burgemeester is in het bijzonder belast met de uitvoering van de politiewetten, de politiedecreten, de politieordonnanties, de politieverordeningen en de politiebesluiten
gebeurtenissen aanleiding zal kunnen geven tot een plaatsverbod, ofwel, met het oog op de ordehandhaving, zonder verwittiging.
§ 6. In geval van niet-naleving van het tijdelijk plaatsverbod, kan de dader of kunnen de daders van die gedragingen gestraft worden met een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Artikel 1.0.3. – Vlarem geluidsnormen
Voor alle artikelen in dit reglement waarin geluidsnormen worden opgelegd, gelden artikel 2 en 3 van de bijlage 4.5.1 van Xxxxxx XX voor de meetomstandigheden en de eisen van de meetketen.
HOOFDSTUK 2. OPENBARE RUST
Afdeling 2.1. Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1. – Geluidsoverlast
Het is verboden geluid, gerucht of rumoer te veroorzaken zonder reden of zonder noodzaak als dat toe te schrijven is aan een gebrek aan vooruitzicht en voorzorg en de rust van de inwoners in het gedrang brengt.
Het bewijs kan met alle mogelijke middelen geleverd worden.
Artikel 2.1.2. – Niet-hinderlijk geluid
Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer het bijvoorbeeld het gevolg is van:
- werken aan de openbare weg of voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met toestemming van de daartoe bevoegde overheid of in opdracht van die overheid;
- van werken die op werkdagen en zaterdagen aan private eigendommen worden uitgevoerd, waarvoor de bevoegde overheid een vergunning heeft verleend, en van verbeterings-, verbouwings- of onderhoudswerken aan dergelijke eigendommen die zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd, en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te voorkomen;
- van werken of handelingen die dringend of zonder verder uitstel moeten worden uitgevoerd ter bescherming van personen of eigendommen, of ter voorkoming van rampen. Hieronder valt ook het gebruik van landbouwvoertuigen tijdens het oogstseizoen.
Afdeling 2.2. Specifieke bepalingen
Artikel 2.2.1. – Laden en lossen
Voor het hanteren, laden of lossen van materialen, toestellen of andere voorwerpen die geluiden kunnen voortbrengen, zoals platen, bladen, staven, dozen, vaten, metalen of andere recipiënten, gelden de volgende principes:
1° de voorwerpen moeten gedragen worden zonder ze te slepen en ze moeten op de grond geplaatst worden zonder ze te werpen;
2° als de voorwerpen door hun afmetingen of hun gewicht niet gedragen kunnen worden, moeten ze uitgerust zijn met een voorziening waardoor ze geluidsarm verplaatst kunnen worden.
Artikel 2.2.2. – Muziek
Behoudens machtiging van het gemeentebestuur en onder de voorwaarden opgelegd in de machtiging, is in de openbare ruimte het gebruik van elektronisch versterkte muziek verboden, onverminderd de bepalingen van het Vlarem I en II.
Voor het gebruik van niet-elektronisch versterkte muziek in een openbare of private inrichting gelden eveneens de regels van hoofdstuk 6.7 van het Xxxxxx XX
Artikel 2.2.3. – Ontvang- en zendtoestellen
Behoudens afwijking toegestaan door het gemeentebestuur, is het verboden op de openbare weg en op de openbare plaatsen, alle soorten ontvang- en zendtoestellen zoals onder andere radio’s, televisietoestellen, luidsprekers en muziekinstallaties, te laten functioneren, tenzij de voortgebrachte geluidssterkte het niveau van 75 dB(A) (LAFMAX) niet overtreft, gemeten op een plaats waar er zich personen kunnen bevinden.
Artikel 2.2.4. – Elektronisch versterkte muziek in voertuigen
In afwijking van artikel 2.2.3. is het verboden elektronisch versterkte muziek in voertuigen te produceren die hoorbaar is buiten het voertuig. De overtredingen tegen deze bepaling worden verondersteld door de bestuurder te zijn begaan, tot bewijs van het tegendeel.
Artikel 2.2.5. – Voertuigen
Het is verboden voertuigen of hun toebehoren (o.a. koelinstallaties) draaiende te houden terwijl het voertuig stilstaat, tenzij daartoe noodzaak is.
Artikel 2.2.6. – Voertuigen met luidsprekers of geluidsverwekkende hulpmiddelen
Het gebruik van voertuigen die uitgerust met of voorzien zijn van luidsprekers of geluidsverwekkende hulpmiddelen, en bestemd zijn voor het maken van reclame is onderworpen aan de voorafgaande machtiging van het gemeentebestuur. De machtiging moet steeds in het voertuig aanwezig zijn.
Ze kan slechts toegestaan worden van 8 tot 18 u in de periode van 1 oktober tot 31 maart en 8 tot 21 u in de periode van 1 april tot 30 september. Het geproduceerde geluidsniveau mag daarenboven niet hoger liggen dan 90 dB(A) (LAFMAX), gemeten op een plaats waar er zich personen kunnen bevinden.
Artikel 2.2.7. – Grasmaaiers of andere werktuigen
Het gebruik in de open lucht van houtzagen, grasmaaiers of andere werktuigen aangedreven door ontploffings- of elektrische motoren, is alleen toegestaan tussen 8 en 21 u.
Op zondagen en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke toestellen verboden.
Dit artikel is niet van toepassing voor het normaal professioneel gebruik van dergelijke toestellen in de land- en tuinbouw (deze laatste uitzondering geldt niet voor tuinbouwactiviteiten op particulier terrein, welke dus wel verboden zijn op zondagen en vóór 8 u of na 21 u).
Artikel 2.2.8. – Toestellen voor recreatief gebruik
Het is verboden met ontploffingsmotoren aangedreven speeltuigen en experimenteertuigen te gebruiken om er oefeningen, persoonlijke of groepsvermakelijkheden, wedstrijden of manifestaties mee te houden of te organiseren in de open lucht, op minder dan 300 meter van woonwijken, woonkernen, bewoonde huizen of natuurgebieden.
Afwijkingen hierop kunnen door het gemeentebestuur worden toegestaan ter gelegenheid van feestelijkheden of vieringen.
Dit verbod geldt niet op de erkende terreinen waarop afzonderlijke reglementen van toepassing zijn.
Artikel 2.2.9 – Wapens
Het is verboden, zowel op de openbare weg als op private domeinen, binnenplaatsen, gebouwen en op alle plaatsen die palen aan de openbare weg, vuurwapens af te vuren.
Deze verbodsbepaling is niet van toepassing op de schietoefeningen die georganiseerd worden op officieel vergunde schietterreinen en voor de uitoefening van de jacht, zoals gereglementeerd bij besluit van de Vlaamse Regering houdende het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning van 6 februari 1991 en de wapenwet van 3 januari 1993 en hun latere wijzigingen en uitvoeringsbesluiten.
Artikel 2.2.10. – Vuurwerk en wensballonnen
Met behoud van de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen is het verboden, zowel op de openbare weg als op private domeinen, binnenplaatsen en op alle plaatsen die palen aan de openbare weg, om wensballonnen op te laten of om het even welk vuurwerk af te steken of voetzoekers, thunderflashes, knal- en rookbussen te laten ontploffen.
Het gemeentebestuur is ertoe gemachtigd toestemming te verlenen om vuurwerk af te steken, voor zover :
- dit minstens 1 maand vooraf en schriftelijk wordt aangevraagd;
- flankerende maatregelen i.v.m. de brandveiligheid worden getroffen;
- een gunstig advies werd afgeleverd door de brandweer.
Artikel 2.2.11 – Luchtdrukkanonnen
Het verjagen van vogels ter bescherming van de akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt door middel van automatische of niet-automatische vogelschrikkanonnen of gelijksoortige toestellen, met inbegrip van toestellen die, al dan niet elektronisch versterkt, het geluid laten horen van krijsende vogels, is verboden tenzij cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan :
- voorafgaande en schriftelijke toestemming van het gemeentebestuur;
- tussen 09 u en 20 u;
- dergelijke toestellen zich minstens 100 meter van de dichtstbijzijnde woning bevinden;
- de tijd tussen twee opeenvolgende ontploffingen moet minstens drie minuten bedragen.
In bijzondere omstandigheden kunnen andere afstandsregels of andere tussentijden opgelegd worden.
Artikel 2.2.12. – Dieren
Dieren mogen geen abnormale hinder zoals aanhoudend geblaf, geschreeuw of gekrijs veroorzaken dat storend is voor de omwonenden. De houders, bezitters of begeleiders van dieren zijn daarvoor verantwoordelijk.
HOOFDSTUK 3. PREVENTIE TEGEN BRAND EN
ONTPLOFFING VAN PUBLIEK TOEGANKELIJKE INRICHTINGEN
Afdeling 3.1. Doel en toepassingsgebied
Artikel 3.1.1. – Doel
Dit reglement heeft tot doel om minimale brandveiligheidsvoorschriften op te leggen aan publiek toegankelijke inrichtingen, in uitvoering van artikel 4 van de wet van 30 juli 1979.
Artikel 3.1.2. – Toepassingsgebied
Dit reglement is van toepassing op de volgende inrichtingen:
a) Volgende publiek toegankelijke inrichtingen zoals vermeld in het KB 28.02.1991:
- dancings, discotheken en alle openbare gelegenheden waar gedanst wordt
- restaurants, frituren, eet- en drankgelegenheden, wanneer de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte minimum 50 m² bedraagt
- bioscopen en theaters
- casino’s
- culturele centra
- polyvalente zalen
- sportzalen en -complexen
- handelsbeurzen en tentoonstellingszalen
b) Andere inrichtingen:
- clubhuizen en dienstencentra
- jeugdhuizen en jeugdontmoetingscentra
- schouwspelzalen
In deze verordening worden al de hoger vermelde inrichtingen “publiek toegankelijke inrichtingen” genoemd.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de inrichtingen waarvoor een specifieke reglementering inzake brandveiligheid van toepassing is.
Afdeling 3.2. Definities
Artikel 3.2.1. – Definities
In dit reglement hebben de onderstaande termen de ernaast vermelde betekenis.
Nieuwe publiek toegankelijke inrichting: een publiek toegankelijke inrichting waarvan de exploitatie een aanvang neemt na het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit reglement.
Bestaande publiek toegankelijke inrichting: een publiek toegankelijke inrichting die in exploitatie is genomen voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit reglement.
De voor het publiek toegankelijke oppervlakte: de som van de vloeroppervlaktes van alle binnenruimtes van de inrichting, voor zover die toegankelijk zijn voor het publiek, inclusief de voor het publiek toegankelijke gang(en), trap(pen), liften, inkomhal, en vergelijkbare ruimtes, en exclusief het voor het publiek toegankelijke sanitair. Volledig omsloten terrassen aansluitend bij de inrichting waarvan de evacuatie verloopt via de uitgang(en) van de inrichting, worden meegerekend.
Uitbreiding van een publiek toegankelijke inrichting: het vergroten - door inrichtingswerken of verbouwingswerken – van de voor het publiek toegankelijke oppervlakte van de publiek toegankelijke inrichting
Evacuatieweg: een maximum 10% hellende weg, binnen het gebouw, die toegang geeft tot trappenhuizen, vluchtterrassen of uitgangen.
Uitgang: leidt de aanwezigen ofwel rechtstreeks naar de openbare weg ofwel naar een plaats van waaruit de openbare weg bereikbaar is, via een veilige plaats, via een ander compartiment, via een trap of via een evacuatieweg.
Afdeling 3.3. Brandveiligheidsnormen
Artikel 3.3.1. - Maximum aantal toegelaten personen: verantwoordelijkheid, verbod tot overschrijding en aanbrengen bord
De exploitant bepaalt op eigen verantwoordelijkheid het maximum aantal toegelaten personen met naleving van de criteria vermeld in artikel 3.3.2., behalve wanneer de inrichting beschikt over een brandveiligheidsattest waarin het maximum aantal toegelaten personen is vermeld.
Het is verboden om meer personen tegelijk toe te laten in de inrichting dan het maximum aantal toegelaten personen, zoals bepaald in het vorige lid.
Het maximum aantal toegelaten personen, zoals bepaald in het eerste lid, moet door de exploitant worden aangeduid op een bord bij de hoofdingang dat duidelijk leesbaar is en zichtbaar voor iedereen die zich in de inrichting bevindt.
Artikel 3.3.2. – Maximum aantal toegelaten personen: berekening
Het maximum aantal personen dat tegelijk in een inrichting mag aanwezig zijn, is het kleinste resultaat van de hierna vermelde berekeningen:
a) Het aantal toegelaten personen bedraagt maximaal 2 personen per m² voor het publiek toegankelijke oppervlakte.
b) Het maximum aantal toegelaten personen is bovendien gelijk aan de nuttige doorgangsbreedte, uitgedrukt in centimeters, van de evacuatieweg of de deur(en) van de uitgang. Bij de berekening wordt steeds rekening gehouden met de smalste doorgang.
Bij aanwezigheid van meerdere uitgangen, wordt de totale nuttige doorgangsbreedte in rekening gebracht door de som te nemen van de nuttige doorgangsbreedte van elke uitgang.
c) Vervolgens wordt – indien van toepassing – volgende correctiefactor toegepast: Indien een evacuatieweg daalt, wordt een verminderingsfactor 1,25 toegepast. Het aantal centimeters beschikbare doorgangsbreedte wordt dan gedeeld door 1,25. Indien een evacuatieweg stijgt, wordt een verminderingsfactor 2 toegepast. Het aantal centimeters beschikbare doorgangsbreedte wordt in dit geval gedeeld door 2.
d) Tenslotte wordt – indien van toepassing – het maximum aantal toegelaten personen beperkt in functie van het aantal uitgangen:
Een inrichting met één uitgang kan maximum 99 personen toelaten.
Een inrichting met twee uitgangen kan maximum 499 personen toelaten. Een inrichting met drie uitgangen kan maximum 999 personen toelaten.
Per bijkomende uitgang kan een inrichting maximum 500 extra personen toelaten.
Artikel 3.3.3. – Indeling
Een publiek toegankelijke inrichting waarvan de voor het publiek toegankelijke oppervlakte kleiner is dan 100 m² én waarbij het maximum aantal toegelaten personen minder dan 100 personen bedraagt, moet voldoen aan de bepalingen van bijlage 1 van dit reglement.
In alle andere gevallen moet een publiek toegankelijke inrichting voldoen aan de bepalingen van bijlage 2 van dit reglement.
Artikel 3.3.4. – Attesten uitgereikt vóór 1 januari 2016
Het artikel 3.3.3, is niet van toepassing op bestaande inrichtingen die beschikken over een brandveiligheidsattest dat is uitgereikt vóór 1 januari 2016 en dit zolang het brandveiligheidsattest van die inrichting niet is vervallen in toepassing van artikel 3.5.3., § 2, van het huidige reglement.
Artikel 3.3.5. – Eventuele bijkomende veiligheidsmaatregelen
De burgemeester kan – bovenop de voorschriften vermeld in de bijlage 1 of 2 – veiligheidsmaatregelen opleggen waaraan de inrichting moet voldoen, alsook de termijn bepalen binnen de welke deze aanvullende maatregelen moeten uitgevoerd zijn.
Afdeling 3.4. Meldingsplicht bij nieuwe publiek toegankelijke inrichtingen < 100m²
Artikel 3.4.1. – Meldingsplicht
Elke nieuwe publiek toegankelijke inrichting waarvan de voor het publiek toegankelijke oppervlakte kleiner is dan 100 m² - ongeacht het aantal toegelaten personen – moet aangemeld worden bij de burgemeester door middel van een meldingsformulier.
Deze meldingsplicht geldt tevens
- bij wijziging van exploitatie of exploitant
- voor alle bestaande publiek toegankelijke inrichtingen, en dit ongeacht de grootte van de voor het publiek toegankelijke oppervlakte, tenzij de inrichting beschikt over een brandveiligheidsattest dat is uitgereikt vóór 1 januari 2016
- bij uitbreidingen van een publiek toegankelijke inrichting, indien de voor het publiek toegankelijke totale oppervlakte < 100 m² blijft.
De aanmelding moet gebeuren met een formulier, waarvan de vorm en de inhoud wordt bepaald door de burgemeester. Het meldingsformulier, gericht aan de burgemeester, wordt door de aanvrager aangetekend verstuurd naar de Brandweerzone Centrum, Xxxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxx of schriftelijk ingediend tegen ontvangstbewijs.
De aanmelding moet gebeuren uiterlijk binnen de drie maanden na de opening van de inrichting. Voor bestaande inrichtingen moet de aanmelding gebeuren binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit reglement.
Afdeling 3.5. Brandveiligheidsattest bij nieuwe publiek toegankelijke inrichtingen ≥ 100m²
Artikel 3.5.1. – Exploitatieverbod
Het is verboden om een nieuwe publiek toegankelijke inrichting, waarvan de voor het publiek toegankelijke oppervlakte gelijk is aan of groter is dan 100 m², open te stellen voor het publiek zolang de inrichting niet beschikt over een brandveiligheidsattest.
Voor de publiek toegankelijke inrichtingen die uitbreiden en hierdoor een nieuw brandveiligheids-attest dienen aan te vragen, heeft het exploitatieverbod enkel betrekking op het gedeelte “uitbreiding”.
Artikel 3.5.2. – Procedure
Het brandveiligheidsattest wordt aangevraagd aan de burgemeester door middel van een formulier, waarvan de vorm en de inhoud wordt bepaald door de burgemeester.
Het aanvraagformulier wordt door de aanvrager aangetekend verstuurd naar de Brandweerzone Centrum, Xxxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxx of schriftelijk ingediend tegen ontvangstbewijs.
De burgemeester neemt een beslissing over de aanvraag op grond van het advies van de brandweer.
Het brandveiligheidsattest of het besluit van de burgemeester tot weigering van aflevering van een brandveiligheidsattest, wordt aangetekend opgestuurd aan de aanvrager.
Bij gebrek aan verzending van het brandveiligheidsattest binnen de 30 dagen aan de aanvrager, te rekenen vanaf de postdatum van de aangetekende verzending of van de datum van het ontvangstbewijs bij schriftelijke indiening van het aanvraagformulier, wordt het exploitatieverbod vermeld in artikel 3.5.1. tijdelijk opgeschort tot op de dag dat de beslissing van de burgemeester aangetekend wordt verzonden aan de aanvrager. De exploitatie moet in die periode van tijdelijke opschorting van het exploitatieverbod voldoen aan de voorschriften vermeld in dit reglement en de bijlagen.
Artikel 3.5.3. – Geldigheidsduur
§ 1. Een brandveiligheidsattest is onbeperkt geldig in de tijd.
Een brandveiligheidsattest dat is uitgereikt vóór 1 januari 2016, blijft eveneens onbeperkt geldig in de tijd.
§ 2. In afwijking van § 1 vervallen de hoger vermelde brandveiligheidsattesten, indien de volgende werkzaamheden zich voordoen:
- verbouwingswerken die de draagstructuur van het gebouw wijzigen, verbouwingen waardoor de compartimentering van het gebouw wijzigt, verbouwings-en/of inrichtingswerken waarbij bekledingsmaterialen worden vervangen door materialen van een minder gunstige brandklasse
- uitbreiding van de voor publiek toegankelijke oppervlakte
- wijzigingen aan evacuatie- of vluchtroutes
- bestemmingswijziging
Het verval gaat in na afloop van dertig dagen na beëindiging van de werkzaamheden. Indien een nieuwe aanvraag uiterlijk binnen een periode van dertig kalenderdagen na de beëindiging van de werkzaamheden wordt ingediend op de wijze, vermeld in artikel 3.5.2., wordt de geldigheidsduur van het bestaande brandveiligheidsattest verlengd tot aan de beslissing van de burgemeester over de nieuwe aanvraag.
Bestaande publiek toegankelijke inrichtingen die reeds over een brandveiligheidsattest beschikten en waarvan de voor het publiek toegankelijke totale oppervlakte na uitbreiding <
100 m² blijft, dienen geen nieuwe aanvraag in te dienen, maar slechts een melding overeenkomstig artikel 3.4.1.
§ 3. De burgemeester kan een brandveiligheidsattest intrekken indien hij vaststelt dat de exploitant de brandveiligheidsvoorschriften in de bijlagen vermeld in artikel 3.3.3. niet naleeft, of eventuele voorwaarden vermeld in het brandveiligheidsattest, niet heeft uitgevoerd binnen de opgelegde termijn.
De intrekking van het brandveiligheidsattest is slechts mogelijk nadat de burgemeester de exploitant schriftelijk in gebreke heeft gesteld m.b.t. vastgestelde inbreuken, en indien de exploitant geen gepaste maatregelen heeft getroffen binnen de in de ingebrekestelling verleende termijn. Deze termijn mag niet minder bedragen dan 14 kalenderdagen.
Afdeling 3.6. Handhaving en afwijkingen
Artikel 3.6.1. – Handhaving
Overtredingen op de bepalingen van Hoofdstuk 3., preventie tegen brand- en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen, worden bestraft met een administratieve geldboete overeenkomstig artikel 10.0.1., onverminderd de bevoegdheid van de burgemeester hem verleend door de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
Artikel 3.6.2. – Afwijkingen
Indien het onmogelijk is te voldoen aan één of meerdere vereisten van deze reglementering, kan de burgemeester, op advies van de brandweer, afwijkingen toestaan voor zover deze in overeenstemming zijn met de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, beantwoorden aan het algemene beveiligingsprincipe en een veiligheidsniveau bieden dat ten minste gelijk is aan het niveau beoogd met deze reglementering.
Afdeling 3.7. Publiek toegankelijke inrichtingen - Openbare orde
Artikel 3.7.1. – Sluiting
De officier van bestuurlijke politie kan, na een eerste waarschuwing en tot de eerstvolgende ochtendopening, de voor het publiek toegankelijke gelegenheid van bestendige aard sluiten, wanneer de uitbating ervan de openbare rust verstoort, zoals bepaald in artikel 2.1.1.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING TEGEN BRAND- EN
PANIEKRISICO’S MET BETREKKING TOT PUBLIEK TOEGANKELIJKE EVENEMENTEN
Afdeling 4.1. Toepassingsgebied en definities
Artikel 4.1.1. – Algemeen
Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke evenementen is van toepassing op publieke evenementen waarbij 100 personen of meer tegelijkertijd toegang kunnen nemen tot het evenement, ongeacht of het evenement plaatsvindt in een gebouw, in een overdekte accommodatie of op een niet overdekte plaats.
Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke evenementen is niet van toepassing op evenementen die plaats vinden in publiek toegankelijke inrichtingen, zoals bedoeld in Hoofdstuk 3. Preventie tegen brand- en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen, van dit reglement.
Artikel 4.1.2. – Definities
Publiek toegankelijk evenement (later evenement): publiek gebeuren dat in een tijdspanne van één jaar gedurende maximaal 90 aansluitende dagen mag plaatsvinden op een zelfde plaats. Bij langere termijn is een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk.
Onder publieke evenementen wordt verstaan manifestaties, vergaderingen of samenkomsten op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten.
Publieke evenementen zijn onder meer:
• kermissen en circussen;
• markten, foren, braderijen, straatfeesten, buurtfeesten;
• evenementen in tenten;
• toneelvoorstellingen, concerten, fuiven, zelfs wanneer zij plaatsgrijpen in gebouwen die niet vallen onder het toepassingsgebied van Hoofdstuk 3. Preventie tegen brand- en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen;
• handelsbeurzen, tentoonstellingen, zelfs wanneer zij plaatsgrijpen in gebouwen die niet vallen onder het toepassingsgebied van Hoofdstuk 3. Preventie tegen brand- en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen.
Brandpreventie: het geheel van veiligheidsmaatregelen, zoals omschreven in artikel 1 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
Basisnormen: de basisnormen, vastgesteld in het koninklijk besluit van 7 juli 1994, met latere wijzigingen, tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
Uitgang: een uitgang leidt het publiek vanaf de locatie, waar het tijdelijke evenement georganiseerd wordt, ofwel rechtstreeks naar de openbare weg ofwel naar een veilige plaats.
Evacuatieweg: de weg die men aflegt vanaf de locatie waar het tijdelijk evenement georganiseerd wordt, tot op een veilige plaats buiten de evenementenruimte.
Netto-oppervlakte: de oppervlakte die beschikbaar is voor het publiek, verminderd met de oppervlakte die wordt ingenomen door het vaste meubilair, de vestiaire(s) en het sanitair.
Evenementenzone: zone waarbinnen één of meerdere evenementen van tijdelijke aard plaatsvinden.
Evenementenruimte: locatie waar een evenement van tijdelijke aard plaatsvindt.
Evacuatieniveau: het niveau dat de uitgang(en) bevat waardoor de evacuatie naar buiten of naar een veilige plaats mogelijk is.
Bouwsel: kraam, container, verkoopstand, kassa, loket.
Tent: verplaatsbare en demonteerbare overdekte accommodatie.
Constructie: voorziening zoals een trap, een podium, een tribune, een ponton, gebruikt bij een organisatie van een evenement.
Installatie: technische uitrusting zoals schermen, licht- en geluidsinstallaties gebruikt bij organisatie van een evenement van tijdelijke aard.
Opstellingsplan: plan waarop een evenementenruimte met de plaats van de eventuele verschillende constructies is ingetekend.
Inplantingsplan: plan waarop een algemeen overzicht van de gehele evenementenzone en directe omgeving werd ingetekend.
In functie van geaardheid, grootschaligheid en locatie van het evenement kan door de brandweer een meer gedetailleerd inplantingsplan, met o.m. aanduiding van waterwinplaatsen, hydranten en gasafsluiters, worden gevraagd.
Fossiele brandstoffen: dit zijn koolwaterstofverbindingen bestemd om verbrand te worden ter verwarming, verlichting of aandrijving. ( bv. aardolie, aardgas, kolen ).
Afdeling 4.2. Inplanting en evacuatie
Artikel 4.2.1. – Inplanting
Elke evenementenruimte moet tot op ten minste 60 m door de voertuigen van de hulpdiensten kunnen benaderd worden via de openbare weg of een weg die voldoet aan de volgende eisen.
- minimale vrije breedte: 4 m;
- minimale draaistraal: 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant;
- minimale vrije hoogte: 4 m;
- maximale helling: 6%;
- draagvermogen: derwijze dat voertuigen, zonder verzinken, met een maximale asbelasting van 13 ton moeten er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein vervormen.
Voor evenementenruimten in tenten met verdiepingen of gebouwen met meer dan één bouwlaag moeten de voertuigen van de hulpdiensten, ongeacht de verdieping waar de evenementenruimte zich bevindt, tenminste één punt in de wand van een tentconstructie of in een gevel van het gebouw kunnen bereiken dat op een herkenbare plaats toegang geeft tot de evenementenruimte.
Een inplantingsplan van de evenementenruimte en/of –zone, met de kenmerken van de omgeving, moet aan de bevoegde brandweer worden overgemaakt.
Alle aanwezige hydranten, waterwinplaatsen en gasafsluiters, welke aanwezig zijn binnen de evenementenzone, moeten te allen tijde vrij en bereikbaar blijven.
De reguliere aanduidingen, van voormelde hydranten, waterwinplaatsen en gasafsluiters moeten op elk moment goed zichtbaar blijven vanaf de openbare weg.
Artikel 4.2.2. – Maximum aantal personen en bepalingen omtrent uitgangen
§ 1. Een maximum van 3 personen per m² netto-oppervlakte mag in een evenementenruimte niet worden overschreden.
§ 2. Aantal uitgangen
Elke evenementenruimte in een gebouw moet minstens één brandveilig evacuatietraject hebben.
Elke evenementenruimte in een tent of in een gebouw heeft:
- één uitgang indien de bezetting minder dan 100 personen bedraagt;
- twee uitgangen indien de bezetting 100 of meer dan 100 en minder dan 500 personen bedraagt;
- 2+n uitgangen indien de bezetting 500 of meer dan 500 personen bedraagt waarbij n het gehele getal is onmiddellijk groter dan de deling door 1000 van de maximale bezetting van het compartiment.
Het minimum aantal uitgangen kan door de brandweer verhoogd worden in functie van het risico en de configuratie van de lokalen.
§ 3. Breedtes uitgangen, evacuatiewegen, deuren
In een evenementenzone wordt de breedte van de evacuatiewegen bepaald door de brandweer, in functie van de geraamde opkomst.
Een uitgang, een evacuatieweg en een deur moeten minstens 80 cm breed zijn en 200 cm hoog.
Schuifdeuren kunnen als uitgang alleen in aanmerking worden gebracht wanneer ze in open stand worden geblokkeerd.
In een evenementenruimte moeten de uitgangen, evacuatiewegen en deuren een totale breedte hebben die tenminste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen, dat ze moet gebruiken.
§ 4. In een tent moeten de uitgangen met één handeling over de volle breedte te openen zijn en draaien in de richting van de vluchtroute.
§ 5. Trappen
Trappen zijn van het rechte type en moeten toegang geven tot het evacuatieniveau. De optrede mag hoogstens 18 cm bedragen, terwijl de aantrede minstens 20 cm moet zijn.
Trappen moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het potentieel betredend aantal personen vermenigvuldigd met:
- 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang;
- 2 indien ze er naar opklimmen.
Bij het berekenen van de vereiste breedten moet enkel rekening gehouden worden met de personen die zich op het betreffend niveau of verdieping bevinden.
Trappen hebben minstens één leuning. De trappen moeten aan beide zijden van een stevige leuning zijn voorzien indien ze meer dan 1,20 m breed zijn. Indien de trapbreedte gelijk of groter is dan 2,40 m, moet een stevige leuning zijn aangebracht in hun as.
De traptreden en de overlopen van trappen moeten zodanig zijn vervaardigd, of bekleed, dat ze slipvrij zijn.
§ 6. De af te leggen afstand vanaf elk punt binnen een evenementenruimte in een gebouw of in een tent bedraagt maximaal:
- 30 m tot de dichtstbijzijnde uitgang;
- 60 m tot de tweede uitgang.
§ 7. Constructies dienen stabiel te zijn opgesteld zodat de beschikbare nuttige evacuatiebreedte van de uitgangen, evacuatiewegen en deuren behouden blijft.
Artikel 4.2.3. – Bouw van constructies en installaties
• De ruimten onder de constructies mogen niet toegankelijk zijn voor het publiek en worden op elk moment gevrijwaard van iedere vorm van brandbelasting.
• De treden, vloeren en trappen moeten kunnen weerstaan aan een minimale gebruiksbelasting van 4kN/m2 (NBN B03-103). Hun stabiliteit in alle richtingen moet verzekerd worden door een voldoend aantal dragende elementen. In geen geval mag het bezwijken van één der dragende elementen aanleiding geven tot kettingreactie met als uiteindelijk gevolg de instorting van een deel of van gans van de constructie. Voor tribunes met een zeer hoge bezettingsdichtheid met kans op dynamische werking, moeten zij kunnen weerstaan aan een minimale gebruiksbelasting van 5kN/m2 (NBN B03-103). Een attest dient te worden voorgelegd.
• Trappen, podia, tribunes en alle publiek toegankelijke delen van een constructie die hoger dan 2 m boven de afgewerkte vloer liggen, moeten voorzien zijn van borstweringen die
kunnen weerstaan aan een horizontale kracht van 1 kN per lopende meter (NBN B03-103). Een keuringsattest dient te worden voorgelegd.
• De constructiematerialen van een tent (inclusief tentdoek, vaste zijpanelen e.d.) moeten inzake reactie bij brand voldoen aan de Belgische klasse A2, beschreven in de norm NBN S21-203.
a) Tot de Belgische klasse A2 behoren :
- alle materialen die volgens de Franse methode NF P 92-501-7 tot de klasse M2 behoren;
- alle materialen die volgens de Britse methode BS 476 part 7 tot de klasse Class 2 behoren.
b) Nieuwe constructiematerialen, geklasseerd volgens de Europese indeling inzake reactie bij brand beschreven in de norm NBN EN 13501-1, moeten minstens beschikken over de Europese klasse C-s3,d1, volgens de proefmethode SBI (Single Burning Item) beschreven in de norm NBN EN 13823.
• Een hoogteverschil van meer dan 21 cm tussen de vloer van een evenementenruimte en het aansluitende terrein ter plaatse van de uitgangen, moet zijn overbrugd door een trap of hellingbaan; de breedte van de trap en van de hellingbaan moet ten minste gelijk zijn aan de breedte van de uitgang, vermeerderd met 50 cm gelijkmatig verdeeld over voormelde breedte van desbetreffende uitgang.
De trap of hellingbaan moet steeds voldoende slipvrij zijn.
• Een borstwering dient zodanig te worden ontworpen dat er geen mogelijkheid bestaat om de borstwering op te klimmen als een ladder. Deze hoogte van een borstwering bedraagt minstens 1,10 m, deze hoogte wordt gemeten vanaf het hoogste niveau waarop de voet kan geplaatst worden.
Een borstwering moet weerstaan aan een horizontale kracht in functie van de helling van de tribune of verhoogd platform.
Artikel 4.2.4. – Reddingstekens
De plaats van elke uitgang en de evacuatiewegen alsook de blusmiddelen, moeten worden aangeduid door de reddingstekens gegeven in het KB van 17/06/97 en eventuele latere aanvullingen, betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.
Artikel 4.2.5. – Veiligheidsverlichting
Bij gebrek aan natuurlijke verlichting wordt de zichtbaarheid van de reddingtekens verzekerd door veiligheidsverlichting met een autonomie van minstens 1 uur. Zij moet te allen tijde vanuit alle delen van de voor het publiek toegankelijke lokalen goed waarneembaar zijn.
De brandweer kan altijd bijkomende veiligheidsverlichting eisen in functie van de tijdsduur of hoedanigheid van het evenement en de publieke capaciteit.
Artikel 4.2.6. – Niet-vastbevestigde bekledingen en versieringen
Horizontaal aangebrachte doeken zijn verboden.
Verticaal hangende doeken mogen geen deuren of uitgangen aan het zicht onttrekken of het gebruik ervan bemoeilijken.
De brandweer kan, mits de nodige motivatie, voor doeken en (over)gordijnen de Belgische klasse A2 opleggen, beschreven in de norm NBN S21-203.
Tot de Belgische klasse A2 behoren voor deze toepassing:
- alle materialen die volgens de Franse methode NF P 92-501-7 tot de klasse M2 behoren;
- alle materialen die voldoen aan de Britse norm BS 5867 of behoren tot Class 1 of 2, conform de norm EN 13773.
Alle aangebrachte versieringen mogen geen bijzonder risico voor de brandveiligheid met zich mee brengen.
Gemakkelijk brandbare materialen mogen niet als versiering worden gebruikt.
Afdeling 4.3. Brandbeveiligingsmiddelen en andere voorzorgsmaatregelen
Artikel 4.3.1. – Brandbestrijdingsmiddelen
Brandbestrijdingsmiddelen, de aard, het aantal en de plaats van de blusmiddelen worden bepaald in akkoord met de bevoegde brandweer.
De blustoestellen moeten gekeurd zijn door een bevoegd persoon. Het keuringsbewijs moet aan het toestel bevestigd zijn.
Het brandbestrijdingsmaterieel moet goed worden onderhouden, beschermd tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld. Het moet steeds onmiddellijk functioneren.
Artikel 4.3.2. – Installaties met vloeibaar gemaakte petroleumgassen, aardgas, elektriciteit, en/of fossiele brandstoffen
Bij gebruik van occasionele installaties met vloeibaar gemaakte petroleumgassen, aardgas en/of elektriciteit moet de door de gemeenteraad goedgekeurde politieverordening van 25 maart 2013 (10e punt)met betrekking tot de veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties met vloeibaar gemaakte petroleumgassen, aardgas en/of elektriciteit, worden nageleefd.
Installaties (met een verbranding van fossiele brandstoffen) en hun brandstofvoorraden moeten ten minste op 4 meter afstand zijn verwijderd van een tent, beglaasde gevel of brandbare materialen.
De nodige maatregelen moeten worden getroffen zodat de uitrusting niet toegankelijk is voor het publiek.
Het is verboden om in een tent, een gebouw of een vaartuig waar publiek aanwezig is de volgende uitrustingen onder te brengen:
- stroomgeneratoren voorzien van een verbrandingsmotor;
- kachels of verwarmingselementen met open vuur of open gloeidraden;
- straalkachels met atmosferische verbranding en heteluchtkanonnen op basis van vloeibare petroleumgassen en gasolie.
Artikel 4.3.3. – Bepalingen i.v.m. ballonnen, motorvoertuigen, vaartuigen of machines
Ballonnen gevuld met een brandbaar en/of giftig gas mogen in een evenementenruimte, gelegen in een tent of gebouw, niet worden gebruikt.
Motorvoertuigen, vaartuigen of machines tentoongesteld in de tijdelijke inrichtingen mogen slechts een beperkte hoeveelheid brandstof in hun reservoirs hebben. De brandweer kan, mits de nodige motivatie, vragen de startbatterij van het voertuig te ontkoppelen.
Afdeling 4.4. Attesten – controles – afwijkingen - sancties
Artikel 4.4.1. – Voor te leggen attesten
De verantwoordelijke inrichter (organisator) moet ter inzage aan de burgemeester, of zijn afgevaardigde, de volgende documenten kunnen voorleggen, indien van toepassing:
- Kopie verzekering B.A.;
- Keuringsattesten van de elektrische installatie, gasinstallatie, veiligheidsverlichting zowel van de permanente als van de tijdelijke installaties binnen de evenementenruimte en/of evenementenzone;
- CE attest stroomgroepen;
- Onderhoudsattest rookafvoerkanalen;
- Keuringsattesten van de stabiliteit van tribunes, torens en podia, installaties en tenten;
- Keuringsattesten blusmiddelen.
Deze opsomming is niet limitatief en kan op vraag van de brandweer worden uitgebreid.
Artikel 4.4.2. – Controles
Onverminderd de bijzondere controlemaatregelen welke inzake brandvoorkoming werden uitgevaardigd, kunnen, de in dit reglement bedoelde evenementen, door de gemeentelijke brandweerdienst worden geïnspecteerd overeenkomstig artikel 22 van het KB van 8 november 1967 (BS 18/11/1967).
Artikel 4.4.3. – Afwijkingen m.b.t. Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke evenementen
Indien het onmogelijk is te voldoen aan één of meerdere vereisten van Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke evenementen, kan de burgemeester, op advies van de bevoegde brandweer, afwijkingen toestaan, voor zover deze in overeenstemming zijn met de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, beantwoorden aan het algemeen beveiligingsprincipe en een veiligheidsniveau bieden dat ten minste gelijk is aan het niveau beoogd met deze reglementering.
Elke afwijkingsaanvraag dient gemotiveerd te zijn. Een gedetailleerd opstellingsplan, een verklarende nota en de voorgestelde bijkomende veiligheidsmaatregelen, dienen te worden bijgevoegd.
Een afwijkingsaanvraag dient voorafgaand aan de activiteit te worden overgemaakt aan de brandweer.
Artikel 4.4.4. – Sancties m.b.t. Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke evenementen
Overtredingen op de bepalingen van Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke evenementen worden gestraft met een administratieve geldboete overeenkomstig artikel 10.0.1, onverminderd de bevoegdheid van de burgemeester hem verleend door de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
HOOFDSTUK 5. PLAATSEN EN GEBRUIKEN VAN EEN
SLEUTELKLUIS
Artikel 5.0.1. – Algemeen
Elke eigenaar, huurder of gebruiker van een gebouw of terrein kan onder de in dit reglement bepaalde voorwaarden op dat gebouw of terrein een sleutelkluis plaatsen, waarin zich de toegangssleutel bevindt waarmee de brandweer zich, in geval van noodoproep, toegang kan verschaffen.
Artikel 5.0.2. – Toelating burgemeester
De sleutelkluis mag slechts in gebruik genomen worden na voorafgaande toelating van de burgemeester.
De aanvraag wordt gericht aan het college van Burgemeester en Schepenen Hierin wordt vermeld:
1. naam en adres van de aanvrager;
2. naam, adres en telefoonnummer van de persoon verantwoordelijk voor het beheer of de exploitatie van het gebouw of terrein;
3. het adres van het gebouw of terrein evenals een precieze beschrijving van de plaats waar de sleutelkluis zal geplaatst worden.
Artikel 5.0.3. – Hoofdsleutel
Enkel sleutelkluizen die kunnen geopend worden met de hoofdsleutel gebruikt door de brandweer zullen mogen geplaatst worden.
Artikel 5.0.4. – Sticker sleutelkluis
Aan de aanvrager die de toelating bekomt wordt een sticker afgeleverd die moet worden aangebracht op de klep van de sleutelkluis.
De brandweer zal slechts gebruikmaken van sleutelkluizen waarop deze sticker is aangebracht.
Artikel 5.0.5. – Plaatsing sleutelkluis
Behalve indien in de toelating andere voorwaarden worden opgelegd moet de sleutelkluis:
1. in de gevel of in een solide constructie verankerd worden zodat hij niet kan weggenomen worden;
2. geplaatst worden, boven of naast de toegangsdeur, -poort of -hekken;
3. beschermd worden tegen atmosferische omstandigheden door een sleutelklep waarop de in artikel 5.0.4. bedoelde sticker moet aangebracht zijn.
Artikel 5.0.6. – Sleutels
Sleutels voor het openen van de sleutelkluis mogen slechts worden aangemaakt nadat naam en adres van de personen die er zullen over beschikken is meegedeeld.
Artikel 5.0.7. – Onderhoud sleutelkluis
De aanvrager en de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 5.0.2., 1° en 2°, zullen ervoor instaan dat:
1. de sleutelklep, voorzien van de sticker, niet wordt overschilderd of op enige manier aan het zicht wordt onttrokken;
2. stopzetting van het gebruik van de kluis, bij verhuring of verkoop van het gebouw of terrein waar de kluis is aangebracht, binnen de 15 dagen schriftelijk aan de burgemeester wordt gemeld;
3. zich in de kluis steeds de passende sleutel bevindt;
4. de sleutelkluis regelmatig wordt gecontroleerd en dat eventuele defecten onmiddellijk worden hersteld.
Indien inbraakpreventie aanwezig is, dient bij voorkeur de koker hierop aangesloten te worden door middel van een magneetcontact zodat bij opening het inbraakalarm wordt geactiveerd.
Artikel 5.0.8. – Melding sleutelkluis
Elke nieuwe huurder, eigenaar of gebruiker van een gebouw of terrein waar een in dit reglement bedoelde sleutelkluis is aangebracht is gehouden binnen de 15 dagen hetzij een nieuwe aanvraag overeenkomstig artikel 5.0.2. te doen, hetzij schriftelijk de buitengebruikstelling van de sleutelkluis te melden aan de brandweer.
HOOFDSTUK 6. BEHEER VAN HUISHOUDELIJKE
AFVALSTOFFEN EN VERGELIJKBARE BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Afdeling 6.1. Algemene bepalingen
Artikel 6.1.1. – Huishoudelijke afvalstoffen : definities
- Voor de toepassing van dit reglement wordt onder “afvalstof” verstaan: elke stof of voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of zich moet ontdoen, zoals gedefinieerd in het Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
- Voor de toepassing van dit reglement wordt onder “huishoudelijke afvalstoffen” verstaan: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals gedefinieerd in artikel 4.1.1. van het VLAREMA2.
- Voor de toepassing van dit reglement wordt onder “met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen”, hierna “vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen” genoemd, verstaan: bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen, die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding, zoals gedefinieerd in artikel 1.2.1, §2, 54° van het VLAREMA3.
Artikel 6.1.2. – Verboden afvalstoffen
Het is verboden afvalstoffen, afkomstig uit andere gemeenten ter inzameling aan te bieden.
Artikel 6.1.3. – Vervoerders, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars
§ 1. Alleen de geregistreerde vervoerders, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of –makelaars, daartoe aangewezen door het gemeentebestuur, zijn gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen.
§ 2. Het is voor iedereen verboden om het even welke huishoudelijke afvalstof mee te geven aan andere vervoerders, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of –makelaars dan deze daartoe aangewezen door het gemeentebestuur.
Artikel 6.1.4. – Verbranden van afvalstoffen
§ 1. Het is verboden afvalstoffen in open lucht te verbranden.
2 VLAREMA, Art. 4.1.1 : Aansluitend op de bepalingen van het Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen wordt het straat- en veegvuil gelijkgesteld aan huishoudelijke afvalstoffen.
3 VLAREMA, Art. 1.2.1, §2, 54° : Met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen : bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen en die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding.
§ 2. Met behoud van de toepassing van het Veldwetboek en het Bosdecreet van 13 juni 1990 is de verbranding in open lucht van welke stoffen ook verboden, behalve als het gaat om:
- Het maken van vuur in open lucht indien nodig bij het beheer van bossen, als beheersmaatregel, als fytosanitaire maatregel of als onderdeel van een wetenschappelijk experiment, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
- Het maken van vuur in open lucht in natuurgebieden, als beheermaatregel wanneer afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is, of als fytosanitaire maatregel. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven en die activiteit als uitzonderlijke beheermaatregel is opgenomen in het goedgekeurd beheerplan;
- De verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen die afkomstig zijn van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden, als afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is, of als dat vanuit fytosanitair oogpunt noodzakelijk is;
- Het verbranden van droog onbehandeld hout bij het maken van een open vuur;
- Het verbranden van droog onbehandeld hout of een vaste fossiele brandstof in een sfeerverwarmer;
- Het verbranden van dierlijk afval, in overeenstemming met de bepalingen, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgewerkte producten. Die activiteit mag pas plaatsvinden met schriftelijke toestemming van de toezichthouder;
- Het verbranden van droog onbehandeld hout en onversierde kerstbomen in het kader van folkloristische evenementen. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven en de activiteit op een afstand van meer dan 100 meter van bewoning plaatsvindt;
- Het verbranden van droog onbehandeld hout of een vaste fossiele brandstof voor het gebruik van een barbecuetoestel
Artikel 6.1.5. – Sluikstorten van afvalstoffen
§ 1. Het is verboden op openbare wegen en plaatsen of op terreinen palend aan openbare plaatsen gelijk welke voorwerpen, stoffen of materialen (inclusief huishoudelijk afval, grofvuil en groenafval) te werpen of achter te laten, als die schade kunnen toebrengen of be- of vervuilen.
Het is verboden om verzameld huishoudelijk afval achter te laten in de op openbare plaatsen voorziene afvalkorven.
Het is eveneens verboden niet-organisch afval of organisch afval, zoals etensresten, frituurolie of -vet en andere (afval)oliën enz., in rioolkolken achter te laten.
Wie, op welke wijze ook, de openbare weg heeft be- of vervuild, is verplicht deze onmiddellijk te reinigen.
§ 2. Het is verboden om bedrijfsafval of daarvoor bestemde recipiënten achter te laten op openbare plaatsen, behalve tot aanbieding aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die deze bedrijfsafvalstoffen inzamelen of ophalen. In dit geval mag de aanbieding op een openbare plaats uitsluitend gebeuren op de dag van de ophaling en in geen geval tussen 20.00 uur ‘s avonds en 6.00 uur ‘s ochtends, noch op zondag of een wettelijke feestdag.
Het achtergelaten bedrijfsafval en de daarvoor bestemde recipiënten mogen het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers niet hinderen. Het afval moet worden aangeboden in een -
in verhouding tot het aangeboden volume - voldoende aantal, afgesloten recipiënten, zodanig dat de plaats waar ze worden aangeboden in ordelijke staat verkeert.
Afval dat op een openbare plaats verspreid wordt, moet op initiatief van de aanbieder opgeruimd worden.
§ 3. Met het oog op thuiscomposteren is het voor particulieren toegestaan op eigen privéterrein een stapelplaats aan te leggen voor het composteren van eigen groente-, fruit- en tuinafval. Deze composteerruimte van minder dan 10 m³, niet zichtbaar van op straat, mag geen hinder veroorzaken voor de buurtbewoners.
Artikel 6.1.6. – Reinheid op privaat terrein
§ 1. Het is verboden huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen, afbraakmateriaal, wrakken, allerhande goederen en voorwerpen die de reinheid en esthetiek van de omgeving benadelen en/of een gevaar zijn voor de openbare gezondheid te storten, te doen storten, achter te laten, te doen achterlaten of te laten achterlaten, of zulks toe te laten op private terreinen, ongeacht het feit van eigendom, indien hiertoe geen geschreven vergunning werd verleend door de bevoegde overheid.
§ 2. Het is tevens verboden huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen, afbraakmateriaal, wrakken, allerhande goederen en voorwerpen die de reinheid en esthetiek van de omgeving benadelen en/of een gevaar zijn voor de openbare gezondheid te behouden, te verzamelen en op te stapelen op binnen- en achterplaatsen, in kelders, bijgebouwen, in stallen,… Deze bepaling geldt niet voor de industriële inrichtingen voor met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, en voor de landbouwuitbatingen wat het mest betreft, voor zover voldaan is aan eventuele meldings- en/of vergunningsplicht opgelegd door de hogere overheid.
Artikel 6.1.7. – Afvalstoffen : wijze van aanbieden en toezicht
§ 1. De huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen dienen aangeboden te worden zoals voorzien in dit reglement. Afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van dit reglement worden niet aanvaard. De aanbieder dient dezelfde dag nog de niet-aanvaarde afvalstoffen terug te nemen.
§ 2. Het toezicht op de aanbieding van afvalstoffen wordt uitgevoerd door de overbrengers die van het gemeentebestuur de toelating kregen afvalstoffen in te zamelen en door de parkwachter in geval van inzameling via het recyclagepark. Deze overbrengers en de parkwachter mogen de aanbieders wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen verstrekken.
Artikel 6.1.8. – Afvalstoffen : wanneer en waar buitenplaatsen
§ 1. De aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen geschiedt voor 8 u ’s morgens op de door het gemeentebestuur vastgestelde dagen.
Het mag eveneens de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling zal plaatsvinden, aan de rand van de openbare weg geplaatst worden en dit vanaf 20 u.
§ 2. De huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen worden in de voorgeschreven recipiënten of wijze aangeboden aan de rand van de openbare weg en vóór het betrokken perceel waar de aanbieder gevestigd is, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De aanbieder die afgelegen van de openbare weg gevestigd is of die langs wegen, plaatsen of stegen gevestigd is die niet door de wagens van de
ophaaldienst bereikbaar zijn, dienen de voorgeschreven recipiënten te plaatsen langs de dichtst bij zijn perceel grenzende openbare weg die wel toegankelijk is.
§ 3. De inwoners die het recipiënt buitenzetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel zwerfvuil dat hiervan afkomstig is en staan zelf in voor het opruimen ervan.
§ 4. Het is verboden de langs de openbare weg staande recipiënten te openen, geheel of gedeeltelijk te ledigen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie.
§ 5. De geledigde recipiënten dienen door de aanbieder op de dag van lediging terug te worden verwijderd van de openbare weg.
Artikel 6.1.9. – Afval op standplaatsen : voorzien van afvalrecipiënten
De uitbater van een private vaste of verplaatsbare inrichting aan of langs de openbare weg die voedingswaren of dranken verkoopt of aanbiedt die buiten de inrichting kunnen worden verbruikt (drank- en snoepautomaat, snackbar, supermarkt, frituur, ijssalon, e.d.) dient op een behoorlijke wijze, voldoende duidelijk zichtbare en goed bereikbare afvalrecipiënten te voorzien.
In deze afvalrecipiënten mogen enkel huishoudelijke afvalstoffen van ter plaatse geconsumeerde producten gedeponeerd worden.
Artikel 6.1.10 – Afval op standplaatsen : gescheiden inzameling
De diverse vrijkomende fracties zoals de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, plastic flessen en – flacons, metalen verpakkingen en drankkartons (PMD-afval), e.d. dienen gescheiden te worden ingezameld in hun respectievelijke recipiënten. Deze recipiënten dienen voorzien te zijn van een duidelijk leesbaar opschrift dat aangeeft welke fractie het betreft.
Artikel 6.1.11. – Afval op standplaatsen : opstelling en aantal inzamelrecipiënten
De opstellingsplaats en het aantal inzamelrecipiënten, alsook de aard van de in te zamelen fracties kunnen door het gemeentebestuur worden bepaald.
Artikel 6.1.12. – Afval op standplaatsen : lediging van de inzamelrecipiënten
De uitbater dient de recipiënten zelf tijdig te ledigen en het recipiënt, de standplaats en de onmiddellijke omgeving van de inrichting rein te houden.
Indien de uitbater niet voldoet aan de verplichting vermeld in het vorige lid, kan het gemeentebestuur, ambtshalve en op kosten van de uitbater, de recipiënten ledigen en/of de standplaats en de onmiddellijke omgeving van de inrichting rein maken.
Artikel 6.1.13. – Reclamedrukwerk en gratis regionale pers
§1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of achter te laten op andere plaatsen, inclusief het recyclagepark, anders dan de brievenbus.
§2. Het is verboden om reclamedrukwerk te bedelen in brievenbussen waarop, op duidelijk zichtbare wijze, vermeld wordt dat men geen reclamedrukwerk wenst te ontvangen.
Artikel 6.1.14. – Evenementen
Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, dient de organisator- aanvrager ervan in samenspraak met de gemeente de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het afval selectief in te zamelen.
De organisator-aanvrager dient in ieder geval op een behoorlijke wijze, voldoende duidelijk zichtbare en goed bereikbare afvalrecipiënten te voorzien.
In deze afvalrecipiënten mogen enkel huishoudelijke afvalstoffen van ter plaatse geconsumeerde producten gedeponeerd worden.
De organisator-aanvrager dient ervoor te zorgen dat de recipiënten tijdig geledigd worden en de plaats van het evenement rein wordt gehouden.
Indien de organisator-aanvrager niet voldoet aan de verplichting vermeld in het vorige lid, kan het gemeentebestuur, ambtshalve en op kosten van de organisator-aanvrager, de recipiënten ledigen en/of de plaats van het evenement rein maken.
Afdeling 6.2. Inzameling van huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval
Artikel 6.2.1. – Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling moeten geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval of groenafval, PMD-afval en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Artikel 6.2.2. – Inzameling
§ 1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval worden minstens tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de voor de overbrenger toegankelijke straten, wegen en pleinen, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen.
§ 2. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval mag niet worden meegegeven met het grofvuil of een inzameling andere dan deze van het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval.
§ 3. Het is verboden voor de verwijdering van het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval gebruik te maken van een recyclagepark.
Artikel 6.2.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
§ 1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval dienen gescheiden aangeboden te worden in containers. Het recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.
De containers dienen aangeboden te worden met het handvat naar de straat gericht.
§ 2. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval dienen aangeboden te worden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de overbrenger.
Artikel 6.2.4. – Gebruik van de huisvuilcontainer : eigendom
De huisvuilcontainer blijft eigendom van de Intercommunale Durme Moervaart en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de ophaling van het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval.
Artikel 6.2.5. – Gebruik van de huisvuilcontainer : onderhoud en gebruik
§ 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de huisvuilcontainer. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de huisvuilcontainer uitsluitend mag aangewend worden voor de opslag van huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval.
§ 2. In geval van schade, diefstal of verlies stelt de inwoner de intercommunale hiervan onverwijld in kennis met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe huisvuilcontainer. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik.
Artikel 6.2.6. – Gebruik van de huisvuilcontainer : adresgebonden
§ 1. De huisvuilcontainer blijft verbonden aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de huisvuilcontainer mee te nemen naar zijn nieuwe adres.
§ 2. Bij verhuizing dient de inwoner dit te melden op het gratis groen nummer 0800-16636 om de containers te laten blokkeren en de laatste ledigingsdatum af te spreken.”
Afdeling 6.3. Inzameling van grofvuil
Artikel 6.3.1. – Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval of groenafval, PMD-afval, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, bouw- en sloopafval, houtafval, metalen gemengd, afvalbanden en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Artikel 6.3.2. – Inzameling
§ 1. Het grofvuil wordt op afroep aan huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht. In de gemeente Zelzate wordt het grofvuil ook ingezameld op het recyclagepark.
Herbruikbare goederen kunnen gratis worden aangeboden aan het kringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten.
§ 2. Het grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval of een inzameling, andere dan deze van het grofvuil.
Artikel 6.3.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
§ 1. Het grofvuil dient aangeboden te worden per voorwerp of per pak.
§ 2. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet groter zijn dan 25 kg. Het grofvuil mag niet langer zijn dan 2 meter.
§ 3. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
Afdeling 6.4. Selectieve inzameling van hol glas
Artikel 6.4.1. – Definitie
§ 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder hol glas verstaan: hol glas ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, kristal, opaal glas, plexiglas, ander hittebestendig glas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, porselein, aardewerk, beeldbuizen, drinkglazen, e.d.
§ 2. Hol glas betreft alle flessen en bokalen (verpakkingsglas).
Artikel 6.4.2. – Inzameling
§ 1. Hol glas wordt ingezameld op het recyclagepark of wordt ingezameld via de glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Het gebruik van de containers is uitsluitend voorbehouden aan de inwoners van de gemeente .
§ 2. Hol glas mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van glas.
Artikel 6.4.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
Hol glas dat naar de glascontainer gebracht wordt, dient, afhankelijk van de kleur, in de daartoe voorziene glascontainers te worden gedeponeerd. Hol glas dient leeg te zijn, voldoende gereinigd en ontdaan zijn van deksels en doppen.
Artikel 6.4.4. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx : verboden
§ 1. Het deponeren in glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan hol glas is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers glas of andere afvalstoffen achter te laten.
§ 2. Het is verboden glas te deponeren in de glascontainers tussen 20 u en 8 u.
Afdeling 6.5. Selectieve inzameling van papier en karton
Artikel 6.5.1. – Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder papier en karton verstaan: alle dag-, week- en maandbladen, tijdschriften en periodieken, reclamedrukwerk en ander drukwerk, publicaties, telefoon- en faxgidsen, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, gelaagd papier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cement-, meststof- en sproeistofzakken, e.d.
Artikel 6.5.2. – Inzameling
§ 1. Papier en karton wordt minstens maandelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. Papier en karton wordt ook ingezameld op het recyclagepark.
§ 2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton.
Artikel 6.5.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
Het papier en karton dient aangeboden te worden in een kartonnen doos of ingebonden door een natuurtouw. Het moet ontdaan zijn van plastiekfolie.
Het gewicht van de doos of het pak mag niet groter zijn dan 20 kg.
Afdeling 6.6. Selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval
Artikel 6.6.1. – Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Klein Gevaarlijk Afval, hierna KGA genoemd, verstaan, de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 5.2.2.1 van het VLAREMA4.
4 De volgende afvalstoffen worden als KGA beschouwd (niet limitatief):
1° resten van verven, inkten, lijmen, harsen: a. verf, lak, vernis;
b. houtbeschermingsmiddelen, carbolineum, black varnish, creoline;
c. lijm, hars, siliconen;
d. filmafval;
e. kleurstoffen, toner, inkten, drukinkten, stempelkussens; 2° olie en vet: a. gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën;
b. meubelolie, boenwas;
c. afgewerkte olie;
d. brandstoffen;
3° solventen: a. ontvetters, droogkuisproducten, vlekkenwater, decapeermiddelen en beitsmiddelen;
b. gechloreerde koolwaterstoffen : trichloorethyleen, tetrachloorethyleen, chloroform;
c. ontvlambare oplosmiddelen : petroleumether, ether, wasbenzine, brandspiritus, benzine, aceton, methanol, ethanol, hexaan, tolueen, xyleen;
d. verdunners : white spirit, lijnolie, terpentijn, terpentine, celluloseverdunners;
e. gefluoreerde schoonmaakmiddelen;
f. glycol, antivries;
g. formol;
Artikel 6.6.2. – Inzameling
§ 1. Het KGA wordt ingezameld op het recyclagepark.
§ 2. KGA mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van KGA.”
Artikel 6.6.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
§ 1. Het KGA dient, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden te worden in een daartoe geschikte recipiënt.
§ 2. Injectienaalden moeten worden aangeboden in een naaldcontainer.
Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen. Indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het KGA op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd. De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het KGA te voorkomen.
Artikel 6.6.4. – Bevoegd personeel
Het KGA dat wordt aangeboden op het recyclagepark wordt door het bevoegde personeel in de inrichting aansluitend bij het recyclagepark gedeponeerd. De aanbieder van het KGA mag dit niet zelf doen.
4° zuren: a. zoutzuur, middelen die kalk en cement verwijderen;
b. zwavelzuur, accuzuur;
c. salpeterzuur, chroomzuur, fosforzuur;
d. fixeervloeistoffen en stopbadvloeistoffen;
5° basen: a. ontvetters, ontstoppers, bijtende soda, natronloog, xxxxxxxx, ammoniak;
b. bijtende schoonmaakmiddelen, beits- en decapeermiddelen, bleekwater, hypochlorieten, hypochloraten;
c. fotografische ontwikkelaars, activators en additieven;
6° schoonmaakmiddelen: a. zepen, waspoeders, wc-reinigers, glansmiddelen voor de vaatwas;
b. metaalpoets, roestverwijderingsmiddelen;
c. autowax;
7° batterijen en accu’s;
8° stoffen of producten met kwik: a. gasontladingslampen;
b. kwikthermometers;
9° kga met gemengde samenstelling: a. restanten met onbekende samenstelling;
b. cosmetica;
c. ongebruikte, afgedankte chemicaliën;
d. pesticiden;
e. brandblusmiddelen;
f. fotografisch zilver;
g. vuurwerk en andere ontplofbare stoffen van huishoudelijke en vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong, met uitzondering van munitie;
h. rookdetectoren;
10° verpakkingen met of zonder restanten van kga, genoemd in 1°, 2°, b), c) en d), 3°, 4°, 5°, 6°, b), 9°, c) en d);
11° insulinespuiten, pennaalden, gebruikt door particulieren om zichzelf geneesmiddelen toe te dienen, en bloedlancetten.
Afdeling 6.7. Selectieve inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval
Artikel 6.7.1. – Definitie
§ 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder groente- en fruitafval verstaan: aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en fruitresten, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van de keukenrol, plantaardig keukenafval en etensresten, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het tuinafval omvat versnipperd snoeihout, haagscheersel, gazonmaaisel, bladeren, onkruid, resten van groente- en siertuin, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, zaagmeel en schaafkrullen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het groente-, fruit- en tuinafval wordt hierna GFT-afval genoemd.
§ 2. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder organisch-biologisch bedrijfsafval verstaan: alle afvalstoffen, vermeld in § 1, ontstaan door een met de huishoudens vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
§ 3. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk afval, wegwerpluiers, aarde, zand, saus, olie, vet, stof uit stofzuiger, as van open haard, houtskool, kunststof, ijzer, metaal, blik, kattenbakvulling, e.d. worden niet als GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval beschouwd.
Artikel 6.7.2. – Inzameling
§ 1. Het GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden minstens tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen.
§ 2. GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet meegegeven worden met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval.
§3. Verontreinigd GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden niet aanvaard bij de selectieve inzameling.
Artikel 6.7.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
Het GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval dienen gescheiden aangeboden te worden in een GFT-container.
De containers dienen aangeboden te worden met het handvat naar de straat gericht.
Artikel 6.7.4. – GFT- container : eigendom
De GFT-container blijft eigendom van de Intercommunale Durme Moervaart en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de ophaling van het GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval.
Artikel 6.7.5. – GFT- container : onderhoud en gebruik
§ 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de GFT-container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de GFT-container uitsluitend mag aangewend worden voor de opslag van GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval.
§ 2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de intercommunale hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe GFT-container. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik.
Artikel 6.7.6. – GFT- container : adresgebonden
§ 1. De GFT-container blijft verbonden aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de GFT-container mee te nemen naar zijn nieuwe adres.
§ 2. Bij verhuizing dient de inwoner dit te melden op het gratis groen nummer 0800-16636 om de containers te laten blokkeren en de laatste ledigingsdatum af te spreken.”
Afdeling 6.8. Selectieve inzameling van houtafval, snoeihout en kerstbomen
Artikel 6.8.1. – Houtafval : definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder houtafval verstaan: alle houten meubels (kasten, houten geraamte van fauteuils, tafels en stoelen) en houtafval voortkomend van een normaal huishouden. Ramen en deuren waarbij het glas verwijderd is worden eveneens aanvaard.
Xxxxxx treinbilzen worden niet aanvaard.
Artikel 6.8.2. – Houtafval : inzameling
Het houtafval wordt op afroep aan huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht. Houtafval wordt ook ingezameld op het recyclagepark.
Artikel 6.8.3. – Houtafval : wijze van aanbieding
Het houtafval wordt per voorwerp of per pak aangeboden. Het aangeboden voorwerp of pak mag niet zwaarder wegen dan 25 kg en mag niet langer zijn dan 2 meter.
Indien het houtafval wordt samengebonden, dan dient dit te gebeuren zodanig dat het pak niet uit elkaar kan vallen en geen gevaar kan vormen voor de overbrengers.
Het is niet toegelaten om tussen of in de houten voorwerpen andere afvalstoffen te deponeren.
Artikel 6.8.4. – Snoeihout en kerstbomen : definitie
§1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder snoeihout verstaan: gesnoeide takken van bomen en struiken met een maximale doorsnede van 10 cm.
§2. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder kerstbomen verstaan: natuurlijke kerstbomen die ontdaan zijn van potten en versiering. Kerstbomen opgebouwd uit kunststofmaterialen worden niet aanvaard.
Artikel 6.8.5. – Snoeihout en kerstbomen : inzameling
§ 1. Het snoeihout wordt minstens 2 maal per jaar huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. Snoeihout wordt ook ingezameld op het recyclagepark.
§ 2. Kerstbomen worden minstens 1 maal per jaar huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dag. Kerstbomen worden ook ingezameld op het recyclagepark.
Artikel 6.8.6. – Snoeihout : wijze van aanbieding
Het snoeihout wordt per pak aangeboden. De ingebonden pakken mogen niet zwaarder wegen dan 20 kg en niet langer zijn dan 1,5 m.
Afdeling 6.9. Selectieve inzameling van plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons (PMD-afval)
Artikel 6.9.1. – Definitie
§ 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Plastic flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons, ook PMD-afval genoemd, verstaan: plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen (inclusief kroonkurken, metalen deksels en doppen) en drankkartons, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
§ 2. De aangeboden plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen geen KGA, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten.
Artikel 6.9.2. – Inzameling
§ 1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden ook ingezameld op het recyclagepark.
§ 2. Plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons.
§ 3. Verontreinigde plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden niet aanvaard5.
5 De niet-conforme inhoud kan aangeduid worden met een sticker.
§ 4. Metalen verpakkingen die via de PMD-inzameling opgehaald worden zijn niet toegelaten bij de fractie metalen gemengd.
Artikel 6.9.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
§ 1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons dienen aangeboden te worden in een speciaal daarvoor voorziene blauwe kunststof zak, voorzien van het logo van de Intercommunale Durme Moervaart.
§ 2. De verschillende fracties van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen gemengd in het voorgeschreven recipiënt worden aangeboden.
§ 3. Het gewicht van één recipiënt mag niet groter zijn dan 10 kg en dient gesloten aangeboden te worden.
§ 4. Het maximum volume van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons bedraagt 8 liter.
§ 5. Er mogen geen verpakkingen aan de buitenkant van de zak worden vastgemaakt.
Afdeling 6.10. Selectieve inzameling van metaalafval
Artikel 6.10.1. – Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder metaalafval verstaan: alle door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit ontstane soorten van metalen voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, met uitzondering van KGA, metalen verpakkingen die met de PMD-fractie ingezameld worden en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Artikel 6.10.2. – Inzameling
§ 1. Metaalafval wordt op afroep aan huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht. Metaalafval wordt ook ingezameld op het recyclagepark.
§ 2. Metaalafval mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval of een selectieve inzameling, andere dan deze van het metaalafval.
Artikel 6.10.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
§ 1. Metaalafval moet aangeboden worden per voorwerp of per pak.
§ 2. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of pak mag niet groter zijn dan 25 kg. Het mag niet langer zijn dan 2 meter.
§ 3. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de overbrengers van de afvalstoffen.
Afdeling 6.11. Selectieve inzameling van textiel
Artikel 6.11.1. – Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder textielafval verstaan: alle niet verontreinigde kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, servetten…), lompen, e.d., die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
Artikel 6.11.2. – Inzameling
§ 1. Het textiel wordt ingezameld in de textielcontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente of via de huis-aan-huisinzameling langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. Het textiel wordt eveneens ingezameld op het recyclagepark of de door de OVAM erkende kringloopcentra.
§ 2. Alleen de organisaties die vermeld zijn op de door de OVAM gepubliceerde lijst van erkende textielinzamelaars en die toelating hebben van het gemeentebestuur, waarmee ze een overeenkomst afgesloten hebben, zijn gemachtigd textielcontainers te plaatsen op zowel openbaar domein als op privé-terrein toegankelijk voor het publiek en mogen huis-aan- huisinzamelingen organiseren.
§ 3. Het textiel mag niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van het textiel.
Artikel 6.11.3. – Xxxxx xxx xxxxxxxxxx
§ 1. Het textiel dient bij het deponeren in een container of bij ophaling aan huis in een degelijke en goed gesloten zak verpakt te zijn. Het aangeboden textiel mag niet nat, bevuild of totaal versleten zijn.
§ 2. Het deponeren in textielcontainers van om het even welke andere afvalstof dan textiel is verboden. Het is verboden om naast de textielcontainers textiel of andere afvalstoffen achter te laten.
Afdeling 6.12. Het recyclagepark
Artikel 6.12.1. – Doel
Het recyclagepark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze afvalstoffen.
Artikel 6.12.2. – Toegang
§ 1. Het recyclagepark is enkel toegankelijk voor de inwoners van de gemeente en voor de ondernemingen, instellingen en verenigingen die op het grondgebied van de gemeente gevestigd zijn in zoverre de door hen aangevoerde afvalstoffen vergelijkbaar zijn overeenkomstig de definitie in artikel 6.1.1. van dit reglement. De gemeenten hebben de keuze om de ondernemingen al dan niet toe te laten.
Het gemeentebestuur kan beslissen de volgende categorieën toegang te verlenen tot het recyclagepark :
- bewoners van een tweede verblijf gelegen in de gemeente,
- toekomstige inwoners die een woning gelegen in de gemeente aan het (ver)bouwen zijn. Beide categorieën mogen enkel op het grondgebied van de gemeente geproduceerde huishoudelijke afvalstoffen op het recyclagepark deponeren.
§ 2. Het recyclagepark is geopend op de door het gemeentebestuur bepaalde data en openingsuren. Buiten de openingsuren is het recyclagepark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst.
Artikel 6.12.3. – Afvalstoffen
Op het recyclagepark mogen de door het gemeentebestuur bepaalde fracties en hoeveelheden aangeboden worden. De afvalstoffen mogen slechts onder toezicht van de aanwezige parkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van een duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden.
Artikel 6.12.4. – Verkeersregeling
§ 1. Het is de parkwachter toegestaan de aanbrengers van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds teveel mensen op het recyclagepark bevinden, evenals in functie van een goede verkeersregeling op het recyclagepark.
§ 2. Kinderen jonger dan 12 jaar dienen vergezeld te zijn door een volwassen begeleider.
§ 3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het recyclagepark.
§ 4. De aanvoer bij middel van voertuigen, is beperkt tot deze met een maximum toegelaten massa van 3,5 ton.
Artikel 6.12.5. – Sorteren
§ 1. De afvalstoffen dienen gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is beperkt tot 10 km/u. De motor dient stilgelegd te worden bij het lossen van de afvalstoffen. De bezoekers en de overbrengers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen.
§ 2. Eens de afvalstoffen in de daartoe voorziene container worden gedeponeerd, mogen deze afvalstoffen niet meer opnieuw door een bezoeker van het recyclagepark worden meegenomen.
Artikel 6.12.6. – Reinheid omgeving
§ 1. De gebruikers van het recyclagepark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein steeds rein houden. Zij kunnen door de parkwachter verzocht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen.
§ 2. Tijdens de sluitingsuren van het recyclagepark is het verboden om afval buiten het terrein van het recyclagepark te deponeren of over de omheining op het recyclagepark te gooien. Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten.
Artikel 6.12.7. – Rookverbod
Op het recyclagepark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting.
Artikel 6.12.8. – Afwijkingen
Het gemeentebestuur kan om duidelijk gemotiveerde redenen afwijkingen toestaan op de bepalingen van Hoofdstuk 6. Beheer van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, Afdeling 6.12. Het recyclagepark.
HOOFDSTUK 7. OPENBARE VEILIGHEID EN VLOTTE
DOORGANG
Artikel 7.0.1. – Vergaderingen in de open lucht
De organisatie van manifestaties op de openbare weg en vergaderingen in de open lucht is onderworpen aan een kennisgeving aan het gemeentebestuur. De kennisgeving moet schriftelijk en minstens 14 kalenderdagen voor de geplande datum ingediend worden.
Elke persoon die deelneemt aan een dergelijke samenkomst op de openbare weg of een vergadering in de open lucht, moet zich schikken naar de bevelen van de politie, die tot doel hebben de veiligheid of het gemak van doorgang te vrijwaren of te herstellen.
Artikel 7.0.2. – Wildplassen
Het is verboden op de openbare weg of zichtbaar vanaf de openbare weg te urineren, tenzij op plaatsen of accommodaties die speciaal hiervoor zijn ingericht. Die plaatsen en accommodaties moeten volgens de regels van goed fatsoen gebruikt worden.
Artikel 7.0.3. – Werkzaamheden
Behoudens machtiging van het gemeentebestuur is het uitdrukkelijk verboden werkzaamheden te starten op het openbaar en privaat domein van de gemeente, zowel aan de oppervlakte als onder de grond.
Iedere persoon die werkzaamheden op de openbare ruimte uitvoert of laat uitvoeren, is ertoe gehouden die te herstellen in de staat waarin ze zich voor de uitvoering van de werkzaamheden bevond of in de staat die in de machtiging vermeld is.
Het is verboden op de openbare weg stellingen, bouwmateriaal, containers en andere soorten vergaarbakken te plaatsen. Het gemeentebestuur kan een vergunning afleveren om tijdens een beperkte duur stellingen, bouwmateriaal, containers en andere soorten vergaarbakken op de openbare weg neer te zetten.
Als de overtreder de zaken niet onmiddellijk in orde brengt, kan de gemeente zich, na een eerste waarschuwing, het recht voorbehouden dat te doen op kosten en op risico van de overtreder.
Artikel 7.0.4. – Verlichting van uitgravingen of voorwerpen op de openbare weg
Iedereen moet de uitgravingen of de materialen, steigers, of om het even welke andere voorwerpen, die op straten, pleinen of andere delen van de openbare weg werden neergelegd of werden achtergelaten, voldoende signaleren en verlichten.
Artikel 7.0.5. – Onderhoud van bomen, beplantingen en hagen
§ 1. De gebruiker van een onroerend goed of de eigenaar van een ongebruikt onroerend goed palend aan de openbare weg is ertoe gehouden ervoor te zorgen dat de bomen, beplantingen en hagen zodanig onderhouden worden dat de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt of dat luchtleidingen niet worden gehinderd.
Als de overtreder de zaken niet onmiddellijk in orde brengt, kan de gemeente zich, na een eerste waarschuwing, het recht voorbehouden dat te doen op kosten en op risico van de overtreder.
§ 2. Bovendien mag geen enkele tak
- over de rijweg hangen op minder dan 4,5 meter boven de grond
- over de gelijkgrondse berm, het voetpad of het fietspad hangen op minder dan 2,5 meter boven de grond
- de stabiliteit van de installaties voor de openbare verlichting in het gedrang brengen of het uitgestraalde licht ervan in belangrijke mate verminderen
- de verkeerstekens bedekken
- enige belemmering betekenen voor de leesbaarheid van de straatnaamborden
Artikel 7.0.6. – Verwijderen van boomstronken
De eigenaars van bomen, staande langs de openbare wegen, onder toezicht van de gemeente, zijn verplicht bij het rooien de boomstronken te verwijderen binnen de 2 maanden na het rooien, of ze weg te frezen tot 5 cm onder het maaiveld.
Als de overtreder de zaken niet onmiddellijk in orde brengt, kan de gemeente zich, na een eerste waarschuwing, het recht voorbehouden dat te doen op kosten en op risico van de overtreder.
Artikel 7.0.7. – Rondreizende woonwagens
Zonder voorafgaandelijke toelating van het gemeentebestuur is het verboden de openbare ruimte voor langer dan 24 uur te gebruiken voor het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning dienen of ervoor kunnen dienen, zoals woonwagens en tenten.
Artikel 7.0.8. – Huisnummers
Iedere eigenaar van een gebouw brengt aan het huis of de brievenbus een vanaf de straat goed zichtbaar huisnummer aan. Elke bewoner is verplicht dat zichtbaar te houden.
Artikel 7.0.9. – Aanduidingen van openbaar nut
De eigenaars, vruchtgebruikers, huurders, bewoners of verantwoordelijken op grond van welke titel dan ook moeten, zonder dat dit voor hen enige schadeloosstelling impliceert, op de gevel of topgevel van hun gebouw, ook wanneer die zich buiten de rooilijn bevindt, en in voorkomend geval eventueel aan de straatkant, toestaan dat aanduidingen van openbaar nut en andere nutsvoorzieningen worden aangebracht.
Artikel 7.0.10. – Toegang tot onbezette gebouwen
De eigenaar moet gepaste feitelijke maatregelen nemen om de toegang tot onbezette gebouwen te verhinderen.
Artikel 7.0.11. – Ruimen van sneeuw en ijs
Bij vorst is het verboden op aangelegde voet- en/of fietspaden water te gieten of te laten vloeien, glijbanen aan te leggen en sneeuw of ijs te storten of te gooien dat afkomstig is van privé-eigendommen.
Bij sneeuwval of bij ijzelvorming moeten de aangelanden van een openbare weg erover waken dat het voetpad voor hun woning wordt schoongeveegd en dat het nodige wordt gedaan om de gladheid ervan te vermijden.
De sneeuw moet aan de rand van het voetpad opgehoopt worden en mag de weggebruikers niet hinderen. De rioolmonden en goten moeten vrij blijven.
Artikel 7.0.12. – IJs op openbare kanalen, waterbekkens en waterlopen
Het is verboden zich op het ijs van de waterlopen en stilstaande waters te begeven.
Bij een voldoende ijsdikte kan het gemeentebestuur, na technisch advies te hebben ingewonnen, een afwijking van dit verbod toestaan.
Artikel 7.0.13. – Herstellen of slopen van bouwvallige gebouwen
Iedereen moet gehoor geven aan de aanmaning van de administratieve overheid om gebouwen die bouwvallig zijn, te herstellen of te slopen.
Artikel 7.0.14. – Werpen, plaatsen of achterlaten van voorwerpen op openbaar domein
Het is verboden voorwerpen op het openbaar domein neer te werpen, te plaatsen of achter te laten, die door hun val of door ongezonde uitwasemingen kunnen schaden.
Artikel 7.0.15. – Bepalingen in verband met honden
§ 1. Het aanlijnen van honden.
De eigenaars, bezitters of bewakers van honden moeten deze aangelijnd laten rondlopen in de openbare plaats of in een voor het publiek toegankelijke plaats, tenzij anders aangeduid. Deze verplichting geldt niet voor honden die gebruikt worden tijdens de jacht, die een kudde begeleiden, die voor reddingsoperaties ingezet worden en voor politie- of assistentiehonden.
De bewaking dient zodanig te zijn dat de begeleider het dier op elk moment kan beletten om personen of dieren te intimideren of lastig te vallen, voertuigen te bespringen of private domeinen te betreden.
§ 2. Op de terreinen die specifiek zijn aangeduid als speelplein of buurtpleintje worden geen honden toegelaten, ook niet als zij aangelijnd zijn.
Dit verbod zal aan de toegangen en/of toegangswegen tot de speelpleinen kenbaar gemaakt worden door een blauw bord met witte tekst : “Honden verboden bij politiereglement”.
Dit verbod geldt niet voor politie- of assistentiehonden.
§ 3. Het is de eigenaars, bezitters, bewakers of houders van honden, verboden hun honden op te hitsen of niet tegen te houden wanneer die voorbijgangers aanvallen of achtervolgen, zelfs als er geen kwaad of schade uit volgt.
Het is eveneens verboden om honden te doen of te laten springen op personen, roerende of onroerende goederen.
§ 4. Agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke honden moeten gemuilkorfd worden door de begeleider, zodra ze zich in de openbare plaats of in een voor het publiek toegankelijke plaats begeven.
Dit verbod geldt niet voor politiehonden en honden van erkende bewakingsdiensten.
Onder agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke honden worden begrepen: elke hond die, wanneer hij vrij zou rondlopen, zonder enige provocatie op een duidelijke en onmiskenbare dreigende wijze naar iemand toeloopt; elke hond die iemand aanvalt, bijt of verwondt zonder provocatie of uitlokking; elke hond die een ander huisdier verwondt of aanvalt zonder provocatie of uitlokking.
Artikel 7.0.16. – Onbewaakte loslopende dieren
§ 1. Op het openbaar domein en op de aanpalende terreinen is het verboden dieren, die geen vrije loop hebben, te laten lopen zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen opdat zij de veiligheid niet in gevaar zouden brengen en/of de vrije doorgang zouden verhinderen.
§ 2. Aan het openbaar domein palende terreinen waarop dieren gehouden worden, dienen voldoende afgesloten te zijn.
§ 3. Het is verboden dieren die geen vrije loop hebben, zonder toestemming van de bewoner, te laten binnendringen in bewoonde plaatsen of hun aanhorigheden, zoals bijvoorbeeld tuinen en erven.
HOOFDSTUK 8. DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 8.0.1. – Uitwerpselen van dieren
De begeleiders van honden, rij-, last- en trekdieren zijn verplicht in de openbare plaats de uitwerpselen van hun dier op te ruimen of mee te nemen in een daartoe geschikt recipiënt. Dit recipiënt moet op het eerste verzoek van de politie worden getoond.
Deze verplichting geldt niet voor de begeleiders van paarden van de politiediensten of voor visueel gehandicapten en andere mindervaliden met hun assistentiehond.
Artikel 8.0.2. – Uitvliegen van duiven
§ 1. Het is verboden alle soorten duiven welke niet aan prijskampen deelnemen, te laten uitvliegen tussen 7 en 18 u op zater-, zon- en feestdagen waarop duivenwedstrijden plaatshebben en dit van 1 april tot en met de laatste zondag van oktober.
§ 2. In geval van overmacht, slecht weder of andere oorzaken, waarbij de vluchten niet op de vermelde dagen worden gehouden, geldt dit verbod voor de daaropvolgende dag en is de medekampende liefhebber verplicht kenbaar te maken dat de duiven niet op de vermelde datum werden gelost.
§ 3. Elke handeling die de medekampende liefhebber schade kan toebrengen is te allen tijde verboden. Hieronder wordt o.a. verstaan : slaan op allerlei voorwerpen, zwaaien met allerlei voorwerpen, ophangen van allerlei voorwerpen in de nabijheid van de hokken; opstellen van molentjes, draaiende voorwerpen en in het algemeen elke daad die de dieren kan doen op- of afschrikken.
Artikel 8.0.3. – Verwijderen van aanplakbiljetten
Het is verboden wettig aangebrachte aanplakbiljetten af te trekken, te scheuren te overplakken of op enigerlei wijze onleesbaar te maken.
Artikel 8.0.4. – Aanbrengen van opschriften op de openbare weg (wildplakken)
Het is verboden opschriften, affiches, beeld- en fotografische voorstellingen, vlugschriften en plakbriefjes aan te brengen of te plaatsen op de openbare weg en op de bomen, aanplantingen, plakborden, voor- en zijgevels, muren, omheiningen, pijlers, palen, zuilen, bouwwerken, monumenten en andere langs de openbare weg of in de onmiddellijke nabijheid ervan liggende opstanden of op andere plaatsen dan die welke door de gemeenteoverheden voor aanplakking zijn bestemd.
Aanplakking is toegelaten op het openbaar domein onder de voorwaarden van de schriftelijke toestemming van het gemeentebestuur.
Aanplakking is toegelaten op privaat domein, voor zover de eigenaar of gebruiker zijn akkoord schriftelijk en vooraf heeft gegeven, en onder voorbehoud van de lokaal geldende stedenbouwkundige voorwaarden.
Artikel 8.0.5. – Drankautomaten
Het is verboden om alcoholische dranken te verkopen in drankautomaten en automatenhallen opgesteld op de openbare weg of in een publiek toegankelijke plaats zonder permanente bewaking.
Artikel 8.0.6. – Onderhoud van private grachten
§ 1. Dit artikel is van toepassing op private (afwaterings-)grachten. Het is niet van toepassing op de grachten, opgenomen in de atlassen der onbevaarbare waterlopen, noch op de baangrachten.
§ 2. Elke persoon die het genot heeft van een terrein (eigenaar, vruchtgebruiker, huurder, …) moet ervoor zorgen dat de zich op dat terrein bevindende private grachten goed functioneren. Indien nodig moet hij die (laten) maaien of ruimen.
§ 3. In geval van dringende noodzaak (vb. bij overvloedige regenval) kan het gemeentebestuur aan de in § 2 bedoelde persoon of personen het bevel geven om onmiddellijk over te gaan tot de hierboven genoemde werken. In dat geval hebben de door het gemeentebestuur aangeduide personen toegang tot de eigendommen waarover de grachten lopen, om zich ervan te vergewissen of de bepalingen van dit reglement werden nageleefd.
Indien de bevolen werken niet worden uitgevoerd binnen de gestelde termijn, kan het gemeentebestuur die ambtshalve laten doen op kosten van de in gebreke gebleven personen.
§ 4. Zo een voor de goede afwatering noodzakelijke gracht geheel of gedeeltelijk werd gedempt zonder vergunning, zijn de in § 2 vermelde personen gehouden deze te (laten) herdelven, rekening houdend met artikel 30 van het Veldwetboek6 en met de artikelen 640 en 666 tot 6687 van het Burgerlijk Wetboek.
6 Veldwetboek :
Art. 30: Hij die tot afsluiting van zijn erf een niet gemene sloot wil graven, moet tussen die sloot en het naburig erf half zoveel afstand laten als de sloot diep is.
Is het naburig erf een stuk bouwland of een hellend terrein, dan moet de afstand even groot zijn als de sloot diep is.
De sloten worden zo aangelegd dat zij een glooiing hebben aan de kant van de nabuur en de afloop van het water niet belemmeren.
Wanneer een levende haag tot afsluiting dient, moet zij, bij gebreke van een hiermee strijdig gebruik, op ten minste vijftig centimeter van de scheidingslijn staan.
7 Burgerlijk Wetboek
Art. 640: Lager gelegen erven zijn jegens de hoger liggende gehouden het water te ontvangen dat daarvan buiten 's mensen toedoen natuurlijk afloopt.
De eigenaar van het lager gelegen erf mag geen dijk opwerpen waardoor de afloop verhinderd wordt. De eigenaar van het hoger gelegen erf mag niets doen waardoor de erfdienstbaarheid van het lager gelegen erf verzwaard wordt.
Art. 666: Alle grachten tussen twee erven worden vermoed gemeen te zijn, indien er titel noch teken is van het tegendeel.
Art. 667: Een teken dat een gracht niet gemeen is, is aanwezig wanneer de dijk of de opgeworpen aarde zich slechts aan één zijde van de gracht bevindt.
Art. 668: De gracht wordt geacht uitsluitend aan degene toe te behoren aan wiens kant zich de opgeworpen aarde bevindt.
§ 5. Met behoud van de geldende vergunningsplicht moeten de in § 2 bedoelde personen er bij het overwelven van een gracht op toezien dat de passende buizen worden gebruikt voor een normale waterafvoer.
§ 6. De maaiing of ruiming zal derwijze worden uitgevoerd dat de grachten altijd een voldoende diepte en dwarsdoorsnede hebben voor een vrije afloop van het water. In dwarsdoorsnede zullen de grachten op de bodem minstens 0,50 meter breed zijn, met schuine taluds met een helling van ten hoogste 4/4 (45°). Het is verboden in de afvoersloten voorwerpen of stoffen te werpen of te lozen, tenzij hiervoor een vergunning werd verleend.
§ 7. Het gebruik van biociden in de grachten en binnen een aanpalende zone met een breedte van 1 meter is verboden.
§ 8. Het is eveneens verboden om grondbewerkingen uit te voeren binnen een meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van het talud van de gracht. De grondbewerkingen uitgevoerd vanaf één meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van het talud, moeten beantwoorden aan de code van goede landbouwpraktijken.
Artikel 8.0.7. – Onderhoud van niet bebouwde percelen
§ 1. De eigenaars (of hun aangestelden) van niet bebouwde percelen gelegen in een woongebied, een KMO-gebied, een industriegebied of ermee vergelijkbaar zoals aangeduid op de gewestplannen, de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen of gelegen in een goedgekeurde niet vervallen verkaveling, zijn verplicht hun grond(en) minstens éénmaal per jaar te maaien.
Het maaien dient alleszins te gebeuren voor de aanwezige planten in bloei staan of een hoogte van 30 cm hebben bereikt.
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is hierbij verboden.
Indien de eigenaar niet ingaat op de aanmaning om de grond(en) (alsnog) te maaien, kan het maaien door de gemeente uitgevoerd worden op kosten van de overtreder.
Vanaf de tweede maaibeurt, uitgevoerd door de gemeente op kosten van de overtreder, zal eveneens een administratieve sanctie worden opgelegd.
§ 2. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing op percelen in exploitatie (land- en tuinbouw).
De bepalingen van § 1 zijn evenmin van toepassing op percelen onder natuurbeheer. De eigenaar dient dit beheer te kunnen aantonen.
HOOFDSTUK 9. GEMENGDE INBREUKEN
Afdeling 9.1. Gemengde inbreuken waar toepassing wordt gemaakt van gemeentelijke administratieve sancties, overeenkomstig het protocolakkoord met de procureur des Konings van het Parket Oost-Vlaanderen.
Artikel 9.1.1. – Inbreuk op artikel 398 van het Strafwetboek8, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het nadeel is kleiner of gelijk aan 125,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte, en
b. de afwezigheid van enige verzwarende omstandigheid, en
c. de dader (of daders) van het feit is (zijn) niet gekend voor geweldsdelicten (d.w.z. slagen, bedreigingen, belaging, vermogensdelicten met geweld, zedendelicten, enz. volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststelling,
en
d. op grond van de vaststellingen staan de feiten onherroepelijk vast.
Artikel 9.1.2. – Inbreuk op de artikelen 461 en 463 van het Strafwetboek9, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het feit handelt om een winkeldiefstal of een poging daartoe, en
b. het nadeel is kleiner of gelijk aan 125,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte, en
c. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen winkeldiefstallen volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststelling, en
d. op grond van de vaststellingen staan de feiten onherroepelijk vast, en
e. er werd geen enkele vorm van geweld of gelijkgesteld geweld gebruikt door de verdachte,
en
f. er zijn geen aanwijzingen van georganiseerd karakter van de feiten.
8 Hij die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro of met een van die straffen alleen.
Xxxxxxx de schuldige heeft gehandeld met voorbedachten rade, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van een maand tot een jaar en tot geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro.
9 Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt, is schuldig aan diefstal. Met diefstal wordt gelijkgesteld het bedrieglijk wegnemen van andermans goed voor een kortstondig gebruik.
Artikel 9.1.3. – Inbreuk op artikel 521, derde lid van het Strafwetboek10, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het materieel nadeel is kleiner of gelijk aan 500,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte;
en
b. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen feiten van beschadiging en vernieling volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststellingen.
Artikel 9.1.4. – Inbreuk op artikel 526 van het Strafwetboek11, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het materieel nadeel is kleiner of gelijk aan 500,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte;
en
b. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen feiten van beschadiging en vernieling volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststellingen;
Artikel 9.1.5. – Inbreuk op artikel 534bis van het Strafwetboek12, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het materieel nadeel is kleiner of gelijk aan 500,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte;
en
10 Bij onbruikbaarmaking met het oogmerk om te schaden, is de straf vijftien dagen tot drie jaar gevangenis en geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro.
De in het tweede lid bedoelde straf is toepasselijk in geval van gehele of gedeeltelijke vernieling of van onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen.
11 Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig tot vijfhonderd euro wordt gestraft hij die vernielt, neerhaalt, verminkt of beschadigt:
Grafsteden, gedenktekens of grafstenen;
Monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht;
Monumenten, standbeelden, schilderijen of welke kunstvoorwerpen ook, die in kerken, tempels of andere openbare gebouwen zijn geplaatst.
12 Met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die zonder toestemming graffiti aanbrengt op roerende of onroerende goederen.
b. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen feiten van beschadiging en vernieling, of graffiti volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststellingen;
Artikel 9.1.6. – Inbreuk op artikel 534ter van het Strafwetboek13, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het materieel nadeel is kleiner of gelijk aan 500,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte;
en
b. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen feiten van beschadiging en vernieling volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststellingen;
Artikel 9.1.7. – Inbreuk op artikel 537 van het Strafwetboek14;
Artikel 9.1.8. – Inbreuk op artikel 545 van het Strafwetboek15, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het materieel nadeel is kleiner of gelijk aan 500,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte;
en
b. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen feiten van beschadiging en vernieling volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststellingen;
Artikel 9.1.9. – Inbreuk op artikel 559, 1° van het Strafwetboek16, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het materieel nadeel is kleiner of gelijk aan 500,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte;
13 Met gevangenisstraf van een maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die opzettelijk andermans onroerende eigendommen beschadigt.
14 Hij die kwaadwillig een of meer bomen omhakt of zodanig snijdt, verminkt of ontschorst dat zij vergaan, of een of meer enten vernielt, wordt gestraft: voor elke boom, met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro; voor elke ent, met gevangenisstraf van acht dagen tot vijftien dagen en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftig euro of met een van die straffen alleen.
15 Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die geheel of ten dele grachten dempt, levende of xxxx xxxxx afhakt of uitrukt, landelijke of stedelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, vernielt; grenspalen, hoekbomen of andere bomen, geplant of erkend om de grenzen tussen verschillende erven te bepalen, verplaatst of verwijdert.
16 Met geldboete van tien euro tot twintig euro worden gestraft: zij die, buiten de gevallen omschreven in boek II, titel IX, hoofdstuk III, van dit wetboek, andermans roerende eigendommen opzettelijk beschadigen of vernielen.
en
b. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen feiten van beschadiging en vernieling volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststellingen;
Artikel 9.1.10. – Inbreuk op artikel 561, 1° van het Strafwetboek17;
Artikel 9.1.11. – Inbreuk op artikel 563, 2° van het Strafwetboek18, onder de cumulatieve toepassingsvoorwaarden:
a. het materieel nadeel is kleiner of gelijk aan 500,00 euro, zoals blijkt uit de aanvankelijke aangifte;
en
b. de dader (of daders) van het feit heeft (hebben) geen gelijkaardige voorgaanden (d.i. geen feiten van beschadiging en vernieling volgens de Algemene Nationale Gegevensbank) in de afgelopen twee jaar, zoals blijkt uit de vaststellingen;
Artikel 9.1.12. – Inbreuk op artikel 563, 3° van het Strafwetboek19;
Artikel 9.1.13. – Inbreuk op artikel 563bis van het Strafwetboek20;
17 Met geldboete van tien euro tot twintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot vijf dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft: zij die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord.
18 Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft: zij die stedelijke of landelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, opzettelijk beschadigen.
19 Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft: daders van feitelijkheden of lichte gewelddaden, mits zij niemand gewond of geslagen hebben en mits de feitelijkheden niet tot de klasse van de beledigingen behoren; in het bijzonder zij die opzettelijk, doch zonder het oogmerk om te beledigen, enig voorwerp op iemand werpen dat hem kan hinderen of bevuilen.
20 Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van deze straffen alleen worden gestraft, zij die zich, behoudens andersluidende wetsbepalingen, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn.
Het eerste lid geldt echter niet voor hen die zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn, en wel krachtens arbeidsreglementen of een politieverordening naar aanleiding van feestactiviteiten.
Afdeling 9.2. Gemengde inbreuken waar geen toepassing wordt gemaakt van gemeentelijke administratieve sancties, overeenkomstig het protocolakkoord met de procureur des Konings van het Parket Oost-Vlaanderen
Artikel 9.2.1. – Inbreuk op artikel 448 strafwetboek21.
21 Hij die hetzij door daden, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden iemand beledigt in een van de omstandigheden in artikel 444 bepaald, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen.
Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die, in een van de omstandigheden in artikel 444 bepaald, iemand die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of die met een openbare hoedanigheid is bekleed, door woorden beledigt in zijn hoedanigheid of wegens zijn bediening.
HOOFDSTUK 10. SANCTIES
Artikel 10.0.1. – Administratieve geldboete – algemene regeling
Inbreuken op dit politiereglement worden bestraft met een administratieve geldboete, opgelegd door de hiertoe aangestelde sanctionerende ambtenaar, overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Als deze inbreuken worden gepleegd door een of meer minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten, kan eveneens een administratieve geldboete worden opgelegd overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
De omvang van de administratieve geldboete is proportioneel op grond van de ernst van de inbreuk die de boete verantwoordt en eventuele herhaling. De boete overschrijdt, ongeacht de omstandigheden in elk geval niet het bedrag van het wettelijk vastgestelde maximum, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen minderjarigen en meerderjarigen.
De bij dit reglement voorgeschreven administratieve geldboete wordt verhoogd in geval van herhaling, zonder dat deze geldboete het wettelijke voorziene maximum mag overschrijden. Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.
Artikel 10.0.2. – Specifieke regeling voor het Provinciaal Domein Puyenbroeck
In het Provinciaal Domein Puyenbroeck is het politiereglement van 15 december 2010, zoals goedgekeurd door de provincieraad van Oost-Vlaanderen, van toepassing.
Overtredingen op dit politiereglement van 15 december 2010 kunnen eveneens worden bestraft met een gemeentelijke administratieve sanctie overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, tenzij voor deze overtredingen door of krachtens een wet of een decreet straffen of administratieve sancties worden bepaald.
Artikel 10.0.3 – Administratieve schorsing of intrekking van een door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning, of tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting
§ 1. Inbreuken op Hoofdstuk 3. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke inrichtingen van bestendige aard, Afdeling 3.1. Brandveiligheid en Hoofdstuk 4. Bescherming tegen brand- en paniekrisico’s met betrekking tot publiek toegankelijke evenementen van tijdelijke aard, kunnen, indien reeds tweemaal een administratieve geldboete werd opgelegd, ook bestraft worden met een administratieve schorsing van de door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning, een administratieve intrekking van de door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning, of een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting.
§ 2. Indien de inbreuk gesanctioneerd kan worden met een administratieve schorsing van een door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning, een administratieve intrekking van een door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning, of een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting, stuurt de sanctionerende ambtenaar het proces- verbaal door naar het college van burgemeester en schepenen.
In dat geval verstuurt het college van burgemeester en schepenen een voorafgaande waarschuwing naar de betrokkene. Hierin staat dat er een inbreuk werd vastgesteld en dat een sanctie zal opgelegd worden indien de inbreuk wordt gehandhaafd of bij een volgende inbreuk. De waarschuwing moet een uittreksel bevatten van het overtreden reglement en dient per ter post aangetekende brief te gebeuren.
Vervolgens wordt aan de overtreder per ter post aangetekend schrijven meegedeeld dat er aanwijzingen zijn dat er nog steeds een inbreuk is en dat het college overweegt een sanctie (schorsing of intrekking van de vergunning, sluiting van de instelling) op te leggen. Bij deze mededeling deelt men ook mee waar en wanneer het dossier kan worden ingekeken, waar en wanneer betrokkene zal worden gehoord, en dat hij zich mag laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.
De hoorzitting kan maar plaatsvinden als de meerderheid van het college van burgemeester en schepenen aanwezig is.
De leden van het college die niet permanent aanwezig waren tijdens het geheel van de hoorzittingen, mogen niet deelnemen aan de beraadslagingen en aan de stemming over de op te leggen sanctie.
Artikel 10.0.4. – Bemiddelingsprocedure
§ 1. In navolging van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en het Koninklijk besluit houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, voorziet de gemeente in de toepassing van de bemiddeling, zowel voor meerderjarigen als voor minderjarigen.
§ 2. Lokale bemiddeling maakt het mogelijk om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de geleden schade te herstellen, het slachtoffer schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren.
§ 3. Lokale bemiddeling dient verplicht te worden aangeboden aan minderjarigen. De advocaat van de minderjarige kan aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure, evenals de ouders, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige. Op hun verzoek kunnen ze de minderjarige tevens begeleiden bij de bemiddeling.
§ 4. Indien beide partijen een akkoord bereiken omtrent het herstel van de schade wordt er een overeenkomst opgemaakt met expliciete vermelding van de gemaakte afspraken tussen de betrokken partijen. Deze overeenkomst wordt ondertekend voor gelezen en goedgekeurd door alle betrokken partijen en overgemaakt aan de sanctionerend ambtenaar.
§ 5. Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen. In geval van weigering van het bemiddelingsaanbod of het falen van de bemiddeling kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen
Artikel 10.0.5. – Ouderlijke betrokkenheid
§ 1. Voorafgaandelijk aan het aanbod tot bemiddeling of de oplegging van een administratieve geldboete, kan de sanctionerend ambtenaar voorzien in een procedure van ouderlijke betrokkenheid.
Door middel van een ter post aangetekende brief informeert de sanctionerend ambtenaar de ouder(s), voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, over de vastgestelde feiten. Tevens wordt hen in de brief verzocht hun mondelinge of schriftelijke opmerkingen mee te delen over deze feiten en de eventueel te nemen opvoedkundige maatregelen, dit binnen de in de brief vermelde termijn. De sanctionerend ambtenaar kan hiertoe een ontmoeting vragen met de ouder(s), de voogd of de personen die de minderjarige onder hun hoede hebben en de minderjarige zelf.
§ 2. Na de opmerkingen te hebben ingewonnen en/of de minderjarige overtreder samen met de ouder(s), voogd of personen die er de hoede over uitoefenen te hebben ontmoet en indien hij tevreden is over de opvoedkundige maatregelen die door deze laatsten werden voorgesteld, kan de sanctionerend ambtenaar het dossier afsluiten.
§ 3. De sanctionerend ambtenaar kan beslissen tot het opstarten van de administratieve procedure in volgende gevallen:
- er werden geen opmerkingen noch opvoedkundige maatregelen binnen de gestelde termijn overgemaakt;
- de minderjarige overtreder en/of de ouder(s), voogd of personen die er de hoede over uitoefenen zijn niet ingegaan op het verzoek uitgaande van de sanctionerend ambtenaar om elkaar te ontmoeten;
- de sanctionerend ambtenaar is van oordeel dat de voorgestelde opvoedkundige maatregelen niet het beoogde resultaat zullen hebben.
In dergelijk geval kan aan de minderjarige nog een bemiddelingsaanbod worden gericht, conform artikel 10.0.4.