Israël (Overeenkomst van 13.07.1972) Israël (Overeenkomst van 13.07.1972)
Israël (Overeenkomst van 13.07.1972)
Israël (Overeenkomst van 13.07.1972)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Staat Israël, tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
Goedkeuringswet: 02.06.1975 Overeenkomst ondertekend op 13.07.1972 In werking getreden op 04.11.1975 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 01.11.1975 Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1975 - Andere belastingen: 31.12.1975 Bull. 535
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
HOOFDSTUK I. - Reikwijdte van de overeenkomst.
Artikel 1. Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
§ 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen of het patrimonium die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elke overeenkomstsluitende Staat, van zijn staatkundige onderdelen of van zijn plaatselijke gemeenschappen daarvan.
§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen of het patrimonium worden beschouwd belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar het gehele vermogen of patrimonium, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen of het patrimonium, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
§ 3. De bestaande belastingen, waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
(a) in Israël :
(i) de inkomstenbelasting (daaronder begrepen de belasting op vermogenswinsten);
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de zekerheidsbijdrage;
(iv) de nationale belastingen op eigendommen;
(v) de belasting op winsten uit de verkoop van onroerende goederen, geheven krachtens de wet houdende belastingheffing van meerwaarden op onroerende goederen.
(hierna te noemen "Israëlische belasting").
(b) in België :
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting der niet-verblijfhouders;
(v) de voorheffingen en aanvullende voorheffingen; en
(vi) de opdeciemen en opcentiemen op de in (i) tot (v) hierboven vermelde belastingen, met inbegrip van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting.
(hierna te noemen "Belgische belasting").
§ 4. De Overeenkomst zal ook van toepassing zijn op elke andere gelijke of in wezen gelijksoortige belasting, die in de toekomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen wordt geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten zullen elkaar geregeld de belangrijke wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mededelen.
HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen.
Artikel 3. Algemene bepalingen.
§1. Indeze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
(a) betekent het woord "België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van het Koninkrijk België;
(b) betekent het woord "Israël", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van de Staat Israël;
(c) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", België of Israël, al naar het zinsverband vereist;
(d) betekent het woord "belasting" de Belgische belasting of de Israëlische belasting, al naar het zinsverband vereist;
(e) omvat het woord "persoon" elke natuurlijke persoon en elke vennootschap;
(f) betekent het woord "vennootschap" elke rechtspersoon of elk lichaam dat voor de belastingheffing in de overeenkomstsluitende Staat waarvan het een verblijfhouder is, als een rechtspersoon wordt behandeld;
(g) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat", onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(h) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
a) in België, de autoriteit die volgens de Belgische wetgeving bevoegd is en,
b) in Israël, de Minister van Financiën of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
§ 2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders in deze Overeenkomst omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4. Fiscale woonplaats.
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Een vennootschap op aandelen, die de aanslag van haar winsten in de belasting ten name van de natuurlijke personen heeft gekozen, wordt geacht aan de belasting onderworpen te zijn in de betekenis van de voorgaande zin, indien zij zonder die keuze aan de belasting onderworpen zou zijn geweest.
§ 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels :
(a) hij wordt geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluiende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwste zijn (middelpunt van de levensbelang);
(b) indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
(c) indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;
(d) indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende staten of van geen van beide, zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming regelen.
§ 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overenkomstsluitende Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5. Vaste inrichting.
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
§ 2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
(a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
(b) een filiaal;
(c) een kantoor;
(d) een fabriek;
(e) een werkplaats;
(f) een mijn, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden geëxploiteerd;
(g) een plantage;
(h) de uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
§ 3. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien :
(a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
(b) een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
(c) een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
(d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
(e) een vaste bedrijfsinrichting ten behoeve van de onderneming wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
§ 4. Een persoon -niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 5- die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming.
Een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt evenwel geacht in de andere overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting te hebben wanneer zij op het grondgebied van die andere Staat premies in of op dat grondgebied gelegen risico's verzekert door bemiddeling van een in het vorige lid bedoelde vertegenwoordiger of van een onafhankelijke vertegenwoordiger die een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht gewoonlijk uitoefent.
§ 5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
§ 6. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst of wordt beheerst door een vennootschap, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die er zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III. - Belastingheffing naar het inkomen.
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen.
§ 1. Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de goederen zijn gelegen.
§ 2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waarin de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie of het recht tot exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
§ 3. De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreeks genot, uit de verhuring of verpachting, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7. Winsten van ondernemingen.
§ 1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
§ 2. Onverminderd de toepassing van paragraaf 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
§ 3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden als aftrek toegelaten kosten die zijn gemaakt ten behoeve van die vaste inrichting, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, aldus gemaakt hetzij in de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
§ 4. Bij gebreke aan een regelmatige boekhouding of andere afdoende gegevens die het mogelijk maken het bedrag te bepalen van de winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, dat aan haar vaste inrichting in de andere Staat kan worden toegerekend, mag de belasting in die andere Staat volgens diens wetgeving worden gevestigd, onder meer met inachtneming van de normale winsten van soortgelijke ondernemingen van die Staat, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden uitoefenen. Indien die methode evenwel tot dubbele belasting van dezelfde winsten leidt, plegen de bevoegde autoriteiten van beide Staten overleg om de dubbele belasting te vermijden.
§ 5. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
§ 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de winsten die aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend, ieder jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om anders te handelen.
§ 7. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen geenszins aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8. Zee- en luchtscheepvaartondernemingen.
§1. Inafwijking van artikel 7, paragrafen 1 tot 6, zijn winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waarin de thuishaven van het schip is gelegen of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip verblijfhouder is.
§ 3. De uitdrukking "internationaal verkeer" omvat het verkeer tussen plaatsen in een overeenkomstsluitende Staat in de loop van een reis, die zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één Staat.
Artikel 9. Onderling afhankelijke ondernemingen.
Indien :
(a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
(b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handels- of financiële betrekkingen, voorwaarden zijn aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen winsten, welke zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10. Dividenden.
§ 1. Dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
§ 2. Die dividenden mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het brutobedrag van die dividenden.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
§ 3. Het woord "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen, genotsaandelen of -rechten, oprichtersaandelen of andere winstaandelen met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten van andere maatschappelijke delen, die volgens de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de uitkerende vennootschap verblijfhouder is, op dezelfde wijze als inkomsten van aandelen worden belast. Dit woord omvat eveneens inkomsten -zelfs toegekend in de vorm van interesten- die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in andere vennootschappen dan op aandelen, die verblijfhouder van België zijn.
§ 4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de dividenden, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, een vaste inrichting heeft waarmede de deelneming die de dividenden oplevert wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing; zij vormen geen beletsel voor de heffing van de belasting bij de bron op die dividenden volgens de wetgeving van die andere overeenkomstsluitende Staat.
§ 5. Indien een vennootschap, die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende staat, mag die andere Staat geen belasting heffen van de dividenden, door de vennootschap buiten het grondgebied van die andere Staat toegekend aan personen die geen verblijfhouder van die andere Staat zijn, noch de niet uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet uitgedeelde winst, zelfs indien de uitgekeerde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit de andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11. Interest.
§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, volgens de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 ten honderd van het brutobedrag van de interest.
§ 3. Het woord "interest" betekent in dit artikel inkomsten van overheidsfondsen, van leningobligaties met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten en, onder voorbehoud van het volgende lid, van schuldvorderingen en deposito's van allerlei aard, alsmede loten van leningen en alle andere opbrengsten die volgens de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waaruit de inkomsten herkomstig zijn, op dezelfde wijze worden belast als inkomsten van geleende of gedeponeerde gelden.
Het omvat niet :
1* interest die met dividenden wordt gelijkgesteld volgens artikel 10, paragraaf 3, tweede zin;
2* interest van rekeningencourant of van voorschotten op naam tussen bankondernemingen van beide overeenkomstsluitende Staten. Deze interest is onderworpen aan de regeling van artikel 7.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest herkomstig is een vaste inrichting heeft waarmede de schuldvordering of het deposito die de interest opleveren wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing; zij vormen geen beletsel voor de heffing van de belasting bij de bron op die interest volgens de wetgeving van die andere overeenkomstsluitende Staat.
§ 5. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is een plaatselijke gemeenschap daarvan of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de inning die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die interest rechtstreeks draagt wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 6. Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of deponent of tussen hen beiden en derden het bedrag van de interest belet op de schuldvordering of het deposito waarvoor hij toegekend is hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser of deponent zou zijn overeengekomen zijn de bepalingen van dit artikel slechts op dit laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is.
Artikel 12. Royalty's.
§ 1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die royalty's mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn volgens de wetgeving van die Staat worden belast maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 10 ten honderd van het bedrag van de royalty's.
§ 3. Het woord "royalty's" betekent in de paragrafen 1 en 2 betalingen van elke aard als vergoeding voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een octrooi van een fabrieks of handelsmerk van een ontwerp of model van een plan van een geheim recept of werkwijze dan wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van films voor bioscoop of televisie of van een nijverheids, handels of wetenschappelijke uitrusting of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid handel of wetenschap alsmede inkomsten uit verhuring van onbemande schepen of luchtvaartuigen.
§ 4. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat ter vergoeding van het gebruik of van het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde toneelkunst muziek, kunst of wetenschap (royalty's en soortgelijke betalingen voor films voor bioscoop en televisie uitgezonderd) zijn slechts in die andere Staat belastbaar.
§ 5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 4 zijn niet van toepassing indien de genieter van de royalty's verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere ovcreenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed die de royalty's opleveren wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
§ 6. Xxxxxxx'x worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die overeenkomstsluitende Staat zelf is een plaatselijke gemeenschap daarvan of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de overeenkomst welke tot de betaling van de royalty's aanleiding geeft werd aangedaan en die rechtstreeks de last van de royalty's draagt worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 7. Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden en derden het bedrag van de royalty's gelet op de prestatie waarvoor zij worden toegekend hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen zijn de bepalingen van dit artikel slechts op dit laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn.
Artikel 13. Vermogenswinsten.
§ 1. Winsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
Voor de toepassing van deze paragraaf omvat de uitdrukking "onroerende goederen" de rechten niet zijnde ter beurs verhandelde aandelen in een immobiliënvereniging als omschreven door de in artikel 2, paragraaf 3 (a) (v), bedoelde Israëlische wet. Die rechten worden geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waarin de onroerende goederen welke aan een zodanige vereniging toebehoren. zijn gelegen.
§ 2. Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende goederen deel uitmakende van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of van roerende goederen behorende tot een vaste basis die een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft daaronder begrepen winsten verkregen uit de globale vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van de vaste basis, zijn in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar. Winsten verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer alsmede van roerende goederen die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd zijn evenwel slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar die goederen op grond van artikel 22, paragraaf 3, belastbaar zijn.
§ 3. Winsten verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder verblijfhouder is.
Artikel 14. Vrije beroepen.
§ 1. Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overecnkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar tenzij die verblijfhouder :
(a) in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt; of
(b) dat vrij beroep of die andere zelfstandige werkzaamheden in de andere overeenkomstsluitende Staat uitoefent gedurende een tijdvak of tijdvakken welke met inbegrip van de gewone arbeidsonderbrekingen- gedurende het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen te boven gaan.
In zodanige gevallen zijn de inkomsten in die andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden welke met behulp van die vaste basis of gedurende dat tijdvak of die tijdvakken worden uitgeoefend.
§ 2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat onder meer zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Niet-zelfstandige beroepen.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19 zijn lonen salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar indien :
a) de beloningen werkzaamheden vergelden die in de andere overeenkomstsluitende Staat worden uitgeoefend tijdens een tijdvak of tijdvakken welke met inbegrip van de gewone arbeidsonderbrekingen gedurende het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is en
c) de last van de beloningen als zodanig niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis die de werkgever in de andere Staat heeft.
§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16. Tantièmes.
§ 1. Tantièmes presentiegelden en andere soortgelijke uitkeringen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat verkregcn in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Beloningen die een in paragraaf 1 bedoelde persoon van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van beheer of van technische aard zijn belastbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 alsof het ging om beloningen betaald aan een werknemer ter zake van een dienstbetrekking en alsof de werkgever de vennootschap was.
Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars.
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 zijn inkomsten die beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film, radio of televisieartiesten en muziek alsmede sportbeoefenaars als zodanig verkrijgen uit hun persoonlijke zelfstandige of nietzelfstandige werkzaamheden belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die werkzaamheden worden verricht. Deze bepaling is eveneens van toepassing op die inkomsten welke de bovengenoemde personen onmiddellijk of middellijk verkrijgen of verwerven door tussenkomst van door hen beheerste rechtspersonen.
Artikel 18. Pensioenen.
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 1, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19. Overheidsfuncties.
§ 1. Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of wel rechtstreeks of wel uit door hen in het leven geroepen fondsen betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, zijn slechts in die Staat belastbaar.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de genieter van die inkomsten onderdaan is van de andere overeenkomstsluitende staat zonder tezelfder tijd onderdaan te zijn van de eerstbedoelde Staat.
§ 2. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op beloningen of pensioenen betaald ter zake van diensten verricht in verband met enig handels- of nijverheidsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20. Leraren en studenten.
1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 15, is een hoogleraar of een lid van het onderwijzend personeel, die tijdelijk in een overeenkomstsluitende staat verblijft om aldaar gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar onderwijs te geven aan een universiteit, college, school of andere onderwijsinrichting, en die verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is of onmiddellijk vóór zijn verblijf was, slechts in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar ter zake van de beloningen voor dit onderwijs.
§ 2. Een student of een voor een beroep of bedrijf opgeleid wordende persoon die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in een overeenkomstsluitende Staat verblijft en die verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is of onmiddellijk vóór zijn verblijf was, is in de eerstbedoelde Staat niet belastbaar ter zake van betalingen die hem ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding worden gedaan uit bronnen buiten die eerstbedoelde Staat. Dezelfde regeling is van toepassing op beloningen verkregen uit hoofde van een in de eerstbedoelde Staat uitgeoefende dienstbetrekking, indien het totale bedrag van die beloningen en van de in voorgaande zin bedoelde betalingen, niet hoger is dan 120.000 Belgische frank of 10.000 Israëlische ponden per jaar, naar gelang van het geval.
Artikel 21. Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten.
Bestanddelen van het inkomen van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat die niet uitdrukkelijk in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn vermeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK IV. - Belastingheffing naar het vermogen of naar het patrimonium.
Artikel 22.
§ 1. Onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. Roerende goederen, die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting van een onderneming en roerende goederen, die behoren tot een vaste basis gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting of de vaste basis is gelegen.
§ 3. Schepen en luchtvaartuigen in internationaal verkeer, zomede roerende goederen die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 4. Alle andere bestanddelen van het vermogen of van het patrimonium van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot voorkoming van dubbele belasting.
Artikel 23.
§ 1. Met betrekking tot inkomsten die volgens deze Overeenkomst rechtstreeks of bij wijze van inhouding aan de Israëlische belasting mogen worden onderworpen en die volgens de Belgische wetgeving in België aan belasting zijn onderworpen :
(a) (i) Indien een vennootschap, die verblijfhouder is van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap, die verblijfhouder is van Israël, worden de dividenden, welke aan de eerstbedoelde vennootschap worden toegekend en niet aan de regeling van artikel 10, paragraaf 4, zijn onderworpen, in België vrijgesteld van de in artikel 2, xxxxxxxxx 0 (x) (xx), xxxxxxxx belasting, voor zover vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen verblijfhouder van België waren geweest.
(ii) Een vennootschap, die verblijfhouder is van België en die aandelen of delen van een vennootschap verblijfhouder van Israël, gedurende het ganse boekjaar van deze laatste vennootschap in uitsluitende eigendom heeft, is eveneens vrijgesteld of verkrijgt ontheffing van de roerende voorheffing welke volgens de Belgische wetgeving verschuldigd is op het nettobedrag van de hierboven bedoelde dividenden welke haar door die vennootschap, verblijfhouder van Israël, zijn toegekend, op voorwaarde dat zij zulks schriftelijk aanvraagt ten laatste binnen de termijn waarin haar jaarlijkse aangifte moet worden ingediend; maar bij de wederuitkering van de niet aan de roerende voorheffing onderworpen dividenden aan haar eigen aandeelhouders mogen die dividenden in afwijking van de Belgische wetgeving, niet in mindering worden gebracht van de aan de roerende voorheffing te onderwerpen uitgekeerde inkomsten.
Deze vrijstelling is niet van toepassing als de eerstbedoelde vennootschap de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen.
De toepassing van deze bepaling zal evenwel worden beperkt tot dividenden, welke door een vennootschap verblijfhouder van Israël worden toegekend aan een vennootschap die verblijfhouder is van België en onmiddellijk of middellijk ten minste 10 ten honderd van het stemrecht in de eerstbedoelde vennootschap beheerst ingeval voor de vrijstelling van de in artikel 2, xxxxxxxxx 0 (x) (xx) xxxxxxxx belasting een dergelijke beperking in de Belgische wetgeving wordt neergelegd met betrekking tot dividenden, toegekend door vennootschappen die geen verblijfhouders van België zijn.
(iii) Indien, buiten de in subparagraaf (a) (i) en (ii) bedoelde gevallen een verblijfhouder van België inkomsten verkrijgt die onderworpen zijn aan de in artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragrafen 2 en 6 en artikel 12, paragrafen 2 en 7 omschreven regeling, verleent België op de Belgische belasting in verband met die inkomsten een vermindering uit hoofde van de belasting die in Israël mag worden geheven. De vermindering wordt verleend op de belasting die verband houdt met het nettobedrag van de dividenden van de vennootschap die verblijfhouder is van Israël, alsmede van de interesten en de royalty's welke uit Israël afkomstig zijn en aldaar belastbaar zijn; de vermindering stemt overeen met het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting zoals bepaald door de Belgische wetgeving maar mag niet lager zijn dan 15 ten honderd van het brutobedrag van de hierboven bedoelde inkomsten, dat in het belastbare inkomen van de genieter van die inkomsten is begrepen.
(b) (i) Indien een verblijfhouder van België inkomsten verkrijgt die niet vermeld zijn in subparagraaf (a) hierboven en die volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in Israël belastbaar zijn, stelt België die inkomsten vrij van belasting maar mag het voor de berekening van de belasting over het overige inkomen van die verblijfhouder hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten niet waren vrijgesteld.
(ii) Inkomsten die volgens de Belgische wetgeving als winsten belastbaar zijn ten name van vennoten of leden van personenvennootschappen en verenigingen van personen worden behandeld alsof het winsten waren uit een door de vennoten of leden zelf voor eigen rekening gedreven onderneming.
(iii) In afwijking van subparagraaf (b) (i) hierboven mag de Belgische belasting worden geheven van inkomsten die in Israël belastbaar zijn, voor zover die inkomsten in Israël niet werden belast doordat zij aldaar werden gecompenseerd met verliezen die, voor enig belastbaar tijdperk, eveneens van in België belastbare inkomsten werden afgetrokken.
§ 2. Met betrekking tot inkomsten die volgens deze overeenkomst rechtstreeks of bij wijze van inhouding aan de Belgische belastingen werden onderworpen en die volgens de Israëlische wetgeving in Israël aan belasting zijn onderworpen :
(a) Indien een vennootschap, die verblijfhouder is van Israël, aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap die verblijfhouder is van België, wordt van de dividenden welke uit dien hoofde aan de eerstbedoelde vennootschap worden toegekend en niet aan de regeling van artikel 10, paragraaf 4, zijn onderworpen, in Israël belasting geheven volgens de wetgeving van Israël, maar verleent Israël op deze belasting een vermindering gelijk aan 25 ten honderd van de dividenden, uit hoofde van de Belgische belasting op die dividenden en van een gedeelte van de Belgische belasting op de winsten waaruit de dividenden werden uitgedeeld.
(b) Dividenden welke door een vennootschap verblijfhouder van België worden toegekend aan een vennootschap die verblijfhouder is van Israël en ten minste 10 ten honderd van het stemrecht in de uitdelende vennootschap bezit, worden in Israël uit de belastbare basis gesloten, maar slechts voor zover die dividenden volgens de Israëlische wetgeving uit de belastbare basis zouden worden gesloten indien beide vennootschappen verblijfhouder van Israël waren geweest.
(c) In alle andere gevallen verleent Israël, op de voorwaarden bepaald in zijn wetgeving met betrekking tot de verrekening van buitenlandse belasting, op zijn belasting een vermindering gelijk aan het bedrag van de volgens deze Overeenkomst in België betaalde belasting.
§ 3. Indien een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat een vermogen of een patrimonium bezit dat volgens de bepalingen van deze Overeenkomst in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar is, stelt de eerstbedoelde Staat dit vermogen of dit patrimonium vrij van belasting, maar mag hij voor de berekening van de belasting over het overige vermogen of patrimonium van die verblijfhouder, hetzelfde tarief toepassen alsof dat vermogen of dat patrimonium niet was vrijgesteld.
HOOFDSTUK VI. Bijzondere bepalingen.
Artikel 24. Non-discriminatie.
§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere overeenkomstsluitende Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 2. De uitdrukking "onderdanen" betekent :
(a) alle natuurlijke personen, die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
(b) alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen opgericht overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in een overeenkomstsluitende Staat.
§ 3. De belastingheffing van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd :
(a) dat ze een overeenkomstsluitende Staat zou beletten de winsten, welke kunnen worden toegerekend aan de vaste inrichting waarover een vennootschap, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitente Staat, of een vereniging van personen, waarvan de plaats van werkelijke leiding in die andere Staat is gelegen, in de eerstbedoelde Staat de beschikking heeft gezamenlijk aan belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door zijn nationale wetgeving is vastgesteld, op voorwaarde dat dit tarief in hoofds om niet hoger is dan het hoogste tarief dat van toepassing is op het geheel of op een deel van de winsten van vennootschappen die verblijfhouder zijn van de eerstbedoelde Staat;
(b) dat een overeenkomstsluitende Staat verplicht zou zijn aan verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en belastingverminderingen uit hoofde van gezinstoestand of lasten te verlenen, die hij aan zijn eigen verblijfhouders verleent.
§ 4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van of wordt beheerst door één of meer verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
§5. Indit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 25. Regeling van onderling overleg.
§ 1. Indien een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, schriftelijk een met redenen omkleed verzoek om herziening van die belastingheffing richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij verblijfhouder is. Om ontvankelijk te zijn moet dat verzoek worden ingediend binnen een termijn van twee jaren vanaf de betekening of vanaf de inning bij de bron van de tweede aanslag.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bevoegde autoriteit tracht indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitente Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten, die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van deze Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijzen die de verblijfhouders van elke overeenkomstsluitende Staat moeten voorleggen om in de andere Staat de bij deze Overeenkomst vastgestelde belastingvrijstellingen of -verminderingen te genieten.
Artikel 26. Uitwisseling van inlichtingen.
§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, voor zover de belastingheffing waarin deze voorzien in overeenstemming is met deze Overeenkomst. Elke aldus uitgewisselde inlichting moet geheim worden gehouden; buiten de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde mag zij slechts worden medegedeeld aan personen of autoriteiten die belast zijn met de vestiging of de invordering van de in deze Overeenkomst bedoelde belastingen en met de desbetreffende bezwaarschriften en verhalen.
§2. Ingeen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd, dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen :
(a) administratieve maatregelen te nemen, welke afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(b) bijzonderheden te verstrekken, die niet verkrijgbaar zouden zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, nijverheids- of beroepsgeheim zouden onthullen dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27. Varia.
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 23, paragraaf 1 (a) (ii), beperken de bepalingen van deze Overeenkomst de rechten en de voordelen niet die de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat verleent inzake de in artikel 2 bedoelde belastingen.
§ 2. Met betrekking tot vennootschappen die verblijfhouders van een overeenkomstsluitende Staat zijn, stellen de bepalingen van de Overeenkomst geen beperking aan de belastingheffing overeenkomstig de wetgeving van die Staat, in geval van inkoop van eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van het maatschappelijk vermogen.
§ 3. De bepalingen van de Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere akkoorden.
§ 4. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de leden van een diplomatieke zending of een consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de zendstaat bezitten, geacht verblijfhouder van die Staat te zijn indien zij aldaar, op het stuk van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen of het patrimonium, aan dezelfde verplichtingen onderworpen zijn als de verblijfhouders van die Staat.
§ 5. Deze Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke zending of een consulaire post van een derde Staat, wanneer deze zich op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat bevinden en op het stuk van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen of het patrimonium in de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat niet als verblijfhouders worden behandeld.
§ 6. De Minister van Financiën van de overeenkomstsluitende Staten of hun lasthebbers stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van deze Overeenkomst.
HOOFDSTUK VII. Slotbepalingen.
Artikel 28. Inwerkingtreding.
§ 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
§ 2. Deze Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden en zij zal van toepassing zijn :
In België :
(a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van 1 januari van het kalenderjaar waarin deze Overeenkomst in werking treedt;
(b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen met ingang van 31 december van dat kalenderjaar.
In Israël :
op de belastingen over belastingjaren die aanvangen op of na 1 april van het kalenderjaar waarin deze Overeenkomst in werking treedt.
Artikel 29. Opzegging.
Deze Overeenkomst zal voor onbepaalde tijd in werking blijven maar elke overeenkomstsluitende Staat kan tot en met de 30e juni van elk kalenderjaar met ingang van het vijfde jaar vanaf het jaar van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
In België :
(a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op de 31e december van het kalenderjaar waarin de opzegging werd betekend;
(b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die ten laatste eindigen op de 30e december van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de opzegging werd betekend.
In Israël :
op de belastingen voor het belastingjaar dat eindigt op 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de opzegging werd betekend.
Ten blijke waarvan de voormelde Gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
Gedaan te Brussel op 13 juli1972, intweevoud, in de Engelse taal.
Voor de Regering van België :
Xxxxxx Xxxxxx
Voor de Regering van Israël :
Xxxxx Xxxx
De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden voorzien bij artikel 28 van de Overeenkomst heeft plaatsgehad te Brussel op 20 oktober 1975.
Overeenkomstig de bepalingen van hetzelfde artikel 28, zullen deze akten in werking treden op 4 november 1975.