Versie: januari 2023
Versie: januari 2023
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen 4
Artikel 1 – Naam en zetel 4
Artikel 2 – Begripsbepalingen 4
Artikel 3 – Doel 5
Artikel 4 – Middelen 6
Artikel 5 – Werkingssfeer 6
Artikel 6 – Aanvulling/afwijking definitie werknemer 12
Artikel 7 – Aanvulling/afwijking definitie werkgever 14
Artikel 8 – Reglementen bestuur 17
HOOFDSTUK II Bestuur 17
Artikel 9 – Samenstelling, benoeming en defungeren 17
Artikel 10 – Taken en bevoegdheden 22
Artikel 11 – Bestuursfuncties 24
Artikel 12 – Vergaderingen en besluitvorming 24
Artikel 13 – Bevoegdheden van elke bestuurder 26
Artikel 14 – Vertegenwoordiging 27
Artikel 15 – Geheimhoudingsplicht 27
Artikel 16 – Vacatiegeld en vergoeding voor reis- en verblijfkosten 27
Hoofdstuk III Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 17 – Samenstelling en benoeming 28
Artikel 18 – Taken en bevoegdheden 30
Hoofdstuk IV Raad van toezicht 31
Artikel 19 – Samenstelling, benoeming en defungeren 31
Artikel 20 – Taken, bevoegdheden, besluitvorming 33
HOOFDSTUK V Sleutelfuncties 35
Artikel 21 - Sleutelfuncties 35
HOOFDSTUK VI Actuaris en accountant 35
Artikel 22 – Actuaris en accountant 35
HOOFDSTUK VII Vermogen, verantwoording en administratie 36
Artikel 23 – Vermogen 36
Artikel 24 – Belegging van het vermogen 36
Artikel 25 – Boekjaar 37
Artikel 26 – Balans, rekening en verantwoording en verslag 37
Artikel 27 – Uitbesteding van administratie en vermogensbeheer 38
HOOFDSTUK VIII Statutenwijziging, opheffing van het fonds 38
Artikel 28 – Wijziging van de statuten 38
Artikel 29 – Opheffing van het fonds 39
Artikel 30 – Vereffening 39
HOOFDSTUK IX Slotbepalingen 40
Artikel 31 – Bekendmakingen 40
Artikel 32 – Geschillen 40
Artikel 33 – Onvoorziene gevallen 41
Artikel 34 – Overgangsbepaling 41
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
Artikel 1 – Naam en zetel
1. De stichting is genaamd: Stichting BPL Pensioen.
2. Zij is gevestigd te gemeente Woerden.
3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 2 – Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
1. de accountant:
de accountant, bedoeld in artikel 22;
2. de actuaris:
de actuaris, bedoeld in artikel 22;
3. belet:
voor een bestuurslid: de situatie dat een bestuurslid niet in staat is zijn functie uit te oefenen, bijvoorbeeld door (i) schorsing; (ii) ziekte; (iii) onbereikbaarheid. In de gevallen genoemd onder (ii) en (iii) zonder dat gedurende een termijn van vijf dagen de mogelijkheid van contact tussen het betreffende bestuurslid en het fonds heeft bestaan, ter beoordeling van de Raad van toezicht, waarbij de Raad van toezicht in het voorkomende geval ook bevoegd is een andere termijn vast te stellen;
voor een lid van de Raad van toezicht: de situatie dat een lid van de Raad van toezicht niet in staat is zijn functie uit te oefenen, bijvoorbeeld door (i) schorsing; (ii) ziekte; (iii) onbereikbaarheid. In de gevallen genoemd onder (ii) en (iii) zonder dat gedurende een termijn van vijf dagen de mogelijkheid van contact tussen het betreffende lid van de Raad van toezicht en het fonds heeft bestaan, ter beoordeling van het bestuur, waarbij het bestuur in het voorkomende geval ook bevoegd is een andere termijn vast te stellen;
4. het bestuur:
het bestuur van het fonds, bedoeld in artikel 9;
5. het dagelijks bestuur:
het dagelijks bestuur bestaat uit de werkgeversvoorzitter samen met de werknemersvoorzitter;
6. het bestuursbureau:
het bestuursbureau, bedoeld in artikel 10 lid 7;
7. deelnemers:
de personen die in het pensioenreglement van het fonds als deelnemer worden aangeduid;
8. het fonds:
de in artikel 1 bedoelde stichting;
9. ontstentenis:
de situatie dat een bestuurslid of een lid van de Raad van toezicht niet langer in functie is, bijvoorbeeld als gevolg van overlijden of het beschikbaar stellen van de functie;
10. pensioengerechtigden:
de personen voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
11. pensioenreglement:
de door het fonds opgestelde regeling waarin de verhouding tussen het fonds en deelnemers is geregeld;
12. de Raad van toezicht:
de Raad van toezicht, bedoeld in artikel 19;
13. uitvoeringsreglement:
de door het fonds opgestelde regeling waarin de verhouding tussen fonds en werkgever is geregeld;
14. de toezichthouder:
De Nederlandsche Bank N.V. (DNB);
15. het Verantwoordingsorgaan:
het Verantwoordingsorgaan, bedoeld in artikel 17.
Artikel 3 – Doel
1. Het fonds verzorgt in opdracht van sociale partners voor zijn deelnemers een duurzame en betrouwbare pensioenregeling.
2. Het fonds heeft geen winstoogmerk.
Artikel 4 – Middelen
1. Het fonds tracht dit doel te bereiken door op grond van het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement innen van geldelijke bijdragen van:
a. aangesloten werkgevers voor de op grond van artikel 5 verplicht gestelde deelname van werknemers bekrachtigd door een besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
b. de werkgever die met het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan zijn werknemers deelnemen aan het fonds;
c. gewezen deelnemers die op grond van het pensioenreglement hun deelnemerschap voortzetten en het op grond van het pensioenreglement toekennen van aanspraken op uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
2. De geldelijke bijdragen worden beheerd en belegd volgens de actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin de financiële opzet en de grondslagen van het fonds zijn omschreven.
Artikel 5 – Werkingssfeer
Het deelnemen in het fonds is verplicht gesteld voor alle werknemers in dienst van de werkgever. Hierbij wordt verstaan onder:
A. Werknemer:
1. Werknemer is de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1996, 406) in dienst is van de werkgever, met uitzondering van:
a. personen, die de leeftijd van eenentwintig (21) jaar nog niet hebben bereikt;
b. personen, die de pensioengerechtigde leeftijd van achtenzestig (68) jaar hebben bereikt;
c. de directeur-grootaandeelhouder in de zin van de SV-wetgeving (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016 (Staatscourant 2015, 19073)).
2. Deze bepaling geldt met inachtneming van de bepalingen opgenomen in artikel 6. B. Werkgever:
1.
a. Degene die een onderneming uitoefent waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld.
b. Degene die een onderneming uitoefent met een onderdeel:
− waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld, en
− waarin het aantal arbeidsuren meer dan vijftig procent (50 %) van het totaal aantal arbeidsuren in de onderneming uitmaakt.
Dit geldt niet indien voor die gehele onderneming een andere verplichtstelling inzake een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van kracht is die eerder dan deze verplichtstelling geregistreerd is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
c. Juridisch zelfstandige delen van een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1991, 200) waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld.
d. De personeelsvennootschap binnen een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1991, 200) waarvan ten minste vijf en zeventig procent (75 %) van het totaal aantal arbeidsuren van de werknemers wordt uitgeoefend bij een of meer andere groepsonderdelen waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C1 tot en met 14 vermeld.
2. Van ‘in hoofdzaak’ is sprake indien het aantal arbeidsuren van de werknemers in dienst van de werkgever die betrokken zijn bij de activiteiten, zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld, meer dan vijftig procent (50 %) van het totaal aantal arbeidsuren binnen de onderneming uitmaakt.
3. Deze bepaling geldt met inachtneming van de bepalingen in artikel 7. C.1. Bedrijfsverzorgingsdiensten:
a. het voor ten minste vijftig procent (50 %) van de met de werknemers in de onderneming overeengekomen arbeidsuren die betrekking hebben op het in agrarische sectoren als bedoeld onder C 2 tot en met 14:
− tewerkstellen van werknemers door de werkgever bij een derde, niet onder toezicht en leiding van de derde; en/of
− detacheren;
b. het voor ten minste vijftig procent (50 %) van de met de werknemers in de onderneming overeengekomen arbeidsuren ter beschikking stellen van werknemers aan, of doen laten verrichten van werkzaamheden van organisatorische, administratieve en/of andere aard, ter ondersteuning van de activiteiten voor een of meer ondernemingen als bedoeld onder C 1a. en met een of meer van die ondernemingen is verbonden in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1991, 200) of artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1991, 200).
2. Bloembollengroothandel: Handel in bloembollen.
3. Bos en natuuronderneming:
− terreinbeheersbedrijf: een onderneming waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd;
− aannemingsbedrijf: een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven en -organisaties verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd.
4. Land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming: het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van:
− landbouwambachtenwerkzaamheden:
werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dierlijke productie;
− cultuurtechnische werkzaamheden:
werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken
(bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel.
Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/ aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen.
− meststoffendistributie:
werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen, al dan niet voor derden, ten behoeve van distributie van dierlijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische en groene sector.
5. Hoveniersbedrijf:
− hovenierswerkzaamheden:
het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen (inclusief tuinafscheidingen, schuttingen en (zwem-)vijvers), een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw en gladheidbestrijding. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;
− groenvoorzieningswerkzaamheden:
het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw, gladheidbestrijding en onkruidbestrijding. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;
− boomverzorgingswerkzaamheden:
het al dan niet voor derden planten, verplanten, snoeien, ruimen van bomen, verbeteren van de groeiplaats, bestrijden van ziekten en plagen en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van advies, het aanvragen van vergunningen en de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;
− dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden:
het al dan niet voor derden ontwerpen, aanleggen, beheren en onderhouden van
vegetatiesystemen op bouwwerken zoals vegetatiedaken in hun diverse verscheidenheid, vegetatiegevels alsmede vegetatiesystemen, inclusief de voor de duurzame instandhouding van deze systemen benodigde ondergrond (onder andere drainagesystemen, worteldoek, substraatlaag) en technische installaties (onder andere beregening en bemesting) en verankering. Dit met inachtneming van de voor deze systemen benodigde technische eigenschappen van het bouwwerk waarop of waaraan dezen worden bevestigd;
− interieurbeplantingswerkzaamheden:
het al dan niet voor derden adviseren, ontwerpen, plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;
− greenkeeperswerkzaamheden:
het aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw en gladheidsbestrijding in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord.
Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden.
6. Glastuinbouw:
plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddenstoelenteelt en de boomteelt onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrijven, ongeacht of bedrijfsactiviteiten geheel of ten dele in de open lucht plaatsvinden.
7. Open Teelten:
− plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten niet permanent onder glas of plastic. Hieronder valt ook de teelt en vermeerdering die onder glas plaatsvindt in de boomkwekerij;
− alle (groot-)handelsactiviteiten in de boomkwekerij.
8. Dierhouderij:
het bedrijfsmatig en productiegericht houden van dieren. Hieronder wordt verstaan het houden, fokken of kweken van dieren - gericht op het voortbrengen van producten (zoals vlees, wol, huid of pels) van die dieren en/of hetvoortbrengen, africhten, trainen en
verhandelen van die dieren met als doel voor het voortbestaan van de onderneming voldoende bedrijfsresultaat te genereren.
Onder dieren wordt onder meer verstaan:
– rundvee (melk- en vleeskoeien);
– varkens;
– pluimvee (inclusief broederijen en/of het exporteren van eendagskuikens en eieren);
– geiten;
– schapen;
– paarden;
– vissen;
– insecten;
– wormen;
– slakken;
– konijnen;
– edel pelsdieren;
– exotische dieren;
– eenden;
– ganzen.
9. Paddenstoelenteelt:
teelt van paddenstoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddenstoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost.
10. Groenvoederdrogerij:
het kunstmatig drogen van groenvoederproducten met inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden.
11. Varkensverbeteringsorganisatie:
− fokkerij: diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector;
− kunstmatige inseminatie: exploiteren van een kunstmatige inseminatie station en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens;
− varkensverbetering: het verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten.
12. Tuinbouwzaadteelt:
xxxxxx, productie, kweek en/of selectie van tuin- en/of bloemzaden.
13. Rundveeverbetering:
werkzaamheden doen verrichten op het gebied van de rundveeverbetering, daaronder ook begrepen het leveren van biologisch veeverbeteringsmateriaal.
14. Groenten- en fruitverwerkende industrie: het op fabrieksmatige wijze verwerken van:
X. xxxxxxxx, met inbegrip van augurken, koolsoorten, landbouwerwten, tomaten en zilveruien, alsmede daaruit verkregen halffabrikaten tot:
1. gesteriliseerd product;
2. gedroogd product;
3. gezouten product;
4. vriesproduct;
5. tafelzuren;
6. zuurkool;
7. sappen.
B. fruit en daaruit vervaardigd halffabrikaat tot:
1. fruitpulp;
2. jams en geleien;
3. vruchten op water, sap en siroop, vruchtenpureeën en vruchtenmoes;
4. konfijtproducten;
5. appel- en perensiropen;
6. vruchtensappen en vruchtensausen;
7. appelsap en zoete most;
8. gedroogd product;
9. diepgevroren product.
Artikel 6 – Aanvulling/afwijking definitie werknemer
In aanvulling op respectievelijk in afwijking van hetgeen onder artikel 5 A is bepaald over het begrip ‘werknemer’, geldt het volgende voor:
a. Bloembollengroothandel, Glastuinbouw en Open Teelten: Niet als werknemer wordt beschouwd: de piekarbeider.
1. Een piekarbeider is degene in dienst van een werkgever die een onderneming uitoefent als bedoeld in artikel 5 onderdeel C onder 2 (Bloembollengroothandel), C onder 6 (Glastuinbouw) of C onder 7 (Open teelten), die:
− seizoensgebonden, uitsluitend routinematige werkzaamheden verricht die gerelateerd zijn aan oogst- en teeltwerkzaamheden (inclusief be- en verwerking van de oogst) voor agrarische gewassen; en
− genoemde werkzaamheden gedurende een piekperiode (een periode van verhoogd werkaanbod) van maximaal acht (8) aaneengesloten weken per jaar uitvoert; en
− gedurende zijn inzet tijdens de piekperiode een compensatie ter hoogte van zeven/tiende procent (0,7 %) van het geldende loon ontvangt; en
− door de werkgever uiterlijk op de vijfde (5e) werkdag is aangemeld bij de fondsadministrateur.
2. Niet onder de definitie van piekarbeider van lid 1 valt:
a. degene die aaneensluitend aan een vast of tijdelijk dienstverband bij dezelfde werkgever een dienstverband piekarbeid aangaat waar minder dan zes (6) maanden tussen zit;
b. degene met een dienstverband piekarbeid waar binnen eenendertig (31) dagen een vast of tijdelijk dienstverband bij dezelfde werkgever op volgt.
3. Een werknemer kan maar één keer per kalenderjaar een dienstverband piekarbeid aangaan.
b. Hoveniersbedrijf:
Niet als werknemer wordt beschouwd degene die de feitelijke leiding heeft van de onderneming.
c. Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen:
Niet als werknemer wordt beschouwd de directeur van een Naamloze Vennootschap of Besloten Vennootschap.
d. Paddenstoelenteelt:
Niet als werknemer wordt beschouwd: de scholier of student in volledig of parttime onderwijs die tijdens onderwijsvrije tijden op maandag tot en met zaterdag en gedurende onderwijsvakanties wordt ingezet als algemeen medewerker.
e. Groenvoederdrogerijen:
Niet als werknemer wordt beschouwd degene die met de dagelijkse leiding belast is.
f. Groenten- en fruitverwerkende industrie: Niet als werknemer wordt beschouwd:
x. xxxxxx, wiens functie (volgens de ORBA-functieclassificatiemethode) is gewaardeerd met meer dan éénhonderdvierennegentig vijf/tiende (194,5) punten ORBA. (Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 februari 2016 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Groenten- en Fruitverwerkende Industrie (Staatscourant 2016, 2769));
b. degene, die onderwijs geniet aan een instelling van dagonderwijs en als regel slechts arbeid verricht gedurende de perioden, waarin aan deze instellingen geen onderwijs wordt gegeven;
c. directeur grootaandeelhouder in de zin van de Pensioenwet (Wet van 7 december 2006 houdende regels betreffende pensioenen (Staatsblad 2006, 705)).
g. Als werknemer wordt niet beschouwd de werknemer in dienst van de personeelsvennootschap als bedoeld in B 1d. indien:
− de personeelsvennootschap een uitzendonderneming is die tevens arbeidskrachten ter beschikking stelt aan ondernemingen die vallen onder de verplichtstelling van Xxxxxxxxxxxxxx (Staatscourant van 7 april 2020, publicatienummer 11708); én
− de bedoelde werknemer van de personeelsvennootschap verplicht is tot deelneming in Bouwnijverheid (Staatscourant van 7 april 2020, publicatienummer 11708).
Artikel 7 – Aanvulling/afwijking definitie werkgever
In aanvulling op respectievelijk in afwijking van hetgeen onder artikel 5 B is bepaald over het begrip ‘werkgever’, geldt voor:
a. Bedrijfsverzorgingsdiensten:
Niet als werkgever wordt beschouwd een werkgever die:
a. tenminste vijftien procent (15 %) van het totaal aantal arbeidsuren uitzendt op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1998, 300), met uitzendbeding als bedoeld in artikel 691 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1998, 300), of
b. als lid is toegelaten tot de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), of
c. als lid is toegelaten tot de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU).
b. Bloembollengroothandel, Dierhouderij, Glastuinbouw, Open Teelten, Paddenstoelenteelt: Arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en derden worden besteed.
c. Land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming:
i. diegene die bedrijfsactiviteiten zoals in artikel 5 onder C 4 vermeld al dan niet in een land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming doet verrichten tenzij voor die werkgever reeds een andere verplichtstelling inzake een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van kracht is;
ii. diegene die een onderneming uitoefent met drie (3) of meer verschillende soorten bedrijfsactiviteiten indien het percentage arbeidsuren dat besteed wordt aan activiteiten zoals in artikel 5 onder C4 vermeld groter is dan ieder afzonderlijk percentage arbeidsuren dat aan een andere bedrijfsactiviteit wordt besteed;
iii. degene die èn bedrijfsactiviteiten verricht zoals vermeld in artikel 5 onder C 4 èn activiteiten verricht die vallen onder de verplichtstelling van Bouwnijverheid (Staatscourant van 7 april 2020, publicatienummer 11708), wordt – in afwijking van het in artikel 5 onder B 2 en cii bepaalde – alleen als werkgever beschouwd indien het percentage loonsom dat besteed wordt aan activiteiten zoals vermeld in artikel 5 onder C 4 groter is dan ieder afzonderlijk percentage loonsom dat aan een andere bedrijfsactiviteit wordt besteed.
d. Hoveniersbedrijf:
i. diegene die een onderneming uitoefent die bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in artikel 5 onder C 5 verricht. Als op een onderneming meerdere verplichtstellingen van toepassing kunnen zijn, hoeft deze verplichtstelling niet te worden toegepast indien de in artikel 5 onder C 5 genoemde bedrijfsactiviteiten ondergeschikte betekenis hebben in de bedrijfsvoering;
ii. niet als werkgever wordt beschouwd de bij de Nederlandse Vereniging van Golfaccommodaties als lid aangesloten golfbaanexploiterende onderneming of instelling;
iii. in afwijking van het in artikel 5 onder B bepaalde wordt niet als werkgever beschouwd de onderneming die op grond van hetgeen opgenomen is in Bijlage III behoort tot de Bouwnijverheid.
e. Paddenstoelenteelt:
Niet als werkgever worden beschouwd de hieronder genoemde kistenbedrijven:
− Champignonkwekerij De Steenbrug Beheer B.V.;
− Champignonkwekerij Champibelle B.V.;
− Holland Champignons B.V.
f. Bos en Natuur:
i. Als werkgever worden tevens beschouwd:
− Stichting Landschapsbeheer Nederland;
− Stichting Landschap Erfgoed Utrecht;
− Stichting Landschapsbeheer Zeeland;
− Stichting Instandhouding Landschapselementen Limburg;
− Stichting Landschapsbeheer Flevoland;
− Stichting Landschapsbeheer Friesland;
− Stichting Landschapsbeheer Drenthe;
− Stichting Landschapsbeheer Groningen;
ii. in afwijking van het in artikel 5 onder B bepaalde wordt niet als werkgever beschouwd de onderneming die op grond van hetgeen opgenomen is in Bijlage III behoort tot de Bouwnijverheid.
g. Dierhouderij:
Niet als werkgever worden beschouwd:
- de viskwekerij en vishouderij (inclusief schaal en schelpdieren) in visvijvers of in open water;
- de stalhouderij c.q. een onderneming die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden;
- de weefsel- en micro-organismen kwekerij;
- de proefdierenfokkerij;
- de gezelschapsdierenfokkerij.
Artikel 8 – Reglementen bestuur
1. Na advies gevraagd te hebben aan het Verantwoordingsorgaan, stelt het bestuur een pensioenreglement vast, waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen over:
a. de wijze waarop de pensioenuitvoerder omgaat met inkomende waardeoverdracht in het kader van waardeoverdracht;
b. de hoogte van de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet, bedoeld in artikel 60 en 61, en de afkoopvoet, bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet;
c. de kortingsregel bedoeld in artikel 134 van de Pensioenwet;
d. de hoogte van de premies;
e. de pensioenaanspraken en de berekening daarvan, alsmede de aanvraag, toekenning en betaling van de pensioenuitkeringen;
f. de klachten- en geschillenregeling;
g. de gevallen waarin gemoedsbezwaarden kunnen worden vrijgesteld van de deelneming;
h. onderwerpen van administratieve aard.
2. Na advies gevraagd te hebben aan het Verantwoordingsorgaan kan het bestuur het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement vaststellen en wijzigen. Het bestuur kan zelfstandig andere reglementen van het fonds vaststellen en wijzigen.
3. In het besluit tot vaststelling, dan wel tot wijziging van een reglement, wordt tevens bepaald wanneer het reglement, dan wel de gewijzigde bepalingen daarvan, in werking zullen treden. Het tijdstip van in werking treden kan voor verschillende artikelen en delen van artikelen verschillend worden vastgesteld.
4. Voor zover een bepaling van een reglement in strijd is met deze statuten, is die bepaling nietig.
HOOFDSTUK II Bestuur
Artikel 9 – Samenstelling, benoeming en defungeren
1. Het bestuur heeft een paritaire samenstelling dat bestaat uit tien (10) bestuurders, waarvan vijf (5) bestuurders benoemd namens werkgevers, drie (3) bestuurders benoemd namens werknemers, twee (2) bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden.
Indien er vacatures zijn blijft het bestuur bevoegd, mits er voldaan is aan het bepaalde in artikel 12 lid 3. Indien er geen enkele bestuurder benoemd namens werkgevers en/of geen enkele bestuurder benoemd namens werknemers in functie is, dan is het bestuur slechts bevoegd te besluiten (i) tot benoeming van twee (2) bestuurders benoemd namens werkgevers dan wel twee (2) bestuurders benoemd namens werknemers (zoals de situatie zich voordoet), (ii) in spoedeisende gevallen zoals vermeld in artikel 12 lid 8 en het in artikel 24 lid 2 vermelde crisisplan.
2. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat bestuurders benoemd namens werknemers en de bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden tezamen ten minste evenveel zetels bezetten als de bestuurders benoemd namens werkgevers.
3. De verdeling van de zetels van bestuurders benoemd namens werknemers en bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden vindt plaats op basis van onderlinge getalsverhoudingen, met dien verstande dat de bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden ten hoogste de helft van het aantal zetels van bestuurders benoemd namens werknemers en bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden gezamenlijk bezetten. Het bestuur controleert eens in de vier (4) jaar of de verdeling nog voldoet aan de onderlinge getalsverhoudingen. Indien dit niet het geval blijkt, wordt de verdeling tussen bestuurders benoemd namens werknemers en bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden, zoals opgenomen in lid 1 van dit artikel, aangepast bij statutenwijziging van het fonds. Eén en ander met in achtneming van het feit dat bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden niet meer dan vijf en twintig procent (25 %) van het aantal zetels bezetten dat gezamenlijk door bestuurders benoemd namens werknemers, bestuurders benoemd namens werkgevers en bestuurders benoemd namens pensioengerechtigden wordt bezet. Dit percentage is vijftig procent (50 %) indien het aantal deelnemers minder bedraagt dan tien procent (10 %) van de som van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden. De verdeling van de getalsverhoudingen is in tweeduizend eenentwintig door het bestuur gecontroleerd.
4. Het bestuur benoemt met inachtneming van het in dit artikel bepaalde, ten minste:
a. drie (3) leden, voorgedragen door Land- en Tuinbouworganisatie Nederland, dan wel haar rechtsopvolger;
b. één (1) lid, voorgedragen door Vereniging Cultuurtechnische werken en Grondverzet, Meststoffendistributie en Loonwerken in de Agrarische sector in Nederland, dan wel haar rechtsopvolger;
c. één (1) lid, voorgedragen door Koninklijke Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners, dan wel haar rechtsopvolger;
x. xxxx (2) leden, voorgedragen door Federatie Nederlandse Vakbeweging, dan wel haar rechtsopvolger;
e. één (1) lid, voorgedragen door XXX Xxxxxxxxx.xx, dan wel haar rechtsopvolger;
f. twee (2) leden, gekozen door de pensioengerechtigden van het fonds.
De bestuurders die worden voorgedragen door de in dit lid 4 sub a., b. en c. genoemde werkgeversorganisaties zijn bestuurders benoemd namens werkgevers.
De bestuurders die worden voorgedragen door de in dit lid 4 sub d. en e. genoemde werknemersorganisaties zijn bestuurders benoemd namens werknemers.
Benoeming van een bestuurder als bedoeld onder a. tot en met e. geschiedt telkens voor een periode van maximaal vier (4) jaar. De afgetredenen zijn na afloop telkens voor maximaal vier
(4) jaar opnieuw benoembaar met dien verstande dat de maximale zittingstermijn niet meer dan twaalf (12) jaar bedraagt. Het bestuur hanteert hiervoor een rooster van aftreden.
De benoeming van een bestuurder als bedoeld in sub f. van dit lid geschiedt telkens voor een periode van maximaal vier (4) jaar. De afgetredene is na afloop telkens voor maximaal vier (4) jaar opnieuw benoembaar, indien deze is herverkozen, met dien verstande dat de maximale zittingstermijn niet meer dan twaalf (12) jaar bedraagt. Het bestuur hanteert hiervoor een rooster van aftreden.
Per zetel wordt de procedure gevolgd zoals vastgelegd in het verkiezingsreglement.
De voorgedragen of gekozen kandidaat dient te voldoen aan de door het bestuur opgestelde profielschets en de geschiktheidsvereisten zoals bepaald in het geschiktheidsbeleidsplan.
5. Het bestuur heeft de mogelijkheid om aan het paritaire bestuur maximaal twee (2) bestuurders toe te voegen die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden. Het bestuur benoemt deze bestuurders met inachtneming van het in dit artikel bepaalde. Het bestuur stelt een profiel op voor deze bestuurders. De bestuurders worden benoemd voor een periode van maximaal vier (4) jaar. De afgetredenen zijn na afloop voor maximaal vier (4) jaar opnieuw benoembaar met dien verstande dat de maximale zittingstermijn niet meer dan twaalf (12) jaar bedraagt. Het bestuur hanteert hiervoor een rooster van aftreden. Voor deze bestuurders gelden nadere specifieke procedures en bepalingen die in een reglement zijn vastgelegd.
6. Het bestuur streeft bij de benoeming van bestuurders diversiteit in de samenstelling van het bestuur na. Naast beleid over diversiteit heeft het bestuur een stappenplan om de doelen uit het diversiteitsbeleid te realiseren.
7. Het bestuur legt de benoeming van een kandidaat bestuurder voor aan de Raad van toezicht. De Raad van toezicht kan de benoeming van deze kandidaat bestuurder beletten indien deze niet voldoet aan de profielschets.
8. Alvorens het bestuur de voorgedragen leden van de in lid 4 genoemde organisaties of de door de pensioengerechtigden gekozen leden benoemt, bestaat de mogelijkheid deze leden als aspirant-bestuurder te laten meelopen met het bestuur. Na deze periode zal het voorgedragen lid bij geschiktheid worden benoemd door het bestuur met inachtneming van het in dit artikel bepaalde en na toetsing door de toezichthouder.
9. Een bestuurder defungeert:
a. door overlijden;
b. door vrijwillig aftreden;
c. door zijn aftreden volgens het op hem van toepassing zijnde rooster van aftreden;
d. door een bestuursbesluit na een schriftelijk verzoek van de organisatie die destijds de betreffende bestuurder heeft voorgedragen;
e. doordat de organisatie, waardoor het lid is voorgedragen, schriftelijk heeft aangegeven dat zij het doel van het fonds niet meer ondersteunt;
f. doordat de bestuurder failliet wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de faillissementswet;
g. door ondercuratelestelling van een bestuurder, maar ook door een rechterlijke beslissing waarbij een bewind over één of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
x. door ontslag van de bestuurder verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;
i. door een bestuursbesluit bij – naar bestuursoordeel of oordeel van de Raad van toezicht – onvoldoende functioneren, of als het aanblijven van het lid risico’s voor het fonds met zich meebrengt;
j. door een besluit van de Raad van toezicht zoals nader bepaald in artikel 20 lid 3.
De Raad van toezicht wordt in deze procedure gehoord of geïnformeerd. Bij het ontstaan van een vacature in de gevallen sub a., b., c., d., f., g., h., i., j. bedoeld, wordt in de voordracht voorzien door de betrokken werkgevers- of werknemersorganisaties binnen twee (2) maanden na het ontstaan van die vacature. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, wordt door loting beslist welke van de overige werkgevers-, respectievelijk werknemersorganisaties de voordracht zal doen. Bij het ontstaan van een vacature in het sub
e. bedoelde geval wordt in de voordracht voorzien binnen vijf (5) maanden op gelijke wijze als in het hierboven bedoelde geval van verzuiming in de voorziening in een vacature.
Bij het ontstaan van een vacature voor de bestuurder als bedoeld in lid 4 sub f., zal voor die vacante bestuurder door de pensioengerechtigden van het fonds een persoon worden gekozen één en ander met inachtneming van het bepaalde als opgenomen in het door het bestuur vastgestelde verkiezingsreglement.
10. Het bestuur meldt elke voorgenomen benoeming vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke benoeming geschiedt niet indien:
a. de toezichthouder binnen zes (6) weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes
(6) weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt.
11. Het bestuur draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de bestuurders buiten twijfel staat. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, die van invloed is op de betrouwbaarheid van de bestuurders, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
12. Een bestuurder kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds conflicteren met de belangen van de desbetreffende bestuurder. Elke schorsing kan één (1) of meer malen worden verlengd doch in totaal niet langer duren dan drie (3) maanden. Is na verloop van die tijd geen beslissing genomen omtrent de opheffing van de schorsing of ontslag, dan eindigt de schorsing. Gedurende de periode van schorsing kan de geschorste bestuurder de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen.
13. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, wordt aan (voormalige) bestuurders of aan (voormalige) leden van andere organen van het fonds vergoed:
a. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken vanwege een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie die zij op verzoek van het fonds vervullen of hebben vervuld;
b. eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder a. vermeld handelen of nalaten;
c. de redelijke kosten van het optreden in andere rechtsgedingen waarin zij als zodanig zijn betrokken vanwege de uitoefening van hun functie met uitzondering van de gedingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vordering geldend maken.
Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld, als er sprake is van opzet of grove schuld van betrokkene, of als betrokkene ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Er wordt ook geen vergoeding toegekend als het bestuur besluit dat er zwaarwegende belangen zijn om dit niet te doen. Als de kosten van het vermogensverlies van de betrokkene zijn gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft vergoed, dan heeft betrokkene eveneens geen aanspraak op de vergoeding. Het bestuur kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.
14. Bij ontstentenis of belet van een bestuurslid is het overblijvende bestuurslid of zijn de overblijvende bestuursleden met het besturen van het fonds belast, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 1 derde volzin. In geval van belet of ontstentenis van meerdere bestuursleden waardoor slechts één respectievelijk geen bestuursleden in functie zijn, is de Raad van toezicht bevoegd tijdelijk één respectievelijk twee natuurlijke personen aan te wijzen, al dan niet uit zijn midden, die met het besturen van het fonds zijn belast, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 1 derde volzin.
In geval het bestuur tijdelijk aan een lid van de Raad van toezicht wordt opgedragen, zal dit lid zijn werkzaamheden als lid van de Raad van toezicht opschorten zolang deze persoon in de hoedanigheid van beletfunctionaris bestuurswerkzaamheden verricht.
Bij belet of ontstentenis van meerdere bestuursleden waardoor slechts één of geen bestuursleden in functie zijn, treft de raad de benodigde voorzieningen zodat zo spoedig mogelijk in nieuwe bestuursleden wordt voorzien, waarbij de Raad van toezicht onverminderd alle bepalingen van deze statuten in acht neemt. Met inachtneming van het bepaalde in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel worden de eerste twee nieuwe bestuursleden benoemd door de Raad van toezicht. De overige nieuwe bestuursleden zullen, in de in dit lid benoemde situatie, benoemd worden door het bestuur conform het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel.
Artikel 10 – Taken en bevoegdheden
1. Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur verantwoordelijk voor het besturen van het fonds met het oog op het doel van het fonds en de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. De bestuurders stellen zich onafhankelijk op en zorgen ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd voelen.
2. Het bestuur draagt er zorg voor dat de beschikbare gelden van het fonds prudent worden belegd met het oog op het doel van het fonds en de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Hierbij houdt het fonds tevens rekening met de opbouw van het deelnemersbestand.
3. De bestuurders zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds en voldoen aan de vereisten die het bestuur stelt in haar geschiktheidsbeleidsplan.
4. Het bestuur heeft een procedure voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuurders. Bij de evaluatie van het bestuur als geheel betrekt het bestuur eenmaal in de drie (3) jaar een externe partij.
5. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van alle rechtshandelingen voor zover deze niet bestaan uit het sluiten van overeenkomsten, waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk mede-schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt. Het bestuur is uitdrukkelijk bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
6. Het bestuur is bevoegd bepaalde bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan één
(1) of meer uit en door het bestuur aangewezen commissies, welke moeten zijn samengesteld naar het aan artikel 9 lid 4 ten grondslag liggende beginsel van pariteit. De taken, bevoegdheden en samenstelling van deze commissies zijn in door het bestuur vast te stellen reglementen opgenomen.
7. Het bestuur heeft een bestuursbureau ingesteld. Het bestuursbureau is een deskundig bureau dat onafhankelijk van de administrateur verantwoordelijk is voor de advisering en de coördinatie van de bestuurlijke taken. Het bestuur heeft een overeenkomst en/of reglement waarin de taken, bevoegdheden en werkwijze van het bestuursbureau zijn opgenomen. Het bestuursbureau behartigt onverkort de belangen van het fonds.
8. Iedere bestuurder is bevoegd een deskundige te raadplegen alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste één vierde (1/4e) der bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
9. Het bestuur is bevoegd een werkgever die niet valt onder de werkingssfeer van het fonds, vrijwillig toe te laten en met het oog daarop een uitvoeringsovereenkomst met die werkgever af te sluiten, indien aan één (1) van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de loonontwikkeling bij de werkgever is ten minste gelijk aan die in een bedrijfstak waarin het bedrijfstakpensioenfonds werkzaam is en de werkgever neemt deel in de sociale fondsen van dezelfde bedrijfstak;
b. er is sprake van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt;
c. de deelname gebeurt aansluitend aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds viel.
10. Het dagelijks bestuur is belast met de behartiging en afdoening van alle aangelegenheden, welke hen door het bestuur zijn opgedragen. De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn door het bestuur vastgesteld en opgenomen in het reglement van het dagelijks bestuur.
Artikel 11 – Bestuursfuncties
Het bestuur benoemt uit de bestuurders benoemd namens werkgevers een werkgeversvoorzitter en uit de bestuurders benoemd namens werknemers een werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van vier (4) jaar.
Artikel 12 – Vergaderingen en besluitvorming
1. Het bestuur vergadert, wanneer:
a. dit voorgeschreven wordt door deze statuten;
x. xx xxxxxxxxx voorzitter dit nodig acht;
c. dit blijkens schriftelijke, aan de fungerend voorzitter gedane mededeling wenselijk voorkomt aan ten minste twee (2) bestuurders.
In het geval onder c. is de fungerend voorzitter verplicht binnen veertien (14) dagen na ontvangst van de genoemde mededeling een bestuursvergadering te beleggen.
2. Iedere bestuurder heeft stemrecht door het uitbrengen van één (1) stem per bestuurder. Een bestuurder kan een bestuurder die dezelfde geleding vertegenwoordigt machtigen hem te vertegenwoordigen. Een bestuurder kan per vergadering voor maximaal één (1) bestuurder gemachtigd worden.
3. Het bestuur kan beslissingen nemen in een vergadering waarin meer dan de helft van het aantal bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is met dien verstande dat er altijd:
– ten minste één (1) bestuurder benoemd namens werknemers; en
– ten minste één (1) bestuurder benoemd namens werknemers of één (1) bestuurder benoemd namens pensioengerechtigden; en
– ten minste twee (2) bestuurders benoemd namens werkgevers, aanwezig of vertegewoordigd moeten zijn.
Een geldig besluit kan genomen worden bij volstrekte meerderheid, waarbij ten minste sprake moet zijn van vier (4) stemmen voor, bestaande uit één (1) stem van een bestuurder benoemd namens werknemers en één (1) stem van een bestuurder benoemd namens werknemers of bestuurder benoemd namens pensioengerechtigden, alsmede twee (2) stemmen van een bestuurder benoemd namens werkgevers.
4. Ingeval in een vergadering geen besluit kan worden genomen, omdat het in het vorige lid bepaalde vereiste aantal bestuurders in een vergadering niet aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt na ten minste drie (3) dagen, doch binnen één (1) maand, een nieuwe bestuursvergadering belegd. In de nieuwe bestuursvergadering kunnen besluiten worden genomen indien meer dan de helft van het aantal bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is met dien verstande dat er altijd ten minste één (1) bestuurder benoemd namens werknemers of één (1) bestuurder benoemd namens pensioengerechtigden en één (1) bestuurder benoemd namens werkgevers aanwezig is. De besluiten van het bestuur in deze vergadering worden genomen bij volstrekte meerderheid. Indien het bepaalde in artikel 9 lid 1 vierde zin van toepassing is, geldt bij de benoeming van één (1) bestuurder benoemd namens werkgevers en/of één (1) bestuurder benoemd namens werknemers voormelde quorum eis niet.
5. Bij staken van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping, wanneer een van de bestuurders dit verlangt, en alsdan mondeling.
6. De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen, waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee (2) kandidaten, die de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats, nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt, tussen welke personen de herstemming zal plaats hebben. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.
7. Xxxxxx uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.
8. In spoedeisende gevallen zoals uitgewerkt in het in artikel 24 lid 2 vermelde crisisplan, kan bij het crisisplan van het hiervoor bepaalde in lid 2, tweede volzin, lid 3 en/of lid 4 worden afgeweken.
9. Het bestuur kan buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuurders:
a. eerst in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk, of per e-mail hun mening en toelichting daarop te uiten; en
b. vervolgens allemaal in de gelegenheid zijn gesteld hun stem uit te brengen. Bij staken van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
10. Een bestuurslid neemt niet deel aan de beraadslagingen en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds en de met haar verbonden organisatie. Wanneer het bestuur hierdoor geen besluit kan nemen, bijvoorbeeld omdat niet voldaan kan worden aan het relevante quorum- of quotumvereiste, wordt het besluit genomen door de Raad van toezicht.
Artikel 13 – Bevoegdheden van elke bestuurder
1. Elke bestuurder heeft te allen tijde toegang tot de boeken, bescheiden en eigendommen van het fonds.
2. Door hem verlangde inlichtingen moeten hem als dat wordt verlangd, schriftelijk worden verstrekt.
Artikel 14 – Vertegenwoordiging
1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds. De vertegenwoordigingsbevoegdheid berust tevens bij twee gezamenlijk handelende personen. Dit kunnen slechts zijn:
a. het dagelijks bestuur, zijnde de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter tezamen; of
b. de werkgeversvoorzitter of de werknemersvoorzitter tezamen met een andere bestuurder; of
c. de werkgeversvoorzitter of de werknemersvoorzitter tezamen met een gevolmachtigde.
2. In verband met het in artikel 14 lid 1 onder c bepaalde kan het bestuur besluiten aan personen die geen bestuurder zijn een volmacht te verlenen om tezamen met de werkgeversvoorzitter of de werknemersvoorzitter binnen de grenzen van de volmacht het fonds te vertegenwoordigen.
3. Voorts kan het bestuur besluiten aan bestuurders, niet zijnde de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter, volmacht te verlenen om binnen de grenzen van de volmacht het fonds te vertegenwoordigen. In ieder geval dient de in dit lid bedoelde volmacht te bepalen dat een gevolmachtigde bestuurder slechts gezamenlijk handelend met een andere gevolmachtigde bestuurder het fonds kan vertegenwoordigen.
4. Daarnaast kan het bestuur besluiten aan een derde volmacht te verlenen om binnen de grenzen van de volmacht het fonds te vertegenwoordigen.
Artikel 15 – Geheimhoudingsplicht
De leden en aspirant-leden van het bestuur verplichten zich door de aanvaarding van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hen in deze functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.
Artikel 16 – Vacatiegeld en vergoeding voor reis- en verblijfkosten
De leden en aspirant-leden van het bestuur ontvangen een vacatievergoeding conform het door het bestuur opgestelde beloningsbeleid.
Hoofdstuk III Verantwoordingsorgaan
Artikel 17 – Samenstelling en benoeming
1. Het Verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit één en twintig (21) leden. Het Verantwoordingsorgaan kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
2. In het Verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
3. De in artikel 9, lid 4 sub d. en e., genoemde werknemersorganisaties benoemen en ontslaan, samen met verenigingen die als doelstelling hebben de belangen van pensioengerechtigden te behartigen, veertien (14) leden van het Verantwoordingsorgaan die de deelnemers en de pensioengerechtigden op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigen. De onderlinge getalsverhoudingen worden iedere vier (4) jaar voorafgaand aan de benoeming vastgesteld door het bestuur op basis van de cijfers in het meest recente jaarverslag van het fonds.
De in artikel 9, lid 4 sub a., b. en c., genoemde werkgeversorganisaties benoemen en ontslaan zeven (7) leden van het Verantwoordingsorgaan die de werkgevers vertegenwoordigen. Het bestuur bepaalt in onderling overleg met de werkgeversorganisaties hoeveel leden elke werkgeversorganisatie benoemt. Als werkgeversorganisaties hier onderling niet uitkomen, stelt het bestuur aan de hand van de loonsom, zoals opgenomen in het meest recente jaarverslag van het fonds, per organisatie de verdeling vast.
Indien genoemde werknemersorganisaties, genoemde werkgeversorganisaties of verenigingen die de belangen van gepensioneerden vertegenwoordigen, er na een periode van een half jaar na het ontstaan van een vacature niet in slagen het aantal vacante posities volledig te benoemen, is het bestuur bevoegd om leden voor de vacante posities na overleg met het Verantwoordingsorgaan en na goedkeuring van de Raad van toezicht te benoemen.
Bij de benoeming bevordert het Verantwoordingsorgaan de geschiktheidsdoelstellingen uit het geschiktheidsbeleidsplan van het fonds en de diversiteitsdoelstellingen. Het Verantwoordingsorgaan stelt een profielschets vast na goedkeuring van het bestuur. Het Verantwoordingsorgaan stelt een competentievisie op voor haar leden.
4. Het lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van bestuur of de Raad van toezicht.
5. Benoeming van een lid van het Verantwoordingsorgaan geschiedt telkens voor een periode van maximaal vier (4) jaar. De afgetredenen zijn na afloop telkens voor maximaal vier (4) jaar opnieuw benoembaar met dien verstande dat de maximale zittingstermijn niet meer dan twaalf (12) jaar bedraagt. Het Verantwoordingsorgaan stelt een rooster van aftreden op met als uitgangspunt dat minimaal de helft minus één van het aantal leden van het Verantwoordingsorgaan eens in de twee (2) jaar tegelijkertijd af zal treden, zodanig dat alle leden van het Verantwoordingsorgaan in een periode van vier (4) jaar zullen zijn afgetreden.
6. Het bepaalde in artikel 15 en 16 is van overeenkomstige toepassing op het Verantwoordingsorgaan. Indien het Verantwoordingsorgaan van mening is dat op de in artikel 15 genoemde geheimhoudingsplicht in een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt, zal de voorzitter van het Verantwoordingsorgaan hierover vooraf overleg voeren met de voorzitter van het bestuur.
7. Het Verantwoordingsorgaan stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het Verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd, hetgeen ondermeer inhoudt:
a. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het Verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
b. de wijze waarop het Verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt;
c. de wijze waarop het Verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt;
d. de periodieke evaluatie van het Verantwoordingsorgaan zelf. Eén keer in de drie (3) jaar betrekt het Verantwoordingsorgaan een externe partij bij de evaluatie.
Het Verantwoordingsorgaan is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
8. Het lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan eindigt, overminderd het hierna in dit lid, lid 3 en lid 9 bepaalde, door het verstrijken van de zittingsduur, door bedanken door het lid, door overlijden, of door toetreden tot het bestuur of de Raad van toezicht. Voorts is het Verantwoordingsorgaan bevoegd een lid te ontslaan, na het horen van het betreffende lid van het Verantwoordingsorgaan en de Raad van toezicht. Het besluit tot ontslag dient te worden genomen in een vergadering waarin ten minste drie/vierde van de leden, waarvan ten minste één (1) lid benoemd door de werknemersorganisaties, ten minste één (1) lid benoemd door de verenigingen die als doelstelling hebben de belangen van de pensioengerechtigden te behartigen en ten minste één (1) lid benoemd door de werkgeversorganisaties, aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van drie/vierde van de uitgebrachte stemmen.
9. Het bestuur is bevoegd een lid van het Verantwoordingsorgaan, na goedkeuring van de Raad van toezicht, te ontslaan in de volgende situaties:
a. indien het lid van het Verantwoordingsorgaan de van toepassing zijnde gedragscode niet naleeft;
b. indien het lid van het Verantwoordingsorgaan niet (meer) voldoet aan de kwalificatie die gevraagd werd bij benoeming;
c. indien het lid van het Verantwoordingsorgaan geen verklaring omtrent gedrag (VOG) verkrijgt; of
d. indien er andere zwaarwegende redenen zijn.
Artikel 18 – Taken en bevoegdheden
1. Het bestuur van het fonds legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het bestuursverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het Raad van toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen.
2. Het Verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht met betrekking tot:
a. het beloningsbeleid;
x. xx xxxx, inrichting en samenstelling van de Raad van toezicht;
c. de profielschets voor leden van het Raad van toezicht;
d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
g. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
i. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
j. de samenstelling van de premie en de hoogte van de premiecomponenten;
k. het nemen van maatregelen van algemene strekking;
l. het wijzigen van statuten, pensioen- en het uitvoeringsreglement(en) van het fonds;
m. vaststelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota en het herstelplan;
n. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten;
o. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid.
Het Verantwoordingsorgaan wordt op een zodanig tijdstip om advies over de punten genoemd in sub a. tot en met o. gevraagd dat het advies van het Verantwoordingsorgaan van wezenlijke invloed kan zijn op de bedoelde besluiten.
3. Het Verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur naar aanleiding van de melding van disfunctioneren van het bestuur door de Raad van toezicht.
4. Het Verantwoordingsorgaan kan bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam beroep instellen tegen een besluit betreffende een aangelegenheid als bedoeld in lid 2 sub a. tot en met j., conform het bepaalde in artikel 217 van de Pensioenwet.
5. Het Verantwoordingsorgaan kan een verzoek in het kader van het recht van enquête indienen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, conform het bepaalde in artikel 219 van de Pensioenwet.
6. De relevante artikelen in de Pensioenwet, alsmede de Code Pensioenfondsen zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk IV Raad van toezicht
Artikel 19 – Samenstelling, benoeming en defungeren
1. Het toezicht is belegd in de Raad van toezicht die tot taak heeft het toezicht houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in het fonds en het bijstaan en het adviseren van het bestuur.
2. De Raad van toezicht bestaat uit ten minste drie (3) natuurlijke personen. Het aantal leden wordt bepaald door het bestuur. Zodra het aantal leden van de Raad van toezicht daalt beneden drie personen, dient het bestuur zo snel mogelijk te voorzien in deze vacature(s) met inachtneming van het bepaalde in dit artikel. De leden van de Raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uitdrukking komen in het toezicht. De Raad van toezicht kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
3. De Raad van toezicht stelt een profielschets op voor ieder lid van de Raad van toezicht. Hierbij houdt de raad rekening met geschiktheid, collegiaal toezicht en complementariteit binnen de raad.
4. Het bestuur benoemt de leden van de Raad van toezicht die door het Verantwoordingsorgaan worden voorgedragen door middel van een bindende voordracht, nadat het bestuur heeft getoetst of de voorgedragen personen voldoen aan de vereisten van de profielschets. Als een voorgedragen persoon wezenlijk afwijkt van de profielschets, waardoor geen benoeming kan plaatsvinden, wordt door het Verantwoordingsorgaan een nieuwe bindende voordracht gedaan.
5. Het bestuur en de Raad van toezicht komen ten minste twee (2) keer per jaar in een vergadering bij elkaar.
6. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de Raad van toezicht tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
7. Jaarlijks evalueert de Raad van toezicht haar functioneren. Hierbij betrekt zij een keer in de drie
(3) jaar een externe partij.
8. De zittingsduur van een lid van de Raad van toezicht is vier (4) jaar. Een lid van de Raad van toezicht mag maximaal één (1) keer worden opnieuw benoemd. Ten behoeve van de continuïteit kan de totale zittingsduur van acht (8) jaar van een lid van de Raad van toezicht met maximaal één (1) jaar worden overschreden.
9. Het bepaalde in artikel 15 en 16 is van overeenkomstige toepassing op de Raad van toezicht. Indien de Raad van toezicht van mening is dat op de in artikel 15 genoemde geheimhoudingsplicht in een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt, zal de Raad van toezicht hierover vooraf overleg voeren met de voorzitter van het bestuur.
10. Een lid van de Raad van toezicht defungeert:
a. door overlijden;
b. door vrijwillig aftreden;
c. door zijn aftreden vanwege verloop van de zittingsduur zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel;
d. doordat het lid van de Raad van toezicht failliet wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de faillissementswet;
e. door ondercuratelestelling van een lid van de Raad van toezicht, maar ook door een rechterlijke beslissing waarbij een bewind over één of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
x. door ontslag door het bestuur na horen van het lid en de Raad van toezicht. Het Verantwoordingsorgaan geeft hierover bindend advies aan het bestuur. Reden voor ontslag is het disfunctioneren van het lid van de Raad van toezicht dan wel dat het aanblijven van het lid risico’s met zich meebrengt voor het fonds.
11. Een lid van de Raad van toezicht kan door het bestuur worden geschorst in overleg met de compliance officer, indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds conflicteren met de belangen van het desbetreffende lid van de Raad van toezicht. Het Verantwoordingsorgaan wordt gevraagd bindend advies te geven over de schorsing. De schorsing wordt ongedaan gemaakt, of wordt bevestigd, indien het Verantwoordingsorgaan hiertoe beslist. Elke schorsing kan één (1) of meer malen worden verlengd doch in totaal niet langer duren dan drie (3) maanden. Is na verloop van die tijd geen beslissing genomen omtrent de opheffing van de schorsing of ontslag, dan eindigt de schorsing. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste lid de aan het lidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen.
12. Bij ontstentenis of belet van een lid van de Raad van toezicht is het overblijvende lid van de Raad van toezicht of zijn de overblijvende leden van de Raad van toezicht met het toezicht belast. Bij ontstentenis of belet van alle leden van de Raad van toezicht wordt het toezicht waargenomen door één of meer personen daartoe aan te wijzen door het Verantwoordingsorgaan.
Artikel 20 – Taken, bevoegdheden, besluitvorming.
1. De Raad van toezicht is belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De Raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en bevoegdheden aan het Verantwoordingsorgaan en in het bestuursverslag. De Raad van toezicht rapporteert over de naleving van de Code Pensioenfondsen in het bestuursverslag. Artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op de leden van de Raad van toezicht.
2. De volgende besluiten van het bestuur worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van toezicht:
a. het bestuursverslag en de jaarrekening;
b. de profielschets voor bestuurders;
c. het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de Raad van toezicht;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
e. liquidatie, fusie, of splitsing van het fonds;
f. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Het ontbreken van de goedkeuring van de Raad van toezicht op een besluit als bedoeld in dit lid tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur niet aan.
3. De Raad van toezicht kan een bestuurder van het fonds schorsen of ontslaan wegens disfunctioneren. Elke schorsing kan één (1) of meer malen worden verlengd doch in totaal niet langer duren dan drie (3) maanden. Is na verloop van die tijd geen beslissing genomen omtrent de opheffing van de schorsing of ontslag, dan eindigt de schorsing. Gedurende de periode van schorsing kan de geschorste bestuurder de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen.
4. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake indien het bestuur een besluit heeft genomen zonder de op grond van lid 2 benodigde goedkeuring van de Raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat dit nodig was in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden dan wel voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift. De Raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur aan het Verantwoordingsorgaan, het bestuur en de organisatie(s) die de betreffende bestuurders hebben voorgedragen. Als genoemde organisatie(s) en het bestuur niet binnen redelijke termijn, naar de Raad van toezicht reageren, dan bericht de Raad van toezicht de toezichthouder.
5. Bij geschillen van de Raad van toezicht met het bestuur over besluiten die aan de raad zijn voorgelegd zoals omschreven in lid 2 van dit artikel, zal het bestuur haar besluit heroverwegen. Het bestuur moet aannemelijk maken dat het besluit nodig was in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, anders aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
Indien het bestuur en de Raad van toezicht na heroverweging een geschil blijven houden over een bepaald besluit zal het bestuur haar besluit handhaven maar verantwoording hierover dienen af te leggen aan het Verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag hiervan melding maken.
6. Na advies gevraagd te hebben aan het Verantwoordingsorgaan stelt de Raad van toezicht een reglement vast, waarbij regels worden gegeven omtrent het houden van vergaderingen en besluitvorming van de Raad van toezicht.
7. Een lid van de Raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslagingen en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds en de met haar verbonden organisatie.
HOOFDSTUK V Sleutelfuncties
Artikel 21 - Sleutelfuncties
1. Het fonds beschikt over een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie.
2. Het bestuur stelt een reglement over de sleutelfuncties vast, waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen om de onafhankelijkheid van de houders van de risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie te waarborgen.
HOOFDSTUK VI Actuaris en accountant
Artikel 22 – Actuaris en accountant
1. Het bestuur benoemt een actuaris, die jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur een verslag opstelt, waarin een beoordeling gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds.
2. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is. Het is hem verboden hetgeen hem met betrekking tot het fonds, de deelnemers en de ondernemingen waarin zij werkzaam zijn, blijkt of wordt medegedeeld, verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich meebrengt.
3. Alvorens een besluit wordt genomen, strekkende tot wijziging van de rechten de rechten of verplichtingen van de werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers, andere
aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden, wint het bestuur advies in van een andere actuaris.
4. Het bestuur benoemt een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die de door de wet vereiste bescheiden controleert. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op de accountant.
5. Het bestuur beoordeelt minimaal eenmaal in de vier (4) jaar het functioneren van de accountant en de actuaris. Het Verantwoordingsorgaan en de Raad van toezicht worden hiervan op de hoogte gesteld.
HOOFDSTUK VII Vermogen, verantwoording en administratie
Artikel 23 – Vermogen
Het vermogen van het fonds bestaan uit:
a. het oprichtingskapitaal;
b. betaalde premies;
c. opbrengsten van belegde gelden;
d. overige middelen.
Artikel 24 – Belegging van het vermogen
1. Het vermogen van het fonds worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel. Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; en
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
2. Het fonds stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. Het crisisplan, opgesteld en vastgesteld door het bestuur, maakt onderdeel uit van de nota
evenals een verklaring inzake beleggingsbeginselen. Het bestuur legt deze nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan De Nederlandsche Bank.
3. Omtrent het met betrekking tot het beleggen van het vermogen te voeren beleid raadpleegt het bestuur een adviescommissie voor beleggingszaken. Deze commissie bestaat uit een door het bestuur te bepalen aantal leden, dat tenminste drie (3) en ten hoogste vijf (5) bedraagt. De leden worden benoemd door het bestuur en hebben zitting voor vier (4) jaar; de voorzitter wordt door het bestuur uit de leden aangewezen. De leden der commissie genieten voor de door hen als zodanig verrichte werkzaamheden een vergoeding volgens door het bestuur te stellen regels.
Artikel 25 – Boekjaar
Het boekjaar van het fonds is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 26 – Balans, rekening en verantwoording en verslag
1. Het bestuur stelt jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar, als bedoeld in artikel 25, het jaarverslag vast dat bestaat uit het bestuursverslag, de jaarrekening, en overige gegevens, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd zijn. Het bestuur geeft ook inzicht in de risico’s van de belanghebbenden op korte en lange termijn, gerelateerd aan het ambitieniveau. In het jaarverslag rapporteert het bestuur over de naleving van de gedragscode, de Code Pensioenfondsen, de afhandeling van klachten, geschillen en procedures en de kosten van de uitvoering van de pensioenregeling.
2. Het bestuur stelt na de oordeelsvorming door het Verantwoordingsorgaan en de goedkeuring van de Raad van toezicht de in het eerste lid genoemde bescheiden vast. De vaststelling geschiedt door de ondertekening van deze bescheiden ter vergadering door het gehele bestuur.
De jaarrekening wordt voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door de accountant als bedoeld in artikel 22.
3. Indien na afsluiting van het boekjaar nog bedragen ten laste of ten bate van het fonds komen, worden deze opgenomen onder de lasten of baten van het alsdan lopende boekjaar.
4. Het bestuur legt de in het eerste lid bedoelde bescheiden alsmede een actuarieel verslag betreffende het fonds, voorzien van de verklaring van een actuaris, binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar aan de toezichthouder over.
5. Gelet op de nota als bedoeld in artikel 24 lid 2 behoeft overdracht of herverzekering van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico niet plaats te vinden.
6. Het bestuur draagt zorg dat de aangesloten werkgevers en deelnemers van het verslag, eventueel van een samenvatting van het verslag, kennis kunnen nemen.
Artikel 27 – Uitbesteding van administratie en vermogensbeheer
De pensioenadministratie en het beheer van het vermogen is uitbesteed aan partijen. De uitbesteding is vastgelegd in een uitbestedingsovereenkomst. Hierin staan de afspraken betreffende de informatieverstrekking van de partijen aan het fonds, afspraken inzake het kostenniveau en de kwaliteit van dienstverlening. Het bestuur monitort aan de hand van rapportages het presteren van de partijen en spreekt partijen aan als deze hun afspraken niet of onvoldoende nakomen of zelfs schade veroorzaken door handelen of nalaten. Het bestuur heeft zicht op de keten van uitbesteding en op het beloningsbeleid dat partijen hanteren. Het bestuur bevordert dat partijen een klokkenluidersregeling hebben.
HOOFDSTUK VIII Statutenwijziging, opheffing van het fonds
Artikel 28 – Wijziging van de statuten
1. Wijziging van de statuten kan alleen door het bestuur geschieden. Met betrekking tot de wijziging dient advies te worden gevraagd aan het Verantwoordingsorgaan.
2. Het Verantwoordingsorgaan is bevoegd een adviesaanvraag met betrekking tot een voorstel tot statutenwijziging niet in behandeling te nemen indien van dat voorstel geen melding is gemaakt op de agenda van die vergadering.
3. Wijzigingen in de statuten dienen op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand te komen.
Artikel 29 – Opheffing van het fonds
1. Het fonds kan worden opgeheven na besluit van het bestuur – nadat daartoe advies is gevraagd aan het Verantwoordingsorgaan – en de Raad van toezicht haar goedkeuring heeft gegeven.
2. De vergadering moet speciaal ter behandeling van de adviesaanvraag tot opheffing van het fonds zijn belegd en de adviesaanvraag mag slechts in behandeling worden genomen, indien het voltallige Verantwoordingsorgaan aanwezig is. Ingeval niet het voltallige Verantwoordingsorgaan aanwezig is, wordt na drie (3) dagen, doch binnen vier (4) weken een nieuwe vergadering belegd, waarin, ongeacht het aantal aanwezige leden van het Verantwoordingsorgaan, de adviesaanvraag met betrekking tot het voorstel tot opheffing van het fonds in behandeling wordt genomen.
Artikel 30 – Vereffening
1. De vereffening van het fonds geschiedt door één (1) of meer, door het bestuur benoemde vereffenaar(s).
2. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten van kracht, voorzover zij kunnen worden toegepast met betrekking tot hetgeen tot de vereffening behoort en voor een geregelde afwikkeling daarvan nodig is.
3. De vereffening moet plaatshebben binnen de termijn, die daartoe door het bestuur wordt gesteld.
4. Binnen die termijn moet(en) de vereffenaar(s) rekening en verantwoording doen in een vergadering van het Verantwoordingsorgaan, zoals deze ten tijde van de opheffing van het fonds was samengesteld. Bij deze vergadering is ook het bestuur aanwezig.
5. Op de rekening en verantwoording, alsmede op de vergadering, waarin deze stukken behandeld worden, zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen van deze statuten betreffende de rekening en verantwoording en de gewone vergadering.
6. Op de in het vierde lid bedoelde vergadering wordt – na hieromtrent advies te hebben gevraagd aan het Verantwoordingsorgaan - door het bestuur besloten welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de nog overgebleven bezittingen van het fonds zal worden gegeven.
7. Mocht blijken, dat na vereffening van de overige zaken van het fonds niet voldoende geldmiddelen aanwezig zijn om zowel de verdere betaling van de vastgestelde pensioenen als de toekomstige aanspraken van de deelnemers, respectievelijk van degenen wier werkgevers te hunnen behoeve hebben deelgenomen aan de spaarregeling, te dekken, dan wordt ten aanzien van de beschikbare gelden door de vereffenaar(s) een zodanige verdeling vastgesteld, dat de toegekende pensioenen en de toekomstige aanspraken gelijkelijk worden gekort met in achtneming van artikel 134 Pensioenwet.
8. De goedkeuring van de rekening en verantwoording op de in het vierde lid bedoelde vergadering en de goedkeuring van de Raad van toezicht strekt aan de vereffenaar(s) tot volledige decharge.
HOOFDSTUK IX Slotbepalingen
Artikel 31 – Bekendmakingen
1. Het bestuur zorgt dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de inhoud van de geldende statuten en reglementen van het fonds. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin door het bestuur op de hoogte gesteld.
2. Jaarlijks verstrekt het bestuur ten behoeve van een deelnemer een opgave van de hoogte van het te bereiken reglementaire pensioen.
3. Het bestuur stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en reglementen kennis te nemen.
4. Het bestuur verstrekt op verzoek aan de deelnemer en de gewezen deelnemer binnen drie (3) maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken. Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
Artikel 32 – Geschillen
1. Het bestuur stelt een Commissie van Beroep in, die bestaat uit drie (3) onafhankelijke leden, te weten een voorzitter en twee (2) overige leden namens werkgevers respectievelijk werknemers. Aan de commissie wordt een secretaris verbonden.
2. Het bestuur benoemt telkens voor vier (4) jaar de voorzitter van de commissie en de beide overige leden van de commissie. Zij kunnen na afloop van hun eerste zittingsperiode maximaal
twee (2) maal opnieuw worden benoemd voor een nieuwe zittingsperiode van vier (4) jaar. Het bestuur is bevoegd op grond van gewichtige redenen af te wijken van de maximale zittingsperiode van twaalf (12) jaar.
3. Aan de commissie wordt een secretaris toegevoegd, die door het bestuur wordt benoemd en ontslagen. De secretaris is geen lid van de commissie.
4. De voorzitter heeft de hoedanigheid van meester in de rechten. De secretaris dient juridisch geschoold te zijn.
5. Tot voorzitter en secretaris kunnen niet worden benoemd personen, die werkgever of werknemer zijn in een bedrijf uit de agrarische en groene sector. Tot lid van de commissie kunnen niet worden benoemd personen die lid zijn van het bestuur, het Verantwoordingsorgaan of de Raad van toezicht.
6. De commissie heeft tot taak geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers en het fonds te beslechten inzake besluiten van het bestuur, niet zijnde besluiten van algemene strekking.
7. De geschillenregeling is opgenomen in het Klachten- en geschillenreglement.
8. Het bestuur stelt een reglement vast, waarin de werkwijze van de commissie wordt vastgelegd.
Artikel 33 – Onvoorziene gevallen
In alle gevallen, waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
Artikel 34 – Overgangsbepaling
Leden van het Verantwoordingsorgaan die zich twee januari tweeduizend drieëntwintig reeds in hun tweede of derde termijn bevinden, zijn telkens opnieuw benoembaar met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 17 lid 5, de maximale zittingstermijn niet meer dan veertien
(14) jaar mag bedragen. Dit artikel met aanhef vervalt zodra alle leden van het Verantwoordingsorgaan die zich op twee januari tweeduizend drieëntwintig in hun tweede of derde termijn bevonden, niet langer in functie zijn.