Contract
500 . 4.
Naasting van den spoorweg van Zutplien langs Winterswijk naar de Pruisische grenzen, enz.
(500. 4.)
BIJLAGE A DEK MEMORIE VAN TOELICHTING.
Exploitatie-overeenkomst van 1875
(xxxxxxxx N.W.S.M, ter eenre en H.S. ter andere zijde).
Artikel 1.
Tusschen de twee partijen bovengenoemd zal op de vol- gende voorwaarden worden gevestigd een associatie tot het exploiteeren voor gemeenschappelijke rekening van den spoorweg van Zutplien langs AVinterswijk naar de Pruisische grenzen.
Artikel 2.
De partij ter eenre brengt in de associatie al de rechten en verplichtingen, welke betreffende de exploitatie van den spoorweg van Zutphen langs Winterswijk naar de Pruisische grenzen, voortvloeien uit de concessie voor dezen weg op den 27sten Maart 1872 verleend aan xx xxxxxx X . X. SNKLLEN en X . XXXXXXX.
De partij ter eenre brengt xxxxxxx in de associatie den geheelen aanleg van voornoemden spoorweg, en wel geheel en al voor hare rekening; zij levert die werken volkomen op, overeenkomstig de bepalingen van genoemde concessie en van art. 4 van de voorwaarden van concessie voor de exploi- tatie van Staatsspoorwegen, AATet van 3 Juli 1863 (Staatsblad n°. 101), zorgende partij ter andere zijde voor de in art. 5 dier voorwaarden genoemde voorwerpen.
In gemeen overleg tusschen de twee partijen worden de ontwerpen opgemaakt en de wijze van uitvoering geregeld.
Ook waar maar enkel spoor gelegd wordt, zullen evenwel de aardebaan en de onderbouw der kunstwerken voor dubbel spoor zijn.
Artikel 3 .
Partij ter andere belast zich gedurende geheel den duur der concessie voor hare kosten en risico met de exploitatie ten gemeenschappelijken bate van de lijn Zutphen—Winterswijk
—Grenzen, en wel met haar personeel en materieel. Zij neemt op zich den onderhoud enz., als in art. 4 omschreven, en al de verplichtingen te vervuilen voor de exploitatie van den weg bij de concessie opgelegd, maar is niet aansprakelijk voor andere verplichtingen, die partij ter eenre jegens wie ook heeft of zal aangaan, tenzij in deze overeenkomst speciaal voorzien.
Artikel 4 .
Het onderhoud van den spoorweg en aanlioorigheden, uit- genomen dat van de eigenlijke baan (bovenbouw), blijft aan partij ter eenre gedurende het eerste jaar na de opening van den weg voor het vervoer.
Na het eindigen van dit tijdsverloop en na goedbevinding bij eene nieuwe opneming, zal partij ter andere gehouden zijn te zorgen voor het gewone en buitengewone onderhoud van de lijn en van al hetgeen daartoe behoort, mitsgaders voor alle vernieuwingen en nieuwe werken, aanleg van jtweede spoor (dubbel spoor) daarin begrepen.
Zij zorgt tevens voor de verzekering der gebouwen tegen brandschade, of neemt deze schade ten haren laste.
Artikel 5.
Drie maanden vóórdat naar de berekening van partij ter eenre de weg gereed zal zijn, geeft zij van het vermoedelijk tijdstip van voltooiing kennis aan partij ter andere.
Binnen veertien dagen na de voltooiing wordt van de over- gifte en overname behoorlijk proces-verhaal opgemaakt en onderteekend door personen, die door de beide partijen daar- toe zijn aangewezen.
Uiterlijk veertien dagen nadat de weg voltooid, bij proces- verbaal is overgenomen en nadat de bij art. 6 der wet van
21 Augustus 1859 (Staatsblad n°. 98) bedoelde machtiging zal zijn verleend, wordt die voor het vervoer van reizigers en goederen in exploitatie gesteld.
Artikel 6.
De partij ter andere zal een afzonderlijke boekhouding houden van de bruto-opbrengstpn over de lijn Zutphen—' AVinterswijk—Grenzen.
Die bruto-opbrengsten zullen, totdat het bedrag daarvan f 7000 per jaar en per kilometer beloopt, geheel ten bate van partij ter andere komen, die daarentegen aan partij ter eenre zal uitkeeren eene jaarlijksehe vaste som per kilometer, die voor elk der onderstaande gevallen, als:
A. ingeval tot stand en in gebruik is gekomen een aan- sluitende spoorweg van de Grenzen in de richting' van Borken naar het kolendistrict van de Iluhr;
B. ingeval of voor zoolang die spoorweg niet bestaat, bedragen zal:
In geval A. In geval B.
Gedurende het eerste jaar der exploitatie
Zutphen —AVinterswijk —
Grenzen f 11000000 f 600
,, | ,, | tweede | jaar | dier | exploit. | 1200 | 700 |
,, | derde | ,, | ,, | ,, | 1400 | 800 | |
,, | ,, | vierde | ,, | ,, | ,, | 1600 | 900 |
„ | „ | vijfde | „ | ,, | 1800 | 1000 | |
,, | ,, | zesde | ,, | ,, | ,, | 2000 | 1100 |
,, | ,, | zevende | „ | ,, | ,, | 2100 | 1200 |
,, | ,, | acntste | ,, | ,, | >> | 2200 | 1300 |
„ | ,, | negende | „ | ,, | ,, | 2300 | 1400 |
,, ,, tiende en alle volgende
jaren dier exploitatie ,, 2400 ,, 1500 met dien verstande, dat bij overgang van het geval B in het geval A de jaarlijksehe uitkeering zal berekend worden vol- gens het bedrag, uitgedrukt in kolom A met betrekking tot het alsdan bestaande exploitatie-jaar.
Bedragen de opbrengsten meer dan f 7000 per jaar en per kilometer, dan wordt, boven en behalve de hiervoren vermelde
500 . 4.
Naasting1 van den spoorweg van Zutphen langs Winterswijk naar de Pruisische grenzen, enz.
jaarlijksche uitkeering, dat meerdere tusschen partijen ver- deeld en komt daarvan één-vierde aan partij ter eenre en drie-vierde aan partij ter andere.
Onder de opbrengsten, die alzoo in verrekening komen, behooren, buiten die van het eigenlijk vervoer, ook die van de grasverpachtingen, buffethuren, ophangen van aankon- digingen in de wachtkamers en de vergoeding door vreemde spoorwegen voor gebruik van den weg. Andere opbrengsten dan deze blijven aan partij ter andere zijde en buiten ver- rekening.
Artikel 7.
De boeken der opbrengst zullen gesloten worden den Sisten December van elk jaar, onverschillig op welk tijdstip de exploitatie is begonnen. De afrekening van elk dienstjaar en het betalen van het aandeel, dat aan partij ter eenre toekomt, moet uiterlijk den lsten April van het volgend jaar ge- schieden.
Artikel 8.
Partij ter eenre zal het recht hebben de boeking der op- brengsten harer lijn volkomen te kunnen controleeren, op welke wijze, die zij daartoe wil bezigen.
Partij ter andere verbindt zich, om haar dat onderzoek en die controle gemakkelijk te maken.
Het bestuur van de Nederlandsch-Westfaalscke Spoorweg- Maatschappij heeft het recht, tem allen tijde het toezicht op den weg te kunnen uitoefenen.
Aan de leden van den raad van coinmiasarissen, den direc- teur, secretaris en ingenieur en chef der Nederlandsch-West- faalsche Spoorweg-Maatschappij, te zamen tot een jxetal van hoogstens 15 personen, zal, zoodra de weg Zutphen—"Winters- wijk—Grenzen geopend is, daarover vrij vervoer weiden ver- leend. Voor de drie laatstgenoemden en voor leden der commissie, bedoeld in artikel 20 der statuten van partij ter eenre, tot een getal van hoogstens 5 personen, ya\ clan dit vrij vervoer zich uitstrekken over de spoorwegen van partij ter andere.
Artikel 9.
De tegenwoordige overeenkomst wordt gemaakt voor den duur der concessie van den spoorweg Zutphen—Winters- wijk—Grenzen.
Wanneer de Regeering dien spoorweg of den Ooster-spoor- weg (Amsterdam—Zutphen) naast, zal deze overeenkomst daardoor van dien dag af rechtens vanzelf verbroken zijn.
Zoodra een der partijen kennis krijgt van het voornemen van den Staat om haar spoorweg te naasten, zal zij onmiddel- lijk daarvan bericht geven aan de a'ndere partij.
De afrekening tusschen partijen geschiedt alsdan volgens het Nederlandsch burgerlijk recht. De spoorweg Zutphen— Winterswijk"—Grenzen moet dan in goeden staat worden overgegeven aan partij ter eenre, die er de beschikking over zal hebben.
Artikel 10.
Na afloop van den termijn, waarvoor de concessie van den spoorweg Zutphen—Winterswijk—Grenzen is* verleend, als- mede wanneer de Regeering den weg naast, of de concessie na aanvang der exploitatie intrekt, wordt al hetgeen voor den dienst op den weg of op de stations geleverd is, alsmede een evenredige hoeveelheid van het aan partij ter andere toebehoorende rollend materieel, tegen betaling den eigen- dom van partij ter eenre.
Deze betaling zal bedragen voor de werken van uitbreiding en voor het tweede spoor, volgens artikel 4 gemaakt, den oorspronkelijk kostenden prijs, blijkens de boeken van partij ter andere daaraan betaald.
Van de overige voorwerpen wordt de waarde geschat door drie deskundigen, te benoemen op de wijze als bij artikel 624 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de benoeming van scheidsmannen isi bepaald.
De evenredige hoeveelheid rollend materieel wordt berekend naar reden van het gemiddelde van de in de laatste vijf jaren op den spoorweg Zutphem—Winterswijk—Grenzen doorloopen kilometers, vergeleken met het gemiddelde van de in denzelf- den tijd doorloopen kilometers, op al de spoorlijnen door partij ter andere geëxploiteerd.
Al de alzoo over te gane voorwerpen en rollend materieel moeten in volkomen goeden staat van onderhoud zijn, ter beoordeeling van de ambtenaren, die de Minister van Binnen- landsche Zaken zou willen aanwijzen.
Artikel 11.
De tegenwoordige overeenkomst zal door of vanwege partij ter eenre onderworpen worden aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken, ingevolge Koninklijke machtiging verleend.
Artikel 12.
De partij ter andere zijde verbindt zich gevolg te geven, voor zoover betreft den weg Zutphen—Winterswijk, aan het omtrent kosteloos vervoer bepaalde in de voorwaarde van deelneming in eene geldleening, groot f 25 000, volgens cir- culaire dd. 15 November 1870 van de heeren J. B. SNELLEN en X. XXXXXXX, echter met de volgende wijzigingen en beper- kingen:
1°. dat de vrijdommen uitsluitend persoonlijk zullen zijn, om alléén genoten te kunnen worden door de personen op de aan deze gehechte lijst genoemd, die in hun privé oorspron- kelijk hebhen deelgenomen in die geldleening voor hun per- soou, zullende dit genot niet op anderen kunnen zijn over- gegaan of nog overgaan ;
2°. dat dit vrij vervoer alléén verleend wordt voor zoover de rijtuigen, in den trein staande, ruimte opleveren ;
3°. dat partij ter andere niet gehouden zal zijn tot eenige restitutie of vergoeding, wegens het niet verleenen van dien vrijdom.
Buiten het hier bepaalde is partij ter andere niet aan- sprakelijk voor eenige verbintenis, die uit genoemde voor- waarde mocht zijn ontstaan voor partij ter eenre of voor xx xxxxxx X . X. SNELLEN* en X . XXXXXXX .
Artikel 13.
Geschillen die wegens deze overeenkomst tusschen partijen mochten opkomen, zullen beslist worden door drie deskundige arbiters, te benoemen één van wederzijde en den derden door de twee aldus benoemden of bij gebrek van partijen of ver- sehil tusschen de benoemden over de keuze van den derden, te benoemen door de Arrondisseincnts-Rechtbank te Zutphen.
De uitspraak van deze arbiters beslist in het hoogste ressort.
Artikel 14.
Partijen kiezen domicilie elk tei plaatse, waar de zetel harer maatschappij gevestigd is of zal zijn.
Artikel 15.
Ingeval partij ter eenre binnen drie jaren na het definitief worden dezer overeenkomst den weg volgen.s artikel 2 niet heeft opgeleverd, is partij ter andere bevoegd om deze over- eenkomst op te zeggen.
In geval van erkende force majeure zal deze termijn ver- schoven worden, doch voor niet langer dan den tijd van ver- traging uit die force majeure ontstaan.
Door deze opzegging is partij ter andere ontslagen van alle verplichtingen uit deze overeenkomst.
Artikel 10.
Deze overeenkomst vervalt:
1°. indien de in artikel 11 bedoelde goedkeuring niet ver- kregen wordt vóór 31 Maart 1800 vijf en zeventig;
500 . 4.
Naasting van den spoorweg van Zutphen langs Winterswijk naar de Pruisische grenzen, enz.
2°. indien niet aan partij ter andere zijde vóór 31 Maart 1800 vijf en zeventig liet bewijs wordt overgelegd, dat het maatschappelijk kapitaal volteekend en beschikbaar is, of het daaraan ontbrekende voldoende verzekerd is;
3°. indien van de bevoegdheid, in artikel 15 bedoeld, wordt gebruik gemaakt.
(De termijnen onder 1". en 2°. zijn nader verlengd tot 31 Januari 1876).
Nadere overeenkomst van 1877.
Artikel 1.
De partij ter eenre verbindt zich, om geheel en al voor hare rekening' aan te leggen:
1°. den spoorweg van Zutphen langs Winterswijk naar de Pruisische grenzen in de richting van Borken, voldoende aan de concessie door de Nederlandsche Regeering verleend op 27 Maart 1872 en in voege als bepaald bij de tusschen partijen op 14 December 1874/31 Maart 1875 gesloten exploitatie- overeenkomst ;
2°. den spoorweg van de Pruisische grenzen bij Winters- wijk over Borken naar Gelsenkirchen, voldoende aan de concessie door1 de Pruisische Begeering aan partij ter eenre den lsten December 1875 definitief verleend;
3°. den spoorweg als zijtak naar Bocholt, voldoende aan de concessiën voor het Nederlandsch gedeelte verleend door de Nederlandsche Begeering op 15 October 1872 en voor het Pruisische gedeelte definitief verleend aan partij ter eenre door de Pruisische Begeering op den lsten December 1875.
Artikel 2.
De in art. 1, sub 1°. en 2°. genoemde spoorwegen zullen voltooid en in exploitatie moeten zijn vóór 1 Mei 1880, tenzij de betrokken Begeeringen voor de voltooiing der bedoelde spoorwegen een lateien termijn toestaan, in welk geval deze laatste termijn ook voor dit artikel geldt.
De in art. 1, sub 3° genoemde spoorweg zal voltooid en in exploitatie moeten zijn, vóórdat in exploitatie is eenige spoorweg, die mocht worden aangelegd van eenig punt aan den Nederlandsclien Bhijnspoorweg tusschen Arnhem en Emmerik en eenig punt van den Nederlandsch-Westfaalschen Spoorweg tusschen Zutphen en Gelsenkirchen.
Onverminderd de verplichting van de Nederlandsch-West- faalsche Spoorweg-Maatschappij tot nakoming, wat de vol- tooiing en het in exploitatie brengen betreft, van hetgeen daaromtrent bepaald is in de concessievoorwaarden van
27 Maart en 15 October 1872.
Artikel 3.
Partij ter andere verbindt zich, om voor den spoorweg in art. 1, suib 1° genoemd, de in art. 6 der exploiitatie-aveTeen- komst van 14 December 1874/31 Maart 1875 in geval A be- dongen uitkeeringen per kilometer te verhoogen met f 200 en bij deze uitkeeringen zooveel aan renteloos voorschot in de vier eerste jaren toe te voegen en in de volgende jaren af te schrijven, dat gedurende de tien eerste jaren der exploitatie door partij ter andere verstrekt wordt, telken jare een gelijk bedrag van f 2000 per kilometer in voege als volgt:
over het eerste jaar f 1200 uitkeering waarbij f 800
,, | tweede | 1400 | 600 | ||
,, | derde | 1600 | 400 | ||
,, | vierde | 1800 | 200 | ||
,, | vijfde | 2000 | |||
,, | zesde | 2200 | waar | af | 200 |
,, | zevende | 2300 | 300 | ||
,, | achtste | 2400 | 400 | ||
,, | negende | 2500 | 500 | ||
,, | tiende | 2600 | 600 |
o
O!
O O
I
.f
over het elfde jaar en alle volgende jaren der exploitatie wordt de vaste uitkeering verhoogd tot f 2500 per kilometer.
Artikel 4.
Voor het geval de lijn Zutphen—Winterswijk—Bocholt— Wesel in exploitatie wordt gebracht vóór 1 Mei 1880, zal partij ter andere, in afwijking van het in art. 6 der overeen- komsit van 14 December 1874/31 Maait 1875 bepaalde, van den datum, waarop die exploitatie aanvangt tot aan 1 Mei 1880 voor de lijn Zutphen—Winterswijk eene vaste jaarlijk- sche huur betalen van f 1500 per kilometer.
Artikel 5.
De bepalingen van art. 3 dezer overeenkomst zijn alleen dan van kracht, wanneer de bepalingen van de artt. 1 en 2 dezer overeenkomst zijn nagekomen.
Artikel 6.
Indien, buiten geval van erkende force majeure, de spoor- weg in art. 1 siub 2° genoemd, op den lsten December 1881 niet voltooid en in exploitatie gebracht is, zal, in wijziging van art. 6 der exploitatie-overeenkomst van 14 December 1874/31 Maart, 1875, de uitkeering, onverschillig over welk jaar der exploitatie, bedragen per jaar en per kilometer f 300 en zulks totdat aan de artt. 1 en 2 dezer overeenkomst zal zijn voldaan.
Daarna zal art. 6 der exploitatie-overeenkomst van 14 December 1874/31 Maart 1875 weder in werking treden, met dien verstande, dat het eerste jaar van exploitatie zal be- schouwd worden te zijn ingegaan op den dag, waarop aan de artt. 1 en 2 der tegenwoordige overeenkomst is voldaan.
Artikel 7.
De exploitatie-overeenkomst tusschen partijen gesloten op
14 December 1874/31 Maart 1875 wordt verklaard thans definitief te zijn aangegaan, beide partijen afstand doende van de resiliatoire bepalingen sub 1 en 2 van art. 16.
Overigens blijven de bepalingen dier overeenkomst van kracht, voor zooveel zij niet in strijd zijn met de tegenwoor- dige overeenkomst.
Artikel 8.
De kosten en rechten, op deze overeenkomst vallende, zijn voor rekening van partij ter' eenre.
Voorts wordt bepaald, dat door deze overeenkomst van de bestaande of te maken algemeene bepalingen of van de concessie-voorwaarden van 27 Maart en 15 October 1872 niet kan worden afgeweken en dat de Nederlandsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij krachtens die voorwaaiden verbonden blijft.