HANDLEIDING
HANDLEIDING
Versie 1.3
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: STEL HET TOESTEL NIET BLOOT AAN REGEN OF VOCHT OM VUUR OF ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE VERMIJDEN.
OPGELET: VERWIJDER HET DEKSEL (OF HET ACHTERPANEEL) OM NIET HET RISICO OP ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE HEBBEN. ER BEVINDEN ZICH GEEN ONDERDELEN IN HET APPARAAT DIE DOOR DE GEBRUIKER MOETEN WORDEN ONDERHOUDEN. LAAT ONDERHOUD OVER AAN VAKBEKWAAM ONDERHOUDSPERSONEEL. | |
HET BLIKSEMTEKEN IN EEN GELIJKZIJDIGE DRIEHOEK IS BEDOELD OM DE AANDACHT VAN DE GEBRUIKER TE TREKKEN OP EEN ONGEÏSOLEERDE „GEVAARLIJK SPANNING“ IN HET TOESTEL, DIE VOLDOENDE KAN ZIJN OM BIJ AANRAKING EEN ELEKTROCUTIE TE VEROORZAKEN. | |
HET UITROEPTEKEN IN EEN GELIJKZIJDIGE DRIEHOEK IS BEDOELD OM DE AANDACHT VAN DE GEBRUIKER TE TREKKEN OP DE AANWEZIGHEID VAN BELANGRIJKE BEDIENINGS- EN ONDERHOUDS- INSTRUCTIES IN DE HANDLEIDING VAN DIT TOESTEL. |
Gebruik alleen modems ondersteund door dit toestel.
Xxxxxx kan geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor mogelijke schade tijdens het gebruik van niet ondersteunde modems.
Xxxxxx behoudt zich het recht om deze handleiding te veranderen zonder voorafgaande kennisgeving.
De laatst beschikbare versie kan via de website gedownload worden.
Deze handleiding beschrijft XWEB 500 versie 1.3 of vorige.
Dit besturend en controlerend toestel is in overeenstemming met de standaard EN 12830 wanneer het samen gebruikt wordt met sondes die voldoen aan de standaard EN 13485.
INHOUD
INLEIDING 6
VERPAKKING 7
MINIMUM SYSTEEMEISEN VOOR DE PC-CLIËNT 8
1 ALGEMENE INFORMATIE 9
2 INSTALLATIE 10
2.1 HARDWARE 10
2.1.1 RS485 10
2.1.2 Serieel adres 11
2.1.3 De TTL Uitgang 12
2.1.4 Serieel adres van de apparaten 12
2.1.5 Eindweerstand 12
2.1.6 Compatibele apparaten 12
2.1.6.1 GEDEELTELIJKE APPARATEN SETUP 12
2.1.7 Afstandsverbinding met de Pc van de Cliënt 12
2.1.7.1 MODEM VERBINDING (“OF POINT TO POINT CONNECTIE”) 12
2.1.7.2 INTRANET / ETHERNET VERBINDING 13
2.1.7.3 INTERNET VERBINDING 13
2.1.8 Lokale connectiviteit via een Usb kabel 14
2.2 CONFIGURATIE EN TOEGANG 15
2.2.1 Microsoft Windows: pop-up blocker en cookies 15
2.2.2 Microsoft Windows: cache bestanden 16
2.2.3 DERDE DEEL SOFTWARE EN XWEB 500 17
2.2.4 Systeem configuratie 17
2.2.5 XWEB 500 SETUP 17
2.2.6 Systeem Setup 18
2.2.7 Netwerk Setup 19
2.2.8 Modem Setup 19
2.2.9 INBEL INSTELLINGEN 20
2.2.10 E-mail Setup 20
2.2.11 Printer Setup 20
3 GEBRUIK VAN XWEB 500 21
3.1 SYSTEEM LOG-IN 21
3.1.1 Systeem toegang 21
3.1.2 Identificatie / Tijd 21
3.1.3 SERVER EIGENSCHAPPEN 22
3.1.4 Alarms 22
3.2 TOESTELLEN ZOEKEN 22
3.2.1 TOESTELLEN ZOEKEN DIE VERBONDEN ZIJN MET DE “RS485” 22
3.2.2 Categorieën 23
3.2.2.1 CATEGORIE TOESTELLEN 23
3.2.2.2 REGISTRATIE INTERVAL 23
3.2.2.3 RTC SYNCHRONISATIE 24
3.2.3 SCHEDULER 24
3.2.3.1 GEBRUIK VAN DE PLANNER 28
3.2.4 Alarms 30
3.2.4.1 ALARM TYPOLOGIE EN ALARM NIVEAU’S 30
3.2.4.2 BESTEMMING VAN DE ALARM BOODSCHAPPEN 30
3.2.4.3 OPROEPLIJST 31
3.2.4.4 ALARM TYPOLOGIE BEHEER 32
3.2.4.5 BERICHTEN DIE IN DE WACHTRIJ ZIJN GEPLAATST 33
3.2.5 Kalender functie 33
3.2.6 TOESTEL CONFIGURATIE 37
3.2.6.1 SELECTEER EEN TOESTEL 37
3.2.6.2 WIJS DE NAAM VAN DE REGELAAR TOE 37
3.2.6.2.1 WIJS EEN CATEGORIE TOE AAN HET APPARAAT “CATEGORIE CONFIGURATIE” 38
3.2.6.3 WIJS EEN ALARMTYPE TOE 38
3.2.6.4 DEFINIEER DE DIGITALE, ANALOGE INPUTS EN DE STATUSSEN 38
3.2.6.5 DE KLOON FUNCTIE 40
3.3 GEGEVENS VERWERKEN STARTEN 40
3.4 TOESTELLEN MENU 41
3.4.1 EEN TOESTEL 41
3.4.2 MEER TOESTELLEN 42
3.4.3 Parameters 45
3.4.4 Layout Functie 47
3.4.4.1 LAYOUT EDITOR 47
3.4.4.2 LAYOUT VIEW 54
3.4.5 GLOBALE COMMANDO FUNCTIE 55
3.4.5.1 GLOBALE EDIT 55
3.4.5.1.1 DIGITALE INPUT VERSTUUR COMMANDO’S 57
3.4.5.2 GLOBALE COMMANDO’S 58
3.5 DATA MENU 59
3.5.1 Toon de grafieken 59
3.5.2 Data exporteren – alleenstaand apparaat 62
3.5.3 data Exporteren– MEERDERE Apparaten 62
3.5.4 DELETE DATA 64
3.5.5 Toon de grafieken met een lokale pc 64
3.6 ALARM MENU 69
3.6.1 Historische alarmen 69
3.7 TOELATINGEN 70
3.7.1 Beheer de gebruikers 71
3.8 TOOLS SECTIE 71
3.8.1 Data log status 71
3.8.2 RS 485 Test 71
3.8.3 Server status 72
3.8.4 Bericht status 72
3.9 INFORMATIE MENU 73
3.9.1 Systeem versie 73
3.9.2 SYSTEEM UPDATE 73
4 VEILIGHEID EN TOEGELATEN GEBRUIK 74
4.1 SYSTEEM SPECIFICATIE 75
5 APPENDIX 76
Appendix A: GEAVANCEERDE APPARAATSECTIE 77
Appendix B: WOORDENLIJST 79
Appendix C: ONDERSTEUNDE APPARATEN 81
Appendix D: ACCESSOIRES 84
INLEIDING
Gefeliciteerd! Deze handleiding zal u alles leren over de XWEB 500 server, het meest krachtige en configureerbare beheers- en controlesysteem.
Deze handleiding is een alomvattende gids voor uw XWEB 500. U zult alle informatie vinden die u nodig hebt om te werken met het toestel.
De XWEB 500 is gebaseerd op de laatste internet technologie om de WEB pagina’s weer te geven. Het Linux besturingssysteem garandeert maximale efficiëntie in een stabiele en uiterst betrouwbare omgeving.
Alle toekomstige software releases ontwikkeld door Dixell zullen verkrijgbaar zijn via Internet. De hardware van het toestel bestaat uit hoogwaardige componenten en behoeft geen onderhoud.
VERPAKKING
Neem het toestel voorzichtig uit de verpakking en zorg ervoor dat alle accessoires opzij gelegd worden zodat ze niet verloren gaan. Onderzoek het toestel op elke mogelijkheid van schade bij het verzenden. Als uw toestel beschadigd is of niet werkt, waarschuw uw dealer Frigro NV dan onmiddellijk. Als het toestel rechtstreeks naar u werd verzonden, waarschuw dan meteen het verzendingsbedrijf. Alleen de geadresseerde (de persoon of het bedrijf die het toestel ontvangt) kan een eis tegen de transporteur die de schade veroorzaakte indienen.
Wij adviseren u om de originele doos en verpakkingsmateriaal te behouden voor het geval dat u het toestel zou transporteren in de toekomst.
In de doos zou u deze onderdelen moeten vinden:
• De XWEB 500 server [1].
• Één Cd-rom met handleiding en software [2].
• USB kabel en stroomvoorziening [3]
• Snelle installatie handleiding (Snelle installatie) [4].
Indien één van de onderdelen hierboven beschadigd zijn, twijfel dan niet om contact op met uw leverancier Frigro NV.
MODEM (niet inbegrepen)
• Bij het werken met de modemverbinding, controleer altijd het soort modem dat u gaat installeren in samenspraak met Xxxxxx, voor de volledige compatibiliteit met het XWEB500 toestel.
• Xxxxxx is niet verantwoordelijk van het slecht functioneren van onbekende apparaten.
Opgelet: lees zorgvuldig deze pagina om uw veiligheid te garanderen
MINIMUM SYSTEEMEISEN VOOR DE PC-CLIËNT
Wanneer het verbinden door lokale verbinding of op afstand gebeurd, moet de computer van cliënt PC volgende minimum vereisten hebben:
Windows 98 of hoger
Pentium II 300MHz met 64 mb-Ram of hoger Explorer 5.5 of hoger
Java Virtuele Machine
Indien nodig, vindt U op de bijgeleverde Cd-rom het programma Java Virtuele Machine dat door Sun® Microsystems wordt verdeeld. Xxxxxx is niet verantwoordelijk voor om het even welk soort schade die na de installatie van het programma “Java Virtuele Machine” in PC van de gebruiker voorkomt.
1 ALGEMENE INFORMATIE
XWEB 500 is een beheers- en registratie systeem gebaseerd op “WEB server“ technologie. Het kan gegevens aan een externe Cliënt aandieden zoals dit door websites via het Internet gebeurd. De cliënt heeft slechts een standaard Browser zoals Microsoft Explorer® of Netscape® nodig.
De webpagina’s met alle informatie bevinden zicht in de server zelf; het besturingssysteem Linux verzekert een maximum efficiëntie en betrouwbaarheid.
De server leest, registreert en beheert de gegevens die via RS485 communicatie aangeboden worden vanuit de aangesloten Dixell instrumenten. Het communicatie protocol is Modbus-RTU. De XWEB 500 is in staat de meeste Modbus-RTU compatibele instrumenten te herkennen die niet door Xxxxxx worden vervaardigd. Raadpleeg hiervoor uw verdeler Frigro NV.
AANDACHT: Controleer altijd de RS485 verbindingen (zie 2.1.1 rs485)
AANDACHT: Dixell reserveert zich het recht de verenigbaarheid Modbus-RTU van de apparaten van andere fabrikanten te analyseren alvorens hun integratie in systeem XWEB 500 te verzekeren.
Clients to Server verbindingsmogelijkheden:
• Modem: point to point door lokale en afstandsmodems (“Creating a Remote Access onder Windows”).
• Lokale USB kabel: Vóór het inpluggen van de kabel USB, gelieve de verbindingssoftware te installeren die bij Cd-rom is voorzien. U kunt de USB kabel in de XWEB 500 en aan de andere kant in de USB poort van de PC stoppen.
• Intranet / Internet: waar een statisch IP beschikbaar is, gebruik de standaard fiche 10 Base-T met RJ45 connector.
• Cross over ethernet kabel: Via een cross-over kabel verbindt u de RJ45 connector van de XWEB 500 met deze van uw PC. Vraag uw netwerkbeheerder uw PC te configureren zodat u verbinding kan maken.
De gebruikersinterface wordt bepaald door het Browser programma van de client PC en is identiek voor alle soorten verbindingen. De PC-Cliënt heeft slechts een standaard Browser nodig. Er is geen nood aan speciale software. Sommige pagina's die door de Web server worden gecreëerd maken gebruik van Java en hebben het programma “Java Virtuele Machine” nodig dat in de recentste Browsers en besturingssystemen geïnstalleerd is.
Bekijk de verschillende verbindingen in “§2.1.8 Lokale connectiviteit”. Kenmerken en werking van het XWEB 500 beheer systeem :
• Controle en registratie van gegevens, alarmdetectie en registratie van de verbonden apparaten.
• Alarmbeheer gedefinieerd door de gebruiker met zichtbare signalen (onboard led), geluidsignaal (buzzer) of relaisschakeling of afstandstransmissie via Fax, E-mail of sms.
• Interactieve commando’s om de verbonden apparaten te beheren.
• Programmering van de parameterlijst van aangesloten toestellen.
• Grafische voorstelling en printen van de opgeslagen gegevens.
2 INSTALLATIE
2.1 HARDWARE
OPGELET: om uzelf en de server te beschermen voor elektrische risico’s moet de XWEB 500 uitgeschakeld blijven tot u klaar bent met alle elektrische toestellen met het apparaat te verbinden.
Om de toevallige start van het apparaat te vermijden, vergeet niet om de elektrische kabel alleen aan te sluiten wanneer u klaar bent alle andere verbindingen te maken.
1 2 | : Alarmrelais 1 | |
3 4 | : Alarmrelais 2 | |
5 | ||
Systeem Alarm | ||
6 | :5-6 Geen Alarm | |
:5-7 Minstens één alarm | ||
7 | ||
8 9 | : modem reset relais | |
10 11 | : digitale ingang | |
12 (+) | ||
13 (-) | ||
: RS 485 connector | ||
14 (†) |
|
: Voeding |
: USB connector voor PC connectie |
: USB connector voor apparatenconnectie |
: Externe modemconnector |
: Telefoonlijn voor interne modem |
: RJ45 Ethernet connector |
2.1.1 RS485
Om verbonden te worden het XWEB500 toestel dienen alle Dixell Modbus apparaten voorzien zijn met direct RS485 terminals of de “TTL”-RS485 interface (XJRS485 or XJ485CX). Bekijk de handleidingen van het apparaat voor meer informatie.
De RS485 communicatie is hoofdzakelijk gebaseerd op twee gepolariseerde terminals. Respecteer deze polariteit om beschadiging te voorkomen.
Volg deze belangrijke adviezen:
• De RS485 communicatie moet alle apparaten bereiken waar deze geïnstalleerd zijn.
• Respecteer de polariteit kenmerkend bij deze communicatie bij het aansluiten van de uitgangen van de apparaten.
2.1.2 SERIEEL ADRES
• De kabel moet 2 of 3 afgeschermde draden hebben, minimum sectie 0,5mm2, bij voorkeur twisted pair (v.b. de BELDEN 8772, of LIYCY2x2x0.75).
• Van de plaats van de XWEB 500 bereikt de kabel alle apparaten.
• Vermijdt lussen, omleidingen en sterpunten:
Juiste verbinding
Verkeerde verbinding
• Houd de RS485 kabel altijd weg van stroomkabels.
• Houd de RS485 kabel altijd weg van elektromagnetische- en frequentiebronnen.
• Verbind de afscherming niet met de aarding.
• Verbind de “Gnd”aansluiting op de XWEB500 niet.
• Vergeet geen draadschema te tekenen. Dit zal u helpen om een fout te vinden wanneer er iets mis is. Het apparaat met RS485 heeft “+” en “-“ aansluitingen, respecteer altijd de polariteit.
• Om de bus in balans te houden is het nodig om een 100 Ohm weerstand op het einde van de bus, rechtstreeks op de klemmen van de laatste regelaar te plaatsen (u moet de RS 485+ en RS 485- klemmen van het laatste verbonden apparaat gebruiken).
2.1.3 DE TTL UITGANG
• De apparaten met RS485 hebben geen externe interface module nodig.
• Voor apparaten met externe interface: houdt de TTL kabel weg van stroomkabels of frequentiebronnen.
• De XJ485CX externe interface moet verbonden worden met de TTL aansluiting van het apparaat met TTL compatibiliteit.
2.1.4 SERIEEL ADRES VAN DE APPARATEN
• Elk apparaat moet gedefinieerd worden door zijn uniek adres.
• Bekijk het adres in de Adr parameter. Neem notie van de instructiehandleiding van het apparaat zelf om de juiste procedure te vinden om te programmeren en de waarde juist te zetten.
• De eenvoudigste manier van werken is deze oplopend te adresseren volgens de categorie van functie.
2.1.5 EINDWEERSTAND
Om de RS485 in balans te houden moet het begin en het einde van de lijn gesloten worden met een weerstand van 120Ω. Als XWEB 500 geplaatst is in het begin of op het einde van de bus, activeer dan de eindweerstand door een jumper toe te voegen in positie 2 (JMP2 op de achterkant van het apparaat). Voeg de jumper NIET toe als de XWEB 500 in het midden van RS485 bus is geplaatst.
2.1.6 COMPATIBELE APPARATEN
Voor een complete lijst: lees Appendix C.
2.1.6.1 GEDEELTELIJKE APPARATEN SETUP
• Bij alle regelaars uitgerust met 2 seriële adressen (XC400/600/800/900, XH200/300/400 etc.) moeten beide adressen gelijk gezet worden.
• Bij iCHILL regelaars moet de functie “activeren” actief gezet worden in de “Advanced” sectie. De gebruiker moet: “Force Device On” activeren. Vergeet niet her op te starten na deze handeling.
• Volg de volgende instructies wanneer u geen Dixell, maar een Modbus compatibele regelaar aansluit (zoals Energy Analyzer van Xxxxx Xxxxxxx):
a) Ga naar “Configuratie” dan “Teostellen”.
b) In het pull-downmenu “Acties” selecteert U “Nieuw...”.
c) Een nieuw pop-up venster zal verschijnen: vul de naam in van de regelaar en de ADR waarde.
d) Kies het gepaste model (vb. “ENERGY_800000000000000”).
e) Druk “Creëer”
2.1.7 AFSTANDSVERBINDING MET DE PC VAN DE CLIËNT
2.1.7.1 MODEM VERBINDING (“OF POINT TO POINT CONNECTIE”)
Deze manier van verbinden wordt gebruikt waar de LAN (intranet / Ethernet / Internet) niet beschikbaar is. Er wordt sterk geadviseerd een toepassingsgerichte telefoonlijn te gebruiken.
Belangrijk: Gebruik uitsluitend modem apparaten goedgekeurd door Xxxxxx.
Vergeet niet dat veel modems niet compatibel zijn met Linux. De lijst van compatibele modellen kan gevonden worden onder het menu: Configuratie – systeem – Modem. In appendix E kan u de
complete lijst vinden van accesoires samen met hun commerciële naam. Dixell kan u deze modems verschaffen. U kan beslissen ze te lokaal te kopen maar gebruik geen modellen verschillend van diegenen goedgekeurd door Xxxxxx. Dixell is niet verantwoordelijk voor de werking van een modem die niet in de officiële lijst van ondersteunde accessoires aanwezig is.
Verbind de modem met de COM poort aan de achterkant van de XWEB500 met de modem kabel die normaal met de modem wordt meegeleverd. Het resetten van de XWEB modem wordt rechtstreeks gecontroleerd door de XWEB 500 server door de COM poort. Verbind de modem met de telefoonlijn via de telefoonkabel inbegrepen in de modem verpakking. Vergeet niet te controleren of er een telefooncentrale is (voeg de prefixcode toe). De verbindingsprocedure is opgesplitst in twee delen:
Als eerste dient U een verbinding op afstand te creëren tussen de PC op afstand en het telefoonnummer van de lijn waarmee de XWEB 500 mee verbonden is. U zult “Dixell” als gebruikersnaam en paswoord moeten gebruiken. Als tweede stap dient U de browser te starten en het adres xxxx://000.000.0.000 in de Explorer/Netscape/Modzilla adresbalk in te voeren. Gepaste informatie over het opzetten van een dial-up verbinding voor de PC van de cliënt, kan gevonden worden in de INSTALLATIE HANDLEIDING in §4.3.
2.1.7.2 INTRANET / ETHERNET VERBINDING
De Intranet of Ethernet verbinding moet aanvankelijk worden beheerd door de netwerk administrator die één vrij IP adres zal bepalen om de server te bereiken. Dit IP nummer is een voorbeeld van wat u kunt verwachten: xxxx://000.000.000.000.
Na het ontvangen van het adres van uw netwerk administrator moet de XWEB 500 juist ingesteld worden met dit nummer. Gebruik een standaard RJ45 netwerk kabel om het apparaat te verbinden met uw bestaande LAN.
De Intranet methode laat toe een verbinding te maken tussen de XWEB 500 en al de PC’s (clients). Voeg het netwerk adres (IP adres) bepaald door de administrator in, in de browser adresbalk. Bookmark (opslaan in favorieten) het adres met een gepersonaliseerde naam voor de toekomstige verbindingen.
2.1.7.3 INTERNET VERBINDING
Het is noodzakelijk een STATIC IP adres te verkrijgen voor de XWEB 500 (gewoonlijk bepaald door de provider van uw Internet services). (consulteer uw netwerk administrator) De Internet verbinding laat XWEB 500 toe bereikt te worden van op elke PC met Internet toegang. (consulteer uw netwerk administrator voor bepaalde geldende ristricties op uw netwerk). Bijkomend biedt internet verbinding van het XWeb toestel bijkomende mogelijkheden in alarmering. (zie verder) Voeg het netwerk adres in, in de browser adresbalk van een client PC. Bookmark het adres met een gepersonaliseerde naam voor de toekomstige verbindingen.
Vraag uw provider voor meer details over de huur van statische IP adressen. Dit vereist volgend Internet systeem voor het beste resultaat:
• Breed band verbinding.
• Minstens 1 statisch IP adres voor de XWEB 500.
De Internet verbinding wordt gemaakt door een apparaat (Router genoemd), dat de gegevens als interface ontvangt en verzendt tussen Intranet en Internet. De provider bepaald evenwel het adres van de router dat
IP WAN genoemd wordt.
Vergeet de standaardwaarde van het IP-adres van de XWEB 500 niet: 192.168.0.150.
Afhankelijk van het contract kan de provider ook de router ondersteunen, anders kan de gebruiker dit toestel afzonderlijk kopen. VERGEET NIET: vraag gekwalificeerd personeel voor de router installatie en gebruik deze informatie:
Poorten geforward naar de LAN zijde:
• 22 (gebruikt voor SSH verbinding)
• 80 (gebruikt voor http:// toegang)
• 42 (tcp en udp) naar de server
• 53 (tcp en udp) naar de server
De boven vermelde poorten zijn allen geforward naar de XWEB 500 IP address 192.168.0.150, terwijl de poorten op de WAN zijde:
• Telnet (om de router van op afstand in te stellen, ook via internet)
• http (om toegang te krijgen tot de XWEB 500)
2.1.8 LOKALE CONNECTIVITEIT VIA EEN USB KABEL
Deze verbindingsmanier wordt gewoonlijk gebruikt voor de eerste setup van het apparaat. De XWEB 500 is voorzien van een USB poort voor de PC verbinding via een standaard USB kabel. De XWEB kan ook werken zonder lokale PC, daarvoor is het na de eerste configuratie mogelijk de lokale verbinding te verwijderen en enkel te werken via het on-board keyboard en display. Voor volledige informatie over hoe het apparaat te verbinden, lees de “Installatie Gids”. Op de cd-rom is een software beschikbaar om de PC automatisch in te stellen voor de USB verbinding.
Lokale connectiviteit via Crossed cable verloopt normaal vlotter.
2.2 CONFIGURATIE EN TOEGANG
Xxxx deze aanwijzingen voor het aanzetten van de XWEB 500:
• De gebruikers interface is dezelfde voor alle types verbindingen, daardoor is het niet belangrijk of u verbonden bent via USB kabel, LAN of point-to-point via modem.
• De lokale toegang via Crossed cable is de snelste manier om de eerste instellingen van het apparaat in te geven, via USB kan ook. Wees er zeker van dat de PC-cliënt voorzien is van Java Virtual Machine. Start de browser en voeg het standaardadres 192.168.0.150 in.
2.2.1 MICROSOFT WINDOWS: POP-UP BLOCKER EN COOKIES
De XWEB 500 gebruikt enkele pop-up vensters om de gebruiker de huidige status van elke handeling te tonen. Jammer genoeg worden deze pop-ups geblokeerd door de Windows pop-up blocker. Gewoonlijk voegt Windows een bleek gele balk toe om u te informeren over de geblokeerde pop-up (afbeelding onder)
Xxxx de volgende regels om dit probleem te vermijden:
1. Ga naar “Extra” en dan “Internet Opties…”:
2. Van de TAB “Privacy”, pas de “Standaard” instellingen toe en druk op de knop “instelling…” in de onderste rechter hoek.
3. Voeg het standaard adres toe van XWEB 500, bv: 192.168.0.150.
Vergeet niet elk IP adres dat u zal gebruiken aan deze lijst toe te voegen.
2.2.2 MICROSOFT WINDOWS: CACHE BESTANDEN
De temporary Internet files folder, ook wel cache genoemd, bevat een soort reispasport van gedeelten die u gezien hebt, of gedownload van het web, met inbegrip van afbeeldingen, geluiden, webpagina’s, zelfs cookies. Gewoonlijk worden deze gedeelten opgeslaan in de tempory Internet files folder.
Deze bestanden in uw cache opslaan kan browsen op het web sneller maken omdat het voor uw computer gewoonlijk minder tijd kost een webpagina te tonen wanneer het enkele delen van de pagina’s of zelfs de hele pagina van uw lokale tempory internet files folder kan oproepen, maar op hetzelfde moment kan het ook verhinderen dat U de juiste informatie van de XWEB 500 waarmee u verbonden bent te zien krijgt.
Deze bestanden nemen ook plaats in, dus stellen we voor ze regelmatig te verwijderen. Wanneer u de bestanden verwijderd die opgeslaan zijn in uw cache, gaat u doorheen de procedure “tijdelijke internet bestanden” verwijderen.
Om uw cache te verwijderen:
1.Klik “Extra” aan op het Internet Explorer Tools menu. Het Internet Opties kader opent in de tab algemeen. 2.Klik op de Bestanden verwijderen knop in de tab algemeen in de sectie tijdelijke internetbestanden. Dit zal
alle bestanden verwijderen die momenteel in uw cache opgeslaan zijn.
2.2.3 DERDE DEEL SOFTWARE EN XWEB 500
Vergeet als algemene regel niet dat software zoals antivirus programma’s, firewall programma’s, toolbars (Yahoo en Google bar) u kunnen verhinderen van het behoorlijk verbinden met XWEB 500. Wij raden sterk aan de instellingen van deze softwares te controleren en het IP adres van XWEB 500 toe te voegen aan de “trusted” lijst van uw software. Gaande over de firewall, voeg poort 80 en poort 22 toe aan de toegelaten poorten, natuurlijk moeten alle TCP/IP requests afkomstig van het IP adres van XWEB 500 toegelaten worden.
2.2.4 SYSTEEM CONFIGURATIE
Zodra de voedingskabel is aangesloten, start het systeem met laden. Het schermpje toont u het verloop met een schuifbalk.
Na het opstarten van het besturingssysteem dient U de XWEB 500 in te stellen.
Het eerste venster vraagt u in te loggen in het systeem. Gebruik Admin als “gebruikersnaam” en “paswoord”.
2.2.5 XWEB 500 SETUP
Klik op “Configuratie” -> “Systeem” in het uitschuifmenu. Dit venster zal verschijnen:
2.2.6 SYSTEEM SETUP
Klik op “Systeem instellingen” om Naam, omschrijving, Logo, taal, datum/tijd, tijdszone, en werking alarmcontacten in te stellen. Ze zijn belangrijk omdat het systeem deze tijdsinstellingen zal gebruiken om alarms te registreren en te verzenden.
Het is tevens mogelijk om de standaardtaal te veranderen en indien nodig te importeren.
2.2.7 NETWERK SETUP
Door te klikken op “Netwerk instellingen” is het mogelijk alle netwerk instellingen te veranderen. Het standaard IP is 192.168.0.150, als u het verandert, refereer dan naar dit nieuwe nummer telkens u het standaard IP in deze handleiding aantreft. Het volgende venster laat u toe het netwerk te installeren. U kan “geen netwerk” kiezen, wat wil zeggen dat het niet mogelijk zal zijn uw XWEB500 te bereiken door intranet/lan toegang. Dit is een ongewone situatie. Anderzijds, als u “Gebruik netwerk” aanvinkt, moet u de lege vakjes invullen. Wij raden u aan alvorens verder te gaan, uw netwerk administrator te raadplegen voor hulp. IP ADRES: u hebt dit unieke nummer nodig om uw XWEB500 te identificeren. Er zijn 2 soorten IP nummers: privé en publieke. De eerste worden gewoonlijk gebruikt om een intranet/lan te installeren waar niet alle cliënten bereikbaar moeten zijn van buiten uit. We kunnen deze situatie vergelijken met een close environment:
communicatie is enkel mogelijk tussen IP’s die tot deze privé reeks behoren. Bijvoorbeeld IP nummers 192.168.xxx.yyy definiëren een privé netwerk.
SUBNET MASKER: is net als een filter, 255.255.255.0 wil zeggen dat de XWEB 500 rechtstreeks alleen PC’s kan bereiken die behroren tot de eigen IP reeks. Alle andere verzoeken zullen verzonden worden naar een geldige gateway.
GATEWAY: U moet dit veld invullen met een geldig gateway IP nummer. Gateway machines zijn een soort van portaal waardoor alle gegevens, die het doel IP niet rechtstreeks kunnen bereiken, worden verzonden.
PRIMAIRE/SECONDAIRE DNS: In de Internet wereld kan u een web-server bereiken door zijn naam te gebruiken, bijvoorbeeld xxx.xxxxxx.xxx, door de naam in te typen in uw web-browser adresbalk. Te wijten aan het protocol dat gebruikt wordt om uitvoering en veiligheid te garanderen, worden alle namen omgezet in IP nummers. Deze handeling is gemaakt door een DNS server. Gewoonlijk kan uw ISP of uw netwerk administrator geldige DNS nummers bezorgen. DNS’ zijn ook verplicht om e-mail te verzenden, en de Internet upgrade procedure uit te voeren.
2.2.8 MODEM SETUP
Het volgende venster laat u toe eventueel de modem te configureren. De XWEB 500 gebruikt de modem om faxen te verzenden en in dezelfde gevallen ook e-mails. In de eerste plaats kan het apparaat zelf een fax verzenden, terwijl het in het tweede geval kan dat u een dial-up verbinding moet installeren. (volgende stap)
Wanneer U de XWEB modem gebruikt, is het belangrijk het land te kiezen dat overeenkomt met het land waar XWEB 500 is geïnstalleerd. Kies het land bij de soort modem dat U wilt gebruiken (ofwel intern ofwel extern, maar ook beide). Kies uw land om het slecht functioneren van de modem te vermijden. Als uw land niet beschikbaar is in de ondersteunde lijst, contacteer dan uw dealer Frigro NV. XWEB 500 kan tot 2 modems tegelijk beheren: schakel hem in/uit in overeenstemming met wat gebruikt zal worden. Vergeet ook niet “inbelverbindingen” juist te zetten en het aantal keren rinkelen voor het antwoord van uw modem.
2.2.9 INBEL INSTELLINGEN
Klik op “Inbel instellingen” om de internet verbinding via modem te installeren zodat de XWEB500 verbinding naar internet kan maken om e-mails te verzenden. U hebt een geldig Internet account nodig, vul dan alle velden in. Als er geen geldige SMTP server ingevuld is, zal de XWEB 500 rechtstreeks e-mail’s verzenden naar de ontvanger.
Deze werkwijze wordt NIET door alle ISP (Internet service provider) ondersteund. Om deze reden wordt het sterk aangeraden een geldige SMTP te gebruiken.
2.2.10 E-MAIL SETUP
De XWEB kan e-mail’s verzenden ofwel via netwerk, via modem of via dial-up. Kies de gepaste optie in overeenstemming met uw behoeften. Om e-mails te verzenden moet er een SMTP server bestaan en de XWEB moet deze server bereiken doorheen de LAN of via dial- up. In dat geval zijn gateway en DNS parameters verplicht in het “netwerk instelling” venster. Als gekozen wordt voor dial-up, is er geen rechtstreekse LAN toegang tot het Internet. In dat geval is er een modem nodig, en de XWEB 500 zal uw ISP provider rechtstreeks contac- teren om alle e-mails te verzenden. Om e-mail’s te verzenden, hebt u een geldige SMTP server nodig. Gewoonlijk zal uw LAN administrator u voorzien van een server naam, bijvoorbeeld xxxxxx.xxx (een andere veelgebruikte format is xxxx.xxxxxxx-xxxx.xxx). Dan is nog een geldig e-mail adres nodig.
Wij raden u sterk aan een nieuw e-mail account te creëren om te gebruiken met XWEB. In dat geval, zal het
e-mail adres er bijvoorbeeld zo uitzien: xxxx@xxxx-xxxxxxx-xxxx.xxx. Dit is erg nuttig om e-mail filtering toe te voegen in de PC van de cliënt. Het is niet noodzakelijk om een mail account te hebben om e-mail services te kunnen gebruiken. Het wordt sterk aangeraden omdat bijvoorbeeld veel SMTP servers gebruikers account authenticiteit nodig hebben (vooral ISP) en in dit geval kan u zonder een gepaste gebruiker geen e- mails verzenden. Bovendien, als uw SMTP authenticiteit vereist, ga dan naar box “toegangscode vereist” om aan te vinken, en vul de juiste waarden in. Als ofwel netwerk of dial-up setup reeds werd uitgevoerd, kan u een test e-mail/SMS/fax verzenden door de juiste knop in te drukken.
2.2.11 PRINTER SETUP
De printer moet verbonden zijn met de USB poort. Scroll naar beneden in de lijst en kies uw model.
3 GEBRUIK VAN XWEB 500
3.1 SYSTEEM LOG-IN
Voeg het IP nummer in in de adresbalk van uw browser, eens de verbinding geactiveerd is. Het eerste venster toont de login met gebruikersnaam en paswoord velden.
Als de naam en het paswoord correct zijn, zal de Home Page geladen worden, zoniet moet u de handeling herhalen: controleer uw paswoord (nummers, hoofdletters, enz.). Vergeet niet dat de standaard administrator kan inloggen in het apparaat bij gebruik van:
• Gebruikersnaam: Admin
• Paswoord: Admin
Overweeg het standaard paswoord te vervangen om de systeemveiligheid te doen toenemen (iedereen kan deze handleiding lezen en het admin account stelen).
OPGELET: Nadat de eerste installatie voltooid is, bestaat de XWEB 500 gebruikers database uit 1 administrator en 2 gebruikers. Ga naar Configuratie -> Paswoorden om de correcte veiligheids rechten te verzekeren voor elke gebruiker.
Wanneer de Home Page verschijnt, is de verbinding effectief.
Afhankelijk van het gebruikte paswoord kan de gebruiker werken op de server met of zonder beperkingen beslist door de administrator van de XWEB 500.
3.1.1 SYSTEEM TOEGANG
• De gebruiker die gedifinieerd is als “Administrator” is de enige die toegelaten wordt alles in de de server te wijzigen. De andere gebruikers werken met hun toelatings rechten (zie“§3.7 toelatingen”).
3.1.2 IDENTIFICATIE / TIJD
• Naam
• Omschrijving
Deze onderdelen representeren de naam van de server en zijn beschrijving.
• Tijd
Interne klok van de server.
3.1.3 SERVER EIGENSCHAPPEN
• Server Linux versie
• Bronnen Niveau van gebruikt geheugen
• IP Adres Adres van de server
• Data log: Geeft de hoeveelheid gebruikt geheugen aan voor dataopslag
• Gegevens lezen Status om gegevens te lezen via RS 485.
• Gegevens opslaan Status om gegevens op te slaan van de regelaars.
• Alarms verzenden Alarm transmissie status
• Laatste verbinding Geeft tijdstip aan wanneer laatst een verbinding is geweest
• Laatste gebruikers Geeft aan wie laatst ingelogd was
• Server Status OK, of een waarschuwings icoon zal afgebeeld worden
3.1.4 ALARMS
Dit gebied (aan de rechterzijde) toont de huidige lijst met actieve alarms.
De alarm lijst wordt constant upgedate.
Om dit scherm manueel te updaten klikt U op “actieve alarms”.
3.2 TOESTELLEN ZOEKEN
3.2.1 TOESTELLEN ZOEKEN DIE VERBONDEN ZIJN MET DE “RS485”
De XWEB500 is in staat de Dixell apparaten te vinden verbonden met de RS485 seriële lijn. Wees er zeker van dat alle apparaten goed verbonden zijn met de RS485 lijn en dat de adressen goed ingesteld zijn, alvorens de procedure te starten. Zorg ervoor dat alle apparaten juist aangesloten zijn. Wees zeker over het aantal apparaten dat u zult vinden om te vermijden dat u tijd verliest door ze later te tellen. Om de procedure te starten zet je eerst het toestel buien werking. Klik op “gegevens lezen / opslaan” op de home page en ontvink indien nodig alle waarden en druk op “wijzig”. Klik op “Configuratie -> “Toestellen zoeken”. Een nieuwe pagina laadt.
Voeg de adres reeks toe en druk op “Start”. Gedurende de RS485 polling zullen de Tx/Rx leds knipperen en dit venster verschijnt:
Wanneer het zoeken voltooid is, zal er een nieuw venster verschijnen.
Vink de nieuwe regelaars die U wilt toevoegen aan in de kolom “bewerking”, en druk dan op “voeg toe”.
3.2.2 CATEGORIEËN
Deze functie laat u toe een categorie te koppelen aan de regelaar. Dit is een bijzonder interessante funtie die u snelselectie van bepaalde groepen regelaars, gedeelten in grotere installaties toelaat. De gebruiker moet vooraf beslissen over de lijst van deze kenmerken.
Bij de Toestel configuratie voor ieder toestel, kunt U de diverse categoriën selekteren. Sommige categorieën kunnen evenals gedefinieerd worden met “default”. In dat geval is de categorie aanvankelijk voorgesteld als standaard gedurende de Toestel configuratie.
Klik op “Configuratie”, en dan “Categorie”.
3.2.2.1 CATEGORIE TOESTELLEN
Deze categorie definieert de toepassing tot de welke de toestellen behoren. Meer dan 5 verschillende categorieën kunnen gedefinieerd worden.
Vb.: “Wandkoelers” “Diepvries”, “Vlees”, “Airco”, enz.
Om een nieuwe categorie in te voegen: Geef een naam in, en druk op “Nieuw” (Voeg de tekst in die de applicatie meer representeren).
De meest algemene categorie moet als “Standaard” ingesteld worden door in die “box” te klikken. Dit is de categorie die standaard ingesteld wordt bij de configuratie van het toestel.
Er kan slechts één als standaard ingesteld worden voor elke categorie;
Klik op “Nieuw” om de nieuwe categorie in de lijst in te voegen. Wacht op de schermhernieuwing.
• Om een bestaande categorie te veranderen
Klik op het naam-veld en verander het, druk dan op “Wijzig”; Klik op “Stel in als standaard” as het nodig is;
• Om een categorie uit de lijst te verwijderen
Klik op “Annuleren”;
• Bevestig de handeling als het nodig is. Wacht op de schermhernieuwing.
• Om alle categoriën van de lijst te resetten
Klik op “Nieuw”;
Wacht op de schermhernieuwing.
3.2.2.2 REGISTRATIE INTERVAL
Bepaal de regis- tratie intervallen van de apparaten om de gegevens op te slaan in het archief.
Vb.: “Standaard = 15min.”, “Snel = 3min.”.
XWEB 500 kan verschillende registratie intervallen hebben voor verschillende apparaten wanneer dit nodig zou zijn.
• Om een nieuw interval in te voegen
Geef een naam en een interval in, en klik op “Nieuw”.
• Om een bestaand interval te veranderen
Klik op het veld naam, en pas het aan, druk dan op “Wijzig”; Klik op “Stel in als standaard” indien nodig;
• Om één van de intervals van de lijst te verwijderen
Klik op “Annuleren”;
Bevestig de handeling indien nodig. Wacht op de schermhernieuwing.
3.2.2.3 RTC SYNCHRONISATIE
In dit deel kan de gebruiker beslissen hoeveel keer de klok van de regelaar uitgerust met RTC (horloge) gelijk gezet wordt met deze van de XWEB500. Het interval is uitgedrukt in hh:mm. De grootst aanvaarde waarde is 12:00. Dit wil zeggen dat er iedere 12 uur een synchronisatie-.
commando verzonden wordt naar de regelaar. Om dit toe te laten, moet de gebruiker naar de “Toestel” pagina gaan en de “RTC Sync” aanvinken.
3.2.3 SCHEDULER
Dit is een krachtig gereedschap om tijdgestuurde commando’s te beheren. Hiermee is het mogelijk om comando’s te verzenden naar een groep regelaars via een “visuele” grafiek, tijdslijn. Dit is zeer handig om tijdsoverlapping van commando’s te vermijden. Gebruik het pull down menu “Configuratie”, daarna “Scheduler” om de “Scheduler” te starten. Dit venster zal verschijnen (Java is vereist):
Onderaan is er een tijdslijn (00:00 to 24:00), waar elk uur gemarkeerd is door een vertikale lijn. Dit hoofdvenster is heel handig om een complete tijdstabel op te stellen op een gemakkelijke en snelle manier.
Bestand Submenu:
• Bewaar
Deze functie laat je toe om de veranderingen op te slaan. Let op, het systeem kan niet teruggaan naar de vorige versie van de shedular.
• Verlaten
Sluit de shedular af.
Klassen Submenu:
• Creëer klasse
Door dit menu te gebruiken is het mogelijk een nieuwe klasse te creëren.
Vul het veld “Klasse naam” in en kies daarna een typologie filter om de groep regelaars te zien (Kies all om alle regelaars te zien). Vink de regelaars aan waarnaar u een commando wil verzenden en druk op “ Aanmaken commando gebeurtenis”. Mocht u een afdruk willen plannen, kies dan “print gebeurtenis”.
Kies een gebeurtenis, vul daarna in “Starttijd”.
Kies een aanduider en een kleur. Druk op “Bevestig” om deze gebeurtenis toe te voegen aan de Planner. Gebruik het drop-down menu “Vlugge Selektie”, na “Add Printing Event “ te hebben geselecteerd of u kan ook alle analoge waardes manueel selecteren indien u dit verkiest.
Kies de “Starttijd” en de kleur en vorm van de “aanduider”. Druk op “Bevestig”.
Bijvoorbeeld “Vlugge selektie” ingesteld op “H.A.C.C.P Probe 1” produceert de volgende output:
Het wordt weergeven met de Naam van de installatie “XWEB 500, de afdruk naam “H.A.C.C.P. afdruk”, datum en tijd, het adres van de regelaars, de naam van de regelaars en de analoge waarden.
• Bewerk Klasse
Gebruik dit menu om een bestaande klasse te veranderen.
Kies de klasse die u wil veranderen en druk dan op “Bewerk”. Als u een klasse wil verwijderen, kies die en druk op “Verwijder”.
Gebeurtenis submenu:
• Voeg gebeurtenis toe
Om een gebeurtenis toe te voegen aan een bestaande klasse.
Kies een klasse en selecteer een commando. Vul “Starttijd” in. Kies een aanduider en de kleur. Druk op “Bevestig” om deze gebeurtenis aan de planner toe te voegen.
• Voeg afdrukgebeurtenis toe
Het systeem laadt hetzelfde menu dat al beschreven is in punt D).
Bewerk dagen submenu :
• Nieuwe dag…
Gebruik dit menu om een nieuwe dag definite te creëren.
Kies een naam en een kleur. Markeer de “Jaarlijks” optie als u deze dag definite op alle beschikbare jaren wil toepassen.
Wanneer je een nieuwe dag definieert, vergeet dan niet dat het systeem automatisch de huidige commando tabel gebruikt dat op dat moment in uw PC aanwezig is. Dat betekent dat de eerste keer dat u begint te werken met de planner, de standaard dag afgebeeld zal worden. Xxxxx een dag aan, klik er daarna op met de linkermuisknop. Er zal een menu verschijnen met alle beschikbare dag definities.
• Verwijder dag
Verwijder de huidige dag.
Scherm submenu:
• Toon legende
Dit menu toont alle commando markeerders die gebruikt werden.
• Toon kalender
Dit menu toont de huidige kalender associatie.
• Toon logging
Dit menu toont een korte historiek van de gebeurtenissen in de planner.
Het is mogelijk alle verzonden commando’s te filteren door “Van”, “Tot” en Klasse te gebruiken.
• Toon Commando
Dit menu filtert enkel de commando’s.
• Toon Afdrukgebeurtenissen
Dit menu filtert enkel de afdruktaken.
Dagen submenu:
• Dagen
Dit laat verwisseling tussen verschillende dag definities toe.
3.2.3.1 GEBRUIK VAN DE PLANNER
Xxxxxx je een planner gecreëerd hebt is het mogelijk een bestaande gebeurtenis te bekijken of te veranderen op een zeer eenvoudige manier.
Gebruik de linkse muisknop en klik erop. Als er een overlappende markeerder is (dit betekent dat er 2 of meer gebeurtenissen op hetzelfde manier starten), zal de toepassing u een korte lijst van alle beschikbare gebeurtenissen tonen. Met de linker muisknop kan u wat u wil veranderen of verwijderen.
3.2.4 ALARMS
3.2.4.1 ALARM TYPOLOGIE EN ALARM NIVEAU’S
De alarm typologie is een lijst van alarms ontworpen door de gebruiker om de mogelijke alarms te beschrijven die de apparaten kunnen genereren. Op deze manier kunnen gelijkaardige alarms gegroepeerd worden onder een uniek identificatie label, zodat hoge en lage temperatuur alarms gedefinieerd kunnen worden als “Temperatuur alarms” of zodat de hoge en lage druk alarms behoren tot de “Druk alarm”.
De Oproeplijst is ook ontworpen en benoemd door de gebruiker. Elke oproeplijst kan toegeschreven worden aan één of meerder alarm types. Via de oproeplijst start de passende maatregel in geval van een alarm type en afhankelijk van het niveau van waarschuwing verstuurt het de informatie via fax of e-mail met passende boodschappen of zet het relais aan enz.
3.2.4.2 BESTEMMING VAN DE ALARM BOODSCHAPPEN
Het telefoonboek bevat de gebruikers (bestuurders, beheer personeel, assistentie, enz.) die de machtigheid gegeven werd om alarm notificaties te ontvangen.
De XWEB 500 is in staat om het alarm bericht door te sturen naar Fax, SMS of e-mail.
• Om een nieuw item in te voegen
Klik in het veld “Naam” en voeg het passende woord/woorden in. Klik op “Nieuw” om een nieuwe persoon toe te voegen.
• Om een nummer te veranderen
Klik op de selectie en zoek het gewilde nummer uit de lijst.
Klik op de gewilde velden en verander ze overeenkomstige de passende waarden. Klik op “Wijzig”.
• Om een nummer te verwijderen Selecteer de gebruiker om te verwijderen. Druk op “Annuleren”.
• Om alle nummers uit de lijst te verwijderen
Klik op “Verwijder alles”;
Bevestig de handeling indien nodig. Wacht op de schermhernieuwing.
• Om het formulier te resetten
Klik op “nieuw”
Voor iedere persoon is een kalender functie beschikbaar om de alarm verzending enkel voor een zekere periode toe te staan.
3.2.4.3 OPROEPLIJST
De oproeplijsten zijn georganiseerd in een lijst van items. Elke lijst voorziet erin de juiste procedure uit te voeren om de alarms over te brengen naar de ontvanger of de ontvangers. Ze gaan hetzelfde te werk als een filter. Vb.: een alarm dat behoort tot de “Temperatuur alarm” typologie kan verschillend behandeld worden dan het “no-link” alarm zodat de bestemming en het soort boodschap aangepast is aan de alarm gebeurtenis zelf. Via de alarmlijst stelt U ook het aantal ontvangers en de transmissie modus aan (Fax ,e- mail, en SMS). Het is ook mogelijk de status van de alarmrelais aan/uit te schakelen. Vink AUX 1 of AUX 2 aan/uit in de gepaste pagina. Op de achterkant van het apparaat kan u de relais uitgangen terugvinden.
De alarmrelais AUX1 en AUX2 kunnen niet gebruikt worden om hoge spanningen (24V of hoger) te onderbreken. Gebruik laagspanning op de relais.
WARNING:
De gemakkelijkste methode om te werken met oproeplijsten is door 3 soorten alarmen te defineren in overeenstemming met “Erg alarm”,”Standaard alarm”, en ”Waarschuwing”. Elke alarmtypologie, afhankelijk van zijn belangrijkheid kan gelinkt worden aan een van deze drie oproeplijsten om verschillend personeel te waarschuwen. Het is ook toegelaten om zo veel oproeplijsten te defineren als bestaande alarmtypologiën met als doel volledige informatie over elk alarm oorsprong. In de volgende paragraaf zult u leren hoe u de bestaande alarm typologiën en oproeplijsten kan toewijzen aan elk instrument. Deze multiniveau structuur zorgt voor maximale flexibiliteit en kan zo elke soort van alarm management oplossen.
• Voeg een nieuwe oproeplijst en atributen in.
Klik in “Naam” en voeg de gepaste term of termen in die best de oproeplijst voorstellen b.v.: “Erg alarm”
• De Ontvanger(Receiver) invoegen
Selecteer de Ontvanger.
Klik op de manier van verzenden (Fax, SMS, of E-mail).
Klik op “Nieuw” om een nieuwe lijst toe te voegen.
• Een lijst aan te passen
Selecteer een lijst via het pull down menu. Pas de gewenste velden aan.
Klik op “Wijzig”.
• Een lijst verwijderen
Selecteer de gebruiker die u wenst te verwijderen. Klik op “Annuleren”.
• Alle lijsten verwijderen
Klik op “Verwijder alles”;
Bevestig de operatie indien nodig. Wacht op de schermvernieuwing
• Het formulier resetten
Klik op “nieuw”
• Gebruik de ingebouwde buzzer
Klik op “Buzzer”. Als de optie niet aangevinkt zal de buzer niet geactiveerd worden tijdens het alarm.
3.2.4.4 ALARM TYPOLOGIE BEHEER
De alarm typologie lijst, ontworpen door de gebruiker, groepeert verschillende alarm mogelijkheden van het apparaat in een unieke definitie. Bijvoorbeeld: alle temperatuur alarmen die niet belangrijk zijn gedefineerd kunnen worden door een typologie genaamd “Normaal Alarm” terwijl de temperatuur alarmen van de afdeling diepvries kan geidentificeerd worden door de typologie “Erg Alarm”. De gebruiker kan een typologienaam toewijzen aan de gewenste alarmgebeurtenis zoals: hoge temperatuur, lage temperatuur, hoge of lage druk, open deur, olie alarm, bevroren voedsel, etc… De gebruiker kan zelf de vertraging en de alarmomschrijving definiëren. Elke typologie kan het volgende definiëren:
• Een oproeplijst die vooraf gedefinieerd werd om het alarm te versturen.
• De vertragingstijd bepaalt de minimum duur dat het alarm moet aanwezig zijn. Het alarm moet langer duren om verwerkt te worden, anders zal het systeem enkel de gebeurtenis registreren in de alarm gebeurtenissen lijst.
• De groeperingstijd bepaalt wanneer het alarm zal verzonden worden. Deze tijd zal slechts geteld worden wanneer het alarm langer duurt dan zijn vertragingstijd.
• Voor elk alarm kan de gebruiker een geschikte naam kiezen als referentie.
• Een nieuwe alarm typolgie invoegen
Klik in het veld “Naam” en voeg de gepaste omschrijving in die de alarm typologie omschrijft. Kies de “oproeplijst”. Definieer de “groeperingstijd” en de “vertraging” van het alarm. Voeg de gepaste hoofding in in het overeenkomstig veld.
• Verander een typologie
Zoek de gewenste typologie via het pull down menu “Selecteer” Verander de verkeerde omschrijving.
Klik op “Wijzig”.
• Verwijder een typologie
Selecteer de te verwijderen typologie Klik op “Annuleren”.
• Verwijder alle typologieën uit de lijst
Klik op “Verwijder alles”;
Bevestig de operatie indien nodig. Wacht op de schermhernieuwing.
• Een formulier resetten
Klik op “nieuw”
3.2.4.5 BERICHTEN DIE IN DE WACHTRIJ ZIJN GEPLAATST
Het faxbericht kan verstuurd worden als back-up nummer (“Second fax number”). Als het eerste nummer gebruikt wordt of de lijn is niet beschikbaar, dan probeert het syteem een boodschap te versturen naar het tweede fax nummer.
3.2.5 KALENDER FUNCTIE
De kalenderfunctie wordt gebruikt om te bepalen als een ontvanger actief of niet actief is in de geslecteerde tijdsperiode. Daarom is de kalender geschikt om bepaalde periodes in of uit te sluiten van een dag, maand of jaar. De bron (of welke geprogrammerde procedure dan ook die de XWEB 500 moet volgen) die in verbinding staat met de kalender is enkel beschikbaar “Aktief” tijdens de geselecteerde periodes anders is het “Niet aktief” en werkt het niet. De XWEB 500 gebruikt de kalender als een filter voordat het verwerken geactiveerd word. Het aantal kalenders is onbeperkt en iedere kalender kan gebruikt worden voor meerdere personen. De kalender is gebaseerd op een weekelijkse lijst uitgebreid voor alle maanden, de tegelkleur toont de functie gerelateerd aan die dag :
De dag is onderverdeeld in:
• Aktief 🡪 Groene kleur;
• Deels actief 🡪 Gele kleur;
• Niet actief 🡪 Grijze kleur.
Een “Niet actief” dag stelt de 24 uur voor wanneer de contactpersoon niet actief is(b.v. een vakantie) “Actief” en “Deels actief” dagen kunnen de periode van activiteit van de contactpersoon aanvaarden.
• De dagelijkse periode instellen voor de hele week
(B.v.: definieer zaterdag en zondag als “Niet actief” en woensdag als “Deels actief”).
Selecteer de gepaste maand: Plaats de muispijl op de roze balk “zaterdag”.
Klik met de linkermuisknop en stel de waard “Weekelijks niet actief” in. De tegel wordt grijs.
Herhaal deze handeling voor zondag. Ook deze tegel wordt grijs.
Klik met de linkermuisknop op de roze tegel “woensdag” en selecteer: “Weekelijks deels actief”. De tegel wordt geel.
• Definieer de activiteitsperiode van een dag
(B.v.: van 08:00 tot 20:00 voor een “Aktieve” dag en 08:00 tot 13:00 voor een “deels aktief” dag). Klik in Van in de “Individuële periode per dag” en stel 08:00 in, klik daarna in “Tot” stel 20:00 in. Klik op de knop “Stel ALLE in als actief” om de nieuwe periode voor de “Actief” dag te activeren.
Alle werkdagen (Actief) zullen deze nieuwe tijden volgen.
Herhaal dezelfde handeling om de nieuwe periode in te stellen voor de “Deels actieve” dagen maar klik op “ Stel ALLE in als deels actief ”
• DAG ATTRIBUUT
Om het dag attribuut te verifiëren, plaats de muispijl op de gewenste dag en klik op de rechtermuisknop.
• Enkele dag instelling
Het attribuut van een enkele dag kan als volgt worden gedefinieerd: Plaats de muispijl op de gewenste dag
Klik met de linkermuisknop en selecteer een nieuw attribuut uit de lijst: Stel in als Actief 🡪 Enkel die dag als Actief.
Xxxx in als Xxxx actief 🡪 Enkel die dag als Niet actief.
Xxxx in als Jaarlijks niet actief 🡪 Enkel die dag als Actief voor alle jaren. Xxxx in als Deels actief 🡪 Enkel die dag als Deels actief.
Xxxx in als Jaarlijks deels actief 🡪 Enkel die dag als Actief voor alle jaren.
• Selecteer een beperkte periode
Om een gewoon attribuut te definiëren voor enkele dagen.
Dit maakt het mogelijk om een vakantieperiode in te stellen voor een of meerdere gewenste maanden van het jaar.
• Wijs met de muis de gewenste dagen aan en klik op de linkermuisknop.
• Hou de linkermuisknop ingedrukt en verplaats hem lichtjes over de andere dagen die u wilt toevoegen.
• Laat de muisknop los en selecteer het juiste attribuut, alle geselecteerde tegels zullen veranderen in de overeenkomstige kleur.
• Kalender beheer
In deze sectie zorgen drie knoppen ervoor dat een nieuwe kalender formaat kan woren opgeslaan, geladen of verwijderd.
Open Nieuwe: maak een nieuwe kalender. Zondag en zaterdag zijn standaar niet actief. Opslaan: sla een nieuwe of een aangepaste kalender op
Verwijderen: de weergegeven kalender verwijderen
Opslaan als: de weergegeven kalener opslaan onder een nieuwe naam
3.2.6 TOESTEL CONFIGURATIE
De configuratie van de apparaten laat u toe om de regelaar op gepaste wijze weer te geven. De configuratie is ondergeschikt aan de manuele of automatische zoekprocedure om een lijst van beschikbare toestellen te maken. De XWEB 500 zal voor elk soort apparaat enkel de specifieke informatie laten zien van de controller zelf en de atributen van de beschikbare digitale en analoge inputs van het aparaat. Enkel dit deel van de configuratie laat de associatie van de vooraf gedefinieerde categorie zoals alarmen, typologiën en tijdsmetingen toe. Indien het nodig is om een toestel te associëren met een kategorie, dient deze eerst aangemaakt te worden.
3.2.6.1 SELECTEER EEN TOESTEL
Ga naar “Configuratie” -> “Toestel” uitschuif menu. Dit scherm zal verschijnen:
Door het “Toestel” uitschuifmenu te gebruiken kunt u selecteren welke regelaar zichtbaar moet zijn.
Als het toestel nog geen naam had gekregen, is de identificatienaam: “Nieuw_toestelnaam” met:
• “Nieuw” betekent dat de naam automatisch is toegewezen door het systeem;
• “toestelnaam” definieerd het apparaat model.
In plaats van “xxx_Nieuw_toestelnaam” kan de gebruiker de gepaste naam invoegen voor de regelaar.
3.2.6.2 WIJS DE NAAM VAN DE REGELAAR TOE
Na het selecteren van het apparaat, klik op het veld “Naam”. Voeg de nieuwe naam in zoals: “Diepvries”. Wijs het correcte Registratieinterval” toe, beslis of u gegevens wilt lezen en opslaan van dit toestel door “Gegevens lezen” and “Gegevens opslaan” aan te vinken. Tenslotte, vinkt U RTC aan als u de klok van de regelaar wilt synchroniseren met deze van de XWEB500.
Klik nu of op het einde van de hele configuratie op “Wijzig”.
3.2.6.2.1 WIJS EEN CATEGORIE TOE AAN HET APPARAAT “CATEGORIE CONFIGURATIE”
Let op dat u het juiste apparaat geselecteerd hebt in het menu Toestel”. Afhankelijk van het model van het toestel zijn er verschillende categorieën beschikbaar om de attributen van het apparaat zelf te definiëren. Als u de juiste niet vindt, zal het niet gedefinieerd zijn of niet beschikbaar zijn voor dat apparaat. XWEB 500 wijst de standaard categorië aan (na herkenning), als u het vakje “standaard” aanvinkte in het categorie venster. Klik in het veld en selecteer het juiste type (categorie).
Klik nu op “Wijzig” of op het einde van de gehele configuratie.
3.2.6.3 WIJS EEN ALARMTYPE TOE
Let op dat u het juiste apparaat geselecteerd hebt in het menu “Toestel”.
ORIGINELE NAAM: afhankelijk van het toestel zijn er verschillende alarmen beschikbaar.
NAAM: Voor elk alarm kan een passend label toegewezen worden, gedefinieerd door de gebruiker. Dit label wordt ook gebruikt wanneer het afgebeeld wordt in het systeem. Klik in het veld “Naam” en verander het indien gewenst.
ALARMTYPE: verbindt het alarm type met de gepaste Alarmtype. Als u de gepaste actie niet vindt, ga terug naar het menu Alarms om de nieuwe kenmerken in te voegen in een nieuw alarmtype.
Eén toestel: Toon dit alarmtype in de pagina “één toestel”.
Registratie: Toon dit alarmtype in de registratie.
Meer toestellen: Toon dit alarmtype in de pagina “meer toestellen”.
Grondplan: Toon dit alarmtype in het grondplan.
Zenden: Laat de XWEB500 dit alarmtype verzenden.
Bufferen toestaan: Sla de temperaturen meer de kleinste meetfrequentie op in de XWEB500 rond het moment van het optreden van het alarm (10 min ervoor, en 5 min erna).
Klik op “Wijzig” op het einde van de gehele configuratie.
3.2.6.4 DEFINIEER DE DIGITALE, ANALOGE INPUTS EN DE STATUSSEN
De middelste ruimte is voorzien van de analoge ingangen (sonde), setpoint, digitale ingangen, status, en commando’s.
NAAM: Telkens wordt de Originele naam weergegeven. Elke naam kan gewijzigd worden om een duidelijke betekenis te geven wanneer nodig. Let op voor het verschil tussen integer en decimale waarden van de analoge ingangen. Alle apparaten zijn standaard ingestelt met decimale punt. Als u deze waarde veranderd naar een integer, dan moet u dezelfde verandering maken in de XWEB 500. Alle standard labels zijn bedoeld als een decimaal getal. Wanneer u dit verandert naar een integer zal er een postfix “-I” worden getoont. Het veranderen naar een integer doet U door gebruik te maken van geavanceerde instellingen (zie Appendix A). Om een naam te veranderden klikt U gewoon in het veld en past U het aan.
Eenheid: De analoge ingang wordt gevolgd door de juiste meeteenheid, verander de eenheid door erop te klikken en een nieuwe waarde in te voegen. Let erop dat u enkel het label van de meeteenheid kan verander in dit scherm. In de geavanceerde sectie kan je ook het gedrag van het instrument veranderen. (b.v. graden Celsius of graden Fahrenheit)
Klik op “Wijzig” en beeindig de hele configuratie.
• Verwijder een apparaat uit de lijst
Stop de registratie. Selecteer het toestel dat je wilt verwijderen. Klik op “Annuleren” in het “Actie” menu.
• Geavanceerde functie
Door op de toets “Geavanceerd…” te klikken komt u terecht in een andere configuratie blad toegeweid aan de toestelinstellingen.
Deze ruimte is zeer gevaarlijk want de configuratie bepaald belangrijke functies die een heel slecht effect op het toestel kunnen hebben als ze niet goed ingesteld worden.
Neem dit advies in acht en vraag bevoegd personeel voor dat u om het even welke instelling probeert.
U kunt aanvullende informatie vinden in Appendix A.
3.2.6.5 DE KLOON FUNCTIE
Deze functie is bedoeld om tijd te besparen van de gebruiker tijdens de setup van de XWEB 500.
Via deze functie kan U de instellingen van één regelaar gebruiken als origineel en copiëren voor andere regelaars. Tijdens de eerste stap wordt er verzocht om een volledige setup te maken met betrekking op de standaard en de geavanceerde sectie. Wanneer u klaar bent met de configuratie van het eerste toestel, ga naar “Configuratie” -> “Toestel” uitschuifmenu. Dit venster zal verschijnen:
In het bovenste deel kun u de informative zien over de naam van het instrument dat het system zal gebruiken als basis model (“Bron toestel”). In ons voorbeeld gebruiken we een XJP60D met de naam “Frigo vlees”. Het is mogelijk om de naam te veranderen van het “Doel toestel” door te klikken in het veld “Naam”. Door op de “Klonen” knop te klikken begint de XWEB 500 de setup te versturen naar alle andere Doel toestellen. Na het klonen zal er een samenvattend venster verschijnen met informatie over het verloop van de procedure. Het is mogelijk om de typologie en het interval te klonen door de overeenstemmende kolommen aan te vinken.
3.3 GEGEVENS VERWERKEN STARTEN
Nu is het mogelijk om de server te starten. Klik op “Modify”. Dit nieuwe venster zal verschijnen:
Klik op gegevens lezen – opslaan – alarms verzenden en vink de gepaste actie aan, en klik op “Toepassen”.
Gegevens lezen: | XWEB 500 zal enkel data lezen afkomstig van RS 485. |
Gegevens opslaan: | XWEB 500 zal enkel data opslaan afkomstig van RS 485. |
Alarms verzenden: | XWEB 500 zal alarms verzenden afkomstig van controllers. |
3.4 TOESTELLEN MENU
In dit menu kunt u alle webpaginas vinden die de eindgebruiker toelaten om te intrageren met de controllers die verbonden zijn met de RS485.
3.4.1 EEN TOESTEL
Selecteer “één toestel” om alle data te tonen van het geselecteerde apparaat. U ziet sonde waarden, digitale inputs, apparaat statusen en alarmen tijdens de gehele periode dat u verbonden bent.
• Een toestel selecteren en de data tonen
De apparaten kunnen geselecteerd worden via de Toestel filter om het aantal zoekresultaten te verminderen. Selecteer de categorie waar de apparaten toe behoren vanaf de “Toestel filter”. Selecteer daarna het instrument waar u geinteresseerd bent in het vakje “Toestel filter”. Na enkele seconden zal de gehele toestand van het apparaat worden geladen en getoond. De informatie is verdeeld in horizontale rijen zoals analoge ingangen, Instelpunt, digitale ingangen, status toestel, status uitgang, alarms en commando’s. Een grijs label betekent dat de functie niet actief is op dat moment, daartegenover is een blauw label een geactiveerde functie.
Let op : u kijkt naar een statische pagina, wat wil zeggen dat nadat de apparaat informatie werd geladen en getoont, er geen data meer komt van de server. De schermhernieuwing met de nieuwe data kan automatisch worden uitgevoerd door het “Automatisch” vak te selecteren en het vernieuw interval te kiezen door te klikken in het tijdsvak aan de rechter kant. Klik op de knop “Vernieuw” om het venster manueel te updaten.
• Verander het instelpunt
U kunt het setpunt veranderen door op de waarde in het vak te klikken:
Een venster zal verschijnen, die u vraagt om een nieuwe waarde. Bevestig het nieuwe setpunt door op OK te klikken.
• Commando’s
Op de onderzijde van de pagina bevinden zich de beschikbare commando’s. Gebruik deze om het toestel te besturen. Klik op het commando die U wilt gebruiken, en na het verzenden van het commando zal de informatie over de nieuwe status automatisch worden geupdatet en getoont.
Let op! “Device OFF” commando’s stoppen de regeling.
3.4.2 MEER TOESTELLEN
De “meer toestellen” functie zorgt ervoor dat er verschillende toestellen samen in één venster worden getoont. Dit is een dynamische pagina en de getoonde data wordt real time geupdate (de periode hangt af van het aantal apparaten).
Deze pagina is gebaseerd op de Java programmeer taal, daarom is het noodzakelijk dat de Java Virtual Machine geïnstaleerd is op de client PC.
Normaal gezien is de JVM al geinstalleerd in het bestuuringssysteem van de PC. Indien deze niet aanwezig is (zie de Minimum vereisten sectie in deze handleiding) zal een waarschuwingsbericht getoont worden. Indien nodig, accepteer de software applet (deze is gegarandeerd vrij van virussen). Selecteer “Meer toestellen” in het menu “Toestellen” in de Home pagina. Via het eerste selectievak kiest U de Categorie van de apparaten die U wilt zien (“All” = alle toestellen laten zien). Na de juiste categorie te selecteren, zal de XWEB 500 data beginnen te versturen naar jou PC. De eerst keer dat u “Meer toestellen” laad, zal u verzocht worden om de start van het JVM programma goed te keuren. Alle applets die JVM gebruiken zijn gecertificeerd door Xxxxxx. Gelieve de waarschuwingsvensters te beantwoorden door op “OK” te klikken (de boodschap kan verschillen naar gelang de versie van JVM en het bestuuringssysteem van de PC. Daarna zal de Run Time pagina starten met het tonen van de geselecteerde apparaten en hun
informatie. Toestellen met een alarm worden in het rood aangeduidt.
Elk toestel is voorgesteld als een horizontale rij met daaronder de beschikbare info van dit toestel.
Elke rij bevat een blauwe balk waar het adres en de naam van het apparaat gevolgd door de typologie waartoe het apparaat behoort. Op het einde van de blauwe balk staat het commando vak “Sel”.
De tweede rij van een toestel bevat het instelpunt en de analoge ingangen zoals sonde waarden of ander specifieke informatie van het toestel. De derde rij is verdeeld in drie delen: het eerste deel toont de status van het toestel, het tweede deel bevat de iconen van de uitgangen (relais) en het derde deel toont de status van de digitale ingangen met hun volledige beschrijving. Een icoon dat niet omringt is door een blauw vierkant betekend dat de overeenkomstige functie niet actief is. De actieve status van een toestel wordt voorgesteld door een blauw icoon. Er wordt meer informatie gegeven (links onder in de browserkant) over een icoon door de muispijl erop te plaatsen.
• Apparaten in alarm
In het geval van een alarm gebeurtenis is het overeenkomstige apparaat gemerkt met een rood blinkende omschrijving.
De volledige alarmbeschrijving kunt u vinden door op de rode naam te klikken.
Een pop up dialoogvenster zal verschijnen, met binnenin vind u een detail van het alarm en ook de startdatum van elke gebeurtenis.
• Commando’s versturen naar de toestellen
Het is mogelijk om vanaf de “meer toestellen” pagina, commando’s te sturen. Er wordt aan de gebruiker gevraagd om het toestel of toestellen te selecteren waarnaar een commando moet verstuurd worden. Doe dit door in de “Sel.” box het apparaat te selecteren.
Rechts bovenaan de browserkant zal een Toolbar verschijnen die de Commando knop bevat en ook de mogelijkheid bied om alle toestellen te selecteren of te deselecteren.
Om het te versturen commando te selecteren, klik op “Commando” en onmiddellijk verschijnt een
keuzelijst. Voor meervoudig selectie van sommige of alle toestellen zullen de beschikbare commando’s gemeenschappelijk aan beide toestellen weergegeven worden. Selecteer het commando en klik op de “Zenden” knop. Voordat u verder kan gaan zal een dialoogvenster verschijnen dat u vertelt hoeveel toestellen betrokken zijn.
Het popup venster toont knipperend de status van de juist uitgevoerde handeling en daarna ook het resultaat. Als er een fout gebeurt is, zal het diagnostische bericht worden getoont.
3.4.3 PARAMETERS
De Parameter functie maakt het mogelijk om de parameters van het geselecteerde apparaat te beheren. De parameters kunnen getoont en veranderd worden. Selecteer de “Parameters” item van de “Devices” menu op de Home Page. Selecteer uit “Actions” een van de volgende instructies:
Load from Device: • Laad en toon de parameters van een apparaat;
Load from File: • Laad en toon de parameters van een Harde Schijf van de Client PC Write on Device: • Update de getoonde parameters in het geselecteerde apparaat; Write on Devices: • Update de getoonde parameters in de geselecteerde apparaten
Save on File: • Sla de getoonde parameters op op een Harde Schijf van de Client PC.
Om de parameters van een apparaat te tonen: selecteer “load from device“ van het “action” menu: Gebruik het filter masker om het bereik van apparaatselectie:
DEVICE TYPOLOGY:
• Filter tussen de verschillen typologiëen (“All” bevat alle apparaten);
Select a Device: • Selecteer het gewenste apparaat;
Select a Group: • Definieer slechts een gelimiteerde groep van parameters die u wilt laden;
Select “Menu”: • Definieer welk parameter niveau u wenst te gebruiken (Pr1, Pr2, All).
Klik na het invullen van het filter masker op de “Read” knop om de parameters te laden vanaf het apparaat naar de client pc.
De laadtijd is afhankelijk van het aantal geselecteerde parameters.
De parameter tabel bestaat uit deze kolommen:
Label: Het parameter label zoals beschreven in de handeleiding van het toestel zelf;
Description: Omschrijving van de parameter functie;
Actual: Echte waarde van de parameter die geladen is van het toestel; New: Nieuwe waarde van de parameter, beslist door de gebruiker; Min /Max: Minimum en maximum limieten beschikbaar voor de parameter.; UM: Meeteenheid;
Pr: Parameter niveau van de parameter zelf;
Save: Selectievak om parameter opslag aan te zetten.
• Een parameter waarde veranderen
Klik op het New vak om de gewenste waarde van de parameter in te vullen.
Afhankelijk van de soort parameter, is het mogelijk om de waarde in te voegen of om deze te selecteren uit het uitschuifmenu met de beschikbare waarden.
Bevestig de nieuwe ingevoegde waarde en klik met de muis buiten het “New” vak.
Het is niet toegestaan om een waarde in te stellen die de maximum of minimum limieten overschrijd. Een verkeerde waarde wordt altijd aangegeven door een violette achtergrond in het vakje zelf.
De gebruiker kan een of meerdere parameters veranderen voor de nieuwe lijst te versturen.
• Het programmerings niveau wijzigen
Selecteer level 1 of level 2 in de Pr kolom.
• Een nieuwe parameter plan versturen naar het apparaat
Selecteer “Write on Device” in het “Action” menu na het aanpassen van de parameters. Klik op de Ok knop in het dialoogvenster om de operatie te bevestigen.
• Een nieuwe parameter plan versturen naar de apparaten
Het getoonde parameter plan kan verstuurd worden naar meerdere compatibele apparaten. Selecteer “Write on Devices” in het “Action” menu.
Het dialoogvenster zal de compatibele apparten met dat plan tonen Selecteer de toestellen die inclusief zijn (of “All”)
Klik op de “Write” knop om de procedure te starten.
Een waarschuwingsbericht zal verschijnen om u eraan te herinneren hoeveel parameters u aan het wijzigen bent.
Elke geschreven operatie is beschreven in het dialoogvenster.
Op het einde van de operatie zal er een besluitend rapport getoont worden.
• Een parameter opslaan in uw Client PC
De parameter kan worden opgeslaan, geladen of gebruikt voor andere parameter programmering op de harde schijf van de Client’s PC.
Klik op “Save on File” uit het “Action” menu met de getoonde parameter lijst zichtbaar. Selecteer het “Save” vak om de belanghebbende parameters mee te rekenen.
Klik op de “Save” knop die bovenaan rechts staat.
Klik op de “Save All” knop om de volledige lijst op te slaan.
Sommige besturingssystemen die geïnstalleerd zijn op de Client PC kunnen een “Save” nodige hebben voordat ze verder gaan.
Vul de naam van het parameterplan in in het volgende dialoogvenster en klik op “Save”.
• Laad het parameter plan die opgeslaan is op uw Client pc
Klik op “Load from File” uit het “Action” menu.
Gebruik de zoek knop om te zoeken tussen de bestanden uit het dialoogvenster.
Klik op find of voeg de bestandsnaam met de bestandslocatie in. Het systeem stelt altijd de laatste gebruikte map tijdens het opslaan voor.
Bevestig de naam van het bestand dat u wilt laden. Klik op “Upload” om verder te gaan.
• Print het getoonde plan
Klik op “Print” uit het “Action” menu.
Gebruik het dialoogvenster om de printopties te selecteren. Bevestig het printen om verder te gaan.
3.4.4 LAYOUT FUNCTIE
Met deze functie is het mogelijk om een Layout zicht op te bouwen van het systeem dat gemonitord wordt. De gebruiker kan zoveel layers als hij nodig heeft maken en kan belangrijke informatie en data waarden direct afkomstig van de apparaten plaatsen.
XWEB 500 gebruikt twee verschillende menu’s om met Layout om te gaan: de eerste is “Layout Edit”, de andere is “Layout viewer”. Beide maken gebruik van webtechnologie, dus Java Virtual Machine is nodig. Nog belangrijker is dat alle data informatie wordt opgeslaan in de XWEB server en dan dynamisch verstuurt naar u client. Dit betekent dat de laadtijd van de pagina’s afhankelijk is van de connectiesnelheid.
De Editor is de het belangrijkste deel, we zullen het als eerste bespreken.
We adviseren ten sterkste om de client PC resolutie op 1024 x 768 pixels te plaatsen en dezelfde resolutie te gebruiken voor achtergrondafbeeldingen.
3.4.4.1 LAYOUT EDITOR
Om de “Layout Editor” te starten, gaat u naar “Devices” en dan kiest u “Layout Editor”. Als dit de eerste keer is dat u de Layout uitvoert zullen er blanco vernsters verschijnen. De beschikbare menu’s zijn:
File Submenu:
• Nieuwe Layout
Deze functie wordt gebruikt om te starten met een nieuwe Layout. Let op, het systeem kan slechts 1 layout per keer beheren. Er is geen mogelijkheid om een Layout op te slaan met een bepaalde naarm en dan een nieuwe op te bouwen.
• Opslaan
Deze functie maakt het mogelijk om alle wijzigingen op te slaan tot nu toe. Let op, het systeem kan niet teruggaan naar een vorige save, alleen de laatste is beschikbaar.
• Laad
Laad de laatste Layout
• Exit
Sluit de Editor.
Layers Submenu:
• VOEG LAYER TOE
Dit wordt gebruikt om een nieuwe layer toe te voegen aan de layout. Selecteer, en dit venster verschijnt:
Vul een naam in in “Name” compileren daarna kan u de achtergrondkleur kiezen en ook de achtergrondafbeelding door op de “Image…” knop te klikken. In dit geval zal een nieuw venster verschijnen:
Kies een afbeelding en klik op “Ok”. Wanner je afbeeldingen gebruikt moet het systeem ze versturen naar de client. De downloadprocedure kan enkele minuten duren afhankelijk van de snelheid van de connectie en de omvang van het bestand.Een nieuwe pagina wordt geladen overeenstemmend met de clients schermresolutie. De echte dimensies (breedte en hoogte) komen van de scherminstellingen van de client zelf. Het systeem is capabel om de waarde dynamisch aan te passen om de afbeeldingen en de layers in een goed formaat weer te geven. We adviseren ten sterkste om enkele tests te doen voor verder te gaan met het complete layout ontwerp.Normaal gezien worden afbeeldingen genomen met een digitale camera.
Let op, verwar deze resolutiewaarde (b.v. 3,4 of meer megapixels) met de resolutie van u scherm (800 x 600, 1024 x 768 pixels). Wanneer u een foto neemt slaat de digitale camera de foto op volgens zijn instellingen. Wanner deze foto’s gedownload zijn op uw PC, moet u deze vergroten of verkleinen tot de grootte die u wenst te gebruiken in de layout.
Voorbeeld tabel 1
Digitale afbeelding resolutie | bestandsgrootte RAW | bestandsgrootte JPG hoogste resolutie |
2048 x 1536 (3-megapixel) | 9MB | ~1,10MB |
2272 x 1712 (4-megapixel) | 12Mb | ~1,47MB |
2592 x 1944 (5-megapixel) | 15MB | ~1,82MB |
Met fotobewerkingssoftware kan u alle afbeeldingen aanpassen tot een goede grootte. Grootte betekent ook kilobytes die de client moet downloaden. We raden aan om afbeeldingen te gebruiken die niet groter zijn dan 40~50 Kb. Natuurlijk kan u als u een snelle verbinding hebt de waarde overschrijden. De bestandsformaten JPG en GIF worden ondersteund. We raden aan om JPG te gebruiken want deze heeft een betere compressie factor. U kunt als voorbeeld verwijzen naar de volgende tabel.:
Voorbeeld tabel 2
Bestands resolutie | Compressie ratio | Bestandsgrootte |
800 x 600 (buitenhuis afbeelding) | 45% | 64Kb |
800 x 600 (buitenhuis afbeelding) | 65% | 44Kb |
1024 x 768 (buitenhuis afbeelding | 45% | 98Kb |
1024 x 768 (buitenhuis afbeelding | 65% | 67Kb |
De werkelijke bestandsgrootte hangt af, als u JPG compressie gebruikt, van de afbeelding die u comprimeert. Verschillende afbeeldingen met hetzelfde compressie ratio en dezelfde bestansresolutie kunnen een verschillende bestandsgrootte hebben.
• Naam
Dit wordt gebruikt om de naam van de layer te wijzigen:
Voeg de nieuwe layer naam in en klik op “Ok”.
• Achtergrondkleur
Dit wordt gebruikt om de achtergrond kleur van de pagina te veranderen. Gebruik het uitschuifmenu om een keuze te maken.
• Achtergrondafbeelding
Dit wordt gebruikt om de werkelijke achtergrondafbeelding te wijzigen of in te stellen. Wanneer u deze optie selecteert zult u volgend venster zien verschijnen.:
Kies een afbeelding en klik op “Ok”. Wanneer u de afbeeldingen gebruikt moet het systeem ze versturen naar uw client. Afhankelijk van de snelheid van de connectie, kan de downloadprocedure enkele minuten duren.
• Verwijder afbeelding
Dit laat u toe om de achtergrondafbeelding te verwijderen als deze aanwezig is.
• Instellen als hoofdpagina
Deze functie is heel belangrijk. Met deze functie kunt u beslissen wat de layout van de startpagina is. Elke keer een gebruiker de layoutviewer laadt zal hij deze pagina eerst zien.
• Delete
Dit laat de gebruiker toe om de eigenlijke layer te verwijderen uit de layout.
Insert Submenu:
• Apparaat
Dit laat u toe om een echt apparaat te plaatsen dat direct verbonden is met de RS 485 seriële lijn. De volgende vensters zullen verschijnen:
Met het eerste uitschuifmenu kunt u de apparaten filteren, met het tweede kunt u het apparaat selecteren dat u in de layer wilt tonen. Een nieuw venster zal verschijnen:
Naam van het instrument.
Analoge waarden.
Digitale Inputs.
Outputs.
U kunt de naam aanvinken of uitvinken. Het is ook mogelijk om de volgende dingen te wijzigen:
BG= achtergrondkleur TX= tekstkleur
SZ= tekstgrootte
U kunt de waarden aan- of uitvinken of ze aanpassen. Het is ook mogelijk om de volgende dingen te wijzigen:
BG= achtergrondkleur TX= tekstkleur
SZ= tekstgrootte
U kunt de waarden aan- of uitvinken of ze aanpassen. Als het mogelijk is kunt u hen ook laten blinken (indien actief) of:
BG= achtergrondkleur, SZ= tekstgrootte wijzigen.
U kunt de waarden aan- of uitvinken.Het is mogelijk om icoon of een geanimeerd vierkant te gebruiken. Gebruikers kunn ook:
BKG= achtergrond kleur, SZ= tekstgrootte wijzigen.
Als u in het output deel kiest voor “Icon” zal het systeem een kleine tekening tonen met de volgende betekenis:
Voorbeeldtabel 3
Icoon | Omschrijving | Waarde |
Gekleur icoon afgerond met een blauw vierkant | On | |
Grijs icoon | Off |
Als u “Motion” kiest in de output secite zal volgend scherm verschijnen:
De gebruiker moet een van de volgende rechthoek instellingen kiezen:
Label | Betekenis |
BG | Rechthoekige achtergrond kleur |
FG | Rechthoekige voorgrond kleur |
PX | Lijndikte uitgedrukt in pixels |
Met de eerste linkermuisklik plaats u de cursor in de layer, wijs dan de linkerbovenhoek aan van de rechthoekige gebied, houd de linkermuisknop ingedrukt en sleep de cursor naar de rechteronderhoek. Laat de linkermuisknop los en verplaats het rechthoekige gebied om het te centreren en klik eenmaal met de linkermuisknop. In het volgende voorbeeld kun u een compressor zien omringt door een blauw/rood rechthoekig kader. We gebruikten ook het “load 1” icoon.:
Linkermuisklik hier Hou de linkermuisknop
ingedrukt en sleep de cursor naar de blauwe pijl.
Laat de linkermuisknop los wanneer u de blauwe pijl bereikt. Klik nog een maal met de linkermuisknop om te plaatsen
• Sensible Area
Dit laat u toe een zone te definiëren die kan gelinkt worden aan een layer. De muisaanwijzer verandert in een handje wanneer het wordt verplaatst naar deze gebieden. Het volgende venster zal verschijnen.:
Het is mogelijk om een transparent gebied en een gekleurd gebied te kiezen. We raden aan om het eerste te gebruiken wanneer de achtergrond een afbeelding is. De procedure is hetzelfde zoals aangegeven in het rechthoekige bewegingsgebied.
• Tekst gebied
Dit laat u toe om een tekstgebied in te voegen in een layer. We raden aan deze functie telkens te gebruiken wanneer u iets in de layer moet schrijven. Probeer niet de tekst in de achtergrondafbeelding te plaatsen met uw beeldbewerkingssoftware.
Voeg u tekst hier in
Kies in het uitschuifmenu:
lettertype, stijl, grootte en kleur.
• Rechthoek
Deze functie is handig wanneer u een gebied wilt markeren in een layer.
De gebruiker kan de rechthoekkleur en schaduw effect kiezen. De procedure om een rechthoekig gebied te tekenen staat beschreven boven de Apparaat sectie.
Shaduw effect | Zonder Shadow |
Natuurlijk kan de gebruiker deze functie combineren met een tekstgebied en zelf zijn knopachtige beelden opbouwen. Daarna kunt u deze linken aan een specifieke layer met de sensible area.
Hier is een voorbeeld:
Images Submenu:
• Verstuur naar de Server
Dit laat u toe om alle tekeningen en afbeeldinge op te slaan op de harde schijf van de XWEB 500. Vergeet niet dat we werken met web-technologie en de XWEB 500 gedraagt zich als een server. In uw PC slaat u tijdelijke data op die u later naar de server wilt uploaden.
In het linker sub- vensters kunt u uw harde schijf browsen en de afbeelding vinden die u wilt uploaden. Eenmaal gevonden selecteer het en klik “>” op het centrale gedeelte van het venster. | Herhaal deze handeling voor elke afbeelding die u wilt uploaden. Klik op de “Send” knop eenmaal de lijst compleet is. |
Wanneer u op “Send” klikt zal het systeem eerst een venster openen om u te informeren over de uploadprocedure, eenmaal afgelopen verschijnt er een nieuw sammenvattend venster. Sluit het door op “Ok” te klikken.
• Delete van de server
Dit laat u toe nietgebruikte afbeeldingen te verwijderen, klik gewoon op de afbeelding om deze te verwijderen uit de lijst, klik daarna op “Ok”.
• Download van de Server
Dit laat u toe de afbeelding te downloaden naar de harde schijf van uw computer. Klik op “Ok” wanneer u eenmaal een afbeelding hebt geselecteerd. De standaard Windows bestandsbeheerder zal openen.
Layout Submenu:
• Start
Dit laat u toe om uw layout te testen. Als u op deze knop klikt, verandert de editor in een viewer. U kunt een overzicht krijgen van de layer met echte data afkomstig van de geselecteerde apparaten.
• Stop
Deze functie onderbreekt de start functie hierboven beschreven.
Window Submenu:
• Venster naam
Laat u kiezen tussen verschillende beschikbare layers.
3.4.4.2 LAYOUT VIEW
Met deze functie kan de gebruiker de layout gebruiken die vooraf is klaargemaakt via de “Layout Editor”. Let op, de eindgebruiker kan interageren met de echte applicatie als u de “Global command” functie hebt gebruikt (zie het bovenstaande punt P.) Natuurlijk is de Java Virtuele Machine nodig. Uw browser helpt u tijdens de downloadprocedure. Heel waarschijnelijk zal de geuploade afbeelding niet frequent veranderen, dus eens ze in de browser’s chache aanwezig zijn zal de laadtijd kleiner zijn. Controleer aub of uw browserinstelling cache ondersteunt overeenstemmend met deze functie. U kan dit door door op het “Tools” menu te klikken en dan op de algemene “Internet Opties” TAB te klikken
3.4.5 GLOBALE COMMANDO FUNCTIE
Dit laat u toe een commando knop in de layer te plaatsen en deze te gebruiken om een commando te versturen naar een bepaald apparaat of een heel bereik van apparaten. We zullen hier niet opnieuw alle functies beschrijven die ook beschikbaar zijn in de layout.
3.4.5.1 GLOBALE EDIT
Ga op de startpagina naar Devices en kies “Global Edit” Ga naar invoeg menu en kies “Global Command”:
Selecteer hier de juiste categorie. Eenmaal u uw keus heeft gemaakt zal het systeem een nieuw venster laden.
Een samenvattend venster zal verschijnen:
U kan de apparaten manueel aan- of uitvinken of u kan Select/Deselect All gebruiken. Klik daarna op continue.
Nadat u op “Continue” heeft geklikt zal het systeem een controle uitvoeren om u de compatibele commando’s van de selecteerde apparaten te tonen.
Kies de commando(‘s) die uw wilt versturen door erop ze aan te vinken, geef het daarna de juiste betekenis door het blanco veld te gebruiken.
BG: Knop achtergroundkleur
TXT: knop tekstkleur SZ: knop tekstgrootte Dim: knop grootte
Code: vink aan als u een paswoord beveiligd commando wilt
Hier zijn enkele knop voorbeelden Alle schermafbeeldingen zijn gemaakt op 1280 x 1024 pixels, de standaard resolutie voor een 17” LCD scherm.
Als een knop eenmaal beveiligd is met een paswoord zal telkens iemand erop klikt dit scherm verschijnen:
Als je een verkeerde code intikt zal het veld zichzelf resetten. U kan blijven een code intikken totdat u op “Exit” klikt.
• Rooster
Dit helpt u om alle objecten uit te lijnen waar u ze wil plaatsen in de layer. Door deze optie te kiezen kan u ook het roosterkleur selecteren.
3.4.5.1.1 DIGITALE INPUT VERSTUUR COMMANDO’S
Het is mogelijk om een groep commando’s te versturen naar een specifiek bereik van controllers. De gebruiker moet de polariteit van het contact instellen. Dit kan bereikt worden door de middelen van “Close contact setup” of “Close contact setup”.
De status van het contact kan enabled of disabled worden.
Gebruik de apparaat filter om de controllers toe te voegen aan de digitale input verstuur commando functie.
Xxxx het commando dat u wilt versturen.
3.4.5.2 GLOBALE COMMANDO’S
Deze functie laat de gebruiker toe om een venster te laden dat alle globale commando’s bevat die vooraf zijn opgesteld in de “Global Edit”. Ga op de startpagina naar “Global Commands” in het Device menu.
3.5 DATA MENU
U kan de toegang krijgen tot de data informatie via het uitschuifmenu “Data” ->”Graphs”.
Graphs is een bestand dat alle opgenomen data van alle apparaten, het gebruikte tijdsinterval voor deze opnames zijn gedefinieer in de categorie “Recording interval”.
Dit archief groeit van tijd tot tijd afhankelijk van het aantal apparaten kan het heel veel geheugen op de server innemen.
3.5.1 TOON DE GRAFIEKEN
Met het “Data” menu kan u de Grafieken sectie bereiken, selecteer daarna de gewenste controller van de filterlijsten van de apparaat typologie. Nadat u de controller hebt geselecteerd zal het scherm de beschikbare data die het instrument voorziet tonen.
De eerste informatie over het archief wordt getoond in “Available Interval” de eerste en de laatse opname datum, terwijl “Select Interval” de periode bevat die u wenst te tonen.
Indien nodig, pas de Select Interval periode aan.
Hoe langer het getoonde tijdsinterval, hoe langer de laadtijd die nodig is om de grafiek te tonen.
Kies voor de eerste analyse een niet te grote tijdsperiode maar centreer op het moment dat u interesseert, dit verzekert de precisie van de grafiek. U kan ook werken met de “Graph Density” parameters om te beslissen welke data stalen u nodig heeft. Deze functie is zeer handig als u verbonden bent met een lagesnelheidsmodem.
Er zijn veel rijen: Analoge Input – Setpoint – Digitale Input – Output Status – Devices Status - Alarm. Het aantal rijen hangt af van het type controller.
Voor elke controller kunt u zoveel waarden voorstellen als u wilt. De enige limitatie is 3 analoge waarden en 2 digitale.
Het is voor elke selectie mogelijk om de kleur van de lijn te beslissen die zal worden voorgesteld.
Het is ook mogelijk om de analoge inputs te groeperen in een unieke grafiek of ze voor te stellen in verschillende grafieken. U wil bijvoorbeeld alle data voorstellen door gebruik te maken van een enkele grafiek, selecteer voor elke waarde AG1 uit het uitschuif menu, daarna schrijft u in “Graph labels” enkele
woorden die u de betekenis van de grafiek helt herinneren. Als u anderzijds de waarden in verschillende grafieken wilt voorstellen, moet u AG1 voor de eerste waarde kiezen, AG2 voor de tweede en AG3 voor de derde.
Let op, elke grafiek kan worden hernoemd door de gebruiker met een gepaste naam overeenkomstig met de “Graph Label” gesitueerd in de onderkant van de pagina.
Het is mogelijk om de grafiekdichtheid te definiëren om de resolutie van de lijnen en opnames te beslissen voor om het commando “View” te klikken.
Hoe groter de waarde van de parameter, hoe beter de grafiek resolutie, maar hoe langer de downloadtijd vanaf de XWEB 500.
Klik nu op “View” om het verzendproces van data van de XWEB 500 naar uw PC te starten.
De getoonde structuur is gebaseerd op een Java Applet en het Java Virtual Machime Programma dat geïnstalleerd is op de PC op afstand die de data afkomstig van de XWEB 500 verwerkt.
Afhankelijk van de versie van de geïnstalleerde Virtual Machine zal een bericht worden getoont om de gebruiksvoorwaarden te accepteren tijdens de operatie.
Dixell S.p.a.. garandeert dat de software geen virussen bevat en dat het verzoek mag worden geaccepteerd.
Het tegensignaal toont de status van de data die u aan het downloaden bent.
Op het einde zult u de grafiek zien
• Zoom in/out procedures
Het is noodzakelijk om, voor de zoom te gebruiken de gewenste grafiek te selecteren, als er meer dan een grafiek wordt getoond.
Klik met de linkermuisknop in de bovenste informatiebalk van de grafiek zelf. Houdt de linkermuisknop ingedrukt om in te zomen.
Houdt de rechtermuisknop ingedrukt om uit te zoomen.
• Zoom in op een area
Klik en blijf ingedrukken op de hypothetische linkerbovenhoek van het gebied om het getoonde deel van de grafiek te vergroten.
Sleep dan de muis naar de rechteronderhoek om het zoomvenster te volledigen. Als het geselecteerde gebied niet de gewenste afmetingen heeft, klik eenmaal buiten het gebied om de zoom te onderbreken, herhaal daarna de handeling om het gewenste zoomgebied te selecteren.
Als u eenmaal klikt met de linkermuisknop in het geselecteerde gebied, zal er op dit gebied worden in gezoomd tot aan de grenzen van de grafiek.
• Terug naar de oorspronkelijke grootte
Om de grafiek terug te brengen naar zijn oorspronkelijke grootte, selecteert u de “Reset Size” optie in het “Scale” menu.
• Manuale Schalen
Wanneer de grafiek voor de eerste keer wordt getoond, wordt een “auto scale” functie gebruikt die gedefinieerd is door de hoogste en de laagste piek van het gehele geselecteerde tijdsinterval.
Om zelf een schaal te kiezen voor de grafiek selecteer “Manual Size” in het “Scale” menu.
De volgende vensters tonen de X en Y schaallimieten die de gebruiker kan aanpassen aan zijn noden.
• Grafische Synchronisatie
Wanneer de apparaatinformatie wordt getoond in 2 grafieken worden alle horizontale tijdsassen gesynchroniseerd met elkaar.
Het resultaat van in te zomen op 1 van de grafieken is dat de andere niet meer gesynchroniseerd is met de nieuwe tijdslijn.
Om alle grafieken te synchroniseren kunt u op de “Sync” functie gebruiken uit het tools menu.
Selecteer dit voor elke grafiek die in de syncronisatie functie zit en zoom daarna in op een van de grafieken. U kan zien dat alle tijdsassen nu gesynchroniseerd zijn.
• Grafiek info
Het grafiek informatie gebied wordt onmiddellijk getoont met de grafiek zelf. Versleep of verplaats het zodat het gebied dat u interesseerd niet bedekt. Klik op de knop met het kruis om het informatie venster te sluiten.
Klik op “Legenda” in het “Tools” menu om het opnieuw te voorschijn te halen.
• Sla een grafiek formaat op
Deze functie maakt het mogelijk om de data van de getoonde grafiek op te slaan op de harde schijf van de client computer die verbonden is met de XWEB 500.
Om de handeling te starten klikt u op “Save” in het “Tools” menu.
Daarna kunt u verdergaan door de typische oplsagmethode van het Windows bestuuringssysteem te gebruiken, vergeet niet een goede naam en oorsprong van de data toe te wijzen. Onderaan links in het scherm kunt u kiezen in welk data formaat u wilt opslaan: tekst (TXT) of html.
• Laad een grafiek
Kies deze optie om een vooraf opgeslane grafiek te laden.
• Print een grafiek
Selecteer “Print” uit het “Tools” menu om een grafiek te printen op de printer van de client PC of een andere netwerkprinter, volg de typische Windows structuur.
3.5.2 DATA EXPORTEREN – ALLEENSTAAND APPARAAT
Het is mogelijk data te exporteren naar een TXT of HTML format. De gebruiker kan “Save on disk” gebruiken in het “Action” menu. Het standaard venster van de grafiek is getoont. Vink alle gewenste waarden aan, selecteer het formaat waar u naar wilt exporteren (rood rechthoekig gebied in de volgende afbeelding) en klik op de “Save” knop.
3.5.3 DATA EXPORTEREN– MEERDERE APPARATEN
Om meerdere data te exporteren gaat u naar het “Data” menu en kiest daarna “Main Export”. Selecteer de typologie die u wilt exporteren, enhet volgende venster zal verschijnen:
De cloon functie laat u toe om de geselecteerde waarden toe te passen op alle compatibele controllers. Het exporteerde bestand is een Microsoft Excel bestand met de volgende beperking:
• Maximum aantal lijnen is 65536
De procedure zal Java software downloaden naar de client PC, als connectie wordt gemaakt via de modem kan het enkel minuten duren. Uiteindelijk komt dit scherm te voorschijn:
De bestandsnaam is de volgende:
export_system-description_statr-date_ending-date.xls
Wanneer u op “save” klikt begint de Java software met de bestandsoverdracht. Deze procedure kan een lange tijd duren voor deze compleet is, het hangt af van de totale hoeveelheid data die wordt getransporteerd.
3.5.4 DELETE DATA
Om ongewenste data te verwijderen gaat u naar “data” -> “Graphs”. Kies “cancel device data” in het “Actions” uitschuifmenu. Let op, dit zal alle opgeslagen data van de controllers verwijderen.
3.5.5 TOON DE GRAFIEKEN MET EEN LOKALE PC
U kan ook de grafieken tonen zonder verbinding te makenmet de XWEB 500. Eerst zal u een grafiek of grafieken lokaal moeten opslaan (zie hoofdstuk §3.5.1Toon de grafieken “Sla een grafiekformaat op” sectie). Als dit de eerste keer is dat u een grafiek lokaal toont, zal u speciale software moeten installeren. Stop de XWEB 500 cd-rom in de computer en gaan naar de “Utilities” sectie. Installeer daar de “Graph viewer”.
Bevestig eerst de setuplocatie en klik op “Start”.
Op het einde van de procedure zal dit venster verschijnen.:
Vanaf nu kan u het programma “Xxxxxx’x graphs viewer” vinden in uw PC start menu:
De eerste keer u dit uitvoert, afhankelijk van de PC beveiligings setup, wordt er u gevraagd de software te starten.
U kan dit doen door met de rechtermuisknop in de programmabalk te klikken en “Allow Blocked Conten…” te kiezen.
Antwoordt: “Yes” op het volgende venster:
Uiteindelijk zal dit venster verschijnen:
Als u op de “Open a graph” knop klikt, zal u verzocht worden om de start van de java virtuele machine toe te laten, daarna kan u uw PC browsen naar een grafiek bestand.
Gebruik het volgende venster om een vroeger opgeslagen grafiek te laden.
3.6 ALARM MENU
3.6.1 HISTORISCHE ALARMEN
Deze functie toont u alle alarmgebeurtenissen die werden gedetecteerd door het XWEB 500 systeem. Het is mogelijk om een zoek filter in te stellen.
• Alarm zicht en filters
Om naar het alarm zicht te gaan klik op “Alarm” -> “Historical” menu.
De Device Alarm Pagina is verdeeld in 3 hoofddelen: Actions, Device filter en Alarm filter.
De “Alarm Filter” bepaalt welk alarm niveau en welk soort alarm moet worden gezocht.
De “Device Filter” bepaalt de typologie en de naam van het apparaat dat moet worden gezocht.
Het “Action” menu laat de gebruiker toe te bepalen welke actie hij wilt starten: Opslaan op de harde schijf in html formaat, tonen in het huidig venster of print alarm.
Het system laad automatisch alle alarmen. De gebruiker kan filteren welke hij werkelijk wil zien door “Actual” of “Last” te gebruiken en het aantal dagen terug dat hij wil zien in te voegen.
De alarm omschrijving wordt getoont in een tabel formaat.
Let op de status van een alarm:
Active (To column): Alarm is nog steeds actief
Auto (laatste kolom): Alarm stopte automatisch. Dit betekent dat de alarmgebeurtenis is
beindigd.
Stop Acq. (laatste kolom): Iemand heeft de opslag activiteit gestopt.
Restart (laatste kolom Het systeem is herstart door ieman.
• Het echte zicht van een apparaat opgenomen in de alarmlijst
De gebruiker kan geinteresserd zijn in meer en diepgravende informatie over de werkelijke situatie van een apparaat met een actief alarm dat opgenomen is in de alarmlijst.
Daarom zal de XWEB 500 een snapshot pagina laden die alle controller informatie bevat wanneer u op de beschrijving van het instrument klikt.
• Print de alarm lijst
Selecteer “Print” uit het “Action” menu dat gesitueerd is in linkerhoek van de alarm pagina onder het Dixell logo.
Gebruik de structuur van het besturingssysteem van uw client PC om de printer te selecteren en te configureren en ga dan verder met het printen.
3.7 TOELATINGEN
U kan toegang krijgen tot “Users” vanuit het “Configuration” menu. Deze sectie is een van de belangrijkste om ervoor te zorgen dat uw eenheid goed blijft functioneren. U kan andere gebruikers accounts instellen om deze toegang te geven om met de XWEB 500 te werken. Toelatingen zijn een hele krachtige manier om toevallig systeem schade en beveiligingsgaten te vermijden.
We raden ten sterkste aan om een gebruiker te maken die alleen lees machtigingen heeft en een gebruiker met de mogelijkheid om het systeemgedrag aan te passen. De derde gebruiker moet de administrator zijn en deze moet de enige zijn die kan omgaan met het kritische systeemgedrag, zoals het alarm setup menu of apparaten toevoegen of verwijderen etc.
Om een bestaande gebruiker aan te passen moet u de correcte naam en paswoord invoegen (door in het vakje te klikken), klik daarna op de “Modify” knop. De standaard instellingen bevatten één Administrator.
Om een gebruiker toe te laten om te gaan met de eenheid, geeft u hem de juiste machtigingen. Doe dit door de juiste machtiging aan of uit te vinken. Op het einde van de procedure moet je de veranderingen
bevestigen door op de “apply” knop te klikken.
3.7.1 BEHEER DE GEBRUIKERS
U kan op 3 manieren omgaan met een gebruiker:
• Toelatingen instellen.
• De gebruiker uitschakelen (Vink het vakje aan in de rechterbovenhoek).
• De account en paswoord aanpassen.
3.8 TOOLS SECTIE
XWEB 500 heeft een volledige set van handige tools die de gebruiker in de best mogelijke manier helpen met het beheren van de monitoring eenheid en de controllers die verbonden zijn met de RS 485. Klik op het “Tools” menu om het te beginnen gebruiken.
3.8.1 DATA LOG STATUS
In van de belangrijkste tools is de “Data log Status”. Dit venster geeft je de belangrijkste informatie betreffende de hoeveelheid geheugen er is gereserveerd om data waarden op te slaan. Waar “Log” gevolgd door een percentage is de hoeveelhei geheugen die op dat moment wordt gebruikt. De XWEB 500 zal een voorspelling doen uitgedrukt in dagen/uren over de duur van de data terugstartend vanaf de laatste opgelagen waarde. Het archief is een FIFO formaat, dus de eerste data ( de oudste) is ook de eerste die zal overschreven worden. Om de opslagtijd te vergroten kan u beslissen welke waarden echt moeten worden opgeslaan. Om dit te doen gaat u naar “Configuration” -> “Devices” uitschuif menu en selecteert u de controller. Vink nu alle waarden af die u niet wil opslaan. In het volgende is de DI “Defrost Start” getoont maar niet opgeslaan.
3.8.2 RS 485 TEST
Het is mogelijk om een test te doen op de RS 485 lijn. Klik op “RS 485”. Het volgende venster zal verschijnen:
Door op “Test” te klikken zal de XWEB 500 data pakketten beginnen versturen naar de geselecteerde controller. Afhankelijk van het aantal teruggestuurde data pakketten zal het percentage worden getoond in drie verschillende kleuren: rood (slechte connectie), geel (gemiddelde connectie) en groen (goede connectie). Deze tool is handig om een probleem te ontdekken met de bekabeling van de RS 485.
3.8.3 SERVER STATUS
Klik op “Tools” -> “Server Status”. Dit venster geeft u belangrijke informatie over de XWEB 500 status. Als er fouten zijn, zullen deze worden getoond in deze sectie. De gebruiker kan het venster benaderen vanaf de startpagina. Het label “Server Status” toont u de huidige status. Als een kleine fout is zal er een klein icoon verschijnen. Door er op te klikken zal er een rapport verschijnen.
Server zonder errors
Server met errors
3.8.4 BERICHT STATUS
Klik op “Tools” -> “Message status”. Dit venster toont u de statuswachtrij van alle berichten die verzonden zijn door de XWEB 500. Als de server er niet in slaagde om het bericht te versturen wordt er een fout getoond.
3.9 INFORMATIE MENU
3.9.1 SYSTEEM VERSIE
In het submenu “About” is er een systeem versie:
In bovenstaande afbeelding is de systeemversie 1.0.
3.9.2 SYSTEEM UPDATE
Een van de allerbelangrijkste mogelijkheden van de XWEB 500 is de mogelijkheid om het systeem up te daten. De Update procedure kan enkel worden beheerd door de administrator. Deze gebruiker moet klikken “Information” -> “Update” menu. Standaard browsing vensters zullen verschijnen. Kies het juiste bestand en klik op “open”. Deze procedure kan 5-10 minuten duren. Tijdens deze periode stopt het systeem met de functies te monitoreren. Dixell S.p.a. zal u met nieuwe software voorzien wanneer deze beschikbaar is.
4 VEILIGHEID EN TOEGELATEN GEBRUIK
Lees aub nauwlettend wat volgt. Uw beveiliging kan afhangen van het respecteren van enkele simpele regels. We raden ten sterkste aan om aandachtig elke zin te lezen, om schade aan het apparaat te voorkomen.
• Denk eraan om uzelf en de computer te beschermen tegen electrische gevaren. De XWEB 500 zou moeten uit blijven staan tot u alle electrische apparaten heeft aangesloten.
• Lees de Techinsche Specificatie om zeker te zijn welk voltage u gaat verbinden, voor u de stroomvoorziening verbindt.
• De toepassing zou alleen maar mogen verbonden worden met het type stroomvoorziening die beschreven is in de handleiding of gemarkeerd is voor de toepassing. Als u niet zeker ben van het type stroomvoorziening van u installatie site, moet u een verdeler of het plaatselijke stroomvoorzieningsbedrijf raadplegen.
• Voedingskabels moeten zo worden geplaatst dat er hoogstewaarschijnelijk niet wordt op gewandeld of doorprikt door voorwerpen die op of tegen hen worden geplaatst, let vooral op voor kabels en stekkers en de plaats waar ze de toepassing verlaten.
• De applicatie kan mogelijks niet goed functioneren wanneer ze wordt gebruikt bij heel lage temperaturen of vriestemperaturen. De ideale omgevingstemperatuur is boven de +5°C (41°F).
• De applicatie zou moeten worden geïnstalleerd buiten het bereik van warmte bronnen zoals radiators, warmteroosters etc.
• Voorzorgen moeten genomen worden zodat er geen objecten vallen of vloeistof wordt gemorst in nabijheid van openingen.
• Verwijder nooit de behuizing. Als de inwendige delen aangeraakt worden, kan er een ernstige electrische schok voor komen.
• Gebruik geen vluchtige vloeistoffen zoals alcohol, verfverdunner, benzine of wasbenzeen om de behuizing schoon te maken. Gebruik een droge doek.
• De gebruiker zou niet mogen proberen om de toepassing verder te reaparen dan in de handleiding beschreven staat. Voor alle andere reparaties moeten doorgewezen worden naar gekwalificeerd onderhoudspersoneel.
4.1 SYSTEEM SPECIFICATIE
General
Afmetingen (custom case) 230 (w) x 210 (h) x 87 (d) (mm)
Stroomvoorziening 230 VAC 50~60Hz.
Stroomverbruik 20 W
Milieuveiligheid
Temperatuur bereik boven +0°C – 60°C (32°F – 104°F)
Vochtigheid tussen 20% en 85%
5 APPENDIX
Appendix A: GEAVANCEERDE APPARAATSECTIE
Appendix B: WOORDENLIJST
Appendix C: ONDERSTEUNDE APPARATEN
Appendix D: ACCESSOIRES
Appendix A: GEAVANCEERDE APPARAATSECTIE
In deze sectie beschrijven we hoe u uw apparaat kunt aanpassen zonder rekening te houden met de fabrieksinstellingen. We zullen alleen de hoofdsecties beschrijven, zonder elk veld in het bijzonder te beschrijven. Merk op dat de pagina in vele rijen verdeeld is. Elke rij past een specifieke functie aan van het apparaat zelf.
Om toegang te krijgen tot deze sectie, stop dan de gegevens lezing/registratie, ga dan naar het “Configuratie” -> “Apparaten” uitschuifmenu. Kies hier met de selectie “Actions” uitschuifmenu “Advanced”, kies daarna met “Apparaten” de gepaste regelaar.
De “Analoge input” sectie toont u alle analoge inputs dat uw apparaat kan gebruiken. Deze waarden kunnen afgebeeld worden in decimale of gehele getallen, natuurlijk moet u dezelfde eenheid van afmeting kiezen voor zowel de XWEB als voor het apparaat. Het achtervoegsel “-I” betekent dat u een geheel getal wil afbeelden, de standaard waarde is decimaal. Hetzelfde voor Xxxxxxx en Fahrenheit graden. Het achtervoegsel “-F” betekent Fahrenheid graad.
Waarschuwing: de gehele/ decimale getallen of °C/°F configuratie moet gekozen worden overeenkomstig met de reële instellingen van de apparaten.
De “Digitale Input” rij behoeft speciale aandacht. De waarden die u hier vindt, zijn de fabrieks standaarde, dus als u veranderingen hebt aangebracht aan de apparaten setup, wordt u verzocht dezelfde veranderingen aan te brengen in dit menu. Dit is zeer belangrijk omdat alle waarden die in de XWEB 500 apparaten sectie opgeslaan zijn dezelfde moeten zijn als diegene die opgeslaan zijn in de EEPROM van het apparaat. Een veelvoorkomende fout bijvoorbeeld is om “Generic Alarm” in andere waarden te veranderen in het apparaat, daarna de waarde gemarkeerd laten in de Advanced sectie. XWEB 500 zal u een alarm verzenden iedere keer de schakelaar van status verandert, zelfs als het geen generic alarm is.
De “Device Status” sectie laat u toe uw apparaten aan te passen, natuurlijk moeten dezelfde waarden ingesteld worden voor zowel de XWEB 500 als voor de apparaten zelf.
De “Commands” rij is erg belangrijk. U moet dezelfde waarden markeren zoals u voordien in de andere sectie hebt gemarkeerd. Om XWEB 500 de mogelijkheid te geven om commando’s te verzenden naar de
apparaten. Dit is nodig om bijvoobeeld wanneer u “Generic Alarm” in “Auxiliary” verandert hebt in de “digital Resources” sectie, dan moet u “Aux on” en “Aux off” markeren in de “Commands” sectie om de output aan/af te kunnen zetten door middel van de XWEB500. Natuurlijk moet u deze veranderingen doen iedere keer u aanpassingen gedaan hebt aan de regelaars.
Appendix B: WOORDENLIJST
C
Cable – Verzendingsmedium van koperdraad of optische vezel gewikkeld in een beschermde behuizing. Client/Server – Een netwerksysteem waarin een of meerdere file servers (Server) servicen voorziet: zoals netwerkmanagement, applicatie en centrale data opslag voor workstations (Clients).
CSMA/CD - Carrier Sense Multiple Access Collision Detection een netwerk benaderingsmethode waarin apparaten die klaar zijn om data te versturen eerst het kanaal op een carrier nakijken. Als er geen carrier gevonden is kan het apparaat beginnen te versturen. Als twee apparaten terzelfde tijd verzenden, gebeurt er een data botsing, daarna stoppen de beide apparaten met verzenden en proberen het opniew na een random gegenereerde tijd. Dit is de benaderingsmethode die wordt gebruikt door Ethernet.
Coaxial Cable – Kabel bestaande uit een enkele koperen geleider in het midden omringt door een plastiken isolatielaag en een gevlochten metalen buitenbescherming.
Concentrator - Een apparaat dat een centraal punt voorziet voor kabels afkomstig van workstations, servers en randapparatuur. De meeste concentrators hebben de mogelijkheid om de het ontvangen electrische signaal te versterken.
E
E-mail – Een electronisch post bericht verstuurd van een host computer naar een ander computer.
End User – Verwijst naar de persoon die applicaties uitvoert op het Werkstation.
F
File Server – Een computer verbonden met het netwerk dat primaire bestanden/applicaties bevat en ze deelt zoals gevraagd met andere computers op het netwerk. Als de file server dedicated is met dat doel alleen verbonden is, is het verbonden met het client/server netwerk. Een voorbeel van een client/server netwerk is Novell Netware. Alle computers verbonden met een peer-to-peer netwerk kunnen een file server zijn. Twee voorbeelden van peer-to-peer netwerken zijn LANtastic en Windows for Workgroups.
I
ISP (Internet Service Provider) – Bedrijf dat toegang tot het internet voorziet.
M
Modem (Modulator/Demodulator) – Apparaten die digitale en analoge signalen omzetten. Modems maken het mogelijk om computer data (digitaal) te verzenden langs voice-grade telefoonlijnen (analoog).
P
PCMCIA – een uitbreidingsslot dat in veel laptop computers aanwezig is
Point-to-Point – Een direte link tussen twee objecten in een netwerk.
Ports – Een connectie punt voor een kabel.
Protocol –Een formele beschrijving van een groep regels en conventies die bepalen hoe apparaten informatie uitwisselen over een netwerk.
R
RAM (Random Access Memory) – Het werkgeheugen van een computer waar data en programma’s tijdetlijk worden opgeslaan. RAM bevat informatie wanneer de computer aan staat.
S
Speed of Data Transfer – De mate waarin informatie doorheen een netwerk reist, gewoonlijk gemeten in megbits per seconde.
W
Workstation – Een computer verbonden met een netwerk waarop gebruikers interageren met de software die is opgeslaan op het netwerk.
Appendix C: ONDERSTEUNDE APPARATEN
DEZE VERSIE VAN XWEB 500 ONDERSTEUNT DE VOLGENDE APPARATEN UIT DE DIXELL FAMILIE. BEKIJK HET VERSIE NUMMER VAN HET APPARAAT. U KAN HET VERIFIËREN MET REL. PERAMETER OF HET LEZEN OP DE STICKER OP DE ACHTERKANT VAN HET APPARAAT ZELF. ANDERE VERSIES ZIJN BINNENKORT BESCHIKBAAR.
Familie | Versie | Controller type | Controller type | Controller type | Controller type |
XR 100/500/700 | 2.0 | 110C | 120D | ||
120C | 130D | ||||
130C | 140D | ||||
140C | 150D | ||||
150C | 160D | ||||
160C | 170D | ||||
170C | 530D | ||||
172C | 563D | ||||
530C | 570D | ||||
572C | |||||
570C | |||||
2.1 | 170C | 563D | |||
570C | 570D | ||||
1.0 | XR775C | ||||
XLR | XR745C | ||||
1.0 | XLR130 | ||||
XLR170 | |||||
XW 200/500 | 1.5 | XW220L | XW220K | ||
XW230L | XW240K | ||||
XW260L | XW260K | ||||
XW270L | XW264K | ||||
XW271L | XW270K | ||||
XW570L | XW271K | ||||
XW263L | XW272K | ||||
XW264L | XW570K | ||||
XW563L | |||||
XM 400K | 0.2 | XM440K | |||
XM460K | |||||
XM463K | |||||
XM470K | |||||
0.3 | XM460K | ||||
XM463 | |||||
XC | 400 600 700M 800M 900M | 1.4 | XC706M | ||
XC807M | |||||
XC811M | |||||
XC907M | |||||
XC911M | |||||
2.0 | XC650C | ||||
XC642C | |||||
XC640C | |||||
XC420C | |||||
XC440C | |||||
XC420D | |||||
XC440D | |||||
XC460D | |||||
XT | 100C 200C | 1.0 | XA100C | ||
XT110C | |||||
XT111C |
XT120C | ||||||
XT121C | ||||||
XT130C | ||||||
XT131C | ||||||
XT141C | ||||||
XT210C | ||||||
XT211C | ||||||
XT220C | ||||||
XT221C | ||||||
1.2 | XA100C | |||||
XT110C | ||||||
XT111C | ||||||
XT120C | ||||||
XT121C | ||||||
XT130C | ||||||
XT131C | ||||||
XT141C | ||||||
XT210C | ||||||
XT211C | ||||||
XT220C | ||||||
XT221C | ||||||
XH | 200 300 400 | 1.0 | XH240L | XH240V | XH240K | |
XH260L | XH260V | |||||
XH340L | XH340V | |||||
XH360L | XH360V | |||||
XH460L | ||||||
XJP XJA XJR | 1.4 | XJP30D | ||||
XJP60D | ||||||
XJA50D | ||||||
XJR40D | ||||||
iCHILL | 1.5 | IC110C | ||||
IC111C | ||||||
IC120C | ||||||
IC121C |
DEZE VERSIE VAN XWEB 3000 ONDERSTEUND VOLGENDE NIET- DIXELL APPARATEN.
NAAM FABRIKANT | VERSIE (waar van toepassing) | APPARAAT TYPE | APPARAAT CODE |
Xxxxx Xxxxxxx | ### | Power Analyzer | WM22-DIN-AV5 |
Xxxxx Xxxxxxx | ### | Power Analyzer | WM14-DIN.AV5.3.H.R2.S1.AX.03 |
Appendix D: ACCESSOIRES
TYPE | BESCHRIJVING | COMMERCIËLE NAAM | HOE TE BESTELLEN |
MODEM | Analoge SERIËLE modem, PDA compatibel, 56kbps | XWEB MODEM | XWEBMODEM-200 (24Vac) |
XWEBMODEM-400 (110Vac) | |||
XWEBMODEM-500 (230Vac) | |||
MODEM GSM | GSM modem KIT | TC35-KIT | TC35-KIT |
KABEL | Ethernet patch kabel compatibel met XWEB500, 3m | ### | CAB/WEB/NET |
KABEL | Ethernet patch cross- over kabel compatibel met XWEB500, 1m | ### | CAB/WEB/PC |
NOTITIES
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
_ _ _
Xxxxxx S.p.a.. Z.I. Xxx xxxx’Xxxxxxxxx, 00 00000 Xxxxx x’Xxxxxx (XX) XXXXX
tel. +39 - 0437 - 98 33 - fax +39 - 0437 - 98 93 13
E-mail: xxxxxx@xxxxxx.xxx - xxxx://xxx.xxxxxx.xxx
01/09/2009- 1592010900 Pag. 87 / 87