VERDRAG INZAKE DE
VERDRAG INZAKE DE
VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL IN DE RIJN- EN BINNENVAART
Straatsburg ● 9 september 1996
UITGAVE JULI 2017
VOORWOORD
Het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) is in 1996 in Straatsburg ondertekend door België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Zwitserland. Het verdrag is na de ratificatie door alle verdragsluitende staten op 1 november 2009 in werking getreden.
De verdragsorganen – de Conferentie van Verdragsluitende Partijen (CVP) en het Internationaal Verevenings- en Coördinatieorgaan (IVC) – oefenen vanaf dat moment hun bevoegdheden uit en worden bij hun respectievelijke taken gesteund door het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR). De genoemde organen zetelen in Straatsburg (Palais du Rhin). Het CDNI wordt toegepast op basis van de bepalingen die in de nationale wetgevingen zijn opgenomen.
De Conferentie van Verdragsluitende Partijen heeft sinds 2009 verschillende wijzigingen voor de uitvoeringsregeling (Bijlage 2) aangenomen, die hieronder kort worden gepresenteerd.
In 2010 is een belangrijke wijziging aangenomen voor Bijlage 2, Deel A (olie- en vethoudend afval), met betrekking tot het financieringssysteem voor de ontvangstinrichtingen (artikel 6 van het CDNI), die de invoering van een elektronisch betaalsysteem mogelijk heeft gemaakt. Dit systeem is operationeel sinds 1 januari 2011. In 2015 is artikel 3.03 gewijzigd om bepaalde aspecten van de heffing van de verwijderingsbijdrage te verduidelijken.
Voor Deel B (afval van de lading) is in 2012 Bijlage 2 gewijzigd om beter rekening te kunnen houden met de gangbare praktijken in de binnenvaart. Bepaalde vervoerstypen zijn bijvoorbeeld van de verplichtingen met betrekking tot de losverklaring (artikel 6.03) vrijgesteld. In 2013 is het formaat van de losverklaring (Aanhangsel IV) aangepast om een specifieke losverklaring te kunnen gebruiken voor elk ladingtype, met gescheiden losverklaringen voor de droge lading en voor de tankvaart. Bovendien zijn in 2009, 2011 en 2015 enkele aanpassingen voor de losstandaarden van Xxxxxxxxxx XXX uitgevoerd. In 2015 zijn ook de artikelen 7.02 en 7.04 gewijzigd om de toepassing van de wasvoorschriften te vereenvoudigen.
De bepalingen van artikel 9.03 van Deel C (overig afval) van Bijlage 2 zijn in 2013 aangevuld om aan te geven dat de schipper verantwoordelijk is voor de naleving van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater door passagiersschepen met meer dan 50 passagiers. Voor de schepen met meer dan 50 passagiers die over boordzuiveringsinstallaties beschikken die vóór 1 januari 2011 zijn geïnstalleerd, is een overgangsregeling ingevoerd. Aanhangsel V was reeds in 2009 herzien met betrekking tot de grens- en controlewaarden voor de boordzuiveringsinstallaties, waarbij tevens een harmonisatie werd uitgevoerd met de overeenkomstige normen die op de Donau van toepassing zijn.
Bovendien is in 2012 het geografische toepassingsgebied van het CDNI in Duitsland verduidelijkt.
Deze geconsolideerde versie houdt rekening met alle wijzigingen die tot en met juni 2016 zijn aangebracht.
Nadere informatie wordt gegeven op de website xxx.xxx-xxxx.xxx.
INHOUDSOPGAVE
Pagina
Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval
Bijzondere bepalingen - verplichtingen van de staten 9
Verplichtingen en rechten van de betrokkenen 12
Conferentie der verdragsluitende partijen 13
Vaarwegen als bedoeld in artikel 2 17
DEEL A Verzameling, afgifte en inname van olie- en vethoudend
Hoofdstuk I Verplichtingen van de ontvangstinrichting 21
Hoofdstuk II Verplichtingen van de schipper 22
Hoofdstuk III Organisatie en financiering van de verwijdering van
olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval 25
Hoofdstuk IV Internationale financiële verevening 29
DEEL B Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading 31
Hoofdstuk V Algemene bepalingen 31
Hoofdstuk VI Verplichtingen van de schipper 33
Hoofdstuk VII Verplichtingen van de vervoerder, de verlader, de ladingontvanger en de exploitant van de overslaginstallatie 37
DEEL C Verzameling, afgifte en inname van overig scheepsbedrijfsafval 41
Hoofdstuk VIII Algemene bepalingen 41
Hoofdstuk IX Verplichtingen van de schipper 43
Hoofdstuk X Verplichtingen van de exploitant van de ontvangstinrichting 45
Aanhangsel I Model voor het olie-afgifteboekje 49
Aanhangsel II Eisen aan het nalenssysteem 53
Aanhangsel III Losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften voor het toestaan van lozing van waswater, regenwater en ballastwater met ladingrestanten
Aanhangsel IV Model voor een losverklaring 2017 81
Model voor een losverklaring 2014 86
Aanhangsel V Grens- en controlewaarden voor boordzuiveringsinstallaties van passagiersschepen 91
INTERPRETATIEVE BESLUITEN VAN DE VERDRAGSPARTIJEN 93
Besluit CDNI 2012-I-4 - betreffende het begrip “schip”, artikel 1 93
Besluit CDNI 2013-II-5 - betreffende artikel 9.02 94
Besluit CDNI 2016-I-4 - betreffende artikel 7.04, tweede lid 96
VERDRAG
INZAKE DE VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL IN DE RIJN- EN BINNENVAART
De Bondsrepubliek Duitsland Het Koninkrijk België
De Franse Republiek
Het Groothertogdom Luxemburg Het Koninkrijk der Nederlanden De Zwitserse Bondsstaat
overwegende dat het voorkomen van afval alsmede de verzameling, afgifte en inname van afval ter verwerking en verwijdering vanwege de bescherming van het milieu, alsmede vanwege de veiligheid en gezondheid van scheepspersoneel en verkeersdeelnemers, voor de binnenvaart en de daarmee samenhangende bedrijfstakken een vereiste is en dat zij daartoe een versterkte bijdrage willen leveren,
in de overtuiging dat daartoe internationaal afgestemde, uniforme regelingen getroffen moeten worden, om concurrentievervalsing te voorkomen,
voorts ervan overtuigd dat de verzameling, afgifte, inname en verwijdering van xxxxxxxxxxxx op basis van het beginsel "de vervuiler betaalt" gefinancierd moet worden,
constaterende dat in het bijzonder de heffing van een internationaal uniform vastgestelde bijdrage, gebaseerd op de aan de binnenvaart verkochte hoeveelheid gasolie voor de inname en verwijdering van olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafvalstoffen, het beginsel van douane- en belastingvrijdom in de Rijnoeverstaten en in België, zoals neergelegd in de Overeenkomst van 16 mei 1952 betreffende het douane- en belastingregime voor gasolie, die in de Rijnvaart als boordvoorraad wordt verbruikt, niet schendt,
wensende dat andere staten waarvan de voor de binnenvaart openstaande vaarwegen in verbinding staan met die van de Verdragsluitende Staten, toetreden tot dit Verdrag,
zijn het volgende overeengekomen:
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit Verdrag wordt verstaan onder:
a) "scheepsafval": de in de onderdelen b tot en met f nader bepaalde stoffen of voorwerpen, waarvan de bezitter zich ontdoet, wil ontdoen dan wel moet ontdoen;
b) "scheepsbedrijfsafval": afval en afvalwater, dat bij het in bedrijf zijn en het onderhoud van het vaartuig aan boord ontstaat. Hieronder valt het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en het overige scheepsbedrijfsafval;
c) "olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval": afgewerkte olie, bilgewater, en overig olie- en vethoudend afval, zoals afgewerkt vet, gebruikte filters, gebruikte poetslappen, vaten en verpakkingsmateriaal van dit afval;
d) "bilgewater": oliehoudend water uit de bilge van de machinekamer, de voor- en achterpiek, de kofferdammen en de ruimten tussen zijwand en beunwand;
e) "overig scheepsbedrijfsafval": huishoudelijk afvalwater, huisvuil, zuiveringsslib, slops en klein gevaarlijk afval, bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling;
f) "afval van de lading": afval en afvalwater, dat in verband met de lading aan boord van het schip ontstaat. Hiertoe behoren niet de restlading en overslagresten, bedoeld in Deel B van de Uitvoeringsregeling;
g) "schip": een binnenschip, zeeschip of drijvend werktuig1;
h) "passagiersschip": een voor het vervoer van passagiers gebouwd en ingericht schip;
i) "zeeschip": een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe is bestemd;
j) "ontvangstinrichting": een schip dan wel een inrichting aan land, door de bevoegde autoriteiten toegelaten voor het in ontvangst nemen van scheepsafval;
k) "schipper": degene onder wiens leiding het schip staat;
l) "gemotoriseerd schip": een schip waarvan de hoofd- of hulpmotoren, met uitzondering van ankerlieren, verbrandingsmotoren zijn;
m) "gasolie": van douanerechten en andere belastingen vrijgestelde brandstof voor binnenschepen
n) "bunkerbedrijf": bedrijf waarvan schepen gasolie betrekken;
o) "exploitant van de overslaginstallatie": degene die beroepsmatig het laden en lossen van schepen uitvoert;
p) "verlader": degene die de vervoersopdracht heeft verleend;
q) "vervoerder": degene die zich beroepsmatig tot het vervoer van goederen verbindt;
r) "ladingontvanger": degene die gerechtigd is de goederen in ontvangst te nemen.
1 Zie besluit CDNI 2012-I-4
Artikel 2
Geografisch toepassingsgebied
Dit Verdrag is van toepassing op de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen.
BIJZONDERE BEPALINGEN VERPLICHTINGEN VAN DE STATEN
Artikel 3
Verbod tot inbrengen en lozen
(1) Het is verboden scheepsafval en delen van de lading vanaf schepen in de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen te brengen of te lozen.
(2) De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat het in het eerste lid genoemde verbod wordt nageleefd.
(3) Uitzonderingen op dit verbod zijn slechts toegestaan in overeenstemming met Bijlage 2 en de daarbijbehorende aanhangsels, hierna te noemen de "Uitvoeringsregeling".
Artikel 4
Ontvangstinrichtingen
(1) De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe langs de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen een voldoende dicht net van ontvangstinrichtingen in te richten of te laten inrichten en dit internationaal af te stemmen.
(2) De Verdragsluitende Staten voeren overeenkomstig de Uitvoeringsregeling een uniforme procedure in met betrekking tot de verzameling van scheepsafval en de afgifte aan de ontvangstinrichtingen. Van deze procedure maakt wat betreft de in artikel 1, onderdelen c, d en f genoemde afvalsoorten, een document ten bewijze van de reglementaire afgifte van dit scheepsafval deel uit. De reglementaire afgifte van slops en zuiveringsslib als bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling dient overeenkomstig nationale voorschriften aangetoond te worden.
(3) De ontvangstinrichtingen zijn verplicht het scheepsafval overeenkomstig de in de Uitvoeringsregeling vastgelegde procedure aan te nemen.
(4) De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat de ontvangstinrichtingen hun verplichting tot inname van scheepsafval overeenkomstig de nationale regelingen nakomen.
Artikel 5
Grondslag van de financiering
De Verdragsluitende Staten voeren een uniforme financieringswijze in voor de inname en verwijdering van scheepsafval.
Artikel 6
Financiering van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
(1) De financiering van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval geschiedt door middel van een verwijderingsbijdrage, die van gemotoriseerde schepen, voor zover zij gasolie gebruiken, wordt geheven, met uitzondering van zeeschepen.
De hoogte van de verwijderingsbijdrage is in alle Verdragsluitende Staten gelijk. Deze wordt vastgesteld op basis van de som van de inname- en verwijderingskosten, na aftrek van de eventuele opbrengsten van de verwerking van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en van de hoeveelheid geleverde gasolie, volgens de in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegde procedure. Het bedrag wordt aan de kostenontwikkeling aangepast. Ter bevordering van het voorkomen van afval dienen criteria uitgewerkt te worden en bij de vaststelling van de hoogte van de verwijderingsbijdrage in acht te worden genomen.
De betaalde verwijderingsbijdragen zijn uitsluitend voor de financiering van de inname en de verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan te wenden.
(2) De in het eerste lid genoemde procedure wordt indien nodig met inachtneming van de bij de uitvoering van het systeem opgedane ervaringen getoetst.
(3) De betaling van de verwijderingsbijdrage geeft recht op afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan de door de nationale instituten aangewezen ontvangstinrichtingen.
(4) De Verdragsluitende Staten stellen zeker dat de schippers en de bunkerinrichtingen de voor hen ingevolge Deel A van de Uitvoeringsregeling geldende verplichtingen in het bijzonder bij elke levering van gasolie nakomen.
Artikel 7
Financiering van de inname en verwijdering van overig scheepsbedrijfsafval
(1) In havens, bij overslaginstallaties alsmede bij ligplaatsen en sluizen worden voor de inname en verwijdering van huisvuil geen aparte heffingen geheven.
(2) Met betrekking tot de inname en verwijdering van klein gevaarlijk afval zullen de Verdragsluitende Staten afgestemde regelingen treffen voor een financieringssysteem waarin de kosten voor de inname en verwijdering van het genoemde afval, ongeacht of het afval afgegeven wordt, in de haven- of liggelden inbegrepen zijn dan wel het schip anderszins opgelegd worden.
(3) Voor passagiersschepen geldt dat de kosten voor de inname en verwijdering van huishoudelijk afvalwater en zuiveringsslib alsmede van huisvuil en klein gevaarlijk afval de schipper afzonderlijk in rekening kunnen worden gebracht.
(4) De kosten voor de inname en verwijdering van slops kunnen de schipper afzonderlijk in rekening worden gebracht.
Artikel 8
Financiering van het nalossen, het wassen alsmede de inname en verwijdering van afval van de lading
(1) De verlader of de ladingontvanger draagt de kosten voor het nalossen en het wassen van het schip alsmede voor de inname en verwijdering van afval van de lading overeenkomstig Deel B van de Uitvoeringsregeling.
(2) Indien het schip vóór het laden niet overeenstemt met de voorgeschreven losstandaard en indien de ladingontvanger of verlader van het vorige transport zijn verplichtingen is nagekomen, draagt de vervoerder de kosten voor het nalossen of het wassen van het schip, alsmede voor de inname en verwijdering van het afval van de lading.
Artikel 9
Nationaal instituut
(1) Iedere Verdragsluitende Staat wijst een nationaal instituut aan dat verantwoordelijk is voor de organisatie van het uniforme financieringssysteem voor de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval overeenkomstig de in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegde bepalingen.
(2) De samenstelling alsmede de details van de organisatie en de werkwijze van het nationale instituut worden in nationale regelingen van de Verdragsluitende Staten vastgelegd. In het nationale instituut moeten vertegenwoordigers van de binnenvaartbranche zijn opgenomen.
(3) De bedrijfs- en administratiekosten van ieder nationaal instituut worden door de desbetreffende Verdragsluitende Staat gedragen.
Artikel 10
Internationale financiële verevening - Internationaal verevenings- en coördinatieorgaan
(1) De internationale financiële verevening geschiedt op grond van dit Verdrag, alsmede aan de hand van Deel A van de Uitvoeringsregeling.
(2) Er wordt een internationaal verevenings- en coördinatieorgaan opgericht. Dit orgaan dient onder andere:
a) zorg te dragen voor de financiële verevening tussen de nationale instituten met betrekking tot de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval overeenkomstig de door haar op grond van Deel A van de Uitvoeringsregeling bepaalde procedure;
b) te toetsen in hoeverre het voorhanden zijnde net van ontvangstinrichtingen, met inachtneming van de behoeften van de scheepvaart en de economische doelmatigheid van de afvalverwijdering, aangepast dient te worden;
c) het in artikel 6 bedoelde financieringssysteem van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan de hand van de in de praktijk opgedane ervaringen jaarlijks te evalueren;
d) voorstellen voor te leggen voor de aanpassing van de hoogte van de verwijderingsbijdrage aan de kostenontwikkeling;
e) voorstellen voor te leggen in hoeverre ten aanzien van de hoogte van de verwijderingsbijdrage rekening moet worden gehouden met technische maatregelen ter voorkoming van afval.
Dit orgaan bestaat uit twee vertegenwoordigers van elk nationaal instituut, waarvan één afkomstig dient te zijn uit de nationale binnenvaartbranche.
(3) Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt een huishoudelijk reglement op dat met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld en waarin de nadere details van de internationale financiële verevening worden vastgelegd.
(4) De organisatie van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan is in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegd.
(5) Het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan wordt gevoerd door het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
(6) De kosten van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan, worden vooraf aan de hand van een begroting voor het volgende jaar geraamd, waaraan de Verdragsluitende Staten voor gelijke delen bijdragen.
VERPLICHTINGEN EN RECHTEN VAN DE BETROKKENEN
Artikel 11
Algemene zorgplicht
De schipper, de overige bemanning en andere personen aan boord, de verlader, de vervoerder, de ladingontvanger, de exploitanten van overslaginstallaties, alsmede de exploitanten van ontvangstinrichtingen moeten de door de omstandigheden vereiste zorgvuldigheid betrachten om verontreiniging van de vaarwegen te voorkomen, de hoeveelheid scheepsafval zo gering mogelijk te houden en vermenging van verschillende afvalsoorten zo veel mogelijk te voorkomen.
Artikel 12
Verplichtingen en rechten van de schipper
(1) De schipper kan het scheepsafval aan de ontvangstinrichtingen van elke Verdragsluitende Staat afgeven onder de in de Uitvoeringsregeling opgenomen voorwaarden.
(2) De schipper dient de in de Uitvoeringsregeling opgenomen verplichtingen na te komen. Hij dient in het bijzonder, behoudens de in de Uitvoeringsregeling opgenomen uitzonderingen, het verbod om vanaf het schip scheepsafval en delen van de lading in de vaarweg te brengen dan wel te lozen, in acht te nemen.
(3) Indien de schipper niet verantwoordelijk gesteld kan worden, kunnen achtereenvolgens de vervoerder, de exploitant van het schip of de scheepseigenaar voor het nakomen van de verplichtingen in dit Verdrag verantwoordelijk worden gesteld.
Artikel 13
Verplichtingen van de vervoerder, de verlader en de ladingontvanger
alsmede van de exploitanten van overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen
(1) De vervoerder, de verlader, de ladingontvanger, alsmede de exploitanten van overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen dienen ieder hun verplichtingen overeenkomstig de Uitvoeringsregeling na te komen.
(2) De ladingontvanger is verplicht restlading, overslagresten en afval van de lading aan te nemen. Hij kan daartoe een derde machtigen.
CONFERENTIE DER VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN
Artikel 14
Organisatie en bevoegdheid
(1) De Verdragsluitende Partijen richten een Conferentie der Verdragsluitende Partijen op die met het toezicht op de uitvoering van dit Verdrag is belast.
Deze Conferentie komt eenmaal per jaar bijeen. De Conferentie kan op verzoek van ten minste twee Verdragsluitende Partijen voor een buitengewone vergadering bijeengeroepen worden.
(2) De Conferentie toetst wijzigingen van dit Verdrag en van de bij het Verdrag behorende bijlagen en beslist hierover, overeenkomstig de in artikel 19 neergelegde procedure.
(3) De Conferentie besluit op voorstel van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan over:
a) de jaarlijkse financiële verevening;
b) de vaststelling van de verwijderingsbijdrage voor het komende jaar, overeenkomstig de in artikel 6 vastgelegde procedure;
c) wijzigingen van de voorlopige en jaarlijkse financiële vereveningsprocedure;
d) verlaging van de verwijderingsbijdrage in verband met technische maatregelen tot het voorkomen van afval op schepen.
Op voorstel van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan doet de Conferentie aanbevelingen aan de Verdragsluitende Staten ten aanzien van aanpassingen van het voorhanden zijnde net van ontvangstinrichtingen
(4) De Conferentie beslecht geschillen met betrekking tot de uitlegging en toepassing van dit Verdrag, alsmede geschillen ontstaan binnen het internationale verevenings- en coördinatieorgaan, zonder dat hierdoor de lopende, voorlopige financiële verevening wordt opgeschort.
(5) De Conferentie stelt een huishoudelijk reglement op, dat met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld.
(6) De Conferentie stelt voor het volgende jaar een begroting op, waaraan de Verdragsluitende Staten voor gelijke delen bijdragen.
Artikel 15
Secretariaat
Ter uitvoering van dit Verdrag wordt het Secretariaat van de Conferentie der Verdragsluitende Partijen gevoerd door het Secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
SANCTIES
Artikel 16
Sancties
De Verdragsluitende Staten vervolgen de op hun grondgebied begane overtredingen van de in dit Verdrag en zijn Uitvoeringsregeling vastgelegde ge- en verboden overeenkomstig de desbetreffende nationale regelingen.
Artikel 17
SLOTBEPALINGEN
Ondertekening, bekrachtiging, toetreding
(1) Dit Verdrag is voor ondertekening opengesteld van 1 juni 1996 tot en met 30 september 1996 voor de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat.
(2) Dit Verdrag vereist de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
(3) Na inwerkingtreding staat dit Verdrag open voor toetreding door alle Staten waarvan de voor de binnenvaart openstaande vaarwegen met die van de Verdragsluitende Staten in verbinding staan. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de ondertekenende Staten. Het treedt voor elke andere Verdragsluitende Partij in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de nederlegging van de akte van toetreding door die Verdragsluitende Partij.
Artikel 19
Wijzigingen van het Verdrag en de bijlagen daarbij
(1) Iedere Verdragsluitende Partij kan wijzigingen van dit Verdrag en de bijlagen daarbij voorstellen. De voorstellen tot wijziging worden op de Conferentie der Verdragsluitende Partijen getoetst.
(2) De tekst van elk voorstel tot wijziging alsmede de onderbouwing van dit voorstel worden aan de depositaris voorgelegd, die het voorstel uiterlijk drie maanden voor aanvang van de Conferentie aan de Verdragsluitende Partijen ter kennis brengt. Alle met betrekking tot een voorstel binnengekomen standpunten worden door de depositaris aan de Verdragsluitende Partijen ter kennis gebracht.
(3) Wijzigingen van dit Verdrag en van de bijlagen daarbij worden met eenparigheid van stemmen aangenomen.
(4) Wijzigingen van dit Verdrag vereisen de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de Verdragsluitende Partijen. Zij treden in werking op de eerste dag van de zesde maand volgende op de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
(5) Wijzigingen van de bijlagen van dit Verdrag treden in werking op de overeengekomen datum, uiterlijk negen maanden na de aanneming, voor zover geen van de Verdragsluitende Partijen binnen zes maanden mededeelt dat zij niet instemt met de wijzigingen.
Artikel 20
Opzegging
(1) Dit Verdrag kan na het verstrijken van vijf jaar vanaf de dag waarop het Verdrag voor de desbetreffende Verdragsluitende Partij in werking is getreden door een Verdragsluitende Partij te allen tijde worden opgezegd door een aan de depositaris gerichte mededeling.
(2) De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt na het verstrijken van een jaar vanaf de datum van ontvangst van de mededeling, echter niet eerder dan na afsluiting van de jaarlijkse financiële verevening met betrekking tot het voorafgaande boekjaar, dan wel na het verstrijken van een in de mededeling bepaalde langere termijn.
Artikel 21
Depositaris
(1) De Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart is de depositaris van dit Verdrag. Deze zorgt voor een protocol van de nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding en zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Partijen alsmede alle Partijen die zijn toegetreden tot dit Verdrag, een gewaarmerkt afschrift van deze akten en van het protocol van nederlegging toe.
(2) De depositaris zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Partijen alsmede alle Partijen, die tot dit Verdrag zijn toegetreden, gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag in de in artikel 22 genoemde talen.
(3) De depositaris zendt alle in artikel 17, eerste lid, genoemde Partijen alsmede alle Partijen die tot dit Verdrag zijn toegetreden, dan wel deelt hen mede:
a) iedere volgende ondertekening, alsmede de dag waarop deze ondertekening heeft plaatsgevonden;
b) de in artikel 19, tweede lid, bedoelde documenten;
c) de teksten van iedere wijziging van dit Verdrag en van de bijlagen daarbij in de in artikel 22 genoemde talen;
d) de dag van de inwerkingtreding van dit Verdrag, alsmede van de wijzigingen van dit Verdrag en van de bijlagen bij dit Verdrag;
e) mededelingen van de Verdragsluitende Partijen dat zij met een wijziging van de bijlagen niet instemmen en iedere andere mededeling die ingevolge enig artikel van dit Verdrag voorgeschreven is;
f) iedere opzegging van dit Verdrag en de dag waarop deze in werking treedt.
Artikel 22
Talen
Dit Verdrag is opgesteld in een enkel origineel exemplaar in de Nederlandse, Duitse en Franse taal, zijnde elke tekst gelijkelijk authentiek.
Ten blijke waarvan de hiertoe naar behoren gemachtigde ondertekenaars dit Verdrag hebben ondertekend,
Gedaan te Straatsburg, op 9 september 1996
Voor de Bondsrepubliek Duitsland (get.) Xxxxx XXXXXX xxx XXXXXX (get.) Xxxx Xxxxxx XXXXX
Voor het Koninkrijk België
(get.) Théo L.R. LANSLOOT
Deze handtekening verbindt eveneens het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Voor de Franse Republiek
(get.) Xxxx XXXXXX xx XXXXXXXXXXX
Voor het Groothertogdom Luxemburg
(get.) Xxxxx XXXXXXX
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
(get.) Xxxx-Xxxxx XXXXXXXXX-XXXXXXX
Voor de Zwitserse Bondsstaat
(get.) Xxxxxxx XXXXXX
Gewaarmerkte kopie: (get.) Xxxx XXX XXX XXXX
Secretaris-generaal
BIJLAGE 1
BEHORENDE BIJ HET VERDRAG INZAKE DE VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL
IN DE RIJN- EN BINNENVAART
Gewijzigd door besluit CDNI 2012-I-1
Vaarwegen als bedoeld in artikel 2
Duitsland:
Alle voor het openbaar verkeer openstaande binnenvaarwegen, met uitzondering van het Duitse gedeelte van het Bodenmeer en het gedeelte van de Rijn boven Rheinfelden.
België:
Alle voor de binnenvaart openstaande wateren.
Frankrijk:
Deel A van de Uitvoeringsregeling: Rijn, gekanaliseerde Moezel tot Metz (km
298,5).
Delen B en C van de Uitvoeringsregeling: Rijn, gekanaliseerde Moezel tot Neuves-
Maisons (km 392,45), kanaal Niffer- Mulhouse, het kanaal tussen de sluis van Pont Malin (km 0,0) en de Frans-Belgische grens (km 36,561), het kanaal bestemd voor grote schepen, tussen de sluis van Pont Malin (km 0,0) en de sluis van Mardyck (km 143,075), het kanaal tussen Bauvin (km 0,0) en de Frans-Belgische grens (km 33,850).
Groothertogdom Luxemburg:
Moezel
Nederland:
Alle voor de binnenvaart openstaande wateren.
Zwitserland:
Rijn tussen Bazel en Rheinfelden.
BIJLAGE 2
BEHORENDE BIJ HET VERDRAG INZAKE DE VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL
IN DE RIJN- EN BINNENVAART
Uitvoeringsregeling
Deel A Verzameling, afgifte en inname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
Deel B Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading
Deel C Verzameling, afgifte en inname van overig scheepsbedrijfsafval
Aanhangsels:
I. Model voor het olie-afgifteboekje
II. Eisen aan het nalenssysteem
III. Losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften voor het toestaan van lozing van waswater, regenwater en ballastwater met ladingrestanten
IV. Model voor de losverklaring
V. Grens- en controlewaarden voor boordzuiveringsinstallaties van passagiersschepen
DEEL A
VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN OLIE- EN VETHOUDEND
SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL
HOOFDSTUK I
VERPLICHTINGEN VAN DE ONTVANGSTINRICHTING
Artikel 1.01
Bevestiging van afgifte
De exploitanten van ontvangstinrichtingen tekenen de afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval door een schip aan in het olie-afgifteboekje, overeenkomstig het model in Aanhangsel I.
HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER
Artikel 2.01
Verbod van inbrenging en lozing
(1) Het is verboden olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.
(2) Indien het in het eerste lid genoemde afval of afvalwater vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval, alsmede hoeveelheid en aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
(3) Van het in het eerste lid genoemde verbod is uitgezonderd het lozen in de vaarweg door toegelaten bilgeboten van van olie gescheiden water, indien het maximale restoliegehalte in het afgescheiden water constant en zonder voorafgaande verdunning voldoet aan de nationale voorschriften.
Artikel 2.02
Verzameling en behandeling aan boord
(1) De schipper dient zeker te stellen dat olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan boord gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs respectievelijk het bilgewater in de bilge van de machinekamer wordt verzameld.
De verzamelreservoirs moeten aan boord zó opgeslagen worden dat daaruit lekkende stoffen gemakkelijk en tijdig opgemerkt kunnen worden en het lekken gestopt kan worden.
(2) Het is verboden:
a) los aan dek staande verzamelreservoirs te gebruiken voor de opslag van afgewerkte olie;
b) afval aan boord te verbranden;
c) reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer te doen geraken. Van dit verbod zijn uitgezonderd reinigingsmiddelen die de verwerking van het bilgewater door de ontvangstinrichtingen niet bemoeilijken.
Artikel 2.03
Olie-afgifteboekje, afgifte aan ontvangstinrichtingen
(1) Elk gemotoriseerd schip moet, indien het gasolie gebruikt, een geldig olie- afgifteboekje, volgens het model opgenomen in Aanhangsel I, aan boord hebben, dat door de bevoegde autoriteit wordt verstrekt. Dit olie-afgifteboekje moet aan boord worden bewaard. Na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje moet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de laatste daarin opgenomen vermelding van afgifte aan boord worden bewaard.
(2) Olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval moet met regelmatige, van de staat en van het gebruik van het schip afhankelijke, tussenpozen tegen ontvangstbewijs worden afgegeven aan de ontvangstinrichtingen. Het bewijs bestaat uit een aantekening door de ontvangstinrichting in het olie-afgifteboekje.
(3) Zeeschepen die beschikken over een oliejournaal ingevolge het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen (Marpol), zijn vrijgesteld van de verplichting tot het voeren van een olie-afgifteboekje als bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK III
Organisatie en financiering van de verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
Gewijzigd door besluit 2010-II-1
Artikel 3.01
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „exploitant van het schip“ de natuurlijke of rechtspersoon die opkomt voor de lopende uitgaven in verband met de exploitatie van het schip en met name voor de aanschaf van de gebruikte brandstof, en bij ontstentenis, de eigenaar van het schip;
b. „SPE-CDNI“, elektronische betalingssysteem, dat rekeningen (ECO-rekening), magnetische kaarten (ECO-kaart) en mobiele elektronische terminals omvat.
Artikel 3.02
Nationaal instituut
Het nationale instituut heft de verwijderingsbijdrage en legt aan het internationale verevenings- en coördinatieorgaan voorstellen voor ter vaststelling van het vereiste nationale net van ontvangstinrichtingen. Het instituut heeft voorts in het bijzonder de taak, op internationaal eenvormige wijze, regelmatig de hoeveelheden verwijderd olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval, alsmede het totaal van de geheven verwijderingsbijdragen te registreren. Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit ziet toe op de verwijderingskosten. Het nationale instituut is vertegenwoordigd in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan en dient met name de door dit orgaan vastgestelde voorlopige en definitieve vereveningsbedragen op het daartoe vastgestelde tijdstip aan de andere nationale instituten af te dragen.
Artikel 3.03
Heffing van de verwijderingsbijdrage Gewijzigd door besluit 2015-I-3
(1) De verwijderingsbijdrage bedraagt 7,5 euro (te vermeerderen met BTW) per 1000 l geleverde gasolie. De berekening van het bedrag moet worden gebaseerd op het volume van de gasolie bij 15°C.
(2) De exploitant van het schip is de verwijderingsbijdrage verschuldigd.
(3) De verwijderingsbijdrage wordt bij het bunkeren voldaan. Het bedrag van de afgedragen verwijderingsbijdrage moet evenredig zijn met de geleverde hoeveelheid gasolie.
(4) De betaling van de verwijderingsbijdrage wordt door middel van het SPE-CDNI verricht. Het SPE-CDNI wordt geëxploiteerd door de nationale instituten.
(5) De procedure voor de betaling van de verwijderingsbijdrage door middel van het SPE-CDNI is gebaseerd op het principe van de storting van een passend bedrag door de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger bij een nationaal instituut, waarmee de in de toekomst verschuldigde verwijderingsbijdragen worden verrekend en voorziet in:
a) het openen op verzoek van de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger van een ECO-rekening bij het nationaal instituut van zijn keuze;
b) de afgifte door dit nationaal instituut van één of meer ECO-kaarten die toegang verlenen tot de betrokken ECO-rekening voor het betalen van de verwijderingsbijdrage;
c) de overmaking van een passend bedrag op de bankrekening van het nationaal instituut door de exploitant van het schip of zijn vertegenwoordiger ter opwaardering van de betreffende ECO-rekening en bestemd voor de betaling van de verwijderingsbijdragen;
d) de afboeking van de verwijderingsbijdrage van de betreffende ECO-rekening door middel van de ECO-kaart en de afhandeling van de transactie met een mobiele elektronische terminal door het bunkerbedrijf. Hiertoe verstrekt de schipper tijdens het bunkeren de ECO-kaart aan het bunkerbedrijf.
(6) In afwijking van bovenstaand lid vier, wordt voor de betaling van de verwijderingsbijdrage door de exploitant van het schip in de volgende bijzondere gevallen gebruik gemaakt van een schriftelijke procedure:
a) het SPE-CDNI is niet voorhanden of buiten werking;
b) de schipper kan geen ECO-kaart overleggen of de overgelegde ECO-kaart is niet geldig ;
c) het saldo op de betreffende ECO-rekening is niet toereikend.
(7) Het bunkerbedrijf stelt het nationale instituut van het land waarin de bunkering heeft plaatsgevonden de voor de betaling van de verwijderingsbijdrage noodzakelijke informatie betreffende de transacties in de in bovenstaand lid zes bedoelde gevallen binnen de termijn van zeven kalenderdagen ter beschikking. Het nationale instituut onderneemt de voor de inning van de verschuldigde verwijderingsbijdrage noodzakelijke stappen. In het voorkomende geval kan de inning overgedragen worden aan een van de andere nationale instituten.
(8) Voor de transacties in de onder letter b) en c) van bovenstaand lid zes genoemde gevallen, is de exploitant van het schip het innende nationale instituut administratiekosten verschuldigd; de hoogte van deze administratiekosten wordt voor alle Verdragspartijen uniform door het internationaal verevenings- en coördinatieorgaan bepaald.
(9) Een nationaal instituut kan in de gevallen, waarbij de onverkorte toepassing van de in de leden 4 en 5 bedoelde procedure uit oogpunt van doelmatigheid zijns inziens niet geëigend is, individuele afwijkende regelingen treffen met betrekking tot de levering van gasolie en het voldoen van de overeenkomstige verwijderingsbijdrage. Deze afwijkende regelingen, die aan het internationale verevenings- en coördinatieorgaan bekend gemaakt moeten worden, dienen met de overige bepalingen van dit hoofdstuk overeen te stemmen.
(10) De bijzonderheden betreffende de toepassing van de in dit artikel genoemde procedures worden na afstemming in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan op nationaal niveau vastgesteld.
Artikel 3.04
Controle van de heffing van de verwijderingsbijdrage en van de kosten van inname en verwijdering
(1) Bij iedere afname van gasolie dient door het bunkerbedrijf een bunkerverklaring te worden opgemaakt. Deze verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevatten: de naam van het schip, het uniek Europese scheepsidentificatienummer of een andere vermelding ter identificatie van het schip, naam van de exploitant van het schip of van de schipper, betrokken/geleverde hoeveelheid gasolie (in liter bij 15°C, naar beneden of naar boven afgerond op de hele liter), plaats en datum, handtekeningen van de schipper en het bunkerbedrijf.
(2) Het transactiebewijs met betrekking tot de verwijderingsbijdrage dat door het SPE- CDNI wordt afgegeven, moet aan deze bunkerverklaring worden gehecht. De schipper ontvangt een afschrift van beide voornoemde documenten die hij ten minste twaalf maanden aan boord moet bewaren. Een ander afschrift van beide moet ten minste twaalf maanden bij het bunkerbedrijf worden bewaard.
(3) In het geval de schriftelijke procedure conform artikel 3.03, lid 6 wordt toegepast, vermeldt het bunkerbedrijf op de desbetreffende bunkerverklaring dat de exploitant van het schip de verwijderingsbijdrage niet heeft voldaan.
(4) De overeenstemming tussen de door de schepen betrokken hoeveelheden gasolie en de hoogte van de betaalde verwijderingsbijdragen wordt door het nationale instituut of de bevoegde autoriteit gecontroleerd aan de hand van de door de bunkerbedrijven te overleggen afschriften van de bunkerverklaringen.
(5) De bevoegde autoriteit kan aan boord van de vaartuigen de betaling van de verwijderingsbijdrage, alsmede de hoeveelheden afgegeven olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval controleren, in het bijzonder door de aantekeningen over de afgelegde reizen in de daartoe vereiste boorddocumenten met de op de bunkerverklaring vermelde gegevens te vergelijken.
(6) Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit kan bij de ontvangstinrichtingen de gegevens over de verwijderde hoeveelheden, alsmede de kosten van de verwijdering aan de hand van daartoe geschikte documenten controleren.
(7) Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit kan bij het bunkerbedrijf de opgave controleren van de hoeveelheid gasolie die geleverd is aan schepen die verplicht zijn de verwijderingsbijdrage te voldoen.
(8) De bijzonderheden van de in dit artikel genoemde procedures worden na afstemming in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan op nationaal niveau vastgesteld.
HOOFDSTUK IV INTERNATIONALE FINANCIËLE VEREVENING
Artikel 4.01
Internationaal verevenings- en coördinatieorgaan
Gewijzigd door besluit 2010-II-1
(1) Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan komt eenmaal per jaar in het laatste kwartaal bijeen, om te besluiten over de financiële verevening van het voorafgaande jaar en, in voorkomend geval, de Conferentie der Verdragsluitende Partijen een voorstel te doen tot wijziging van de hoogte van de verwijderingsbijdrage dan wel tot een eventueel noodzakelijke aanpassing van het aanwezige net van ontvangstinrichtingen, met inachtneming van de behoeften van de scheepvaart en de economische doelmatigheid van de afvalverwijdering. Het kan op elk moment op voorstel van het secretariaat of indien de vertegenwoordigers van twee nationale instituten daarom verzoeken, bijeenkomen.
(2) Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan legt eenvormige procedures en modaliteiten voor de voorlopige en de jaarlijkse verevening vast.
(3) Alle financiële transacties met betrekking tot de verwijderingsbijdrage geschieden in euro.
Artikel 4.02
Voorlopige financiële verevening
Gewijzigd door besluit 2010-II-1
(1) De nationale instituten melden het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan per kwartaal, te weten op 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november:
a) de gedurende het kwartaal ingenomen en verwijderde hoeveelheden olie- en vethoudend afval;
b) de totale inname- en verwijderingskosten voor de onder a) aangegeven hoeveelheden;
c) de aan de vaartuigen die vallen onder de betaling van een verwijderingsbijdrage geleverde hoeveelheden gasolie;
d) de som van de geïnde verwijderingsbijdragen;
e) de financiële consequenties van de in artikel 6, eerste lid, vijfde zin, van het Verdrag bedoelde maatregelen.
De modaliteiten van deze procedure worden door het internationale verevenings- en coördinatieorgaan vastgesteld.
(2) Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt voor elk afgelopen kwartaal op grond van de ingevolge het eerste lid verstrekte cijfers en de vereveningsprocedure, bedoeld in artikel 4.04, de voorlopige bedragen van de kwartaalverevening vast en legt deze binnen een termijn van twee weken na ontvangst van alle in het eerste lid genoemde mededelingen aan de nationale instituten voor.
(3) De nationale instituten die in het kader van de kwartaalverevening een betaling moeten verrichten, zijn verplicht dit bedrag binnen vier weken na ontvangst van de betalingsvordering te voldoen aan de nationale instituten die recht hebben op de betaling.
Artikel 4.03
Jaarlijkse financiële verevening
Gewijzigd door besluit 2010-II-1
(1) De nationale instituten leggen hun jaarrekening met betrekking tot het voorafgaande jaar, uiterlijk op 15 oktober van het lopende jaar aan het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan voor. Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt op zijn gewone vergadering de financiële verevening voor het voorafgaande jaar vast.
(2) De nationale instituten zijn verplicht de vereveningsbetalingen op grond van de definitieve financiële verevening voor het voorafgaande jaar overeenkomstig artikel 4.02, derde lid, te verrichten.
Artikel 4.04
Procedure van financiële verevening
(1) De financiële verevening ingevolge de artikelen 4.02 en 4.03 wordt voor elk nationale instituut als volgt berekend:
Zn
Cn = . Σ Xn - Xn
Σ Zn
waarbij verstaan moet worden onder:
Cn vereveningsbedrag voor een nationaal instituut N;
positief: het instituut heeft recht op een vereveningsbetaling;
negatief: het instituut is verplicht tot het doen van een vereveningsbetaling:
Xn door een nationaal instituut N geïnde verwijderingsbijdragen ingevolge artikel 4.02, eerste lid;
Zn daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van een nationaal instituut N ingevolge artikel 4.02, eerste lid;
Σ Xn som van de door alle nationale instituten geïnde verwijderingsbijdragen;
Σ Zn som van de daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van alle nationale instituten.
(2) Vereveningsbedragen Cn die lager zijn dan een bepaald minimumpercentage van de door een nationaal instituut N geïnde verwijderingsbijdragen, worden niet verevend. Het minimumpercentage wordt door het internationale verevenings- en coördinatieorgaan vastgesteld.
DEEL B
VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN AFVAL VAN DE LADING
HOOFDSTUK V ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 5.01 Begripsbepalingen Gewijzigd door besluit 2016-I-5
In dit deel wordt verstaan onder:
a) "eenheidstransporten": transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar dezelfde lading of andere lading, waarvan het transport geen voorafgaand reiniging van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd;
aa) "verenigbare transporten": transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar een lading, waarvan het transport geen voorafgaand wassen van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd.
b) "restlading": vloeibare lading die na het lossen, zonder gebruikmaking van een nalenssysteem in de ladingtank en in het leidingsysteem achterblijft, alsmede droge lading die na het lossen zonder gebruikmaking van bezems, veegmachines of vacuümreinigers in het laadruim achterblijft;
c) "ladingrestanten": vloeibare lading die niet door het nalenssysteem uit de ladingtank en het leidingsysteem verwijderd kan worden, alsmede droge lading die niet door gebruikmaking van veegmachines, bezems of vacuümreinigers uit het laadruim verwijderd kan worden;
d) "nalenssysteem": systeem voor het zo volledig mogelijk legen van de ladingtanks en het leidingsysteem, overeenkomstig Aanhangsel II, waarbij slechts de niet lensbare ladingrestanten achterblijven;
e) "overslagresten": lading die bij de overslag buiten het laadruim op het schip terechtkomt;
f) "bezemschoon laadruim": laadruim waaruit de restlading is verwijderd met behulp van reinigingsapparaten, zoals bezems en veegmachines, doch zonder gebruikmaking van zuigende of spoelende apparaten, en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;
g) "nagelensde ladingtank": ladingtank waaruit de restlading met behulp van een nalenssysteem is verwijderd en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;
h) "vacuümschoon laadruim": laadruim waaruit de restlading door middel van afzuiging is verwijderd en waarin zich beduidend minder ladingrestanten bevinden dan in een bezemschoon laadruim;
i) "nalossen": het verwijderen van restlading uit de laadruimen, ladingtanks en leidingsystemen met behulp van daartoe geschikte middelen (bijv. bezems, veegmachines, afzuiging, nalenssysteem), waardoor de losstandaard:
"bezemschoon laadruim" of "vacuümschoon laadruim" of "nagelensde ladingtank"
wordt verkregen, alsmede het verwijderen van overslagresten en verpakkings- en stuwmateriaal;
j) "wassen": het verwijderen van ladingrestanten uit een bezemschoon of een vacuümschoon laadruim dan wel uit een nagelensde ladingtank door middel van gebruik van stoom of water;
k) "wasschoon laadruim of wasschone ladingtank": een laadruim dat of een ladingtank die na het wassen in beginsel voor elke soort lading geschikt is;
l) "waswater": water dat gebruikt is bij het wassen van een bezemschoon of vacuümschoon laadruim dan wel een nagelensde ladingtank. Hiertoe wordt eveneens gerekend het ballastwater en regenwater dat uit deze laadruimen of ladingtanks komt.
Artikel 5.02
Verplichting van de Verdragsluitende Staten
De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe om binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit Verdrag de infrastructurele en andere voorzieningen voor de afgifte en inname van restlading, overslagresten, ladingrestanten en waswater tot stand te brengen dan wel te laten brengen.
Artikel 5.03
Zeeschepen
Dit Deel B geldt niet voor het laden en lossen van zeeschepen in zeehavens aan zeetoegangswegen.
HOOFDSTUK VI VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER
Artikel 6.01
Verbod tot inbrengen en lozen
(1) Het is verboden vanaf schepen delen van de lading, alsmede afval van de lading in de vaarweg te brengen dan wel te lozen.
(2) Van het in het eerste lid bedoelde verbod is uitgezonderd waswater met ladingrestanten van stoffen, ten aanzien waarvan in Aanhangsel III uitdrukkelijk is bepaald dat zij mogen worden geloosd, indien de bepalingen van dit aanhangsel in acht zijn genomen.
(3) Indien stoffen ten aanzien waarvan in Aanhangsel III uitsluitend een afgifte ter bijzondere behandeling voorgeschreven is, vrijkomen of dreigen vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval alsmede de hoeveelheid en de aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
(4) De bevoegde nationale autoriteit beoordeelt de geoorloofdheid van de lozing of inbrenging van afval van de lading van stoffen die niet zijn vermeld in de Stoffenlijst opgenomen in Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling en stelt een voorlopige lozingsstandaard vast.
De Conferentie der Verdragsluitende Partijen toetst dit voorstel en gaat eventueel over tot uitbreiding van de Stoffenlijst.
Artikel 6.02
Overgangsbepalingen
(1) Gedurende een overgangstermijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag geldt
a) indien het droge lading betreft:
- in plaats van de in Aanhangsel III vereiste losstandaard "vacuümschoon" is de losstandaard "bezemschoon" toegestaan;
- waswater dat overeenkomstig Aanhangsel III in de riolering gebracht moet worden, mag in de vaarweg geloosd worden, indien voldaan is aan de losstandaard "bezemschoon";
b) indien het vloeibare lading betreft:
Het nalenzen van ladingtanks ingevolge artikel 7.04 is niet vereist, doch beschikbare systemen moeten zoveel mogelijk worden gebruikt, ook wanneer deze systemen nog niet voldoen aan het bepaalde in Aanhangsel II.
(2) Indien is voldaan aan de voorwaarden voor het naleven van de losstandaard "vacuümschoon", voor de afgifte van waswater aan ontvangstinrichtingen dan wel voor het nalenzen van tankschepen, kan de bevoegde nationale autoriteit voor haar bevoegdheidsgebied dan wel delen van haar bevoegdheidsgebied reeds voor het einde van de overgangstermijn voorschrijven dat de bepalingen van Aanhangsel III voor de desbetreffende goederensoorten onverkort worden toegepast. Zij stelt de Conferentie der Verdragsluitende Partijen hiervan vooraf op de hoogte.
Artikel 6.03
Losverklaring
Gewijzigd door besluit CDNI 2012-I-2
(1) Ieder schip dat binnen het toepassingsgebied van dit Verdrag is gelost, moet een geldige losverklaring aan boord hebben overeenkomstig het in Aanhangsel IV opgenomen model.
Deze losverklaring moet ten minste zes maanden na afgifte aan boord worden bewaard.
Bij schepen zonder vaste bemanning mag de losverklaring ook op een andere plaats dan aan boord door de vervoerder worden bewaard.
(2) Bij het nalossen alsmede bij de afgifte en inname van afval van de lading moeten de losstandaarden en de afgifte- en innamevoorschriften overeenkomstig Aanhangsel III in acht worden genomen.
(3) Het schip mag na het laden de reis pas voortzetten, nadat de schipper zich ervan overtuigd heeft dat de overslagresten zijn verwijderd.
(4) Het schip mag na het lossen de reis pas voortzetten, nadat de schipper in de losverklaring heeft bevestigd dat restlading alsmede overslagresten zijn overgenomen.
(5) Het vierde lid is niet van toepassing op schepen die eenheidstransporten uitvoeren.
(6) Indien laadruimen of ladingtanks gewassen worden en indien het waswater ingevolge de losstandaarden en de afgifte- en innamevoorschriften ingevolge Xxxxxxxxxx XXX niet in het water mag worden geloosd, mag het schip de reis pas voortzetten nadat de schipper in de losverklaring heeft bevestigd dat dit waswater overgenomen is dan wel dat hem een ontvangstinrichting is aangewezen.
(7) Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op schepen die, gezien hun type en bouwwijze, geschikt zijn en gebruikt worden voor:
a) het vervoer van containers,
b) het vervoer van verrijdbare lading (Ro-Ro), stukgoed, bijzonder- of zwaar transport, of grote apparaten,
c) de levering van brandstoffen, drinkwater en boordvoorraden aan zee- en binnenschepen (bevoorradingsschepen),
d) de verzameling van olie- en vethoudend afval van zee- en binnenschepen,
e) het vervoer van vloeibare gassen (ADN, type G),
f) het vervoer van zwavel in vloeibare toestand (bij 180°C), cementpoeder, vliegas, en daarmee vergelijkbare goederen die als stortgoed of als verpompbare lading worden vervoerd en waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem voor het laden, lossen en opslaan aan boord dat uitsluitend voor de betreffende goederensoort geëigend is;
g) het vervoer van zand, grint of baggerspecie vanaf de baggerput of winlocatie naar een loslocatie, voor zover het betreffende schip uitsluitend gebouwd en ingericht is voor dit vervoer,
en voor zover het betreffende schip de genoemde goederen of ladingen ook daadwerkelijk uitsluitend vervoert of als laatste lading heeft vervoerd.
Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer het schip meerdere soorten lading tegelijkertijd vervoert.
In individuele gevallen kan de bevoegde autoriteit in vergelijkbare omstandigheden een schip in het kader van het uitvoeren van specifiek vervoer ontheffen van de toepassing van het eerste en het vierde lid. Het bewijs van deze ontheffing dient aan boord aanwezig te zijn.
(8) Het eerste en het vierde lid zijn eveneens niet van toepassing in het geval van een lossing van de lading in een zeeschip. De schipper dient de hier bedoelde lossing te kunnen staven met desbetreffende vervoersdocumenten en moet deze op verzoek aan toezichthoudende autoriteiten tonen.
HOOFDSTUK VII
VERPLICHTINGEN VAN DE VERVOERDER, DE VERLADER, DE LADINGONTVANGER EN DE EXPLOITANT VAN DE OVERSLAGINSTALLATIE
Artikel 7.01
Bevestiging van de inname
(1) De ladingontvanger geeft ten aanzien van het schip in de losverklaring bedoeld in artikel 6.03, de bevestiging inzake het lossen, het nalossen en, voor zover hij daartoe verplicht is, het wassen van de laadruimen of ladingtanks, alsmede de inname van afval van de lading dan wel eventueel de toewijzing van een ontvangstinrichting.
(2) Voor zover de ladingontvanger het waswater, dat niet in de vaarweg geloosd mag worden, niet zelf aanneemt, bevestigt de exploitant van de ontvangstinrichting het schip de inname van het waswater.
Artikel 7.02
Beschikbaarstelling van het schip
Gewijzigd door besluit 2015-II-3
(1) De vervoerder stelt de verlader het schip met een zodanige losstandaard ter beschikking dat de lading onbelemmerd vervoerd en afgeleverd kan worden. Dat is in de regel het geval met een losstandaard "laadruim bezemschoon" of "nagelensde ladingtank" en wanneer het schip vrij van overslagresten is.
(2) Een hogere losstandaard of het wassen kan vooraf schriftelijk worden overeengekomen. Een kopie van deze overeenkomst moet ten minste tot de losverklaring is ingevuld na het lossen en het reinigen van het schip aan boord van het schip bewaard worden.
(3) Bij aanvang van het laden wordt het schip geacht door de vervoerder ter beschikking te zijn gesteld in de toestand welke overeenkomt met de eisen van het eerste of tweede lid.
Artikel 7.03
Laden en lossen
(1) Tot het laden en lossen van een schip behoren ook de maatregelen tot nalossen en wassen, die ingevolge dit Deel B zijn vereist. De restlading behoort zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.
(2) Bij het laden draagt de verlader er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de verlader na het laden zorg voor de verwijdering van deze overslagresten, tenzij iets anders is overeengekomen.
(3) Bij het lossen draagt de ladingontvanger er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de ladingontvanger zorg voor de verwijdering. Overslagresten behoren zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.
Artikel 7.042
Oplevering van het schip
Gewijzigd door besluit 2016-I-5
(1) Bij droge lading dient de ladingontvanger ervoor te zorgen dat na het lossen, overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften bedoeld in Aanhangsel III, het laadruim bezemschoon dan wel vacuümschoon ter beschikking wordt gesteld. Hij is verplicht aanwezige restlading alsmede overslagresten van het geloste schip in ontvangst te nemen.
Bij vloeibare lading dient de verlader ervoor te zorgen dat na het lossen de ladingtank nagelensd ter beschikking wordt gesteld. Het lossen met inbegrip van het nalossen met behulp van een nalenssysteem wordt door de schipper uitgevoerd, tenzij in de vervoersovereenkomst iets anders is overeengekomen. De leiding voor de inname van restlading dient van een aansluiting overeenkomstig model 1 van Aanhangsel II te zijn voorzien. Bij gebruik van het nalenssysteem aan boord van het schip mag vóór het moment van nalenzen de tegendruk in het buizenstelsel van de ladingontvanger 3 bar niet overschrijden. De exploitant van de overslaginstallatie is verplicht de restlading in ontvangst te nemen.
(2) Bij droge lading is de ladingontvanger, bij vloeibare lading is de verlader verplicht voor een wasschoon laadruim respectievelijk wasschone ladingtank te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet met het waswater in het water geloosd mogen worden.
Voorts moeten de verantwoordelijke personen krachtens de eerste zin voor een wasschoon laadruim respectievelijk wasschone ladingtank zorgen wanneer dit laadruim of deze ladingtank vóór de belading krachtens een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7.02, tweede lid, gewassen was.
(3) a) Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die eenheidstransporten uitvoeren. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen.
b) Het tweede lid is niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die verenigbare transporten uitvoeren. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen. In dit geval moet in de losverklaring het vakje 6 b) worden aangekruist. Het bewijs dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.
c) Indien op het ogenblik van het lossen de vervolglading niet bekend is, maar verwacht wordt dat die verenigbaar zal zijn, kan de toepassing van het tweede lid worden uitgesteld. De verlader (bij vloeibare lading) of de ladingontvanger (bij droge lading) dient ten voorlopige titel een ontvangstinrichting voor waswater aan te wijzen, die in de losverklaring aangegeven dient te worden. Bovendien moet in de losverklaring het vakje 6 c) worden aangekruist. De vermelding van de hoeveelheid onder nummer 9 vervalt.
Indien aantoonbaar vaststaat, alvorens de in de losverklaring aangegeven ontvangstinstallatie wordt aangelopen door de vervoerder, dat de vervolglading verenigbaar is, moet dit in de losverklaring in vak 13 worden vermeld. In dit geval hoeft niet gewassen te worden. In alle anderen gevallen zijn de bepalingen voor het wassen onverkort van toepassing.
Het bewijs van de verenigbare vervolglading dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.
2 Zie Besluit CDNI 2016-I-4
(4) Indien de ladingontvanger of de verlader het schip na de overeengekomen lostijd of de overeengekomen ligdagen niet overeenkomstig de bepalingen van dit artikel alsmede van artikel 7.03 aflevert, kan de vervoerder het schip in de voorgeschreven toestand brengen dan wel laten brengen. De kosten hiervoor, met inbegrip van de daardoor ontstane liggelden, voor zover deze niet op een toerekenbare tekortkoming van de vervoerder terug te voeren zijn, komen ten laste van de ladingontvanger of de verlader.
Artikel 7.05
Ladingrestanten en waswater
(1) Bij droge lading is de ladingontvanger verplicht het waswater in ontvangst te nemen dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, is ontstaan, dan wel na overleg met de vervoerder de schipper een ontvangstinrichting toe te wijzen.
(2) Bij vloeibare lading is de verlader verplicht de vervoerder in de vervoersovereenkomst een ontvangstinrichting toe te wijzen voor het waswater, dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, ontstaat.
(3) Deze ontvangstinrichting behoort zich in de nabijheid van de overslaginstallatie of langs de weg naar de volgende door het schip aan te lopen overslaginstallatie te bevinden.
Artikel 7.06
Kosten
(1) Bij droge lading draagt de ladingontvanger de kosten van het nalossen en het wassen van het laadruim ingevolge artikel 7.04 en de kosten van xxxxxx van waswater ingevolge artikel 7.05, eerste lid, met inbegrip van de daardoor ontstane kosten voor wachttijden en omwegen. Dat geldt ook voor regenwater dat in de laadruimen is geraakt nadat met het laden is begonnen doch voordat het lossen overeenkomstig artikel 7.03, eerste lid, is beëindigd, indien niet was overeengekomen dat het vervoer afgedekt zou plaatsvinden.
Bij eenheidstransporten voor dezelfde verlader neemt deze op eigen kosten vóór het beladen het regenwater in ontvangst, dat na beëindiging van de voorafgaande lossing in het laadruim terecht is gekomen.
(2) Bij vloeibare lading draagt de verlader de kosten van het nalossen en van het wassen van de ladingtanks overeenkomstig artikel 7.04, en de kosten van de inname van waswater ingevolge artikel 7.05, tweede lid, met inbegrip van de eventueel daardoor ontstane kosten voor wachttijden en omwegen.
(3) De kosten van afgifte van waswater uit laadruimen en ladingtanks die niet met de voorgeschreven losstandaarden overeenstemmen, komen ten laste van de vervoerder.
Artikel 7.07
Overeenkomst tussen de verlader en de ladingontvanger.
Verlader en ladingontvanger kunnen onderling ook een verdeling van hun verplichtingen overeenkomen, die afwijkt van de in deze bijlage beschreven verdeling van verplichtingen, zonder dat dit gevolgen mag hebben voor de vervoerder.
Artikel 7.08
Overgang van rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger op de exploitant van de overslaginstallatie
Indien de verlader of de ladingontvanger bij het laden of het lossen van het schip gebruik maakt van een overslaginstallatie, gaan de rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger, zoals neergelegd in de artikelen 7.01, eerste lid, alsmede 7.03, 7.04 en 7.05, over op de exploitant van de overslaginstallatie. Met betrekking tot de kosten bedoeld in artikel 7.06 geldt dit slechts voor de verwijdering en inname van de overslagresten.
Artikel 7.09
Vervoersdocumenten
De verlader vermeldt in de vervoersovereenkomst en in de vervoersdocumenten de naam en het vier-cijferige nummer volgens Aanhangsel III van elke goederensoort die hij voor vervoer heeft aangeboden.
DEEL C
VERZAMELING, AFGIFTE EN INNAME VAN OVERIG SCHEEPSBEDRIJFSAFVAL
HOOFDSTUK VIII ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 8.01
Begripsbepalingen
In dit deel wordt verstaan onder:
a) "huishoudelijk afvalwater": afvalwater uit keukens, eetruimten, wasruimten en bijkeukens, alsmede toiletwater;
b) "huisvuil": organisch en anorganisch afval afkomstig uit het huishouden en van restaurants, echter zonder bestanddelen van het overig gedefinieerde scheepsbedrijfsafval;
c) "zuiveringsslib": restanten, die bij gebruik van een zuiveringsinstallatie aan boord van het schip ontstaan;
d) "slops": verpompbaar of niet verpompbaar mengsel bestaande uit ladingrestanten met waswaterrestanten, roest of slib;
e) "klein gevaarlijk afval": scheepsbedrijfsafval, met uitzondering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en de in de onderdelen a tot en met d genoemde afvalsoorten;
f) "hotelschip": een passagiersschip met hutten voor de overnachting van passagiers.
Artikel 8.02
Verplichtingen van de Verdragsluitende Staten
(1) De Verdragsluitende Staten zijn verplicht ontvangstinrichtingen voor huisvuil ter beschikking te stellen of ter beschikking te laten stellen:
a) bij de overslaginstallaties of in havens,
b) aan de aanlegplaatsen voor passagiersschepen voor de daar aanleggende passagiersschepen,
c) bij bepaalde ligplaatsen en sluizen voor de doorgaande scheepvaart.
(2) De Verdragsluitende Staten zijn verplicht, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, voor slops en klein gevaarlijk afval ontvangstinrichtingen in havens in te richten of te laten inrichten.
(3) De Verdragsluitende Staten verplichten zich overeenkomstig de voorschriften van artikel 4, eerste lid, van dit Verdrag vóór de in artikel 9.01, derde lid, genoemde tijdstippen ontvangstinrichtingen voor huishoudelijk afvalwater in te richten of te laten inrichten bij bepaalde als vaste of voor overnachting dienende ligplaatsen van:
a) hotelschepen met meer dan 50 slaapplaatsen,
b) passagiersschepen die toegelaten zijn voor het vervoer van meer dan 50 passagiers.
HOOFDSTUK IX VERPLICHTINGEN VAN DE SCHIPPER
Artikel 9.01
Verbod tot inbrengen en lozen
(1) Het is verboden huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.
(2) Indien het in het eerste lid genoemde afval vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval alsmede de hoeveelheid en de aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
(3) De lozing van huishoudelijk afvalwater is verboden:
a) voor hotelschepen met meer dan 50 slaapplaatsen, met ingang van 1 januari 2005;
b) voor andere passagiersschepen, die toegelaten zijn voor het vervoer van meer dan 50 passagiers, met ingang van 1 januari 2010.
Voor het overige is de lozing van huishoudelijk afvalwater in het water toegestaan.
(4) Het in het derde lid genoemde verbod geldt niet voor passagiersschepen die beschikken over toegelaten zuiveringsinstallaties, welke voldoen aan de grens- en controlewaarden zoals opgenomen in Aanhangsel V.
(5) Het in het derde lid genoemde verbod geldt niet voor zeeschepen in zeehavens aan zeetoegangswegen die moeten voldoen aan de bepalingen van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen (Marpol).
Artikel 9.023
Afwijkingen van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater
De Verdragsluitende Staten kunnen voor schepen als bedoeld in artikel 9.01, derde lid, voor welke de nakoming van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater praktisch moeilijk uitvoerbaar is of onredelijk hoge kosten met zich meebrengt, een passend regime voor uitzonderingsmogelijkheden overeenkomen en de voorwaarden vastleggen waaronder deze uitzonderingen als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt.
3 Zie Besluit 2013-II-5
Artikel 9.03
Verzameling en behandeling aan boord, afgifte aan ontvangstinrichtingen
Gewijzigd door besluit 2013-II-6
(1) De schipper dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden wordt verzameld en afgegeven. Huisvuil dient, indien mogelijk, gescheiden naar de categorieën papier, glas, overige her te gebruiken stoffen en overig afval te worden afgegeven.
(2) Het is verboden het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval aan boord te verbranden.
(3) De exploitanten van passagiersschepen die over boordzuiveringsinstallaties beschikken welke voldoen aan Aanhangsel V, dienen zelf op passende wijze te zorgen voor de correcte afgifte van het zuiveringsslib tegen ontvangstbewijs volgens de nationale voorschriften.
(4) De schipper van een passagiersschip dat krachtens artikel 9.01, derde lid, onder het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater valt, dient zeker te stellen dat het huishoudelijk afvalwater op een passende wijze aan boord van het schip wordt verzameld en overeenkomstig artikel 8.02 derde lid, bij een installatie of inzamelstation wordt afgegeven, voor zover het passagiersschip niet over een zuiveringsinstallatie overeenkomstig artikel 9.01, vierde lid, beschikt.
HOOFDSTUK X
VERPLICHTINGEN VAN DE EXPLOITANT VAN DE ONTVANGSTINRICHTING
Artikel 10.01
Inname door de ontvangstinrichtingen
(1) De exploitant van de ontvangstinrichting dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden afgegeven kan worden.
(2) De exploitant van de ontvangstinrichting geeft de schipper overeenkomstig de nationale voorschriften een verklaring inzake de afgifte van slops.
AANHANGSELS
AANHANGSEL I
behorende bij de Uitvoeringsregeling
Model voor het olie-afgifteboekje
OLIE-AFGIFTEBOEKJE
Bladzijde 1
volgnummer: ...............................
............................................. ................................................................................................................
Aard van het schip Naam van het schip
Officieel scheepsnummer
of metingsmerk ................................................................................................................
Plaats van afgifte ................................................................................................................
Datum van afgifte ................................................................................................................
Dit boekje telt bladzijden.
Stempel en ondertekening van de autoriteit die het boekje heeft afgegeven.
.......................................................................
Afgifte van het olie-afgifteboekje
Het eerste olie-afgifteboekje, daartoe op bladzijde 1 voorzien van het volgnummer 1, wordt slechts afgegeven door de autoriteit die het scheepsattest heeft afgegeven. Deze autoriteit vult tevens de gegevens op bladzijde 1 in.
Alle volgende olie-afgifteboekjes worden door een plaatselijke bevoegde autoriteit uitgegeven nadat deze daarop het aansluitende volgnummer heeft aangebracht. Ieder volgend olie-afgifteboekje mag echter slechts na overlegging van het vorige boekje worden afgegeven. Het vorige boekje wordt, nadat het op onuitwisbare wijze is voorzien van een aanduiding "ongeldig", aan de schipper teruggegeven. Het moet na de laatste vermelding van een afgifte gedurende zes maanden aan boord worden bewaard.
Bladzijde 2 en volgende
1. Geaccepteerde olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafvalstoffen:
1.1. Afgewerkte olie l
1.2. Bilgewater van:
machinekamer achter: l
machinekamer voor: l
andere ruimten: l
1.3. Overige olie- of vethoudende afvalstoffen:
Gebruikte poetslappen: kg
Afgewerkt vet: kg
Gebruikte filters: stuk
Verpakkingen: stuk
2. Opmerkingen:
2.1. Niet geaccepteerd afval: ..................
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
2.2. Overige opmerkingen:
.....................................................................................................................
.....................................................................................................................
Plaats: .................... Datum: .......................
Ondertekening en stempel van de ontvangstinrichting
Aanhangsel II
behorende bij de Uitvoeringsregeling
(artikel 5.01, onderdeel d)
Eisen aan het nalenssysteem
(1) Het nalenssysteem moet vast op het schip geïnstalleerd zijn.
(2) De walaansluiting van de laad- en losleiding, waarmee geladen of gelost wordt, moet voorzien zijn van een inrichting voor de afgifte van restlading overeenkomstig model 1.
(3) Het nalenssysteem moet voor de ingebruikname met water als beproevingsmiddel door een door de bevoegde autoriteiten toegelaten onderzoeksbureau worden beproefd. Beproeving en vaststelling van de resthoeveelheden moeten geschieden overeenkomstig model 2. Wordt het systeem later omgebouwd dan dient voor de hernieuwde ingebruikname dezelfde beproeving uitgevoerd te worden.
De volgende resthoeveelheden mogen niet worden overschreden:
i) bij dubbelwandige schepen:
a) 5 liter gemiddeld per ladingtank;
b) 15 liter per pijpleidingsysteem;
ii) bij enkelwandige schepen:
a) 20 liter gemiddeld per ladingtank;
b) 15 liter per leidingsysteem.
De als uitkomst van de beproeving van het nalenssysteem vastgestelde resthoeveelheden moeten in het bewijs overeenkomstig model 3 worden vermeld. Dit bewijs moet aan boord van het schip worden meegevoerd.
Aanhangsel II
Model 1
Inrichting voor de afgifte van resthoeveelheden Gewijzigd door besluit 2011-I-4
Koppeling voor de afgifte van resthoeveelheden. Koppeling conform de normen:
- EN 14 420-6 DN 50 (mannelijke aansluiting) of
- EN 14 420-7 DN 50 (mannelijke aansluiting).
Alternatieve koppelingen die aan hogere of gelijkwaardige eisen voldoen mogen worden toegepast.
Aanhangsel II
Model 2
Beproeving van het nalenssysteem
(1) Voor de aanvang van de beproeving moeten de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen schoon zijn. De ladingtanks moeten zonder risico betreden kunnen worden.
(2) Tijdens de beproeving mogen slagzij en trim van het schip niet boven de normale operationele waarden liggen.
(3) Tijdens de beproeving moet een tegendruk worden gegarandeerd van ten minste 300 kPa (3 bar) ter plaatse van de inrichting voor de afgifte aan de losleiding.
(4) De beproeving moet inhouden:
a) het met water vullen van de ladingtank totdat de zuigmond in de ladingtank onder water staat;
b) het leeg pompen en het met behulp van het nalenssysteem ledigen van de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen;
c) het op de volgende plaatsen verzamelen van waterrestanten:
- in de nabijheid van de zuigmond;
- op de bodem van de ladingtank waarop water is achtergebleven;
- op het laagste punt van de lospomp;
- op alle laagste punten van de bijbehorende pijpleidingen tot aan de inrichting voor de afgifte.
(5) De hoeveelheid, overeenkomstig punt 4, onder c, verzameld water moet nauwkeurig worden vastgesteld en in de verklaring van de beproeving van het nalenssysteem overeenkomstig model 3 worden vermeld.
(6) De bevoegde autoriteit of het erkende classificatiebureau moet alle voor de beproeving vereiste operationele handelingen in de verklaring van de beproeving vastleggen.
Deze verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
- trim van het schip tijdens de beproeving;
- slagzij van het schip tijdens de beproeving;
- volgorde waarin de ladingtanks gelost werden;
- tegendruk aan de inrichting voor de afgifte;
- resthoeveelheid per ladingtank;
- resthoeveelheid per pijpleidingsysteem;
- duur van het nalenzen;
- ingevuld ladingtankplan.
Aanhangsel II
Model 3
Verklaring inzake de beproeving van het nalenssysteem
Toegelaten / Naam: .........................................................................................
onderzoeksbureau
Adres: .........................................................................................
.........................................................................................
1. Naam van het schip : .........................................................................................
2. Officieel scheepsnummer of
metingsmerk : .........................................................................................
3. Tankschip van het type : .........................................................................................
4. Certificaat van Goedkeuring nr. : .........................................................................................
5. Datum van de beproeving : .........................................................................................
6. Plaats van de beproeving : .........................................................................................
7. Aantal ladingtanks : .........................................................................................
8. Tijdens de beproeving zijn de volgende resthoeveelheden gemeten: Ladingtank 1: .......... liter Ladingtank 2: liter
Ladingtank 3: .......... liter Ladingtank 4: liter
Ladingtank 5: .......... liter Ladingtank 6: liter
Ladingtank 7: .......... liter Ladingtank 8: liter
Ladingtank 9: .......... liter Ladingtank 10 liter
Ladingtank 11: .......... liter Ladingtank 12 liter
Gemiddelde per ladingtank liter
Pijpleidingsysteem 1: liter
Pijpleidingsysteem 2: liter
9. Tijdens de beproeving was de tegendruk aan de inrichting voor de afgifte: kPa
10. De ladingtanks werden in de volgende volgorde gelost:
Ladingtank....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank....., Ladingtank ,
Ladingtank....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank....., Xxxxxxxxxx....., Ladingtank....., Ladingtank ,
11. De trim van het schip tijdens de beproeving was m,
en de slagzij was m naar stuurboord/bakboord.
12. Het totale nalenzen duurde uur.
Stempel
............................... ....................................................................................................
(datum) (naam en handtekening van xxxxxx die het onderzoek heeft verricht)
Aanhangsel III
behorende bij de Uitvoeringsregeling
Losstandaarden en afgifte-/innamevoorschriften
met betrekking tot het geoorloofd lozen van
waswater, regen- en ballastwater met ladingrestanten
Losstandaarden en afgifte-/innamevoorschriften met betrekking tot het geoorloofd lozen van waswater, regen- en ballastwater met ladingrestanten
Vervangen door besluit 2009-II-2; gewijzigd door besluit 2011-I-5
Inleidende opmerking
Voor het lozen van waswater, regenwater of ballastwater met ladingrestanten uit laadruimen of ladingtanks die voldoen aan de gedefinieerde losstandaarden in artikel 5.01 van Deel B van de Uitvoeringsregeling, worden in de volgende tabel, afhankelijk van de soort lading en de losstandaard van de laadruimen en ladingtanks, de afgifte-/innamevoorschriften aangegeven. De kolommen in de tabel hebben de volgende betekenis:
1. Xxxxx 0: vermeldt het goederennummer volgens NSTR (goederennaamlijst voor de vervoersstatistiek).
2. Xxxxx 0: Aard van de goederen, omschrijving volgens XXXX.
0. Xxxxx 0: Lozing van waswater, regenwater of ballastwater in het water toegestaan, mits voor het wassen is voldaan aan de voorgeschreven losstandaard, te weten
A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks of
B: vacuümschoon in de laadruimen.
4. Xxxxx 0: Afgifte van waswater, regenwater of ballastwater ter lozing op de riolering door middel van de daartoe bestemde aansluitingen, mits voor het wassen is voldaan aan de per geval voorgeschreven losstandaard, te weten
A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks of
B: vacuümschoon in de laadruimen.
5. Xxxxx 0: Afgifte van waswater, regenwater of ballastwater aan ontvangstinrichtingen voor bijzondere behandeling S. De behandelwijze hangt af van de aard van de soort lading, bijv. over de opgeslagen lading spuiten, afvoeren naar een zuiveringsinstallatie, verwerking in een installatie voor afvalwater.
6. Xxxxx 0: Verwijzingen naar opmerkingen in de voetnoten.
Verdere aanwijzingen voor de toepassing van de tabel.
a) Indien de laadruimen of ladingtanks niet voldoen aan de voorgeschreven losstandaard A of B, is afgifte voor bijzondere behandeling S verplicht.
b) Betreft het ladingrestanten van verschillende goederen dan is het goed met het strengste afgifte-/innamevoorschrift in de tabel voor de verwijdering bepalend.
c) Bij vervoer van stukgoed zoals bijv. voertuigen, containers, grootverpakkingsmateriaal, verpakte goederen, goederen op pallets, wordt het afgifte-/innamevoorschrift bepaald door de hierin aanwezige losse of vloeibare goederen die als gevolg van beschadigingen of lekkages zijn vrijgekomen.
d) Regenwater en ballastwater uit wasschone laadruimen en ladingtanks mag in het water geloosd worden.
e) Waswater van bezemschone gangboorden en van andere licht vervuilde oppervlakken bijv. luiken, dekken etc. mag in het water geloosd worden.
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
ummer inggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |
N lad | lozen op het riool | bijz. behandeling | |||
0 | LAND- EN BOSBOUWPRODUCTEN EN SOORTGELIJKE PRODUCTEN (inclusief levende dieren) | ||||
00 | LEVENDE DIEREN | ||||
001 | Levende dieren (excl. vissen) | ||||
0010 | Levende dieren (excl. vissen) | A | - | ||
01 | GRANEN | ||||
011 | Tarwe | ||||
0110 | Tarwe | A | A | ||
012 | Gerst | ||||
0120 | Gerst | A | A | ||
013 | Rogge | ||||
0130 | Rogge | A | A | ||
014 | Haver | ||||
0140 | Haver | A | A | ||
015 | Maïs | ||||
0150 | Maïs | A | A | ||
016 | Rijst | ||||
0160 | Rijst | A | A | ||
019 | Overige granen | ||||
0190 | Boekweit, gierst, granen, niet nader gespecificeerd, granenmengsels | A | A | ||
02 | AARDAPPELEN | ||||
020 | Aardappelen | ||||
0200 | Aardappelen | A | A | ||
03 | VERS FRUIT, VERSE EN BEVROREN GROENTEN | ||||
031 | Citrusvruchten | ||||
0310 | Citrusvruchten | A | A | ||
035 | Overig vers fruit | ||||
0000 | Xxxxxxxx en fruit, vers | A | A | ||
039 | Verse en bevroren groenten | ||||
0390 | Groenten, vers of bevroren | A | A | ||
04 | TEXTIELGRONDSTOFFEN EN -AFVAL | ||||
041 | Wol en ander dierlijk haar | ||||
0410 | Wol en ander dierlijk haar | A | A | ||
042 | Katoen | ||||
0421 | Katoen, katoenvezels, watten | A | A | ||
0422 | Katoenafval, katoenpluis | A | A | ||
043 | Kunstmatige en synthetische textielvezels | ||||
0430 | Kunstmatige en synthetische textielvezels, bv. chemievezels, celwol | A | A | ||
045 | Andere plantaardige textielvezels, zijde | ||||
0451 | Vlas, hennep, jute, kokosvezels, sisal, ongesponnen vlas | A | A | ||
0452 | Afval van vezels | A | A | ||
0453 | Zijde | A | A | ||
0459 | Textielvezels, niet nader gespecificeerd | A | A | ||
Opmerkingen: |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||
049 | Lompen en afval van textiel | |||||
0490 | Lompen, poetskatoen, textielafval | A | A | |||
05 | HOUT EN KURK | |||||
051 | Papier- en ander vezelig hout | |||||
0511 | Vezelig hout, papierhout | A | A | |||
0000 | Xxxx voor destillatie | A | A | |||
052 | Mijnhout | |||||
0520 | Mijnhout | A | A | 1) | ||
055 | Ander rondhout | |||||
0550 | Rondhout, stamhout | A | A | 1) | ||
056 | Dwarsbalken en ander bewerkt hout (uitgezonderd mijnhout) | |||||
0560 | Balken, hout voor vloeren, voor parket, baddingen, planken, daksparren, masten, palen, stangen, kanthout, latten, parketplanken, bestekhout, dwarsbalken | A, B | A, B | 2) | ||
057 | Brandhout, houtskool, kurk, hout- en kurkafval | |||||
0571 | Brandhout, houtafval, verontreinigd afvalhout, houtspaanders, schaaldelen, houtsplinters | A, B | A, B | 2) | ||
0572 | Rijshout | A | A | |||
0573 | Houtskool, houtskoolbriketten | A | A | |||
0574 | Kurk, onbewerkt, kurkafval, kurkschorsafval | A | A | |||
06 | SUIKERBIETEN | |||||
060 | Suikerbieten | |||||
0600 | Suikerbieten | A | A | |||
09 | ANDERE PLANTAARDIGE, DIERLIJKE EN SOORTGELIJKE GRONDSTOFFEN | |||||
091 | Ruwe huiden en vellen | |||||
0911 | Huiden en vellen, ruw | - | A | S | ||
0912 | Lederafval, ledermeel | B | A | |||
092 | Natuurlijk en synthetisch rubber, ruw en geregenereerd | |||||
0921 | Gutta percha, ruw, rubber, natuurlijk of synthetisch, rubbermelk, latex | B | A | |||
0922 | Rubberregeneraat | B | A | |||
0923 | Rubberafval, rubberproducten, oud, versleten | B | A | |||
099 | Andere plantaardige en dierlijke grondstoffen, niet zijnde voedingsstoffen (uitgezonderd celstof en oud papier) | |||||
0991 | Plantaardige grondstoffen zoals bamboe, bast, alfagras, verfhout, hars, kopal, kussenvulling, schors voor het kleuren, voor het looien, zaaisel, zaden, zaadgoed, niet nader gespecificeerd, riet, zeewier | A | A | S | 3) | |
0992 | Dierlijke grondstoffen, bijv. bloedkoek, -meel, veren, beendermeel | B | A | |||
0993 | Afval van plantaardige en dierlijke grondstoffen | A, B | A | 13) | ||
Opmerkingen: 1) gegarandeerd onbehandeld 3) voor gebeitst zaad: S 2) voor onbehandeld hout: A 13) plantaardig: A voor behandeld (geïmpregneerd) hout: B dierlijk: B |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||
1 | ANDERE LEVENSMIDDELEN EN VOEDERMIDDELEN | |||||
11 | SUIKER | |||||
111 | Ongeraffineerde suiker | |||||
1110 | Ongeraffineerde suiker (rietsuiker, beetwortelsuiker) | B | A | |||
112 | Geraffineerde suiker | |||||
1120 | Suiker, geraffineerd, kandijsuiker | B | A | |||
113 | Melasse | |||||
1130 | Melasse | B | A | |||
12 | DRANKEN | |||||
121 | Wijn en most uit druiven | |||||
1210 | Wijn en most uit druiven | A | A | |||
122 | Bier | |||||
1220 | Bier | A | A | |||
125 | Overige alcoholische dranken | |||||
1250 | Alcoholische dranken zoals brandewijn, ongedenatureerd, vruchtenwijn, most, cider, spiritualiën | A | A | |||
128 | Non-alcoholische dranken | |||||
1281 | Non-alcoholische dranken, bijv. limonade, mineraalwater | A | A | |||
1282 | Water, natuurlijk, niet nader gespecificeerd | A | A | |||
13 | GENOTMIDDELEN EN BEREIDE VOEDINGSMIDDELEN, NIET NADER GESPECIFICEERD | |||||
131 | Koffie | |||||
1310 | Koffie | A | A | |||
132 | Cacao en cacaoproducten | |||||
1320 | Cacao en cacaoproducten | A | A | |||
133 | Thee en kruiden | |||||
1330 | Thee en kruiden | A | A | |||
134 | Ruwe tabak en tabaksproducten | |||||
0000 | Xxxx tabak, tabak, tabakswaren | A | A | |||
136 | Zoet-, suiker- en soortgelijke waren, honing | |||||
1360 | Dextrose, fructose, glucose, xxxxxxxxxx, siroop, druivensuiker, suikerwaren, honing, kunsthoning | A | A | |||
139 | Bereide voedingsmiddelen, niet nader gespecificeerd | |||||
1390 | Azijn, gist, koffievervangingsmiddel, mosterd, geconcentreerde soep, bereide voedingsmiddelen, niet nader gespecificeerd | A | A | |||
Opmerkingen : |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
dinggoed | Goederensoort | Lozing in de | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||
Nummer la | vaarweg | lozen op het riool | bijz. behandeling | |||
14 | VLEES, VIS, VLEES- EN VISWAREN, EIEREN, MELK EN MELKPRODUCTEN, SPIJSVETTEN | |||||
141 | Vlees, vers of bevroren | |||||
1410 | Vlees, vers of bevroren | A | A | |||
142 | Vis, schaal- en weekdieren, vers, bevroren, gedroogd, gezouten en gerookt | |||||
1420 | Vis, visproducten | A | A | |||
143 | Verse melk en room | |||||
1430 | Karnemelk, yoghurt, kefir, taptemelk, melkproducten, wei, room (slagroom) | A | A | |||
144 | Andere melkproducten | |||||
1441 | Boter, kaas, kaasbereidingen | A | A | |||
1442 | Melk, gecondenseerd | A | A | |||
1449 | Melkproducten, niet nader gespecificeerd | A | A | |||
145 | Margarine en andere spijsvetten | |||||
1450 | Margarine, spijsvetten, spijsoliën | - | A | |||
146 | Eieren | |||||
1460 | Eieren, eipulver | A | A | |||
147 | Vlees, gedroogd, gezouten, gerookt, vleesconserven en andere vleeswaren | |||||
1470 | Vleeswaren | A | A | |||
148 | Vis- en weekdierproducten van allerlei aard | |||||
1480 | Vismarinaden, -conserven, -salades, vis- en weekdierproducten, niet nader gespecificeerd | A | A | |||
16 | GRAAN-, FRUIT- EN GROENTEPRODUCTEN, HOP | |||||
161 | Meel, gries en grutten uit granen | |||||
1610 | Graanmeel, graanmeelmengsels, bruinmeel, gries, grutten, sojameel | B | A | |||
162 | Mout | |||||
1620 | Mout, moutextract | A | A | |||
163 | Andere graanproducten (incl. bakproducten) | |||||
1631 | Bakproducten, deegwaren van allerlei aard | A | A | |||
1632 | Graanvlokken, gerst, graanproducten, niet nader gespecificeerd | A | A | |||
164 | Gedroogd fruit, fruitconserven en andere fruitproducten | |||||
1640 | Fruit, gedroogd, fruitconserven, fruitsappen, confituren, marmelade, fruitproducten, niet nader gespecificeerd | A | A | |||
165 | Gedroogde peulvruchten | |||||
1650 | Peulvruchten, gedroogd | A | A | |||
Opmerkingen : |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
Lozing in | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer ladin | Goederensoort | de vaarweg | ||||
lozen op het riool | bijz. behandeling | |||||
166 | Gedroogde groenten, groenteconserven en andere groenteproducten | |||||
1661 | Groenten, gedroogd, groenteconserven, groentesappen | A | A | |||
1662 | Groenteproducten, niet nader gespecificeerd, zoals bijv. aardappelmeel, sago, tapiocameel | B | A | |||
167 | Hop | |||||
1670 | Hop | A | A | |||
17 | VOEDER | |||||
171 | Stro en hooi | |||||
1711 | Hooi, -haksel, stro, -haksel | A | A | |||
1712 | Grasmeel, klavermeel, luzernemeel, ook gepelletiseerd | B | A | |||
172 | Veekoeken en andere residuen van plantaardige oliën | |||||
1720 | Expeller, extractiemeel en -schroot, veekoeken, ook gepelletiseerd | A | - | |||
179 | Overig voeder incl. voedingsmiddelresten | |||||
1791 | Voeder, mineraal bijv. calciumfosfaat, dicalciumfosfaat (fosforiet), kalkmengsels | A | - | |||
1792 | Voeder, plantaardig bijv voedervruchten, voedermelasse, voederwortelen, graanvoedermeel, glutenfeed, aardappelpulp, aardappelsnippers, gluten, zemelen, maniokwortelen, ander afval en resten van de voedingsmiddelenindustrie, ook gepelletiseerd | A, B | - | S | 14) | |
1793 | Voeder, dierlijk, bijv. vismeel, garnalen, mosselschalen, ook gepelletiseerd | - | - | S | ||
1794 | Suikerbietensnippers, na extractie van suikers en droog, ook gepelletiseerd | A | - | S | ||
1795 | Voeder, plantaardig, overig afval en restanten van de levensmiddelenindustrie, ook gepelletiseerd | A, B | - | S | 14), 16) | |
1799 | Voeder, -toevoegingen, niet nader gespecificeerd, ook gepelletiseerd | - | - | S | ||
18 | OLIEZADEN, OLIEHOUDENDE VRUCHTEN, PLANTAARDIGE EN DIERLIJKE OLIEN EN VETTEN (uitgezonderd spijsvetten) | |||||
181 | Oliezaden en oliehoudende vruchten | |||||
1811 | Katoenzaad, aardnoten, kopra, palmpit, koolzaad, sojabonen, zonnebloemzaad, oliehoudende vruchten, -zaden, niet nader gespecificeerd | A | - | |||
1812 | Oliehoudende vruchten, -zaden voor gebruik als erkend zaadgoed | A | - | |||
1813 | Meel van oliehoudende vruchten | B | - | |||
182 | Plantaardige en dierlijke oliën en vetten (uitgezonderd spijsvetten) | |||||
1821 | Oliën en vetten plantaardig, bijv. aardnootolie, palmpitolie, sojaolie, zonnebloemolie, talg | - | A | |||
1822 | Oliën en vetten, dierlijk, bijv. van vissen en zeedieren, traan | - | A | |||
1823 | Industriële plantaardige en dierlijke oliën en vetten, bijv. vetzuren, vernis, oliezuren (oleïnen), palmitinezuur, stearine, - pek, -zuur | - | A | |||
Opmerkingen: 14) Meel: B 16) Afval: S |
ggoed
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||
2 | VASTE MINERALE BRANDSTOFFEN | |||||
21 | STEENKOOL EN STEENKOOLBRIKETTEN | |||||
211 | Steenkool | |||||
2110 | Antraciet, fijne mijnstoffen, vette steenkool, vlamkool, gaskool, magere kolen, steenkool, niet nader gespecificeerd | A | - | S | 4) | |
213 | Steenkoolbriketten | |||||
2130 | Antracietbriketten, steenkoolbriketten | A | - | S | 4) | |
22 | BRUINKOOL, BRUINKOOLBRIKETTEN EN TURF | |||||
221 | Bruinkool | |||||
2210 | Bruinkool, git | A | - | S | 4) | |
223 | Bruinkoolbriketten | |||||
2230 | Bruinkoolbriketten | A | - | S | 4) | |
224 | Turf | |||||
2240 | Turf voor verwarming, turf voor bemesting, turfbriketten, turfstro, turf, niet nader gespecificeerd | A | - | S | 4) | |
23 | COKES VAN STEENKOOL EN BRUINKOOL | |||||
231 | Cokes van steenkool | |||||
2310 | Cokes van steenkool, cokes voor gas, cokes voor de gieterij (carbon-cokes), cokesbriketten, smeulcokes | A | - | S | 4) | |
233 | Cokes van bruinkool | |||||
2330 | Cokes van bruinkool, bruinkoolcokesbriketten, bruinkoolsmeulcokes | A | - | S | 4) | |
Opmerkingen: 4) S: sproeien over opslag op de wal |
3 | AARDOLIE, MINERALE OLIE, - PRODUCTEN, GASSEN | ||||
31 | RUWE AARDOLIE, MINERALE OLIE | ||||
310 | Ruwe aardolie, minerale olie | ||||
3100 | Aardolie, ruw, minerale olie, ruw (ruwe nafta) | - | - | S | |
32 | BRANDSTOFFEN EN STOOKOLIE | ||||
321 | Benzine voor motoren en andere lichte oliën | ||||
3211 | Benzine, benzine- benzeenmengsel | - | - | S | |
3212 | Lichte minerale olie, nafta, motorbrandstof, niet nader gespecificeerd | - | - | S | |
323 | Petroleum, brandstof voor turbines | ||||
3231 | Petroleum, huisbrandpetroleum, lamppetroleum | - | - | S | |
3232 | Kerosine, brandstof voor turbines, brandstof voor straalmotoren, niet nader gespecificeerd | - | - | S | |
325 | Gasolie, dieselolie en lichte huisbrandolie | ||||
3251 | Dieselbrandstof, dieselolie, gasolie | - | - | S | |
3252 | Huisbrandolie, licht, extra licht | - | - | S | |
3253 | Vetzuurmethylester (FAME, Biodiesel) | - | - | S | |
327 | Zware stookolie | ||||
3270 | Stookolie, middel, middelzwaar, zwaar | - | - | S | |
33 | NATUURLIJKE-, GERAFFINEERDE EN AANVERWANTE GASSEN | ||||
330 | Natuurlijke-, geraffineerde en aanverwante gassen | ||||
3301 | Butadieen | - | - | S | |
3302 | Acetyleen, cyclohexaan, gasvormige koolwaterstoffen, methaan, overige natuurlijke gassen | - | - | S | |
3303 | Ethyleen, butaan, butyleen, isobutaan, isobutyleen, koolwaterstofmengsels, propaan, propaanbutaanmengsels, propyleen, raffinaderijgas, niet nader gespecificeerd | - | - | S | |
34 | MINERALE OLIEPRODUCTEN, NIET NADER GESPECIFICEERD | ||||
341 | Smeerolie en vetten | ||||
3411 | Minerale smeerolie, motorolie, smeervet | - | - | S | |
3412 | Afgewerkte oliën | - | - | S | |
343 | Bitumen en bitumineuze mengsels | ||||
3430 | Bitumen, bitumenemulsies,-oplossingen, bitumenkleefmassa, koudteer, koudasfalt, pekemulsies (koude bitumen), pekoplossingen, teeremulsies, teeroplossingen, bitumineuze mengsels, niet nader gespecificeerd | - | - | S | |
349 | Minerale olieproducten, niet nader gespecificeerd | ||||
3491 | Acetyleencokes, petroleumcokes | - | - | S | 4) |
3492 | Koolstofolie (carbon black), paraffinegatsch, pyrolyse-olie, pyrolyse-olieresiduen (pyrotar), zware olie, niet voor verwarming | - | - | S | |
3493 | Paraffine, transformatorolie, was, minerale olieproducten, niet nader gespecificeerd | - | - | S | |
Opmerkingen: 4) S: sproeien over opslag op de wal |
1
2
3
4
5
6
Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.:
Opm.
Goederensoort
Lozing in de vaarweg
lozen op bijz.
het riool behandeling
Nummer ladinggoed
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
4 | ERTSEN EN METAALAFVAL | |||||||
41 | IJZERERTS (uitgezonderd geroost ijzerkies) | |||||||
410 | IJzererts en -concentraten (uitgezonderd geroost ijzerkies) | |||||||
4101 | IJzererts, hematietconcentraten, zodenerts, ijzersteen | A | A | S | 4), 5) | |||
4102 | Afval en halfproducten die tijdens de voorbereiding van ertsen voor de metaalwinning ontstaan zijn | A | A | S | 4), 5) | |||
45 | NON-FERROMETAALERTSEN, - RESIDUEN, -AFVAL EN -SCHROOT | |||||||
451 | Non-ferrometaalafval, -residuen, -as en -schroot | |||||||
4511 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van aluminium en aluminiumlegeringen | A, B | A, B | S | 5), 15) | |||
4512 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van lood en loodlegeringen | B | B | S | 5) | |||
4513 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van koper en koperlegeringen (messing) | A, B | A, B | S | 5), 15) | |||
4514 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van zink en zinklegeringen | A, B | A, B | S | 5), 15) | |||
4515 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van tin en tinlegeringen | A, B | A, B | S | 4), 5) | |||
4516 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van vanadium en vanadiumlegeringen | A, B | A, B | S | 4), 5) | |||
4517 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van non-ferrometalen en non-ferrolegeringen, niet nader gespecificeerd | B | B | S | 5) | |||
4518 | Residuen van non-ferrometalen | B | B | S | 5) | |||
452 | Koperertsen en -concentraten | |||||||
4520 | Koperertsen, -concentraten | - | - | S | 4) | |||
453 | Bauxiet, aluminiumertsen en -concentraten | |||||||
4530 | Bauxiet, aluminiumertsen, -concentraten | B | - | S | 4) | |||
455 | Mangaanertsen en -concentraten | |||||||
4550 | Bruinsteen, natuurlijk, lepidolieterts, mangaancarbonaat, natuurlijk, mangaandioxide, natuurlijk, mangaanertsen, mangaanertsconcentraten | B | A | S | 4) | |||
459 | Andere non-ferrometaalertsen en -concentraten | |||||||
0000 | Xxxxxxxxxx, -concentraten | - | - | S | 4) | |||
4592 | Chroomertsen, -concentraten | - | - | S | 4) | |||
4593 | Zinkertsen (galmei), -concentraten | - | - | S | 4) | |||
4599 | Non-ferrometaalertsen, -concentraten, niet nader gespecificeerd, bijv. ilmieniet (titaanijzererts), kobalterts, monaziet, xxxxxxxxxx, rutil (titaanerts), tinerts, zirkoonerts, -zand | - | - | S | 4) | |||
Opmerkingen: 4) S: sproeien over opslag op de wal 5) S: voor in wateroplosbare metaalzouten 15) bij afval en schroot: A, overig B |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
46 | IJZER- EN STAALAFVAL EN -SCHROOT, GEROOST IJZERKIES | |||||||
462 | IJzer- en staalschroot voor herverwerking | |||||||
4621 | Afval, vijlsel, schroot, voor herverwerking bijv. van ijzer- en staalplaten/blikken, largets, vormstaal | - | - | S | 4) | |||
4622 | Overig ijzer- en staalschroot, voor herverwerking, bijv. assen, oud blik, autowrakken, ijzer, oud, versleten, ijzerresten afkomstig van sloopwerkzaamheden, gietijzerafval, -stukken, restblokken, spoorstukken, bielsen | - | - | S | 4) | |||
4623 | IJzerpellets, voor herverwerking | A | A | S | 4) | |||
463 | IJzer- en staalschroot niet voor herverwerking | |||||||
4631 | Afval, afvalstukken van ijzer- en staalblik, -platen, vormstaal, afvalijzervijlsel, pletterijafval, geen van alle voor herverwerking | - | - | S | 4) | |||
4632 | IJzer- en staalschroot, niet voor herverwerking bijv. assen, ijzer- en staalmassa, wielbanden, wielstellen, wielen, spoorstaven, dwarsliggers, staalstukken uit sloopwerkzaamheden, aandrijfassen | - | - | S | 4) | |||
465 | IJzerslakken en -assen voor de herverwerking | |||||||
0000 | Xxxxxxxxx, walsslakken, walssintels, ijzerslakken, niet nader gespecificeerd | - | - | S | ||||
466 | Hoogovenstof | |||||||
4660 | Vliegstof, hoogovenstof | - | - | S | ||||
467 | Geroost ijzerkies | |||||||
4670 | IJzerpyriet, geroost, pyrietresiduen, ijzerkiesresiduen, ijzerkies, geroost | - | - | S | ||||
Opmerkingen: 4) S: sproeien over opslag op de wal |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
5 | IJZER, STAAL EN NON- FERROMETALEN (inclusief halffabrikaten) | |||||||
51 | GIETIJZER, METAALLEGERINGEN, RUWSTAAL | |||||||
512 | Gietijzer, spiegelijzer en koolstofrijk ferromangaan | |||||||
5121 | Gietijzer in vormen, in vormstukken, bijv. metaalfosfor, hematietgietijzer, gietijzer, fosforhoudend, spiegelijzer | A | A | S | 6) | |||
5122 | Ferromangaan met een koolstofgehalte van meer dan 2 %, in vormen, in vormstuk | A | - | S | 6) | |||
5123 | IJzerpoeder, staalpoeder, | B | - | S | 6) | |||
5124 | IJzerspons, staalspons, ijzerslakken (staalstaven, ruwijzerstaven) | A | - | S | 6) | |||
513 | Ferrolegeringen (uitgezonderd koolstofrijk ferromangaan) | |||||||
0000 | XXxxxxxxxxxxxxx, niet nader gespecificeerd | A | A | S | 6) | |||
5132 | Ferromangaan met een koolstofgehalte tot 2 %, ferromangaanlegeringen, niet nader gespecificeerd | A | A | S | 6) | |||
5133 | Ferrosilicium (siliconmangaan), ferromangaansilicium | A | A | S | 6) | |||
515 | Ruwstaal | |||||||
5150 | Ruwstaal in blokken, in brammen, in vormstukken, in knuppels | A | A | S | 6) | |||
52 | STAALHALFFABRIKATEN | |||||||
522 | Staalhalffabrikaten | |||||||
5221 | Staalhalffabrikaten in blokken, in brammen (staven), in knuppels, in largets | A | A | S | 6) | |||
5222 | Breedbandstaal in rollen (coils) | A | A | S | 6) | |||
5223 | Breedbandstaal in rollen (coils), om uit te walsen | A | A | S | 6) | |||
523 | Andere staalhalffabrikaten | |||||||
5230 | Blokken staal, rollen, buizen | A | A | S | 6) | |||
53 | STAAF- EN VORMSTAAL, DRAAD, SPOORWEGBOVENBOUWMATERIAAL | |||||||
531 | Staaf- en vormstaal | |||||||
5311 | Staaf- en vormstaal, bijv. H-,I-,T-,U- en andere speciale profielen, rond- en vierkant staal | A | A | S | 6) | |||
5312 | Damwandstaal | A | A | S | 6) | |||
5313 | Betonstaal, bijvoorbeeld monierstaal, geribbeld torstaal, torstaal | A | A | S | 6) | |||
535 | Staaldraad | |||||||
0000 | Xxxxxxxxxx uit ijzer of staal | A | A | S | 6) | |||
537 | Spoorstaven en spoorwegbovenbouwmateriaal uit staal | |||||||
5370 | Spoorwegbovenbouwmateriaal uit staal, bijv. spoorstaven, bielsen, stroomspoorstaven uit staal met delen van non- ferrometaal | A | A | S | 6) | |||
Opmerkingen: 6) indien met minerale olie besmeurd: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
54 | STAALPLAAT, BLIK EN BLIKBAND, BANDSTAAL, OOK VOORZIEN VAN OPPERVLAKTELAGEN | |||||||
541 | Staalplaat en breedplaatstaal | |||||||
5411 | Breedplaatstaal | A | A | |||||
5412 | Platen of rollen (bijv. coils) uit staal bijv. dynamostaal, elektrostaal, elektrostaalband, fijn, extra fijn, middelstaal, dik-, geribbeld-, wafel-, gegolfd- en geperforeerd plaatstaal, -band, traanplaat, pantserplaten | A | A | |||||
544 | Bandstaal, ook voorzien van oppervlaktelagen, blikband, blik | |||||||
5441 | Blikband, blik | A | A | |||||
5442 | Bandstaal, staalstrip, ook voorzien van oppervlaktelagen | A | A | |||||
55 | BUIZEN E.D. VAN STAAL, RUWE GIETERIJPRODUCTEN EN SMEEDSTUKKEN VAN IJZER EN STAAL | |||||||
551 | Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstukken van staal en gietijzer | |||||||
5510 | Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstukken, buisslangen van staal, van gietijzer | A | A | |||||
552 | Ruwe gieterijproducten en smeedstukken van staal, van gietijzer | |||||||
5520 | Vorm-, pers-, smeed-, stansstukken van staal, van gietijzer | A | A | |||||
56 | NON-FERROMETALEN EN NON- FERROHALFFABRIKATEN | |||||||
561 | Koper en koperlegeringen | |||||||
5611 | Anodekoper, ruwe koper | A | A | S | 6) | |||
5612 | Koper (elektrolytkoper, raffinage koper), koperlegeringen, bijv. brons, messing | A | A | S | 6) | |||
562 | Aluminium en aluminiumlegeringen | |||||||
5620 | Aluminium, aluminiumlegeringen | A | A | S | 6) | |||
563 | Lood en loodlegeringen | |||||||
5630 | Lood (elektrolyt-, smelt-, walslood), loodlegeringen, loodstof (gemalen ruw lood) | - | - | S | ||||
564 | Zink en zinklegeringen | |||||||
5640 | Zink (ruw, elektrolyt-, fijn, gegalvaniseerd zink), zinklegeringen | B | B | S | 6) | |||
565 | Overige non-ferrometalen en legeringen daarvan | |||||||
5651 | Magnesium, magnesiumlegeringen | A | A | S | 6) | |||
5652 | Nikkel, nikkellegeringen | B | B | S | 6) | |||
5653 | Tin, tinlegeringen | B | B | S | 6) | |||
5659 | Non-ferrometalen, de legeringen daarvan, niet nader gespecificeerd | - | - | S | ||||
Opmerkingen: 6) indien met minerale olie besmeurd: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
568 | Non-ferro-metaalhalffabrikaten | |||||||
5681 | Banden, blikken, platen, stroken van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | A | S | 6) | |||
5682 | Draad van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | A | S | 6) | |||
5683 | Folies van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | A | S | 6) | |||
5684 | Profielen en staven van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | A | S | 6) | |||
5689 | Non-ferrometaalhalffabrikaten, niet nader gespecificeerd | A | A | S | 6) | |||
Opmerkingen: 6) indien met minerale olie besmeurd: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
6 | STENEN EN GRONDSOORTEN (inclusief bouwstoffen) | |||||||
61 | ZAND, GRIND, PUIM, KLEI, SLAKKEN | |||||||
611 | Industriezand | |||||||
6110 | Vormzand, gieterijzand, glaszand, kleefzand, kwartszand, kwartsietzand, industriezand, niet nader gespecificeerd | A | - | S | 6) | |||
612 | Overig natuurlijk zand en grind | |||||||
6120 | Grind, ook gebroken, zand, overig | A | - | |||||
613 | Puimsteen, -zand en -grind | |||||||
0000 | Xxxxxxxxx, puimsteenmeel | A | - | |||||
0000 | Xxxxxxxxx, -xxxx | A | - | |||||
614 | Leem, klei en kleihoudende aarde | |||||||
6141 | Bentoniet, gezwollen klei, kleischalie, kaolin, leem, porseleinaarde, klei, vollersaarde, ruw en onverpakt, chamotte (vuurvast materiaal van gebakken leem), -breuk (silicabrokken, -breuk) | A | - | |||||
6142 | Bentoniet, gezwollen klei, kleischalie, kaolin, leem, porseleinaarde, klei, vollersaarde, ruw en verpakt, chamotte, chamottepoeder | A | - | |||||
615 | Slakken en assen niet voor metaalverwerking | |||||||
6151 | Vliegas, hoogovenas, houtas, kolen-, cokesas, afvalas, assen uit zinkovens (moffelresten), assen van brandstoffen, niet nader gespecificeerd | S | ||||||
6152 | IJzerslakken, hoogovenslakken, kolen-, cokesslakken, converterslakken, martinslakken, afvalslakken, slakken uit lood- en koperovens, slakken, ijzerhoudend, mangaanhoudend, niet nader gespecificeerd, soldeerslakken, Siemens-Martinslakken, Siemens-Martinslakkenmeel, split (fijne steenslag) van hoogovenslakken, slakken van brandstoffen, niet nader gespecificeerd | A | - | S | 4) | |||
6153 | Hoogovenpuim | A | - | |||||
6154 | Slakkenzand | A | - | |||||
62 | ZOUT, IJZERKIES, ZWAVEL | |||||||
621 | Steenzout en ziederijzout | |||||||
6210 | Natriumchloride (chloornatrium), gladheidsbestrijdingszout, geraffineerd zout, keukenzout, steenzout, zout voor vee, zout, ook gedenatureerd, niet nader gespecificeerd | A | - | S | 7) | |||
622 | IJzerkies, niet geroost | |||||||
6220 | IJzerkies, niet geroost | A | - | |||||
623 | Zwavel | |||||||
6230 | Zwavel, ruw | A | - | |||||
Opmerkingen: 4) S: Sproeien over opslag op de wal 6) indien met minerale olie besmeurd: S 7) indien gedenatureerd: S |
1 | 2 | 3 4 | 5 | 6 | |
Nummer ladinggoed | Lozing in Goederensoort de | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||
vaarweg | lozen op het riool | bijz. behandeling | |||
63 | OVERIGE STENEN, GRONDSOORTEN EN AANVERWANTE RUWE MATERIALEN | ||||
631 | Zwerfsteen, steenslag en andere kleingemaakte stenen | ||||
0000 | Xxxxxxxxxx, zwerfstenen, lavaslakken, steenslag, stenen, steenblokken, ruw, uit steengroeven | A | - | ||
6312 | Mijnsteen, puingesteente, steenafval, -gruis, -meel, -zand, fijne steenslag, tot 32 mm doorsnede, lava steenslag, ruwe perliet | A | - | ||
6313 | Lavagrind | A | - | ||
632 | Marmer, graniet en ander natuurwerksteen, leisteen | ||||
6321 | Basaltblokken, -platen, marmerblokken, -platen, fonoliet (klinksteen), leisteenblokken, -platen, quadersteen en overige stenen, ruw bewerkt, | A | - | ||
6322 | Fonolietgruis, - steenslag, gesmolten basalt, -breuk, -stenen, leisteen, gebrand, gemalen, verkleind, tot 32 mm doorsnede | A | - | ||
633 | Gipssteen en kalksteen | ||||
6331 | Dolomiet (calcium-magnesiumcarbonaat), duniet, kalkspaat, olivijn | A | - | ||
6332 | Dolomiet (calciummagnesiumcarbonaat), duniet, kalkspaat, olivijn, allen verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede | A | - | ||
6333 | Gipssteen | A | - | ||
6334 | Gipssteen, verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede | A | - | ||
6335 | Mestkalk, meststof, kalkhoudend, kalkresiduen, mergel | A | - | ||
634 | Krijt | ||||
6341 | Krijt, ruw (calciumcarbonaat, natuurlijk) | A | - | ||
6342 | Krijt, voor het mesten | A | - | ||
639 | Overige ruwe mineralen | ||||
6390 | Asbest, ruw (-aarde, -gesteente, -meel, -vezels, -generaat), asbestafval | - | - | S | |
6391 | Asfalt (asfaltite), asfaltaarde, -stenen, asfaltproducten voor wegenbouw | - | - | S | |
6392 | Bariet (bariumsulfaat), zwaarspaat, witheriet | A | - | ||
6393 | Veldspaat, fluoriet | A | - | ||
6394 | Bitteraarde, -spaat, kristalspaat, magnesiet, ook gebrand, gesinterd, talkaarde | - | - | S | |
6395 | Grondsoorten, slib, bijv. afgegraven grond, brak water, puin, tuinaarde, huisvuil, humus, hoogovenpuin, infusorieënaarde, kiezelaarde, molerklei, vuil, slik | - | - | S | 4) |
6396 | Bouwpuin, verontreinigde afgegraven grond, huisvuil, hoogovenpuin, afval | - | - | S | |
6397 | Wassteen | A | - | ||
6398 | Kalizout, niet voor bemesting, bijv. kainiet, carnalliet, kieseriet, sylviniet, montanal | A | - | ||
6399 | Ruwe mineralen, overige, bijv. borax, boraatmineralen, verfaarden, vulzout (natriumsulfaat), mica, kerniet, korund, cryoliet, magnesium, fosfaat, kwarts, kwartsiet, speksteen, steatiet, talksteen, tras, steenbrokken, -breuk | A | - | ||
64 | CEMENT EN KALK | ||||
641 | Cement | ||||
6411 | Cement | B | - | ||
6412 | Cementklinker | A | - | ||
642 | Kalk | ||||
6420 | Kalk, in brokken, ook gebrand, kalkhydraat, gebluste kalk | A | - | ||
Opmerkingen: 4) S: sproeien over opslag op de wal |
65 | GIPS | ||||
650 | Gips | ||||
6501 | Gips, gebrand | A | - | ||
6502 | Gips, ruw, voor het mesten | A | - | ||
6503 | Gips uit rookgasontzwavelingsinrichtingen, overig industriegips | A | - | ||
69 | OVERIGE MINERALE BOUWSTOFFEN (uitgezonderd glas) | ||||
691 | Bouwstoffen en andere producten uit natuursteen, puim, gips, cement en dergelijke stoffen | ||||
6911 | Asbestcementproducten, bijv. bouwstenen en -delen, tegels, vaten, platen | A | - | 9) | |
6912 | Beton- en cementproducten, kunststeenproducten bijv. bouwstenen, bouwdelen, trottoirstenen, gerede bouwdelen, tegels, lichte bouwplaten, muurstenen, platen, drempels, stelwanden, werkstukken | A | - | ||
6913 | Puimproducten bijv. bouwstenen, -delen | A | - | ||
6914 | Gipsproducten, bijv. bouwplaten, -stenen, -delen | A | - | ||
6915 | Minerale en plantaardige isoleermiddelen, bijv. bouwdelen uit schuimstoffen, isolatieplaten, vormstukken, stapelweefselvlies, matten en platen van asbest, glaszijde, -watten, -wol, perliet, vermiculiet, warmtewerende massa | A | - | 9) | |
6916 | Natuursteen (fabriekssteen), bewerkt en producten daarvan, bijv. trottoirstenen, mozaiekstenen, straatplaten, straatsteen, platen, stootstenen, sierstenen, werkstukken van steen | A | - | ||
6919 | Producten uit andere minerale stoffen, asfaltproducten, slakkenwol, houtgranietproducten, -massa | A, B | - | 10) | |
692 | Grofkeramische en vuurvaste bouwstoffen | ||||
6921 | Dak-en muurbaksteen van gebrande klei, bijv. bakstenen, bouwstenen, dakpannen, holle bouwstenen, klinkerstenen, parementstenen | A | - | ||
6922 | Vuurvaste bouwdelen en stenen, keramische vloer- en wandplaten, bijv. vloer en muurtegels, platen, chamotte capsules, -platen, -stenen, -producten, silicaatstenen, greswaren | A | - | ||
6923 | Vuurvaste mortel en vormzand, bijv. vormstukken, gietzand, giethulpstoffen, mortelmengsels | B | - | ||
6924 | Stukken van vuurvaste keramische producten, chamotteblokken, chamottebreuk | A | - | ||
6929 | Overige bouwkeramiek van gebrande klei, bijv. drainbuizen, kabeldekplaten, vloerplaten, -stenen | A | - | ||
Opmerkingen: 9) i.p.v. asbest: vezelcement 10) voor houtgranietmassa: B, voor alle overigen: A |
1
2
3
4
5
6
Goederensoort
Lozing in de vaarweg
Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.:
Opm.
lozen op bijz.
het riool behandeling
Nummer ladinggoed
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
7 | MESTSTOFFEN | |||||||
71 | NATUURLIJKE MESTSTOFFEN | |||||||
711 | Natuurlijk natronsalpeter | |||||||
7110 | Natriumnitraat (natronsalpeter) | - | A | |||||
712 | Ruwe fosfaten | |||||||
7121 | Aluminiumcalciumfosfaat, calciumfosfaat, -superfosfaat | A | A | |||||
7122 | Apatiet, coproliet, fosforiet, ruwe fosfaten, niet nader gespecificeerd | A | A | |||||
713 | Ruwe kalizouten en meststoffen van minerale oorsprong, niet nader gespecificeerd | |||||||
7131 | Ruw kalizout, bijv. kainiet, carnalliet, kieseriet, sylviniet, meststoffen van minerale oorsprong, niet nader gespecificeerd | A | A | |||||
7132 | Magnesiumsulfaat | A | - | |||||
719 | Natuurlijke niet-minerale meststoffen | |||||||
7190 | Meststoffen van plantaardige en dierlijke oorsprong, bijv. guano, hoornafval, compost, -aarde, mest, stalmest | - | B | |||||
72 | CHEMISCHE MESTSTOFFEN | |||||||
721 | Fosfaatslakken en Thomasmeel | |||||||
7210 | Convertorkalk, fosfaatslakken, Thomasmeel, -fosfaat, thomasfosfaatmeel, -slakken | - | B | S | 11) | |||
722 | Andere fosfaatmeststoffen | |||||||
7221 | Ammoniaksuperfosfaat, boorsuperfosfaat, triplesuperfosfaat, superfosfaat | - | B | S | 11) | |||
7222 | Dicalciumfosfaat (fosforzure kalk) | A | - | |||||
7223 | Diammoniumfosfaat (diammonfosfaat) | - | B | S | 11) | |||
7224 | Gloeifosfaat, mestfosfaten, fosfaatgloeimeststoffen, fosfaten, chemische, fosfaatmeststoffen, niet nader gespecificeerd | - | B | S | 11) | |||
723 | Kalimeststoffen | |||||||
7231 | Kaliumchloride (chloorkalium), kaliumsulfaat (zwavelzure kali) | A | - | |||||
7232 | Kaliummagnesiumsulfaat (zwavelzuur kaliummagnesium) | A | - | |||||
724 | Stikstofhoudende meststoffen | |||||||
7241 | Ammoniakgas | - | - | S | ||||
7242 | Ammoniumbicarbonaat, ammoniumchloride (salmiak, zoutzure ammoniak), ammoniumnitraat, ammoniumnitraatureumoplossing, ureum (urea), kalisalpeter, kaliumnitraat, kalkammonsalpeter, kalstikstof, natronsalpeter, stikstofmagnesium, stikstofhoudende meststoffen, niet nader gespecificeerd | - | A | |||||
7243 | Ammoniumsulfaat (zwavelzure ammoniak), ammonsulfaatloog, ammonsulfaatsalpeter | - | A | |||||
729 | Mengmeststoffen en andere chemisch bereide meststoffen | |||||||
7290 | Samengestelde minerale meststoffen en wel: NPK- meststoffen, NP-meststoffen, NK-meststoffen, PK- meststoffen, handelsmeststoffen, mengmeststoffen, niet nader gespecificeerd | - | A | |||||
Opmerkingen: 11) Indien vacuümschoon niet mogelijk, dan S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
ladinggoed | Goederensoort | Lozing in de | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer | vaarweg | lozen op het riool | bijz. behandeling | |||||
8 | CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||
81 | CHEMISCHE GRONDSTOFFEN (uitgezonderd aluminiumoxide en -hydroxide) | |||||||
811 | Zwavelzuur | |||||||
8110 | Zwavelzuur (oleum), afvalzwavelzuur | - | - | S | ||||
812 | Natriumhydroxide | |||||||
8120 | Natriumhydroxide, vast, natronhydroxideloog, natronloog, sodaloog | A, B | A, B | 8) | ||||
813 | Natriumcarbonaat | |||||||
8130 | Natriumcarbonaat (koolzuurhoudend natrium), natron, soda | - | - | S | ||||
814 | Calciumcarbide | |||||||
8140 | Calciumcarbide (Opgelet: bij contact met water gevaar voor explosie!) | - | - | S | ||||
819 | Overige chemische grondstoffen (uitgezonderd aluminiumoxide en -hydroxide) | |||||||
8190 | Calciumfosfaat | A | - | |||||
8191 | Acrylonitril, adipinezuur, aluin, aluminiumacetaat (azijnzuurhoudende kleiaarde), -fluoride, -formiaat (mierenzuurhoudende kleiaarde), -sulfaat (zwavelzuurhoudende kleiaarde), ammoniakgas, ammonia, ammonsalpeter (ammoniumnitraat, salpeterzuurhoudende ammoniak), ammoniumfosfaat, -oplossing, ethylbenzeen, ethyleenoxide, vloeibaar, bariumcarbonaat, bariumchloride (chloorbarium), bariumnitraat, bariumnitriet, bariumsulfaat, bariumsulfiet, benzeenkoolwaterstofderivaat, loodglit, -oxide, -wit (loodcarbonaat), brandewijn, verouderd, calciumformiaat (mierenzure kalk), calciumhypochloride (chloorkalk), calciumnitraat (kalksalpeter), calciumfosfaat, calciumsulfaat (anhydriet, synthetisch), cyanide, caprolactam, siliciumcarbide, chroomaluin, chroomloog, chroomsulfaat, cumeen, dimethylether, methylacetaat, methylether, azijnzuur, -anhydride, chloorazijnzuur, vetalcohol, fluorwaterstof, ethyleenglycol, | - | - | S | ||||
butyleenglycol, propyleenglycol, glycerine, glycerinelogen, glycerinewater, ureum, kunstmatig (carbamide), hexamethyleendiamine, houtazijn, isopropylalcohol, kaliumchloraat, kaliumhypochlorietloog (kalibleekloog), kaliumnitraat, kooldioxide, verdicht, vloeibaar gemaakt, cresol, fenol, magnesiumcarbonaat, meliamine, natriumacetaat (azijnzuurhoudend natrium), natriumchloraat, natriumfluoride, natriumformiaat, natriumnitraat (natronsalpeter), natriumfosfaat, natriumsulfiet (zwavelzuurhoudend natrium), zwavelnatrium, naftaleenanhydride, retortengrafiet, roet, zwavelkoolstof, silicium, siliciumcarbide, spiritus, gedenatureerd, stikstof, verdicht, vloeibaar gemaakt, styreen, trichloorethyleen, wasgrondstoffen, waterstof | ||||||||
8192 | Calciumchloride (chloorcalcium), kalkstikstof, chloor, vloeibaar gemaakt (chloorloog), ijzeroxide, -sulfaat, kaliumhydroxide, kaliloog, kaliumcarbonaat, -silicaat (waterglas), kaliumsulfaatloog, potas, magnesiumsulfaat, mangaansulfaat, methanol (houtgeest), methylalcohol, natriumbicarbonaat (dubbelkoolzuurhoudend natrium), -bisulfaat (dubbelzwavelzuurhoudend natrium), -nitriet (salpeterzuurhoudend natrium), -nitrietloog, -silicaat (waterglas), natronbleekloog, fosforzuur, salpeterzuur, -afvalzuur, zoutzuur, - afvalzuur, zwavel, gereinigd, zwaveldioxide, zwavelige zuren, zinkoxide, -sulfaat | - | - | S | ||||
8193 | Kaliumchloride (chloorkalium) | - | - | S | ||||
8199 | Overige chemische grondstoffen, bijv. alcohol, puur (spiritus), ammoniumchloride (salmiak), chloorbenzeen, cyaanzout, hardingsmiddel voor ijzer, voor staal, monochloorbenzeen, orthoxyleen, paraxyleen, radioactieve stoffen, titaandioxide (bijv. kunstrutiel), niet nader gespecificeerd | - | - | S | ||||
Opmerkingen: 8) vast: B loog: A |
82 | ALUMINIUMOXIDE EN -HYDROXIDE | ||||
820 | Aluminiumoxide en -hydroxide | ||||
8201 | Aluminiumoxide | B | - | ||
8202 | Aluminiumhydroxide (aluminiumhydraat) | B | - | ||
83 | BENZEEN, TEREN EN DERGELIJKE DERIVATEN | ||||
831 | Benzeen | ||||
8310 | Benzeen | - | - | S | |
839 | Pek, teer, teeroliën en dergelijke derivaten | ||||
8391 | Nitrobenzeen, benzeenderivaten, niet nader gespecificeerd | - | - | S | |
8392 | Oliën en andere derivaten van steenkoolteer, bijv. antraceen, - slib, decaline, naftaline, geraffineerd, tetraline, xyleen, solventnafta, tolueen, xylol | - | - | S | |
8393 | Pek en teerpek uit steenkool- en andere minerale teren bijv. bruinkoolteerpek, houtteerpek, mineraalteerpek, petroleumpek, steenkoolteerpek, teerpek, turfpek, -teerpek | - | - | S | 4) |
8394 | Pek- en teercokes van steenkool en andere minerale teren, bijv. bruinkoolteercokes, steenkoolpekcokes, -teercokes, teercokes | - | - | S | 4) |
8395 | Gasreinigingsstof | - | - | S | |
8396 | Steenkool-, bruinkool- en turfteer, houtteer, houtteerolie, bijv. impregneerolie, carboleum, kreosootolie, mineraalteer, naftaline, ruw | - | - | S | |
8399 | Overige derivaten, bijv. resten van zware olie van bruinkool- en steenkoolteer | - | - | S | |
84 | CELSTOF EN OUD PAPIER | ||||
841 | Houtslijpsel en celstof | ||||
8410 | Houtstof (houtslijpsel), houtcellulose, cellulose, -afval | A | - | ||
842 | Oud papier en papierafval | ||||
8420 | Oud papier, oud karton | A | - | ||
89 | ANDERE CHEMISCHE PRODUCTEN (inclusief zetmeel) | ||||
891 | Kunststoffen | ||||
8910 | Kunsthars, kunstharslijm, mengpolimeer van acrylonitraat, van butadieen, van styreen, polyester, polyvinylacetaat, -chloride, vinylchloride | - | - | S | 4) |
8911 | Kunststofafval, kunststofgrondstoffen, niet nader gespecificeerd | - | - | S | |
892 | Verf-, kleur- en looistoffen | ||||
8921 | Kleurstoffen, verven, lakken, bijv, ijzeroxide voor het aanmaken van verven, email, aardkleuren, bereid, lithopone, menie, zinkoxide | - | - | S | |
8922 | Stopverf, kit | - | - | S | |
8923 | Looistoffen, geconcentreerd, extracten | - | - | S | |
Opmerkingen: 4) S: sproeien over opslag op de wal |
1
2
3
4
5
6
Goederensoort
Lozing in de vaarweg
Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.:
Opm.
lozen op bijz.
het riool behandeling
Nummer ladinggoed
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
893 | Farmaceutische producten, etherische oliën, reinigings- en lichaamsverzorgingsmiddelen | |||||||
8930 | Apothekerproducten (geneesmiddelen), cosmetische en farmaceutische producten, reinigingsmiddelen, zeep, wasmiddelen, waspoeder | - | A | S | 17) | |||
894 | Munitie en springstoffen | |||||||
8940 | Munitie en springstoffen | - | - | S | ||||
895 | Zetmeel en gluten | |||||||
8950 | Stijfsel, aardappelzetmeel, zetmeel, -producten, dextrine (oplosbaar zetmeel), kleefstoffen (gluten) | - | A | |||||
896 | Andere chemische producten | |||||||
8961 | Afval van kunstdraad, -vezels, -garens, van kunststoffen, ook geschuimd, ook thermoplastisch, niet nader gespecificeerd, afvalmengzuren van zwavel- en salpeterzuur, elektrodenkoolstofafval, -resten, koolstofbasisstof | - | - | S | ||||
8962 | Afval en residuen van de chemische industrie, van de glasindustrie, ijzeroxidehoudend, sulfietloog | - | - | S | ||||
8963 | Aceton, ethylacetaat, ethyleenchloride, ethylglycol, butanol, butylacetaat, butylglycol, chloorkoolwaterstof, niet nader gespecificeerd, chloorparrafine, chloroform (trichlormethaan), dichlorethyleen, EDTA (ethyleendiaminetetra-azijnzuur), ontkalkingsmiddel voor de lederbereiding, ETBE (ethyl- tertbutylehter), glycolen, niet nader gespecificeerd, grafiet, grafietproducten, hardingsmengsels voor kunststoffen, hexachloorethaan, kabelwas, lijm, oplosmiddel, methylchloride (chloormethyl), methylglycol, methyleenchloride, MTBE (methyl-tertbutylether), NTA (nitrilotri-azijnzuur), tetrachloorethyleen, plantbeschermingsmiddelen, niet nader gespecificeerd, propylacetaat, -glycol, surfynol (TMDD = 2,4,7,9-tetramethyldec-5-in-4,7-diol), tallolie, -producten, terpentineolie, tetrachloorbenzeen, tetrachloorkoolstof, trichloorbenzeen, trifenylfosfine, weekmakermengsels voor kunststoffen | - | - | S | ||||
8969 | Chlorotheen, creosoot, chemicaliën, chemische producten, niet nader gespecificeerd | - | - | S | ||||
Opmerkingen : 17) indien geneesmiddelen: S |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |||
adinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | ||||
Nummer l | lozen op het riool | bijz. behandeling | ||||||
9 | VOERTUIGEN, MACHINES, ANDERE HALF- EN EINDPRODUCTEN, BIJZONDERE TRANSPORTGOEDEREN | 12) | ||||||
91 | VOER- EN VAARTUIGEN | |||||||
910 | Voer- en vaartuigen | |||||||
9101 | Wegvoertuigen, ook onderdelen (uitgezonderd voertuigmotoren), bijv. sleepwagens, fietsen, vrachtauto's, tractoren, assen, aslager astap | - | - | |||||
9102 | Luchtvaartuigen, ook onderdelen (uitgezonderd motoren) | - | - | |||||
9103 | Railvoertuigen, ook onderdelen (uitgezonderde voertuigmotoren), bijv. locomotieven, wagons, wielbanden, wielschijven | - | - | |||||
9104 | Vaartuigen, ook onderdelen (uitgezonderd motoren), bijv. boten, schepen, vlotten, scheepvaarttekens | - | - | |||||
92 | LANDBOUWMACHINES | |||||||
920 | Landbouwmachines en werktuigen | |||||||
9200 | Landbouwmachines en werktuigen, inclusief accesoires, onderdelen en vervangingsonderdelen | - | - | |||||
93 | ELEKTROTECHNISCHE PRODUCTEN, ANDERE MACHINES | |||||||
931 | Elektrotechnische producten | |||||||
9311 | Elektrisch fornuis, -oven, televisietoestel, telefoonapparatuur, radioapparatuur, weegapparatuur, wasmachines | - | - | |||||
9312 | Elektroden voor elektrische apparaten en ovens, elektrodenkoolstof, elektrodenpennen, isolatoren | - | - | |||||
9313 | Accumulatoren, -platen, apparaten, elektrisch, dynamo's, elektromotoren, generatoren, kabels, meetapparaten, transformatoren | - | - | |||||
9314 | Elektroafval (elektronicaschroot) | - | - | S | ||||
9319 | Andere elektronische producten | - | - | |||||
939 | Andere machines, niet nader gespecificeerd (inclusief voertuigmotoren) | |||||||
9391 | Armaturen, dieselmotoren, kogellagers, rollagers, ottomotoren (benzinemotoren), -onderdelen | - | - | |||||
9392 | Graaf- en baggermachines, betonmolens, hefwerktuigen, kranen, pompen, walsen en andere werktuigen en machines voor bouw- en graafwerkzaamheden, onderdelen inbegrepen | - | - | |||||
9393 | Bureaumachines | - | - | |||||
9394 | Gietvormen uit gietijzer, gietvormen, mantels, van ijzer, voor generatoren, condensatoren, gloeiovens, trommels, trommelbeslag voor draaiovens | - | - | |||||
9399 | Overige machines, niet nader gespecificeerd | - | - | |||||
Opmerkingen: 12) bij stukgoed zie inleidende opmerking onder c) |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
Nummer ladinggoed | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | Opm. | |||
Goederensoort | ||||||
lozen op het riool | bijz. behandeling | |||||
94 | METAALPRODUCTEN | |||||
941 | Systeembouwonderdelen en bouwconstructies van metaal | |||||
9411 | Barakken, schuren, tribunes van metaal, venster, -delen, palen, poorten, poortkozijnen, deuren, deurkozijnen, van metaal | - | - | |||
9412 | Constructies, constructieonderdelen, van metaal | - | - | |||
949 | Andere metaalproducten | |||||
9491 | Blikproducten, bouten, bussen, trommels, draadkabel, ijzerwaren ook met elektrische inrichting, staalvezels, vaten en flessen van staal voor het vervoer van verdicht of vloeibaar gas, gietijzerwaren, huishoudapparaten van gietijzer, van blikstaal, jerrycan, kuip, schroeven en moeren, lasdraad, werktuigen, staalwaren, niet nader gespecificeerd | - | - | |||
9492 | Ankers voor vaartuigen, bouwstaalmatten, -weefsel, draad, vlechtdraad, draadpennen, ijzerhouder, -vaten, vormstukken uit gietijzer, uit staal, ketels, ketens, nagels, klinknagels, prikkeldraad, staalmatten | - | - | |||
9493 | Betondraadweefsel, (ijzerdraadweefsel met aangebrachte betonstukjes) | - | - | |||
95 | GLAS, GLASPRODUCTEN, KERAMISCHE EN ANDERE MINERALE PRODUCTEN | |||||
951 | Glas | |||||
9511 | Vensterglas, vlakglas, floatglas, glasbouwstenen, glasdakpannen glastegels, isoleerglas, gelaagd glas, onbewerkt glas | - | - | |||
9512 | Glas, gemalen, glasafval, -breuk, -scherven | A | - | |||
952 | Glasproducten, keramische en andere minerale half- en eindproducten | |||||
9521 | Asbestproducten, bijv. pakkingen, filterplaten, vilt, karton, beschermingsbekleding | - | - | |||
9522 | Glasproducten, bijv. flessen, bollen, servies, gegoten glas, glasstaven | - | - | |||
9523 | Keramische producten, bijv. vormstukken uit kleiaarde of steengoed, klei- en pottenbakkersproducten | - | - | |||
9529 | Andere minerale half- en eindproducten, niet nader gespecificeerd | - | - | |||
96 | LEDER, LEDERWAREN, TEXTIEL, BEKLEDING | |||||
961 | Leder, bewerkte huiden, lederwaren | |||||
9610 | Pelzen, huiden, leder, bontwerk | - | - | |||
962 | Garens, weefsel en aanverwante artikelen | |||||
9620 | Chemiedraden, -garens, draden en garens van plantaardige spinstoffen, van dierenharen, van wol, vilt, -waren, weefsels en stoffen, jute zakken, dekzeilen, touwwerk, tapijten, watten | - | - | |||
963 | Kleding, schoenen, reisartikelen | |||||
9630 | Kleding, lederwaren, pelswaren, textiel | - | - | |||
Opmerkingen: |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
Nummer ladinggoed | Afgifte aan ontvangstinrichting t.b.v.: | |||||
Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Opm. | ||||
lozen op het riool | bijz. behandeling | |||||
97 | ANDERE HALF- EN EINDPRODUCTEN | |||||
971 | Rubberwaren | |||||
9710 | Vloerbedekking, rubberbanden, guttapercha, bewerkt, buizen, schuimrubber | - | - | |||
972 | Papier en karton | |||||
9721 | Bitumenvilt, -papier, -karton, dakvilt, viltkarton, teervilt, -papier, teerkarton | - | A | |||
9722 | Karton, behangpapier, perkamentpapier, golfkarton, celstofwatten (papierwatten) | - | A | |||
9723 | Kaftpapier, (in)pakpapier, papier in rollen, krantenpapier | - | A | |||
973 | Papier- en kartonproducten | |||||
9730 | Papier- en kartonproducten | - | A | |||
974 | Drukwerk | |||||
9740 | Boeken, kranten, drukwerken, niet nader gespecificeerd | - | - | |||
975 | Meubelen en inrichtingsartikelen | |||||
9750 | Meubelen, meubelonderdelen en inrichtingsartikelen, niet nader gespecificeerd | - | - | |||
976 | Hout- en kurkwaren | |||||
9760 | Barakken, huizen, schuren, tribunes van hout, bouwonderdelen (houtconstructies), vaten, vensters, -delen, lijsten, fineerbladen, hardvezelplaten, huishoudapparaten, houtpleisterblokken, -platen houtspaan, bijzonder gefabriceerd (bijv. voor korven, doosjes), houtwol, triplex, -platen, dragers van hout, kurkwaren | - | - | |||
979 | Andere eindproducten | |||||
9790 | Apparaten, instrumenten, inclusief accessoires en onderdelen voor chemische, medische, natuurkundige doeleinden, borstelwerk, vlecht- en korfproducten, kunststofproducten, muziekinstrumenten, sanitair | - | - | |||
99 | BIJZONDERE TRANSPORTGOEDEREN (inclusief groepage- en stukgoed) | |||||
991 | Gebruikte verpakkingen, verpakkingsmiddelen | |||||
9910 | Containers, kabelhaspels, leeggoed, pallets, alle gebruikt, lege voertuigen (bijv. trailer, chassis), andere verpakkingsmiddelen, niet nader gespecificeerd | - | - | |||
992 | Werktuigen van bouwondernemingen, circusartikelen, e.d. | |||||
9920 | Bouw- en etalagegereedschappen, gebruikt | - | - | |||
999 | Groepage- en stukgoed, transportgoederen die gezien hun aard niet onder een van de groepen zijn te brengen | |||||
9991 | Wapens, inclusief accessoires en onderdelen | - | - | |||
9999 | Goederen, niet nader gespecificeerd | - | - | |||
Opmerkingen: |
Aanhangsel IV
behorende bij de Uitvoeringsregeling Losverklaring
Modellen
(Uitgave 2017)
Gewijzigd door besluit 2016-I-5
Drogeladingvaart Tankvaart
De losverklaringen overeenkomstig de tot en met 30 juni 2017 geldende versie van Aanhangsel IV van de Uitvoeringsregeling, kunnen tot en met 30 juni 2018 worden gebruikt en tot en met 31 december 2018 worden overgelegd als bewijs in de zin van artikel 6.03, eerste lid, van Bijlage 2.
- 81 -
2017
Losverklaring (Drogeladingvaart)
🞏 Alleen aankruisen wat van toepassing is
Deel 1: Verklaring ladingontvanger / overslaginstallatie
A Naam/onderneming: adres:
1. Wij hebben van het schip ............................................ …………… .…......................... …………………………………..
(Naam) (ENI) (Laadruim nr.)
2. .......................... 🞏 t / 🞏 m3 gelost.
(Hoeveelheid) (Goederensoort en -nummer volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling)
3. Aangemeld op: (Datum) ………………. (Tijdstip)……………. 4. Begin van het lossen: (Datum)…………….. (Tijdstip)………..
5. Einde van het lossen: (Datum) …………….. (Tijdstip) ……………..
B Eenheidstransporten
6. Het schip
a)* 🞏 voert eenheidstransporten uit – art. 7.04, (3) a)
b) 🞏 vervoert als volgende lading verenigbare lading – art. 7.04, (3) b)
c) 🞏 wordt niet gewassen in afwachting van beslissing over de verenigbaarheid van de volgende lading - art. 7.04, (3) c)
C Reiniging van het schip
7. De laadruimen nr. zijn
a) 🞏 bezemschoon opgeleverd (standaard A volgens Aanhangsel III van Bijlage 2);
b) 🞏 vacuümschoon opgeleverd (standaard B volgens Aanhangsel III van Bijlage 2);
c) 🞏 wasschoon opgeleverd.
D Overname overslagresten / restlading
8. a) 🞏 overslagresten overgenomen;
b) 🞏 restlading laadruimen nr. overgenomen.
E Waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater)
9. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) uit de aangegeven laadruimen, in de volgende· hoeveelheid 🞏 m3 / 🞏 l
a) 🞏 kan in het oppervlaktewater worden geloosd op voorwaarde dat aan de bepalingen van Aanhangsel
III van de Uitvoeringsregeling wordt voldaan;
b) 🞏 is overgenomen
c)* 🞏 moet bij de ontvangstinrichting (naam/onderneming) afgegeven
worden, die door ons daartoe is aangewezen;
d)* 🞏 moet volgens de vervoersovereenkomst worden afgegeven.
F Slops
10. *🞏 slops zijn overgenomen, hoeveelheid 🞏 l / 🞏 kg
G Ondertekening door ladingontvanger / overslaginstallatie
............................. ......................................... ...............................................................................................
(Plaats) (Datum, tijdstip) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
Deel 2: Verklaring van de schipper
11. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) is opgeslagen in de:
a) 🞏 resttank/waswatertank; hoeveelheid: …………… 🞏 m3 / 🞏 l
b)* 🞏 laadruim; hoeveelheid: ………………………..……... 🞏 m3 / 🞏 l
c) 🞏 andere houder voor restproducten, namelijk: ....……............................ hoeveelheid 🞏 m3 / 🞏 l
12. 🞏 De vermeldingen onder de nummers 1 tot en met 10 worden bevestigd.
13. 🞏 De vervolglading is verenigbaar zodat er niet gewassen wordt - art. 7.04, (3) c)
14. Opmerkingen: ..................................................................................................................................
15. ................................. ................................................................................................................
(Datum) (Naam schipper in blokletters en ondertekening)
Deel 3: Verklaring Ontvangstinrichting voor het waswater (slechts noodzakelijk indien nr. 9 c) of 9 d) werden aangekruist)
Naam/firma ............................................................. adres.............................................................
Bevestiging van afgifte
16. 🞏 De afgifte van waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) overeenkomstig de bij nummer 9 vermelde hoeveelheden en code **)………………………………... wordt bevestigd. Waswater hoeveelheid: 🞏 m3 / 🞏 l
17. Opmerkingen:………………………………………………………………………………………………
18. .................................. ...................... ....................................................................................................
(Plaats) (Datum) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
* Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
** Afvalstoffenclassificatie overeenkomstig het Besluit 2014/955/EU van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad
Bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Aanwijzingen om de losverklaring in te vullen
Opmerking bij nummer 6 a): In dat geval hoeven de nummers 7 - 9 niet ingevuld te worden.
Opmerking bij nummer 9: Indien 9 c) of 9 d) is aangekruist, dan dienen ook de punten 11 en 16 t/m 18 te worden ingevuld. Bij toepassing van artikel 7.04, derde lid, letter c, "Onzekerheid over verenigbare volgende lading", vervalt de vermelding van de hoeveelheid.
Opmerking bij nummer 10: De ladingontvanger / overslagplaats kan slops aannemen, maar is daar niet toe verplicht.
Opmerking bij nummer 11 b): Indien in het laadruim een goederenaard werd vervoerd waarvoor krachtens Aanhangsel III een speciale behandeling volgens S is voorzien, moet het waswater bij de ladingontvanger / de overslaginstallatie of bij een ontvangstinrichting voor waswater worden afgegeven.
- 83 -
2017
Losverklaring (Tankvaart)
🞏 Alleen aankruisen wat van toepassing is
Deel 1: Verklaring ladingontvanger / overslaginstallatie
A Naam/onderneming: adres:
1. Wij hebben van het schip ............................................ …………….…......................... ………………………..
(Naam) (ENI) (Ladingtank nr.)
2. .......................... 🞏 t / 🞏 m3 gelost.
(Hoeveelheid) (Goederensoort en -nummer volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling)
3. Aangemeld op: (Datum) ……………….. (Tijdstip)………… 4. Begin van het lossen: (Datum)………….. (Tijdstip)…….
5. Einde van het lossen: (Datum) …………….. (Tijdstip)……………..
B Eenheidstransporten
6. Het schip
a)* 🞏 voert eenheidstransporten uit – art. 7.04, (3) a)
b) 🞏 vervoert als volgende lading verenigbare lading – art. 7.04, (3) b)
c) 🞏 wordt niet gewassen in afwachting van beslissing over de verenigbaarheid van de volgende lading - art. 7.04, (3) c)
C Reiniging van het schip
7. De ladingtanks nr. zijn
a) 🞏 nagelensd opgeleverd (standaard A volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling);
b) 🞏 wasschoon opgeleverd.
D Overname overslagresten / restlading
8. a)* 🞏 overslagresten overgenomen;
b) 🞏 restlading ladingtanks nr. overgenomen.
E Waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater)
9. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) uit de aangegeven ladingtanks, in de volgende hoeveelheid: 🞏 m3 / 🞏 l
a) 🞏 kan in het oppervlaktewater worden geloosd op voorwaarde dat aan de bepalingen van Xxxxxxxxxx XXX van de
Uitvoeringsregeling wordt voldaan;
b) 🞏 is overgenomen
c)* 🞏 moet bij deontvangstinrichting (naam/onderneming) afgegeven
worden, die door ons daartoe is aangewezen;
d)* 🞏 moet volgens de vervoersovereenkomst worden afgegeven.
F Slops
10. *🞏 slops zijn overgenomen, hoeveelheid 🞏 l / 🞏 kg
G Ondertekening door ladingontvanger / overslaginstallatie
............................. ...................................... .........................................................................
(Plaats) (Datum, tijdstip) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
Deel 2: Verklaring van de schipper
11. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) is opgeslagen in de:
a) 🞏 resttank/waswatertank; hoeveelheid: …………………. 🞏 m3 / 🞏 l
b) 🞏 IBC; hoeveelheid: …...…….............................. 🞏 m3 / 🞏 l
c)* 🞏 ladingtank; hoeveelheid: ………………………..……..... 🞏 m3 / 🞏 l
d) 🞏 andere houder voor restproducten, namelijk: ....……..................... hoeveelheid 🞏 m3 / 🞏 l
12. 🞏 De vermeldingen onder de nummers 1 tot en met 10 worden bevestigd.
13. 🞏 De vervolglading is verenigbaar zodat er niet gewassen wordt - art. 7.04, (3) c)
14. Opmerkingen: ..................................................................................................................................
15. ................................. ................................................................................................................
(Datum) (Naam schipper in blokletters en ondertekening)
Deel 3: Verklaring Ontvangstinrichting voor het waswater (slechts noodzakelijk indien nr. 9 c) of 9 d) werden aangekruist)
Naam/firma: ...................................adres:.............................................................
Bevestiging van afgifte
16. 🞏 De afgifte van waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) overeenkomstig de bij nummer 9 vermelde hoeveelheden en code **)………………... wordt bevestigd. Waswater hoeveelheid: 🞏 m3 / 🞏 l
17. Opmerkingen:………………………………………………………………………………………………
18. .................................. ................ .......................................................................................
(Plaats) (Datum) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
* Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
** Afvalstoffenclassificatie overeenkomstig het Besluit 2014/955/EU van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad
Bijlage bij de losverklaring tankvaart
Aanwijzingen om de losverklaring in te vullen
Opmerking bij nummer 6 a): In dat geval hoeven de nummers 7 - 9 niet ingevuld te worden.
Opmerking bij nummer 8: 8 a) omvat onder andere de overslagresten die in lekbakken worden opgevangen.
Opmerking bij nummer 9: Indien 9 c) of 9 d) is aangekruist, dan dienen ook de punten 11 en 16 t/m 18 te worden ingevuld. Bij toepassing van artikel 7.04, derde lid, letter c, "Onzekerheid over verenigbare volgende lading", vervalt de vermelding van de hoeveelheid.
Opmerking bij nummer 10: De ladingontvanger / overslagplaats kan slops aannemen, maar is daar niet toe verplicht.
Opmerking bij nummer 11 c): Indien in de ladingtank een goederenaard werd vervoerd waarvoor volgens Aanhangsel III een speciale behandeling volgens S voorzien is, moet het waswater bij de ladingontvanger / de overslaginstallatie of bij een ontvangstinrichting voor waswater worden afgegeven.
Losverklaring
Modellen
(Uitgave 2014)
Gewijzigd door besluit 2013-II-4
Drogeladingvaart Tankvaart
De losverklaringen overeenkomstig de tot en met 31 december 2013 geldende versie van Aanhangsel IV van de Uitvoeringsregeling, kunnen tot en met 31 december 2014 worden gebruikt en tot en met 30 juni 2015 worden overgelegd als bewijs in de zin van artikel 6.03, eerste lid, van Bijlage 2.
- 86 -
2014
Losverklaring (Drogeladingvaart)
Alleen aankruisen wat van toepassing is
Deel 1: Verklaring ladingontvanger / overslaginstallatie
A Naam/onderneming: adres:
1. Wij hebben van het schip ............................................ …………… .…......................... …………………………………..
(Naam) (ENI) (Laadruim nr.)
2. .......................... t / m3 gelost.
(Hoeveelheid) (Goederensoort en -nummer volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling)
3. Aangemeld op: (Datum) ………………. (Tijdstip)……………. 4. Begin van het lossen: (Datum)…………….. (Tijdstip)………..
5. Einde van het lossen: (Datum) …………….. (Tijdstip) ……………..
B Eenheidstransporten
6. * Het schip voert eenheidstransporten uit.
C Reiniging van het schip
7. De laadruimen nr. zijn
a)* bezemschoon opgeleverd (standaard A volgens Aanhangsel III van Bijlage 2);
b)* vacuümschoon opgeleverd (standaard B volgens Aanhangsel III van Bijlage 2);
c) wasschoon opgeleverd.
D Overname overslagresten / restlading
8. a)* overslagresten overgenomen;
b)* restlading laadruimen nr. overgenomen.
E Waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater)
9. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) uit de aangegeven laadruimen, in de volgende· hoeveelheid m3 / l
a) kan in het oppervlaktewater worden geloosd op voorwaarde dat aan de bepalingen van Xxxxxxxxxx XXX
van de Uitvoeringsregeling wordt voldaan;
b) is overgenomen
c)* moet bij de ontvangstinrichting............................................................................................
(naam/onderneming) afgegeven worden, die door ons daartoe is aangewezen; d)* moet volgens de vervoersovereenkomst worden afgegeven.
F Slops
10. * slops zijn overgenomen, hoeveelheid l / kg
G Ondertekening door ladingontvanger / overslaginstallatie
............................. ......................................... ...............................................................................................
(Plaats) (Datum, tijdstip) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
Deel 2: Verklaring van de schipper
11. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) is opgeslagen in de:
a) resttank/waswatertank; hoeveelheid: …………… m3 / l
b)* laadruim; hoeveelheid: ………………………..……... m3 / l
c) andere houder voor restproducten, namelijk: ....……............................ hoeveelheid m3 / l
12. De vermeldingen onder de nummers 1 tot en met 10 worden bevestigd.
13. Opmerkingen: ..................................................................................................................................
14. ................................. ................................................................................................................
(Datum) (Naam schipper in blokletters en ondertekening)
Deel 3: Verklaring Ontvangstinrichting voor het waswater (slechts noodzakelijk indien nr. 9 c) of 9 d) werden aangekruist)
Naam/firma ............................................................. adres.............................................................
Bevestiging van afgifte
15. De afgifte van waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) overeenkomstig de bij nummer 9 vermelde hoeveelheden en code **)………………………………... wordt bevestigd. Waswater hoeveelheid: m3 / l
16. Opmerkingen:………………………………………………………………………………………………
17. .................................. ...................... ....................................................................................................
(Plaats) (Datum) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
* Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Aanwijzingen om de losverklaring in te vullen
Opmerking bij nummer 6: In dat geval hoeven de nummers 7 - 9 niet ingevuld te worden.
Opmerking bij nummer 7: Voor 7 a) en b) gelden tot 1 november 2014 overgangsbepalingen (artikel 6.02, lid 1):
- in plaats van de in Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling CDNI vereiste losstandaard “vacuümschoon” is de losstandaard “bezemschoon” toegestaan;
- waswater dat overeenkomstig Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling CDNI in de riolering gebracht moet worden, mag in de vaarweg geloosd worden, indien voldaan is aan de losstandaard “bezemschoon”.
Opmerking bij nummer 9: Indien 9 c) of 9 d) is aangekruist, dan dienen ook de punten 11 en 15 t/m 17 te worden ingevuld.
Opmerking bij nummer 10: De ladingontvanger / overslagplaats kan slops aannemen, maar is daar niet toe verplicht.
Opmerking bij nummer 11 b): Indien in het laadruim een goederenaard werd vervoerd waarvoor krachtens Aanhangsel III een speciale behandeling volgens S is voorzien, moet het waswater bij de ladingontvanger / de overslaginstallatie of bij een ontvangstinrichting voor waswater worden afgegeven.
2014
Losverklaring (Tankvaart)
Alleen aankruisen wat van toepassing is
Deel 1: Verklaring ladingontvanger / overslaginstallatie
A Naam/onderneming: adres:
1. Wij hebben van het schip ............................................ …………….…......................... ………………………..
(Naam) (ENI) (Ladingtank nr.)
2. .......................... t / m3 gelost.
(Hoeveelheid) (Goederensoort en -nummer volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling)
3. Aangemeld op: (Datum) ……………….. (Tijdstip)………… 4. Begin van het lossen: (Datum)………….. (Tijdstip)…….
5. Einde van het lossen: (Datum) …………….. (Tijdstip)……………..
B Eenheidstransporten
6. * Het schip voert eenheidstransporten uit.
C Reiniging van het schip
7. De ladingtanks nr. zijn
a)* nagelensd opgeleverd (standaard A volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling);
b) wasschoon opgeleverd.
D Overname overslagresten / restlading
8. a)* overslagresten overgenomen;
b)* restlading ladingtanks nr. overgenomen.
E Waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater)
9. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) uit de aangegeven ladingtanks, in de volgende hoeveelheid: m3 / l
a) kan in het oppervlaktewater worden geloosd op voorwaarde dat aan de bepalingen van Xxxxxxxxxx XXX van
de Uitvoeringsregeling wordt voldaan;
b) is overgenomen
c)* moet bij de ontvangstinrichting...........................................................................................
(naam/onderneming) afgegeven worden, die door ons daartoe is aangewezen; d)* moet volgens de vervoersovereenkomst worden afgegeven.
F Slops
10. * slops zijn overgenomen, hoeveelheid l / kg
G Ondertekening door ladingontvanger / overslaginstallatie
............................. ...................................... .........................................................................
(Plaats) (Datum, tijdstip) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
Deel 2: Verklaring van de schipper
11. Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) is opgeslagen in de:
a) resttank/waswatertank; hoeveelheid: …………………. m3 / l
b) IBC; hoeveelheid: …...…….............................. m3 / l
c)* ladingtank; hoeveelheid: ………………………..……..... m3 / l
d) andere houder voor restproducten, namelijk: ....……..................... hoeveelheid m3 / l
12. De vermeldingen onder de nummers 1 tot en met 10 worden bevestigd.
13. Opmerkingen: ..................................................................................................................................
14. ................................. ................................................................................................................
(Datum) (Naam schipper in blokletters en ondertekening)
Deel 3: Verklaring Ontvangstinrichting voor het waswater (slechts noodzakelijk indien nr. 9 c) of 9 d) werden aangekruist)
Naam/firma: ...................................adres:.............................................................
Bevestiging van afgifte
15. De afgifte van waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) overeenkomstig de bij nummer 9 vermelde hoeveelheden en code **)………………... wordt bevestigd. Waswater hoeveelheid: m3 / l
16. Opmerkingen:………………………………………………………………………………………………
17. .................................. ................ .......................................................................................
(Plaats) (Datum) (Stempel/naam in blokletters en ondertekening)
* Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
Bijlage bij de losverklaring tankvaart
Aanwijzingen om de losverklaring in te vullen
Opmerking bij nummer 6: In dat geval hoeven de nummers 7 - 9 niet ingevuld te worden.
Opmerking bij nummer 7: Voor 7 a) geldt tot 1 november 2014 een overgangsbepaling (artikel 6.02, lid 1):
Het nalenzen van ladingtanks ingevolge artikel 7.04 is niet vereist, doch beschikbare systemen moeten zoveel mogelijk worden gebruikt, ook wanneer deze systemen nog niet voldoen aan het bepaalde in Aanhangsel II van de Uitvoeringsregeling CDNI.
Opmerking bij nummer 8: 8 a) omvat onder andere de overslagresten die in lekbakken worden opgevangen.
Voor 8b) geldt tot 1 november 2014 de overgangsbepaling volgens artikel 6.02, eerste lid, letter b, met dien verstande dat er geen verplichting bestaat om restlading over te nemen, tenzij er een nalenssysteem voorhanden is.
Opmerking bij nummer 9: Indien 9 c) of 9 d) is aangekruist, dan dienen ook de punten 11 en 15 t/m 17 te worden ingevuld.
Opmerking bij nummer 10: De ladingontvanger / overslagplaats kan slops aannemen, maar is daar niet toe verplicht.
Opmerking bij nummer 11 c): Indien in de ladingtank een goederenaard werd vervoerd waarvoor volgens Aanhangsel III een speciale behandeling volgens S voorzien is, moet het waswater bij de ladingontvanger / de overslaginstallatie of bij een ontvangstinrichting voor waswater worden afgegeven.
AANHANGSEL V
behorende bij de Uitvoeringsregeling (Versie 2010)
Vervangen door besluit 2010-I-1
Grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen
1. Boordzuiveringsinstallaties moeten bij de typekeuring aan de volgende grenswaarden voldoen:
Tabel 1 : Grenswaarden bij de afvoer van boordzuiveringsinstallatie (testinstallatie) waar tijdens de typekeuring aan moet worden voldaan
Parameter | Zuurstofconcentratie | Bemonstering | |
Fase I | Fase II vanaf 1.1.2011 | ||
Biochemische zuurstofbehoefde (BZB5) ISO 5815-1 en 5815-2 (2003) 1) | 25 mg/l | 20 mg/l | 24u-mengmonster, gehomogeniseerd |
40 mg/l | 25 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd | |
Chemische zuurstofbehoefte (CZB) 2) ISO 6060 (1989) 1) | 125 mg/l | 100 mg/l | 24u-mengmonster, gehomogeniseerd |
180 mg/l | 125 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd | |
Totaal organisch gebonden koolstof (TOC) EN 1484 (1997) 1) | --- | 35 mg/l | 24u-mengmonster, gehomogeniseerd |
--- | 45 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
1) De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.
2) In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan.
2. Bij gebruik moet aan de volgende controlewaarden worden voldaan:
Tabel 2 : Grenswaarden bij de afvoer van de boordzuiveringsinstallatie tijdens gebruik aan boord van passagiersschepen
Parameter | Zuurstofconcentratie | Bemonstering | |
Fase I | Fase II vanaf 1.1.2011 | ||
Biochemische zuurstofbehoefte (BZB5) ISO 5815-1 en 5815-2 (2003) 1) | 40 mg/l | 25 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
Chemische zuurstofbehoefte (CZB) 2) ISO 6060 (1989) 1) | 180 mg/l | 125 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
--- | 150 mg/l | Steekproef | |
Totaal organisch gebonden koolstof (TOC) EN 1484 (1997) 1) | --- | 45 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
1) De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.
2) In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan.
De steekproef moet aan de desbetreffende waarde voldoen. De bevoegde instanties moeten met onregelmatige tussenpozen steekproeven nemen.
3. Procedés die gebruikmaken van chloorhoudende stoffen zijn niet toegestaan.
Het is evenmin toegelaten, het huishoudelijk afvalwater te verdunnen om de specifieke belasting te verminderen en daardoor lozing mogelijk te maken.
INTERPRETATIEVE BESLUITEN VAN DE VERDRAGSPARTIJEN
Besluit CDNI 2012-I-4
Besluit inzake de eenduidige uitlegging van het verdrag
- Pleziervaartuigen
De Conferentie van Verdragsluitende Partijen, overwegende,
dat het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI, september 1996) gemeenschappelijke regels met betrekking tot het voorkomen van afval, alsmede de verzameling, afgifte en inname van afval voor de binnenvaart vastlegt,
dat in het kader van deze gemeenschappelijke regels de toepassing op pleziervaartuigen niet beoogd
wordt,
op basis van artikel 14 van het Verdrag en van de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht,
stelt vast dat de Verdragsluitende Partijen de begripsbepaling “schip” in artikel 1 van het Verdrag uitleggen met uitsluiting van pleziervaartuigen.
Besluit CDNI 2013-II-5
Uitvoeringsregeling - Deel C
Hardheidsregeling krachtens artikel 9.02 van Bijlage 2 voor boordzuiveringsinstallaties
De Conferentie van Verdragsluitende Partijen, beseffende,
- dat met de inwerkingtreding van de bepalingen inzake boordzuiveringsinstallaties per 1 januari 2011, deze installaties moeten voldoen aan de voorschriften van fase II overeenkomstig Aanhangsel V van Bijlage 2 van het Verdrag,
- dat de vervanging van de boordzuiveringsinstallaties die niet voldoen aan het bedoelde Aanhangsel V, praktisch moeilijk uitvoerbaar zou kunnen blijken te zijn of onredelijk hoge kosten zou kunnen inhouden,
overwegende,
- dat de overeenkomstige bepalingen van het ROSR en van de gewijzigde Richtlijn 2006/87/EG in overweging genomen dienen te worden,
- dat voor de passagiersschepen die zich tot 1 januari 2011 niet in het toepassingsgebied van het CDNI bevonden, de toepassing van de tot 1 november 2009 geldende voorschriften toegestaan zou moeten zijn,
gezien artikel 9.02 van Bijlage 2 van het Verdrag,
neemt het regime inzake de toepassing van artikel 9.02 aan dat in de bijlage wordt opgevoerd, en
stelt de instemming vast van alle Verdragsluitende Partijen met de toepassing van het bedoelde regime door de bevoegde autoriteiten voor de passagiersschepen waarvan de boordzuiveringsinstallaties zijn ingebouwd vóór 1 november 2011.
Bijlage
Bijlage CDNI 2013-II-5
Toepassing van artikel 9.02 van Bijlage 2
voor boordzuiveringsinstallaties die vóór 1.1.2011 op passagiersschepen zijn ingebouwd
Regime voor uitzonderingsmogelijkheden en voorwaarden waaronder de toegestane uitzonderingen als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt
1. Passagiersschepen met boordzuiveringsinstallaties die vóór 1 november 2009 werden ingebouwd, mogen deze installaties blijven gebruiken als de installatie aan de volgende eisen voldoet:
a) de grens- en controlewaarden van de installatie overschrijden de waarden volgens fase II met niet meer dan een factor 2;
b) voor de boordzuiveringsinstallatie is een verklaring van de fabrikant of een deskundige afgegeven die bevestigt dat deze de kenmerkende belastingen die op dit schip kunnen optreden, kan verwerken;
c) een zuiveringsslibmanagementplan dat aan de voorwaarden voor gebruik van een boordzuiveringsinstallatie op een passagiersschip voldoet, is voorhanden.
2. Boordzuiveringsinstallaties die na 31 oktober 2009 en vóór 1 januari 2011 werden geïnstalleerd, mogen verder gebruikt worden, voor zover deze installaties de grenswaarden van fase I vervullen en aan de bepalingen van het eerste lid, onder b. en c., wordt voldaan.
3. Voor passagiersschepen die vóór 1 januari 2011 werden gebouwd en tot dan niet onder het toepassingsgebied van het CDNI vielen (volgens Bijlage 1), gelden de bepalingen van het eerste lid met de afwijkende datum 1 januari 2011.
4. Uitzonderingen voor boordzuiveringsinstallaties die op grond van de hardheidsregelingen van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn (artikel 24.04, vierde lid) of van Bijlage 2 van Richtlijn 2006/87/EG (artikel 24.04, vierde lid, of artikel 24a.04) aan passagiersschepen toegekend werden, gelden als gelijkwaardig.
5. De vervanging van delen door onderdelen die technisch of qua bouw gelijk zijn, wordt niet als een vervanging van de installatie beschouwd.
Besluit CDNI 2016-I-4
Toepassing van artikel 7.04, tweede lid, op tankschepen
die overeenkomstig nationale bepalingen worden ontgast (Deel B)
De Conferentie van Verdragsluitende Partijen,
gezien het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) en meer in het bijzonder artikel 14 van dit Verdrag,
overwegende dat het voorkomen van afval zowel vanwege de bescherming van het milieu als vanwege de veiligheid en gezondheid van het scheepvaartpersoneel en de verkeersdeelnemers een vereiste is voor de binnenvaart en de daarmee samenhangende bedrijfstakken,
overwegende dat de door middel van Besluit CDNI 2015-II-3 aangebrachte wijziging van artikel 7.04, tweede lid, een verduidelijking beoogt en geen inhoudelijke wijzigingen inhoudt,
stelt vast dat een overeenkomstig nationale voorschriften ontgast tankschip zonder te worden gewassen opnieuw geladen kan worden indien de volgende verlader de vervoerder schriftelijk bevestigt dat het schip niet in gewassen toestand ter beschikking gesteld hoeft te worden.
Deze uitleg is onmiddellijk geldig tot de datum van inwerkingtreding van de overeenkomstige voorschriften in het CDNI.
***