GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST GELDERLAND-ZUID
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. GGD Gelderland-Zuid: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze regeling;
b. deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;
c. Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland;
d. regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling;
e. wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
f. Gemeentewet: de huidige Gemeentewet.
g. Directeur Publieke Gezondheid: de functionaris zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet Publieke Gezondheid.
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, het gemeentebestuur, de raad, het college, de burgemeester en de secretaris onderscheidenlijk de GGD, het bestuur van de GGD, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de Directeur Publieke Gezondheid.
Artikel 2 Openbaar lichaam
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland- Zuid. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is door de colleges van Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten ingesteld op grond van artikel 14, tweede lid, van de Wet Publieke Gezondheid.
2. De GGD Gelderland-Zuid is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Berg en Dal, Heumen, Maasdriel, Neder- Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel.
3. De GGD Gelderland-Zuid is gevestigd in Nijmegen.
Artikel 3 Bestuursorganen
De GGD Gelderland-Zuid kent, onverminderd de mogelijkheid van het instellen van bestuurscommissies als bedoeld in artikel 17, de volgende bestuursorganen:
1. het algemeen bestuur;
2. het dagelijks bestuur;
3. de voorzitter.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 4 Belangen
De GGD Gelderland-Zuid behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van de publieke gezondheidszorg, zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader is bepaald tot de taken en bevoegdheden.
Artikel 5 Taken
1. De GGD Gelderland-Zuid draagt zorg voor het uitvoeren van taken die vanwege de Wet publieke gezondheid (Wpg) of andere wetten zijn opgedragen aan de GGD Gelderland-Zuid alsmede taken (afkomstig uit Wpg of andere wetten) die vanwege beleidsmatige keuzes van de deelnemende gemeenten na besluitvorming in het algemeen bestuur zijn opgedragen aan de GGD. Deze taken tezamen worden aangeduid als uniforme taken.
2. Taken die vanwege de Wet publieke gezondheid (Wpg) of andere wetten zijn opgedragen aan de GGD Gelderland-Zuid betreffen:
a. monitoring, signalering en advisering op het gebied van publieke gezondheid;
b. infectieziektebestrijding;
c. technische hygiënezorg;
d. medische milieukunde;
e. jeugdgezondheidszorg, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2 sub e van de Wpg);
f. ouderengezondheidszorg;
g. gezondheidsbevordering en leefstijl;
h. bevorderen van psychosociale hulp bij incidenten, rampen en crises;
i. toezicht op organisaties voor kinderopvang.
3. Xxxxx (afkomstig uit Wpg of andere wetten) die vanwege beleidsmatige keuzes van de deelnemende gemeenten na besluitvorming in het algemeen bestuur zijn opgedragen aan de GGD betreffen:
a. reizigersadvisering en vaccinaties;
b. openbare geestelijke gezondheidszorg;
c. forensische geneeskunde;
d. het voorzien in een Advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling;
e. toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo 2015;
f. jeugdgezondheidszorg, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2 sub a tot en met d van de Wpg);
g. advisering in het kader van centrale toegang tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang;
h. meldpuntfunctie, horen en uitvoeren van verkennend onderzoek in het kader van de Wet verplichte GGZ.
4. De GGD Gelderland-Zuid kan op verzoek facultatieve taken verrichten voor één of meerdere gemeenten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van deze regeling.
Artikel 6 Bevoegdheden
1. Voor zover hiervan niet in deze regeling is afgeweken, en onverminderd het bepaalde in artikel 30 van de wet, komen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland- Zuid ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen en ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken alle bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente behoren, met dien verstande dat het algemeen bestuur in de plaats treedt van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats treedt van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester. De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten oefenen hun bevoegdheden tot regeling en bestuur ten aanzien van deze taken niet zelf uit.
2. Voorts wordt expliciet aan de GGD Gelderland-Zuid opgedragen de bevoegdheid tot oprichting van of deelname in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming, zulks overeenkomstig artikel 31a van de Wet.
3. Ten slotte komen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland-Zuid alle bevoegdheden toe die in wet- en regelgeving rechtstreeks zijn opgedragen aan (het bestuur van) de gemeentelijke gezondheidsdienst.
Artikel 7 Aanvullende diensten
1. De GGD Gelderland-Zuid kan voor een of meerdere gemeenten, alsmede voor derden, ook andere of aanvullende taken (facultatieve taken) op het terrein van de gezondheidszorg uitoefenen, onder de voorwaarde dat de diensten moeten passen binnen de doelstellingen van de GGD en daarmee in het verlengde liggen van de taken vermeld in artikel 5.
2. De aanvullende diensten zullen op basis van een daaraan ten grondslag liggende schriftelijke overeenkomst (dienstverleningsovereenkomst) worden uitgevoerd.
Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang
(vervallen)
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 9 Taken en bevoegdheden
1. Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn opgedragen.
2. Het algemeen bestuur is bevoegd tot het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming, als dat noodzakelijk is ter behartiging van het algemeen belang, zulks overeenkomstig artikel 31a van de wet.
3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of aan een bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen en wijzigen van de begroting;
b. het vaststellen van de jaarrekening;
c. het vaststellen van verordeningen;
d. het vaststellen van het beleidsplan en het beleidsprogramma;
e. het instellen van bestuurscommissies;
f. het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming;
g. het aanwijzen van een accountant.
Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur
1. Het algemeen bestuur van de GGD Gelderland-Zuid bestaat uit 1 lid namens elke deelnemende gemeente.
2. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen elk een lid aan – bij voorkeur de portefeuillehouder die verantwoordelijk is voor volksgezondheid – als lid van het algemeen bestuur.
3. Een lid van het algemeen bestuur kan niet tevens zijn medewerker in dienst van of op grond van een overeenkomst van opdracht werkzaam zijn voor de GGD Gelderland-Zuid.
4. De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, van deze regeling zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad. Indien zij in de nieuwe zittingsperiode opnieuw als wethouder of burgemeester deel uitmaken van het college kunnen zij terstond opnieuw worden aangewezen.
5. Het lidmaatschap eindigt zodra een lid geen onderdeel meer uitmaakt van het college van B&W van zijn gemeente.
6. De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.
7. Elk lid van het algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger. Bepalingen in deze regeling geldende voor de leden van het algemeen bestuur zijn mede van toepassing op de plaatsvervangende leden.
Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen
1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of als ten minste vier leden van het algemeen bestuur daar om verzoeken.
2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
3. Tot het sluiten van de deuren en het vergaderen in beslotenheid kan worden overgegaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de wet.
4. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
a. het beleidsplan en het beleidsprogramma;
b. de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening;
c. het liquidatieplan.
d. een voorstel tot het wijzigen van deze regeling.
5. Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. De besluiten worden genomen op basis van gewogen stemrecht, waarbij elke gemeente voor iedere
20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
6. Het stemgewicht voor elke gemeente wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dit is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Artikel 11a Zienswijze raden
1. Met inachtneming van artikel 10 lid 5 van de wet worden de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaand aan het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen indien het één van de volgende besluiten betreft:
a. besluit algemeen bestuur tot het vaststellen van de meerjarenstrategie;
b. besluit algemeen bestuur om – op voorstel van de colleges – het takenpakket van de GGD aan te passen
c. besluit algemeen bestuur om een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling in overweging te geven aan de colleges, overeenkomstig artikel 1 van de wet.
2. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur biedt de raden een termijn van minimaal acht weken voor het schriftelijk naar voren brengen van een zienswijze.
3. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten, en indien het een besluit van het algemeen bestuur betreft, ook het algemeen bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
4. Niet tijdig ontvangen zienswijzen kunnen door het dagelijks bestuur buiten beschouwing worden gelaten.
5. De zienswijze met betrekking tot de kaderbrief, de begroting en de jaarrekening zijn separaat geregeld in respectievelijk artikel 30a, 31 en 33 van deze regeling.
Artikel 11b Participatie
Inspraak verloopt via de gemeenteraden en colleges van de deelnemende gemeenten, die deze inbreng mee kunnen nemen in een zienswijze of mee kunnen geven aan hun vertegenwoordiger in het algemeen bestuur. Ingezetenen en belanghebbenden kunnen via de bestaande mogelijkheden inbreng hebben op de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
Aan het dagelijks bestuur is in elk geval opgedragen:
a. het dagelijks bestuur van de GGD Gelderland-Zuid;
b. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd;
c. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;
d. het voorstaan van de belangen van de GGD Gelderland-Zuid bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met de GGD Gelderland-Zuid van belang is;
e. het beheer van activa en passiva van de GGD Gelderland-Zuid;
x. xx xxxx, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding;
g. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom;
h. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de GGD Gelderland-Zuid;
i. (vervallen)
j. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de GGD Gelderland-Zuid te besluiten, waaronder het sluiten van arbeidsovereenkomsten na inwerkingtreding van de Wnra per 1 januari 2020, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;
k. te besluiten namens de GGD Gelderland-Zuid rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
l. het houden van voortdurend toezicht op al hetgeen de GGD Gelderland-Zuid aangaat; en voorts de overige taken en bevoegdheden die in deze regeling, dan wel door een besluit van het algemeen bestuur, aan het dagelijks bestuur worden opgedragen;
en voorts de taken en bevoegdheden die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen.
Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en minimaal vier andere leden, aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur. Zij treden, onverminderd het bepaalde in 18, vierde lid, af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Zij kunnen, indien zij opnieuw zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.
2. Daarnaast kunnen maximaal drie leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, door het algemeen bestuur worden aangewezen van buiten de kring van het algemeen bestuur.
3. De zittingsperiode van de leden van het dagelijks bestuur die geen onderdeel uitmaken van het algemeen bestuur is vier jaar. Deze leden kunnen na de eerste zittingsperiode een keer worden herbenoemd.
4. Het algemeen bestuur kan over de volgorde van aftreden regels vastleggen in een schema.
5. Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.
Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken, in welk laatste geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.
2. Het dagelijks bestuur beslist bij meerderheid van stemmen, waarbij elk lid in de vergadering één stem heeft. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
3. De artikelen 54, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten ter zake mee aan het algemeen bestuur.
5. Voorafgaand aan de vergadering van het dagelijks bestuur wordt de agenda van deze vergadering verzonden aan de leden van het algemeen bestuur.
6. De besluitenlijst van het dagelijks bestuur wordt toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER
Artikel 15 Taken voorzitter
1. De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.
2. Hij is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
3. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat bestuur aan te wijzen.
4. Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.
5. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen besluiten dat een ander lid van het bestuur of de directeur Publieke Gezondheid de stukken die uitgaan ondertekenen of medeondertekenen.
6. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD Gelderland-Zuid in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
HOOFDSTUK 6 DE COMMISSIES
Artikel 16 Commissies van advies
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, met inachtneming van artikel 24 van de wet.
Artikel 17 Bestuurscommissies
1. Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.
2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.
3. Het algemeen bestuur regelt, met inachtneming van artikel 25 van de wet, hun bevoegdheden en samenstelling.
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 18 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.
3. Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.
4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
5. Het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter, voor het door hem gevoerde bestuur.
Artikel 19 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden
1. Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekt aan alle raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.
2. Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
3. Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekt de voornoemde inlichtingen zo spoedig mogelijk op de door de raden verzochte wijze.
Artikel 20 De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van de raden
1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad die hij vertegenwoordigt, met inachtneming van artikel 16 van de wet alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.
2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad die hij vertegenwoordigt, met inachtneming van artikel 16 van de wet, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.
3. Een lid van het algemeen bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 10 van deze regeling, door de raad die hem heeft aangewezen worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van die raad niet meer bezit.
HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE
Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur
1. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
2. In het reglement van orde worden onder meer regels gegeven omtrent:
a. het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;
b. de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van deze regeling.
Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.
HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL
Artikel 23 Personeel
1. Ten behoeve van de GGD Gelderland-Zuid kan personeel in dienst worden genomen. Na inwerkingtreding van de Wnra per 1 januari 2020 gebeurt dit op basis van het aangaan van arbeidsovereenkomsten.
2. Na inwerkingtreding van de Wnra per 1 januari 2020 geldt het private arbeidsrecht, met inachtneming van het overgangsrecht zoals opgenomen in de Wnra.
Artikel 24 Directeur Publieke Gezondheid
1. De Directeur Publieke Gezondheid van de GGD Gelderland-Zuid geeft leiding aan de organisatie en is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles dat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.
2. Het algemeen bestuur beslist over zijn benoeming en ontslag en stelt zijn taken vast, in overeenstemming met het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland- Zuid.
HOOFDSTUK 10 KLACHTEN
Artikel 25 Klachtenregeling
1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht en – voor zover van toepassing – de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz), een klachtenregeling vast.
2. De Nationale ombudsman is bevoegd om klachten, als bedoeld in hoofdstuk 9, titel
9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, af te handelen.
Hoofdstuk 11 VERGOEDINGEN
Artikel 26 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden
1. Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 17 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.
2. Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 van de wet bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 16 van deze regeling, die niet de
functie van burgemeester, wethouder, raadslid of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen.
3. Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing op ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd.
HOOFDSTUK 12 HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSPROGRAMMA
Artikel 27 Beleidsplan / meerjarenstrategie
1. Het algemeen bestuur stelt een beleidsplan vast waarin het beleid dat het bestuur van de GGD Gelderland-Zuid voornemens is uit te voeren, in grote lijnen wordt aangegeven. Het algemeen bestuur kan een of meer onderdelen van het beleidsplan afzonderlijk vaststellen.
2. Het beleidsplan beslaat een periode van vier jaar. Jaarlijks kan het algemeen bestuur besluiten over bijstelling van het beleidsplan.
Artikel 28 Beleidsprogramma / begroting
Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een beleidsprogramma vast, waarin de activiteiten van de GGD Gelderland-Zuid worden aangegeven. Het beleidsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële middelen en de te behalen doelen en te bereiken resultaten.
Artikel 29 Totstandkoming
Bij de totstandkoming van het beleidsplan en het beleidsprogramma worden de raden in gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 30 Administratie en controle
1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30a Kaderbrief
1. Het dagelijks bestuur zendt middels een kaderbrief de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten, vóór 15 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de ontwerpbegroting voor het daarop volgende jaar wordt vastgesteld. In de kaders wordt in ieder geval ingegaan op de wijze waarop wordt omgegaan met de jaarlijkse loonontwikkeling en de prijsontwikkeling, en worden de belangrijkste te verwachten begrotings- ontwikkelingen opgenomen.
2. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze op de kaderbrief, zoals bedoeld in het eerste lid, naar voren brengen. De ingekomen zienswijzen worden door het dagelijks bestuur betrokken bij het opstellen van de begroting.
Artikel 31 Begrotingsprocedure
1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
2. Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met begrotingsrichtlijnen.
3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur biedt de raden een termijn van minimaal twaalf weken voor het schriftelijk naar voren brengen van een zienswijze. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
5. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze zoals bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
6. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.
7. Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.
9. Het eerste, derde en vierde lid van dit artikel is van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van de navolgende categorieën begrotingswijzigingen:
- besluiten van het bestuur met betrekking tot begrotingswijzigingen die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage en niet leiden tot verschuivingen tussen reeds door het bestuur goedgekeurde programma’s.
10. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
Artikel 32 Bijdragen van de gemeenten
1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Daarbij zal voor de uniforme taken een verdeelsleutel worden gehanteerd, die uitgaat van het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is.
2. Voor de berekening van de bijdragen van de gemeenten wordt rekening gehouden met bijdragen van het Rijk en van anderen.
3. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.
4. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de GGD Gelderland-Zuid te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
5. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de in de vorige leden van dit artikel bedoelde bijdragen in zijn begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
6. In afwijking van het eerste lid kan het algemeen bestuur besluiten tot het hanteren van een andere verrekenings- of financieringswijze, naar gelang de wijze van uitvoering en de soort taak.
Artikel 33 Jaarrekening
1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 april van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft de voorlopige jaarrekening (met daarbij gevoegd de accountantsverklaring) en het jaarverslag aan de raden van de deelnemende gemeenten.
2. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen een termijn van acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de jaarrekening naar voren brengen.
3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 15 juli in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.
5. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
6. In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.
7. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld conform de bij de begroting vastgestelde systematiek.
8. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 33 van deze regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de mededeling van de vaststelling van de jaarrekening.
HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF
Artikel 34 Zorgplicht archiefbescheiden
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van GGD Gelderland- Zuid, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening, die aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.
2. Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de gedelegeerde en gemandateerde taken. Het dagelijks bestuur stelt voor het beheer van de archiefbescheiden van GGD Gelderland-Zuid nadere regels vast, met inachtneming van het bepaalde in de archiefverordening zoals genoemd in lid 1.
3. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden die niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats alsmede het beheer van de naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden en documentaire verzamelingen.
4. De archivaris doet jaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag inzake de in lid 3 hiervoor vermelde uitoefening van het toezicht en het gevoerde beheer.
5. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.
HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 35 Toetreding
Toetreding tot deze regeling is slechts mogelijk voor zover de Wet Veiligheidsregio’s en Wet publieke gezondheid dit toelaten.
Artikel 35a Uittreding
1. Uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van
gemeenten in regio’s zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.
2. Bij afwezigheid van een wettelijke voorziening omtrent uittreding is uittreding slechts mogelijk na voltooiing van het uittredingsproces zoals beschreven in lid 3 tot en met 12 van dit artikel.
3. De hoogte van de uittreedsom wordt bepaald door de frictiekosten en desintegratiekosten. Het algemeen bestuur stelt de uittreedsom vast bij besluit genomen bij meerderheid van stemmen.
4. De deelnemende gemeenten hanteren als uitgangspunt dat de uittredende gemeente over een periode van vijf jaar de eigen bijdrage moet doorbetalen, waarbij deze bijdrage ieder jaar met twintig procent afneemt, zodat de uittredende gemeente in het zesde jaar niet meer hoeft te betalen, tenzij de bevindingen van de projectgroep aanleiding vormen tot bijstelling van dat uitgangspunt.
5. De gevolgen van de uittreding worden in kaart gebracht door een projectgroep.
6. De projectgroep wordt samengesteld door het dagelijks bestuur en bestaat uit een afgevaardigde van het dagelijks bestuur, een afgevaardigde van de uittredende gemeente en één of meer onafhankelijk deskundigen, in gezamenlijkheid te benoemen. De kosten van de in te schakelen deskundigen komen voor rekening van de uittredende gemeente.
7. De projectgroep rapporteert aan het dagelijks bestuur.
8. Het algemeen bestuur neemt het besluit tot vaststelling van de uittreedsom uiterlijk zes maanden na ontvangst van het gemeentelijke uittredingsbesluit als dat aan de orde is of zes maanden nadat de indeling in regio’s zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s is gewijzigd. De beslistermijn kan éénmaal worden verdaagd met drie maanden.
9. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het college van hun gemeente binnen acht weken hun zienswijze naar voren brengen over de uittreding.
10. De raden van de deelnemende gemeenten dienen toestemming te geven, alvorens de colleges overgaan tot het voltooien van het uittredingsproces.
11. De ondernemingsraad en/of het lokaal overleg worden betrokken bij het uittredingsproces en in de gelegenheid gesteld om hun bevoegdheden ten aanzien van de uittreding uit te oefenen.
12. De uittredende gemeente blijft tot aan het moment van daadwerkelijke uittreding volwaardig deelnemer en dient tot aan dat moment al zijn verplichtingen na te komen met betrekking tot deze gemeenschappelijke regeling.
13. Na uittreding van de betreffende gemeente stelt het dagelijks bestuur de aanpassing van de onderhavige gemeenschappelijke regeling op, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet.
14. De aangepaste gemeenschappelijke regeling wordt bekend gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de wet.
Artikel 36 Wijziging
1. De regeling kan worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de besturen van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet.
2. Zowel het algemeen bestuur als elke deelnemende gemeente is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel.
3. Het college dient het voorstel, zoals bedoeld in het tweede lid, in bij het algemeen bestuur, waarna het algemeen bestuur het voorstel vaststelt.
4. Het dagelijks bestuur zendt het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel ter besluitvorming toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten, nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen bij de colleges van burgemeester en wethouders over het ontwerp van de gewijzigde regeling.
5. De colleges van de deelnemende gemeenten nemen een besluit op het voorstel na toestemming van de raden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de wet, en zenden een afschrift van het collegebesluit inclusief de toestemming van de raden aan de GGD.
6. Indien van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten een instemmend besluit is ontvangen, is de wijziging getroffen en zal het algemeen bestuur dit in zijn eerstvolgende vergadering bevestigen.
7. Het dagelijks bestuur stelt daarna de colleges en raden zo spoedig mogelijk in kennis van de tot stand gekomen wijziging.
Artikel 37 Opheffing
1. Deze regeling kan slechts worden opgeheven als dit door wijziging van de Wet publieke gezondheid mogelijk wordt. Opheffing geschiedt – behoudens een andersluidende wettelijke voorziening – door daartoe strekkende besluiten van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten.
2. Xxxxxxx van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daartoe een liquidatieplan vast. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
3. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.
4. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de GGD.
5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
6. De bestuursorganen van de GGD blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.
Artikel 38 Geschillencommissie
1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.
2. De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die niet werkzaam zijn voor of bestuurder zijn van een van de betrokken partijen. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door de andere bij het geschil betrokken partij(en), , alsmede een door deze vertegenwoordigers gezamenlijk aan te wijzenonafhankelijke voorzitter.
3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.
4. De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen en brengt – indien dit niet mogelijk is – aan het algemeen bestuur advies uit over de wijze waarop het geschil afgehandeld zou moeten worden.
HOOFDSTUK 16 SLOTBEPALINGEN
Artikel 39 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 39a Evaluatie
1. Tenminste éénmaal in de zes jaar vindt een evaluatie van deze regeling plaats.
2. De evaluatie richt zich op de inhoud van deze regeling en de ervaringen met de gehanteerde werkwijzen.
3. Het algemeen bestuur neemt een besluit over de inhoud, het proces en de werkwijze van de evaluatie.
Artikel 40 Inwerkingtreding
Deze gewijzigde regeling treedt, na een daartoe strekkend besluit van twee derde van het aantal gemeenten, in werking na bekendmaking van het besluit, per 1 juli 2024, onverminderd het bepaalde in artikel 26 lid 3 van de wet.
Artikel 40a Bekendmaking
1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen maakt de regeling bekend in alle deelnemende gemeenten in het door de gemeente Nijmegen uitgegeven gemeenteblad, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de wet.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
Artikel 41 Citeertitel
De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling GGD Gelderland-Zuid.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn enkele termen die in de gemeenschappelijke regeling regelmatig terugkomen, uiteen gezet. De begripsomschrijvingen a t/m e en h spreken voor zich.
Met de komst van de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen – waarin alsnog is gekozen voor het doorwerken van duale verhoudingen – zijn artikelen herschreven en verduidelijkt.
Verwijzingen naar de oude Gemeentewet (van voor 2002) zijn niet meer nodig. Het geheel is daardoor leesbaarder geworden.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 2 Openbaar lichaam
In dit artikel wordt het openbaar lichaam geïntroduceerd. Ingevolge artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) is het openbaar lichaam rechtspersoon.
Hierdoor beschikt de GGD Gelderland-Zuid van rechtswege over de privaatrechtelijke bevoegdheden die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer (bijv. sluiten van overeenkomsten, huren van kantoorruimte, lenen van geld).
Tevens is expliciet tot uitdrukking gebracht dat, in lijn met artikel 14 Wet publieke gezondheid, de colleges besluiten tot het instellen van deze regeling. Er is dus sprake van een collegeregeling. In de regeling worden geen bevoegdheden van de raad overgedragen. Op grond van artikel 1 lid 2 Wgr kan een college overigens pas instemmen met het instellen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, als zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. Deze toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 3 Bestuursorganen
In artikel 12 van de Wgr is bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter bestaat. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam. Zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur wordt voorgezeten door de voorzitter.
Indien er een bestuurscommissie wordt ingesteld, ontstaat er een vierde bestuursorgaan. In artikel 17 van de regeling wordt daartoe de mogelijkheid geboden.
Artikel 4 Belangen
In artikel 10 lid 1 van de Wgr is bepaald dat de regeling het belang waarvoor zij is getroffen vermeldt. Voor de GGD Gelderland-Zuid betreft dit de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van de openbare gezondheidzorg. Dat is het deel van de gezondheidszorg dat zich richt op de (collectieve) preventie.
Artikel 5 Taken
De in artikel 4 genoemde belangen worden behartigd door uitvoering te geven aan de in dit artikel genoemde taken.
Artikel 5 lid 2 sub a
Onder monitoring, signalering en advisering op het gebied van publieke gezondheid valt ook de epidemiologische taak.
Artikel 5 lid 2 sub e
De Wet publieke gezondheidszorg (Wpg) noemt de jeugdgezondheidszorg in Hoofdstuk 2,
paragraaf 2, artikel 5 lid 2 van die wet. Van belang is om hier onderscheid te maken tussen taken die wel en taken die niet kunnen worden opgedragen aan een ander dan de GGD. De taak zoals vermeld in artikel 5 lid 2 sub e Wpg (het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen) kan, gelet op het bepaalde in artikel 14 lid 4 van de Wpg, niet worden opgedragen aan een ander dan de GGD en staan daarom in lid 2 sub e van artikel 5 van deze GR vermeld.
Artikel 5 lid 2 sub i
In de Wet kinderopvang zijn voorschriften opgenomen over de taak genoemd in artikel 5i. De DPG wordt formeel als toezichthouder zoals genoemd in de Wet kinderopvang aangewezen. Nadere bepalingen omtrent de werkwijze van de toezichthouder kinderopvang zijn opgenomen in de Beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang.
Artikel 5 lid 3 sub a
De taak die is genoemd in artikel 5 sub k (reizigersadvisering en vaccinaties) wordt traditioneel door de GGD verricht, omdat deze taak nauw samenhangt met de preventie van infectieziekten. Het betreft een markttaak, die (minimaal) kostendekkend dient te zijn, met inachtneming van de Wet markt en overheid.
Artikel 5 lid 3 sub b
Onder de openbare geestelijke gezondheidszorg wordt in ieder geval verstaan bemoeizorg en de Wet tijdelijk huisverbod.
Artikel 5 lid 3 sub c
Onder de forensische geneeskunde wordt in ieder geval verstaan Forensisch Medisch Onderzoek en lijkschouw.
Artikel 5 lid 3 sub d en e
De taken genoemd in artikel 5 lid 3 sub d (het voorzien in een Advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling) en artikel 5 lid 3 sub e (toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo 2015) zijn toegevoegd door besluit van het algemeen bestuur d.d. 11 december 2014 ten behoeve van de uitoefening van deze taken door de GGD met ingang van 2015.
Artikel 5 lid 3 sub f
De Wet publieke gezondheidszorg (Wpg) maakt als het gaat om jeugdgezondheidszorg onderscheid tussen taken die wel en taken die niet kunnen worden opgedragen aan een ander dan de GGD. De taken zoals vermeld in artikel 5 lid 2 sub a tot en met d Wpg kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 14 lid 4 van de Wpg, worden opgedragen aan een ander dan de GGD en staan daarom in lid 3 sub f van artikel 5 van deze GR vermeld. Het betreft de navolgende taken uit de Wpg op het gebied van jeugdgezondheidszorg:
(a) het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren;
(b) het ramen van de behoeften aan zorg;
(c) de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie, congenitale hypothyroïdie en adrenogenitaal syndroom;
(d) het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding.
Facultatieve taken (artikel 5 lid 4)
GGD Gelderland-Zuid kan extra taken of taken op een hoger dienstverleningsniveau verrichten voor één of meerdere gemeenten wanneer daarom wordt verzocht. Deze zogenaamde facultatieve dienstverlening betreft derhalve diensten die de GGD Gelderland- Zuid verricht voor die afzonderlijke gemeente(n), naast de uniforme taken vermeld in de leden 2 en 3 van artikel 5 van deze regeling die reeds bij GGD Gelderland-Zuid zijn ondergebracht.
Artikel 6 Bevoegdheden
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat de gemeenten alle bevoegdheden die relevant zijn voor de uitoefening van de in artikel 5 genoemde taken overdragen aan de GGD Gelderland- Zuid. Het algemeen bestuur kan overigens besluiten om haar bevoegdheden over te dragen aan het dagelijks bestuur, tenzij dit expliciet is verboden in deze regeling.
Bevoegdheden die noodzakelijk zijn om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer, zoals privaatrechtelijke bevoegdheden (o.a. sluiten overeenkomsten) zijn niet genoemd, omdat elke rechtspersoon die van rechtswege bezit.
Het oprichten van of deelnemen in o.a. stichtingen of vennootschappen is expliciet opgenomen, omdat dit anders – gelet op artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen – niet tot de mogelijkheden zou behoren. Op grond van het bepaalde in dat artikel dient een dergelijk besluit in het bijzonder aangewezen te worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Bovendien kan zo’n besluit niet worden genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. De bevoegdheid is ook uitdrukkelijk opgenomen in artikel 9 lid 2 als bevoegdheid van het algemeen bestuur.
Artikel 7 Aanvullende diensten
De GGD Gelderland-Zuid levert haar diensten voor alle gemeenten op hetzelfde kwaliteits- niveau. Het is mogelijk dat gemeenten het wenselijk achten dat daarnaast ook andere diensten worden verricht, dan wel dat de dienstverlening op bepaalde onderdelen op een hoger kwaliteitsniveau wordt verricht. Artikel 7 maakt duidelijk dat de GGD Gelderland-Zuid de mogelijkheid heeft om met een gemeente een dienstverleningsovereenkomst af te sluiten, waarin concrete afspraken worden gemaakt over dit soort facultatieve dienstverlening. In de praktijk kan een gemeente ook kiezen voor de mogelijkheid om een (project)subsidie te verstrekken aan de GGD. Ook met andere openbare lichamen, zoals een andere gezondheidsdienst of de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, kan een dienstverleningsovereenkomst worden afgesloten.
Bij het uitvoeren van activiteiten voor derden is van belang dat niet meer dan 20% van de werkzaamheden worden verricht ten behoeve van organisaties buiten het rechtsgebied van de GGD. Als dit percentage wordt overschreden ontstaat strijd met de Europese en nationale aanbestedingsregels (zie artikel 2.24c, lid 1 sub c van de Aanbestedingswet 2012).
Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang
Vervallen.
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 9 Taken en bevoegdheden
Ingevolge artikel 12 lid 2 Wgr staat het algemeen bestuur aan het hoofd van het openbaar lichaam. Bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn overgedragen, behoren het algemeen bestuur toe. Dat geldt uiteraard ook voor bevoegdheden die in de regeling expliciet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen.
Uit artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen blijkt dat een GR alleen lid kan worden van een vereniging, als de GR in die mogelijkheid voorziet. Het besluit daartoe wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen (zienswijze) kenbaar te maken aan het algemeen bestuur. Deze bevoegdheid (om lid te worden van een vereniging) staat nu nadrukkelijk in het tweede lid vermeld in verband met de noodzaak om in het kader van de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (Wnra) lid te worden van een werkgeversvereniging voor GR-en. Deze bevoegdheid is tevens vermeld in artikel 6 lid 2 waar de bevoegdheid aan de GGD wordt overgedragen.
Om het voor niet-gemeenten mogelijk te maken de arbeidsvoorwaardenregeling van de VNG
toe te passen, heeft de VNG gekozen voor het oprichten van een aparte Werkgevers- vereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties. Het lidmaatschap van deze vereniging staat open voor onder meer gemeenschappelijke regelingen, waaronder de GGD Gelderland-Zuid. De Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties sluit met de vakbonden een Cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties af, die inhoudelijk overeenkomt met de Cao Gemeenten. Door het lidmaatschap van deze vereniging zijn niet- gemeenten gebonden aan die Cao en ontstaat dezelfde situatie als bij gemeenten.
In het derde lid is opgenomen dat het algemeen bestuur – naast de gebruikelijke voorbehouden – ook de bevoegdheid om het beleidsplan en het beleidsprogramma vast te stellen, niet kan delegeren aan het dagelijks bestuur. Hiervoor is gekozen omdat in deze plannen de algemene beleidslijnen worden bepaald, waardoor het van belang is dat alle leden van het algemeen bestuur zich hierover kunnen uitspreken.
Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt op welke wijze het bestuur van de GGD Gelderland- Zuid is samengesteld. Het bestuur wordt ingevuld door collegeleden van de deelnemende gemeenten, bij voorkeur door de wethouder die verantwoordelijk is voor de portefeuille volksgezondheid.
Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen
Dit artikel beschrijft de werkwijze van het algemeen bestuur. De meeste bepalingen spreken voor zich.
Uit artikel 11 lid 5 van de regeling blijkt dat het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. De besluitvorming vindt plaats op basis van gewogen stemrecht, zodat het inwoneraantal van de deelnemende gemeenten meeweegt voor het stemgewicht. Evenals het geval is bij de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, waarin dezelfde gemeenten participeren, is ervoor gekozen dat elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft.
De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar (artikel 22 lid 3 Wgr). Het derde en vierde lid van artikel 22 Wgr regelen de procedure die moet worden gevolgd om een vergadering in beslotenheid te laten plaatsvinden. Artikel 11 lid 4 bevat een lijst van onderwerpen waarover in ieder geval niet in beslotenheid vergaderd of besloten mag worden. Deze lijst is gebaseerd op artikel 24 Gemeentewet.
Artikel 11a Zienswijze raden
In artikel 11a zijn de besluiten opgenomen die in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 5 en lid 6 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de raden worden voorgelegd voor het geven van een zienswijze.
De consultatie door het dagelijks bestuur van de raden in het kader van (besluiten inzake) de meerjarenstrategie, de aanpassing van het takenpakket van de GGD en de wijziging van de gemeenschappelijke regeling is in dit artikel geformaliseerd.
De zienswijzen dienen schriftelijk aan het dagelijks bestuur van de GGD te worden toegezonden. De verplichte schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur op de ingebrachte zienswijzen is voor de volledigheid verwerkt in het derde lid maar deze verplichting voor het dagelijks bestuur is reeds opgenomen in artikel 10 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze verplichting van het dagelijks bestuur is in die zin een aanscherping van de reeds bestaande praktijk van het vragen om een zienswijze (overeenkomstig de begrotingsprocedure). Een verplichting om daarop te reageren was er voorheen niet.
Om te voorkomen dat de procedure vertraging oploopt door niet-tijdig ingediende zienswijzen (om wat voor reden dan ook) hoeft het dagelijks bestuur niet-tijdig ingediende zienswijzen niet te betrekken in het schriftelijke en gemotiveerde oordeel met betrekking tot ingediende zienswijzen. Dat mag uiteraard wel maar dit artikel geeft aan dat het dagelijks bestuur daartoe niet is verplicht.
Artikel 11b Participatie
Artikel 11b is opgenomen in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 7 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen en betreft de participatie van ingezetenen en belanghebbenden.
Gelet op de zienswijzeprocedure (nader uitgewerkt in artikel 11a hiervoor), is gekozen voor inspraak die via de gemeenteraden en colleges verloopt. Ingezetenen en belanghebbenden hebben derhalve indirect, via de gemeenteraad, inspraak. Inbreng geschiedt via de gebruikelijke mogelijkheden.
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich. De inhoud van dit artikel is redactioneel aangepast in lijn met artikel 33b van de Wgr.
In het kader van de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (Wnra) vindt op grond van de Aanpassingswet Wnra een wijziging plaats van onder meer artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Kamerstukken EK, nr. 35.073; artikel 2.13; zie ook de toelichting in paragraaf 4.2 van de bijbehorende Memorie van toelichting nr. 35.073-3).
De bevoegdheid van het dagelijks bestuur tot het (éénzijdig) benoemen, schorsen en ontslaan wordt geschrapt. Daarmee komt ook de bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 12 onder i te vervallen als het gaat om het éénzijdig benoemen, schorsen en ontslaan, omdat artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen de grondslag daarvoor vormt.
Met de inwerkingtreding van de Wnra voor de GGD Gelderland-Zuid op 1 januari 2020 worden ambtenaren in dienst genomen door de GGD Gelderland-Zuid als rechtspersoon op grond van privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten. De bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten is thans reeds geduid in artikel 33b lid 1 sub e van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 12 onderdeel j van deze regeling.
Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur
In dit artikel is geregeld hoe het dagelijks bestuur wordt samengesteld. Het dagelijks bestaat dient te bestaan uit minimaal vijf personen, inclusief de voorzitter, die tevens lid zijn van het algemeen bestuur.
Daarnaast kan het algemeen bestuur er voor kiezen om maximaal drie externe leden te benoemen in het dagelijks bestuur, bijvoorbeeld om te borgen dat specifieke deskundigheid op bepaalde beleidsterreinen (bijvoorbeeld financiën) rechtstreeks in het dagelijks bestuur aanwezig is. De zittingsperiode van de leden van het dagelijks bestuur die geen onderdeel uitmaken van het algemeen bestuur loopt niet gelijk aan de zittingsperiode van de leden van het dagelijks bestuur die aangewezen zijn uit het algemeen bestuur aangezien leden van het dagelijks bestuur op elk moment door het algemeen bestuur kunnen worden benoemd (en ontslagen).
Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde
In dit artikel wordt de werkwijze van het dagelijks bestuur globaal beschreven. De bepalingen spreken voor zich.
Het vijfde lid in dit artikel is opgenomen in navolging van het besluit van het algemeen bestuur in oktober 2018.
Het rekenkamerrapport “Grip krijgen op Veilig Thuis” (april 2018) adviseerde het publiceren van de besluitenlijst van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur heeft echter een informatieplicht richting het algemeen bestuur en niet richting de raden. Vandaar dat dit in aangepaste vorm is overgenomen uit het voornoemde rekenkamerrapport in lid 6.
HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER
Artikel 15 Taken voorzitter
De voorzitter wordt volgens de Wgr door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Een extern lid van het dagelijks bestuur kan deze functie dus niet bekleden. Voor de voorzitter gelden dezelfde regels als voor de overige DB-leden ten aanzien van aftreden, tussentijds ontslag, incompatibiliteit etc.
HOOFDSTUK 6: DE COMMISSIES
Artikel 16 Commissies
In artikel 24 van de Wgr is bepaald dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam commissies van advies kan instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. In het tweede lid van bedoeld artikel is bepaald dat de instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter eveneens geschiedt door het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter dienen hiertoe voorstellen in.
Anders dan ten tijde van het oprichten van de GGD Gelderland-Zuid werd voorzien, blijkt binnen het algemeen bestuur tot op heden geen behoefte te bestaan aan twee vaste commissies van advies die zich specifiek richten op de Regio Rivierenland of de Regio Nijmegen. De verplichting om deze twee adviescommissies in te stellen is dan ook geschrapt per 1-1-2016.
Andere commissies van advies (ad hoc commissies) aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden, volgens artikel 24 lid 3 van de Wgr door het dagelijks bestuur, onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
Artikel 17 Bestuurscommissies
In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om bestuurscommissies in te stellen. Aan dergelijke commissies kunnen bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden overgedragen, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 9 lid 2 ook niet aan het dagelijks bestuur overgedragen mogen worden.
Bij het inwerkingtreden van deze regeling wordt overigens geen gebruik gemaakt van bestuurscommissies. Omdat niet valt uit te sluiten dat dit in de toekomst wel gewenst kan zijn, is in de regeling toch de mogelijkheid geopend om bestuurscommissies in te stellen.
De bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het dagelijks bestuur worden overgedragen. Voordat het algemeen bestuur overgaat tot het instellen van een bestuurscommissie dienen de raden van de deelnemende gemeenten – op grond van het gewijzigde artikel 25 lid 2 Wgr – van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en de gelegenheid krijgen om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. In de oude Wgr moest aan de raden om een verklaring van geen bezwaar te worden verzocht,
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Intergemeentelijke samenwerking is verlengd lokaal bestuur. De doelstelling van de Wgr is daarom het aanhalen van de bestuurlijke en financiële banden tussen het samenwerkingsverband en de deelnemende gemeenten. Onderdeel hiervan vormt de politieke controle. De artikelen 16 en 17 van de Wgr bepalen dat de regeling bepalingen inhoudt met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen, het afleggen van verantwoordelijkheid en over de terugroepingsmogelijkheid. In hoofdstuk 7 van de regeling zijn deze artikelen opgenomen.
Artikel 18 Dagelijks bestuur en voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur
Dat de leden van het dagelijks bestuur, zowel tezamen als ieder afzonderlijk, desgevraagd verantwoording dienen af te leggen over het door hen gevoerde bestuur, vloeit voort uit artikel 16 lid 1 van de Wgr.
Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, bepaalt de regeling dat de leden van het dagelijks bestuur ongevraagd alle informatie aan het algemeen bestuur geven die nodig is voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde bestuur.
In de regeling is tevens bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur kunnen worden ontslagen, indien een lid niet langer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur.
Aansluiting is gezocht bij de vertrouwensregel en de procedure tot opzeggen van het vertrouwen van wethouders zoals vastgelegd in de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.
Artikel 19 Algemeen bestuur en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden Artikel 19 wordt aangepast als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Het derde lid van dit artikel geeft aan op welke wijze inlichtingen aan de raden van de deelnemende gemeenten worden verstrekt.
Artikel 20 Leden ten opzichte van raden
Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16 lid 1 van de Wgr geeft een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur de raad, die dit lid of plaatsvervangend lid heeft aangewezen, alle inlichtingen, die door de raad of één of meer leden van die raad worden verlangd.
Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16 lid 3 van de Wgr legt een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan de raad, die dit lid of plaatsvervangend lid heeft aangewezen, verantwoording af over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE
Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur
In artikel 22 lid 1 Wgr is geregeld dat het algemeen bestuur voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststelt.
Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur
Ook het dagelijks bestuur kan een reglement van orde vaststellen. Daartoe bestaat echter geen verplichting.
HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL
Artikel 23 Personeel
Dit artikel biedt de GGD Gelderland-Zuid de mogelijkheid om personeel in dienst te nemen. Tot inwerkingtreding van de Wnra gebeurde het in dienst nemen van personeel op basis van een (éénzijdige) ambtelijke aanstelling. Na inwerkingtreding van de Wnra per 1 januari 2020 gebeurt dat op basis van het aangaan van (privaatrechtelijke) arbeidsovereenkomsten met medewerkers.
Op het personeel van de GGD Gelderland-Zuid was een vooraf aan te wijzen rechtspositie- regeling van toepassing tot inwerkingtreding van de Wnra. Na inwerkingtreding van de Wnra per 1 januari 2020 geldt het private arbeidsrecht, met inachtneming van het overgangsrecht zoals opgenomen in de Wnra. Zie ook de toelichting op artikel 9 en artikel 12 van deze regeling.
Artikel 24 Directeur Publieke Gezondheid
Uit dit artikel blijkt dat de Directeur Publieke Gezondheid wordt aangesteld door het algemeen bestuur. Dit is vereist op grond van artikel 14, derde lid, van de Wet Publieke Gezondheid. Omdat de Directeur Publieke Gezondheid op grond van artikel 32 Wet Veiligheidsregio's ook leiding geeft aan de GHOR, dient over deze benoeming overeenstemming te worden bereikt met het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Logischerwijs is ervoor gekozen dat het algemeen bestuur ook beslist over het ontslag van de Directeur Publieke Gezondheid. Overige rechtspositionele maatregelen worden genomen door het Dagelijks Bestuur, dat ook bevoegd is om de overige medewerkers aan te stellen.
HOOFDSTUK 10 Klachten
Artikel 25 Klachtenregeling
Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (klachtbehandeling) is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Dit betekent dat in een klachtenregeling moet worden geregeld hoe omgegaan wordt met klachten over de GGD Gelderland-Zuid en haar personeel.
Op grond van Stb. 1999, 241 zijn de Awb-bepalingen over het intern klachtrecht (titel 1 van hoofdstuk 9) niet in werking getreden, ten aanzien van klachten die zien op een beleidsterrein dat thans wordt bestreken door de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Dit zal met name het geval zijn als wordt geklaagd over de medische hulpverlening door GGD-artsen of -verpleegkundigen. De afhandeling van dit soort klachten moet plaatsvinden met inachtneming van de bepalingen in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Is deze wet niet van toepassing op de gedraging waarover wordt geklaagd, dan is het hoofdstuk over intern klachtrecht in de Awb wel van toepassing.
Titel 9.2 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht gaat over klachtbehandeling door een ombudsman (extern klachtrecht). Deze titel is van toepassing op alle ingediende klachten, dus ook op klachten die zijn afgehandeld met toepassing van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).
In artikel 25 wordt ervoor gekozen dat de Nationale ombudsman bevoegd is om klachten als bedoeld in hoofdstuk 9, titel 2, af te handelen. De GGD Gelderland-Zuid kiest er niet voor om aan te sluiten bij een ombudsman- of commissie van één van de deelnemende gemeenten, omdat die mogelijk niet over de benodigde expertise beschikt inzake de beleidsterreinen waarin de GGD Gelderland-Zuid opereert. Van de Nationale ombudsman mag deze expertise wel verwacht worden.
HOOFDSTUK 11 VERGOEDINGEN
Artikel 26 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden
Dit artikel biedt de mogelijkheid een regeling vast te stellen op grond waarvan aan de leden van commissies van advies en bestuurscommissies voor hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen, een vergoeding kan worden verleend en een tegemoetkoming in de kosten kan worden verleend. De hoogte van de vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden,
In overeenstemming met de vaste praktijk in deze regio, is bepaald dat slechts commissieleden die niet de functie van burgemeester, wethouder of (gemeente)secretaris vervullen voor een vergoeding in aanmerking komen.
HOOFDSTUK 12 HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSPROGRAMMA
Artikelen 27, 28 en 29
Het is belangrijk dat de GGD Gelderland-Zuid tijdig duidelijk maakt welk beleid zij voornemens is te voeren, zodat de deelnemende gemeenten daar rechtstreeks invloed op
kunnen uitoefenen. In hoofdstuk 12 is voorzien in een procedure voor een beleidsplan (het beleid op hoofdlijnen, welk plan binnen de GGD de meerjarenstrategie wordt genoemd) met daaraan gekoppeld een beleidsprogramma (de in enig jaar voorgenomen concrete activiteiten en benodigde middelen).
De procedure is identiek aan de begrotingsprocedure. Aldus kunnen desgewenst beleid en begroting tegelijk in een en dezelfde procedure worden behandeld. In deze opzet is het echter ook mogelijk om het beleidsprogramma geheel los te koppelen van de begrotingsprocedure. Evenzeer denkbaar is een regeling, waarin het beleidsprogramma onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de begroting.
HOOFDSTUK 13 FINANCIELE BEPALINGEN
Artikelen 30, 30a, 31, 32, 33
Artikel 30a
Het advies uit het rekenkamerrapport “Grip krijgen op Veilig Thuis” (april 2018) om te werken met een kadernota is overgenomen in artikel 30a waarbij is gekozen voor de term ‘kaderbrief’. Hier is begin 2019 al mee gestart.
Gezien de wens van raden om hun kaderstellende rol beter in te vullen is het wenselijk hier een zienswijze-procedure mogelijk te maken. Dat vraagt om een ruime termijn voor zienswijze, aangezien de GGD de input uit de zienswijze uiterlijk 15 januari moet hebben om dit te kunnen verwerken in de begroting.
Het gaat hier echter niet om een reguliere zienswijze-procedure conform de Wgr, aangezien de kaderbrief niet definitief wordt gemaakt. De bedoeling van deze zienswijze-procedure is om het voor de raden mogelijk te maken hun standpunten kenbaar te maken aan de GGD ten behoeve van het opstellen van de begroting. Bij het opstellen van de begroting worden de ingekomen standpunten van de raden betrokken.
Begrotingsprocedure
Artikel 31 wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt een weergave van hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.
Artikel 34 (begroting en jaarrekening), artikel 34a, artikel 34b (kadernota en voorlopige jaarrekening) en artikel 35 (ontwerpbegroting en begroting) van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend. De hoofdregel is de procedure van ontwerp toezenden aan de raden door het dagelijks bestuur, zienswijze door de raden, schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur alvorens het besluit (door het algemeen bestuur) wordt genomen tot vaststellen van de begroting.
Artikel 31 is opgenomen in deze regeling om zodoende inzicht te verschaffen in de procedure zonder dat het raadplegen van de Wet gemeenschappelijke regelingen daarvoor noodzakelijk is.
In het negende lid van artikel 31 zijn de uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen.
Op grond van artikel 35 lid 7 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Artikel 213a inzake periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur wordt niet aangestuurd door de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Bijdragen van de gemeenten
Uit de begroting van de GGD Gelderland-Zuid moet voorts duidelijk blijken hoe de verdeling van de kosten over de gemeenten plaatsvindt. Voor wat betreft de uniforme taken zal op basis van het inwonertal van de deelnemende gemeenten een verdeelsleutel gehanteerd worden. Daarbij is het voor het algemeen bestuur mogelijk om voor gemeenten in de subregio Rivierenland en Nijmegen niet dezelfde inwonerbijdrage vast te stellen, omdat de uitgangspositie en het takenpakket afwijkend is.
Daarnaast is in artikel 32 lid 6 voor het algemeen bestuur de mogelijkheid opgenomen om in afwijking van het eerste lid van artikel 32 een andere verrekenings- of financieringswijze te hanteren, naar gelang de wijze van uitvoering en de soort taak. Verrekening / financiering gebeurt veelal naar rato van inwoneraantallen. Hieraan ligt het solidariteitsprincipe ten grondslag. Andere vormen van verrekening / financiering die thans (november 2019) worden gehanteerd zijn:
- op basis van afname (P x Q). Bijvoorbeeld: werkzaamheden in het kader van toezicht kinderopvang;
- op basis van werkelijke lasten. Bijvoorbeeld: huisvesting consultatiebureaus.
Daarnaast is het mogelijk voor de deelnemende gemeenten om de GGD Gelderland-Zuid te verzoeken om specifieke taken te laten uitvoeren (de zogenaamde facultatieve taken) of aanvullende diensten af te nemen, naast de uniforme taken zoals genoemd in artikel 5 van deze regeling die reeds aan de GGD Gelderland-Zuid zijn opgedragen. De dienstverlening en de prijs wordt op maat afgestemd met de betreffende gemeenten. Financiering kan ook gebeuren op basis van subsidieverlening.
Bij circulaire van 8 juli 19991 (kenmerk FO99/U59111)heeft de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties er voor gepleit om de gegoedheid van openbare lichamen ten behoeve van hun kredietwaardigheid te accentueren, door vast te leggen dat de gemeenten te allen tijde zullen voorzien in de middelen die het openbaar lichaam nodig heeft om zijn schulden te voldoen. Formeel gesproken is dit overbodig, zoals de minister in zijn circulaire aangeeft. Niettemin is besloten om dit expliciet op te nemen in artikel 32 lid 6 van de regeling, omdat in de praktijk is gebleken dat banken soms terughoudend zijn in het verstrekken van leningen aan gemeenschappelijke regelingen, omdat zij niet bekend zijn met het vereiste dat gemeenten te allen tijde dienen te voorzien in de middelen die nodig zijn om de schulden te voldoen.
Jaarrekening
Artikel 33 van deze regeling wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt een weergave van hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.
Artikel 34 lid 3 en lid 4 en artikel 34b van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend.
HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF
Artikel 34 Zorgplicht archiefbescheiden
Lid 1
De tekst van dit lid is gebaseerd op het bepaalde in artikel 40 van de Archiefwet 1995. Een door het algemeen bestuur vastgestelde archiefverordening vormt de basis waarop de aan het dagelijks bestuur toebedeelde zorg zoals aangegeven in artikel 41 lid 1 onder a van de Archiefwet 1995 nader wordt vormgegeven. Op 12 december 2013 heeft het algemeen bestuur de Archiefverordening GGD Gelderland-Zuid 2013 vastgesteld. Deze verordening is bij brief van 13 december 2013 aan Gedeputeerde Staten van Gelderland toegezonden.
Lid 2
De bedoelde regels zijn opgenomen in het Besluit Informatiebeheer GGD Gelderland-Zuid 2013.
Lid 3
De aanwijzing van de archiefbewaarplaats is opgenomen in het Besluit Informatiebeheer GGD Gelderland-Zuid 2013 evenals de aanwijzing van de Directeur Publieke Gezondheid (DPG) als beheerder.
Lid 4
De verslaglegging door de archivaris aan het dagelijks bestuur is de basis voor de verantwoording van het dagelijks bestuur jegens het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 35 Toetreding
Artikel 35 wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, met dien verstande dat artikel 35 voorheen de toetreding én uittreding betrof. Artikel 35 beperkt zich nu tot de toetreding. De uittreding wordt geregeld in artikel 35a van deze regeling.
Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) toetreding tot deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1. Zie ook de toelichting bij artikel 36.
Artikel 35a Uittreding
Artikel 35a wordt aan deze regeling toegevoegd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In dit artikel zijn de bepalingen over uittreding opgenomen om zodoende de deelnemers aan deze regeling op voorhand in kennis te stellen van de wijze waarop de uittreding is geregeld.
Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) uittreding uit deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1. Zie ook de toelichting bij artikel 37.
Artikel 36 Wijziging
Artikel 36 wordt gewijzigd met dien verstande dat artikel 36 voorheen wijziging én opheffing betrof. Het nieuwe artikel 36 beperkt zich tot wijziging van deze regeling. De wijziging is ingegeven door de wijziging van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In het betreffende artikel is de procedureregeling opgenomen ingeval van wijziging van de regeling, bestaande uit een ontwerpregeling, mogelijkheid van zienswijze en lokale besluitvorming.
Wijzigen van de regeling bestaat (net als bij toetreding en uittreding) uit twee stappen. Allereerst het voorleggen van een ontwerp van de gewijzigde regeling aan de raden waarover zijn hun zienswijze kenbaar mogen maken bij hun college van burgemeester en wethouders. Daarna het voorleggen van de gewijzigde regeling aan de colleges van burgemeester en wethouders ter besluitvorming die dat pas doen na toestemming van de raden.
De mogelijkheid van het naar voren brengen van de zienswijze door de raden bij de colleges van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen moet worden onderscheiden van de zienswijze-procedure zoals opgenomen in artikel 10 lid 5 en lid 6 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 11a van de regeling, gezien het formele vereiste van een schriftelijke en gemotiveerde reactie op de zienswijze.
Artikel 37 Opheffing
Opheffing van de regeling wordt gekoppeld aan de wettelijke mogelijkheden daartoe.
Opheffing wordt (vooralsnog) niet bestreken door artikel 1 lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 38 Geschillencommissie
Op grond van artikel 28 van de Wgr worden geschillen over de toepassing van een regeling door Gedeputeerde Staten beslist, voor zover die geschillen niet onder de competentie van de bestuursrechter of civiele rechter vallen. Het is daarnaast mogelijk en in voorkomende
situaties aan te bevelen om een kwestie, voordat deze de formele fase van een geschil bereikt, via bijvoorbeeld arbitrage of mediation op te lossen. Artikel 38 voorziet in een algemene procedurebeschrijving die daarvoor wenselijk wordt geacht.
HOOFDSTUK 16 SLOTBEPALINGEN
Artikel 39 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 39a Evaluatie
Artikel 39a wordt toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 40 Inwerkingtreding
Artikel 40 vormt deels een weergave van hetgeen in artikel 1 lid 4 en lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is bepaald. Artikel 1 lid 4 en lid 5 biedt derhalve het wettelijke kader. Onder het treffen van een regeling wordt mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.
Een gemeente heeft ingestemd met de wijzigingen, indien daartoe door het college van burgemeester en wethouders is besloten. De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters gaan niet over tot het wijzigen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Bekendmaking en inwerkingtreding van een gemeenschappelijke regeling is geregeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De nadere invulling daarvan is terug te vinden in artikel 40a (Bekendmaking) van deze regeling.
Artikel 40a Bekendmaking
Artikel 40a wordt toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen. Bekendmaking van besluiten was voorheen opgenomen in artikel 36 lid 3 van de GR GGD Gelderland-Zuid. Artikel 40a is in overeenstemming met artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 41 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.