Pensioenreglement 2015 Stichting Pensioenfonds Coram
Pensioenreglement 2015 Stichting Pensioenfonds Coram
Geldrop, 26 maart
X. Xxxxxxx X. Xxxxxxx
Voorzitter Secretaris
Artikel 1 – begripsbepalingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Stichting: de Stichting Pensioenfonds Coram.
Vennootschap: Coram International B.V. te Geldrop en ondernemingen die met Coram
International B.V. tot een groep behoren als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 uit het Burgerlijk Wetboek en welke ingevolge artikel 3 van de statuten bij de Stichting zijn aangesloten.
Bestuur: het bestuur van de Stichting.
Directie: de directie van de vennootschap.
Werknemer: ieder die door een arbeidsovereenkomst aan de vennootschap is
verbonden.
Pensioenovereenkomst: hetgeen tussen de vennootschap en de werknemer is overeengekomen
betreffende pensioen. De pensioenovereenkomst die is vastgelegd in dit reglement van de Stichting is een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in de Pensioenwet.
Deelnemer: de werknemer die op grond van de pensioenovereenkomst
pensioenaanspraken verwerft jegens de Stichting en die ingevolge artikel 2 van dit reglement als deelnemer in de Stichting is opgenomen.
Gewezen deelnemer: de gewezen werknemer door wie op grond van de
pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak volgens de bepalingen van dit reglement heeft behouden jegens de Stichting.
Pensioengerechtigde: de persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het
pensioen is ingegaan.
Gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan. W.A.O.: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
W.I.A.: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 2 - deelnemers
1. Als deelnemer ingevolge dit reglement worden tot de Stichting toegelaten alle werknemers van de vennootschap. Leden van de directie zijn van deelneming uitgesloten.
2. De opneming als deelnemer geschiedt:
a. voor de werknemers die reeds waren toegelaten als deelnemer tot de pensioenregeling van de vennootschap, welke regeling tot 31 december 2011 van kracht was: per de datum van inwerkingtreding van dit pensioenreglement.
b. voor de overige werknemers: per de dag van indiensttreding.
3. a. De Stichting verstrekt de werknemer die met de werkgever een pensioenovereenkomst heeft gesloten, binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken een startbrief. Door middel van deze startbrief wordt de deelnemer geïnformeerd over:
1. de inhoud van de pensioenregeling;
2. de toeslagverlening als bedoeld in artikel 10;
3. het recht van de werknemer om bij de Stichting het voor hem geldende reglement op te vragen;
4. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de Stichting;
5. het recht van de werknemer om bij de Stichting een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak.
b. Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de deelnemer een opgave van:
1. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
2. het te bereiken pensioen als de pensioenopbouw ongewijzigd wordt voortgezet tot de pensioendatum;
3. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 10;
4. de aan het desbetreffende of het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen.
c. Een keer in de vijf jaar verstrekt de Stichting aan de gewezen deelnemer en de gewezen partner een opgave van:
1. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
2. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 10. De Stichting informeert de gewezen deelnemer en de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
d. Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de pensioengerechtigde een opgave van:
1. een opgave van zijn pensioenuitkering;
2. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen;
3. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 10. De Stichting informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
e. De Stichting verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek:
1. het pensioenreglement;
2. het jaarverslag en de jaarrekening van de Stichting;
3. de uitvoeringsovereenkomst;
4. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
5. andere in de lagere regelgeving op grond van de Pensioenwet opgenomen onderwerpen.
f. De Stichting verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is.
g. De Stichting verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
h. De Stichting kan een vergoeding vragen voor de informatie als bedoeld in sub e. onder
2. tot en met 5. en sub g.
4. Het deelnemerschap eindigt:
a. per de pensioendatum;
b. bij overlijden vóór de pensioendatum;
c. bij voortijdig beëindigen van het dienstverband.
5. Bij de opname van onbetaald verlof, waaronder begrepen levensloopverlof, geldt het bepaalde zoals in de C.A.O. respectievelijk in het bij de vennootschap van toepassing zijnde bedrijfsreglement is vastgelegd.
Artikel 3 - pensioendatum
1. De pensioenrichtdatum is met ingang van 1 januari 2013 de dag waarop de 67-ste verjaardag wordt bereikt.
2. De pensioendatum is de pensioenrichtdatum dan wel de aangegeven eerdere of latere datum op grond van artikel 20
Artikel 4 - pensioenaanspraken
1. Aan de deelnemers worden pensioenaanspraken toegekend onder de voorwaarden in dit reglement omschreven.
2. Deze aanspraken omvatten:
a. ouderdomspensioen voor iedere deelnemer of gewezen deelnemer.
Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd van de pensioendatum tot het einde van de maand, waarin de deelnemer overlijdt.
b. partnerpensioen voor iedere (gewezen) deelnemer en gepensioneerde. Onder partnerpensioen wordt verstaan:
1. weduwe-/weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenote/-noot, met wie de deelnemer bij zijn overlijden blijkt te zijn gehuwd.
2. partnerpensioen ten behoeve van de partner, met wie de deelnemer een geregistreerd partnerschap heeft, respectievelijk met wie de deelnemer bij zijn overlijden tenminste een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en met wie de deelnemer een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten. De deelnemer en zijn partner dienen beiden ongehuwd te zijn en zij mogen geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van elkaar zijn.
Het huwelijk, geregistreerd partnerschap of het partnerschap dient voor de pensioendatum te zijn aangegaan.
Het partnerpensioen wordt uitgekeerd van de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt, tot het einde van de maand, waarin de echtgenote/-noot of partner overlijdt.
x. xxxxxxxxxxxxx voor iedere (gewezen) deelnemer en gepensioneerde, ten behoeve van zijn pensioengerechtigde kinderen. Pensioengerechtigd zijn de kinderen die:
1. jonger zijn dan 18 jaar;
2. ouder dan 18 jaar, doch jonger dan 27 jaar zijn, indien en zolang het kind invalide of studerend is in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet of de Wet op de studiefinanciering 2000.
Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verleend ten behoeve van de kinderen die de hoedanigheid van wettig, gewettigd, geadopteerd of aangehuwd kind hebben verkregen bij of tijdens een huwelijk van de gewezen deelnemer na de pensioendatum of die na de pensioendatum de hoedanigheid van natuurlijk kind of pleegkind hebben verkregen.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd van de eerste van de maand waarin de deelnemer overlijdt, tot het einde van de maand waarin het kind 18 jaar wordt, respectievelijk waarin het hiervoor onder punt 2 bedoelde recht vervalt, of tot het einde van de maand waarin het kind voordien overlijdt.
3. Uitkering van alle pensioenen vindt plaats per maand bij nabetaling.
Artikel 5 - pensioengrondslag
1. De pensioengrondslag is gelijk aan het salaris verminderd met de franchise. Het maximale salaris waar de pensioengrondslag op gebaseerd wordt is gelijk aan het wettelijke maximum (1 januari 2015: € 100.000).
Het salaris is het salaris zoals vastgelegd in het bedrijfsreglement van de vennootschap waar de deelnemer werkzaam is.
De franchise bedraagt per 1 januari 2015 € 13.545.
Het bestuur stelt de jaarlijkse franchise vast. De franchise zal nooit minder bedragen dan 10/7 maal de AOW-uitkering, inclusief vakantietoeslag, voor een gehuwde waarvan de partner een AOW-uitkering ontvangt.
2. De pensioengrondslag wordt per 1 januari van ieder jaar voor het gehele komende kalenderjaar vastgesteld naar het per 1 januari laatst geldende salaris, naar de per 1 januari vastgestelde ploegentoeslag en naar de per 1 januari vastgestelde franchise.
3. Bij nieuwe toetreding als deelnemer in de loop van een kalenderjaar wordt de pensioengrondslag vastgesteld naar het salaris per 1 januari respectievelijk per de datum van indiensttreding; de franchise is alsdan gelijk aan de franchise per 1 januari van dat jaar.
Artikel 6 - grootte ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. De jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen bedraagt vanaf 1 januari 2015 1,875% van de in dat jaar voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag.
De over de voorgaande jaren verworven aanspraken op ouderdomspensioen kunnen jaarlijks conform artikel 10 worden verhoogd.
2. De deelnemer die minder dan de volledige arbeidsduur werkt heeft aanspraak op alle in dit reglement genoemde pensioenen berekend op basis van de volgens artikel 5 lid 1 vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met de voor het desbetreffende jaar vastgestelde reductiefactor. De reductiefactor is gebaseerd op de verhouding tussen feitelijke en volledige arbeidstijd.
Bij de overgang van een onvolledig naar een volledig dienstverband - of omgekeerd - en bij wijziging van de mate van onvolledigheid, zal de reductiefactor opnieuw worden vastgesteld. De reductiefactor wordt bij aanvang van het deelnemerschap en per de eerste dag van de maand waarin de feitelijke arbeidstijd wijzigt vastgesteld.
Artikel 7 - grootte partnerpensioen
1. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen, behoudens het bepaalde in artikel 16.
Bij overlijden van een deelnemer vóór de pensioendatum wordt hierbij uitgegaan van het ouderdomspensioen dat de deelnemer per de pensioendatum zou hebben bereikt, indien hij tot de pensioendatum met een ongewijzigde pensioengrondslag en reductiefactor deelnemer zou zijn gebleven.
Artikel 8 - grootte wezenpensioen
1. Het wezenpensioen bedraagt voor ieder pensioengerechtigd kind 14% van het ouderdomspensioen, met dien verstande, dat het totale wezenpensioen voor alle pensioengerechtigde kinderen gezamenlijk nimmer meer zal bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen. Indien bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde blijkt dat meer dan 5 kinderen pensioengerechtigd zijn, dan zal ieder kind gerechtigd zijn tot een gelijk deel van het totale wezenpensioen ad 70% van het ouderdomspensioen.
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum wordt hierbij uitgegaan van het ouderdomspensioen dat de deelnemer per de pensioendatum zou hebben bereikt, indien hij tot de pensioendatum met een ongewijzigde pensioengrondslag en reductiefactor deelnemer zou zijn gebleven.
2. Genoemde percentages worden verdubbeld indien een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een weduwe/weduwnaar na te laten of met ingang van de eerste dag van de maand waarin de weduwe/weduwnaar overlijdt.
Artikel 9
Onder het in de artikelen 6, 7 en 8 vermelde ouderdoms-, partner- en wezenpensioen wordt verstaan het jaarlijks uit te keren ouderdoms-, partner- en wezenpensioen.
Artikel 10 - toeslagen
1. Het bestuur besluit jaarlijks of een toeslag wordt verleend, rekening houdend met de financiële positie van de Stichting en gehoord de actuaris.
2. De toeslag kan worden verleend op:
a. de over de voorgaande jaren verworven aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers;
b. het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen voor de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners.
3. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt niet doelgericht toeslag verleend. De Stichting heeft geen uitgewerkt plan om de opgebouwde en ingegane pensioenen als bedoeld in lid 1 en lid 2 te verhogen. De Stichting heeft geen geld gereserveerd om deze opgebouwde en ingegane pensioenen te verhogen. Er is geen recht op toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagen zullen worden verleend.
4. De Stichting behoudt zich het recht voor om het aanpassingsbeleid als vastgelegd in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel te wijzigen, in overeenstemming met de in de statuten omschreven formele vereisten ter zake van reglementswijzigingen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn bindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Artikel 11 - financiering
1. Bij de inwerkingtreding van dit reglement respectievelijk per ieder daarop volgend kalenderjaar dan wel, indien dit eerder is, bij beëindiging van de deelneming wordt de benodigde reserve voor de verleende pensioenaanspraken uit hoofde van de reeds verstreken pensioenjaren volledig afgefinancierd.
2. De financiering van de pensioenregeling geschiedt door middel van bijdragen van de werkgevers en de deelnemers op de wijze zoals aangegeven in de Actuariële- en bedrijfstechnische nota van het fonds als genoemd in de statuten.
3. De jaarlijkse deelnemersbijdrage is gelijk aan een percentage van de pensioengrondslag. Dit percentage is vastgelegd in het bedrijfsreglement van de vennootschap waar de deelnemer werkzaam is.
De deelnemersbijdrage wordt door de vennootschap in 12 maandelijkse termijnen op het loon/salaris ingehouden.
Voor deelnemers die minder dan de volledige arbeidstijd werken wordt de omschreven deelnemersbijdrage verlaagd vastgesteld in verhouding met de feitelijke en de volledige arbeidstijd.
4. De financieringsverplichtingen van de vennootschap worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen de Stichting en de vennootschap.
De overeenkomst ligt ten kantore van de vennootschap voor de deelnemers
ter inzage en is op verzoek door de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op te vragen bij de Stichting.
5. Opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door de vennootschap heeft tot gevolg dat de verdere opbouw van de aanspraken ingevolge dit reglement voor de deelnemers wordt beëindigd.
De vennootschap heeft zich het recht voorbehouden de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de vennootschap, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Hiervan kan onder meer sprake zijn indien
a. de financiële positie van de vennootschap zodanig is, dat uitgaven voor deze pensioenregeling niet langer verantwoord zijn;
b. nieuwe wettelijke pensioenvoorzieningen worden getroffen, zodanig dat verlaging of beëindiging van deze pensioenregeling verantwoord is;
c. de vennootschap na een afwijzende beschikking op een daartoe ingediend dispensatieverzoek, verplicht wordt zich voor alle werknemers of een gedeelte daarvan, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds.
Indien als gevolg van het voorgaande de Stichting niet meer in staat is om de reglementaire pensioenen op verantwoorde wijze te financieren, is de Stichting bevoegd de uitvoeringsovereenkomst met de vennootschap op te zeggen.
6. Indien de omstandigheden zoals deze zijn omschreven in lid 5 van dit artikel zich voordoen, zal hiervan terstond mededeling aan de deelnemers worden gedaan.
Artikel 12 - voortijdig ontslag en afkoop
1. Bij voortijdig ontslag voor de pensioendatum ontvangt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
2. De premievrije aanspraak genoemd in lid 1 is gelijk aan de tot de beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
3. De gewezen deelnemer die een premievrije aanspraak ontvangt, krijgt hiervoor van het bestuur een schriftelijk bewijsstuk.
4. Indien het jaarlijks ouderdomspensioen twee jaar na het einde van het deelnemerschap of de eerdere pensioendatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de PW (in 2015: € 462,88) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende 6 maanden het recht het pensioen af te kopen, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van
ouderdomspensioen wordt ook de daarbij behorende aanspraak op partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom wordt ter hand gesteld van de gewezen deelnemer.
5. Indien het jaarlijks partnerpensioen, wezenpensioen, of bijzonder partnerpensioen bij ingang respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de PW (in 2015:
€ 462,88) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende 6 maanden het recht dit (bijzonder) partnerpensioen en/ of wezenpensioen af te kopen.
6. de Stichting kan na de termijn van 6 maanden als bedoeld in de vorige leden over gaan tot afkoop indien de gewezen deelnemer respectievelijk de (gewezen) partner respectievelijk de (wettelijke vertegenwoordiger van de) wees daarmee instemt.
7. De Stichting is bevoegd om over te gaan tot afkoop van het deel van de pensioenaanspraken die fiscaal bovenmatig zijn.
8. De uitkering ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het bestuur − gehoord de actuaris − vastgestelde grondslagen. De afkoopfactoren zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement en kunnen jaarlijks door het bestuur worden gewijzigd.
Artikel 13 - wettelijk recht op waardeoverdracht
1. De Stichting is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de waarde van de in artikel 12, lid 2 bedoelde premievrije aanspraken over te dragen indien:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming; of
b. er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming bij een nieuwe of voortgezette dienstbetrekking bij de vennootschap;
c. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder (van de nieuwe werkgever); en
d. de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen instemt met de overdracht van de waarde van de aanspraak op partnerpensioen; tenzij sprake is van een van de in de artikelen 72 en 73 van de Pensioenwet omschreven situaties.
2. Op verzoek van een deelnemer zal een in het kader van het wettelijk recht op waardeoverdracht aangeboden overdrachtswaarde worden aangewend ter verwerving van aanspraken op pensioen voor die deelnemer.
3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 geschiedt indien en voor zover wordt voldaan aan de in artikel 71 of artikel 75 van de Pensioenwet neergelegde vereisten.
De vaststelling van de waarde van de over te dragen aanspraken op pensioen, de met een aangeboden overdrachtswaarde in te kopen aanspraken op pensioen en de procedure aangaande de waardeoverdrachten, geschiedt conform de bij of krachtens de Pensioenwet vastgestelde reken- en procedureregels.
4. Door de overdracht vervallen de uit hoofde van dit reglement verkregen pensioenaanspraken.
Artikel 14 – andere vormen van waardeoverdracht (collectief)
1. De Stichting is op verzoek van de werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdracht van pensioen of aanspraken op pensioen in de volgende gevallen:
a. De waardeoverdracht strekt ertoe, in verband met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst door de vennootschap met de Stichting, de waarde onder te brengen bij de ontvangende pensioenuitvoerder met wie de vennootschap een
uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
b. De vennootschap wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en de overnemende onderneming een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met een andere pensioenuitvoerder of de Stichting; of
c. De waardeoverdracht strekt ertoe, in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten, de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij de Stichting overeenkomstig die gewijzigde pensioenovereenkomsten.
2. Deze overdracht kan slechts plaatsvinden indien, overeenkomstig artikel 83 van de Pensioenwet:
a. de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden geen bezwaren hebben jegens de Stichting kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geïnformeerd;
b. de overdrachtswaarde door de Stichting zodanig wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en
c. het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de Stichting uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de Nederlandsche Bank en de Nederlandsche Bank heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd;
d. Het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een pensioenuitvoerder zoals bedoeld in de Pensioenwet.
3. Door de overdracht vervallen de uit hoofde van dit reglement verkregen pensioenaanspraken.
Artikel 15 – andere vormen van waardeoverdracht
De Stichting is in de situaties als bedoeld in de artikelen 75, 78, 80, 87 tot en met 90 en 92 van de Pensioenwet bevoegd, respectievelijk in de situaties als bedoeld in de artikelen 79, 82, 84 tot en met 86 en 91 van de Pensioenwet verplicht, uitvoering te geven en medewerking te verlenen aan de overige vormen van waardeoverdrachten zoals bedoeld in de Pensioenwet, met inachtneming van de in de Pensioenwet genoemde voorwaarden.
Door de overdracht vervallen de uit hoofde van dit reglement verkregen pensioenaanspraken.
Artikel 16 – echtscheiding, beëindiging van een geregistreerd partnerschap.
1. Xxxxxxx van echtscheiding, scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerde partnerschap, behoudt de gewezen echtgenote/-noot of gewezen geregistreerde partner recht op een deel van het ouderdomspensioen. De hoogte van dit pensioen wordt bepaald conform de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding.
2. Indien binnen twee jaar na het tijdstip van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap hiervan melding wordt gemaakt aan de Stichting, ontstaat er voor de tot verevening gerechtigde echtgenoot of de tot verevening gerechtigde geregistreerde partner een recht op uitbetaling jegens de Stichting. De tot verevening gerechtigde echtgenoot of de tot verevening gerechtigde geregistreerde partner ontvangt van de Stichting een opgave van de tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraken en de ingangsdatum van de betaling van het pensioen.
3. Afwijkende afspraken zijn mogelijk, voor zover deze op grond van voornoemde wet zijn toegestaan. Indien bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, een overeenkomst met het oog op beëindiging van het huwelijk of een overeenkomst met het oog op de beëindiging van een geregistreerd partnerschap een andere verdeling van ouderdomspensioen is overeengekomen is de overeenkomst pas geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4. a. Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap van een deelnemer eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel door beëindiging van het geregistreerd partnerschap, dan wel de gezamenlijke huishouding van een deelnemer wordt beëindigd, behoudt de gewezen echtgenote/-noot of gewezen (geregistreerde) partner een premievrije aanspraak op partnerpensioen. De grootte hiervan wordt berekend als ware het dienstverband van de deelnemer voortijdig beëindigd per de datum van echtscheiding. Als datum van echtscheiding geldt de datum waarop het vonnis van echtscheiding in kracht van gewijsde is gegaan, respectievelijk de datum van inschrijving van de beëindiging van het registreerde partnerschap in de registers van de burgerlijke stand, respectievelijk de dag waarop de schriftelijke melding van beëindiging van de gezamenlijke huishouding is ontvangen.
b. Indien het huwelijk, het geregistreerd partnerschap, of de gezamenlijke huishouding van een gewezen deelnemer op bovenbedoelde wijze eindigt, verkrijgt de gewezen echtgenote/-noot of gewezen (geregistreerde) partner de premievrije aanspraak op partnerpensioen, die de gewezen deelnemer bij zijn voortijdig ontslag ten behoeve van haar/hem heeft behouden.
c. De gewezen echtgenote/-noot of gewezen (geregistreerde) partner ontvangt een opgave van de grootte van haar/zijn premievrije aanspraak op partnerpensioen en de overige informatie die op grond van de Pensioenwet verstrekt dient te worden.
5. Indien een gescheiden deelnemer of een deelnemer wiens geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding beëindigd is tijdens zijn deelnemerschap wederom huwt, een geregistreerd partnerschap, of een gezamenlijke huishouding aangaat, krijgt de volgende echtgenote/-noot of (geregistreerd) partner een aanspraak op beperkt partnerpensioen; de grootte hiervan is gelijk aan het verschil tussen het totale partnerpensioen en het in het vorige lid bedoelde premievrije partnerpensioen ook indien de gewezen echtgenote/-noot of gewezen (geregistreerde) partner inmiddels is overleden.
6. Het in lid 4 bepaalde vindt geen toepassing indien bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, voorwaarden van een gezamenlijke huishouding, een overeenkomst met het oog op beëindiging van het huwelijk of een overeenkomst met het oog op de beëindiging van een geregistreerd partnerschap respectievelijk een overeenkomst met het oog op de beëindiging van een gezamenlijke huishouding een andere verdeling van partnerpensioen is overeengekomen. De in de vorige volzin genoemde overeenkomst is pas geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Artikel 17 - verplichtingen van de deelnemers
1. Iedere (gewezen) deelnemer is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de juiste naleving van dit reglement.
2. De (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden dienen de gegevens en inlichtingen te verstrekken die naar het oordeel van het bestuur nodig zijn voor een juiste naleving van dit reglement. Bij weigering, nalatigheid of onjuiste informatie kan het bestuur de verlangde gegevens ambtshalve vaststellen.
Artikel 18 – arbeidsongeschiktheid
1. Indien en zolang een deelnemer tijdens zijn dienstverband tot de vennootschap een uitkering geniet krachtens de W.I.A. wegens een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, is door hem een lagere of geen deelnemersbijdrage verschuldigd. De mate waarin de deelnemer is vrijgesteld van betaling van de deelnemersbijdrage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid, conform het bepaalde in de tabel in lid 4.
2. In het geval dat de W.I.A.-uitkering is geëindigd door het ingaan van de AOW-uitkering en de in lid 1 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemer ervoor heeft gekozen om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 20, zijn pensioen nog niet te laten ingaan, is lid 1 van overeenkomstige toepassing gedurende de periode vanaf de AOW-leeftijd tot aan de dag dat de 67e verjaardag wordt bereikt, dan wel de eerdere ingangsdatum van het pensioen. Gedurende de hiervoor genoemde periode wordt uitgegaan van mate van arbeidsongeschiktheid bij het einde van de WIA-uitkering.
3. Voor de deelnemer die zijn werkzaamheden op normale wijze verricht, doch die voor maximaal 35% van zijn salaris een vervangende W.I.A.-uitkering ontvangt, wordt deze W.I.A.-uitkering tot het salaris gerekend zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 van dit reglement.
4. Zolang een (gewezen) deelnemer in aansluiting op zijn volledige dienstverband ononderbroken een uitkering wegens de W.I.A. blijft genieten wegens een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, worden zijn pensioenaanspraken gehandhaafd conform de volgende tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid: | Voortzetting pensioenopbouw : | ||
80 | - | 100% | 100% |
65 | - | 80% | 72,5% |
55 | - | 65% | 60% |
45 | - | 55% | 50% |
35 | - | 45% | 40% |
0 | - | 35% | n.v.t. |
De voortzetting van de pensioenopbouw gaat in na afloop van de loondoorbetaling bij ziekte door de vennootschap en eindigt bij het eindigen van de arbeidsongeschiktheid, behoudens de in lid 2 bedoelde situatie, of bij overlijden, doch uiterlijk op de pensioendatum.
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de pensioengrondslag sedert de aanvang van de loondoorbetaling bij ziekte ongewijzigd blijft en rekening houdend met het bepaalde in lid 2.
5. Bij beëindiging van de W.I.A.-uitkering, behoudens de in lid 2 bedoelde situatie, of bij daling van de arbeidsongeschiktheid beneden 35%, treden voor de hiervoor onder 4. bedoelde aanspraken
de bepalingen omtrent voortijdig ontslag in werking volgens artikel 12, lid 3 tot en met 6, tenzij onmiddellijk (gedeeltelijke) herindiensttreding plaatsvindt. Alsdan wordt het dienstverband geacht nimmer onderbroken te zijn.
6. Het bestuur is bevoegd om de premievrije voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in dit artikel voor de toekomst aan te passen, ook voor die deelnemers die reeds op grond van dit artikel voortzetting van pensioenopbouw genieten.
Artikel 19 – uitruil pensioenvormen
1. De (gewezen) deelnemer kan op pensioendatum kiezen voor volledige uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen. De keuze van de (gewezen) deelnemer voor uitruil is eenmalig en kan niet door de deelnemer of werkgever worden herroepen. De mogelijkheid tot uitruil is uitsluitend van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 worden opgebouwd. De uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen kan niet plaatsvinden dan tot een hoger beloop dan 50% van het salaris inclusief de AOW-uitkering voor een gehuwde waarvan de partner een AOW-uitkering ontvangt, inclusief de vakantietoeslag.
2. De deelnemer kan bij beëindiging van het deelnemerschap en de (gewezen) deelnemer kan op pensioendatum kiezen voor uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen. De keuze van de (gewezen) deelnemer voor uitruil is eenmalig en kan niet door de (gewezen) deelnemer of werkgever worden herroepen. De mogelijkheid tot uitruil is uitsluitend van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2008 worden opgebouwd. Het partnerpensioen na uitruil bedraagt maximaal 70% van het ouderdomspensioen.
3. De keuze voor uitruil dient de (gewezen) deelnemer uiterlijk zes maanden voor het beoogde tijdstip aan de Stichting kenbaar te maken.
4. De uitruil vindt plaats via sekseneutrale actuariële herrekening. Voor de uitruil zal door de Stichting voor een bepaalde periode een ruilvoet worden vastgesteld. Na afloop van deze periode kan het bestuur de ruilvoet wijzigen voor de deelnemers en gewezen deelnemers die nog geen gebruik gemaakt hebben van de mogelijkheid tot onderlinge uitruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen. De ruilvoet en de periode waarvoor deze is vastgesteld is in een bijlage bij dit reglement opgenomen.
5. Indien de deelnemer gebruik maakt van de keuzemogelijkheid als bedoeld in lid 1 dient de pensioengerechtigde echtgenote/-noot of (geregistreerde) partner hiervoor toestemming te verlenen.
Artikel 20 – flexibele pensionering
1. Voor het tot en met 31 december 2012 opgebouwde ouderdomspensioen geldt dat de ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer vervroegd kan worden tot op zijn vroegst de eerste dag van de maand waarin de 60e verjaardag wordt bereikt. De ingangsdatum van het tot en met 31 december 2012 opgebouwde ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer kan worden uitgesteld tot uiterlijk de dag waarop de 67e verjaardag wordt bereikt.
2. Voor het vanaf 1 januari 2013 opgebouwde ouderdomspensioen geldt dat de ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer vervroegd kan worden tot op zijn vroegst de eerste dag van de maand waarin de 60e verjaardag wordt bereikt.
3. De deelnemer heeft het recht om gedeeltelijk met pensioen te gaan en de deelneming gedeeltelijk voort te zetten tot aan de in artikel 3 lid 1 bedoelde pensioenrichtdatum indien en voor zover er sprake is van een voortzetting van de arbeidsovereenkomst met de werkgever op deeltijdbasis. In dat geval wordt de verdere opbouw van de pensioenaanspraken voor het gedeelte dat de deelneming wordt voortgezet, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het reglement en met inachtneming van de reductiefactor als bedoeld in artikel 6 lid 2. De rechten op ingegaan ouderdomspensioen worden bepaald naar rato van het gedeelte van de deelneming waarvoor de deelnemer met pensioen gaat.
4. De (gewezen) deelnemer heeft voorts het recht zijn totale levenslang ouderdomspensioen dat is opgebouwd vanaf de pensioendatum om te zetten in een pensioen dat gedurende een eerste periode een hoger bedrag is dan in de aansluitende tweede periode. Ook een lager levenslang ouderdomspensioen in de eerste periode ten opzichte van de tweede aansluitende periode is mogelijk. Een dergelijke variatie in de uitkering van het ouderdomspensioen is mogelijk onder de volgende voorwaarden:
a. Eerst worden zowel de tot en met 31 december 2012 opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken én de vanaf 1 januari 2013 opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken, na eventuele toepassing van uitruil als bedoeld in artikel 19 lid 1, herrekend naar de gekozen pensioendatum met inachtneming van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel;
b. Het totale onder a bedoelde ouderdomspensioen wordt vervolgens vanaf de pensioendatum omgezet in een pensioen dat gedurende een eerste periode, die maximaal eindigt op de dag waarop de 67e verjaardag wordt bereikt, een hoger bedrag dan in de aansluitende tweede periode. Ook een lager levenslang ouderdomspensioen in de hiervoor bedoelde eerste periode ten opzichte van de tweede aansluitende periode is mogelijk;
c. Het laagste levenslang ouderdomspensioen in enige periode bedraagt minimaal 75% van het hoogste levenslang ouderdomspensioen.
d. Bij de toepassing van de hiervoor onder c. genoemde verhouding kan voor wat betreft het uitkeringsniveau voorafgaand aan de AOW-datum een bedrag ter grootte van maximaal de bruto dubbele AOW-uitkering op jaarbasis inclusief de bruto vakantietoeslag en eventuele overige opslagen voor een gehuwde waarvan de partner nog geen AOW-uitkering ontvangt, als omschreven in de Algemene Ouderdomswet, buiten beschouwing blijven.
Het partnerpensioen wordt niet betrokken in de omzetting en blijft bij omzetting van het levenslang ouderdomspensioen op hetzelfde niveau als voor de omzetting.
5. Een verzoek tot vervroeging, uitstel of herschikking dan wel deeltijdpension moet ten minste drie maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk bij de stichting worden ingediend. Het verzoek dient mede ondertekend te zijn door de eventuele echtgenote/-noot of (geregistreerde) partner van de (gewezen) deelnemer.
6. De factoren die gehanteerd worden bij de uitvoering van de vervroeging of omzetting worden zodanig vastgesteld dat er sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Deze voor mannen en vrouwen gelijke factoren worden door het bestuur voor een bepaalde periode vastgesteld en kunnen na afloop hiervan worden gewijzigd voor zowel de deelnemers als de gewezen deelnemers. De factoren en de periode waarvoor deze gelden zijn in een bijlage bij dit reglement opgenomen.
Artikel 21 – wettelijke maxima
1. Bij de bepalingen van dit reglement dienen de wettelijke fiscale maxima in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964, niet mogen uitgaan boven 100%, 70% respectievelijk 14% van het salaris op het tijdstip van ingang dan wel het pensioengevend salaris dat op fiscale gronden aanvaardbaar wordt geacht, met inbegrip van een bedrag ter grootte van de AOW-uitkering voor een gehuwde gerechtigde met een partner die een AOW-uitkering ontvangt, inclusief de vakantietoeslag.
2 De in lid 1 genoemde maxima mogen worden overschreden voor zover dit het gevolg is van:
- aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkelingen;
- waardeoverdracht van de pensioenaanspraken;
- onderlinge uitruil partnerpensioen en ouderdomspensioen op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen;
- variatie in de hoogte van de uitkeringen waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75 procent van de hoogste uitkering en de mate van variatie ten laatste op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld.
Artikel 22 - algemene bepalingen
1. De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Rechten op pensioen en andere uitkeringen ingevolge dit reglement, bestaan slechts jegens de Stichting zolang deze bestaat.
Na opheffing van de Stichting kunnen de rechten slechts geldend worden gemaakt tegenover de instelling, waaraan de Stichting bij opheffing haar verplichtingen heeft overgedragen.
3. Het bestuur is gebonden om op verzoek van de directie en na schriftelijk advies van de actuaris de door één of meer deelnemers of pensioengerechtigden verworven of te verwerven aanspraken onder door het bestuur te stellen voorwaarden te verhogen door heffing van extra bijdragen van de vennootschap en/of door heffing van bijdragen van de betrokkenen.
4. De uitbetaling van pensioenen en andere uitkeringen geschiedt aan de gerechtigde of diens wettelijke vertegenwoordiger, dan wel aan diens gemachtigde onder overlegging van een bewijs van machtiging. Bij iedere uitbetaling dient, indien het bestuur dit verlangt, een bewijs van in leven zijn van de gerechtigde te worden overgelegd.
5. Het recht op een verschenen uitkering, zoals in dit reglement is omschreven, verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.
6. De uitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, die de Stichting ingevolge de ten tijde van de uitkering van kracht zijnde wet- en regelgeving bevoegd is daarover in te houden en verplicht is af te dragen.
7. In een incidenteel geval niet van algemene aard zijnde, waarin dit reglement niet voorziet of waarin omtrent de uitleg klachten of geschillen ontstaan, beslist het bestuur na overleg met de directie. Xxxxx beslissingen van het bestuur staat beroep open bij de burgerlijke rechter.
Artikel 23 – vermindering van pensioenaanspraken en -rechten
1. De Stichting kan verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen uitsluitend verminderen indien:
a. de Stichting gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. de Stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel
132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
2. De Stichting informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de vennootschap schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, de vennootschap en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 24 – overgangsbepaling
1. De tot en met 31 december 2011 opgebouwde pensioenaanspraken- en rechten van de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden uit hoofde van de pensioenreglementen van Pensioenfonds Tiger Beheer en Pensioenfonds X. xxx Xxxx’x Importmaatschappij maken ongewijzigd onderdeel uit van het onderhavige pensioenreglement. Met ingang van 1 januari 2012 zijn de bepalingen uit het onderhavige pensioenreglement op deze pensioenaanspraken- en rechten vn toepassing.
2. Voor de gewezen deelnemer die op 31 december 2011 gewezen deelnemer was aan de pensioenregeling van Pensioenfonds X. xxx Xxxx’x Importmaatschappij en die geboren is vóór 1 januari 1950, geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 3 dat de pensioendatum de eerste dag van de maand is waarin de 62-ste verjaardag valt. Tevens is voor deze gewezen deelnemer een premievrij overbruggingspensioen verzekerd dat tot uitkering komt in de periode tussen de 62-jarige leeftijd en de 65-jarige leeftijd
3. In aanvulling op artikel 4 lid 2 geldt een tijdelijk partnerpensioen voor de deelnemer die:
a. op 31 december 2011 deelnemer was aan de pensioenregeling van Pensioenfonds X. xxx Xxxx’x Importmaatschappij; en
b. op 1 januari 2012 nog in dienst is van Loon/Sealskin B.V; en
c. op 31 december 2011 een partner heeft in de zin van het op dat moment van toepassing zijnde pensioenreglement.
Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de deelnemer of gepensioneerde plaatsvindt en eindigt met de maand waarin het overlijden van de echtgenote/-noot of partner plaatsvindt doch uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin deze de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 15% van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 7 lid
1. Het tijdelijk partnerpensioen, indien van toepassing vermeerderd met het Anw-hiaatpensioen als bedoeld in lid 4 van dit artikel, bedraagt niet meer dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Xxxxxxxx nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-leeftijd.
Op het tijdelijk partnerpensioen kan jaarlijks toeslag worden verleend conform artikel 10. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk en de disclaimer als opgenomen in artikel 10 lid 3 is van overeenkomstige toeppassing.
4. In aanvulling op artikel 4 lid 2 geldt een Anw-hiaatpensioen voor de echtgenote/-noot van de deelnemer of de partner, met wie de in lid 3 bedoelde deelnemer een geregistreerd partnerschap heeft of een gezamenlijke huishouding voert conform het bepaalde onder artikel 4 lid 2 onder b.
a. De Stichting vraagt voor de deelnemer een verzekering van Anw-hiaatpensioen aan bij een verzekeraar.
b. Tot de verzekeringsvorm van het Anw-hiaatpensioen behoort:
1. Indien de deelnemer komt te overlijden op of na 1 juli 1996 ontstaat, behoudens de onder 2. te noemen uitzonderingen, een recht op een Anw- hiaatpensioen indien de echtgenote/-noot of partner geen recht heeft op een uitkering uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet, hierna te noemen Anw.
2. Indien de echtgenote/-noot of partner verminderd of geen recht heeft op een Anw- uitkering wegens de inkomenstoets of de AOW-leeftijd of ouder heeft, ontstaat geen recht op een Anw-hiaatpensioen. De overige bijzonderheden van de verzekeringsvorm worden vastgesteld door het bestuur in overleg met de verzekeraar.
c. Het te verzekeren Anw-hiaatpensioen bedraagt per 1 januari 2012, € 14.222,64 per jaar. Dit bedrag kan door het bestuur worden herzien indien de hoogte van de Anw-uitkering daartoe aanleiding geeft. Het Anw-hiaatpensioen mag tezamen met het tijdelijk partnerpensioen niet meer bedragen dan het maximum dat is opgenomen in lid 3 van dit artikel.
d. De verzekering van Anw-hiaatpensioen wordt voortgezet zolang de deelnemer krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van de vennootschap is. De verzekering kan worden voortgezet na pensionering van de deelnemer. De kosten voor de verzekering van het Anw- hiaatpensioen komen dan volledig voor rekening van de gepensioneerde. Bij beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum wordt de verzekering beëindigd, tenzij de (gewezen) deelnemer arbeidsongeschikt is. De verzekering wordt voortgezet zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt.
e. Indien de Stichting wegens overlijden van een deelnemer uitkeringen ontvangt uit hoofde van de onder a bedoelde verzekering zal de Stichting deze aan de echtgenote/-noot of partner uitkeren, mits ten genoegen van het bestuur is aangetoond dat de echtgenote/-noot of partner een Anw-uitkering ontbeert om een andere reden dan inkomenstoets.
f. Op het Anw-hiaatpensioen kan jaarlijks toeslag worden verleend conform artikel 10. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk en de disclaimer als opgenomen in artikel 10 lid 3 is van overeenkomstige toeppassing.
5. In afwijking van artikel 4 lid 2 onder c. geldt dat voor de wezenpensioenen, die zijn ingaan op of voorafgaand aan 31 december 2011 op grond van de pensioenregeling van Pensioenfonds X. xxx Xxxx’x Importmaatschappij, worden uitgekeerd tot maximaal de leeftijd van 21 jaar, of het eerdere moment van overlijden. Bij het bereiken van deze leeftijd wordt het wezenpensioen beëindigd.
6. In afwijking van artikel 12 geldt voor de gewezen deelnemer die op 31 december 2011 gewezen deelnemer was in de zin van de pensioenregeling van Pensioenfonds X. xxx Xxxx’x Importmaatschappij, dat er geen premievrije aanspraak op wezenpensioen is verzekerd.
7. In afwijking van artikel 18 lid 4 geldt voor de deelnemer die op 31 december 2011 deelnemer was aan de pensioenregeling van Pensioenfonds X. xxx Xxxx’x Importmaatschappij en op deze datum én op 1 januari 2012 een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw geniet, dat de pensioengrondslag jaarlijks wordt aangepast aan de ontwikkeling van de prijsindex.
8. Voor een gewezen deelnemer, die op 31 december 2011 gewezen deelnemer was aan de pensioenregeling van Pensioenfonds X. xxx Xxxx’x Importmaatschappij uit dien hoofde een premievrij ouderdomspensioen en premievrij overbruggingspensioen heeft opgebouwd en die arbeidsongeschikt is geldt het bepaalde in de volgende.
a. Arbeidsongeschikten
Het ouderdomspensioen en het overbruggingspensioen gaan in op de 62-jarige leeftijd, hetgeen betekent dat het bepaalde hieromtrent in artikel 20 lid 1, lid 2 en lid 3 niet van toepassing is zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt.
Zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, wordt het totaal van het ouderdomspensioen en het overbruggingspensioen verminderd met de ontvangen WAO/WIA-uitkering (voor zover deze betrekking heeft op loon verdiend bij de werkgever). De voorgaande volzin wordt aangeduid als “de anticumulatiebepaling”.
b. De in het voorgaande lid beschreven anticumulatiebepaling geldt zolang, conform het bij of krachtens de WAO of WIA bepaalde, uitkeringen, ouderdomspensioen en overbruggingspensioen, hoe ook genaamd, niet in mindering worden gebracht op uitkeringen krachtens de WAO of WIA.
9. Voor de opgebouwde aanspraken tot en met 31 december 2012 van deelnemers en gewezen deelnemers op grond van dit pensioenreglement blijft de pensioenrichtdatum de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag valt.
Artikel 25 – inwerkingtreding
Dit pensioenreglement wordt geacht in werking te zijn getreden per 1 januari 2012 en is laatstelijk per […] gewijzigd met ingang van 1 januari 2015.
Bijlage A.
Voor alle in deze bijlage genoemde bedragen en factoren geldt dat deze zijn vastgesteld per 1 juli 2013 en jaarlijks door het bestuur kunnen worden gewijzigd, tenzij het bestuur van het pensioenfonds het nodig acht deze tussentijds te wijzigen.
De bijlage is als volgt opgebouwd:
• Onder A1 zijn de bedragen en factoren opgenomen behorend bij de pensioenaanspraken die tot 1 januari 2013 zijn opgebouwd (ouderdomspensioen kent richtleeftijd 65 of 62 uit overgangsbepalingen).
• Onder A2 zijn de bedragen en factoren opgenomen behorend bij de pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2013 zijn opgebouwd (ouderdomspensioen kent richtleeftijd 67).
• Onder A3 zijn de bedragen en factoren opgenomen behorende bij een variatie in de hoogte van de uitkering van het levenslang ouderdomspensioen (artikel 20 lid 4).
A1. Bedragen en factoren behorende bij een ouderdomspensioen met richtleeftijd 65 of 62 uit overgangsbepalingen
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen
De ruilvoet als bedoeld in artikel 19 lid 4 van het pensioenreglement is per 1 juli 2013 als volgt vastgesteld. Voor elke € 100 partnerpensioen dat op 65-jarige leeftijd wordt uitgeruild, wordt het ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65 jaar verhoogd met € 16. Voor elke € 100 partnerpensioen dat op 62-jarige leeftijd wordt uitgeruild, wordt het ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 62 jaar verhoogd met € 14.
Voorbeeld
De uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen kan alleen plaatsvinden op de pensioendatum. Stel een 65 jarige deelnemer heeft een partnerpensioen opgebouwd ter grootte van € 700 per jaar voor een eventuele nabestaande. Van deze € 700 wil de deelnemer € 300 uitruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Met toestemming van de nabestaande kan deze deelnemer zijn ouderdomspensioen uitkering met € 48 (300/100 * 16) verhogen. In onderstaande tabel wordt aangegeven hoeveel de aanspraken op oudedags- en partnerpensioen bedragen voor en na uitruil. Er is uitgegaan van € 1.000 euro ouderdomspensioen voor uitruil.
Uitruil | OP 65 | NP |
Voor uitruil | € 1.000 | € 700 |
Na uitruil | € 1.048 | € 400 |
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
De ruilvoet als bedoeld in artikel 19 lid 4 van het pensioenreglement is per 1 juli 2013 als volgt vastgesteld. Voor elke € 100 ouderdomspensioen dat op de 65-jarige leeftijd wordt uitgeruild, wordt het partnerpensioen verhoogd met € 470. Voor elke € 100 ouderdomspensioen dat op de datum van beëindiging van het deelnemerschap wordt uitgeruild, wordt het partnerpensioen verhoogd met een bedrag in € dat is opgenomen in onderstaande tabel:
Leeftijd op datum beëindiging deelnemerschap | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen 65 | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen 62 |
20 | 526 | 638 |
21 | 526 | 638 |
Leeftijd op datum beëindiging deelnemerschap | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen 65 | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen 62 |
22 | 525 | 637 |
23 | 525 | 636 |
24 | 524 | 635 |
25 | 522 | 633 |
26 | 521 | 631 |
27 | 519 | 629 |
28 | 517 | 627 |
29 | 515 | 624 |
30 | 513 | 622 |
31 | 511 | 619 |
32 | 510 | 617 |
33 | 507 | 614 |
34 | 505 | 611 |
35 | 503 | 608 |
36 | 500 | 604 |
37 | 498 | 601 |
38 | 495 | 597 |
39 | 493 | 594 |
40 | 490 | 590 |
41 | 488 | 586 |
42 | 485 | 582 |
43 | 482 | 578 |
44 | 478 | 573 |
45 | 475 | 569 |
46 | 472 | 564 |
47 | 469 | 560 |
48 | 466 | 557 |
49 | 464 | 554 |
50 | 461 | 552 |
51 | 459 | 550 |
52 | 458 | 548 |
53 | 456 | 546 |
54 | 455 | 546 |
55 | 455 | 545 |
56 | 455 | 545 |
57 | 456 | 546 |
58 | 457 | 547 |
59 | 458 | 548 |
60 | 460 | 549 |
61 | 461 | 550 |
62 | 463 | 551 |
63 | 465 | X |
64 | 468 | X |
65 | 470 | X |
Voorbeeld
De uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen op 65 jarige leeftijd. Stel een 65 jarige deelnemer heeft een ouderdomspensioen opgebouwd ter grootte van € 1.000 per jaar. Van deze
€ 1.000 wil de deelnemer € 10 uitruilen voor een hoger partnerpensioen. Deze deelnemer kan het partnerpensioen ten behoeve van zijn partner met € 47 (10/100 * € 470) verhogen. In onderstaande tabel wordt aangegeven hoeveel de aanspraken op oudedags- en partnerpensioen bedragen voor en na uitruil. Er is uitgegaan van € 1.000 euro ouderdomspensioen voor uitruil.
Uitruil | OP 65 | NP |
Voor uitruil | € 1.000 | € 500 |
Na uitruil | € 990 | € 547 |
Uitstel en vervroeging van levenslang ouderdomspensioen en conversie van tijdelijk ouderdomspensioen (62-65) naar levenslang ouderdomspensioen
De uitstel en vervroegingsfactoren als bedoeld in artikel 20 lid 1 van het pensioenreglement zijn per 1 juli 2013 als volgt vastgesteld.
Leeftijd | Uitstel en vervroegingsfactor OP 65 | Uitstel en vervroegingsfactor OP 62 | Conversiefactor TOP62 |
60 | 75,4% | 89,9% | 14,6% |
61 | 79,6% | 94,8% | 15,2% |
62 | 84,2% | 100,0% | 15,8% |
63 | 89,1% | 105,6% | 16,7% |
64 | 94,4% | 111,9% | 17,7% |
65 | 100,0% | 118,8% | 18,8% |
66 | 106,2% | 126,4% | 20,0% |
67 | 113,0% | 134,9% | 21,3% |
Voorbeeld
Een deelnemer besluit om op 62 jarige leeftijd met ouderdomspensioen te gaan in plaats van met 65 jarige leeftijd. Voor deze deelnemer wordt dan het te bereiken ouderdomspensioen op 65 jarige leeftijd bepaald, maar wel rekening houdend met een pensioengevende diensttijd tot 62 jaar. Stel dat dit een uitkering van € 1.000 per jaar betreft. De jaarlijkse oudedagsuitkering voor deze deelnemer zal op 62 jarige leeftijd dan € 842 (1.000 * 84,2%) bedragen. Zie voor verduidelijking de figuur hieronder.
€ 1.000
Vervroegin
€ 842
60 62 65 levenslang 60 62 65 levenslang
Afkoopfactoren
De afkoopfactoren als bedoeld in artikel 12 lid 8 en vastgesteld per 1 juli 2013 zijn in de onderstaande tabel opgenomen.
Leeftijd op datum afkoop | Afkoopfactor OP 65 | Afkoopfactor OP 62 | Afkoopfactor PP | Afkoopfactor TOP 62-65 |
20 | 3,548 | 4,300 | 0,641 | 0,752 |
21 | 3,694 | 4,477 | 0,667 | 0,783 |
22 | 3,846 | 4,661 | 0,696 | 0,815 |
23 | 4,004 | 4,853 | 0,725 | 0,848 |
24 | 4,168 | 5,051 | 0,756 | 0,883 |
25 | 4,339 | 5,257 | 0,788 | 0,918 |
26 | 4,516 | 5,470 | 0,823 | 0,954 |
27 | 4,700 | 5,691 | 0,859 | 0,992 |
28 | 4,890 | 5,921 | 0,896 | 1,031 |
29 | 5,087 | 6,158 | 0,935 | 1,071 |
30 | 5,291 | 6,403 | 0,976 | 1,112 |
31 | 5,503 | 6,657 | 1,018 | 1,154 |
32 | 5,721 | 6,919 | 1,061 | 1,198 |
33 | 5,947 | 7,190 | 1,107 | 1,243 |
34 | 6,181 | 7,469 | 1,155 | 1,288 |
35 | 6,422 | 7,756 | 1,205 | 1,334 |
36 | 6,670 | 8,050 | 1,256 | 1,380 |
37 | 6,926 | 8,353 | 1,310 | 1,427 |
38 | 7,189 | 8,663 | 1,366 | 1,474 |
39 | 7,459 | 8,981 | 1,423 | 1,522 |
40 | 7,736 | 9,307 | 1,482 | 1,570 |
41 | 8,020 | 9,639 | 1,543 | 1,619 |
42 | 8,310 | 9,976 | 1,607 | 1,666 |
43 | 8,606 | 10,320 | 1,674 | 1,714 |
44 | 8,907 | 10,670 | 1,742 | 1,763 |
45 | 9,213 | 11,026 | 1,813 | 1,814 |
46 | 9,524 | 11,391 | 1,884 | 1,867 |
47 | 9,841 | 11,762 | 1,957 | 1,921 |
48 | 10,165 | 12,144 | 2,031 | 1,979 |
49 | 10,495 | 12,536 | 2,105 | 2,042 |
50 | 10,831 | 12,940 | 2,180 | 2,109 |
51 | 11,176 | 13,357 | 2,255 | 2,180 |
52 | 11,531 | 13,786 | 2,332 | 2,255 |
53 | 11,896 | 14,229 | 2,409 | 2,333 |
54 | 12,273 | 14,685 | 2,486 | 2,412 |
55 | 12,662 | 15,155 | 2,564 | 2,493 |
56 | 13,065 | 15,637 | 2,641 | 2,573 |
57 | 13,481 | 16,131 | 2,717 | 2,650 |
58 | 13,909 | 16,635 | 2,792 | 2,725 |
59 | 14,349 | 17,144 | 2,868 | 2,795 |
60 | 14,799 | 17,655 | 2,943 | 2,856 |
61 | 15,257 | 18,165 | 3,019 | 2,908 |
62 | 15,721 | 18,670 | 3,095 | 2,950 |
63 | 16,189 | X | 3,168 | X |
64 | 16,658 | X | 3,239 | X |
65 | 17,127 | X | 3,306 | X |
A2. Bedragen en factoren behorende bij een ouderdomspensioen met richtleeftijd 67
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen
De ruilvoet als bedoeld in artikel 19 lid 4 van het pensioenreglement is per 1 juli 2013 als volgt vastgesteld. Voor elke € 100 partnerpensioen dat op 67-jarige leeftijd wordt uitgeruild, wordt het ouderdomspensioen verhoogd met € 18.
Voorbeeld
De uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen kan alleen plaatsvinden op de pensioendatum. Stel een 67 jarige deelnemer heeft een partnerpensioen opgebouwd ter grootte van € 700 per jaar voor een eventuele nabestaande. Van deze € 700 wil de deelnemer € 300 uitruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Met toestemming van de nabestaande kan deze deelnemer zijn ouderdomspensioen uitkering met € 54 (300/100 * 18) verhogen. In onderstaande tabel wordt aangegeven hoeveel de aanspraken op oudedags- en partnerpensioen bedragen voor en na uitruil. Er is uitgegaan van € 1.000 euro ouderdomspensioen voor uitruil.
Uitruil | OP | NP |
Voor uitruil | € 1.000 | € 700 |
Na uitruil | € 1.054 | € 400 |
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
De ruilvoet als bedoeld in artikel 19 lid 4 van het pensioenreglement is per 1 juli 2013 als volgt vastgesteld. Voor elke € 100 ouderdomspensioen dat op de 67-jarige leeftijd wordt uitgeruild, wordt het partnerpensioen verhoogd met € 426. Voor elke € 100 ouderdomspensioen dat op de datum van beëindiging van het deelnemerschap wordt uitgeruild, wordt het partnerpensioen verhoogd met een bedrag in € dat is opgenomen in onderstaande tabel:
Leeftijd op datum beëindiging deelnemerschap | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen | Leeftijd op datum beëindiging deelnemerschap | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen |
20 | 459 | 44 | 420 |
21 | 459 | 45 | 417 |
22 | 459 | 46 | 415 |
23 | 458 | 47 | 412 |
24 | 457 | 48 | 410 |
25 | 456 | 49 | 408 |
26 | 455 | 50 | 406 |
27 | 453 | 51 | 405 |
28 | 452 | 52 | 403 |
29 | 450 | 53 | 402 |
30 | 448 | 54 | 401 |
31 | 447 | 55 | 400 |
32 | 445 | 56 | 400 |
33 | 443 | 57 | 401 |
34 | 442 | 58 | 401 |
35 | 439 | 59 | 403 |
36 | 437 | 60 | 404 |
37 | 435 | 61 | 406 |
38 | 433 | 62 | 407 |
Leeftijd op datum beëindiging deelnemerschap | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen | Leeftijd op datum beëindiging deelnemerschap | Extra partnerpensioen in € bij uitruil van €100 ouderdomspensioen |
39 | 431 | 63 | 410 |
40 | 429 | 64 | 413 |
41 | 427 | 65 | 416 |
42 | 425 | 66 | 421 |
43 | 422 | 67 | 426 |
Voorbeeld
De uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen op 67 jarige leeftijd. Stel een 67 jarige deelnemer heeft een ouderdomspensioen opgebouwd ter grootte van € 1.000 per jaar. Van deze
€ 1.000 wil de deelnemer € 10 uitruilen voor een hoger partnerpensioen. Deze deelnemer kan het partnerpensioen ten behoeve van zijn partner met € 42,6 (10/100 * € 426) verhogen. In onderstaande tabel wordt aangegeven hoeveel de aanspraken op oudedags- en partnerpensioen bedragen voor en na uitruil. Er is uitgegaan van € 1.000 euro ouderdomspensioen voor uitruil.
Uitruil | OP 67 | NP |
Voor uitruil | € 1.000 | € 500 |
Na uitruil | € 990 | € 542,60 |
Vervroeging van levenslang ouderdomspensioen
De vervroegingsfactoren als bedoeld in artikel 20 lid 1 van het pensioenreglement zijn per 1 juli 2013 als volgt vastgesteld.
Leeftijd | Vervroegingsfactor |
60 | 66,3% |
61 | 70,1% |
62 | 74,2% |
63 | 78,6% |
64 | 83,3% |
65 | 88,5% |
66 | 94,0% |
67 | 100,0% |
Voorbeeld
Een deelnemer besluit om op 62 jarige leeftijd met ouderdomspensioen te gaan in plaats van met 67 jarige leeftijd. Voor deze deelnemer wordt dan het te bereiken ouderdomspensioen op 67 jarige leeftijd bepaald, maar wel rekening houdend met een pensioengevende diensttijd tot 62 jaar. Stel dat dit een uitkering van € 1.000 per jaar betreft. De jaarlijkse oudedagsuitkering voor deze deelnemer zal op 62 jarige leeftijd dan € 742 (1.000 * 74,2%) bedragen. Zie voor verduidelijking de figuur hieronder.
€ 1.000
Vervroeging
€ 742
60 62 67 levenslang 60 62 67 levenslang
Afkoopfactoren
De afkoopfactoren als bedoeld in artikel 12 lid 8 en vastgesteld per 1 juli 2013 zijn in de onderstaande tabel opgenomen.
Leeftijd op datum afkoop | Afkoopfactor OP 67 | Afkoopfactor PP |
20 | 3,097 | 0,641 |
21 | 3,225 | 0,667 |
22 | 3,358 | 0,696 |
23 | 3,496 | 0,725 |
24 | 3,640 | 0,756 |
25 | 3,789 | 0,788 |
26 | 3,943 | 0,823 |
27 | 4,104 | 0,859 |
28 | 4,271 | 0,896 |
29 | 4,444 | 0,935 |
30 | 4,623 | 0,976 |
31 | 4,808 | 1,018 |
32 | 5,000 | 1,061 |
33 | 5,199 | 1,107 |
34 | 5,404 | 1,155 |
35 | 5,616 | 1,205 |
36 | 5,835 | 1,256 |
37 | 6,060 | 1,310 |
38 | 6,293 | 1,366 |
39 | 6,533 | 1,423 |
40 | 6,779 | 1,482 |
41 | 7,031 | 1,543 |
42 | 7,289 | 1,607 |
43 | 7,553 | 1,674 |
44 | 7,823 | 1,742 |
45 | 8,098 | 1,813 |
46 | 8,378 | 1,884 |
47 | 8,662 | 1,957 |
48 | 8,951 | 2,031 |
49 | 9,245 | 2,105 |
50 | 9,545 | 2,180 |
51 | 9,850 | 2,255 |
52 | 10,161 | 2,332 |
53 | 10,480 | 2,409 |
54 | 10,809 | 2,486 |
Leeftijd op datum afkoop | Afkoopfactor OP 67 | Afkoopfactor PP |
55 | 11,147 | 2,564 |
56 | 11,497 | 2,641 |
57 | 11,859 | 2,717 |
58 | 12,233 | 2,792 |
59 | 12,620 | 2,868 |
60 | 13,018 | 2,943 |
61 | 13,426 | 3,019 |
62 | 13,845 | 3,095 |
63 | 14,273 | 3,168 |
64 | 14,710 | 3,239 |
65 | 15,152 | 3,306 |
66 | 15,607 | 3,362 |
67 | 16,063 | 3,414 |
A3. Bedragen en factoren behorende bij variatie uitkering levenslang ouderdomspensioen
Variatie in uitkering levenslang ouderdomspensioen
De variatie in uitkering van het levenslange ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 20 lid 4 is als volgt vastgesteld.
Variatie vóór de 67-jarige leeftijd
Een (gewezen) deelnemer heeft in een periode die aanvangt op of na de eerste dag van de maand waarin 60-jarige leeftijd wordt bereikt en die maximaal eindigt op eerste dag van de maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt binnen grenzen zoals aangegeven in artikel 20 lid 4 de keuze om het levenslang ouderdomspensioen om te zetten in:
• een tijdelijk hoger ouderdomspensioen, gevolgd door een lager levenslang ouderdomspensioen;
• een tijdelijk lager ouderdomspensioen, gevolgd door een hoger levenslang ouderdomspensioen.
Indien een deelnemer kiest voor een € 100 tijdelijk hoger (of lager) ouderdomspensioen in de periode vóór een bepaalde leeftijd, dan wordt het levenslange ouderdomspensioen in de periode vanaf de gekozen leeftijd verlaagd (of verhoogd) met de volgende bedragen (vastgesteld per 1 juli 2013):
Leeftijd tot wanneer tijdelijk hoger (lager) ouderdomspensioen geldt | |||||||
Vervroegde pensioenleeftijd | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 |
60 | 5,34 | 11,22 | 17,70 | 24,84 | 32,69 | 41,33 | 50,85 |
61 | - | 5,48 | 11,53 | 18,21 | 25,59 | 33,73 | 42,71 |
62 | - | - | 5,63 | 11,86 | 18,76 | 26,40 | 34,85 |
63 | - | - | - | 5,80 | 12,22 | 19,36 | 27,28 |
64 | - | - | - | - | 5,97 | 12,61 | 20,01 |
65 | - | - | - | - | - | 6,16 | 13,04 |
66 | - | - | - | - | - | - | 6,37 |
Voorbeeld
Xxxx een deelnemer die op zijn de eerste dag waarop hij de 62-jarige leeftijd bereikt met pensioen gaat en tot de eerste dag waarop hij de 67-jarige leeftijd bereikt € 1.000 meer ouderdomspensioen wil dan hij na vervroeging krijgt. Zijn opgebouwde tijdsevenredige aanspraken op ouderdomspensioen op leeftijd 62 zijn als volgt (voor vervroeging e.d.):
• Een ouderdomspensioen op pensioenrichtleeftijd 65 van € 9.000.
• Een ouderdomspensioen op pensioenrichtleeftijd 67 van € 1.000.
Om te berekenen wat de uitkering zal worden voor deze deelnemer, moeten er twee stappen ondernomen worden:
1. Vervroegen:
a. Conform de factoren in bijlage A1 wordt de aanspraak op pensioenrichtleeftijd 65 in verband met de vervroeging vermenigvuldigd met 84,2%: 9.000 * 84,2% = 7.578
b. Conform de factoren in bijlage A2 wordt de aanspraak op pensioenrichtleeftijd 65 in verband met de vermenigvuldigd met 74,2%: 1.000 * 74,2% = 742
c. Het totale levenslange ouderdomspensioen bedraagt dan vanaf gekozen vervroegde pensioenleeftijd van 62 jaar: 7.578 + 742 = 8.320.
2. Hoog-Laag: Van leeftijd 62 tot 67 wil deze deelnemer € 1.000 meer pensioen en dit wordt daarmee 8.320 + 1.000 = € 9.320. Conform de hierboven opgenomen tabel leidt € 100 meer pensioen voor 67 tot een verlaging van het pensioen na 67 met € 34,85. Dus € 1.000 zorgt voor een verlaging van het pensioen vanaf leeftijd 67 van € 348,50 (10 x 34,85). Zijn uiteindelijke pensioen vanaf 67 jaar wordt € 7.971,50 (8.320 – 348,50).
7.971,50
9.320,00
62 67 Levenslang
NB. Partnerpensioen is in dit voorbeeld buiten beschouwing gelaten, maar dit kan vóór het toepassen van vervroeging van het ouderdomspensioen (deels) worden omgezet in een hoger ouderdomspensioen conform de vastgestelde factoren (in bijlage A1 en A2).