MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9156
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 11-01-1999, nr. 6
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE TEXTIELINDUSTRIE
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Vakraad voor de textielindustrie namens de Nederlandse vereniging van werkgevers in de textielindustrie, de Vere- niging van confectie- en tricotageondernemingen Fenecon en de Alge- mene werkgeversvereniging VNO-NCW als gemachtigde voor de bij deze vereniging rechtstreeks aangesloten textielondernemingen, samen- werkende in de Stichting federatie Nederlandse textielindustrie als par- tijen te ener zijde mede namens FNV Bondgenoten, CNV Bedrijven- bond, de Unie en de Vereniging hoger personeel Nederlandse textielindustrie als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeids- overeenkomst voor de Textielindustrie, strekkende tot algemeen verbin- dendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereen- komst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1999 CAO915699
CAO1396 1
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 2000 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Textielin- dustrie, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Werkingssfeer
Onder Textielindustrie moet worden verstaan:
In Nederland gevestigde ondernemingen of gedeelten van ondernemin- gen, waarin op fabriekmatige wijze één of meer van de volgende activi- teiten wordt uitgeoefend:
a. het vervaardigen van ééndimensionale in dikte variërende langge- rekte structuren, zoals garens, band, touw e.d. door middel van het verwerken van dierlijke, plantaardige, halfsynthetische, synthetische en minerale vezels;
b. het, uitgaande van de onder a) bedoelde structuren (bijvoorbeeld garens of vezels) vervaardigen van tweedimensionale vlakke struc- turen, zoals weefsels, breisels, netten e.d., met uitzondering van papier;
c. het, uitgaande van de onder a) bedoelde structuren (bijvoorbeeld garens of vezels), al dan niet met als tussenstap de onder b) bedoelde activiteit, vervaardigen van driedimensionale produkten, zoals sok- ken, slangen e.d.
N.B.: In afwijking van het onder a t/m c bepaalde worden niet tot de textielindustrie gerekend ondernemingen of gedeelten van ondernemingen die eindproducten vervaardigen door middel van confectiehandelingen terzake waarvan de CAO voor de confectie-industrie van toepassing is, tenzij het vervaardigen van deze eindproducten plaats vindt in ondernemingen of gedeelten van ondernemingen die in hoofdzaak voor deze eindproducten zelf de activiteiten verrichten als bedoeld onder a, b of c.
d. het veredelen van die structuren als bedoeld onder a, b en c, door middel van een bewerking/oppervlaktebewerking (d.i. het aanpassen
2
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
van eigenschappen en/of uiterlijk), zoals bleken, verven, drukken en finishen;
e. het be- en verwerken van textiele afvallen ten behoeve van herge- bruik (recycling);
f. het bewerken van kapok en dergelijk vezelmateriaal.
Als textielindustrie dient tevens de vestiging Kerkrade, Ornatex, van DuPont de Nemours (Nederland) B.V. te worden aangemerkt.
Akzo Nobel Nederland B.V. alsmede de overige vestigingen van DuPont (Nederland) B.V. zijn van de werkingssfeer van de onderhavige CAO uitgesloten.
Artikel 2
Definities
In deze Collectieve Arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
3. Werkgever:
iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in zijn onderneming of afde- ling(en) van zijn onderneming het Textielbedrijf uitoefent, of anders- zins aan de bepalingen van deze overeenkomst is gebonden.
4. Werknemer:
a. ieder, in dienst van de werkgever, met uitzondering van bestuur- ders van de onderneming en functionarissen, die rechtstreeks bij het bepalen van het ondernemingsbeleid zijn betrokken, alsmede met uitzondering van scholieren, vakantiewerkers en stagiaires.
b. ieder die als handelsvertegenwoordiger, in dienst van de werkge- ver, in hoofdzaak en regelmatig bemiddeling verleent bij het tot- standkomen van bepaalde overeenkomsten tussen personen, die hij daartoe pleegt te bezoeken en de werkgever, mits hij als zoda- nig is aangesteld, waarvan schriftelijk blijk is gegeven. De arti- kelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 17, 18, 19 en 20 zijn op deze werk- nemers niet van toepassing.
c. ieder, die als thuiswerker(ster) werkt en die een funktie vervult overeenkomstig een van de in bijlage I vermelde funktieom- schrijvingen of daarmee in zwaarte vergelijkbare werkzaamheden verricht, indien en voorzover hij gewoon is:
I. al het aangeboden werk mits het passende arbeid is dat bin- nen de wettelijke werkweek door de thuiswerker kan worden verricht, te aanvaarden. Deze werkweek kan met wederzijds goedvinden korter gesteld worden dan de wettelijke, echter
3
niet korter dan de helft van de normale arbeidsduur van 38 uur per week;
II. al het aangeboden werk binnen een door de werkgever naar redelijkheid – dit is met inachtneming van de wettelijke arbeidstijden en de mogelijkheden van de thuiswerk(st)er – te bepalen termijn af te leveren;
III. het werk, xxxxxxx in hoofdzaak, persoonlijk te verrichten, naar de door of namens de werkgever te geven aanwijzingen;
IV. zich te houden aan de met de werkgever overeengekomen vakantieperiode, waarmede vrijaf nemen buiten de vakantie- periode niet overeen te brengen is;
V. meer dan 40% van het wettelijk minimumloon te verdienen en uit dien hoofde onder de sociale verzekeringswetten te val- len.
5. Stagiair:
ieder, die in het kader van het volgen van een opleiding elders, gedu- rende een bepaalde periode praktische ervaring in een onderneming opdoet.
6. Uurloon:
voor de toepassing van deze CAO wordt bij een volledige arbeids- overeenkomst, onder uurloon verstaan: 1⁄165 van het maandsalaris respectievelijk 1⁄152 van het vierweken salaris.
7. Week:
een tijdvak van 7 maal 24 uur, welke aanvangt bij de eerste dienst die grotendeels of geheel op maandag valt.
8. Betalingsperiode:
een kalendermaand of een periode van 4 weken.
9. Schaalsalaris:
de beloning geldend voor een betalingsperiode, zoals vermeld in bij- lage II, dan wel het overeengekomen salaris, met uitzondering van de eventuele persoonlijke toeslag.
10. Salaris:
het schaalsalaris vermeerderd met een eventuele persoonlijke toe- slag.
11. Periode-inkomen:
het salaris vermeerderd met een eventuele ploegentoeslag en een beloning voor overwerk.
12. Dienstrooster:
een regeling die aangeeft op welke dagen en tussen welke tijdstip-
4
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
pen (groepen van) werknemers hun werkzaamheden dienen te ver- richten.
13. Dienst:
de volgens het geldende dienstrooster voor de werknemer per etmaal aangegeven werktijd.
14. Functievolwassen leeftijd:
de leeftijd waarop in de betreffende functiegroep tenminste het schaalsalaris bij 0 functiejaren moet worden gegeven.
15. Vakraad:
de Stichting ,,Vakraad voor de Textielindustrie’’, opgericht bij akte
d.d. 14 mei 1946 en gevestigd te Tilburg.
16. Ondernemingsraad:
de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsra- den.
17. Personeelsvergadering:
de personeelsvertegenwoordiging in ondernemingen met in de regel minder dan 50 werknemers als bedoeld in de Wet op de Onderne- mingsraden.
19. B.W.:
Burgerlijk Wetboek.
20. A.T.W.:
Arbeidstijdenwet
Artikel 3
Verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is gehouden de belangen van de onderneming van de werkgever als een goed werknemer te behartigen.
2. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voorzover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, en voorzover verband houdend met de werkzaamheden in de onderneming, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
5
3. De werknemer is gehouden voor wat zijn arbeidstijden en rusttijden betreft, de desbetreffende bepalingen, zoals vastgelegd in hoofdstuk IIIa en IIIb van deze CAO, in acht te nemen.
4. De werknemer is gehouden ook buiten de op zijn rooster aangege- ven uren arbeid te verrichten, voorzover de werkgever de desbetref- fende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze Collectieve Arbeidsovereenkomst in acht neemt.
5. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar de in de onderne- ming geldende regels.
7. De werknemer is gehouden geheimhouding te betrachten tegenover eenieder van feiten en bijzonderheden, waarvan hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking kennis draagt en waarvan hij redelijkerwijze geacht kan worden te begrijpen dat deze als geheim dienen te wor- den beschouwd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de dienstbetrekking.
9. De werknemer is gehouden een individuele arbeidsovereenkomst te tekenen.
Artikel 4
Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever is gehouden deze Collectieve Arbeidsovereenkomst te goeder trouw na te komen.
2. De werkgever is gehouden geen werknemers in dienst te nemen op voorwaarden die in strijd zijn met het in deze overeenkomst be- paalde.
3. De werkgever zal met iedere werknemer die in dienst treedt schrif- telijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin verwe- zen wordt naar de in de onderneming geldende regels.
4. De werkgever stelt aan nieuw in dienst tredende werknemers een exemplaar van het pensioenreglement en/of van de regeling der Ziektekostenverzekering, een en ander indien van toepassing.
5. De werknemers moeten uiterlijk op de laatste dag van elke betalings- periode over hun periode-inkomen, danwel het overeengekomen voorschot daarop, kunnen beschikken.
6
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK II
BEGIN EN EINDE DIENSTVERBAND
Artikel 5
Indienstneming
1. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst geldt wederzijds een proeftijd van 2 maanden, tenzij schriftelijk een kortere of geen proef- tijd wordt overeengekomen.
2. De tussen werkgever en werknemer gesloten arbeidsovereenkomst alsmede elke wijziging daarin, wordt schriftelijk vastgelegd.
Hierin dienen tenminste de punten te worden opgenomen zoals in het in bijlage III aangegeven voorbeeld.
3. A. Onverminderd het hiervoor bepaalde wordt de arbeidsovereen- komst aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor een bepaalde tijdsduur;
c. hetzij voor het verrichten van een bepaald karwei.
B. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 3A sub b of c langer dan één jaar in dienst is geweest, wordt hij geacht voor onbepaalde tijd in dienst te zijn, tenzij het een arbeidsovereenkomst betreft dat ingevolge een internationale overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd. Voor de bereke- ning van de duur van de arbeidsovereenkomst is het bepaalde in artikel 7: 673 BW van toepassing.
C. In afwijking van het in lid 3B bepaalde kan de werkgever in geval van langdurige ziekte een werknemer voor maximaal 2 jaar aanstellen, uitsluitend in de functie van de zieke werknemer.
Artikel 6
Ontslag
1. Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een drin- gende reden in de zin van artikel 7:678p en 679q BW en behoudens tijdens of bij het eindigen van de proeftijd als bedoeld in artikel 5, lid 1 in welke gevallen de arbeidsovereenkomst wederzijds onmid- dellijk kan worden beëindigd, neemt de arbeidsovereenkomst een einde:
7
Voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst.
a. Door opzegging door de werkgever met een termijn van tenmin- ste zoveel weken als de arbeidsovereenkomst na de 21-jarige leeftijd van de werknemer gehele jaren heeft geduurd tot een maximum van 13 weken; deze termijn wordt voor de werkne- mers ouder dan 45 jaar doch jonger dan 65 jaar verlengd voor elk vol jaar dienstverband na de 45ste verjaardag met één week, voor welke verlenging eveneens een maximum geldt van 13 weken;
b. Door opzegging door de werknemer met een termijn van tenmin- ste zoveel weken als de arbeidsovereenkomst na de 21-jarige leeftijd tijdvakken van 2 gehele jaren heeft geduurd tot een maxi- mum van 6 weken.
c. Voor beide partijen zal de termijn van opzegging na de proeftijd nooit minder dan een betalingsperiode bedragen.
d. Opzegging dient als regel zodanig te geschieden dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van de betalingsperioden.
In afwijking van deze regel kan de opzeggingstermijn ook ingaan met ingang van de betalingsperiode volgend op de betalings- periode, waarin is opgezegd.
De methode, die in de onderneming wordt toegepast, wordt bepaald door hetgeen in voorgaande jaren het bestendig gebruik is geweest.
e. Bij schriftelijke overeenkomst kan tussen werkgever en werkne- mer een langere wederzijdse opzeggingstermijn worden overeen- gekomen tot een maximum van 6 maanden.
f. De arbeidsovereenkomst eindigt zonder dat enige opzegging ver- eist is met ingang van de maand, waarin de werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst.
Op de laatste dag van het tijdvak genoemd in de individuele arbeids- overeenkomst, tenzij het bepaalde in lid 3B en 3C van artikel 5 van toepassing is.
Voor werknemers in dienst voor het verrichten van een bepaald kar- wei.
Bij het beëindigen van het karwei waarvoor de werknemer is aange- nomen, tenzij het bepaalde in lid 3B van artikel 5 van toepassing is.
2. a. Het bepaalde in het 3e lid van artikel 7:668 BW is niet van toe- passing (opzeggingsvereisten voortgezette arbeidsovereenkom- sten voor bepaalde tijd aangegaan).
b. Indien een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst zal worden voortgezet, zal de werkgever de werknemer één week voor het tijdstip waarop de aldus voortgezette arbeidsovereen- komst van rechtswege eindigt, hiervan schriftelijk mededeling doen, tenzij het bepaalde in lid 3b van artikel 5 van toepassing is.
8
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Het bepaalde in artikel 7:670, 3e lid (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid) is voor werknemers als bedoeld in lid 3A sub b en c van artikel 5 alsmede voor werknemers van 65 jaar en ouder, die langer dan 1 maand arbeidsongeschikt zijn, niet van toepassing.
HOOFDSTUK IIIA
ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN BIJ EEN 38-URIGE WERKWEEK
Artikel 7
Arbeidsduur
1. Bij een 38-urige werkweek geldt de CAO (met uitzondering van Hoofdstuk IIIb) alsmede de standaardregeling van de ATW.
Voor de zogenaamde doorbetaalde pauzes bij ploegendienst geldt echter de overlegregeling. Zie in dit kader ook artikel 50 (arbeids- voorwaarden à la carte).
2. a. De maximale arbeidsduur per dag bedraagt 9 uur.
b. De maximale arbeidsduur bedraagt voor de werknemer die werk- zaam is in een;
– dagdienst 42,5 uur per week
– 2-ploegendienst 85 uur per twee weken
– 3-ploegendienst 128 uur per drie weken.
c. De minimale arbeidsduur bedraagt 24 uur per week, doch hier- van kan in overleg met betrokkene(n) naar beneden worden afge- weken.
d. Incidentele overschrijding van de normale dagelijkse arbeidsduur van 0,5 uur of minder, bedoeld voor het afmaken van een bepaald karwei, wordt geacht deel uit te maken van het voor de werkne- mer geldende dienstrooster. Zie ook art. 20 lid 2
3. Voor werknemers die niet werkzaam zijn in de 4- of 5 ploegendienst bedraagt de arbeidsduur over het jaar gerekend gemiddeld 38 uur per week.
4. a. De arbeidsduurverkorting tot gemiddeld 38 uur per week zal worden gerealiseerd middels 11,5 roostervrije diensten, resp. 23 halve roostervrije diensten, en bij tenminste handhaving van de bedrijfstijd.
9
b. De hele of halve roostervrije diensten worden tijdig, als regel ten- minste 9 weken tevoren, door de werkgever na overleg met de werknemer, ingeroosterd en wel zodanig, dat deze zoveel moge- lijk gespreid worden over alle werkdagen van de week en over de maanden van het jaar.
c. Samenloop van eenmaal vastgestelde roostervrije diensten met andere redenen van afwezigheid, geeft geen recht op vervan- gende vrije tijd.
d. Indien men in onvoorziene situaties, en slechts bij wijze van uit- zondering, in opdracht van de werkgever moet werken op een roostervrije hele of halve dienst wordt gelijkwaardige, vervan- gende vrije tijd toegekend, zoveel mogelijk binnen 9 weken. Deze vervangende vrije tijd wordt ook toegekend in de vorm van hele of halve diensten en dus niet in uren.
Bij ziekte of bijzonder verlof op deze vervangende vrije tijd wordt opnieuw gelijkwaardige, vervangende vrije tijd gegeven.
e. Voor part-timers zal in overleg tussen werkgever en werknemer gekozen worden tussen arbeidsduurverkorting naar rato, danwel salarisaanpassing op basis van een 38-urige werkweek.
f. Bij einde dienstverband zal geen betaling plaatsvinden van niet opgenomen ingeroosterde hele of halve diensten, doch wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld deze diensten alsnog op te nemen; hetzelfde geldt ten aanzien van compensatie voor xxxx- xxxxxxxxx vrije diensten waarop men heeft moeten werken.
g. Afwijkingen van het in dit lid bepaalde zijn mogelijk door mid- del van overleg tussen de individuele ondernemer en de vakor- ganisaties.
h. Het bepaalde in dit lid geldt niet voor de werknemer van 59 jaar en ouder die gebruik maakt van de zogenaamde 32-uursregeling, zie ook artikel 38.
5. Voor werknemers die werkzaam zijn in de 4-ploegendienst bedraagt de arbeidsduur over het jaar gerekend gemiddeld 36 uur per week.
6. Voor werknemers die werkzaam zijn in de 5- ploegendienst bedraagt de arbeidsduur over het jaar gerekend gemiddeld 33,6 uur per week.
7. Op zon- en feestdagen wordt als regel niet gewerkt, tenzij het arbeid in 5-ploegendienst betreft volgens het geldende dienstrooster.
8. De zon- en feestdagen worden geacht een periode van 24 aaneenge- sloten uren te omvatten.
Het begin van deze 24 aaneengesloten uren kan liggen op de dag voorafgaande aan een zon- of feestdag dan wel op deze dagen zelf, een en ander volgens bestendig gebruik.
9. Als overwerk voor werknemers met een volledige werkweek alsook
10
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
voor deeltijd werknemers worden aangemerkt, die uren, die gelegen zijn boven het dienstrooster van de voltijd werknemer.
Artikel 8
Werktijden volgens dienstrooster
1. Iedere werknemer werkt volgens één van de volgende dienstroosters:
a. Een dagdienstrooster, waarin normaliter wordt gewerkt op maan- dag t/m vrijdag tussen 07.00 uur en 18.00 uur en tussen 07.00 uur en 12.00 uur op zaterdag voor de technische dienst.
Een stelsel waarbij wel aflossing plaatsvindt, doch de arbeids- tijden elkaar gedeeltelijk overlappen, wordt mede als ploegen- dienst beschouwd, tenzij tussen het begin van de eerste groep en het einde van de tweede groep niet meer dan 12 produktie-uren gelegen zijn. Niet tot de produktie-uren wordt gerekend de tijd die door een deel van de betrokken werknemers wordt besteed aan werkzaamheden die het karakter hebben van voorbereiding tot de eigenlijke produktie.
b. Een 2-ploegendienstrooster, waarin normaliter wordt gewerkt op maandag t/m vrijdag tussen 05.00 uur en 24.00 uur en tussen
07.00 uur en 12.00 uur op zaterdag voor de technische dienst, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend- of middag- dienst zijn ingedeeld.
c. Een 3-ploegendienstrooster, waarin normaliter wordt gewerkt tus- sen 00.00 uur op maandag en 06.00 uur op zaterdag, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend-, middag- of nachtdienst zijn ingedeeld.
d. Een 4-ploegendienstrooster met een bedrijfstijd van 144 uur per week, waarin normaliter wordt gewerkt op maandag t/m zaterdag tussen 00.00 uur en 24.00 uur, waarbij de werknemers beurte- lings in een ochtend-, middag, of nachtdienst zijn ingedeeld.
e. Een 5-ploegendienstrooster met een bedrijfstijd van 168 uur per week, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend- , middag-, of nachtdienst zijn ingedeeld, afgewisseld door (extra) vrije diensten en aangevuld met evenveel oproepdiensten als er tijdens diensten op feestdagen niet wordt gewerkt.
f. Het werken op zaterdag voor een technische-dienstmedewerker zal het aantal van 6 zaterdagen per jaar niet overschrijden.
2. a. Onder ochtenddienst wordt verstaan ploegendienst waarbij de arbeid gedeeltelijk voor 07.00 uur doch niet voor 05.00 uur valt.
11
b. Onder middagdienst wordt verstaan ploegendienst waarbij de arbeidstijd gedeeltelijk na 18.00 uur doch niet na 24.00 uur valt.
c. Onder nachtdienst wordt verstaan ploegendienst, waarbij de arbeidstijd geheel of gedeeltelijk tussen 24.00 uur en 05.00 uur is gelegen.
3. Arbeid in andere dan in lid 1 genoemde ploegendienstroosters be- hoeft de goedkeuring van de Vakraad.
Artikel 9
Dienstrooster
1. Iedere werknemer ontvangt van de werkgever mededeling van het dienstrooster, waarin hij zijn werkzaamheden dient te verrichten.
2. a. In beginsel worden dienstroosters voor een periode van minimaal 3 maanden vastgesteld. Uiterlijk 2 weken voor de ingangsdatum zullen de dienstroosters aan betrokkenen worden medegedeeld.
c. Onder dienstrooster wordt in dit lid verstaan het voor elke werk- nemer geldend individueel dienstrooster, zoals dit is afgeleid van de in lid 1 en 3 van artikel 8 bedoelde dienstroosters en met inachtneming van de begrenzingen als bepaald in de artikelen 7, 8 en 9.
HOOFDSTUK IIIB
ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN BIJ EEN 36-URIGE WERKWEEK
Artikel 10
Arbeidsduur
1. Werkgever(s) en/of een of meer vakverenigingen kunnen het initia- tief nemen om op ondernemingsniveau overleg te voeren teneinde te komen tot afspraken over de invoering van de 36-urige werkweek.
2. Indien overeenstemming wordt bereikt over de invoering van een 36-urige werkweek gelden de volgende randvoorwaarden:
a. De dienstroosters zijn onderwerp van gesprek met de OR.
b. Over de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de in te voeren roosters kunnen nadere afspraken gemaakt worden, bijvoorbeeld over inconveniënte uren, toeslagen e.d., voor zover de CAO daarin niet voorziet of daarvan afwijkt. Zie in dit kader ook arti- kel 50 (arbeidsvoorwaarden à la Carte).
c. De arbeidsduur geldt in collectieve zin op ondernemingsniveau
12
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
voor werknemers in salarisgroep A t/m I voorzover zij niet werk- zaam zijn in de 4- of 5-ploegendienst.
Indien binnen deze groep eenling- of specialistische functies bestaan, dan wel door de invoering van de 36-urige werkweek de bedrijfstijd wordt verkort of anderszins capaciteitsafbouw plaats- vindt, kan voor deze werknemers de 38-urige werkweek worden voortgezet.
Bij afwijkingen geldt voor de betreffende groep werknemers dat het op dat moment geldende salaris wordt vermenigvuldigd met de factor 38⁄36.
Dit geldt eveneens voor werknemers die parttime werken in een functie waarvoor de 36-urige werkweek wordt ingevoerd, tenzij hun gemiddelde wekelijkse arbeidsduur evenredig wordt verkort.
d. Voor werknemers ingedeeld in salarisgroep K en hoger kunnen nadere afspraken worden gemaakt om op individuele of collec- tieve basis arbeidsduurverkorting toe te passen.
3. Bij het vaststellen van de werktijden, de roosters, de pauzes en de rusttijden gelden de bepalingen van deze CAO (met uitzondering van hoofdstuk IIIa) alsmede de grenzen uit de overlegregeling van de ATW.
4. Incidentele overschrijding van de normale dagelijkse arbeidsduur van 0,5 uur of minder, bedoeld voor het afmaken van een bepaald karwei, wordt geacht deel uit te maken van het voor de werknemer geldende dienstrooster. Zie ook artikel 20 (overwerk en verschoven uren) lid 3.
5. De minimale arbeidsduur bedraagt 24 uur per week, doch hiervan kan in overleg met betrokkene(n) naar beneden worden afgeweken.
6. Voor werknemers die werkzaam zijn in de 5- ploegendienst bedraagt de arbeidsduur over het jaar gerekend gemiddeld 33,6 uur per week.
7. Op zon- en feestdagen wordt als regel niet gewerkt, tenzij het arbeid in 5-ploegendienst betreft volgens het geldende dienstrooster.
8. De zon- en feestdagen worden geacht een periode van 24 aaneenge- sloten uren te omvatten.
Het begin van deze 24 aaneengesloten uren kan liggen op de dag voorafgaande aan een zon- of feestdag dan wel op deze dagen zelf, een en ander volgens bestendig gebruik.
13
9. Als overwerk voor werknemers met een volledige werkweek alsook voor deeltijd werknemers worden aangemerkt, die uren, die gelegen zijn boven het dienstrooster van de voltijd werknemer.
10. Bedrijven die overgaan tot het invoeren van een 36-urige werkweek dienen dit te melden aan de Vakraad. Tevens dienen afwijkingen als bedoeld in lid 2.c, aan de Vakraad te worden medegedeeld.
Zie ook artikel 17 lid 6.
Artikel 11
Werktijden volgens dienstrooster
1. Iedere werknemer werkt volgens één van de volgende dienstroosters:
a. Een dagdienstrooster, waarin normaliter wordt gewerkt op maan- dag t/m vrijdag tussen 07.00 uur en 18.00 uur en tussen 07.00 uur en 12.00 uur op zaterdag voor de technische dienst.
Een stelsel waarbij wel aflossing plaatsvindt, doch de arbeids- tijden elkaar gedeeltelijk overlappen, wordt mede als ploegen- dienst beschouwd, tenzij tussen het begin van de eerste groep en het einde van de tweede groep niet meer dan 12 produktie-uren gelegen zijn. Niet tot de produktie-uren wordt gerekend de tijd die door een deel van de betrokken werknemers wordt besteed aan werkzaamheden die het karakter hebben van voorbereiding tot de eigenlijke produktie.
b. Een 2-ploegendienstrooster, waarin normaliter wordt gewerkt op maandag t/m vrijdag tussen 05.00 uur en 24.00 uur en tussen
07.00 uur en 12.00 uur op zaterdag voor de technische dienst, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend- of middag- dienst zijn ingedeeld.
c. Een 3-ploegendienstrooster, waarin normaliter wordt gewerkt tus- sen 00.00 uur op maandag en 06.00 uur op zaterdag, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend-, middag- of nachtdienst zijn ingedeeld.
d. Een 4-ploegendienstrooster met een bedrijfstijd van 144 uur per week, waarin normaliter wordt gewerkt op maandag t/m zaterdag tussen 00.00 uur en 24.00 uur, waarbij de werknemers beurte- lings in een ochtend-, middag-, of nachtdienst zijn ingedeeld.
e. Een 5-ploegendienstrooster met een bedrijfstijd van 168 uur per week, waarbij de werknemers beurtelings in een ochtend-, middag-, of nachtdienst zijn ingedeeld, afgewisseld door (extra) vrije diensten en aangevuld met evenveel oproepdiensten als er tijdens diensten op feestdagen niet wordt gewerkt.
f. Het werken op zaterdag voor een technische-dienstmedewerker zal het aantal van 6 zaterdagen per jaar niet overschrijden.
2. a. Onder ochtenddienst wordt verstaan ploegendienst waarbij de arbeid gedeeltelijk voor 07.00 uur doch niet voor 05.00 uur valt.
14
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. Onder middagdienst wordt verstaan ploegendienst waarbij de arbeidstijd gedeeltelijk na 18.00 uur doch niet na 24.00 uur valt.
c. Onder nachtdienst wordt verstaan ploegendienst, waarbij de arbeidstijd geheel of gedeeltelijk tussen 24.00 uur en 05.00 uur is gelegen.
3. Arbeid in andere dan in lid 1 genoemde ploegendienstroosters be- hoeft de goedkeuring van de Vakraad.
Artikel 12
Dienstroosters
1. Iedere werknemer ontvangt van de werkgever mededeling van het dienstrooster waarin hij zijn werkzaamheden dient te verrichten.
2. a. De dienstroosters dienen voortschrijdend te worden vastgesteld op zodanige wijze dat de 36-urige werkweek over een kwartaal gemeten, gemiddeld wordt gerealiseerd.
b. Indien in enig kalenderkwartaal het gemiddelde van 36 uur niet wordt gerealiseerd zullen de dienstroosters in het daaraanvol- gende kalenderkwartaal zodanig worden ingericht dat het hierbo- ven bedoelde verschil wordt gecompenseerd. Indien daarna nog een verschil blijft, geldt een overschot aan feitelijk gewerkte uren boven het gemiddelde van 36 uur per week als overwerk.
NB: Een kalenderkwartaal loopt van januari t/m maart, april t/m juni, juli t/m september en oktober t/m december van een kalenderjaar.
c. Bij onvoorziene fluctuaties in de bedrijvigheid kunnen dien- stroosters voor een korter tijdvak dan 3 maanden worden vastge- steld, in overleg met betrokkenen en na overleg met de onderne- mingsraad.
d. Onder dienstrooster wordt in dit lid verstaan het voor elke werk- nemer geldend individueel dienstrooster, zoals dit is afgeleid van de in lid 1 en 3 van artikel 11 bedoelde dienstroosters en met inachtneming van de begrenzingen als bepaald in de artikelen 10, 11 en 12.
15
HOOFDSTUK IIIC
ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN ALGEMEEN
Artikel 13
Feestdagen
1. Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: Nieuwjaarsdag, de beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen, de beide Kerstdagen, de door de overheid aan- gewezen dag ter viering van Koninginnedag en in lustrumjaren, 5 mei, ter viering van de Nationale Bevrijdingsdag.
2. Indien op een binnen het dienstrooster vallende feestdag genoemd in lid 1 van dit artikel niet behoeft te worden gewerkt, wordt het periode-inkomen dat de werknemer verdiend zou hebben doorbe- taald, met dien verstande dat:
a. met werktijdverkorting (ex artikel 8 lid 3 BBA) en incidenteel overwerk geen rekening wordt gehouden;
b. werknemers werkzaam in 5-ploegendienst deze dag dienen in te halen door middel van een opkomstdienst (of in de gelegenheid worden gesteld om deze op te nemen als snipperdag of -dienst).
Artikel 14
Verzoek werken in deeltijd
De werkgever zal verzoeken van werknemers tot het werken in deeltijd serieus bekijken en, tenzij het bedrijfsbelang zich hiertegen verzet, ook toe staan. De werkgever zal een afwijzing schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer meededelen.
HOOFDSTUK IVA
FUNCTIEWAARDERING EN -INDELING; BEROEPS- PROCEDURE
Artikel 15
Functie-indeling
1. De functies van de werknemers tot het niveau van 255 punten UGM of ORBA worden of zijn door de werkgever ingedeeld:
a. Aan de hand van de in Bijlage I van deze overeenkomst vermelde referentiefuncties en groepsindeling, welke gebaseerd is op de
16
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werkclassificatie volgens de uitgebreide genormaliseerde methode (UGM) resp. de ORBA-methode van functiewaardering;
b. Op basis van classificatie van functies volgens een van de voor- noemde systemen.
c. Op basis van een in de onderneming toegepast tenminste gelijk- waar dig systeem van classificatie ten behoeve van de functies boven 190 punten ORBA.
2. De indeling in de functiegroepen geschiedt door de werkgever na overleg met de Ondernemingsraad.
3. Aan iedere werknemer wordt door de leiding van de vestiging c.q. onderneming waarin hij werkzaam is, schriftelijk mededeling gedaan van de functie, waarin hij is aangesteld en van de functieklasse, waarin de functie is ingedeeld.
Artikel 16
Beroepsprocedure
Partijen zijn overeengekomen dat ten aanzien van de functieclassificatie de in bijlage X opgenomen beroepsprocedure in acht dient te worden genomen.
HOOFDSTUK IVB
BELONING (ALGEMEEN)
Artikel 17
Salarisschalen
1. Bij elke functiegroep hoort een salarisschaal .
a. De salarisschalen voor de functiegroepen A t/m I bestaan uit een leeftijdschaal en een functiejarenschaal.
b. De salarisschalen voor de functiegroepen K, L en M gelden slechts voor vakvolwassen werknemers.
2. In het navolgende schema wordt aangegeven welke salaris- verhogingen vanaf de aangegeven tijdstippen worden doorgevoerd met de aangegeven minimumbedragen.
17
Minimum verhoging (vanaf 23 jaar) bij een 36-urige werkweek
Tijdstip | Verhoging t.o.v. vorig tijdstip | per procent | feite- lijk per maand | feite- lijk per 4 weken | Bijlage |
1 juli 19981) | 3,5 % | f 330,– | f 96,– | f 89,– | II a en II b |
1 juli 1999 | 3,25% | f 342,– | f 93,– | f 86,– | II c en II d |
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
Minimum verhoging (vanaf 23 jaar) bij een 38-urige werkweek
Tijdstip | Verhoging t.o.v. vorig tijdstip | per procent | feite- lijk per maand | feite- lijk per 4 weken | Bijlage |
1 juli. 19981) | 3,5% | f 337,– | f 98,– | f 91,– | II a en II b |
1 juli 1999 | 3,25% | f 349,– | f 95,– | f 87,– | II c en II d |
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
3. a. Voor de werknemers beneden de leeftijd van 23 jaar gelden de salarisschalen welke zijn berekend uit die, welke gelden voor de werknemers van 23 jaar en ouder, door toepassing van de vol- gende percentages:
16 jaar: | 47,5% |
17 jaar: | 55,0% |
18 jaar: | 62,5% |
19 jaar: | 70,0% |
20 jaar: | 77,5% |
21 jaar: | 85,0% |
22 jaar: | 92,5% |
3. b. In afwijking van het sub a bepaalde is de werkgever gerechtigd om voor de werknemers die een opleiding volgen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, de navolgende per- centages toe te passen:
16 jaar: | 34,5% | |
17 jaar: | 39,5% | |
18 jaar: | 45,5% | |
19 jaar: | 52,5% | |
20 jaar: | 61,5% | |
21 jaar: | 72,5% | |
18 | 22 jaar: | 85,0% |
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Over de toepassing van de in de voorgaande leden bedoelde salaris- schalen vindt overleg plaats met de vakvereniging.
Van deze salarisschalen kan, uitsluitend voor wat betreft de hoogte van salarisbedragen, worden afgeweken in overeenstemming met de betrokken werkgever en de vakvereniging.1)
Aldus overeengekomen afwijkingen dienen onverwijld ter kennis te worden gebracht van de Vakraad.2)
5. Het minimum garantie-inkomen voor de handelsvertegenwoordiger (zie artikel 2, lid 4b) bedraagt:
Minimum bruto garantie-inkomen handelsvertegenwoordiger
1 juli 19981) f 3552,–
1 juli 1999 f 3667,–
1) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
6. Naast de structurele verhoging op 1 juli 1998 en vervolgens op 1 juli 1999, zoals genoemd in lid 2, geldt vanaf 1 juli 19983) een structu- rele heffing (zie onderstaande N.B.) van 1% van het brutoloon Sociale Verzekeringen van het lopende jaar (ongemaximeerd) ten behoeve van het Werkgelegenheidsfonds (zie artikel 55).
Deze structurele heffing geldt indien en voor zover de 36-urige werk- week (artikel 10) op ondernemingsniveau vóór 1 juli 1998 nog niet is ingevoerd resp. geen dispensatie door de Vakraad was afgegeven. De Vakraad zal van deze structurele heffing dispensatie verlenen vanaf het moment dat de 36-urige werkweek op ondernemingsniveau alsnog wordt ingevoerd. De onderneming dient daartoe een gemoti- veerd verzoek in en laat dit vergezeld gaan van een akkoordbevinding hetgeen blijkt uit overeenstemming met vakverenigingen danwel met ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging.
Indien dispensatie van de Vakraad op grond van dit artikel wordt ver- kregen, kan voor de werknemer die 36 uur gaat werken de 2% loons- verhoging van 30 juni 1998 worden verrekend met toekomstige loonsverhogingen. De heffing ten behoeve van het Werkgelegenheids-
1) Bedoeld wordt de vakvereniging partij bij CAO.
2) N.B. van CAO-partijen: zie ook artikel 58, lid 1.
3) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
19
fonds zal alsdan verschuldigd zijn tot de datum waarop de 36-urige werkweek is ingevoerd.1)2)
Artikel 18
Toepassing van de salarisschalen
A. Toepassing van de salarisschalen A t/m I.
1. a. De invoering van de nieuwe functieclassificatie van de in bijlage I van deze overeenkomst vermelde referentiefuncties tot het ni- veau van 190 punten dient vóór 1 januari 1999 binnen de onder- neming plaats te vinden.
b. Bij de invoering geldt de volgende garantieregeling: Indien de werknemer in een lagere functie-groep wordt ingedeeld kan dit ten hoogste één groep lager zijn. De indeling vindt alsdan plaats in hetzelfde bedrag danwel in het eerstkomende hogere bedrag in de lagere functieschaal. De werknemer behoudt recht op het dan ontstane verschil in beloning, voorzover dit verschil ontstaat, in de vorm van een persoonlijke toeslag. Deze persoonlijke toeslag wordt bij verdere CAO-salarisverhogingen niet geïndexeerd, be- houdens in het geval de werknemer op het moment van herinde- ling de leeftijd van 55 jaar of ouder heeft bereikt.
2. Werknemers, op wie de leeftijdschalen van toepassing zijn, ontvan- gen het schaalsalaris dat met hun leeftijd overeenkomt met ingang van de betalingsperiode volgende op die waarin hun verjaardag valt.
3. a. Werknemers op wie de salarisschalen voor functievolwassenen van toepassing zijn ontvangen het schaalsalaris, dat overeenkomt met het aantal jaren op 1 januari, dat zij na het verlaten van de leeftijdschaal in hun salarisschaal ingedeeld zijn geweest resp. dat na het tijdstip waarop zij in de functie zijn geplaatst, is ver- streken. De verhoging van het schaalsalaris op grond van schaal- jaren vindt plaats op 1 januari.
b. Bij het verlaten van de leeftijdschaal na 30 juni van enig jaar bestaat er geen recht op toekenning van een schaaljarenverhoging per eerstvolgende 1 januari.
4. a. Indien een werknemer in een functie elders zoveel in de functie
1) N.B. van CAO-partijen: De heffing ten behoeve van het Werkgelegenheidsfonds bedraagt over 1998 derhalve 0,5% van de bruto loonsom Sociale Verzekeringen (onge- maximeerd) over het kalenderjaar 1998, over 1999 1% van de bruto loonsom Sociale Verzekeringen (ongemaximeerd) over het kalenderjaar 1999 en over de periode 1 januari 2000 tot 1 juli 2000 0,5% van de bruto loonsom Sociale Verzekeringen (onge- maximeerd) over het kalenderjaar 2000.2)
2) Avv heeft geen terugwerkende kracht.
20
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
bruikbare ervaring heeft verkregen dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van 0 schaaljaren te belonen, kun- nen hem in overeenstemming met die ervaring schaaljaren wor- den toegekend.
b. Indien bij indiensttreding schaaljaren zijn vastgesteld zal het aan- tal schaaljaren met ingang van 1 januari daaraanvolgend slechts dan met 1 worden verhoogd indien de indiensttreding heeft plaatsgevonden vóór 1 juli.
5. Werknemers die bij hun indiensttreding of bij plaatsing in een hogere functie nog niet over de kundigheden en ervaring beschikken welke voor de vervulling van hun functie zijn vereist, kunnen gedurende een beperkte tijd één salarisschaal lager worden ingedeeld dan met hun functie overeenkomt. De duur van deze periode zal ten hoogste
3 betalingsperioden bedragen, met dien verstande dat indien de werkgever zulks noodzakelijk oordeelt deze termijn met ten hoogste 3 betalingsperioden kan worden verlengd.
6. Behoudens in gevallen waarin waarneming tot de normale functie- uitoefening behoort, ontvangen werknemers, die tijdelijk een functie volledig waarnemen, welke hoger is ingedeeld dan hun eigenlijke functie, indien de waarneming tenminste 7 achtereenvolgende dien- sten heeft geduurd, een toeslag op hun salaris op basis van het ver- schil tussen de schaalsalarissen bij 0 schaaljaren van de 2 betrokken salarisschalen
7. Indien in het bedrijf van de werkgever een beoordelingssysteem is ingevoerd dat met de vakverenigingen is overeengekomen, geldt in afwijking van het sub 2 t/m 4 bepaalde, de in die methodiek vastge- legde koppeling van beoordeling aan de beloning.
Het terzake bepaalde in artikel 57 van deze overeenkomst is daarbij onverkort van toepassing.
B. Toepassing van de salarisschalen K, L en M.
Voor werknemers die zijn ingedeeld in een functiegroep waarvoor de salarisschalen K, L of M gelden, wordt jaarlijks een salaris vastgesteld, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. a. Plaatsing van een werknemer in een functie die is ingedeeld in de functiegroep K, L of M betekent dat zijn salaris tenminste 70% (functie-aanvangsalaris) van het bij die functiegroep beho- rende salaris (functie-eindsalaris) bedraagt.
21
b. Indien in het bedrijf van de werkgever een afwijkende, tenmin- ste gelijkwaardige, salarisstructuur bestaat die met de vakvereni- gingen is overeengekomen, geldt deze structuur in afwijking van het terzake sub a en het in artikel 17 bepaalde.
Het terzake bepaalde in artikel 58 van deze overeenkomst is daar- bij onverkort van toepassing.
2. Zolang de werknemer het functie-eindsalaris nog niet heeft bereikt ontvangt hij jaarlijks een verhoging overeenkomstig de in bijlage II aangegeven schaaljaren.
3. Indien in het bedrijf van de werkgever een beoordelingssysteem is ingevoerd dat met de Vakverenigingen is overeengekomen, geldt in afwijking van het sub 2 bepaalde, de in die methodiek vastgelegde koppeling van beoordeling aan de beloning.
Het terzake bepaalde in artikel 58 van deze overeenkomst is daarbij onverkort van toepassing.
C. Toepassing van de salarisschalen (algemeen).
2. a. Werknemers die worden geplaatst in een hoger ingedeelde func- tie, worden in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden.
b. Bij indeling in een hogere salarisschaal van een werknemer, op wie de salarisschaal voor functievolwassenen van toepassing is, bedraagt de verhoging van het schaalsalaris de helft van het ver- schil tussen de schaalsalarissen bij 0 schaaljaren van de 2 betrok- ken salarisschalen c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstko- mende bedrag in de hogere salarisschaal.
c. Ingeval van een op of na 1 juli, kan bij wijze van uitzondering de toekenning van de schaaljarenverhoging 1 jaar later plaatsvin- den dan per de eerstvolgende 1 januari.
3. a. Werknemers op eigen verzoek worden geplaatst in een lager ingedeelde functie, worden in de overeenkomende lagere salaris- schaal ingedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied.
b. Bij indeling in een lagere salarisschaal om bovenstaande redenen van een werknemer die onder de salarisschalen voor functie- volwassenen valt, bedraagt de verlaging van het schaalsalaris het verschil tussen de schaalsalarissen bij 0 schaaljaren van de twee betrokken salarisschalen c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalsalaris in overeenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
22
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. a. Werknemers, die als gevolg van bedrijfsomstandigheden in een lager ingedeelde functie worden geplaatst, worden met ingang van de eerstkomende betalingsperiode in de met de lager inge- deelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld.
b. Bij indeling in een lagere salarisschaal om eerder vermelde rede- nen van een werknemer, die onder de salarisschalen voor functie- volwassenen valt, wordt hem via inschaling een schaalsalaris toe- gekend dat zo min mogelijk onder zijn oorspronkelijke salaris ligt. Indien het toekennen van schaaljaren niet toereikend is wordt het tekort omgezet in een persoonlijke toeslag. Deze toe- slag maakt geen deel uit van het salaris.
Bij herindeling in een hogere salarisschaal c.q. bij toekenning van een verhoging ingevolge de salarisschalen voor functie- volwassenen wordt de toeslag evenveel verminderd als het sala- ris stijgt.
5. Werknemers, die tijdelijk worden tewerkgesteld in een functie, die lager is ingedeeld dan hun eigenlijke functie, behouden het salaris, dat zij in hun eigenlijke functie genoten, tenzij de tewerkstelling aan andere arbeid geschiedt om ontslag wegens slapte te voorkomen of uit andere ten bate van de werknemer strekkende overwegingen.
6. De salarisbepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing voor degenen, die tengevolge van hun lichamelijke of geestelijke gesteld- heid niet tot normale prestaties in staat zijn, indien en voor zolang door de Bedrijfsvereniging toestemming is verleend hen tegen een lager schaalsalaris in dienst te houden.
Artikel 19
Ploegentoeslag
1. Voor arbeid in ploegendienst wordt een toeslag op het salaris gege- ven. Voor de in artikelen 8 en 11 bedoelde ploegendiensten bedraagt de toeslag:
a. voor ploegendienst, waarvan de arbeidstijden gelegen zijn tussen
07.00 uur en 19.00 uur: 5,0% v.h. schaalsalaris
b. voor de twee-ploegendienst (80 uur/week): 12,5% v.h. schaal- salaris
c. voor de drie-ploegendienst (120 uur/week): 18,3% v.h. schaal- salaris
(De zaterdagtoeslag tot 06.00 uur wordt geacht te zijn begrepen in de toeslag van 18,3%.)
23
d. voor de vier-ploegendienst tot 1 juli 1999 (144 uur/week): 22,5%
v.h. schaalsalaris
voor de vier-ploegendienst vanaf 1 juli 1999 (144 uur/week):
23,5% v.h. schaalsalaris
(De zaterdagtoeslag wordt geacht te zijn begrepen in de toeslag van 22,5% resp. van 23,5%)
e. voor de vijf-ploegendienst tot 1 juli 1999 (168 uur/week): 27%
v.h. schaalsalaris
voor de vijf-ploegendienst vanaf 1 juli 1999 (168 uur/week):
28% v.h. schaalsalaris
(De zaterdag- en zondagtoeslag wordt geacht te zijn begrepen in de toeslag van 27% resp. van 28%.)
Deze bepaling is niet van toepassing als uit een schriftelijke over- eenkomst blijkt dat de ploegentoeslag in het schaalsalaris is opgenomen, resp. op andere wijze is geregeld.
2. Indien in een onderneming een ploegenstelsel wordt toegepast dat afwijkt van de in artikel 8 en 11 aangegeven regelingen, wordt de ploegentoeslag naar evenredigheid vastgesteld. De Vakraad wordt van de uitkomst in kennis gesteld.
Artikel 20
Overwerk en verschoven uren
1. Als overwerk voor werknemers met een volledige werkweek alsook voor deeltijd werknemers worden aangemerkt, die uren, die gelegen zijn boven het dienstrooster van de voltijd werknemer en waartoe uitdrukkelijk door de werkgever opdracht is gegeven.
2. De werkgever kent de werknemer voor de in lid 1 bedoelde overuren een vergoeding toe met uitzondering van de volgende gevallen:
– indien blijkens een mededeling in de schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst resp. de aanstellingsbrief overwerk inherent is aan de functie en een vergoeding geacht wordt in het schaal- salaris te zijn begrepen.
– indien er sprake is van overwerk, dat wordt verricht in aanslui- ting aan de normale arbeidstijd en niet langer duurt dan een half uur per dag; wordt deze tijd overschreden, dan wordt ook hier- over overwerkvergoeding betaald.
Eventuele vergoeding voor reis- en verblijftijd komt niet in aan- merking voor overwerktoeslag.1)
3. Voor elk overuur ontvangt de werknemer het voor hem geldende uur-
1) N.B. van CAO-partijen: functies, waarvoor het gebruikelijk is bij minder dan een half uur overwerk, een overwerkvergoeding te betalen, behouden deze vergoeding.
24
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
loon, vermeerderd met de toeslagen zoals vermeld in de leden 4 en 5.
4. Dagdienst en overwerk.
Voor overuren buiten het normale dagdienstrooster als bedoeld in de artikelen 8 en 11 bij overschrijding van de voor de werknemer gel- dende normale arbeidsduur en voor overuren buiten de in artikel 7 lid 2.a. bedoelde periode, geldt een toeslag op het uurloon zoals opgenomen in onderstaande tabel:
Incidenteel % | MA | DI | WO | DO | VR | ZA | ZO/FE |
00.00 uur | |||||||
06.00 uur | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 100 |
06.00 uur | |||||||
14.00 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 100 |
14.00 uur | |||||||
20.00 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 | 100 | 100 |
20.00 uur | |||||||
24.00 uur | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 100 | 100 |
5. Ploegendienst en overwerk.
a. Voor uren, waarmee de normale arbeidsduur – volgens dienst- rooster – wordt overschreden, gelden per gewerkt uur de toeslag- percentages van het uurloon (inclusief ploegentoeslag) zoals op- genomen in de navolgende tabel:
Incidenteel % | MA | DI | WO | DO | VR | ZA | ZO/FE |
00.00 uur 14.00 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 | 50 | 100 |
14.00 uur 00.00 uur | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 | 100 | 100 |
b. De normale arbeidsduur wordt geacht niet te worden overschre- den, indien de werktijden zijn geregeld in een cyclus, met ver- schillende arbeidsduur per week en indien de arbeidsduur van de ploegen tezamen in een bepaalde week wel, doch gemiddeld over de weken van een gehele cyclus niet uitgaat boven de normale arbeidsduur.
6. Compensatie overwerk door vrije tijd.
25
a. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden, worden, naast uitbetaling van de overwerktoeslag in de betreffende betalingsperiode, overwerkuren overeenkomstig sub b omgezet in vrije tijd.
b. De periode, waarover de balans van de gewerkte overuren wordt opgemaakt, mag maximaal 6 maanden belopen.
Voorzover de overwerkuren binnen deze periode niet reeds door vrije tijd zijn gecompenseerd, zullen zij in vrije tijd worden omgezet binnen 3 maanden na afloop van bedoelde periode.
Indien omzetting in vrije tijd niet mogelijk is, worden de niet in vrije tijd omgezette uren naar het dan geldende salarispeil uitbe- taald. (Zie ook artikel 50, arbeidsvoorwaarden à la carte.)
7. Bijzondere bepalingen.
a. Machinisten, stokers, portiers en chauffeurs, mogen zonder een speciale vergunning van de Vakraad niet langer dan 46 uren per week werken; uren boven de normale arbeidsduur worden als overuren beschouwd, en komen als zodanig voor genoemde vergoedingsregeling in aanmerking tenzij het overeengekomen vaste salaris zodanig is bepaald dat de toeslagen geacht kunnen worden daarin te zijn begrepen.
b. Nachtwakers mogen langer dan 38 uren werken zonder dat de meerdere uren als overwerk worden beschouwd.
8. Uitzonderingsbepalingen.
Xxxx overwerktoeslag is verschuldigd, wanneer wordt overgewerkt voor het inhalen van:
a. brugdagen – echter per kalenderjaar niet meer dan drie – waarop met instemming van de ondernemingsraad niet wordt gewerkt;
b. dagen, waarop in bepaalde gemeenten, hetzij op kerkelijke hetzij op andere gronden, de arbeid algemeen pleegt te worden stopge- zet;
c. bedrijfsstilstand tengevolge van ketelreiniging, machinebreuk e.d.
d. Voor zover het werk genoemd in dit lid (lid 8) op zaterdag plaats- vindt, is per gewerkt uur wel een zaterdagtoeslag verschuldigd van 25% op het uurloon (inclusief ploegentoeslag) en voor zover het werk op zondag geschiedt geldt per gewerkt uur een zondag- toeslag van 100% op het uurloon (inclusief ploegentoeslag).
9. Verschoven uren.
a. Van verschoven uren is sprake indien in opdracht van de werk- gever arbeid wordt verricht op tijden welke gelegen zijn buiten de tijdstippen genoemd in de artikelen 9, lid 1 en 12 lid 1, resp. buiten de tijdstippen waarop wisseling van ploeg plaatsvindt, zonder dat daardoor de normale arbeidsduur volgens dienstroos- ter wordt overschreden.
b. Voor verschoven uren als omschreven in lid 9 gelden dezelfde toeslagen als voor overuren.
26
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 21
Toeslag voor het werken op Zaterdag, Zondag en Feestdagen
1. Algemeen
a. De in dit artikel genoemde toeslagen worden alleen gegeven voor arbeid vallend binnen het voor de werknemer geldende dienst- rooster en binnen de normale wekelijkse arbeidsduur en voorzo- ver niet gegeven volgens art. 19. (In andere gevallen is art. 20 van toepassing).
N.B.: Dit artikel is niet van toepassing indien uit een schriftelijke overeenkomst blijkt dat de toeslag in het schaalsalaris is opgenomen.
b. Voor werknemers werkzaam in een ploegendienst zijn de ge- noemde percentages van het uurloon inclusief de ploegentoeslag.
2. Zaterdagtoeslag
Voor arbeid op zaterdag geldt een zaterdagtoeslag van 25% per gewerkt uur.
3. Zondagtoeslag
Voor arbeid op zondag geldt een zondagtoeslag van 100% per ge- werkt uur.
4. Feestdagtoeslag
Een werknemer, die moet werken op een feestdag die op een werk- dag valt, ontvangt naast de doorbetaling die – zonder dat er gewerkt wordt – al gegeven moet worden op grond van het bepaalde in arti- kel 13:
a. het uurloon, als bedoeld in artikel 2, lid 6;
b. een toeslag van 100% van de onder a bedoelde beloning. De onder a bedoelde beloning is niet verschuldigd indien:
– de werknemer werkzaam is in de 5-ploegendienst
– de werknemer vervangend vrijaf krijgt op een andere dag.
Artikel 22
Vakantietoeslag en kerstuitkering
1. De werknemer verwerft voor iedere betalingsperiode die hij bij een werkgever in dienst is aanspraak op vakantietoeslag ten bedrage van 8% van het periode-inkomen.
Bij honorering van het recht op vakantietoeslag wordt uitgegaan van
27
het inkomen over de periode van 1 mei van enig jaar tot en met 30 april van het volgende jaar of van een daarmee gelijk te stellen tijds- periode.
Voor werknemers wordt bij de berekening van de vakantietoeslag een minimum op jaarbasis in acht genomen van:
– over het vakantiejaar 1998–1999 bij een 36-urige werkweek f 2.905,–;
– over het vakantiejaar 1998–1999 bij een 38-urige werkweek f 2.963,–;
– over het vakantiejaar 1999–2000 bij een 36-urige werkweek f 2.999,–;
– over het vakantiejaar 1999–2000 bij een 38-urige werkweek f 3.059,–.
2. Omstreeks Kerstmis kunnen aan de werknemers bij wijze van voor- schot op de vakantietoeslag de in het lopende vakantiejaar verwor- ven aanspraken op vakantietoeslag worden uitbetaald tot een maxi- mum van 25% van de in totaal over een jaar te verwerven aanspraken.
3. De aanspraken op vakantietoeslag die in een vakantiejaar zijn ver- worven worden onder aftrek van het bedrag van de met Kerstmis genoten Kerstuitkering en voorzover zij niet bij het einde van de dienstbetrekking zijn gehonoreerd, uitgekeerd in de maand mei.
4. Bij het einde van de dienstbetrekking heeft de werknemer recht op uitbetaling van de door hem verworven aanspraken op vakantietoe- slag voorzover die nog niet eerder zijn gehonoreerd.
5. Voor het recht op vakantietoeslag wordt een werknemer die, anders dan voor herhalingsoefeningen, in militaire dienst is en dientenge- volge geen arbeid voor de werkgever verricht, geacht niet in dienst van de werkgever te zijn.
Een werknemer echter, die na voor eerste oefening in dienst te zijn geweest, bij zijn vroegere werkgever is teruggekeerd, zal met de aan- eengesloten vakantie respectievelijk met Xxxxxxxx een aanvulling ontvangen op de reeds in militaire dienst ontvangen vakantietoeslag in dien hij met de aaneengesloten vakantie respectievelijk met Kerst- mis nog bij de werkgever in dienst is.
6. Voor het recht op vakantietoeslag c.q. kerstuitkering, worden uitke- ringen als bedoeld in artikel 23, lid 2 sub a, wel in aanmerking geno- men.
Uitkeringen gedaan in het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid worden hierbij niet in aanmerking genomen.
De werkgever zal echter over de eerste 52 weken waarover de werk- nemer een WAO-uitkering geniet, een aanvulling op de vakantietoe- slag ingevolge de WAO verstrekken, zo dat de werknemer met inbe- grip van laatstgenoemde vakantie-toeslag evenveel ontvangt als bij
28
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
onverkorte toepassing van het bepaalde in het eerste lid van dit arti- kel.
HOOFDSTUK IVC
BELONING (BIJZONDER)
Artikel 23
Uitkering bij verzuim wegens arbeidsongeschiktheid
1. Arbeidsongeschiktheid
Indien een werknemer door arbeidsongeschiktheid verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsplicht Bij Ziekte (WULBZ), de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschikheidswet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering voorzover hierna niet anders is bepaald.
2. Ziekengeldregeling
a. Bij arbeidsongeschiktheid zal de werkgever naast de verplich- ting, die voortvloeit uit de WULBZ, een aanvulling verstrekken tot 100% van het nettoinkomen.
b. De werkgever is bevoegd om als bepaling in een Plan van Aan- pak als bedoeld in artikel 33 op te nemen dat vanaf de 4de ziekte- melding per kalenderjaar bij elke ziektemelding, in afwijking van het hierboven gestelde, over de eerste dag géén inkomen wordt betaald.
c. Onder netto inkomen wordt verstaan, het inkomen dat de werk- nemer verdiend zou hebben indien hij normaal gewerkt zou heb- ben.
3. Aanvulling op WAO
a. Gedurende het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, doorge- bracht in dienst van dezelfde werkgever, geldt de volgende rege- ling.
De werknemer ontvangt van de werkgever een aanvulling tot 100% van het laatstgenoten netto-inkomen op hieronder ge- noemde uitkeringen en eventueel periode-inkomen.
Deze uitkeringen zijn:
– tenminste de uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsonge- schiktheidsverzekering (WAO)
29
– én voorzover hij daarop aanspraak heeft:
– de uitkering krachtens de WAO aanvullende arbeidsonge- schiktheidsverzekering als bedoeld in artikel 24 danwel de CAO-SAVAT;
– uitkeringen krachtens andere sociale verzekeringswetten die het gevolg zijn van gebleken ongeschiktheid tot het verrich- ten van de oorspronkelijke arbeid.
b. In het geval werknemer geen aanvullende WAO-verzekering, als bedoeld in artikel 24 van de CAO heeft gesloten, zal de aanvul- ling als hierboven onder a geregeld, verminderd worden met het bedrag dat werknemer van de aanvullende verzekering zou heb- ben ontvangen indien wel gebruik was gemaakt van de WAO aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering.
c. De in dit artikel geregelde aanvullingen vinden plaats onder voorwaarde dat de werknemer de hierboven genoemde resp. bedoelde uitkeringen aan de werkgever c.q. de bedrijfsvereniging overdraagt.
4. Wet Rea
Een werknemer die valt onder de vangnetvoorziening Ziektewet of die als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet (re)integratie abeidsgehandicapten valt aan te merken, dient daarvan onmiddellijk bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid, melding te maken aan de Arbo-arts.
5. Laatst genoten netto inkomen
Onder het laatstgenoten netto-inkomen wordt verstaan: het netto- inkomen dat werknemer in de oorspronkelijke arbeid bij normaal werken verdiend zou hebben.
6. Aanvulling niet verschuldigd
Onverminderd de in de wet aangegeven verplichte minimale loon- betalingen, zijn de in lid 2 en 3 bedoelde aanvullingen niet verschul- digd ten aanzien van de werknemer die:
a. arbeidsongeschikt is geworden door opzet of grove schuld;
b. arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een gebrek waar- over hij bij aanvang van het dienstverband de werkgever opzet- telijk valse inlichtingen heeft verstrekt;
c. de wettelijke uitkering wordt geweigerd door het betreffende uitvoeringsorgaan;
x. xxxxxxx medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion van de bedrijfsvereniging.
7. Schadevergoeding
Het bepaalde in lid 2 en 3 is evenmin van kracht indien en voorzo- ver de werknemer met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid jegens een of meer derden een vordering tot schadevergoeding we- gens inkomensderving kan doen gelden. Deze bepaling geldt slechts
30
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
voorzover de inkomensderving meer bedraagt dan het voor de werk- nemer geldende minimumloon.
Indien en voorzover de werknemer zijn recht op schadevergoeding als hiervoor bedoeld ter hoogte van het bedrag van de in lid 2 en 3 van dit artikel geregelde bovenwettelijke loonbetaling en aanvullin- gen aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever aan de werkne- mer voorschotten uitkeren ter hoogte van de loonbetaling en aanvul- lingen, welke de werknemer overeenkomstig het bepaalde in dit artikel van hem zou hebben ontvangen, als hij geen vordering tot schadevergoeding jegens derden had gehad. De op deze wijze door de werknemer genoten voorschotten zullen worden verrekend met wat de werkgever van de derde(n) als schadevergoeding ontvangt.
Artikel 24
Collectieve Aanvullende WAO-verzekering
Partijen bij de CAO hebben met betrekking tot een collectieve regeling voor de reparatie van de teruggang in de uitkeringshoogte tengevolge van de invoering van de Wet TBA, afspraken gemaakt welke zijn neer- gelegd in een afzonderlijke CAO inzake de Stichting Aanvullende Ver- zekeringen bij Arbeidsongeschiktheid in de Textielindustrie (SAVAT).
Artikel 25
Ziektekostenverzekering
1. De werkgever vergoedt aan de werknemer, die niet verplicht verze- kerd is krachtens de Ziekenfondswet, maar wel verzekerd is tegen ziektekosten onder voorwaarden die tenminste voldoen aan het in lid 2 aangegeven standaard-pakket, 50% van de door de werknemer te betalen premie voor een ziektekostenverzekering in de laagste klasse. Deelname aan een door de werkgever getroffen collectieve ziekte- kostenverzekering is voor de werknemers verplicht, als de werkne- mer voor de in de eerste alinea bedoelde vergoeding in aanmerking wenst te komen, tenzij gehele of gedeeltelijke uitsluiting op grond van medische indicatie in het geding is.
2. Onder standaard ziektekostenverzekering wordt verstaan:
de verzekering van de werknemer en zijn gezin omvattende de kos- ten van:
– verpleging tijdens het verblijf van langer dan 24 uur in een zie- kenhuis of een sanatorium, alsmede de tijdens dat verblijf ver-
31
schuldigde kosten van de klinische (operatieve en niet opera- tieve) specialistische hulp en de zogenaamde bijkomende kosten;
– ziekenvervoer naar en van een ziekenhuis, sanatorium of psy- chiatrische inrichting;
– ambulante (niet-klinische of poliklinische) specialistische hulp en de tijdens deze specialistische behandeling verschuldigde bijko- mende kosten;
– een en ander onder de gebruikelijke door de ziektekosten- verzekeraars gestelde voorwaarden en met de door hen gebruike- lijk gestelde maxima, beperkingen en uitbreidingen.
Artikel 26
Uitkering bij overlijden1)
1. Indien een werknemer overlijdt, zal aan de rechthebbende een over- lijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend periode-inkomen over het resterende deel van de kalendermaand waarin het overlijden plaats- vond plus de twee daarop volgende kalendermaanden.
2. Op het sub a bedoelde bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht, hetgeen de rechthebbende(n) terzake van het overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering en eventueel de WAO-aanvullende arbeidsongeschikt- heidsverzekering als bedoeld in de CAO-SAVAT.
3. Onder het begrip rechthebbende(n) zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt verstaan de langstlevende der echtgenoten van wie de verzekerde niet duurzaam gescheiden leefde of bij ontstentenis van deze de min- derjarige wettige of natuurlijke kinderen of bij ontstentenis van de hiervoor bedoelde personen degene ten aanzien van wie de overle- dene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
Voor de toepassing van dit besluit wordt mede als echtgenoot aan- gemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het be- treft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of twee graad bestaat.
Van een gezamenlijke huishouding kan in dit verband slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huis- vesting en bovendien samen een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding danwel op andere wijze in elkaars verzorging voor- zien.
1) Artikel 7:674 BW is onverkort van toepassing.
32
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK VA
VAKANTIE EN VERZUIM; ALGEMEEN
Artikel 27
Vakantie
1. Het vakantiejaar
Het vakantiejaar loopt vanaf 1 juli van enig jaar tot en met 30 juni van het daarop volgende jaar.
2. Bijzondere situaties
a. De deeltijd werknemer
De deeltijd werknemer verwerft de in hoofdstuk Vb en Vc genoemde vakantie naar rato van het gewerkte aantal uren.
De deeltijd werknemer die in opdracht van de werkgever meer uren werkt dan het voor hem vooraf opgestelde rooster, verwerft over deze meeruren vakantierechten. Deze rechten worden geëf- fectueerd indien en voor zover 4 vakantie-uren per jaar worden overschreden.
b. Arbeidstherapie
Werknemers die arbeidsongeschikt zijn en die in het kader van het herstel geheel of gedeeltelijk werkzaamheden voor de werk- gever verrichten, verwerven vakantie alsof zij volledig arbeids- geschikt zijn.
Opgenomen vakantiedagen tijdens arbeidstherapie worden afge- boekt.
c. Partieel leerplichtige werknemers
Voor werknemers, die partieel leerplichtig zijn, zullen de in het voorgaande geregelde vakantie aanspraken naar evenredigheid worden verminderd, met inachtneming van het aantal dagen dat zij minder dan normaal plegen te werken.
d. Wijzen van berekenen en maxima
1. De werknemer die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is (geweest), heeft recht op een evenredig deel van de in dit artikel genoemde vakantie.
2. Voor werknemers die gedeeltelijk in ploegendienst en gedeel- telijk in dagdienst werken, gelden de volle extra vakantie aan- spraken als zij gedurende het vakantiejaar in totaal 6 maan- den of langer in ploegendienst werken en de helft van deze extra vakantie aanspraken als zij gedurende het vakantiejaar minder dan 6 maanden in ploegendienst werken.
33
3. Xxxxx verkregen vakantierechten op basis van dienstverband, leeftijd en/of functieniveau blijven gehandhaafd, doch wer- ken niet cumulatief met de in artikel 31 lid 1.B.2 en artikel
32 lid 1.B.2. genoemde rechten. De totale aanspraken op vakantie de extra dag voor ploegenwerkers niet meegerekend zullen op jaarbasis maximaal 30 diensten of 240 uren belo- pen.
e. Bij vorige werkgevers verworven vakantierechten
De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever mede te delen hoeveel recht op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven, doch niet in natura genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel vakantie, zonder behoud van periode inkomen, de werknemer aanspraak kan ma- ken.
f. Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaamheden
1. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld sala- ris heeft.
2. a. Het sub 1 bepaalde is niet van toepassing indien de werk- nemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens:
– het naleven van een wettelijke verplichting of verbin- tenis ten aanzien van de openbare orde;
– het genieten van xxxxxx, gebaseerd op in de vorige dienstbetrekking verworven doch niet opgenomen ver- lof;
– het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
– onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
– zwangerschap of bevalling;
– onbetaald verlof als bedoeld in artikel 30 lid 4.
b. De werknemer die zijn werkzaamheden niet verricht we- gens ziekte of ongeval, heeft, tenzij veroorzaakt door zijn opzet, ongeacht of een aanspraak op in geld vastgesteld loon bestaat, aanspraak op vakantie over het tijdvak van de laatste 6 maanden waarin de arbeid niet werd verricht, conform de wettelijke regeling, met dien verstande dat tijdvakken samengeteld worden als zij elkaar met onder- breking van minder dan een maand opvolgen.
De in de eerste volzin genoemde aanspraak bestaat niet indien de werknemer zijn werkzaamheden slechts gedu- rende een gedeelte van de tijd niet verricht.
d. Ten aanzien van het tijdstip van de aanvang en het einde van de hier bedoelde onderbreking is het in lid 2.D.1 van dit artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing.
34
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
e. De verworven vakantierechten in de onder a van dit sub- lid genoemde gevallen vervallen, indien het dienstver- band door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.
3. De werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en niet meer leerplichtig is, verwerft de vakantierechten over de tijd welke hij besteed van het volgen van onderricht, waartoe de werkgever hem krachtens de wet in de gelegenheid moet stellen.
4. Gelet op en in samenhang met de protocollaire bepaling inzake de aanpak van het ziekteverzuim zal de werkgever geen overeenkomsten met de werknemer afsluiten met als strekking om bij arbeidsongeschiktheid één of meer vakantie- dagen af te boeken; noch zal de werkgever in het arbeidsre- glement een bepaling met die strekking opnemen.
3. Samenvallen van vakantie met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
Dagen waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om één der redenen, genoemd in lid 2.F.2.a., lid 2.F.3 van dit artikel, alsmede zoals vermeldt in artikel 30 lid 2 onder de kopjes ,,geboorte’’, ,,over- lijden’’ en ,,wettelijke verplichtingen’’, gelden niet als vakantie.
Indien één der in de vorige volzin genoemde verhinderingen echter eerst intreedt tijdens een vastgestelde vakantie, snipperdag of snipper- dienst, zullen de dagen of diensten waarop die verhindering zich voordoet, wel als vakantie worden gerekend, indien de werknemer niet voor de aanvang van die vastgestelde vakantie, snipperdag of snipperdienst aan de werkgever heeft medegedeeld dat die verhinde- ring zich zou voordoen.
Indien het in de gevallen zoals vermeldt in het kopje ,,overlijden’’ en bij toelating tot het predikambt zoals bedoeld in het kopje ,,profes- sie, priesterwijding of toelating predikambt’’ van artikel 30 lid 2 , niet mogelijk is de mededeling vooraf te doen, kan deze ook onmid- dellijk na afloop van de vakantie, snipperdag of snipperdienst ge- schieden.
Het vereiste van de voorafgaande mededeling geldt niet indien de verhindering te wijten is aan ziekte van de werknemer en de werk- nemer tengevolge van deze ziekte krachtens de bepalingen van de WULBZ, aanspraak op ziekengeld kan doen gelden.
Indien de aanvankelijk vastgestelde vakantie niet als zodanig wordt gerekend, zal de werkgever na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen waarop deze alsnog kunnen worden genoten.
35
4. Niet opgenomen vakantie
Indien vakantierechten niet voor 1 oktober direct volgende op het vakantiejaar, waarin zij zijn verworven, door de werknemer zijn opgenomen, is de werkgever gerechtigd na overleg met de werkne- mer, data vast te stellen waarop de werknemer deze dagen of dien- sten zal genieten, onverminderd het bepaalde in lid 5 sub B betref- fende de verjaring. (Zie ook artikel 50, arbeidsvoorwaarden à la carte.)
5. Slot- en uitvoeringsbepalingen
a. Vakantie bij einde dienstbetrekking
Bij het beëindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toeko- mende vakantie op te nemen met dien verstande dat deze uren niet eenzijdig in de opzeggingstermijn mogen worden begrepen. Indien de werknemer de hem toekomende vakantie niet heeft opgenomen, zal hem voor de niet genoten vakantie-uren een evenredig deel van het periode inkomen worden uitbetaald.
Teveel genoten vakantie wordt op overeenkomstige vakantie met het periode inkomen verrekend.
De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbe- trekking een verklaring uit, waaruit blijkt de duur van de vakan- tie zonder behoud van periode inkomen, welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
b. Verjaring
Een rechtsvordering tot toekenning van vakantie verjaart door verloop van 2 jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
c. Vervangende schadevergoeding
Rechten op het genieten van vakantie uren kunnen, behoudens het geval dat de werknemer de hem toekomende vakantie bij het einde van zijn dienstbetrekking niet heeft opgenomen, nimmer worden vervangen door een schadevergoeding in geld.
d. Uitvoeringsbepalingen.
De werknemer die volgens dienstrooster op zaterdag en/of zon- dag moet werken, danwel volgens dienstrooster arbeid moet ver- richten in de nacht van zondag op maandag zal, op jaarbasis bezien, niet meer dan een evenredig deel van zijn vakantie en snippertijd op in deze tijdvakken gelegen diensten mogen opne- men.
Artikel 28
Verzuim, geen periode-inkomen
Voor elk uur gedurende hetwelk een werknemer in een betalingsperiode niet heeft gewerkt wegens afwezigheid zonder behoud van salaris, mili- taire dienst, werktijdverkorting, willekeurig verzuim of wegens indienst-
36
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
treding of ontslag, wordt het periode-inkomen met een evenredig deel verminderd.
Voor verzuim wegens arbeidsongeschiktheid wordt verwezen naar arti- kel 23.
Artikel 29
Stagnatie en werktijdverkorting
1. Indien door stagnatie van enigerlei aard de werkzaamheden in de onderneming geen voortgang vinden, gelden de volgende regels:
a. Zolang de werknemer in de onderneming wordt gehouden, moet het periode-inkomen worden doorbetaald.
b. Xxxxxx de toestand in, dat de werknemer wegens stagnatie tijdens de normale werktijd niet in de onderneming behoeft te blijven of te komen, doch neemt deze toestand in enige week niet meer dan 4 uur van de normale werktijd in beslag, dan is de werkgever even eens verplicht het periode-inkomen door te betalen, ook als ontheffing ex artikel 8, lid 3 van het BBA zou zijn verleend.
c. Strekt de in punt b. bedoelde situatie zich in enige week over lan- gere tijd dan 4 uur van de normale werk tijd uit, dan is de werk- gever met uitsluiting in zoverre van artikel 7: 628 BW tot door- betaling ook over de eerste 4 uur niet verplicht, indien en voor zover hij een ontheffing ex. artikel 8, lid 3 van het BBA heeft ontvangen.
Artikel 30
Buitengewoon verzuim
Met uitsluiting van het anders en overigens in artikel 7:629 BW be- paalde geldt het volgende.
1. Bij verzuim wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer is het in artikel 23 bepaalde van toepassing.
2. In de volgende gevallen waarin hij de bedongen arbeid noodzakelij- kerwijs niet heeft kunnen verrichten, wordt de werknemer over de hieronder voor de resp. bij elk dezer gevallen bepaalde termijnen van verlof het periode-inkomen doorbetaald, mits hij zo mogelijk ten- minste 1 dag tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever of diens gemachtigde, van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis c.q. plechtigheid in het desbetreffende geval bijwoont:
37
Reden Aantal dagen
Huwelijk
van de werknemer 2
van kind of pleegkind 1
van broer of zuster 1
van zwager of schoonzuster 1
van één van de ouders of schoonouders 1
(tweede huwelijk)
25/40-jarig huwelijk van de werknemer 1
25/40/50/60-jarig huwelijk van ouders en 1
schoonouders
50/60-jarig huwelijk van xxxxxxxxxxx 1
Geboorte
bevalling van echtgenote 1
Professie, Priesterwijding of toelating predik- ambt.
van (pleeg)kind, broer, zuster of zwager, xxxxxxxxxxxx
Jubileum
25/40/50-jarig dienstjubileum van de werk- nemer
Overlijden
bij overlijden van xxxxxxxx(o)t(e) of tot het gezin van de werknemer behorend (pleeg-) kind
Bij het verzorgen van de begrafenis/ crematie van één der ouders, schoonouders, (schoon) grootouders, broer, zuster, zwager, schoonzuster, schoonzoon, schoondochter of kleinkind van de werknemer, danwel van een niet tot het gezin van de werknemer behorend kind
Bij overlijden van de volgende inwonende personen:
1
1
van de dag van overlijden t/m de dag van de begrafe- nis of crematie
van de dag van overlijden t/m de dag van de begrafe- nis of crematie
– van één der ouders of schoonouders 2
– van één der (schoon)grootouders van de 2
werknemer
– van broer of zuster 2
– schoonzoon of schoondochter 2
– van zwager of schoonzuster 2
38
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Reden Aantal dagen
– van kleinkind 2
Bij overlijden van de volgende niet inwo- nende personen:
– één der ouders of schoonouders 1
– één der (schoon)grootouders van de 1
werknemer
– broer of zuster 1
– (pleeg)kind, schoonzoon of schoondoch- 1
ter
– zwager of schoonzuster 1
– kleinkind 1
Examens
bij het afleggen van een vakexamen voor de vervulling van de functie
Verhuizing
verhuizing van de werknemer, op verzoek werkgever
Wettelijke verplichtingen
Bij het uitvoeren van wettelijke verplichtin- gen
de daarvoor beno-
digde tijd
3
de daarvoor beno- digde tijd (max. 2
dagen)
1)
4. Aan werknemers die ingeval van ziekte van bijv. partner of kinde- ren, het werken moeten combineren met zorgtaken, wordt de moge- lijkheid geboden per kalenderjaar maximaal 14 dagen onbetaald ver- lof op te nemen.
1) TOELICHTING van CAO-partijen: Bij de toepassing van het bepaalde in dit lid wordt onder echtgeno(o)t(e) mede verstaan de persoon met wie de werknemer met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen moet blijken uit een notariële verklaring. Tevens dient in het kader van dit artikel onder huwelijk mede het geregistreerd partnerschap te worden verstaan.
39
HOOFDSTUK VB
VAKANTIE EN VERZUIM; 38-URIGE WERKWEEK
Artikel 31
Vakantierechten bij een 38-urige werkweek
1. Het verwerven van vakantierechten:
a. Basisvakantie.
1. Voor werknemers in dagdienst, 2- en 3-ploegendienst:
De werknemer verwerft per vakantiejaar recht op een vakan- tie met behoud van het periode inkomen van 25 diensten of 200 uren.
2. Voor werknemers in 4- en 5-ploegendienst:
De werknemer in de 4- en 5- ploegendienst werkzaam ver- werft per vakantiejaar recht op een vakantie, met behoud van het periode inkomen, van drie aaneengesloten weken plus 10 diensten.
3. In het kader van een arbeidsvoorwaardensysteem á la carte is het mogelijk bovenwettelijke vakantiedagen als bron- elementen in te zetten voor de bestemmingselementen (vroeg-) pensioen en (zorg) verlof. Als koop- en verkoop- dagen kunnen in dit kader maximaal 2 bovenwettelijke va- kantiedagen worden ingezet. Zie ook artikel 50 (arbeidsvoor- waarden à la carte).
b. Extra vakantie
1. werknemers die in ploegendienst werken:
Voor werknemers die in ploegendienst werken wordt aan de vakantie aanspraken één dienst van 8 uren toegevoegd.
2. leeftijdsvakantie:
De werknemer die op 1 januari van het betreffende vakantie- jaar de leef tijd bereikt of heeft bereikt van 40, 45, 50, 55,
resp. 60 jaar, heeft recht op 1, 2, 3, 4, resp. 5 x 8 extra uren vakantie met behoud van het periode-inkomen.
2. Het genieten van vakantierechten
a. Aaneengesloten vakantie.
1. algemeen
a. Van de in lid 1A genoemde vakantie zullen als regel 10 dagen of diensten aaneengesloten worden verleend.
b. De aaneengesloten vakantie van 10 dagen of diensten kan voor de individuele werknemer aansluitend of vooraf- gaand worden uitgebreid met 5 dagen of diensten, voor zover de goede gang van zaken in de onderneming daar- door niet wordt verstoord.
c. In afwijking van het sub a bepaalde wordt aan de werk-
40
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
nemers ingedeeld in 4- en 5-ploegendienstregelingen, drie weken aaneengesloten vakantie verleend.
2. Collectieve bedrijfsvakantie.
Indien de werkgever het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf stopzet teneinde gedurende die stopzetting aan alle of een deel der werknemers de aaneengesloten vakantie te ge- ven, moeten de betrokken werknemers gedurende het daar- voor door de werkgever, met instemming van de onderne- mingsraad, aangewezen tijdvak met vakantie gaan.
Het tijdstip van de aaneengesloten vakantie wordt door de werkgever bij de aanvang van een vakantiejaar vastgesteld na verkregen instemming van de ondernemingsraad.
Als regel zal zij in de periode van mei t/m september worden genoten.
In het geval een werknemer bij zijn huidige werkgever nog niet een zodanig aantal vakantie uren heeft verworven, dat deze tezamen met de eventuele verlofdagen zonder behoud van salaris, als bedoeld in artikel 27 lid 2, voldoende zijn voor de in dit lid bedoelde collectieve bedrijfsvakantie, kan de werkgever bepalen dat de betrokken werknemer:
– bij vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten rechten op vakantie reserveert en dus voor eigen rekening neemt en/of
– xxxxxx xxxxxxx vakantie uren inhaalt en wel tot uiterlijk 30 juni van het lopende vakantiejaar, in welk geval de inhaal- uren niet worden beloond en/of
– in een andere afdeling van de onderneming dan waar toe hij behoort, werkzaamheden moet verrichten en/of
– zoveel snipperuren reserveert als nodig zijn voor de in dit lid bedoelde collectieve bedrijfsvakantie.
b. Snipperdagen of diensten.
1. De werkgever kan vaste snipperdagen of -diensten aanwijzen, welke aanwijzing als regel bij de aanvang van een vakantie- jaar en na verkregen instemming van de ondernemingsraad geschiedt.
De werkgever die zich niet aan de wettelijke verplichting heeft gehouden een ondernemingsraad of een personeels- vertegenwoordiging in te stellen, kan per vakantiejaar maxi- maal twee vaste snipperdagen of -diensten aanwijzen
2. De werkgever kan met instemming van de ondernemingsraad bepalen, dat de werknemers, behoudens in geval van over- macht, de aanvraag voor vakantie- of snipperdagen of dien-
41
sten een bepaalde termijn voor de begeerde datum moeten indienen.
3. De werknemer kan de overblijvende snipperuren opnemen op het tijdstip dat door hem wordt gewenst, tenzij de belangen van de onderneming zich hiertegen naar het oordeel van de werkgever verzetten.
Het bepaalde in sub 2 van dit lid is evenzeer van toepassing. De werknemer heeft het recht maximaal 16 snipperuren op te nemen volgens een systeem van halve dagen of diensten, dat in overleg met de ondernemingsraad is vastgesteld.
Bij het opnemen van de hier bedoelde snipperuren, dient voorrang gegeven te worden aan die (buitenlandse) werkne- mers, voor wie het gaat om voor hen religieuze feestdagen.
c. Afwijkende omstandigheden.
Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met vaste snipper- dagen of diensten als bedoeld in lid 2B van dit artikel of met een feestdag als bedoeld in artikel 13, zal de aaneengesloten vakan- tie dienovereenkomstig worden verlengd, tenzij de werkgever er de voorkeur aan geeft een overeenkomend aantal snipperuren te doen opnemen.
Indien daartoe gewichtige redenen bestaan, kan de werkgever na verkregen instemming van de ondernemingsraad en, indien het één of enkele werknemers betreft, in overleg met deze werkne- mers, het vastgestelde tijdstip van de aaneengesloten vakantie wijzigen.
De schade, welke de werknemer ten gevolgen van deze wijziging lijdt, wordt door de werkgever vergoed. Het bepaalde in de vorige alinea is van overeenkomstige toepassing op het bepaalde in lid 2.A.1.b van dit artikel.
HOOFDSTUK VC
VAKANTIE EN VERZUIM: 36-URIGE WERKWEEK
Artikel 32
Vakantierechten bij een 36-urige werkweek
1. Het verwerven van vakantierechten:
A. Basisvakantie.
1. Voor werknemers in dagdienst, 2- en 3- ploegendienst:
De werknemer verwerft per vakantiejaar recht op vakantie met behoud van periode inkomen van 25 diensten of 180 uur. Voor een dienst geldt derhalve gemiddeld 7,2 uur.
2. Voor werknemers in 4- en 5-ploegendienst:
De werknemer in de 4- en 5-ploegendienst werkzaam ver- werft per vakantiejaar recht op een vakantie, met behoud van
42
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
het periode inkomen, van drie aaneengesloten weken plus 10 diensten.
3. In het kader van een arbeidsvoorwaardensysteem à la carte is het mogelijk bovenwettelijke vakantiedagen als bron- elementen in te zetten voor de bestemmingselementen (vroeg-
)pensioen en (zorg-)verlof. Als koop- en verkoopdagen kun- nen in dit kader maximaal 2 bovenwettelijke vakantiedagen worden ingezet. Zie ook artikel 50 (arbeidsvoorwaarden à la carte).
B. Extra vakantie
1. Werknemers die in ploegendienst werken:
Voor werknemers die in ploegendienst werken wordt aan de vakantie aanspraken één dienst van 7,2 uren toegevoegd.
2. Leeftijdsvakantie:
De werknemer die op 1 januari van het betreffende vakantie- jaar de leeftijd bereikt of heeft bereikt van 40, 45, 50, 55,
resp. 60 jaar, heeft recht op 1, 2, 3, 4, resp. 5 x 7,2 extra uren vakantie met behoud van het periode-inkomen.
2. Het genieten van vakantierechten
A. Aaneengesloten vakantie.
1. algemeen
a. Van de in lid 1A genoemde vakantie zullen als regel 10 dagen of diensten aaneengesloten worden verleend.
b. De aaneengesloten vakantie van 10 dagen of diensten kan voor de individuele werknemer aansluitend of vooraf- gaand worden uitgebreid met 5 dagen of diensten, voor zover de goede gang van zaken in de onderneming daar- door niet wordt verstoord.
c. In afwijking van het sub a bepaalde wordt aan de werk- nemers ingedeeld in 4- en 5-ploegendienstregelingen, drie weken aaneengesloten vakantie verleend.
d. Bij een aaneengesloten vakantie van minimaal 2 weken geldt bij een 36-urige werkweek dat 36 uur per week wordt afgeschreven.
2. Collectieve bedrijfsvakantie.
Indien de werkgever het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf stopzet teneinde gedurende die stopzetting aan alle of een deel der werknemers de aaneengesloten vakantie te ge- ven, moeten de betrokken werknemers gedurende het daar- voor door de werkgever, met instemming van de onderne- mingsraad, aangewezen tijdvak met vakantie gaan.
Het tijdstip van de aaneengesloten vakantie wordt door de
43
werkgever bij de aanvang van een vakantiejaar vastgesteld na verkregen instemming van de ondernemingsraad.
Als regel zal zij in de periode van mei t/m september worden genoten.
In het geval een werknemer bij zijn huidige werkgever nog niet een zodanig aantal vakantie uren heeft verworven, dat deze tezamen met de eventuele verlofdagen zonder behoud van salaris, als bedoeld in artikel 27 lid 2E, voldoende zijn voor de in dit lid bedoelde collectieve bedrijfsvakantie, kan de werkgever bepalen dat de betrokken werknemer:
– bij vorige werkgever(s) verworven doch niet in natura genoten rechten op vakantie reserveert en dus voor eigen rekening neemt en/of
– xxxxxx xxxxxxx vakantie uren inhaalt en wel tot uiterlijk 30 juni van het lopende vakantiejaar, in welk geval de inhaal- uren niet worden beloond en/of
– in een andere afdeling van de onderneming dan waar toe hij behoort, werkzaamheden moet verrichten en/of
– zoveel snipperuren reserveert als nodig zijn voor de in dit lid be doelde collectieve bedrijfsvakantie.
B. Snipperdagen of diensten.
1. De werkgever kan vaste snipperdagen of -diensten aanwijzen, welke aanwijzing als regel bij de aanvang van een vakantie- jaar en na verkregen instemming van de ondernemingsraad geschiedt.
In dat geval geldt bij een 36-urige werkweek dat 7,2 uur wordt afgeschreven per dag of dienst.
De werkgever die zich niet aan de wettelijke verplichting heeft gehouden een ondernemingsraad of een personeels- vertegen-woordiging in te stellen, kan per vakantiejaar maxi- maal twee vaste snipperdagen of -diensten aanwijzen.
2. De werkgever kan met instemming van de ondernemingsraad bepalen, dat de werknemers, behoudens in geval van over- macht, de aanvraag voor vakantie- of snipperdagen of dien- sten een bepaalde termijn voor de begeerde datum moeten indienen.
3. De werknemer kan de overblijvende snipperuren opnemen op het tijdstip dat door hem wordt gewenst, tenzij de belangen van de onderneming zich hiertegen naar het oordeel van de werkgever verzetten.
Het bepaalde in sub 2 van dit lid is evenzeer van toepassing. De werknemer heeft het recht maximaal 16 snipperuren op te nemen volgens een systeem van halve dagen of diensten, dat in overleg met de ondernemingsraad is vastgesteld.
Bij het opnemen van de hier bedoelde snipperuren, dient voorrang gegeven te worden aan die (buitenlandse) werkne- mers, voor wie het gaat om voor hen religieuze feestdagen.
C. Afwijkende omstandigheden.
44
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met vaste snipper- dagen of diensten als bedoeld in lid 2B van dit artikel of met een feestdag als bedoeld in artikel 13, zal de aaneengesloten vakan- tie dienovereenkomstig worden verlengd, tenzij de werkgever er de voorkeur aan geeft een overeenkomend aantal snipperuren te doen opnemen.
Indien daartoe gewichtige redenen bestaan, kan de werkgever na verkregen instemming van de ondernemingsraad en, indien het één of enkele werknemers betreft, in overleg met deze werkne- mers, het vastgestelde tijdstip van de aaneengesloten vakantie wijzigen.
De schade, welke de werknemer ten gevolgen van deze wijziging lijdt, wordt door de werkgever vergoed. Het bepaalde in de vorige alinea is van overeenkomstige toepassing op het bepaalde in lid 2 sub A.1.b van dit artikel.
HOOFDSTUK VI
ZIEKTEVERZUIM/ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN.
Artikel 33
Ziekteverzuim
De werkgever in de textielindustrie is verplicht om, in overleg met de Ondernemingsraad een plan van aanpak op te stellen terzake de vermin- dering van het ziekteverzuim in de onderneming.
Daarnaast dient de werkgever in overleg met de OR afspraken te maken over de controle en begeleiding van zieke werknemers.
Voorzover de werkgever geen afspraken heeft gemaakt over controle en begeleiding van zieke werknemers zullen de bepalingen van artikel 34 van toepassing zijn.
Artikel 34
Controle en begeleiding zieke werknemers
Deel A. Begeleiding.
1. Melding.
Keuze uit drie alternatieven:
a. De zieke werknemer meldt zich telefonisch ziek bij perso-
45
neelszaken/de administratie en wordt vervolgens doorverbonden met de afdelingschef.
b. De zieke werknemer meldt zich telefonisch ziek bij de chef. Deze geeft de melding door aan personeelszaken/de afdelingschef.
c. De zieke werknemer meldt zich ziek bij personeelszaken/de afdelingschef. Deze geeft de melding door aan de chef, die dezelfde dag nog telefonisch contact opneemt met de werknemer.
Gedragsregel:
Melding dient plaats te vinden vóór 10.00 uur ’s ochtends of, bij afwijkend dienstrooster, vóór het begin van de dienst.
Bij de melding geeft de werknemer zijn verblijf of verpleegadres op indien dit afwijkt van zijn woonplaats.
2. Kennisgeving Arbodienst. Keuze uit twee alternatieven:
a. Werkgever zorgt ervoor dat alle werknemers enkele ,,eigen verklaringsformulieren’’ in bezit hebben. Op de eerste dag van ziekte vult de werknemer de eigen verklaring in en stuurt deze aan de arbodienst.
Gedragsregel:
De werknemer stuurt de eigen verklaring, volledig ingevuld en ondertekend, binnen 24 uur terug aan de arbodienst;
b. Personeelszaken/administratie geeft de ziekmelding terstond door aan de arbodienst. De arbodienst stuurt een rapporteur naar de werknemer die de werknemer enige vragen stelt (dezelfde vragen als die van de eigen verklaring). Hij rapporteert aan de bedrijfs- arts.1)
Gedragsregel:
Gedurende drie dagen vanaf de ziekmelding dient de werknemer tussen 09.00 uur en 17.00 uur op het opgegeven verblijfadres bereikbaar te zijn voor controle. Indien de werknemer gedurende kortere of langere tijd niet bereikbaar is, dient hij dat te melden aan personeelszaken/administratie.
3. Spoedcontrole.
Onder spoedcontrole wordt verstaan een onaangekondigd bezoek door de bedrijfsarts op het verblijfadres van de zieke werknemer op de dag van xxxxxxxxxxx of de dag daarna.
Spoedcontrole is toegestaan indien de bedrijfsarts gegronde redenen heeft om te twijfelen aan de arbeidsongeschiktheid van de werkne- mer, onder meer blijkend uit:
* het verzuimverleden van betrokkene (eerdere overtredingen);
* frequent kortdurend verzuim zonder aangegeven reden;
1) NB van CAO-partijen: De voorkeur gaat duidelijk uit naar a. Daar waar schriftelijke communicatie een probleem kan opleveren, bijvoorbeeld als veel werknemers zich niet goed schriftelijk in het Nederlands kunnen uitdrukken, kan gekozen worden voor b.
46
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
* gemotiveerd verzoek werkgever.
Periodiek wordt de personeelsvergadering geïnformeerd over het aantal uitgevoerde spoedcontroles.
4. Start begeleiding door arbodienst.
Aan de hand van de eigen verklaring of de rapportage bepaalt de bedrijfsarts de aanpak van de begeleiding.
Dat kan (bijvoorbeeld) zijn:
* afwachten;
* huisbezoek;
* onderzoek werkplek/werkverhoudingen;
* overleg met chef of anderen;
* contact met de curatieve sector;
* oproepen voor het spreekuur. Huisbezoek vindt plaats op afspraak. Oproep vindt in ieder geval plaats indien:
* de werknemer daarom verzoekt;
* er een vermoeden bestaat van een relatie tussen het werk en de klacht;
* de ziekte langer duurt dan 4 weken;
* werknemer zich voor de 5de maal binnen een jaar ziek meldt;
* de eigen verklaring bij de bedrijfsarts vragen oproept;
* de eigen verklaring niet wordt opgestuurd of de werknemer geen mededeling wil doen over zijn ziekte.
Tijdens het spreekuur kan de bedrijfsarts de werknemer medisch onderzoeken.
Gedragsregels:
Indien de bedrijfsarts de zieke werknemer wil bezoeken dient de werknemer hem te ontvangen op de dag die de bedrijfsarts aangeeft. De zieke werknemer is gehouden aan een oproep van de bedrijfsarts gevolg te geven, tenzij hij tijdig en gemotiveerd laat weten verhin- derd te zijn.
Hij is tevens verplicht aan het medisch onderzoek zijn medewerking te verlenen.
Voorts is de zieke werknemer verplicht de overige aanwijzingen van de bedrijfsarts ten behoeve van herstel na te leven.
5. Sociaalmedisch team.
Het sociaalmedisch team bestaat uit de bedrijfsarts, een functionaris van personeelszaken en, afhankelijk van de grootte van het bedrijf, de bedrijfsleider en de maatschappelijk werkende. De directe chef kan, indien het team dat wenst, een deel van de bespreking bijwo- nen.
47
Het sociaalmedisch team bespreekt alle gevallen waarin de ziekte langer duurt dan 6 weken. Het SMT stelt een hervattingsplan op. Het management zorgt ervoor dat de adviezen van het SMT worden uit- gevoerd.
Op verzoek van de werknemer houdt de arts bepaalde persoonlijke gegevens buiten de bespreking in het SMT.
6. Hervattingsplan.
De bedrijfsarts stelt zo snel mogelijk, doch vóór de 13 de week van ziekte, een hervattingsplan op, tenzij hij na onderzoek tot het oordeel komt dat er (nog) geen mogelijkheden zijn tot hervatting bij werk- gever.
Het plan wordt opgesteld in samenspraak met de werknemer en de directe chef.
Gedragsregel:
De werknemer is gehouden, medewerking te verlenen bij de opstel- ling van het hervattingsplan en bij de uitvoering van de maatregelen die daarin zijn opgenomen.
Deel B. Claimbeoordeling
7. Ziek of niet ziek?
De werknemer heeft aanspraak op doorbetaling van het loon tot de datum waarop de bedrijfsarts de betrokkene arbeidsgeschikt acht. De bedrijsarts komt niet tot dat oordeel vóórdat hij contact heeft gehad met de betrokken werknemer.
Indien de bedrijfsarts tot de conclusie komt dat de werknemer niet (meer) arbeidsongeschikt is, deelt hij dit schriftelijk mede aan de werknemer en geeft daarbij aan dat hij de werkgever hiervan in ken- nis zal stellen.
Indien de werknemer hierop niet hervat, bepaalt de werkgever of een sanctie getroffen moet worden.
8. Second opinion.
Indien tussen de werknemer en de bedrijfsarts een geschil van medi- sche aard ontstaat, is betrokkene gerechtigd om bij de bevoegde Uitvoeringsinstelling Sociale Verzekeringen (UVI) een ,,second opi- nion’’ aan te vragen. Zolang de Uitvoeringsinstelling Sociale Verze- keringen (UVI) nog geen ,,second opinion’’ heeft uitgebracht, wordt het aanvankelijke oordeel van de bedrijfsarts voorlopig gevolgd.
Indien de werkgever zich niet kan verenigen met het arbeids- ongeschiktheidsoordeel van de bedrijfsarts is hij gerechtigd bij de Uitvoeringsinstelling Sociale Verzekeringen (UVI) een ,,second opi- nion’’ aan te vragen. Indien hij van deze mogelijkheid gebruik maakt, blijft hij onverminderd gehouden tot loondoorbetaling tot ten minste de datum waarop het oordeel van de Uitvoeringsinstelling Sociale Verzekeringen (UVI) aan de werknemer wordt medegedeeld.
48
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De kosten verbonden aan de ,,second opinion’’ komen voor rekening van de aanvragende partij, indien deze niet in het gelijk is gesteld. Als de ,,second opinion’’ door de Uitvoeringsinstelling Sociale Ver- zekeringen (UVI) is afgegeven, wordt deze (voorlopig) ten uitvoer gelegd, behoudens ieders recht om hiertegen in beroep te gaan bij de Kantonrechter.
Gedragsregel:
De werknemer en de bedrijfsarts zijn verplicht aan het onderzoek door de Uitvoeringsinstelling Sociale Verzekeringen (UVI) in het kader van de ,,second opinion’’ hun medewerking te verlenen.
Deel C. Sancties.
9. Gedragsvoorschriften.
Indien de werknemer een van de in dit protocol vermelde gedrags- regels zonder geldige reden niet nakomt, doet de bedrijfsarts hiervan mededeling aan de werkgever.
Indien de overtredingen in aard en aantal zo ernstig zijn dat een ver- dere begeleiding niet meer mogelijk is, deelt de bedrijfsarts dit mede aan de werkgever en staakt de begeleiding.
Sanctieregel:
De werknemer die zonder geldige reden één van de in dit protocol vermelde gedragsregels overtreedt, kan door het bedrijf worden ge- confronteerd met een sanctie.
Bij de eerste overtreding gedurende een periode van 6 maanden is de werkgever bevoegd de werknemer schriftelijk te waarschuwen.
Bij elke volgende overtreding van deze gedragsregels in een periode van 6 maanden is de werkgever bevoegd:
* bij de 2e overtreding een half dagloon in te houden;
* bij de 3e overtreding een dagloon in te houden;
* bij de 4e overtreding twee dagen loon in te houden;
* bij de de en elke volgende overtreding drie dagen loon in te hou- den.
Indien de werknemer in het kader van hetzelfde ziektegeval zonder geldige reden weigert gehoor te geven aan een oproep van de bedrijfsarts, of indien hij weigert mee te werken aan de uitvoering van het hervattingsplan, is de werkgever gerechtigd de loondoor- betaling te staken totdat de werknemer zich weer aan de regels houdt.
Alvorens de werkgever een sanctie als hierboven bedoeld, oplegt, meldt hij schriftelijk en gemotiveerd zijn voornemen daartoe aan de werknemer.
49
Deze krijgt ten minste drie dagen de gelegenheid om mondeling of schriftelijk te reageren op dit voornemen. Na de reactie van de werk- nemer c.q. na het verstrijken van de termijn deelt de werkgever zijn besluit aan de werknemer mee.
Artikel 35
Arbodienst
1. De onderneming in de textielindustrie dient een contract te hebben gesloten met een (gecertificeerde) Arbodienst.
2. Overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in de Arbeids- omstandighedenwet dient in het in lid 1 bedoelde contract tenminste het volgende basispakket te worden overeengekomen:
a. medewerking verlenen aan het verrichten en opstellen van de risico-inventarisatie en evaluatie, waaronder mede begrepen het adviseren daaromtrent;
b. bijstand verlenen aan de verzuimbegeleiding van zieke werkne- mers;
c. uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek;
d. houden van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur;
e. het adviseren en nauw samenwerken met de werkgever, werkne- mers en de OR inzake de genomen en te nemen maatregelen;
Artikel 36
Veiligheid
De werkgever zal alle maatregelen nemen, welke nodig zijn voor de vei- ligheid in zijn onderneming.
Ter bevordering van deze veiligheid en mede ter uitvoering van de wet- telijke voorschriften terzake zal de werkgever waar nodig regelingen opstellen, welke door de werknemer dienen te worden nageleefd.
De instemming van de ondernemingsraad is hierbij vereist.
De werkgever zal de betrokken werknemers informatie verstrekken over grondstoffen die op kortere of langere ter mijn gevaren kunnen opleve- ren voor de gezondheid.
Bij dreigende calamiteiten, die een acuut gevaar voor veiligheid en gezondheid van de werknemer opleveren, heeft de werknemer het recht zijn werkzaamheden op te schorten en de plicht zijn chef te waarschu- wen, welke zal bepalen of de situatie van dien aard is dat eerst de nodige voorzieningen dienen te worden getroffen alvorens de werkzaamheden kunnen worden hervat.
50
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK VII
OUDERE WERKNEMERS
Artikel 37
Oudere werknemers
1. Partijen zullen bevorderen, dat voor werknemers, die gedurende een groot deel van hun leven hun werkkracht in dienst van de textielin- dustrie hebben gesteld en wier capaciteiten gaan verminderen, een redelijke regeling zal worden getroffen zodanig dat én hun gevoel van eigenwaarde én hun materiële positie zo weinig mogelijk wor- den aangetast.
2. De werkgever draagt zorg voor een goed personeelsbeleid en zal daartoe in het kader van het leeftijdsbewust personeelsbeleid tenmin- ste twee keer per jaar met de OR onderwerpen bespreken als werk- overleg, functioneringsgesprekken, loopbaanbeleid, taakverruiming en taakroulatie.
3. Een werknemer van 55 jaar of ouder is ontheven van de verplichting tot het verrichten van overwerk.
4. Een werknemer van 55 jaar of ouder, doch nog geen 60 jaar oud, die 10 jaar of langer in dienst van eenzelfde werkgever is en die wordt overgeplaatst op medische indicatie, dan wel op grond van techno- logische veranderingen in het bedrijf, waartegen hij tengevolge van zijn verminderde capaciteiten niet meer is opgewassen, zal gedu- rende een periode van 12 maanden geen uit de overplaatsing voort- vloeiend geldelijk nadeel ondervinden.
De werkgever is gerechtigd, na deze 12 maanden het verschil tussen het oude periode-inkomen en het periode-inkomen in de nieuwe functie af te bouwen:
a. De ploegentoeslag die in dit verschil begrepen is wordt in dier voege afgebouwd, dat daarvan nog wordt gecompenseerd:
– 80% gedurende 3 maanden, vervolgens,
– 60% gedurende 3 maanden, vervolgens,
– 40% gedurende 3 maanden, en tenslotte,
– 20% gedurende 3 maanden.
b. Het overige verschil wordt in dier voege afgebouwd dat daarvan nog wordt gecompenseerd:
51
Bij een leeftijd van: | 56 jaar | 57 jaar | 58 jaar | 59 jaar |
75% gedurende | 3 maanden | 4 maanden | 5 maanden | 6 maanden |
50% gedurende | 3 maanden | 4 maanden | 5 maanden | 6 maanden |
25% gedurende | 3 maanden | 4 maanden | 5 maanden | 6 maanden |
NB: Bij het bereikten van de 60-jarige leeftijd wordt de sub a. en b. ver- melde afbouw beëindigd.
5. Een werknemer van 57,5 jaar of ouder zal bij plaatsing in een func- tie die in een lagere functiegroep is ingedeeld zijn salaris en het recht op toekomstige salaris verhogingen behouden.
6. Bij overplaatsing van een werknemer van 60 jaar of ouder uit een ploegendienst naar een andere ploegendienst of naar de dagdienst zal de procentuele ploegentoeslag die geldt op het moment van over- plaatsing worden gehandhaafd.
7. Wanneer een werknemer van 60 jaar of ouder op grond van een medische verklaring zijn normale werkzaamheden niet meer kan uit- oefenen kan hij overplaatsing naar een andere functie of een ander werkrooster vragen. Het bepaalde in leden 4 en 5 is dan van over- eenkomstige toepassing.
8. De werknemer van 60 jaar of ouder, die tenminste 10 jaar onafge- broken in ploegendienst werkzaam is bij eenzelfde werkgever, kan op eigen verzoek naar een dagdienstfunctie worden overgeplaatst, indien daarvoor mogelijkheden in de onderneming aanwezig zijn. De ploegentoeslag zal dan vanaf het tijdstip van over plaatsing in dier voege worden afgebouwd dat nog wordt gecompenseerd:
– 75% gedurende 3 maanden, vervolgens,
– 50% gedurende 3 maanden, en tenslotte,
– 25% gedurende 3 maanden.
9. De werkgever zal eventuele uitkeringen krachtens de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering met het periode- inkomen verrekenen.
Artikel 38
De 32-uursregeling
1. De werknemer van 59 jaar en ouder die op basis van de normale arbeidsduur danwel op basis van een 36-urige werkweek zoals be- doeld in artikel 8 werkzaam is, wordt op zijn verzoek in de gelegen-
52
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
heid gesteld 4 dagen per week, 32 uur, te gaan werken. Een verzoek hiertoe dient tenminste 6 maanden van tevoren aan de werkgever te worden gericht.
De werkgever biedt hiertoe de mogelijkheid tenzij binnen 2 maan- den na ontvangst van het verzoek schriftelijk aannemelijk gemaakt kan worden dat een reële functievervulling of een reële overplaatsing in een andere functie niet mogelijk is voor de resterende werktijd, resp. voor de resterende werktijd geen reële vervanging mogelijk is.
2. De werknemer, waarop de 32-uursregeling van toepassing is, heeft recht op de navolgende (afwijkende) arbeidsvoorwaarden:
– het salaris bedraagt 32⁄38 is (afgerond) 85% van het bruto salaris bij een 38-urige werkweek. Bij een 36-urige werkweek zoals bedoeld in artikel 8 bedraagt het salaris 32⁄36 is (afgerond) 89% van het bruto salaris bij bedoelde 36-urige werkweek;
– de vakantierechten zoals genoemd in de artikelen 31 lid 1 en 32 lid 1 zullen met uitzondering van lid 2 sub B.1 van deze artike- len, naar rato worden toegepast;
– de VUT-rechten, worden volledig voortgezet, respectievelijk blij- ven volledig bestaan;
– de SUT-premie zal worden betaald over het inkomen over 32 uur.
3. De werkgever, in wiens onderneming werknemers werken waarop de 32-uursregeling van toepassing is, zal de stichting SUT hiervan onverwijld in kennis stellen met vermelding van de namen, de geboortedata, de data waarop betrokkenen 32 uur zijn gaan werken en het brutoinkomen van betrokkenen bij een 38-urige c.q. 36-urige werkweek.
Artikel 39
Extra vrije uren voor oudere werknemers
1. De werknemer die de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, kan op zijn verzoek per kalenderkwartaal extra vrije uren opnemen met inacht- neming van de volgende regels. (Zie ook artikel 50, arbeids- voorwaarden à la carte.)
2. De beschikbare vrije uren bedragen voor de werknemer, voor wie de normale wekelijkse arbeidsduur geldt en die op de eerste dag van het kalenderkwartaal de leeftijd van:
– 62 jaar heeft bereikt: 20 uren per kalenderkwartaal.
– 63 jaar heeft bereikt: 32 uren per kalenderkwartaal.
53
– 64 jaar heeft bereikt: 44 uren per kalenderkwartaal.
3. Een werknemer als bedoeld in het eerste lid, die in een kwartaal gemiddeld minder dan de normale werktijd, doch meer dan 30 uren per week werkt, heeft aanspraak op een proportioneel deel van de in het vorige lid genoemde aantallen uren. Een werknemer die in een kwartaal gemiddeld 30 uur of minder per week werkt, heeft geen aanspraak op extra vrije uren.
4. De werknemer ontvangt over de extra vrije uren 85% van hetgeen hij verdiend zou hebben indien hij gewerkt zou hebben.
5. De tijden waarop de werknemer de vrije uren opneemt worden in overleg met de werkgever in een kwartaalrooster vastgelegd.
6. De in de voorgaande leden omschreven regeling zal niet cumulatief werken met een eventueel reeds in de onderneming bestaande rege- ling terzake.
7. Maakt de betrokken werknemer binnen het kwartaal hetzij wegens arbeidsongeschiktheid, hetzij vrijwillig, geen gebruik van de extra vrije uren, dan vervalt zijn aanspraak erop.
8. De betrokken werknemer zal niet voor het verrichten van overwerk in aanmerking komen.
9. De extra vrije uren zullen geen invloed hebben op eventuele uitke- ringen ingevolge de Ziektewet en de Werkloosheidswet en evenmin op de uittreding resp. pensionering.
Artikel 40
Pre-pensioneringsverlof
In het jaar voorafgaande aan de toetreding tot de regeling vrijwillig ver- vroegd uittreden of in het jaar voorafgaande aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, kan de werknemer, op zijn verzoek, maxi- maal 5 dagen extra vrijaf met behoud van periode-inkomen opnemen voor het deelnemen aan cursussen ter voorbereiding op de pensionering.
54
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK IX
DIVERSE VERPLICHTINGEN.
Artikel 42
Beroepsopleiding, Scholing en Vorming
1. De werkgever is verantwoordelijk voor het op peil houden en/of brengen van de vakbekwaamheid van al hun medewerkers en zullen jaarlijks tenminste 2% van de loonsom zijnde het totale brutoloon Sociale Verzekeringen (niet gemaximeerd), besteden aan de hiervoor noodzakelijke scholing en opleiding.
2. De werkgever zal in overleg met OR danwel de Personeels- vertegenwoordiging (PV) een bedrijfsopleidingsplan (BOP) opstel- len. De werkgever die geen OR en/of PV heeft kunnen instellen dient eveneens te beschikken over een bedrijfsopleidingsplan.
Indien en zolang dit niet is geschied heeft elke werknemer van de betreffende onderneming recht op gemiddeld 4 scholingsdagen per kalenderjaar, oplopend tot maximaal 20 scholingsdagen na 5 kalen- derjaren. Deze scholingsdagen zullen uitsluitend worden aangewend voor het volgen van een opleiding in het kader van de inzetbaarheid van de werknemer in of buiten de onderneming.
De werknemer heeft in dit kader het recht zelf met opleidings- voorstellen te komen.
3. Ten dienste van de bedrijfstak houden partijen mede de Stichting VOC/BETEX, Onderwijscentrum Textiel en Confectie in stand, be- last met regelende taken met betrekking tot:
– programmering;
– begeleiding;
– toetsing van inhoud en eindniveau;
– examinering en kwalificatie;
binnen het kader van beroepsopleiding en vorming.
4. a. Partijen zullen het beroepsbegeleidend onderwijs van de jeugdi- gen in de textielindustrie zoveel mogelijk bevorderen. Met name moeten de werkgevers de in hun onderneming werkzaam zijnde werknemers beneden 18 jaar, voorzover deze niet vallen onder de verplichting als bedoeld in artikel 4C van de Leerplichtwet 1969 (Partiële Leerplicht) en voorzover het bedrijfsbelang zich daarte- gen niet verzet, in de gelegenheid stellen aan het vormingswerk
55
deel te nemen gedurende maximaal een hele of twee halve dagen per week, zulks met behoud van periode-inkomen.
b. Voor een werknemer, die partieel leerplichtig is, geldt dat de in de CAO vastgestelde normale arbeidsduur wordt verminderd naar evenredigheid met het aantal dagen, waarop de werknemer aan de leerplicht is onderworpen.
Over de dagen, waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een onderwijsinstelling moet bezoeken is geen periode-inkomen verschuldigd.
Het periode-inkomen wordt naar evenredigheid met de voor hem geldende arbeidstijd berekend.
Op de dag waarop een werknemer een onderwijsinstelling be- zoekt of zou hebben moeten bezoeken of van die instelling vakantie geniet, kan hij niet verplicht worden in de onderneming werkzaam te zijn.
Xxxxxxx een werknemer vrijwillig arbeid verricht op genoemde dagen, waarop hij de onderwijsinstelling niet behoeft te bezoe- ken, zal hij daarvoor het normale voor een dag geldende periode- inkomen ontvangen (zonder overwerktoeslag).
Pas als de voor die dag in de onderneming volgens dienstrooster geldende arbeidstijd wordt overschreden, gaat de dan geldende overwerktoeslag in.
Artikel 44
Overleg op ondernemingsniveau
1. De werkgever zal desgewenst de vakverenigingen eenmaal per jaar informatie verstrekken over de ontwikkeling en de vooruitzichten van de werkgelegenheid in de onderneming en daaraan een bespre- king wijden. Naar aanleiding hiervan kunnen de werkgever en de vakverenigingen afspraken maken, die betrekking hebben op kwan- titatieve en/of kwalitatieve aspecten van de werkgelegenheid. Hierbij zullen tevens die plannen worden betrokken die in voorbe- reiding zijn en die bij realisering ingrijpende gevolgen voor de werk- gelegenheid van de betrokken onderneming hebben, een en ander onverlet de taak en de bevoegdheden van de ondernemingsraad.
2. De werkgever die plannen voorbereidt, welke een belangrijke gun- stige of nadelige invloed op de werkgelegenheid in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin kunnen hebben, zal daarover zo spoedig moge- lijk zowel met de ondernemingsraad als met de vakverenigingen overleg plegen. De werkgever zal daarbij tevens inzicht geven in de overwegingen, die aan de voorgenomen plannen ten grondslag lig- gen.
3. Ingeval de realisering van de in lid 2 bedoelde plannen tot vermin- dering van het aantal arbeidsplaatsen zal leiden, zullen de plannen
56
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
na overleg met de ondernemingsraad en de vakverenigingen worden verwezenlijkt zonder gedwongen collectieve ontslagen, tenzij bijzon- dere omstandigheden zoals bijv. het in gevaar komen van het voort- bestaan van de onderneming hiertoe noodzaken.
5. In de in lid 3 bedoelde situatie zal de werkgever trachten de conti- nuïteit van de bestaande arbeidsverhoudingen zoveel mogelijk te waarborgen door aanbieding van vervangende werkgelegenheid bin- nen de onderneming resp. het concern.
De werknemer zal hieraan in alle redelijkheid zijn medewerking ver- lenen.
6. Indien de in lid 2 bedoelde plannen al dan niet met gedwongen col- lectieve ontslagen kunnen worden uitgevoerd, zal de werkgever in overleg met de vakverenigingen en de werkgeversorganisatie een sociaal plan opstellen, waarin wordt aangegeven met welke belangen van de betrokken werknemers in het bijzonder rekening dient te wor- den gehouden en welke voorzieningen in verband daarmede kunnen worden getroffen.
Artikel 45
Inschakeling organisatiebureau
De werkgever zal, alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisatiebureau om een onderzoek in te stellen met betrekking tot de organisatie van de onderneming, waarbij sociale belangen van de werk- nemers in het geding zijn, advies inwinnen van de ondernemingsraad over opzet en probleemstelling van het onderzoek en de vakverenigin- gen inlichten, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich hiertegen ver- zetten.
De procedure met betrekking tot de uitvoering van en de wijze van infor- matie aan het personeel over het onderzoek vormt een punt van overleg in de ondernemingsraad.
Artikel 46
Vervulling vacatures
1. Uitsluitend in geval door het RBA is vastgesteld, dat de normale ver- vulling van vacatures niet kan worden gerealiseerd, kan de werkge- ver, met inachtneming van de terzake geldende wettelijke voor- schriften, ingeleende arbeidskrachten tewerkstellen.
57
De werkgever zal het gebruik van uitzendkrachten tot een minimum beperken. De werkgever die uitzendkrachten tewerkstelt, zal dit des- gevraagd aan de Vakraad mededelen.
2. De werkgever zal in samenwerking met de ondernemingsraad een actief beleid voeren teneinde moeilijk plaatsbare personen tewerk te stellen.
3. Bij het ontstaan van vacatures zal de werkgever de werknemers in de eigen onderneming bij voorrang in de gelegenheid stellen hiernaar te solliciteren, zulks onverlet de mogelijkheid om gelijktijdig tot een wervingsprocedure buiten de onderneming over te gaan.
In dit kader wordt tevens verwezen naar het werkgelegenheidsplan Textielindustrie opgenomen in bijlage VIII.
4. De werkgever zal, teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen, alle daarvoor relevante vacatures, die niet door interne overplaatsing vervuld kunnen worden, melden aan het desbetref- fende Gewestelijk Arbeidsbureau, resp. afmelden.
Artikel 47
Sociaal Beleid
1. Ter bevordering van het overleg over het sociaal beleid zal de werk- gever in een onderneming, waar de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing is, tenminste eenmaal per jaar aan de ondernemings- raad feitelijke gegevens verstrekken, waaruit blijkt het algemeen beleid ten aanzien van aanstelling, beloning, opleiding, promotie, werkoverleg en ontslag.
De werkgever zal deze gegevens op aanvraag tevens aan ieder per- soneelslid ter beschikking stellen, alsmede aan de vakverenigingen verstrekken.
2. Deze feitelijke gegevens zullen o.a. betrekking hebben op:
a. de indeling van de werknemers in functiegroepen en de voor deze groepen geldende beloningsmaatstaven;
b. de soorten opleidingen en de aantallen deelnemers aan de oplei- dingen naar functiegroepen, leeftijden en bedrijfsafdelingen;
c. de interne verschuivingen en promoties resp. de aantallen ontsla- gen naar functiegroep;
d. de omvang en de inhoud van het werkoverleg in de afdelingen waar dit is ingevoerd.
3. De werkgever zal, daar waar een sociaal verslag wordt op gesteld, dit tenminste een maand voor de bespreking in de ondernemingsraad ter visie van het personeel leggen dan wel op aanvraag aan ieder per- soneelslid ter beschikking stellen.
58
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Dit verslag zal tevens aan de vakverenigingen worden verstrekt.
Artikel 49
Kinderopvang
Indien in een onderneming behoefte aan kinderopvang blijkt, zullen op ondernemingsniveau tussen werkgever en de werknemersorganisaties
c.q. de ondernemingsraad, nadere afspraken gemaakt worden met be- trekking tot kinderopvang.
Uitgangspunten hierbij zijn dat:
– kinderopvang in principe toegankelijk zal moeten zijn voor alle medewerkers(sters);
– als maatstaf voor de ouderbijdrage de tabel van het Ministerie xxx XXX zal gelden;
– de opvang zal plaatsvinden in erkende kinderdagverblijven, die vol- doen aan de van kracht zijnde gemeentelijke verordeningen. De modelverordening van de VNG geldt hierbij als het minimaal aan- vaardbare niveau.
HOOFDSTUK X
ARBEIDSVOORWAARDEN À LA CARTE
Artikel 50
Arbeidsvoorwaarden à la carte
1. CAO-partijen achten het van belang dat de ondernemingen in de tex- tielindustrie aan de werknemers meer keuzemogelijkheden bieden binnen hun pakket arbeidsvoorwaarden; dit is het zogenaamde Ar- beidsvoorwaarden à la Carte-systeem waaraan de werknemer desge- wenst kan deelnemen.
2. Indien een onderneming overgaat tot een Arbeidsvoorwaarden à la Carte-systeem, dient men uit te gaan van de uitgangspunten, neerge- legd in de brochure: ,,Arbeidsvoorwaarden à la Carte in de Textiel- industrie’’. Deze brochure wordt door de Vakraad voor de Textielin- dustrie uitgegeven.
3. Het Arbeidsvoorwaarden à la Carte-systeem gaat er vanuit dat aan de werknemer de mogelijkheid wordt geboden één of meer aangege-
59
ven elementen van het arbeidsvoorwaardenpakket (CAO + speci- fieke regelingen per onderneming) als bron, tegen een bepaalde ruilwaarde, te ruilen tegen andere elementen van het arbeids- voorwaardenpakket als bestemming.
Als bronelementen komen niet in aanmerking de elementen betrek- king hebbende op de bedrijfs- respectievelijk ondernemingspensioen- regeling respectievelijk SUT/vroegpensioen-regeling, alsmede de WAO-hiaatverzekering. Tevens komen de arbeidsvoorwaarden bene- den de wettelijke normen hiervoor niet in aanmerking.
Het arbeidsvoorwaarden à la carte-systeem zal in een schriftelijke regeling worden vastgelegd.
4. Afhankelijk van de inrichting van het spaarsysteem moet een uur- waarde worden vastgelegd.
5. a. Voor ondernemingen die overgaan tot invoering van een Arbeids- voorwaarden à la Carte-systeem worden navolgende CAO- bepalingen buiten werking gezet:
1. artikel 20, lid 6b (compensatie overwerk binnen 6 maanden)
2. artikel 27, lid 4 (vaststellen niet opgenomen vakantie)
3. artikel 39, 1 (opname extra vrije uren per kalender kwartaal)
b. In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 1 en 10 lid 2, kan op ondernemingsniveau gekozen worden voor een 37-urige werk- week, respectievelijk 39-urige werkweek waarbij 1 uur per week ingezet wordt voor tijdsparen, bijvoorbeeld de bestemmings- elementen (vroeg-)pensioen resp. (zorg-)verlof.
c. In afwijking van het bepaalde in artikel 31 lid 1 en artikel 32 lid 1 kunnen het aantal vakantiedagen dat uitstijgt boven het wette- lijk vastgestelde minimum (4 maal het aantal bedongen arbeids- dagen per week) als bronelementen worden ingezet voor de bestemmingselementen (vroeg-)pensioen resp. (zorg-)verlof, met dien verstande dat maximaal 2 van de hier bedoelde vakantieda- gen ingezet kunnen worden als koop- en verkoopdagen.
d. In de overeenkomstig lid 3 opgestelde regeling zullen afspraken moeten worden opgenomen met betrekking tot de zekerheidstel- ling van de spaarelementen.
6. De overeenkomstig dit artikel overeengekomen regeling in de onder- neming behoeft de instemming van de vakverenigingen1) respectie- velijk de ondernemingsraad respectievelijk de personeelsvertegen- woordiging.
De volledige regeling terzake in de onderneming dient te worden gemeld aan de Vakraad voor de Textielindustrie.
1) Bedoeld worden de vakverenigingen partij bij de CAO.
60
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK XI
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 52
Vakraad voor de Textielindustrie
1. De bevordering van de algemene invoering en van de getrouwe nale- ving van de bepalingen van deze overeenkomst is opgedragen aan de Vakraad.
2. De Statuten en de reglementen van de Vakraad, alsook de door de Raad met betrekking tot de uitvoering, toepassing of interpretatie van de bepalingen van deze Collectieve Arbeidsovereenkomst vast te stellen reglementen en voor schriften, zijn onderdeel van de Collec- tieve Arbeidsovereenkomst (zie bijlage V).
3. Waar in deze overeenkomst sprake is van bevoegdheid van de Vak- raad tot het nemen van beslissingen, het verlenen van dispensaties, het toestaan van afwijkingen e.d., geldt dat de desbetreffende uitspra- ken schriftelijk ter kennis worden gebracht van de betrokkenen.
Artikel 53
Sociaal Fonds
1. Er is een Stichting Sociaal Fonds voor de Textielindustrie (nader te noemen Sociaal Fonds) waarvan het bestuur wordt gevormd door de leden van het bestuur van de Vakraad.
De statuten van dit Fonds zijn onderdeel van de Collectieve Arbeids- overeenkomst (bijlage VI).
2. De kosten van de Vakraad en van de Bedrijfscommissie worden gefi- nancierd door het Sociaal Fonds. De kosten van de Stichting VOC/ BETEX, Onderwijscentrum Textiel en Confectie, kunnen worden gefinancierd door het Sociaal Fonds.
3. De werkgever is verplicht op eerste aanvrage van de administrateur van het Sociaal Fonds aan dit fonds een bedrag over te maken gelijk aan een door het bestuur van het Sociaal Fonds vast te stellen per- centage van het door hem in zijn onderneming in het laatstverlopen
61
kalenderjaar uitbetaalde arbeidsloon voorzover daarover premie in- gevolge de Werkloosheidswet verschuldigd is.
4. Bij de vaststelling van het in het vorige lid bedoelde percentage wordt uitgegaan van een door het bestuur van het Sociaal Fonds op te maken begroting van uitgaven van het Sociaal Fonds ingevolge het bepaalde in lid 2 van dit artikel en van de andere lasten van het Sociaal Fonds enerzijds en van het totaal van de loonsommen waar- over premie ingevolge de Werkloosheidswet verschuldigd is, betaald in het laatstverlopen kalenderjaar door de onder deze bepaling val- lende werkgevers anderzijds.
5. De werkgever is verplicht de Uitvoeringsinstelling Sociale Verzeke- ring (UVI) waarbij hij is aangesloten te machtigen het door hem in zijn onderneming in het laatstverlopen kalenderjaar uitbetaalde ar- beidsloon als bedoeld in het 3e lid van dit artikel aan de administra- teur van het Sociaal Fonds bekend te maken.
Artikel 55
Werkgelegenheidsfonds
Het Werkgelegenheidsfonds is als ,,geoormerkt’’ fonds onderdeel van het Sociaal Fonds voor de Textielindustrie.
Het Werkgelegenheidsfonds zal in stand blijven tot en met 30 juni 2000. De gelden van dit fonds zullen bestemd worden voor werkgelegenheids- projecten in de textielindustrie, in het kader waarvan circa 100 werk- ervaringsplaatsen zullen worden ingericht bij voorkeur via FNV/CNV Brug-instroom-projecten.
Artikel 56
Afwijkingen en dispensaties
1. Het is de werkgever geoorloofd andere schaalsalarissen aan te hou- den dan die welke voortvloeien uit de bepalingen van hoofdstuk IVB van deze overeenkomst; de werkgever die van deze bevoegdheid gebruik maakt, is verplicht daarvan onverwijld kennis te geven aan de Vakraad.
2. De Vakraad is bevoegd, indien bijzondere omstandigheden in een onderneming of een groep van ondernemingen daar toe aanleiding geven, afwijkingen van de andere bepalingen van deze overeenkomst toe te staan.
N.B. van CAO-partijen: De Wet op de Ondernemingsraden blijft hierbij onverminderd van toepassing.
62
Textielindustrie 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 57
Handhaving gunstiger bepalingen
Salarissen en andere arbeidsvoorwaarden, die afwijken van hetgeen in deze overeenkomst is neergelegd, kunnen niet eenzijdig ten nadele van de werknemers worden gewijzigd.
Artikel 58
Schadevergoeding
1. CAO-partijen dragen hun bevoegdheid ex. artikel 15 (juncto artikel 16) van de Wet CAO 1927 alsmede ex. artikel 3 lid 4 Wet AVV 1937 tot het vorderen van schadevergoeding van de werkgever, die in strijd handelt met de bepalingen van deze CAO, in het bijzonder het bepaalde in de artikelen 17 lid 4, 18 lid B.1.b, 18 lid B.3, 46 lid 1 en 55 lid 1, over aan de Vakraad voor de Textielindustrie.
2. a. De werkgever die niet, niet tijdig of niet volledig voldoet aan een verzoek van de Vakraad tot het ver strekken van de in de artike- len 17 lid 4, 18 lid B.1.b, 18 lid B.3, 46 lid 1 en 55 lid 1, bedoelde gegevens, resp. de werkgever die onjuiste gegevens verstrekt, wordt na sommatie en ingebrekestelling een direct opeisbare schadevergoeding aan de Vakraad verschuldigd van maximaal f 10.000, per overtreding, welke schadevergoeding op eerste verzoek van de Vakraad voldaan dient te worden.
b. De Vakraad is bevoegd om de hoogte van de ingevolge het vorige lid verschuldigde schadevergoeding vast te stellen.
3. a. De Vakraad wendt de ontvangen schadevergoedingen aan ten behoeve van gemeenschappelijke belangen van werkgevers en werknemers in de Textielindustrie.
b. De Vakraad geeft CAO-partijen jaarlijks een overzicht van de ontvangen schadevergoedingen en van het door hem gevoerde beleid inzake de bevoegdheid als bedoeld in lid 2 sub b, alsmede van de bestemming van de ontvangen gelden.
63
BIJLAGE I
FUNCTIELIJST EN GROEPSINDELING
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie veredelen/ confectie
Bediende hal- fautomaat
02.01.05.10 A
Doel: Assembleren van onderdelen van textielproducten met behulp van halfautomatische naaimachines, zodanig dat aan gestelde kwaliteitseisen en tijds- normen wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Assembleren van onderdelen van textielproducten met behulp van halfautomatische naaimachines door instellen van machine, verwisselen van mallen, positioneren van stofdelen en bedienen van de halfautomaat.
64
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Logistiek Medewerker inpak/opmaak
02.05.00.10 A
Doel: Samenstellen van sets/assortimenten en verpakken van producten volgens standaard c.q. klanten- specificaties, zodanig dat aan gestelde specificaties en tijdsnormen wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Samenstellen van sets/assortimenten en verpakken van producten volgens standaard c.q. klanten- specificaties door onder meer vouwen van gereed product, inpakken producten en afdichten doors, aanbrengen van labels en etiketten, bundelen van verpakte producten.
65
productie garen/doek Spoeler 02.01.01.10 B
Doel: Spoelen van deelcones c.q. garenresten zodanig dat wordt voldaan aan gestelde eisen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Spoelen van deelcones c.q. garenresten van diverse kwaliteiten garens op een spoelmachine.
Schoonhouden van machines en werkomgeving. Melden van storingen via directe chef aan textielmachine-monteur.
66
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie garen/doek Assembleerder 02.01.01.11 B
Doel: Assembleren van garens tot volle cones, zodanig dat wordt voldaan aan de gestelde normen ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Bedienen en instellen van de assembeerleerma- chine zodat cones aan de gewenste dikten en gewichten voldoen, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
67
Productie veredelen/ confectie
Confectie- medewerker bedtextiel
02.01.05.11 B
Doel: Confectioneren van diverse soorten doek- kwaliteiten, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Confectioneren van doekkwaliteiten met behulp van diverse typen naaimachines tot bedlinnen en tafelgoed, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
68
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie garen/doek Ringspinner 02.01.01.12 C
Doel: Spinnen van diverse (lont)garens tot ringgaren op cops, zodanig dat wordt voldaan aan de gestelde normen ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Bedienen en van een aantal ringspinmachines teneinde (lont)garens middels rekken en twisten tot ringgarens te spinnen, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
69
Productie garen/doek Openend spinner
02.01.01.13 C
Doel: Verwerken van lont tot garens door middel van een openend spinmachine, zodanig dat wordt voldaan aan de gestelde normen ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Bedienen van openend spinmachines van verschil- lende types (handmatig/automaat) en werking teneinde lonten rechtstreeks tot garens te spinnen in de vorm van cones, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
70
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie garen/doek Rek-/ verdeelstoel- operator
02.01.01.14 C
Doel: Verwerken van losse katoen tot lonten, zodanig dat wordt voldaan aan de gestelde normen ten aanzien van kwaliteit en kwantiteit.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Bedienen van diverse machines ten behoeve van het openen/mengen, kaarden, rek en verdelen van diverse soorten (lont)garens, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
71
Productie veredelen/ confectie
Kalander- bediende
02.01.02.10 C
Doel: Kalanderen/keuren/herstellen van geweven doek en vilt zodanig dat wordt voldaan aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden voor het kalanderen en keuren van doekrollen zodanig dat de werkzaamheden ongehinderd kunnen plaatsvinden, door verrichten van diverse instel en controle-activiteiten.
Kalanderen/keuren/herstellen van geweven doek en vilt zodanig dat wordt voldaan aan de gestelde tijdigheids- en kwaliteitseisen, Bedienen van de kalandermachine, keuren van het doek op kwaliteit en fouten. Verrichten van 1e lijns onderhoud aan de machine.
72
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie garen/doek Ruwdoek keurder
02.01.03.12 C
Doel: Uitvoeren van diverse werkzaamheden binnen de afdeling keurzaal, zodanig dat de diverse soorten ruwdoek adequaat worden gekeurd en hersteld en een kwalitatief juiste aanlevering aan de veredeling wordt gegarandeerd.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Uitvoeren van voorbereidende, controlerende en herstellende werkzaamheden met betrekking tot het geproduceerde ruwdoek zoals onder meer keuren van diverse doeksoorten, herstellen van fouten en verwijderen van vlekken, aan elkaar naaien, afschrijven (traceerbaarheid) en inpakken van doek.
73
Productie garen/doek Band- scheerder
02.01.03.11 C
Doel: Vervaardigen van weefbomen met behulp van een bandscheeren overboommachine, zodanig dat deze overeenkomstig de werkopdracht zijn vervaardigd en aan gestelde kwaliteitsnormen voldoen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Voorbereiden van scheer- en overboom- werkzaamheden, zodanig dat productie overeen- komstig de werkopdracht en gestelde kwaliteitsnor- men kan plaatsvinden.
Vervaardigen van weefbomen met behulp van een bandscheer- en overboommachine, zodanig dat deze overeenkomstig werkopdracht zijn vervaar- digd en aan gestelde kwaliteitsnormen voldoen.
74
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie veredelen/ confectie
Stanzer 02.01.05.12 C
Doel: Aanleveren van stofdelen ten behoeve van confectie-afdeling(en).
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot het stanzen van diverse kwaliteiten/ dessins brei- stoffen. Een en ander door onder meer verwisselen van vaste breedhouder, intoetsen van order- en modelgegevens op bedieningspaneel, wisselen van mesplaten, invoeren van stof in machine, controleren/corrigeren van machine-instellingen en uitnemen en bundelen van de gestansde delen met behulp van een bundelmachine.
75
Productie veredelen/ confectie
Medewerker industriële producten (atelier)
02.01.05.13 C
Doel: Intekenen, sealen en confectioneren van postzak- ken, waszakken, filters, silo’s, big bags e.d. binnen de gestelde normtijd en volgens gestelde kwali- teitsnormen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Vervaardigen door middel van sealen of confectio- neren van diverse modellen post- en waszakken, rolcontainers, filters (doeken, slangen, tassen) silo’s, geldzakjes, luchtmatrassen een en ander aan de hand van specificatie en/of werktekening, zodanig dat deze producten binnen de gestelde normtijd en volgens gestelde kwaliteitsnormen worden vervaardigd.
Controleren van naden, op/ingenaaide fournituren en eindproduct.
76
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Logistiek Inpakker 02.05.00.11 C
Doel: Controleren van ontvangen goederen en verzend- gereedmaken van goederen, zodanig dat aan de gestelde eisen en verzendspecificaties wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Controleren en administratief verwerken van bin- nenkomende goederen vanuit de expeditie, zodanig dat dit tijdig en juist gebeurt.
Verzendgereedmaken van gecoat band, doek en diverse afmetingen vellen uit voorraad of komend uit de productie, zodanig dat aan gestelde eisen van tijdigheid en correcte verzending wordt voldaan.
77
Logistiek Stalenmaker 02.05.00.12 C
Doel: Aanmaken van stalenmateriaal, zodanig dat de gevraagde stalen tijdig beschikbaar kunnen worden gesteld.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Aanmaken van stalenmateriaal gereed product, zodanig dat steeds de vereiste hoeveelheid van alle standaardstalen voor uitgifte beschikbaar zijn volgens normen.
Verzendgereedmaken van stalenmateriaal ten behoeve van (potentiële) afnemers, zodat wordt voldaan aan de gestelde kwaliteitseisen en
-normen.
Up to date houden van het stalenarchief.
78
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Logistiek Heftruck-
chauffeur
02.05.00.13 C
Doel: Tijdig afvoeren van gereed product bij productie- machines naar opslagruimte.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Transporteren van rolbokken, wagens, pallets en britsen met doek binnen de afdeling, zodanig dat de productievoortgang niet wordt belemmerd en de eindproducten op de juiste plaats worden opgesla- gen.
Verzorgen van het gebruikersonderhoud aan trans- portmiddelen.
79
Logistiek Medewerker magazijn/ expeditie
02.05.00.23 C
Doel: Verrichten van laad-, los- en opslagwerkzaamheden van voornamelijk gereed product, zodanig dat dit accuraat en efficiënt wordt uitgevoerd.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Opslaan van doekrollen gereed product in het magazijn volgens richtlijnen.
Verzamelen en verzendgereedmaken van partijen gereed doek zodanig dat de orders juist en tijdig voor verzending beschikbaar zijn.
80
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Algemeen/personeel & organisatie
Corveeër 02.07.00.10 C
Doel: Schoonhouden van bedrijfsterrein, bedrijfsruimten en sanitaire voorzieningen, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde eisen met betrekking tot netheid en hygiëne.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Schoonmaken van bedrijfsterrein, -ruimten en sani- taire voorzieningen teneinde de netheid hiervan te garanderen.
Onderhouden van de op het bedrijfsterrein aanwe- zige plantsoenen en bloembakken.
Mede bezorgen van binnenkomende postpakketten, papier en drukwerk op de diverse afdelingen.
81
Algemeen/personeel & organisatie
Medewerker kantine
02.07.00.11 C
Doel: Uitvoeren van kantinewerkzaamheden op afwisse- lend 2 locaties, zodanig dat aan gestelde eisen wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Uitvoeren van kantinewerkzaamheden op de 2 locaties, zodanig dat aangestelde eisen op het gebied van hygiëne, kosten en kwaliteit wordt voldaan.
Uitvoeren van administratieve werkzaamheden, zodanig dat opbrengsten en voorraden juist worden verantwoord en weergegeven.
82
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie garen/doek Creeler 02.01.03.10 C
Doel: Opsteken/opzetten van cones op garenrekken/- wagens, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Opzetten van cones in creelrekken, zodanig dat de breierij tijdig kan beschikken over de juiste soorten en hoeveelheden garens.
Aanvullen van diverse soorten garens bij de betref- fende productiemachines, zodanig dat stilstanden worden voorkomen.
83
Productie veredelen/ confectie
Spanraam- bediende
02.01.02.11 D
Doel: Behandelen van doek met behulp van een spanraamcombinatie, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Voorbereiden van de activiteiten ten behoeve van behandelen van doekkwaliteiten met diverse finish- baden op een spanraamcombinatie onder meer door aanmaken van finishbaden, instellen, invoeren doek en instellen spanraamcombinatie, zodanig dat conform de kwaliteitsnormen geproduceerd kan worden.
Controleren van het procesverloop, zodanig dat afwijkingen tijdig worden onderkend en een juiste doekbehandeling is gewaarborgd.
84
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie veredelen/ confectie
HT-jiggerverver 02.01.02.23 D
Doel: Verven van voornamelijk aramide beroepskleding met een HT-jigger zodanig dat aan kwaliteitseisen en efficiency-normen wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Verven van voornamelijk aramide beroepskleding met een HT-jigger door mengen volgens receptuur, intoetsen van instellingen en starten van het proces, nemen van monsters voor kleurcontrole, ontwateren en transporteren zodanig dat aan gestelde kwaliteitseisen en efficiency-normen wordt voldaan.
Uitvoeren van 1e lijnsonderhoud aan HT-jigger en vacuümbalk.
85
Productie garen/doek Breier (vlak) 02.01.03.13 D
Doel: Vervaardigen van diverse kwaliteiten vlakbreisels, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Breien van diverse kwaliteiten breisels met behulp van diverse typen vlakbreimachines. Hiertoe onder meer wisselen van kettingboom, inrijgen van de kammen, instellen/omstellen en bedienen van de vlakbreimachines, inbreien en bijregelen van de spanning, controleren en opheffen van storingen.
86
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie garen/xxxx Xxxxx (platdoek)
02.01.03.14 D
Doel: Bedienen van de toegewezen sectie schietspoelloze weefgetouwen zodanig dat het doek conform gestelde efficiency- en kwaliteitsnormen wordt ver- vaardigd.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Productief houden van de toegewezen sectie schietspoelloze weefgetouwen door het uitvoeren van inspectierondes en verrichten van diverse pro- ductiehandelingen. Dit omvat onder meer het starten van de weefgetouwen, controleren van de opwikkelspanning, verwisselen van boompjes bewaken van de juiste spanning, herstellen van ketting- en inslagdraadbreuken.
Uitvoeren van overige werkzaamheden zoals onder meer verrichten van 1e lijnsonderhoud, schoonhou- den van de werkplek.
87
Techniek & technologie Medewerker
laboratorium
02.02.00.10 D
Doel: Controleren van ruw- en gefinished doek op doek- technische resultaten, teneinde een optimale kwali- teit van de productie mede te waarborgen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Testen van ruwen gefinished doek op onder andere doeksterkte, rek bij breuk, dynamische rek. e.d. met behulp van computergestuurde trekbank, zodanig dat op grond van de resultaten de produc- tie tijdig kan worden bijgestuurd.
Vastleggen van testresultaten van zowel proef- als productieweefsels in de desbetreffende administra- tie per klant en doeksoort, zodanig dat inzicht ver- kregen wordt in de feitelijke kwaliteitsaspecten.
88
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productontwikkeling Kaartslaander 02.03.00.10 D
Doel: Maken van jacquard-kaarten(boeken) met behulp van een computergestuurde ponsmachine en bind- machine, zodanig dat de tapijtweverij over de juiste jacquard-kaarten kan beschikken.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Xxxxxx xxx xxxxxxxx-kaarten(boeken) door invoeren van gegevens in ponsmachine, controle- ren op en repararen van afwijkingen.
Binden van de geponste kaarten op de bind- machine, zodanig dat de tapijtweverij tijdig kan beschikken over de benodigde kaarten en wordt voldaan aan de gestelde kwaliteitseisen.
89
Logistiek Allround
magazijn- medewerker
02.05.00.15 D
Doel: Uitvoeren van alle voorkomende werkzaamheden in het magazijn, zodanig dat de goederen tijdig en op de juiste wijze worden verzonden.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Uitvoeren van alle voorkomende werkzaamheden in het magazijn, afhankelijk van werksituaties en werkaanbod, gericht op onder meer bepalen welke rollen worden uitgeleverd en welke in voorraad moeten worden genomen en het systematisch opslaan van goederen op locatie.
Controleren/gereedmaken van de orders, zodanig dat de orders op de juiste wijze worden verzonden.
90
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Algemeen/personeel & organisatie
Telefoniste/ receptioniste
02.07.00.12 D
Doel: Tot stand brengen van telefoonverbindingen en ontvangen en te woord staan van bezoekers, zodanig dat een bijdrage geleverd wordt aan een optimale communicatie tussen bedrijf en relaties.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Tot stand brengen van telefoonverbindingen zodat snel en correct verbindingen tot stand worden gebracht.
Ontvangen en te woord staan van bezoekers en in contact brengen met verlangde functionaris, zodanig dat een representatief beeld van de onder- neming wordt overgedragen.
91
Productie veredelen/ confectie
Haspelverver 02.01.02.22 D
Doel: Verven van band zodanig dat aan kwantitatieve en kwalitatieve eisen wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Verven van band zodanig dat aan gestelde kwalita- tieve en kwantitatieve eisen wordt voldaan. Hiertoe onder meer bereiden van te gebruiken verfstoffen, instellen en laden en bedienen van de verfmachine, toezien op en vaststellen van de kwaliteit van pro- ductie (1e of 2e keus).
Uitvoeren van 1e lijnsonderhoud aan de verf- machine.
Beheren van de aanwezige hoeveelheden verfstof- fen en chemicaliën. Zorgen voor tijdige aanvulling bij inkoop.
92
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie garen/doek Breier meterwaar/ ondergoed
02.01.03.22 D
Doel: Vervaardigen van diverse kwaliteiten gebreide stoffen zodanig dat aan gestelde kwantitatieve en kwalitatieve eisen wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Productief houden van 3 tot 6 rondbreimachines voor het vervaardigen van diverse kwaliteiten brei- stoffen zodanig dat aan gestelde kwantitatieve en kwalitatieve eisen wordt voldaan.
93
Marketing & verkoop Medewerker
verkoop- binnendienst A
02.04.00.10 D
Doel: Verkopen (telefonisch) van goederen, zodanig dat mede daartoe de verkoopdoelstellingen worden verwezenlijkt.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Telefonisch boeken van orders, binnen de daarvoor geldende afspraken, zodanig dat afspraken worden nagekomen en een tijdige en juiste levering van goederen aan afnemers kan worden gerealiseerd.
94
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Administratie Facturen- controleur
02.06.00.16 D
Doel: Controleren en corrigeren van facturen, zodanig dat facturen volledig en met de juiste gegevens ter verdere afhandeling worden aangeboden.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Controleren en behandelen van inkoopfacturen, zodanig dat afwijkingen volgens de procedure worden gesignaleerd en de juist bevonden facturen tijdig kunnen worden geboekt en betaalbaar gesteld.
95
Productie veredelen/ confectie
Operator coating- machine
02.01.02.14 E
Doel: Voorbereiden en uitvoeren van coating- en lamineerwerkzaamheden op diverse substraten, zodanig dat aan gestelde kwalitatieve en kwantita- tieve eisen wordt voldaan.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Aanmaken van coatingpasta’s aan de hand van recepturen, zodanig dat deze conform gestelde vervaardigingseisen zijn gemaakt en een zo gering mogelijk grondstoffenverlies ontstaat.
Voorbereiden van de productie en bedienen van de coatingmachine, zodanig dat geproduceerd wordt volgens gestelde kwalitatieve en kwantitatieve eisen.
Uitvoeren van logistieke werkzaamheden, zodanig dat daarmee een vloeiende voortgang van het proces wordt bereikt.
96
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Productie veredelen/ confectie
Operator zeng/5- vaks- wasmachine
02.01.02.15 E
Doel: Behandelen van doekkwaliteiten door middel van zengen, ontsterken, afkoken, stomen en impregne- ren met behulp van zengen 5-vaks wasmachine, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Zengen, ontsterken, afkoken, stomen en impregne- ren van doekkwaliteiten op een zeng- en 5 vaks wasmachine, zodanig dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen en -normen.
Controleren van het procesverloop, zodanig dat dit op verantwoorde wijze verloopt en leidt tot een juiste doekbehandeling.
97
Techniek & technologie Administra-
tief medewer- ker kwaliteit/ milieu
02.02.00.12 E
Doel: Uitwerken en distribueren van documenten van het kwaliteitszorgsysteem en het milieuzorgsysteem, zodanig dat de betreffende medewerkers de juiste, nieuwste documenten tijdig in hun bezit krijgen.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Beheren van documenten van het kwaliteitszorg- systeem, het milieuzorgsysteem en het product- assortiment, zodanig dat de abonnees binnen de onderneming de juiste, nieuwste documenten tijdig in hun bezit krijgen en houden.
Verwerken van diverse gegevens en resultaten ten behoeve van periodieke rapportages, teneinde zaken inzichtelijk te maken ten behoeve van besluitvorming en beleidsontwikkeling van het management.
Verzamelen en verstrekken van diverse kwaliteits- gegevens, teneinde de chef en het management de juiste informatie te kunnen verschaffen om gefun- deerde beslissingen op het gebied van kwaliteit te kunnen nemen.
98
Bedrijfsproces: Functienaam: Functie- nummer:
Functiegroep:
Techniek & technologie Elektromon-
teur
02.02.00.12 E
Doel: Mede uitvoeren van onderhouds-, reparatie- en (beperkt) nieuwbouwwerkzaamheden op elektro- technisch gebied, teneinde (delen van) installaties en apparatuur in goede staat te brengen en te houden.
Verantwoordelijkheids- gebieden en activiteiten:
Uitvoeren van deelopdrachten dan wel verlenen van assistentie aan collega monteurs bij meer complexe werkzaamheden, een en ander aan de hand van gedetailleerde aanwijzingen en instructies ter zake en met in acht name van de geldende vei- ligheidsvoorschriften.
99