Pensioenreglement van de Collectiviteitkring Eastman
Pensioenreglement van de Collectiviteitkring Eastman
Geldend per 1 oktober 2016 en laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2023
Inhoudsopgave:
Artikel 1 - Begripsbepalingen 4
Artikel 3 – Aanspraken op pensioen 8
Artikel 4 - Grondslagen voor de berekening van de pensioenaanspraken 10
Artikel 5 - Ouderdomspensioen 11
Artikel 6 - Arbeidsongeschiktheidspensioen 11
Artikel 7 - Partnerpensioen 13
Artikel 9 - Flexibele mogelijkheden ten aanzien van de pensioenen 15
Artikel 10 - Scheiding en de gevolgen daarvan voor het partnerpensioen 18
Artikel 11 - Scheiding en de gevolgen daarvan voor het ouderdomspensioen 18
Artikel 12 - Beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum 19
Artikel 13 - Voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 20
Artikel 14 - Pensioenopbouw tijdens verlof 21
Artikel 15 - Waardeoverdracht bij toetreding tot de pensioenregeling en vanuit een ppi bij pensionering en overlijden 21
Artikel 16 - Waardeoverdracht bij beëindiging van het deelnemerschap 22
Artikel 17 - Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers 22
Artikel 19 - Financiering van de pensioenregeling / indexatiedepot 24
Artikel 20 - Pensioenpremie werkgever en eigen bijdrage van de deelnemer 24
Artikel 21 - Uitbetaling van pensioenen 24
Artikel 22 – Verval, overdracht en afkoop van kleine pensioenen 25
Artikel 23 - Verbod op afkoop of vervreemding van de pensioenen, volmacht 26
Artikel 24 - Samenloop van uitkeringen 26
Artikel 25 - Verplichtingen van de deelnemer, gewezen deelnemer en iedere andere belanghebbende 26
Artikel 26 - Verstrekken van informatie door het pensioenfonds 27
Artikel 27 - Wijziging van het pensioenreglement en vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten 27
Artikel 28 - Bijzondere bepalingen 28
Artikel 29 - Datum van inwerkingtreding van het pensioenreglement 29
Artikel 30 - Toepasselijk recht en geschillenregeling 29
Bijlage 1: Aankooptarieven, factoren en herschikking van pensioenmiddelen op basis van pensioenleeftijd 68, omzettingsfactoren naar pensioenleeftijd 68 per 1 juli 2020 30
Bijlage 2: Overgangsregeling Pensioenreglement 2014 42
Bijlage 3: Overgangsregelingen inzake arbeidsongeschiktheid 44
Bijlage 4: Overgangsregelingen ‘Hercules-groep’ 49
Artikel 1 - Begripsbepalingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde:
De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
Arbeidsongeschiktheid:
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA.
Arbeidsongeschikte:
Degene die arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA en recht op uitkering krachtens de WIA heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
Aspirant-deelnemer:
De werknemer die overeenkomstig artikel 2, lid 4 aanspraak heeft op partner- en wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en op voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid.
Belanghebbendenorgaan:
Het op grond van de statuten functionerende belanghebbendenorgaan behorende bij de Collectiviteitkring.
Beleidsdekkingsgraad:
Het gemiddelde van de dekkingsgraden van de Collectiviteitkring in de laatste 12 maanden.
Bestuur:
Het bestuur van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap.
CAO:
De op de desbetreffende werknemer van toepassing zijnde Collectieve Arbeidsovereenkomst.
Collectiviteitkring:
De op grond van, en overeenkomstig, de statuten afgebakende specifieke zelfstandige Collectiviteitkring voor de Werkgever.
Deelnemer:
De werknemer die op grond van dit pensioenreglement pensioenaanspraken verwerft jegens het pensioenfonds.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de normale arbeidsduur die in de toepasselijke arbeidsvoorwaardenregeling is afgesproken voor de groep werknemers waartoe de deeltijdwerknemer behoort.
Deeltijdwerknemer:
De werknemer die gedurende enige tijd van het deelnemerschap een kortere arbeidsduur heeft dan de normale arbeidsduur die in de toepasselijke arbeidsvoorwaardenregeling is afgesproken voor de groep werknemers waartoe de deeltijdwerknemer behoort.
Dekkingsgraad:
De dekkingsgraad zoals maandelijks gerapporteerd door het Fonds aan de toezichthouder
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit pensioenreglement een ouderdomspensioen van het pensioenfonds ontvangt.
Gewezen deelnemer:
De gewezen werknemer door wie op grond van dit pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak jegens het pensioenfonds heeft behouden.
Huwelijk:
Het huwelijk of een geregistreerd partnerschap als bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Indexatiedepot:
Het indexatiedepot dat het pensioenfonds aanhoudt conform het daartoe bepaalde in dit pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst, waarin premieoverschotten worden gestort en waaruit toeslagen worden gefinancierd. Een premieoverschot is een positief verschil tussen de in artikel 19 genoemde vaste premie en kostendekkende premie. Het indexatiedepot voldoet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 15a en 15b van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
Kind:
Kinderen tot wie de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde als ouder in familierechtelijke betrekking staat en op het moment van overlijden als zodanig zijn aan te merken.
Eveneens worden als kind beschouwd andere kinderen die door de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde - naar het oordeel van het bestuur - geheel of grotendeels als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (stiefkinderen en pleegkinderen).
Opbouwgrensbedrag:
Het deel van het pensioengevend salaris waarover een aanspraak op ouderdomspensioen wordt opgebouwd. Tot en met het kalenderjaar 2019 werd het opbouwgrensbedrag per 1 april aangepast aan het prijsindexcijfer. Vanaf 1 januari 2020 geldt een vast bedrag,
Het opbouwgrensbedrag bedraagt:
- Per 1 april 2016: | € 58.557 |
- Per 1 april 2017: | € 59.611 |
- Per 1 april 2018: | € 60.487 |
- Per 1 april 2019: | € 61.376 |
- Per 1 januari 2020: | € 55.000 |
- Per 1 januari 2021: | € 55.000 |
- Per 1 januari 2022: | € 55.000 |
- Per 1 januari 2023: | € 55.000 |
Opgebouwd ploegpensioen:
De premievrije aanspraak op pensioen uit hoofde van de ploegenpensioengrondslag voor een deelnemer waarvan de ploegendienst is beëindigd.
Partner:
• de echtgenoot of echtgenote van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Met echtgenoot of echtgenote wordt gelijk gesteld de in Boek 1, titel 5A van het Burgerlijk Wetboek bedoelde geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
• de ongehuwde man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, ongehuwde gewezen deelnemer dan wel de ongehuwde gepensioneerde een gezamenlijk huishouden voert en met het oog daarop voor onbepaalde tijd een samenlevingsverband is aangegaan, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
o de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner hebben geen geregistreerde partner in de zin van Boek 1, titel 5A van het Burgerlijk Wetboek;
o de partner is geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn;
o het samenlevingsverband is notarieel vastgelegd in een contract voor onbepaalde tijd, waarin degene met wie het samenlevingsverband is aangegaan met het oog op pensioen als partner is aangewezen en de aanwijzing niet is herroepen of de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner zijn gedurende minimaal zes maanden op één adres ingeschreven volgens de Basisregistratie Personen;
Partner in de zin van dit reglement is slechts degene die uiterlijk op de pensioeningangsdatum aan de partnerdefinitie in de zin van dit pensioenreglement voldoet.
Partnerpensioen:
Het partnerpensioen als bedoeld in artikel 7 ten behoeve van de nagelaten partner.
Partnerrelatie:
Het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding met een partner.
Pensioenaanspraak:
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, met uitzondering van overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening, in dit reglement ook wel aangeduid als aanspraak. De verwerving van pensioenaanspraken uit hoofde van de in dit pensioenreglement omschreven middelloonregeling is voorwaardelijk zoals omschreven in artikel 3 lid 4.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de 68ste verjaardag van de deelnemer of gewezen deelnemer.
Pensioenfonds:
Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap.
Pensioengerechtigde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit pensioenreglement een pensioen van het pensioenfonds ontvangt.
Pensioeningangsdatum:
De dag waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat.
Pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen een werknemer en een werkgever is overeengekomen betreffende pensioen.
Pensioenrecht:
Het recht op een ingegaan pensioen, met uitzondering van overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
Pensioenregeling:
De pensioenregeling zoals omschreven in dit Pensioenreglement.
Pensioenreglement:
Het Pensioenreglement van de Collectiviteitkring.
Pensioenuitvoerder:
Een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, een algemeen pensioenfonds, of een premiepensioeninstelling of een verzekeraar die zetel heeft in Nederland.
Prijsindexcijfer:
Het indexcijfer van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (CPI alle huishoudens, afgeleid) vanaf het basisjaar 2015, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt jaarlijks per 1 januari voor de periode van een jaar daaropvolgend uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd.
Scheiding:
Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Statuten:
De statuten van het pensioenfonds.
Toezichthouder:
De toezichthouder(s) zoals genoemd in artikel 151 van de Pensioenwet.
Uitvoeringsovereenkomst:
De overeenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever ter uitvoering van de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling.
WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
WIA-uitkering:
De uitkering krachtens de WIA op grond van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) of de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA).
Werkgever:
Eastman Chemical AP Holdings B.V., gevestigd te Rotterdam: Eastman Chemical B.V., gevestigd te Den Haag;
Eastman Chemical EMEA B.V., gevestigd te Amsterdam; Eastman Chemical Finance B.V., gevestigd te Rotterdam en
De gelieerde onderneming als bedoeld in de tussen het pensioenfonds en de werkgever gesloten Uitvoeringsovereenkomst.
Werknemer:
De persoon die werkzaam is in de onderneming van de werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
1. Deelnemer in de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling is de werknemer die met de werkgever de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling is overeengekomen en die door de werkgever op een door het pensioenfonds aan te geven wijze bij het pensioenfonds is aangemeld. Voor werknemers die deelnemer waren in de zin van het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds E-Way zoals dat luidde op 30 september 2016 wordt het deelnemerschap aan de in de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling voortgezet met ingang van 1 oktober 2016
2. Voor de in lid 1 genoemde werknemers die op of na 1 oktober 2016 een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan met de werkgever of die eerst na die datum de 21-jarige leeftijd bereiken, vangt het deelnemerschap aan op de datum waarop de arbeidsovereenkomst is aangevangen, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt.
3. Het deelnemerschap eindigt op
a. de dag waarop de deelnemer overlijdt; of
b. de pensioeningangsdatum, doch uiterlijk de pensioendatum; of
c. de dag waarop het dienstverband met de werkgever voordien eindigt tenzij sprake is van voortzetting van de pensioenopbouw arbeidsongeschiktheid.
4. De werknemers die niet aan het in lid 2 genoemde leeftijdsvereiste van 21 jaar voldoen, zijn als aspirant-deelnemer, verzekerd voor het risico van overlijden tijdens de arbeidsovereenkomst met de werkgever door middel van een aanspraak op partner- en wezenpensioen en voor het risico van arbeidsongeschiktheid ingetreden tijdens de arbeidsovereenkomst met de werkgever door middel van een aanspraak op eventueel arbeidsongeschiktheidspensioen. Voorts bestaat bij tijdens de arbeidsovereenkomst met de werkgever ontstane arbeidsongeschiktheid recht op voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid (artikel 13).
De hoogte van het arbeidsongeschiktheids-, partner- en wezenpensioen wordt voor deze werknemers op dezelfde wijze vastgesteld als voor een deelnemer. Bij beëindiging van het dienstverband anders dan door overlijden vóór het moment waarop aan de in het lid 2 genoemde leeftijdsvereiste van 21 jaar is voldaan, bestaat geen aanspraak meer op de genoemde pensioenen.
De voortzetting van de pensioenopbouw en de dekking van partner- en wezenpensioen tijdens arbeidsongeschiktheid vindt plaats conform de bepalingen van dit pensioenreglement. De voortzetting van opbouw vindt niet eerder plaats dan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 21 jaar is geworden.
Artikel 3 – Aanspraken op pensioen
1. De werknemer en de werkgever hebben een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 sub a van de Pensioenwet gesloten.
2. De pensioenaanspraken die voor de werknemer uit de in lid 1 bedoelde overeenkomst voortvloeien, zijn door de werkgever bij het pensioenfonds ondergebracht in de Collectiviteitkring door middel van de uitvoeringsovereenkomst. De werkgever heeft aan zijn verplichtingen jegens de werknemer en zijn nabestaanden voldaan door betaling van de ingevolge de uitvoeringsovereenkomst verschuldigde premies en het verstrekken van de benodigde informatie aan het pensioenfonds. De werknemer en zijn nabestaanden verwerven hun aanspraken en rechten op pensioen rechtstreeks jegens het pensioenfonds.
3. De deelnemer heeft aanspraak op de volgende pensioenen:
a. ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum (artikel 5);
b. arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 6);
c. partnerpensioen ten behoeve van zijn partner (artikel 7);
x. xxxxxxxxxxxxx ten behoeve van zijn kinderen (artikel 8).
De aanspraken als bedoeld onder b. tot en met d. zijn op risicobasis verzekerd tijdens het deelnemerschap en zijn dus niet meer verzekerd vanaf de datum van beëindiging van het deelnemerschap (artikel 12).
4. De pensioenregeling is een voorwaardelijke middelloonregeling en onderdeel van de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer. De pensioenovereenkomst omvat naast de voorwaardelijke middelloonregeling ook een beschikbarepremieregeling, die wordt uitgevoerd door een andere pensioenuitvoerder. De verwerving van de in dit pensioenreglement omschreven pensioenaanspraken is voorwaardelijk. De premie is alleen bedoeld voor de verwerving van pensioen in het jaar van premiebetaling. De premie is nadrukkelijk niet bestemd om dreigende kortingen van al opgebouwd pensioen te voorkomen en/of om kortingen uit het verleden te compenseren. De werkgever betaalt een premie als vast percentage van de som van volledige pensioengevende salarissen in dat jaar. Deze premie is de totale premie voor twee pensioenregelingen die volgen uit de pensioenovereenkomst, zijnde de voorwaardelijke middelloonregeling ondergebracht bij het fonds en de beschikbarepremieregeling ondergebracht bij een andere pensioenuitvoerder. De vooraf vastgestelde vaste totale premie na aftrek van de premie voor de beschikbarepremieregeling is beschikbaar voor pensioenverwerving volgens dit pensioenreglement. Wanneer de vooraf vastgestelde vaste totale premie na aftrek van de premie voor de beschikbarepremieregeling niet voldoende is om de beoogde pensioenverwerving voor dat jaar te financieren, wordt er minder ouderdomspensioen in dat jaar opgebouwd en wordt de risicodekking voor partner-, wezen,- arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid in dat betreffende jaar verlaagd. De risicodekking voor het partnerpensioen en het wezenpensioen gerelateerd aan de jaren na dat jaar, blijft in dat jaar gehandhaafd op basis van de oorspronkelijk geambieerde dekking.
5. Wanneer de beleidsdekkingsgraad volgens de wettelijke normen een premiekorting of een premierestitutie zou toestaan wordt deze niet verleend.
6. Alle pensioenaanspraken, die de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of andere aanspraakgerechtigde jegens het pensioenfonds heeft, zijn onderworpen aan de in het pen- sioenreglement en statuten vermelde voorwaarden.
7. De (gewezen) deelnemer heeft ten aanzien van de in de vorige leden genoemde aanspraken op pensioen de in artikel 9 genoemde flexibele mogelijkheden.
8. De pensioenaanspraken en pensioenrechten uit hoofde van dit pensioenreglement luiden op jaarbasis en in euro’s, tenzij anders wordt aangegeven.
Artikel 4 - Grondslagen voor de berekening van de pensioenaanspraken
1. De berekening van de pensioenaanspraken vindt plaats op basis van de in dit artikel opgenomen grondslagen.
2. De deelnemersjaren die voor de pensioenberekening in aanmerking worden genomen zijn de jaren die de deelnemer op grond van artikel 2 vanaf de datum van inwerkingtreding van het pensioenreglement aan de in het pensioenreglement opgenomen pensioenregeling deelneemt, tenzij in dit pensioenreglement anders wordt bepaald.
Bij de vaststelling van een deelnemersjaar wordt een gedeelte van een jaar naar evenredigheid in aanmerking genomen, waarbij een jaar geacht wordt 360 dagen en een maand 30 dagen te tellen.
3. De pensioengrondslag wordt bij aanvang van het deelnemerschap vastgesteld en is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met de franchise. De pensioengrondslag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan het per genoemd tijdstip geldende pensioengevend salaris en franchise. De pensioengrondslag wordt evenwel tussentijds aangepast ingeval van collectieve salarisverhogingen bij de werkgever. De pensioengrondslag wordt eveneens per 1 januari aangepast als dat voortvloelt uit een aanpassing van de franchise per 1 januari uit hoofde van het vijfde lid.
4. Onder pensioengevend salaris wordt verstaan
- 13 maal het door de deelnemer overeengekomen maandsalaris, en
- de overeengekomen vakantie-uitkering, en
- de persoonlijke toeslag ter vervanging van “gederfd loon of ploegentoeslag”
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag bedraagt het pensioengevend salaris vermeerderd met de ploegentoeslag op jaarbasis, op voltijdsbasis niet meer dan het op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag geldende maximale pensioengevend loon in de zin van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964. Op 1 januari 2023 is dat maximale pensioengevend loon gelijk aan € 128.810.
5. De franchise wordt jaarlijks per 1 januari aangepast op basis van het prijsindexcijfer en zal nooit lager zijn dan 100/75e van het op die datum geldende bruto-ouderdomspensioen ingevolge AOW, inclusief vakantie-uitkering, voor een gehuwde, afgerond op hele Euro’s. Tot en met het kalenderjaar 2019 werd de franchise per 1 april aangepast en eventueel per 1 januari als gevolg van toetsing aan de fiscaal minimale franchise.
De franchise bedraagt:
- Per 1 januari 2016 en 1 april 2016: € 12.953.
- Per 1 januari 2017 en 1 april 2017: € 13.123.
- Per 1 januari 2018 en 1 april 2018: € 13.344.
- Per 1 januari 2019 en 1 april 2019: € 13.785.
- Per 1 janauri 2020: € 14.167.
- Per 1 januari 2021: € 14.544.
- Per 1 januari 2022: € 14.802.
- Per 1 januari 2023: € 17.342.
6. De ploegenpensioengrondslag is gelijk aan het bedrag van de ploegentoeslag berekend op jaarbasis.
7. De ploegenpensioenjaren die voor de pensioenberekening in aanmerking worden genomen zijn de deelnemersjaren tot de pensioendatum, danwel tot de pensioeningangsdatum indien dat later is, waarin de werknemer in volcontinudienst werkzaam is. Voor de deelnemer die in een andere ploegendienst dan de volcontinudienst werkzaam is, wordt het desbetreffende ploegenpensioenjaar vermenigvuldigd met een factor waarvan de teller gelijk is aan het werkelijke percentage ploegentoeslag en de noemer gelijk is aan het percentage voor de volcontinudienst.
Artikel 5 - Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar 1,875% van het deel van het pensioengevend salaris dat ligt tussen de franchise en het opbouwgrensbedrag zoals die voor dat betreffende deelnemersjaar zijn vastgesteld. Als de totale vaste premie niet voldoende is voor de financiering van de pensioenregeling zoals omschreven in artikel 3 lid 4, wordt de pensioenverwerving in dat jaar verlaagd op de in artikel 3 lid 4 aangegeven wijze.
De deelnemersjaren die voor de berekening van het ouderdomspensioen als bedoeld in dit lid in aanmerking worden genomen, zijn de jaren die de deelnemer conform artikel 2 aan dit pensioenreglement deelneemt tot de pensioendatum danwel tot de pensioeningangsdatum indien dat later is en de extra deelnemersjaren uit hoofde van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 15.
2. Voor zover het pensioengevend salaris lager is dan het opbouwgrensbedrag, bedraagt het jaarlijkse ouderdomspensioen voorts voor ieder ploegenpensioenjaar 1,875% van de ploegenpensioengrondslag ter grootte van maximaal het verschil tussen het pensioengevend salaris en het opbouwgrensbedrag. De ploegenpensioenjaren die voor de berekening van het ouderdomspensioen als bedoeld in dit lid in aanmerking worden genomen, zijn de jaren die de deelnemer conform artikel 4, lid 7 in volcontinudienst of andere ploegendienst werkzaam zijn tot de pensioendatum, danwel tot de pensioeningangsdatum indien dat later is.
3. Eenmaal opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen zullen niet worden verminderd op andere wijze dan voorzien in artikel 20 van de Pensioenwet.
Artikel 6 - Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de (gewezen) deelnemer die tijdens het deel- nemerschap arbeidsongeschikt is geworden, terzake van die tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheid of het eerdere overlijden van de pensioengerechtigde.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend salaris vermeerderd met de ploegenpensioengrondslag boven het maximum WIA-uitkeringsdagloon conform de Wet financiering Sociale Verzekeringen. Het pensioengevend salaris wordt hierbij niet gemaximeerd op het opbouwgrensbedrag.
Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris, de ploegenpensioengrondslag en het maximum WIA-uitkeringsdagloon, zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de dag waarop de deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is.
4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 bedoelde arbeidsongeschiktheidspen- sioen gedeeltelijk uitgekeerd overeenkomstig de volgende tabel:
Uitkeringspercentages arbeidsongeschiktheidspensioen | |
Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van | Bedraagt het uitkeringspercentage |
80% of meer | 100% |
65% tot 80% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% |
45% tot 55% | 50% |
35% tot 45% | 40% |
0% tot 35% | 0% |
De mate van arbeidsongeschiktheid geschiedt op basis van het door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA vastgestelde percentage.
De mate van arbeidsongeschiktheid zal indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld volgens de volgende formule worden vastgesteld:
Maatmanloon -/- restverdiencapaciteit Maatmanloon
Daarbij wordt uitgegaan van het maatmanloon en de restverdiencapaciteit (het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) zoals deze door het UWV worden opgegeven.
5. In afwijking op het bepaalde in lid 4 wordt in geval van wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband met de werkgever, het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast.
6. Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, indien de deelnemer bij aanvang van het dienstverband reeds geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid is.
Het pensioenfonds kan de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen weigeren als de deelnemer binnen een half jaar· na aanvang van het deelnemerschap, zijn werkzaamheden (deels) staakt wegens ziekte en de gezondheidstoestand van de werknemer dit ten tijde van aanvang van het deelnemerschap kennelijk moest doen verwachten.
De periode van een half jaar wordt verminderd met de periode dat de deelnemer bij het pensioenfonds of een andere pensioenuitvoerder direct voorafgaand op een vergelijkbaar niveau dekking had voor hetzelfde risico.
7. In geval van arbeidsongeschiktheidspensioen wegens arbeidsongeschiktheid van een deeltijd- werknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage van het pensioengevend salaris en de ploegenpensioengrondslag zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt.
8. – vervallen –
9. Perioden waarin de arbeidsongeschiktheid met minder dan vier weken is onderbroken worden voor de toepassing van dit artikel samengeteld.
1. Degene die op het tijdstip van overlijden van de deelnemer aan de defenitie van partner in de zin van dit reglement voldoet, heeft recht op partnerpensioen. Het partnerpensioen is op risicobasis verzekerd.
2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand samenvallend met het overlijden van de deelnemer of – indien de deelnemer na de eerste dag van de maand overlijdt – op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt.
Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nagelaten partner overlijdt.
Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar 1,313% van de pensioengrondslag en ploegenpensioengrondslag zoals die voor dat betreffende deelnemersjaar is vastgesteld. De deelnemersjaren die voor de berekening van het partnerpensioen als bedoeld in dit lid in aanmerking worden genomen, worden vastgesteld volgens artikel 2, in de veronderstelling dat de deelnemer tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en ploegenpensioengrondslag en het laatstelijk voor hem geldende deeltijdpercentage.
Voor de deelnemer die op 31 december 2014 deelnemer was in de zin van het op die datum geldende pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds E-Way, wordt het aldus vastgestelde partnerpensioen verhoogd met 1,167% van de op 31 december 2014 geldende pensioengrondslag op basis van het op die datum geldende pensioenreglement van het pensioenfonds voor ieder pensioenjaar zoals dat op basis van dat pensioenreglement was vastgesteld tot 1 januari 2015.
Als de totale vaste premie niet voldoende is voor de financiering van de pensioenregeling zoals omschreven in artikel 3 lid 4, wordt het te verzekeren partnerpensioen in dat jaar verlaagd op de in artikel 3 lid 4 aangegeven wijze. Voor de vaststelling van het te bereiken partnerpensioen wordt het daartoe vastgestelde opbouwpercentage van 1,313% geacht ongewijzigd te blijven vanaf het jaar na de verlaging van het partnerpensioen tot de pensioendatum.
3. De deelnemer kan voor de toepassing van dit pensioenreglement op enig tijdstip aanspraak op partnerpensioen hebben ten behoeve van ten hoogste één partner. Een partner kan voor de toepassing van dit pensioenreglement op enig tijdstip een partnerrelatie hebben met ten hoogste één deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
4. Bij overlijden van een gewezen deelnemer of gepensioneerde bestaat er geen recht op partnerpensioen voor de nagelaten partner. Dit is anders indien de deelnemer er bij einde van het deelnemerschap of op de pensioeningangsdatum conform artikel 9 lid 3 voor gekozen heeft om het ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in partnerpensioen en bijbehorend wezenpensioen.
1. Recht op wezenpensioen heeft een nagelaten kind van de overleden deelnemer. Het wezenpensioen is op risicobasis verzekerd.
2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand samenvallend met het overlijden van de deelnemer of – indien de deelnemer na de eerste dag van de maand overlijdt – op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de rechthebbende de leeftijd van 18 jaar bereikt of
- indien dat eerder is - tot en met de maand waarin de rechthebbende overlijdt.
3. Onverminderd het in lid 1 bepaalde wordt het wezenpensioen voorts aan een kind uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind - naar het oordeel van het bestuur - voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind is ingeschreven bij de betreffende onderwijsinstelling en uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt - of indien dat eerder is - tot en met de maand waarin de rechthebbende overlijdt.
4. Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind van de deelnemer 20% van het volgens artikel 7 berekende partnerpensioen. Een wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra beide ouders zijn overleden. Situaties waarin de overleden ouder niet de verzorgende en/of onderhoudende was en situaties waarin een andere verzorgende en/of onderhoudende dan de ouder is overleden, zijn met betrekking tot de verdubbeling van het wezenpensioen ter beoordeling aan het bestuur.
5. Bij overlijden van een gewezen deelnemer of gepensioneerde bestaat er geen recht op wezenpensioen voor het kind. Dit is anders indien de deelnemer er bij einde van het deelnemerschap of op de pensioeningangsdatum conform artikel 9 lid 3 voor gekozen heeft om het ouderdomspensioen gedeeltijke om te zetten in partnerpensioen en bijbehorend wezenpensioen.
Artikel 9 - Flexibele mogelijkheden ten aanzien van de pensioenen
1. De (gewezen) deelnemer heeft het recht de waarde van de pensioenaanspraken te herschikken, mits daarna sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. De herschikking vindt plaats conform de in dit artikel vermelde mogelijkheden. De wijzigingen als gevolg van de keuze van de (gewezen) deelnemer vindt uitsluitend plaats nadat is voldaan aan de in lid 9 opgenomen voorwaarden. Iedere wijziging respectievelijk aanwending is onherroepelijk en vindt uitsluitend plaats op het ingangstijdstip van het desbetreffende pensioen, dan wel bij einde van het deelnemerschap als het omzetting van ouderdomspensioen in een combinatie van ouderdomspensioen en partnerpensioen betreft.
2. De in het vorige lid genoemde flexibilisering betreft de hierna genoemde mogelijkheden. Als van meerdere mogelijkheden gebruik wordt gemaakt, vindt de flexibilisering in de hierna genoemde volgorde plaats:
- Het besteden van een kapitaal dat wordt overgedragen vanuit een PPI waarmee de werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten (art. 15 lid 2)
- Het ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioendatum in laten gaan ( art. 9 lid 4 en 5).
- Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan (art. 9 lid 6).
- Het ouderdomspensioen gedeelteijk omzetten in partnerpensioen en bijbehorende wezenpensioen en het partnerpensioen omzetten in hoger ouderdomspensioen (art. 9 lid 3 en 7).
- Het ouderdomspensioen varieren teneinde te compenseren voor een nog niet ingegane AOW- uitkering (art. 9 lid 8, tweede alinea)
- De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren (art. 9 lid 8 eerste alinea).
Gebruikmaking van één of meerdere van de bovenstaande mogelijkheden op enig tijdstip zal plaatsvinden met inachtneming van de bovenstaande volgorde.
3. De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen en bijbehorend wezenpensioen. De verhouding tussen het ouderdoms- en partnerpensioen dient door de (gewezen) deelnemer op een door het bestuur aan te geven wijze bij het pensioenfonds te worden aangevraagd. Het partnerpensioen is, met inbegrip van een eventueel bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner, na uitruil maximaal 100% van het na uitruil verlaagde ouderdomspensioen.
De door het bestuur ter zake van de omzetting te hanteren factoren zijn opgenomen in bijlage 1.
Het deel van het ouderdomspensioen dat op grond van artikel 11 wordt uitbetaald aan de vereveningsgerechtigde partner, kan niet worden uitgeruild in partnerpensioen.
Het pensioenfonds wijst de deelnemer schriftelijk op het recht op uitruil in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen en bij beëindiging van de deelneming. Indien de (gewezen) deelnemer van dit recht gebruik wil maken, reageert hij schriftelijk binnen 2 maanden nadat hij het bericht van het pensioenfonds heeft ontvangen.
Reageert de (gewezen) deelnemer niet binnen de termijn van 2 maanden nadat hij bericht van het pensioenfonds heeft ontvangen, dan gaat het pensioenfonds over tot de uitruil van het
ouderdomspensioen in partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen, tenzij het ouderdomspensioen daarmee lager zou worden dan het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet.
Het bijbehorend wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 20% van het partnerpensioen dat door de uitruil is ontstaan.
Aan de (gewezen) deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de pensioenaanspraken nadat de uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen met bijbehorend wezenpensioen heeft plaatsgevonden.
De in lid 9 genoemde melding aan het pensioenfonds moet tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan het beoogde ingangstijdstip van de pensioenen plaatsvinden.
4. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen op een eerder tijdstip dan de pensioendatum laten ingaan.
Het ingangstijdstip ligt op zijn vroegst op de eerste dag van de maand waarin de 55-ste verjaardag van de deelnemer valt. Het op het ingangstijdstip opgebouwde ouderdomspensioen zal in dat geval worden gekort op basis van de factoren die in bijlage 1 bij dit pensioenreglement zijn opgenomen. Voor zover het ingangstijdstip meer dan vijf jaar voor de van toepassing zijnde AOW- datum ligt, dient de (gewezen) deelnemer te verklaren dat het arbeidzame leven wordt beëindigd.
De in lid 9 genoemde melding aan het pensioenfonds moet tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan het beoogde ingangstijdstip van de pensioenen plaatsvinden.
5. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen op een aan het pensioenfonds op te geven later tijdstip dan de pensioendatum laten ingaan.
Het tot het de pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen zal in dat geval worden verhoogd op basis van de factoren die in bijlage 1 bij dit pensioenreglement zijn opgenomen.
Vanaf de pensioendatum wordt de opbouw van ouderdomspensioen voortgezet tot de pensioeningangsdatum, met dien verstande dat de pensioendatum voor die opbouw gelijk is aan de gekozen pensioeningangsdatum.
De in lid 9 genoemde melding aan het pensioenfonds moet tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum plaatsvinden.
6. De (gewezen) deelnemer kan het tot het tijdstip van ingang opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk laten ingaan (deeltijdpensionering). Voor zover het eerste ingangstijdstip meer dan vijf jaar voor de van toepassing zijnde AOW-datum ligt, dient de (gewezen) deelnemer te verklaren dat het arbeidzame leven in gelijke mate wordt beëindigd als waarin het pensioen ingaat.
Het bestuur is bevoegd ten aanzien van deeltijdpensionering nadere richtlijnen uit te vaardigen. Deze richtlijnen liggen voor iedere belanghebbende ter inzage bij het pensioenfonds.
De in lid 9 genoemde melding aan het pensioenfonds moet tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan het door de deelnemer gewenste ingangstijdstip plaatsvinden.
7. De (gewezen) deelnemer kan het partnerpensioen dat bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering verkregen is door uitruil conform lid 3 van dit artikel omzetten in een hoger ouderdomspensioen.
De (gewezen) deelnemer heeft éénmalig het recht de aanspraak op partnerpensioen of een deel daarvan per de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat, uit te ruilen voor ouderdomspensioen. De uitruil is onherroepelijk en zal plaatsvinden conform het in dit lid en artikel bepaalde. Voor deze omzetting is de schriftelijke instemming van de partner – indien aanwezig – vereist.
De grootte van het ouderdomspensioen dat als gevolg van de uitruil ontstaat, wordt bepaald door het uit te ruilen deel van het partnerpensioen te vermenigvuldigen met een bij bestuursbesluit vast te stellen voor mannen en vrouwen gelijke ruilfactor. Deze ruilfactor staat in artikel B van het bestuursbesluit, “Aankooptarieven, factoren en herschikking van pensioenmiddelen.” dat is opgenomen in bijlage1 bij dit pensioenreglement. De ruilfactoren zijn van toepassing gedurende de in het bestuursbesluit aangegeven periode. Op de ontstane aanspraak op ouderdomspensioen is het bepaalde in dit pensioenreglement terzake van het ouderdomspensioen van overeenkomstige toepassing.
Het bijzonder partnerpensioen dat na scheiding op grond van artikel 10 door het pensioenfonds aan de gewezen partner is toegekend, kan niet worden uitgeruild in ouderdomspensioen.
De in lid 9 genoemde melding aan het pensioenfonds moet tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan het beoogde ingangstijdstip van de pensioenen plaatsvinden.
8. De (gewezen) deelnemer kan uitsluitend in geval van volledige pensionering, de hoogte van het ouderdomspensioen variëren waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variëren zal op het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen worden vastgesteld. De factoren die door het pensioenfonds hierbij in acht worden genomen zijn opgenomen in bijlage 1.
Naast de hiervoor genoemde mogelijkheid de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum te variëren, heeft de (gewezen) deelnemer die gebruik maakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd te laten ingaan, de mogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen zodanig te variëren dat over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot aan de eerste van de maand waarin betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, kan worden voorzien in een extra ouderdomspensioen ter grootte van maximaal twee maal de AOW-uitkering. Daarbij wordt onder AOW verstaan de voor die jaren geldende uitkering voor een gehuwd persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie- uitkering. De factoren die door het pensioenfonds hierbij in acht worden genomen en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage 1.
De in lid 9 genoemde melding aan het pensioenfonds moet tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen worden ingediend.
9. Gebruikmaking van de in de vorige leden genoemde flexibele mogelijkheden dient door de (gewezen) deelnemer op een door het bestuur aan te geven wijze bij het pensioenfonds te worden aangevraagd.
In geval van omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen en bijbehorend wezenpensioen zal rekening worden gehouden met het partnerpensioen dat krachtens artikel 10 aan de voormalige partner van de (gewezen) deelnemer toekomt.
10. De deelnemer of gepensioneerde krijgt van het pensioenfonds een schriftelijke opgave van de aanspraken op pensioen of de ingegane pensioenen die ontstaan na toepassing van het in de voorgaande leden bepaalde.
11. De in bijlage 1 opgenomen factoren en aankooptarieven als bedoeld in dit artikel worden door het bestuur – gehoord de actuaris – vastgesteld. Het bestuur is bevoegd – na advies van de actuaris – de factoren respectievelijk aankooptarieven te wijzigen.
12. Naast de in de vorige leden genoemde mogelijkheden van herschikking van pensioenaanspraken is het bestuur bevoegd ook andere mogelijkheden van herschikking toe te staan, mits de uit dit pensioenreglement voortvloeiende pensioenen passen binnen de wettelijke regels waaronder de regels voor een fiscaal zuivere pensioenregeling als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 10 - Scheiding en de gevolgen daarvan voor het partnerpensioen
1. De gewezen partner heeft geen recht op bijzonder partnerpensioen. Dit is alleen anders indien de gewezen deelnemer bij beëindiging van de deelneming of op de pensioendatum conform artikel 9 lid 3 ervoor gekozen heeft om het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen en een bijbehorende wezenpensioen. In dat geval verkrijgt de gewezen partner van de gewezen deelnemer een aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter grootte van de aanspraak op partnerpensioen die de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner heeft behouden bij het beëindigen van de deelneming of bij het ingaan van het ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wordt met dit bijzonder partnerpensioen verminderd.
2. Indien de gewezen partner voor ingang van het partnerpensioen overlijdt wordt de vermindering van het partnerpensioen als bedoeld in lid 1weer ongedaan gemaakt vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner. De aanspraak op bijzonder partnerpensioen wordt alsdan omgezet in een aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde.
Artikel 11 - Scheiding en de gevolgen daarvan voor het ouderdomspensioen
1. Bij scheiding heeft de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van iedere termijn van het uit dit pensioenreglement voortvloeiende ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. In afwijking van artikel 1 is ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed geen scheiding, maar is scheiding van tafel en bed dat wel.
2. Het in lid 1 bepaalde is niet van toepassing indien
- de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding is uitgesloten; of
- het ouderdomspensioen dat krachtens de verevening aan de (voormalige) partner toekomt, gelijk of lager is dan het bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet.
4. Het pensioenfonds is bevoegd de kosten van de verevening bij de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner in rekening te brengen.
5. Aan de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van het toegekende recht op uitbetaling van ouderdomspensioen. De deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
6. Het bepaalde in dit artikel is zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing in geval van beëindiging van het samenlevingsverband van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner, mits dit binnen twee jaar na het tijdstip van beëindiging van het samenlevingsverband schriftelijk wordt verzocht door beide voormalige partners aan het pensioenfonds. Deze schriftelijke mededeling dient door zowel de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als de (voormalige) samenwonende partner getekend te worden.
7. Het bestuur is bevoegd ter uitvoering van artikel 10 en dit artikel nadere richtlijnen uit te vaardigen.
Artikel 12 - Beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioendatum behoudt de gewezen deelnemer aanspraken op een premievrij ouderdomspensioen. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 6)-, partner- en wezenpensioen (artikel 7 en artikel 8) komen te vervallen, behoudens de omzettingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 9.
2. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 5, behoudens een verlaging daarvan als gevolg van gebruikmaking van de omzettingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 9.
3. De gewezen deelnemer die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt, gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen.
4. Bij herleving van het deelnemerschap worden de in de voorgaande leden genoemde premievrije aanspraken op pensioen door middel van waardeoverdracht omgezet in extra pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement met in achtneming van ondermeer de bepalingen in artikel 76 en 78 van de Pensioenwet.
Artikel 13 - Voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Tijdens een tijdvak van gehele arbeidsongeschiktheid waarin de betrokkene geen dienstverband heeft, wordt de pensioenopbouw voor rekening van het pensioenfonds voortgezet vanaf het tijdstip waarop het dienstverband eindigt tot de pensioendatum. Het pensioen van de betrokkene wordt standaard uitgekeerd vanaf de pensioendatum of ingangsdatum van de AOW-uitkering als dat eerder valt , tenzij de betrokkene aan het pensioenfonds tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan de beoogde pensioeningangsdatum, kenbaar heeft gemaakt dat het pensioen een vroegere ingangsdatum heeft.
2. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin de betrokkene geen dienstverband heeft wordt de pensioenopbouw voor rekening van het pensioenfonds voortgezet, vanaf het tijdstip waarop het dienstverband eindigt tot de pensioendatum of ingangsdatum van de AOW-uitkering als dat eerder valt, naar rato van de arbeidsongeschiktheid conform het bepaalde in lid 3 en conform door het bestuur te geven aanwijzingen. Bij beëindiging van het dienstverband zal voor het gedeelte van de pensioenopbouw dat niet wordt voortgezet in verband met arbeidsongeschiktheid, worden gehandeld overeenkomstig artikel 12. Het pensioen van de betrokkene wordt standaard uitgekeerd vanaf de pensioendatum, tenzij de betrokkene aan het pensioenfonds tussen de twaalf en zes maanden voorafgaand aan de beoogde pensioeningangsdatum kenbaar heeft gemaakt dat het pensioen een vroegere ingangsdatum heeft.
3. De voortzetting van de pensioenopbouw geschiedt op basis van het door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en conform de in artikel 6, lid 4 opgenomen tabel.
De mate van arbeidsongeschiktheid zal indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld volgens de volgende formule worden vastgesteld:
Maatmanloon -/- restverdiencapaciteit Maatmanloon
Daarbij wordt uitgegaan van het maatmanloon en de restverdiencapaciteit (het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) zoals deze door het UWV worden opgegeven.
Voor de deelnemer die al arbeidsongeschikt was bij aanvang van het deelnemerschap wordt de mate van voortzetting bepaald door eerst de mate van voortzetting volgens bovengenoemde tabel of volgens bovenstaande formule vast te stellen en deze vervolgens te verminderen met de mate van voortzetting vastgesteld volgens die zelfde tabel of formule op basis van zijn arbeidsongeschiktheid bij aanvang van het deelnemerschap.
De voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5 vindt plaats op basis van de hoogste van de volgende pensioengrondslagen:
- Pensioengrondslag direct voorafgaande aan de uitdiensttreding wegens arbeidsongeschiktheid, of
- Pensioengrondslag op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7:629 BW het salaris aan de werknemer doorbetaalt.
4. - vervallen -
5. Het bepaalde in artikel 6, leden 4 tot en met 6, is op de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid van overeenkomstige toepassing.
6. Bij een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid gedurende de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever, wordt de mate van voortzetting opnieuw vastgesteld volgens dit artikel. Bij een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid van een gewezen deelnemer leidt een verlaging tot een nieuwe vaststelling van de mate van voortzetting en een verhoging alleen tot een nieuwe vaststelling van de mate van voortzetting als de mate van voortzetting daardoor niet uitgaat boven de mate van voortzetting bij het einde van de arbeidsovereenkomst of de latere ingang van de uitkering ingevolge de WIA.
7. Bij voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid van een deeltijdwerknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage zoals dit gold op het tijdstip van aanvang van de voortzetting van de pensioenopbouw.
8. Perioden waarin de arbeidsongeschiktheid met minder dan vier weken is onderbroken worden voor de toepassing van dit artikel samengeteld.
9. De verzekering van partner- en wezenpensioen ingaande bij overlijden tijdens het deelnemerschap wordt in dezelfde mate voortgezet als de pensioenopbouw.
Artikel 14 - Pensioenopbouw tijdens verlof
1. Gedurende het ouderschapsverlof op grond van artikel 6:1 tot en met 6:9 Wet arbeid en zorg zal de opbouw van de aanspraak op ouderdomspensioen van de deelnemer worden voortgezet en zullen de aanspraken op arbeidsongeschiktheids-, partner- en wezenpensioen in stand worden gehouden als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
2. Gedurende een periode van xxxxxx als bedoeld in de arbeidsvoorwaarden van de werkgever – anders dan het verlof als bedoeld in lid 1 – zal de opbouw van de aanspraak op ouderdomspensioen worden voortgezet en zullen de aanspraken op arbeidsongeschiktheids-, partner- en wezenpensioen in stand worden gehouden als ware de deelnemer niet met verlof gegaan, mits de deelnemer en de werkgever dit overeenkomen en het bestuur hiermee instemt. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd tussen werkgever en de deelnemer en worden overlegd aan het pensioenfonds.
3. Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens de deelneming is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
Artikel 15 - Waardeoverdracht bij toetreding tot de pensioenregeling en vanuit een ppi bij pensionering en overlijden
1. De deelnemer die voor verwerving van pensioenaanspraken in de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling heeft deelgenomen aan de pensioenregeling van een vorige werkgever en in dat verband premievrije pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij in de zin van de Pensioenwet van de vorige werkgever heeft behouden, krijgt aanvullende aanspraken op pensioen jegens het pensioenfonds mits:
a. de deelnemer na aanvang van het deelnemerschap op een door het bestuur aan te geven wijze een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken heeft gedaan;
b. het pensioenfonds of de verzekeringsmaatschappij van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het pensioenfonds heeft overgedragen;
c. aan de bepalingen genoemd in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving wordt voldaan.
2. De Collectiviteitkring Eastman treedt op als ontvangende pensioenuitvoerder in de zin van artikel 81a lid 2 van de Pensioenwet in het kader van een waardeoverdracht vanuit een premiepensioeninstelling waarmee de werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten, met inachtneming van de voorwaarden genoemd in artikel 81a van de Pensioenwet. Een dergelijke overdracht van kapitaal vanuit deze premiepensioeninstelling kan plaatsvinden op de datum dat het kapitaal wordt omgezet in een ouderdomspensioenuitkering (op de pensioeningangsdatum) of op de datum dat het kapitaal geheel of gedeeltelijk wordt omgezet in een partnerpensioenuitkering (op de overlijdensdatum).
Artikel 16 - Waardeoverdracht bij beëindiging van het deelnemerschap
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 12 heeft de gewezen deelnemer het recht de overdrachtswaarde van de aldaar bedoelde premievrije pensioenaanspraken over te laten dragen aan een door de Pensioenwet toegelaten pensioenfonds of verzekeraar, die de pensioenregeling uitvoert van de nieuwe werkgever. De waardeoverdracht vindt plaats, mits wordt voldaan aan alle bepalingen ter zake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
2. In geval van waardeoverdracht als bedoeld in de voorgaande leden vervallen alle pensioenaanspraken bij het pensioenfonds.
3. Het in de leden 1 en 2 bepaalde is niet van toepassing indien de financiële toestand van de Collectiviteitkring van het pensioenfonds een wettelijk afdwingbare waardeoverdracht volgens de Pensioenwet niet toelaat. Zodra de financiële toestand van de Collectiviteitkring van het pensioenfonds een dergelijke waardeoverdracht volgens de Pensioenwet weer wel toelaat, informeert het pensioenfonds de gewezen deelnemer over de mogelijkheid alsnog de waardeoverdracht te realiseren.
Artikel 17 - Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
1. Voor een deeltijdwerknemer worden de gegevens voor de berekening van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen, vastgesteld alsof de bij de werkgever voor de categorie deelnemers waartoe de deeltijdwerknemer behoort, geldende volledige arbeidsduur zou gelden.
2. De deeltijdwerknemer bouwt het ouderdomspensioen op in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de in het vorige lid bedoelde volledige arbeidsduur.
3. Bij de berekening van de aanspraak op partner- en wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerker het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de pensioendatum zou hebben behouden.
4. Indien in de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen het deeltijdpercentage niet gedurende alle deelnemersjaren gelijk is gebleven, wordt met betrekking tot de aan de pensioengrondslag gerelateerde pensioenaanspraken, een gewogen deeltijdpercentage vastgesteld.
5. Bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt in afwijking van het bepaalde in lid 1 uitgegaan van het pensioengevend salaris en deeltijdpercentage.
1. De pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen jaarlijks per 31 december met een toeslag worden verhoogd. Hierbij wordt beoogd jaarlijks toeslagen te verlenen op basis van de in lid 3 genoemde maatstaf. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden verhoogd. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van het door het bestuur vastgestelde deel van het rendement dat het fonds in een jaar behaalt over het vermogen van de Collectiviteitkring, voor zover dat niet nodig is ter afdekking van zijn de technische voorzieningen of ter vorming van het vereist eigen vermogen van de Collectiviteitkring.
2. Een uit hoofde van lid 1 te verlenen toeslag is voor alle pensioen- en aanspraakgerechtigden een gelijk percentage van de maatstaf. De toeslag is evenwel uitsluitend afhankelijk van het in lid 1 genoemde beschikbare overrendement.
3. De maatstaf is gelijk aan de procentuele jaarontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) per 30 september.
4. Indien in enig jaar nog middelen resteren in het indexatiedepot en de op grond van lid 1 verleende toeslag lager is dan de maatstaf, kan het bestuur besluiten uit die middelen een extra toeslag te verlenen aan deelnemers, zodanig dat de verleende toeslag, met inbegrip van de toeslag uit hoofde van lid 1, niet hoger is dan de maatstaf.
5. Bij de voorwaardelijke toeslagverlening op grond van lid 1 geldt het volgende:
a. Bij een beleidsdekkingsgraad in de zin van de Pensioenwet onder een bij of krachtens de Pensioenwet vastgelegd niveau wordt geen toeslag verleend;
b. er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is; en
c. incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslag of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren kan worden verleend indien die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst overeenkomstig het onder b bepaalde, de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen, bedoeld in artikel 132 Pensioenwet, behoudt en in enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend.
6. Het bestuur stelt beleid vast voor de vaststelling van de ingevolge de vorige leden te verlenen toeslagen, met inachtneming van het daartoe bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. Het bestuur kan dit beleid aanpassen of hiervan afwijken indien dit in het belang is van het fonds en de pensioen- en aanspraakgerechtigden en mits dit in overeenstemming is met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. Een voorgenomen besluit daartoe zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Belanghebbendenorgaan.
Artikel 19 - Financiering van de pensioenregeling / indexatiedepot
1. De werkgever draagt met inachtneming van het daartoe bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst jaarlijks een vaste premie af voor de opbouw van pensioen zoals omschreven in artikel 3 lid 4. Voor deelnemers die in deeltijd werkzaam zijn of die niet het volledige kalenderjaar deelnemer zijn of zijn geweest wordt de jaarlijkse vaste premie naar rato van de arbeidsduur dan wel periode van deelnemerschap vastgesteld.
2. Aan het eind van ieder kalenderjaar wordt het deel van de vaste premie dat niet is gebruikt voor financiering van de kostendekkende premie toegevoegd aan het Indexatiedepot
3. Wanneer de premie niet langer toereikend is om de beoogde
regeling te financieren, zal de pensioenregeling naar rato worden versoberd zoals nader omschreven in artikel 3 lid 4 en zal de premie niet worden verhoogd. Met het betalen van de vaste premie heeft de werkgever aan zijn financiële verplichtingen voldaan. Er bestaat geen bijstortingsverplichting voor de werkgever. Met inachtneming van artikel 27 lid 2 kan het pensioenfonds pensioenaanspraken en –rechten verminderen.
4. De verhoging van de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken die op grond van artikel 18 lid 1 plaatsvinden, worden gefinancierd op het moment van ontstaan van de verhoging.
Artikel 20 - Pensioenpremie werkgever en eigen bijdrage van de deelnemer
1. De werkgever voldoet de verschuldigde premie uit hoofde van deze pensioenregeling aan het pensioenfonds, met inachtneming van de uitvoeringsovereenkomst. De premie van de totale pensioenregeling komt voor rekening van de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsovereenkomst. Deze overeenkomst ligt voor iedere deelnemer bij het pensioenfonds ter inzage en wordt op verzoek door het pensioenfonds verstrekt.
2. De werkgever behoudt zich het recht voor zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verminderen of te beëindigen, ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen of wetswijzigingen die relevant zijn voor de uitvoering van de pensioenregeling. Wanneer de werkgever voornemens is tot de uitoefening van de bevoegdheid op grond van het voorbehoud over te gaan, delen zij dit onverwijld schriftelijk mee aan het fonds en aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen.
3. De deelnemer kan een bijdrage verschuldigd zijn. Indien er een bijdrage verschuldigd is zal dit in het pensioenreglement worden vermeld. De deelnemersbijdrage wordt dan op het salaris van de deelnemer ingehouden in evenveel gelijke termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. Indien een deelnemer in een periode minder dan de volledige arbeidstijd heeft gewerkt bij de werkgever zal met betrekking tot die periode de eigen bijdrage worden vastgesteld in de verhouding van de gedeeltelijke arbeidstijd tot het aantal uren behorend bij een volledige arbeidstijd. Voor zover en zolang de deelnemer recht heeft op premievrije voorzetting bij arbeidsongeschiktheid is de deelnemersbijdrage aan de basispensioenregeling niet verschuldigd.
Artikel 21 - Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de pensioengerechtigde.
2. De pensioenen worden in maandelijkse termijnen achteraf uitgekeerd ten kantore van het pensioenfonds op een door de pensioengerechtigde aan te wijzen bankrekening. In geval van aanwijzing door de pensioengerechtigde van een bankrekening bij een niet in Nederland gevestigde bankinstelling, is het pensioenfonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen. Dit kan geschieden door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioenen.
3. Het pensioenfonds zal op de uitkeringen de wettelijk voorgeschreven inhoudingen verrichten.
4. Ten onrechte uitbetaalde uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
Artikel 22 – Verval, overdracht en afkoop van kleine pensioenen
1. De pensioenaanspraken vervallen bij het einde van de deelneming als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar € 2,- of minder bedraagt.
2. De pensioenaanspraken worden na het einde van de deelneming overgedragen naar de pensioenuitvoerder waar de betrokken gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar meer bedraagt dan € 2,- en niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
3. Het pensioenfonds kan de pensioenaanspraken afkopen na vijf vergeefse pogingen de pensioenaanspraken over te dragen als bedoeld in het vorige lid, tenzij de gewezen deelnemer niet met de afkoop instemt.
4. De pensioenaanspraken worden bij de ingang van het pensioen afgekocht als het ouderdomspensioen op de pensioendatum per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag, tenzij de gepensioneerde niet met de afkoop instemt.
5. Het bijzonder partnerpensioen wordt na echtscheiding afgekocht als het bij ingang per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. Het (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen wordt bij ingang van het pensioen afgekocht, als het op dat moment per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
6. Indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2019 kan het pensioenfonds pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer laten vervallen als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar € 2,- of minder bedraagt. Indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2018 kan het pensioenfonds:
• pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer overdragen naar de pensioenuitvoerder waar de betrokken gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft, als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag;
• pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer niet eerder dan twee jaar na het einde van de deelneming afkopen als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. Het pensioenfonds kan de pensioenaanspraken alleen afkopen als de gewezen deelnemer
daarmee instemt, tenzij de gewezen deelnemer binnen zes maanden na de termijn van twee jaar over de afkoop wordt geïnformeerd.
7. De van toepassing zijnde factoren voor afkoop zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement en kunnen jaarlijks door het bestuur van het pensioenfonds worden aangepast.
Artikel 23 - Verbod op afkoop of vervreemding van de pensioenen, volmacht
1. De aanspraken ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
3. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
Artikel 24 - Samenloop van uitkeringen
1. Het ouderdomspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement en bijlagen bij dit pensioenreglement, wordt slechts uitgekeerd voor het deel dat het bedrag van dit pensioen uitgaat boven het bedrag of gezamenlijke bedrag van een:
a. door de werkgever aan de deelnemer verstrekte loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek inclusief aanvullingen daarop krachtens enige arbeidsvoorwaardenregeling of CAO;
b. arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement;
c. andere pensioenuitkering of andere periodieke uitkering krachtens enige arbeidsvoor- waardenregeling van de werkgever;
d. uitkering krachtens de WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering of - pensioen welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met de werkgever.
2. Bij voortzetting van het deelnemerschap op grond van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en op grond van een dienstverband bij de werkgever, zal het in lid 1 bepaalde afzonderlijk worden toegepast op de desbetreffende opgebouwde pensioenen.
Artikel 25 - Verplichtingen van de deelnemer, gewezen deelnemer en iedere andere belanghebbende
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit pensioenreglement aanspraak of recht op een pensioen heeft, dan wel voor zo'n pensioen in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken aan het pensioenfonds te worden overlegd die het bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit pensioenreglement noodzakelijk acht en waar het bestuur om heeft verzocht. De (gewezen) deelnemer is verplicht het bestaan van een WIA-uitkering of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 24, lid 1 aan het pensioenfonds te melden.
2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld stelt het bestuur de aanspraak of het recht op pensioen nader vast op grond van de juiste dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend.
3. Indien de (gewezen) deelnemer een derde aansprakelijk kan stellen voor de financiële gevolgen van de ziekte respectievelijk het ongeval van de deelnemer, is de (gewezen) deelnemer verplicht alle medewerking aan het pensioenfonds te verlenen om de financiële gevolgen voor het pensioenfonds in verband met de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid zo mogelijk te verhalen.
4. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het bestuur niet aan de bepalingen in de voorgaande leden is voldaan.
Artikel 26 - Verstrekken van informatie door het pensioenfonds
1. Het pensioenfonds informeert de deelnemer, gewezen deelnemer, aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde conform de bepalingen van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
2. Indien het pensioenfonds niet over het juiste adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde blijkt te beschikken, is het pensioenfonds bevoegd de kosten van het achterhalen van het juiste adres bij betrokkene in rekening te brengen.
Artikel 27 - Wijziging van het pensioenreglement en vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het bestuur is bevoegd dit pensioenreglement te wijzigen met inachtneming van hetgeen daarover in de statuten en de uitvoeringsovereenkomst is bepaald. Het Belanghebbendenorgaan wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen.
2. Indien op enig moment de daartoe bestemde financiële middelen van de Collectiviteitkring niet toereikend zijn om aan de rechten van allen jegens wie het pensioenfonds pensioenverplichtingen heeft, te voldoen, zal het bestuur een besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten nemen..
Het pensioenfonds zal verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen van de Collectiviteitkring of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen van de Collectiviteitkring;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 Pensioenwet.
Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Een voorgenomen besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het Belanghebbendenorgaan.
3. De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenregeling zonder instemming van de werknemer te wijzigen indien er een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever aanwezig is, dat het belang van de werknemer, dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Het pensioenreglement zal in dat geval door het bestuur worden aangepast aan de gewijzigde pensioenregeling, met inachtneming van het bepaalde in de statuten en de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 28 - Bijzondere bepalingen
1. Het bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken indien in een individueel geval een strikte toepassing van het pensioenreglement naar het oordeel van het bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer respectievelijk rechthebbenden door deze afwijking geen vermindering ondergaan. De afwijkende regeling mag niet in strijd zijn met de Pensioenwet of daarop gebaseerde regelgeving en dient schriftelijk te worden vastgelegd.
2. In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, zal het bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit pensioenreglement en de statuten.
3. Het bestuur is bevoegd de krachtens dit pensioenreglement toegekende pensioenaanspraken te verzekeren bij één of meer verzekeringsmaatschappijen in de zin van de Pensioenwet. Een daartoe voorgenomen besluit wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het Belanghebbendenorgaan. Indien het bestuur van deze bevoegdheid gebruik maakt zijn de desbetreffende voorwaarden van verzekering (inclusief de daarin opgenomen beperkingen ten aanzien van de pensioenaanspraken) van toepassing. Deze voorwaarden kunnen door de deelnemer bij het pensioenfonds worden opgevraagd.
4. De tot 1 oktober 2016 in de basispensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds E-Way opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet overgedragen aan het pensioenfonds. Deze pensioenaanspraken maken onderdeel uit van de door de deelnemer te verwerven aanspraken op basis van dit pensioenreglement. Op deze pensioenaanspraken en pensioenrechten worden (voorwaardelijke) toeslagen verstrekt volgens dit pensioenreglement.
5. Voor de deelnemers aan de pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds E-Way die in 2014 arbeidsongeschikt zijn geworden en recht hebben op premievrije voortzetting pensioenopbouw en uit dienst zijn getreden geldt een pensioendatum van 64 jaar zoals bedoeld in Pensioenreglement 2014.
6. Toepassing van dit artikel zal op geen enkele wijze tot extra financiële lasten voor de werkgever leiden.
7. Per 1 januari 2018 zijn alle tot en met 31 december 2017 opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen omgezet naar de pensioendatum als bedoeld in artikel 1 (68 jaar). De factoren voor de omzetting zijn door het bestuur vastgesteld op basis van algemeen aanvaardde grondslagen en actuariële gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in Bijlage 1. In de omzetting zijn opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen niet betrokken.
8. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 18 en 19 is de werkgever Eastman Chemical Middelburg voor de periode van 1 april 2022 tot en met 31 december 2022 de premie verschuldigd die nodig is om 1,875% van de pensioengrondslag op te bouwen. Er is geen recht op een aanvulling uit het Indexatiedepot als bedoeld in artikel 18.
Artikel 29 - Datum van inwerkingtreding van het pensioenreglement
Dit pensioenreglement en de daarbij behorende bijlagen zijn door het bestuur vastgesteld per 28 september 2016 en treden per 1 oktober 2016 in werking. Dit pensioenreglement en de daarbij behorende bijlagen zijn laatstelijk aangepast per 1 januari 2023.
Artikel 30 - Toepasselijk recht en geschillenregeling
1. Op dit pensioenreglement is Nederlands recht van toepassing.
2. Geschillen over dit pensioenreglement worden voorgelegd aan de Geschillencommissie. Deze commissie beoordeelt het geschil volgens de regels van het reglement van de commissie.
Bijlage 1: Aankooptarieven, factoren en herschikking van pensioenmiddelen op basis van pensioenleeftijd 68, omzettingsfactoren naar pensioenleeftijd 68 per 1 juli 2020
In deze bijlage zijn opgenomen de aankooptarieven en factoren die gelden op basis van pensioenleeftijd 68 jaar.
De aankooptarieven en factoren die gelden voor reeds opgebouwde aanspraken die niet zijn omgerekend (conversie) naar leeftijd 68, blijven relevant en zijn op te vragen bij de administrateur van deze pensioenregeling.
Algemene bepalingen
1. Indien een ingangsdatum of leeftijd ligt tussen de in de voorgaande artikelen genoemde data of leeftijden, wordt de koopsom of het percentage op die tussenliggende datum of leeftijd naar rato vastgesteld.
2. De in deze bijlage opgenomen factoren en afkoopvoet gelden vanaf 1 juli 2022 tot 1 juli 2023. Het bestuur zal de genoemde grootheden – voor het verlopen van de geldende periode en gehoord de actuaris – vaststellen voor een nader door het bestuur te bepalen periode die ingaat op het moment dat de vorige periode verloopt.
3. De factoren zijn vastgesteld op basis van de volgende flexibiliseringsvolgorde (art. 9 lid 2):
1. Besteding spaarsaldo (DC kapitaal).
2. Het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan / Het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan.
3. Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan.
4. Het ouderdomspensioen omzetten in een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen / Het partnerpensioen omzetten in een hoger ouderdomspensioen.
5. Omzetting ouderdomspensioen in AOW-compensatie.
6. De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren.
Flexibiliseringsfactoren
1. Besteding spaarsaldo (DC kapitaal)
Besteding spaarsaldo ten behoeve van direct ingaand partnerpensioen.
Leeftijd | Koopsom (1 euro OP68) | Leeftijd | Koopsom (1 euro OP68) | Leeftijd | Koopsom (1 euro OP68) | ||
15 | 65,699 | 44 | 44,447 | 72 | 18,376 | ||
16 | 65,101 | 45 | 43,571 | 73 | 17,461 | ||
17 | 64,496 | 46 | 42,686 | 74 | 16,556 | ||
18 | 63,882 | 47 | 41,796 | 75 | 15,663 | ||
19 | 63,259 | 48 | 40,899 | 76 | 14,785 | ||
20 | 62,627 | 49 | 39,994 | 77 | 13,922 | ||
21 | 61,985 | 50 | 39,083 | 78 | 13,076 | ||
22 | 61,334 | 51 | 38,164 | 79 | 12,251 | ||
23 | 60,672 | 52 | 37,243 | 80 | 11,447 | ||
24 | 60,001 | 53 | 36,315 | 81 | 10,671 | ||
25 | 59,319 | 54 | 35,383 | 82 | 9,924 | ||
26 | 58,627 | 55 | 34,446 | 83 | 9,207 | ||
27 | 57,925 | 56 | 33,506 | 84 | 8,522 | ||
28 | 57,212 | 57 | 32,562 | 85 | 7,867 | ||
29 | 56,490 | 58 | 31,615 | 86 | 7,251 | ||
30 | 55,758 | 59 | 30,666 | 87 | 6,674 | ||
31 | 55,015 | 60 | 29,715 | 88 | 6,137 | ||
32 | 54,261 | 61 | 28,765 | 89 | 5,634 | ||
33 | 53,497 | 62 | 27,814 | 90 | 5,171 | ||
34 | 52,723 | 63 | 26,862 | 91 | 4,751 | ||
35 | 51,939 | 64 | 25,909 | 92 | 4,359 | ||
36 | 51,145 | 65 | 24,955 | 93 | 4,001 | ||
37 | 50,341 | 66 | 24,004 | 94 | 3,675 | ||
38 | 49,527 | 67 | 23,055 | 95 | 3,381 | ||
39 | 48,703 | 68 | 22,107 | 96 | 3,116 | ||
40 | 47,869 | 69 | 21,166 | 97 | 2,879 | ||
41 | 47,027 | 70 | 20,229 | 98 | 2,668 | ||
42 | 46,176 | 71 | 19,298 | 99 | 2,480 | ||
43 | 45,316 | 100 | 2,317 |
Besteding spaarsaldo ten behoeve van ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 68.
Leeftijd | Koopsom (1 euro OP68) |
55 | 19,314 |
56 | 19,430 |
57 | 19,550 |
58 | 19,676 |
59 | 19,809 |
60 | 19,949 |
61 | 20,096 |
62 | 20,249 |
63 | 20,408 |
64 | 20,575 |
65 | 20,749 |
66 | 20,930 |
67 | 21,120 |
68 | 21,318 |
69 | 21,535 |
70 | 21,779 |
71 | 22,051 |
72 | 22,358 |
73 | 22,702 |
74 | 23,089 |
75 | 23,526 |
2. Het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan / Het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan.
Pensioen leeftijd | Factor OP 68 |
55 | 57,2% |
56 | 59,2% |
57 | 61,4% |
58 | 63,7% |
59 | 66,2% |
60 | 68,9% |
61 | 71,7% |
62 | 74,9% |
63 | 78,2% |
64 | 81,9% |
65 | 85,9% |
66 | 90,2% |
67 | 94,9% |
68 | 100,0% |
69 | 105,7% |
70 | 112,0% |
71 | 119,0% |
72 | 126,9% |
73 | 135,7% |
74 | 145,8% |
75 | 157,1% |
3. Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan.
De deelnemer kan het tot het tijdstip van ingang het opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk laten ingaan (deeltijdpensionering). Bij het vaststellen van de grootte van de pensioenen zal rekening worden gehouden met de grootte van de vermindering van de arbeidsduur die ten grondslag ligt aan de deeltijdpensionering.
4. Het ouderdomspensioen omzetten in een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen.
Uitruil ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 68 in partnerpensioen bij uitdiensttreding.
Leeftijd | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | ||
21 | 3,439 | 38 | 3,053 | 55 | 2,873 | ||
22 | 3,414 | 39 | 3,033 | 56 | 2,883 | ||
23 | 3,390 | 40 | 3,014 | 57 | 2,896 | ||
24 | 3,367 | 41 | 2,995 | 58 | 2,914 | ||
25 | 3,343 | 42 | 2,977 | 59 | 2,937 | ||
26 | 3,320 | 43 | 2,961 | 60 | 2,965 | ||
27 | 3,296 | 44 | 2,945 | 61 | 2,998 | ||
28 | 3,273 | 45 | 2,930 | 62 | 3,037 | ||
29 | 3,249 | 46 | 2,916 | 63 | 3,081 | ||
30 | 3,227 | 47 | 2,904 | 64 | 3,133 | ||
31 | 3,204 | 48 | 2,893 | 65 | 3,192 | ||
32 | 3,181 | 49 | 2,883 | 66 | 3,259 | ||
33 | 3,159 | 50 | 2,875 | 67 | 3,335 | ||
34 | 3,137 | 51 | 2,869 | 68 | 3,422 | ||
35 | 3,116 | 52 | 2,866 | ||||
36 | 3,094 | 53 | 2,865 | ||||
37 | 3,073 | 54 | 2,868 |
Uitruil direct ingaand ouderdomspensioen in partnerpensioen bij pensionering en uitruil partnerpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen bij pensionering.
Uitruil ouderdomspensioen in nabetaandenpensioen bij pensionering | Uitruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen bij pensionering | ||
(Pensioen) leeftijd | Ruilvoet | (Pensioen) leeftijd | Xxxxxxxx |
00 | 5,026 | 55 | 0,199 |
56 | 4,871 | 56 | 0,205 |
57 | 4,721 | 57 | 0,212 |
58 | 4,577 | 58 | 0,218 |
59 | 4,439 | 59 | 0,225 |
60 | 4,306 | 60 | 0,232 |
61 | 4,178 | 61 | 0,239 |
62 | 4,056 | 62 | 0,247 |
63 | 3,938 | 63 | 0,254 |
64 | 3,825 | 64 | 0,261 |
65 | 3,717 | 65 | 0,269 |
66 | 3,614 | 66 | 0,277 |
67 | 3,516 | 67 | 0,284 |
68 | 3,422 | 68 | 0,292 |
69 | 3,308 | 69 | 0,302 |
70 | 3,197 | 70 | 0,313 |
71 | 3,088 | 71 | 0,324 |
72 | 2,983 | 72 | 0,335 |
73 | 2,881 | 73 | 0,347 |
74 | 2,782 | 74 | 0,359 |
75 | 2,687 | 75 | 0,372 |
5. Omzetting ouderdomspensioen in AOW-compensatie.
De deelnemer die gebruik maakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen vóór de AOW- gerechtigde leeftijd in te laten gaan, heeft de mogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen zodanig te variëren dat over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot aan de eerste van de maand waarin betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, kan worden voorzien in een extra ouderdomspensioen ter grootte van maximaal twee maal de AOW-uitkering. Daarbij wordt onder AOW verstaan de voor die jaren geldende uitkering voor een gehuwd persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering. De (gewezen) deelnemer kan uitsluitend in geval van volledige pensionering ouderdomspensioen omzetten in AOW-compensatie.
Uitruil direct ingaand ouderdomspensioen in direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen tot de AOW datum.
uitkering tot leeftijd | |||||||
Pensioen- leeftijd | 65 | 65 9/12 | 66 | 66 4/12 | 66 8/12 | 67 | 67 4/12 |
55 | 2,989 | 2,789 | 2,729 | 2,653 | 2,582 | 2,514 | 2,450 |
56 | 3,219 | 2,980 | 2,909 | 2,819 | 2,736 | 2,657 | 2,583 |
57 | 3,507 | 3,216 | 3,130 | 3,022 | 2,923 | 2,829 | 2,743 |
58 | 3,880 | 3,514 | 3,407 | 3,275 | 3,154 | 3,041 | 2,937 |
59 | 4,377 | 3,900 | 3,764 | 3,598 | 3,446 | 3,307 | 3,179 |
60 | 5,075 | 4,423 | 4,242 | 4,023 | 3,827 | 3,649 | 3,488 |
61 | 6,122 | 5,166 | 4,912 | 4,610 | 4,344 | 4,107 | 3,896 |
62 | 7,868 | 6,307 | 5,917 | 5,468 | 5,083 | 4,749 | 4,458 |
63 | 11,354 | 8,278 | 7,594 | 6,842 | 6,226 | 5,714 | 5,280 |
64 | 21,744 | 12,492 | 10,942 | 9,391 | 8,227 | 7,321 | 6,597 |
1/12 | 23,645 | 13,077 | 11,384 | 9,710 | 8,467 | 7,508 | 6,745 |
2/12 | 25,927 | 13,724 | 11,866 | 10,053 | 8,723 | 7,705 | 6,901 |
3/12 | 28,715 | 14,444 | 12,394 | 10,424 | 8,996 | 7,914 | 7,066 |
4/12 | 32,201 | 15,248 | 12,975 | 10,826 | 9,289 | 8,137 | 7,240 |
5/12 | 36,683 | 16,154 | 13,618 | 11,263 | 9,604 | 8,373 | 7,424 |
6/12 | 42,658 | 17,181 | 14,332 | 11,740 | 9,944 | 8,626 | 7,619 |
7/12 | 51,024 | 18,356 | 15,131 | 12,262 | 10,310 | 8,896 | 7,825 |
8/12 | 63,573 | 19,712 | 16,031 | 12,837 | 10,708 | 9,186 | 8,045 |
9/12 | 84,487 | 21,297 | 17,051 | 13,474 | 11,140 | 9,497 | 8,279 |
10/12 | 126,316 | 23,171 | 18,218 | 14,181 | 11,612 | 9,833 | 8,529 |
11/12 | 251,803 | 25,423 | 19,566 | 14,972 | 12,129 | 10,195 | 8,796 |
65 | 28,181 | 21,141 | 15,863 | 12,698 | 10,588 | 9,082 | |
1/12 | 31,601 | 22,982 | 16,862 | 13,320 | 11,010 | 9,385 | |
2/12 | 35,935 | 25,157 | 17,986 | 14,001 | 11,464 | 9,708 | |
3/12 | 41,775 | 27,846 | 19,299 | 14,771 | 11,967 | 10,060 | |
4/12 | 49,878 | 31,175 | 20,817 | 15,630 | 12,516 | 10,439 | |
5/12 | 62,170 | 35,502 | 22,632 | 16,616 | 13,130 | 10,856 | |
6/12 | 82,340 | 41,183 | 24,779 | 17,727 | 13,803 | 11,305 | |
7/12 | 123,358 | 49,264 | 27,449 | 19,032 | 14,569 | 11,805 | |
8/12 | 248,461 | 61,454 | 30,805 | 20,562 | 15,436 | 12,359 | |
9/12 | 81,279 | 35,025 | 22,331 | 16,395 | 12,957 | ||
10/12 | 121,933 | 40,804 | 24,512 | 17,523 | 13,640 | ||
11/12 | 239,294 | 48,676 | 27,106 | 18,789 | 14,382 | ||
66 | 60,884 | 30,457 | 20,315 | 15,245 | |||
1/12 | 81,033 | 34,687 | 22,079 | 16,202 | |||
2/12 | 120,774 | 40,241 | 24,165 | 17,279 | |||
3/12 | 241,551 | 48,094 | 26,742 | 18,537 | |||
4/12 | 59,755 | 29,933 | 19,991 | ||||
5/12 | 79,379 | 34,080 | 21,731 | ||||
6/12 | 117,874 | 39,525 | 23,788 | ||||
7/12 | 234,448 | 47,271 | 26,347 | ||||
8/12 | 58,954 | 29,563 | |||||
9/12 | 77,955 | 33,607 | |||||
10/12 | 116,918 | 39,146 | |||||
11/12 | 229,395 | 46,694 | |||||
67 | 58,404 | ||||||
1/12 | 77,718 | ||||||
2/12 | 115,810 | ||||||
3/12 | 231,577 |
Het gewenste maandbedrag aan AOW-compensatie dient uitgedrukt te worden in een jaarbedrag (ook als de duur van de uitkering korter is dan één jaar). Vervolgens kan het gewenste jaarbedrag gedeeld worden door de factor in de tabel om de aftrek op het direct ingaand levenslange ouderdomspensioen te bepalen.
6. De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren.
De (gewezen) deelnemer kan uitsluitend in geval van volledige pensionering, de hoogte van het ouderdomspensioen variëren waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering.
Uitruil direct ingaand ouderdomspensioen in direct ingaand tijdelijk hoog ouderdomspensioen waarbij de lage uitkering 75% bedraagt van de hoge uitkering.
Aantal jaren hogere uitkering | |||||||||||
Leef- tijd | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
55 | 1,333 | 1,318 | 1,304 | 1,290 | 1,276 | 1,262 | 1,249 | 1,236 | 1,223 | 1,211 | 1,200 |
56 | 1,333 | 1,318 | 1,303 | 1,288 | 1,274 | 1,260 | 1,247 | 1,233 | 1,221 | 1,208 | 1,196 |
57 | 1,333 | 1,318 | 1,302 | 1,287 | 1,272 | 1,258 | 1,244 | 1,231 | 1,218 | 1,205 | 1,193 |
58 | 1,333 | 1,317 | 1,301 | 1,286 | 1,271 | 1,256 | 1,242 | 1,228 | 1,215 | 1,202 | 1,189 |
59 | 1,333 | 1,317 | 1,300 | 1,284 | 1,269 | 1,254 | 1,239 | 1,225 | 1,211 | 1,198 | 1,186 |
60 | 1,333 | 1,316 | 1,299 | 1,283 | 1,267 | 1,251 | 1,236 | 1,222 | 1,208 | 1,194 | 1,182 |
61 | 1,333 | 1,315 | 1,298 | 1,281 | 1,265 | 1,249 | 1,233 | 1,219 | 1,204 | 1,191 | 1,177 |
62 | 1,333 | 1,315 | 1,297 | 1,279 | 1,262 | 1,246 | 1,230 | 1,215 | 1,200 | 1,186 | 1,173 |
63 | 1,333 | 1,314 | 1,296 | 1,277 | 1,260 | 1,243 | 1,227 | 1,211 | 1,196 | 1,182 | 1,168 |
64 | 1,333 | 1,313 | 1,294 | 1,275 | 1,257 | 1,240 | 1,223 | 1,207 | 1,192 | 1,177 | 1,163 |
65 | 1,333 | 1,313 | 1,293 | 1,273 | 1,255 | 1,237 | 1,220 | 1,203 | 1,188 | 1,172 | 1,158 |
66 | 1,333 | 1,312 | 1,291 | 1,271 | 1,252 | 1,233 | 1,216 | 1,199 | 1,183 | 1,167 | 1,153 |
67 | 1,333 | 1,311 | 1,289 | 1,269 | 1,249 | 1,230 | 1,212 | 1,194 | 1,178 | 1,162 | 1,147 |
68 | 1,333 | 1,310 | 1,288 | 1,266 | 1,245 | 1,226 | 1,207 | 1,189 | 1,172 | 1,156 | 1,141 |
69 | 1,333 | 1,309 | 1,286 | 1,263 | 1,242 | 1,222 | 1,202 | 1,184 | 1,167 | 1,150 | 1,135 |
70 | 1,333 | 1,308 | 1,283 | 1,260 | 1,238 | 1,217 | 1,197 | 1,178 | 1,161 | 1,144 | 1,128 |
71 | 1,333 | 1,307 | 1,281 | 1,257 | 1,234 | 1,212 | 1,192 | 1,173 | 1,154 | 1,137 | 1,122 |
72 | 1,333 | 1,305 | 1,279 | 1,253 | 1,230 | 1,207 | 1,186 | 1,166 | 1,148 | 1,131 | 1,115 |
73 | 1,333 | 1,304 | 1,276 | 1,250 | 1,225 | 1,202 | 1,180 | 1,160 | 1,141 | 1,124 | 1,107 |
74 | 1,333 | 1,302 | 1,273 | 1,246 | 1,220 | 1,196 | 1,174 | 1,153 | 1,134 | 1,116 | 1,100 |
75 | 1,333 | 1,300 | 1,270 | 1,241 | 1,214 | 1,190 | 1,167 | 1,146 | 1,126 | 1,109 | 1,093 |
Afkoopfactoren
Afkoop ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 68 en latent partnerpensioen.
Afkoopfactoren ouderdoms- pensioen na uitdiensttreding | Afkoopfactoren latent partnerpensioen | ||
Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd partner | Factoren |
18 | 12,275 | 18 | 3,410 |
19 | 12,403 | 19 | 3,474 |
20 | 12,531 | 20 | 3,538 |
21 | 12,659 | 21 | 3,602 |
22 | 12,788 | 22 | 3,666 |
23 | 12,917 | 23 | 3,730 |
24 | 13,047 | 24 | 3,794 |
25 | 13,176 | 25 | 3,859 |
26 | 13,306 | 26 | 3,925 |
27 | 13,435 | 27 | 3,991 |
28 | 13,564 | 28 | 4,058 |
29 | 13,693 | 29 | 4,125 |
30 | 13,822 | 30 | 4,193 |
31 | 13,950 | 31 | 4,263 |
32 | 14,077 | 32 | 4,332 |
33 | 14,204 | 33 | 4,402 |
34 | 14,330 | 34 | 4,473 |
35 | 14,455 | 35 | 4,544 |
36 | 14,579 | 36 | 4,615 |
37 | 14,701 | 37 | 4,686 |
38 | 14,823 | 38 | 4,758 |
39 | 14,943 | 39 | 4,829 |
40 | 15,061 | 40 | 4,900 |
41 | 15,177 | 41 | 4,971 |
42 | 15,291 | 42 | 5,042 |
43 | 15,404 | 43 | 5,111 |
44 | 15,515 | 44 | 5,180 |
45 | 15,624 | 45 | 5,248 |
46 | 15,731 | 46 | 5,313 |
47 | 15,835 | 47 | 5,378 |
48 | 15,938 | 48 | 5,439 |
49 | 16,038 | 49 | 5,500 |
50 | 16,135 | 50 | 5,557 |
51 | 16,229 | 51 | 5,611 |
52 | 16,321 | 52 | 5,661 |
53 | 16,412 | 53 | 5,709 |
54 | 16,503 | 54 | 5,752 |
55 | 16,594 | 55 | 5,791 |
56 | 16,687 | 56 | 5,825 |
57 | 16,782 | 57 | 5,852 |
58 | 16,879 | 58 | 5,874 |
59 | 16,980 | 59 | 5,890 |
60 | 17,085 | 60 | 5,899 |
61 | 17,196 | 61 | 5,900 |
62 | 17,312 | 62 | 5,894 |
63 | 17,434 | 63 | 5,881 |
64 | 17,562 | 64 | 5,858 |
65 | 17,696 | 65 | 5,828 |
66 | 17,836 | 66 | 5,788 |
67 | 17,981 | 67 | 5,739 |
68 | 18,133 | 68 | 5,682 |
69 | 18,292 | 69 | 5,613 |
70 | 18,458 | 70 | 5,534 |
71 | 18,630 | 71 | 5,445 |
72 | 18,820 | 72 | 5,385 |
73 | 19,030 | 73 | 5,318 |
74 | 19,267 | 74 | 5,244 |
75 | 19,540 | 75 | 5,163 |
Afkoop direct ingaand partnerpensioen.
Leeftijd partner | Factoren | Leeftijd partner | Factoren | Leeftijd partner | Factoren |
18 | 55,829 | 46 | 37,305 | 74 | 14,469 |
19 | 55,284 | 47 | 36,527 | 75 | 13,689 |
20 | 54,732 | 48 | 35,743 | 76 | 12,921 |
21 | 54,171 | 49 | 34,953 | 77 | 12,167 |
22 | 53,602 | 50 | 34,156 | 78 | 11,428 |
23 | 53,024 | 51 | 33,353 | 79 | 10,707 |
24 | 52,437 | 52 | 32,548 | 80 | 10,004 |
25 | 51,841 | 53 | 31,737 | 81 | 9,326 |
26 | 51,236 | 54 | 30,923 | 82 | 8,673 |
27 | 50,622 | 55 | 30,104 | 83 | 8,046 |
28 | 50,000 | 56 | 29,282 | 84 | 7,447 |
29 | 49,369 | 57 | 28,457 | 85 | 6,875 |
30 | 48,729 | 58 | 27,629 | 86 | 6,337 |
31 | 48,079 | 59 | 26,800 | 87 | 5,832 |
32 | 47,421 | 60 | 25,969 | 88 | 5,363 |
33 | 46,753 | 61 | 25,139 | 89 | 4,924 |
34 | 46,077 | 62 | 24,308 | 90 | 4,519 |
35 | 45,392 | 63 | 23,475 | 91 | 4,152 |
36 | 44,698 | 64 | 22,642 | 92 | 3,810 |
37 | 43,995 | 65 | 21,809 | 93 | 3,497 |
38 | 43,283 | 66 | 20,978 | 94 | 3,212 |
39 | 42,563 | 67 | 20,149 | 95 | 2,954 |
40 | 41,835 | 68 | 19,320 | 96 | 2,723 |
41 | 41,098 | 69 | 18,498 | 97 | 2,516 |
42 | 40,355 | 70 | 17,679 | 98 | 2,331 |
43 | 39,603 | 71 | 16,866 | 99 | 2,168 |
44 | 38,844 | 72 | 16,059 | 100 | 2,025 |
45 | 38,078 | 73 | 15,260 |
Afkoop direct ingaand wezenpensioen.
Leeftijd wees | Factoren |
0 | 17,593 |
1 | 16,731 |
2 | 15,798 |
3 | 14,858 |
4 | 13,910 |
5 | 12,955 |
6 | 11,991 |
7 | 11,019 |
8 | 10,039 |
9 | 9,051 |
10 | 8,055 |
11 | 7,055 |
12 | 6,049 |
13 | 5,629 |
14 | 5,209 |
15 | 4,788 |
16 | 4,367 |
17 | 4,030 |
18 | 3,609 |
19 | 3,188 |
20 | 2,767 |
21 | 2,346 |
22 | 2,009 |
23 | 1,589 |
24 | 1,170 |
25 | 0,751 |
26 | 0,334 |
27 | 0,000 |
Omzettingsfactoren naar pensioenleeftijd 68 per 1 januari 2018
Omzettingsfactoren latent ouderdomspensioen | ||||
Leeftijd | Factor | Leeftijd | Factor | |
15 | 1,05781 | 42 | 1,06092 | |
16 | 1,05794 | 43 | 1,06094 | |
17 | 1,05806 | 44 | 1,06096 | |
18 | 1,05819 | 45 | 1,06096 | |
19 | 1,05832 | 46 | 1,06095 | |
20 | 1,05846 | 47 | 1,0609 | |
21 | 1,0586 | 48 | 1,06096 | |
22 | 1,05872 | 49 | 1,06113 | |
23 | 1,05885 | 50 | 1,06131 | |
24 | 1,05898 | 51 | 1,06151 | |
25 | 1,05912 | 52 | 1,06172 | |
26 | 1,05925 | 53 | 1,06197 | |
27 | 1,05938 | 54 | 1,06224 | |
28 | 1,05951 | 55 | 1,06253 | |
29 | 1,05964 | 56 | 1,06277 | |
30 | 1,05977 | 57 | 1,06298 | |
31 | 1,05989 | 58 | 1,06322 | |
32 | 1,06002 | 59 | 1,0634 | |
33 | 1,06014 | 60 | 1,06343 | |
34 | 1,06025 | 61 | 1,06333 | |
35 | 1,06037 | 62 | 1,0631 | |
36 | 1,06047 | 63 | 1,06275 | |
37 | 1,06056 | 64 | 1,06229 | |
38 | 1,06065 | 65 | 1,06167 | |
39 | 1,06073 | 66 | 1,06094 | |
40 | 1,0608 | 67 | 1,06018 | |
41 | 1,06087 |
Bijlage 2: Overgangsregeling Pensioenreglement 2014
Artikel 1 Werkingssfeer
De bepalingen in deze overgangsregeling zijn van toepassing op:
- de werknemer die op 31 december 2013 deelnemer was in de per die datum geldende pensioen-regeling van Stichting Pensioenfonds E-Way;
- de werknemer die op 31 december 2013 reeds in dienst was maar nog geen deelnemer was in de per die datum geldende pensioenregeling, en
per 1 januari 2014 nog in dienst van de werkgever is.
Voorts is deze overgangsregeling van toepassing op de gewezen deelnemer (lid 4) die akkoord is gegaan met de omzetting per 1 januari 2014 van de opgebouwde pensioenaanspraken van de oude pensioenrichtdatum naar de nieuwe pensioendatum.
Artikel 2
1. De per 31 december 2013 opgebouwde aanspraken van de werknemers die onder de werkingssfeer van deze bijlage vallen, worden per die datum premievrij gemaakt en omgerekend naar aanspraken op nieuwe pensioendatum (67) en het nieuwe opbouwpercentage uit artikel 5 (1,79%) van dit pensioenreglement 2014.
Voor de omrekening op 1 januari 2014 wordt gebruikt gemaakt van door het bestuur vastgestelde sekseneutrale omzettingsfactoren. Voor de omrekening van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensoen naar aanspraken op basis van dit pensioenreglement 2014, wordt uitgegaan van het aantal deelnemersjaren tot 1 januari 2014, dat op basis van het voorafgaande pensioenreglement 2013 in aanmerking werd genomen.
Voorzover de opgebouwde aanspraken na omrekening naar de nieuwe pensioendatum (67 jaar) meer bedragen dan kan worden toegerekend aan het in de vorige volzin bedoelde aantal deelnemersjaren tot 1 januari 2014, wordt het meerdere beschouwd als een extra premievrije aanspraak van de deelnemer. Op deze extra premievrije aanspraak is het bepaalde in artikel 20 lid 4 van het pensioenreglement 2015 van Stichting Pensioenfonds E-Way van overeenkomstige toepassing. Voor de berekening van het ouderdomspensioen worden als deelnemersjaren aangemerkt het totaal aantal jaren dat er sprake is van een dienstverband met de werkgever.
2. Voor de berekening van het partnerpensioen worden in afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 3 van het pensioenreglement 2014 van Stichting Pensioenfonds E-Way, als deelnemersjaren mede in aanmerking genomen de deelnemersjaren, gelegen vóór 1 januari 2014.
3. De opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen werknemer die op 1 januari 2014 gewezen deelnemer is in de per die datum geldende pensioenregeling van het pensioenfonds (slapers), wordt ongewijzigd ingebracht in dit pensioenreglement. Deze opgebouwde aanspraken kunnen op verzoek van de gewezen deelnemer worden omgerekend naar pensioenaanspraken met een pensioendatum op basis van dit pensioenreglement. Voor de
omrekening op 1 januari 2014 wordt gebruikt gemaakt van door het bestuur vastgestelde sekseneutrale omzettingsfactoren.
4. Het bepaalde in artikel 2 van deze overgangsregeling is onverkort van toepassing op de arbeidsongeschikte werknemers die op 31 december 2013 en 1 januari 2014 geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die op genoemde data nog een dienstverband hebben met de werkgever (AOID).
5. De arbeidsongeschikte gewezen werknemers die op 31 december 2013 en 1 januari 2014 geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die op genoemde data geen dienstverband meer hebben met de werkgever (AOUD) behouden de pensioenopbouw op basis van het pensioenreglement dat van toepassing was op het moment van uitdiensttreding.
Bijlage 3: Overgangsregelingen inzake arbeidsongeschiktheid Artikel 1 - Werkingssfeer
De bepalingen in deze overgangsregeling zijn uitsluitend van toepassing op de werknemer die
op 31 december 2005 deelnemer in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds E-Way is en dit op 1 januari 2006 nog is; en voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden in de zin van de WAO en dat op 31 december 2005 en 1 januari daaropvolgende nog steeds is.
In deze overgangsbepalingen worden dezelfde begrippen gehanteerd als de begrippen in de statuten en Pensioenreglement Xxxxx 00, xxxxxx anders wordt aangegeven.
Artikel 2 - WAO-hiaatpensioen
De deelnemer in de zin van artikel 1 die tijdens het deelnemerschap arbeidsongeschikt is geworden heeft recht op WAO-hiaatpensioen.
Het WAO-hiaatpensioen gaat in op de dag waarop de vervolguitkering ingevolge de per
1 juni 1999 geldende WAO ingaat. Het WAO-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot de in dat reglement geldende pensioenrichtdatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheid of het eerdere overlijden van de gerechtigde.
Het WAO-hiaatpensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van 2% x (65 jaar min de leeftijd) x (pensioengevend salaris min het wettelijk minimum loon). Voor de vaststelling van het WAO- hiaatpensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris tot ten hoogste het maximum WAO- uitkeringsdagloon conform de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen;
het wettelijk minimumloon conform de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag;
zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt. De leeftijd is de leeftijd in volle jaren die betrokkene bereikt heeft op de dag waarop de WAO-uitkering ingaat. Bij de berekening van het WAO-hiaatpensioen wordt uitgegaan van het feitelijke pensioengevend salaris en deeltijdpercentage.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 bedoelde WAO-hiaatpensioen gedeeltelijk uitgekeerd overeenkomstig de volgende tabel:
Uitkeringspercentages WAO-hiaatpensioen | |
Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van | Bedraagt het uitkeringspercentage |
80% of meer | 100% |
65% tot 80% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% |
45% tot 55% | 50% |
35% tot 45% | 40% |
Uitkeringspercentages WAO-hiaatpensioen | |
Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van | Bedraagt het uitkeringspercentage |
25% tot 35% | 30% |
15% tot 25% | 20% |
0% tot 15% | 0% |
In afwijking op het bepaalde in lid 4 wordt in geval van wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband met de werkgever, het WAO- hiaatpensioen dienovereenkomstig aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid;
een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid mits deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan tijdens het deelnemerschap de WAO-uitkering werd toegekend. Het Bestuur is bevoegd de uitbetaling van de verhoging van het WAO-hiaatpensioen afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan tijdens het deelnemerschap de WAO-uitkering werd toegekend.
Geen recht op WAO-hiaatpensioen bestaat, indien de deelnemer bij aanvang van het dienstverband reeds geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is.
Wel recht op WAO-hiaatpensioen bestaat in geval het arbeidsongeschiktheidspercentage tijdens het dienstverband toeneemt als gevolg van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het dienstverband met de werkgever de basis vormde van de op genoemd tijdstip reeds aanwezige WAO-uitkering. Recht op WAO-hiaatpensioen bestaat in dat geval naar rato van de toename van het percentage van arbeidsongeschiktheid.
Het bestuur is bevoegd de uitkering van WAO-hiaatpensioen afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage het gevolg is van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het dienstverband aanwezig was.
Ingeval de werknemer nog niet aan de in artikel 2 lid 1 van het pensioenreglement genoemde leeftijdseis voldoet, dan is deze als adspirant-deelnemer verzekerd voor het risico van arbeidsongeschiktheid door middel van een aanspraak op WAO-hiaatpensioen. De hoogte van het WAO-hiaatpensioen wordt voor deze werknemers op dezelfde wijze vastgesteld als voor een deelnemer.
Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioeningangsdatum vervalt de aanspraak op WAO-hiaatpensioen.
Gedurende het ouderschapsverlof op grond van de artikelen 6:1 tot en met 6:9 van de Wet arbeid en zorg zal de aanspraak op WAO-hiaatpensioen in stand worden gehouden als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan. Gedurende een periode van verlof als bedoeld in de arbeidsvoorwaarden van de werkgever – anders dan het ouderschapsverlof – zal de aanspraak op WAO-hiaatpensioen in stand worden gehouden als ware de deelnemer niet met verlof gegaan, mits de deelnemer en de werkgever dit overeenkomen en het bestuur hiermee instemt.
Het WAO-hiaatpensioen wordt gefinancierd op risicobasis.
Artikel 3 - Arbeidsongeschiktheidspensioen
In plaats van de bepalingen van artikel 6 in het pensioenreglement geldt voor de deelnemers als bedoeld in artikel 1 van deze overgangsregelingen het volgende:
Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer als bedoeld in artikel 1 die tijdens het deelnemerschap recht op een WAO-uitkering krijgt toegekend.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheids- pensioen wordt uitgekeerd tot de in het destijds geldende reglement geldende pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheid of het eerdere overlijden van de gerechtigde.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend salaris boven het maximum WAO-uitkeringsdagloon conform de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris zoals dit geldt op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 bedoelde arbeidsongeschiktheidspensioen gedeeltelijk uitgekeerd overeenkomstig de volgende tabel:
Uitkeringspercentages arbeidsongeschiktheidspensioen | |
Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van | Bedraagt het uitkeringspercentage |
80% of meer | 100% |
65% tot 80% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% |
45% tot 55% | 50% |
35% tot 45% | 40% |
25% tot 35% | 30% |
15% tot 25% | 20% |
0% tot 15% | 0% |
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt bepaald door de beschikking die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) wordt afgegeven.
In afwijking op het bepaalde in lid 4 wordt in geval van wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband met de werkgever, het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
- een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid;
- een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid mits deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan tijdens het deelnemerschap de WAO-uitkering werd toegekend. Het Bestuur is bevoegd de uitbetaling van de verhoging van het arbeidsongeschiktheidspensioen afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan tijdens het deelnemerschap de WAO-uitkering werd toegekend.
Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, indien de deelnemer bij aanvang van het dienstverband reeds geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid is.
Wel recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat in geval het arbeidsongeschiktheids-percentage tijdens het dienstverband toeneemt als gevolg van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het dienstverband van de basis vormde van de op genoemd tijdstip reeds aanwezige WAO-uitkering. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat in dat geval naar rato van de toename van het percentage van arbeidsongeschiktheid.
Het bestuur is bevoegd de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage het gevolg is van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het dienstverband aanwezig was.
Artikel 4 - Voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
In plaats van de bepalingen van artikel 15 in het pensioenreglement geldt voor de deelnemers als bedoeld in artikel 1 van deze overgangsregelingen het volgende:
Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin de betrokkene geen dienstverband heeft, wordt de pensioenopbouw voor rekening van het pensioenfonds voortgezet vanaf het tijdstip waarop het dienstverband eindigt tot de pensioendatum.
Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin de betrokkene geen dienstverband heeft wordt de pensioenopbouw voor rekening van het pensioenfonds voortgezet naar rato van de arbeidsongeschiktheid conform het bepaalde in lid 3 en conform door het bestuur aan te geven aanwijzingen. Bij beëindiging van het dienstverband zal voor het gedeelte van de pensioenopbouw dat niet wordt voortgezet in verband met arbeidsongeschiktheid, worden gehandeld overeenkomstig artikel 14.
De voortzetting van de pensioenopbouw geschiedt op basis van het in de WAO vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en conform de in artikel 2 lid 4 opgenomen tabel.
De voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5 vindt plaats op basis van de pensioengrondslag zoals deze geldt op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt. De voortzetting van de stortingen door de werkgever als bedoeld in de artikelen 8 en – indien van toepassing – 9 van het pensioenreglement, vindt uitsluitend plaats op basis van het percentage dat geldt op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt. De bijdragen van de deelnemer in de spaarmodule zoals vastgelegd in het bestuursbesluit bijsparen zal premievrij worden voortgezet, echter maximaal voor de helft van de werkgeversbijdrage in de Vroeg- en
Excedentmodule en onder de voorwaarde dat de deelnemer ten minste 1 jaar heeft deelgenomen aan de spaarmodule.
Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin het dienstverband van de betrokkene wordt voortgezet, zal de pensioenopbouw als bedoeld in lid 2 en de pensioenopbouw uit hoofde van het dienstverband geacht voort te duren tot in het destijds geldende reglement geldende pensioendatum. De voortzetting van de pensioenopbouw zal niet hoger zijn dan de pensioenopbouw geweest zou zijn, indien de betrokkene niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt zou zijn geworden.
Vervroeging of uitstel van het ingangstijdstip van het krachtens dit artikel opgebouwde ouderdomspensioen is niet mogelijk in geval van gehele arbeidsongeschiktheid. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is vervroeging of uitstel als bedoeld in eerste volzin uitsluitend mogelijk voor het deel dat de deelnemer arbeidsgeschikt is.
Het bepaalde in artikel 2 lid 5 en 6 is op de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid overeenkomstig van toepassing.
Bij voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid van een deeltijdwerknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage zoals dit gold op het tijdstip van aanvang van de voortzetting van de pensioenopbouw.
Artikel 5 - Samenloop van uitkeringen
In afwijking van artikel 26 lid 1 sub b van het pensioenreglement geldt voor de deelnemers als bedoeld in artikel 1 van deze overgangsregelingen het volgende:
b) WAO-hiaat- of arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement.
Bijlage 4: Overgangsregelingen ‘Hercules-groep’
Voor aanspraken op partnerpensioen die zijn verworven op grond van het Pensioenreglement 1997 van Stichting Pensioenfonds Hercules Nederland geldt dat na ingang van het partnerpensioen als gevolg van overlijden vòòr de 65-jarige leeftijd een aanvulling op het partnerpensioen wordt uitgekeerd. Het Bestuur stelt jaarlijks de hoogte van de aanvulling vast. Deze aanvulling is gebaseerd op verschillen in sociale premies voor en na 65 jaar.