Samenwerkings- en resultaatafspraken Delft 2024-2027
Samenwerkings- en resultaatafspraken Delft 2024-2027
Dit document bevat de afspraken over Voor- en Vroegschoolse educatie die gemeente en OAB- partners in Delft aangaan voor de nieuwe beleidsperiode 2024-2027.
1. Doelgroep voor- en vroegschoolse educatie
Doelgroep
Tot de VVE-doelgroep in Delft behoren kinderen die een door JGZ geconstateerde
ontwikkelings-/onderwijsachterstand hebben of een verhoogd risico daarop. Dit kan zich uiten in een achterstand op een of meer van de volgende gebieden: sociaal-emotionele ontwikkeling, spraakontwikkeling, spelontwikkeling, motorische ontwikkeling, ontluikende/beginnende
geletterdheid en/of ontluikende/beginnende gecijferdheid.
Signalering en indicering
JGZ (consultatiebureau voor kind en jeugd) signaleert of een kind een (risico op een)
onderwijsachterstand heeft. Peuters die tot de doelgroep behoren krijgen een indicatie voor VVE, gebaseerd op de hieronder benoemde indicatoren en criteria. Hierbij wordt gekeken naar zowel de objectieve ontwikkeling van het kind als de situatie van de ouder(s)1 van het kind. Een (verhoogd
risico op) onderwijsachterstand wordt vastgesteld aan de hand van een of meer van de volgende indicatoren en bijbehorende criteria:
• Opleidingsniveau ouder(s)
Criterium: Het opleidingsniveau van de verzorgende ouder is maximaal VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg, voortgezet speciaal onderwijs (VSO) of maximaal twee klassen/leerjaren in een andere VO-opleiding.
• Werkelijke achterstand
Taalachterstanden bij kinderen van 0-4 jaar worden gesignaleerd met behulp van het Van
Wiechenonderzoek. Indien hier uitkomt dat er sprake is van een (dreigende) taalspraakachterstand komt een kind in aanmerking voor een VVE-indicatie.
• Onvoldoende taalaanbod
Er is sprake van een niet-stimulerende taalomgeving in de thuissituatie en/of onvoldoende
Nederlands taalaanbod in de thuissituatie. Van onvoldoende taalaanbod is sprake wanneer in het gezin minder dan 50% Nederlands gesproken wordt in het dagelijkse leven. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden:
o wanneer een of beide ouder(s) hoogopgeleid is,
o wanneer xxxxx(s) in Nederland verblijven op basis van een expat status,
o beide kunnen een uitsluitingscriterium zijn voor een indicatie op grond van onvoldoende taalaanbod.
1 Onder ouder(s) verstaan we in dit document tevens de wettelijk toegewezen verzorger(s) van een kind.
• Sociaal-emotionele gronden
Dit betreft het risico op achterstanden op basis van sociaal-emotionele gronden, vastgesteld d.m.v. een checklist door JGZ. De checklist besteedt bijvoorbeeld expliciet aandacht aan de aanwezigheid van een samenhangende complexe problematiek en/of duurzame armoedeproblematiek. Ook
'isolement' van een gezin wordt hierin als factor meegewogen.
Naast deze 4 indicatoren speelt de professionele inschatting van de jeugdverpleegkundige/ jeugdarts en die van de kinderopvang, als het kind al deelneemt aan de kinderopvang, een rol bij het afgeven van een verwijzing VVE. Verwijzing is altijd maatwerk.
Uitsluitingscriterium
Het kan zijn dat een peuter wel aan de criteria voor een VVE-indicatie voldoet, maar dat er hiernaast sprake is van een zichtbare bredere ontwikkelingsproblematiek. In dat geval geeft JGZ geen indicatie af. Achterstand die veroorzaakt wordt door een ontwikkelstoornis vraagt andere en
gespecialiseerdere ondersteuning/interventies dan het aanbod van VVE.
Signalering door voorschoolse voorziening
Voorschoolse voorzieningen kunnen op grond van hun expertise adviseren een kind zonder VVE- indicatie alsnog te laten indiceren door JGZ.
2. Bereik en toeleiding
Bereik
De gemeente is verantwoordelijk voor voldoende voorschoolse voorzieningen, in aantal en spreiding. JGZ zorgt voor de indicering en toeleiding van kinderen met risico op een onderwijsachterstand. De feitelijke verantwoordelijkheid voor inschrijving en deelname aan voorschoolse educatie ligt bij de ouder(s).
Het is voor de ontwikkeling van de geïndiceerde peuters van belang dat zij ook daadwerkelijk op een (VVE-geregistreerde) kinderopvang geplaatst worden. Over de registratie en monitoring van deze
peuters zijn de volgende basisafspraken gemaakt:
Bereik VVE-geïndiceerde peuters
• Het bereik van geïndiceerde peuters wordt door de partners geregistreerd en gemonitord.
• Van iedere geïndiceerde peuter houdt JGZ bij of hij/zij ook daadwerkelijk geplaatst is op een voorschoolse voorziening met VVE-aanbod. Dit zien we als bereikte kinderen.
• Als een peuter geplaatst wordt op een formele voorschoolse voorziening zonder specifiek VVE-aanbod, zien we dit niet als bereikt maar ook niet als geheel non-bereik.
Hoewel een voorziening met VVE-aanbod de voorkeur heeft, is het kind in beeld bij
pedagogisch professionals en volgt een pedagogisch doordacht programma samen met andere kinderen. Bij de registratie maakt JGZ inzichtelijk of een peuter op een kinderopvang met VVE of zonder VVE is geplaatst.
• Als een kind ingeschreven is op een kinderopvanglocatie, maar (nog) niet is geplaatst,
registreert JGZ dit apart als bereik-geen plaatsing. Een factor die hierin kan meespelen is
bijvoorbeeld een wachtlijst. Het ‘bereik-geen plaatsing’ als gevolg van een wachtlijst zien we als onwenselijk. Daarom monitoren we dit apart, zodat hierop adequaat kan worden
ingespeeld.
• Voor het zo snel mogelijk plaatsen van doelgroep peuters wordt er ingezet op een peuterconsulent.
• De peuterconsulent maakt lege plekken en wachtlijsten inzichtelijk. Dit met behulp van VSV.
Registratie non-bereik VVE-geïndiceerde peuters2
• Als een peuter wel een VVE-indicatie heeft maar niet op een voorschoolse voorziening wordt geplaatst, is er sprake van non-bereik.
• Vanuit de VVE doelstellingen bezien is een plaatsing bij gastouders of informele opvang (opa's, oma's) ook een vorm van non-bereik.
• Van de peuters die niet bij een formele voorschoolse voorziening staan ingeschreven,
registreert JGZ wat hiervan de reden is (zaken die kunnen mee spelen: ouders zien noodzaak niet, verhuizing, medische redenen, etc.)
2 Het ministerie van OCW hanteert als definitie van non-bereik: alle geïndiceerde peuters die geen gebruik maken van kinderopvang met voorschoolse educatie
Toeleiding
In de toeleiding speelt JGZ een grote rol. De taken van JGZ omvatten in ieder geval:
• Informeren van ouders over het voorschoolse aanbod in Delft
• In beeld krijgen van mogelijk risico op een onderwijsachterstand bij het zuigelingenbezoek, door registratie van opleidingsniveau en spreektaal van de ouder(s);
• Indicering aan de hand van de indiceringscriteria VVE, bij leeftijd vanaf 14 maanden;
• Afgifte van een verwijsbrief naar een voorschoolse voorziening aan de ouder(s). De verwijsbrief wordt direct naar VSV gestuurd na akkoord van ouders;
• Registreren wanneer een peuter is geplaats op een voorschoolse voorziening (de opvangorganisatie geeft dit door aan JGZ).
• Registreren wanneer een peuter op de wachtlijst staat (opvangorganisatie geeft dit door aan JGZ)
3. Bevorderen integratie, verminderen segregatie
Vanuit de gemeente worden inspanningen verwacht om een goede spreiding van het VVE-aanbod te realiseren en segregatie tegen te gaan. Segregatie is een scheiding tussen verschillende groepen
mensen met gemeenschappelijke kenmerken in een samenleving. We blijven aandacht houden voor de in-/doorstroom van doelgroep- en nieuwkomerskinderen door het te agenderen als structureel agendapunt tijdens periodiek overleg. In de uitvoeringsagenda wordt, in afstemming met de
partners, een verdere invulling gegeven aan de afspraken die worden gemaakt over de in-
/doorstroom van de kinderen en het vroegschoolse aanbod.
Het streven van integratie binnen (vve) groepen is binnen Delft op wijk niveau niet altijd haalbaar daarom zetten we ook in op wijkgerichte interventies/activiteiten en niet alleen groeps-/locatie gericht.
Doel:
De gemeente en betrokken partijen zetten in op het voorkomen van segregatie in en rondom de voor- en vroegschool.
Afspraken
• Het stimuleren van integratie wordt wijkgericht ingezet.
Er wordt gezocht naar mogelijkheden van integratie over de muren van de kinderopvang of school. Denk aan initiatieven bij DOK, samenwerkingen met reguliere opvang of sportieve evenementen tussen verschillende scholen/kinderopvang.
• De in-/doorstroom van doelgroepkinderen is een structureel agendapunt tijdens periodiek overleg (OAB-platform) waarin afspraken worden vastgelegd.
• Aan de hand van de CBS indicatoren wordt inzichtelijk gemaakt waar verhoogd risico op achterstanden is en waar VVE locaties gevestigd zouden moeten zijn.
• We zetten in op vaardigheden in burgerschap zowel in de voor- als vroegschoolse voorzieningen.
4. Ouderbetrokkenheid
De cognitieve en talige ontwikkeling van jonge kinderen voltrekt zich voor het belangrijkste deel in de thuissituatie. Dat betekent dat ouders een cruciale rol kunnen vervullen wanneer zij actief worden betrokken bij dit ontwikkelingsproces. Niet alle ouders slagen er in om hun kind stabiliteit en een stimulerende leeromgeving te bieden. Dit hangt vooral samen met de mate van geletterdheid , het opleidingsniveau en de (opvoed)vaardigheden van de ouders. Daarom is het met name voor de
ouders van kinderen met een VVE-indicatie van belang dat voor-en vroegschoolse voorzieningen zich richten op het actief ondersteunen en stimuleren van ouders.
Doel:
We zorgen voor een brede en bij de doelgroep passende informatievoorziening wat betreft verwachtingen binnen de VVE.
De ouders van VVE kinderen zijn actief betrokken bij de ontwikkeling van hun kind en participeren in gerichte taalactiviteiten, zowel thuis als op school/opvang (of in de omgeving zoals de bieb).
Afspraken
• Iedere VVE-locatie (zowel kinderopvang met voorschoolse educatie als OAB-scholen) geeft
uitvoering aan het ouderbetrokkenheidsbeleid dat binnen de normale (wettelijke) taak hoort.
• Ouders van jonge kinderen worden op een bij hen passende manier geïnformeerd over wat VVE inhoud en wat het kan betekenen voor hun kind.
• Ouders worden meegenomen in het belang van het delen van informatie tussen de kinderopvang en het basisonderwijs.
• Iedere VVE-locatie heeft een vastgesteld ouderbeleidsplan en jaarplanning oudercontacten.
• Iedere VVE-locatie registreert en monitort de deelname en resultaten van de ouderbetrokkenheidsactiviteiten die zij in het kader van VVE organiseren. In de kwaliteitsdialoog kunnen deze ervaringen het gesprek over ouderbetrokkenheid ondersteunen en voeden.
• We maken Informatie toegankelijk in taal die ouders beheersen of met behulp van beeldend materiaal.
• We zetten in op bijeenkomsten met voorlichting over voorschool i.s.m. JGZ + voorschool + ouders.
• Ouders worden duidelijk geïnformeerd dat een VVE indicatie t/m 6 jaar is en niet alleen voor de peuterleeftijd. Het belang van de doorgaande lijn wordt hierdoor bij de ouder
verduidelijkt.
• Ouders hebben helder wat we binnen de VVE verwachten aan partnerschap tussen opvang en VE ouders.
• We zetten binnen de taalstimulering bij kinderen met een indicatie in op verbreding naar de gezinssituatie en andere settings, zoals in de reguliere kinderopvang en in de bieb.
• Kinderopvang en school zoekt de samenwerking op met DOK/CJG e.a. op vaste nog inhoudelijk in te vullen ouderbijeenkomsten.
5. Doorgaande lijn
Gemeente en partners streven samen met het onderwijs naar een doorlopende ontwikkellijn.
Kinderopvang deelt kennis over de ontwikkeling van het kind met de school, met toestemming van de ouders.
Er vindt een warme overdracht plaats van VVE kinderen van de kinderopvang naar de basisschool.
Eigen aspecten van kwaliteit
Keuze VVE-programma
In Delft zijn scholen en kinderopvangorganisaties vrij in de keuze van een VVE-programma. Voorwaarde is dat het een landelijk erkend programma is3.
Samenwerking binnen VVE-clusters
In Delft werken scholen en voorscholen samen in een VVE-cluster.
Scholen vormen een cluster met de kinderopvangorganisatie(s) met wie zij het meest samenwerken.
Kinderopvangorganisaties vormen een cluster met de school/scholen met wie zij het meest samenwerken. Binnen een cluster kunnen meerdere scholen samenwerken met een voorschool.
Wanneer een school en een kinderopvangorganisatie samenwerken in een VVE-cluster gebruiken ze bij voorkeur hetzelfde VVE-programma.
De samenwerking in een cluster is tevens een basis om te werken aan een doorgaande lijn tussen voorschool en school op diverse thema’s.
Gemeente en OAB partners in Delft hebben afgesproken dat daar waar sprake is van een VVE-cluster (samenwerkende 'voorschool' en 'vroegschool'), jaarlijks minimaal één keer afstemming plaatsvindt tussen de voor- en de vroegschoolse partner over één of meerdere van de volgende thema's:
• Doorstroom van doelgroepkinderen van voor- naar een vroegschool.
Als doelgroepkinderen deelnemen aan VVE op een voorschool is het belangrijk dat ze zo veel mogelijk doorstromen naar een school met VVE-aanbod.
• Afstemming van het pedagogisch klimaat en het educatief handelen tussen de voor- en de vroegschool;
• Afstemming over de wijze waarop de ouderparticipatie wordt gestimuleerd op de voor- en vroegschool;
• Afstemming van de wijze waarop de zorg en de begeleiding zijn ingericht op de voor- en de vroegschool.
Doel:
Een doorgaande lijn van voor- naar vroegschool.
Afspraken
• De kinderopvangorganisaties die VVE aanbieden, registeren welke peuters een VVE-indicatie hebben in hun kindregistratie- / observatiesysteem
3 Enkele voorbeelden van landelijk erkende VVE-programma's: Kaleidoscoop, Piramide, Ben ik in Beeld, 'Jong geleerd, thuis gedaan', Opstapje, Peuterplein en Kleuterplein, Speelplezier, Sporen, Startblokken, Uk en Puk
• Scholen registreren welke leerlingen een VVE-indicatie hebben bij het inschrijven van de leerling door dit aan ouders te vragen als er geen overdracht heeft plaatsgevonden.
• Scholen houden bij welke kinderen het eerste schooljaar afsluiten met een door school geconstateerde mondelinge taalachterstand.
• Er vindt een warme overdracht plaats van VVE kinderen van de kinderopvang naar de basisschool.
Dit betekent:
-Wanneer de betreffende kinderopvangorganisatie en de school samenwerken in een cluster, vindt de overdracht (indien mogelijk) op locatie plaats, met ook de ouders daarbij, mits de ouders dat ook zelf willen.
-Wanneer de betreffende kinderopvangorganisatie en de school niet samenwerken in een
cluster vindt minimaal een telefonische overdracht plaats (met toestemming van de ouders).
• Als ouders een (warme)overdracht weigeren wordt dit gemeld vanuit de kinderopvang naar de school. Dit is namelijk aanleiding voor de school om bij de eigen intake/kennismaking wat uitgebreider het gesprek met de ouder aan te gaan om alsnog een zo goed mogelijk beeld van het kind en zijn/haar leefomgeving te krijgen.
• De VVE-kinderopvangorganisaties en OAB-scholen werken met een kindobservatiesysteem dat aansluit op de SLO doelen. (Bij voorkeur met KIJK! 0-7 jaar).
Overdracht binnen hetzelfde volgsysteem en gezamenlijke evaluatie dragen bij aan de doorgaande lijn. Werken de kinderopvang en de basisschool beiden met de module KIJK! 0-7, dan kan het individuele KIJK! rapport in het KIJK! systeem digitaal overgedragen worden. Als de kinderopvang of de school met een andere module of systeem werkt, kan het individuele rapport als Pdf overgedragen worden.
6. Resultaatafspraken voor- en vroegschoolse educatie Delft 2024-2027
De kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie is erbij gebaat resultaatafspraken te formuleren, die erop gericht zijn achterstanden bij kinderen in te lopen, zodat ze zonder of hooguit met een
beperkte achterstand aan groep 3 kunnen beginnen. Het maken van resultaatafspraken is wettelijk verplicht. Bij resultaatafspraken gaat het om streefdoelen. Zij geven input om de kwaliteit en
effectiviteit van VVE structureel te monitoren en verder te ontwikkelen. De resultaatafspraken vormen de basis van de kwaliteitsdialoog tussen de gemeente en de OAB-partners4. Zo dragen de
resultaatafspraken bij aan een gezamenlijk toekomstbestendig VVE-beleid; zij zijn uitdrukkelijk niet bedoeld als verantwoordingsinstrument.
Concrete gegevens
De Onderwijsinspectie verlangt dat scholen/schoolbesturen concrete gegevens aanleveren (o.a. gegevens uit het observatiesysteem) voor het monitoren van de resultaatafspraken.
Resultaatsafspraken
Taalontwikkeling:
1. De VVE peuters, die instromen voor of op de leeftijd van xxxxxxxxxx jaar, maken (binnen het observatiesysteem) op de ontwikkellijnlijn ‘Mondelinge taalontwikkeling’ tussen de eerste
registratie en de laatste registratie (rond 3 jaar en 9 of 10 maanden) een ontwikkelingsgroei door, die minimaal gelijk is aan de leeftijdsgroei.
2. De kleuters met een in het eerste schooljaar door school geconstateerde mondelinge taalachterstand (met of zonder VVE indicatie) maken voor eind groep 2 op de ontwikkellijn ‘Mondelinge taalontwikkeling’ minimaal een ontwikkelingsgroei van 1,5 jaar door (=
ontwikkelingsgroei is minimaal gelijk aan de leeftijdsgroei).
De ontwikkellijn ‘mondelinge taalontwikkeling' binnen de observatiesystemen vormt de basis voor het maken van de kwantitatieve resultaatafspraak. In deze lijn komen woordenschat, zinsbouw en taalbegrip aan de orde. Dit zijn de kritische ontwikkelingsgebieden van taal.
Zie voor resultaatmeting: Concretisering van de resultaatsafspraken voor de taalontwikkeling op volgende pagina**.
Bereik en toeleiding:
1. Minimaal 74% in 2024 (met toewerken naar 80% in 2030) van de doelgroep peuters maakt ook daadwerkelijk gebruik van een voorschoolse voorziening waar zij vve aangeboden
krijgen.
2. Minimaal 74% in 2024 (met toewerken naar 80% in 2030) van de bereikte doelgroep peuters neemt in de voorschoolse voorziening het gewenste aantal uren af (minimaal 960 uur in 1,5 jaar)
3. Minimaal 74% in 2024 (met toewerken naar 80% in 2030) van de geïndiceerde kinderen hebben binnen 3 maanden ten opzichte van de gewenste startdatum een VVE plek.
4 Het betreft de drie schoolbesturen in Delft die vanuit het Ministerie van OCW OAB-middelen ontvangen, te weten: Laurentiusstichting, Stichting Librijn, Stichting SCO.
Doel 1 en 2 worden gemeten via de peutermonitor.
Doel 3 wordt bijgehouden door de peuterconsulent/JGZ en rapporteert die jaarlijks aan de gemeente.
Overdracht voorschoolse periode naar vroegschoolse periode
1. 100% van de VVE peuters worden warm overgedragen. Dit betekent:
Wanneer de betreffende kinderopvangorganisatie en de school samenwerken in een cluster, vindt de overdracht (indien mogelijk) op locatie plaats, met ook de ouders daarbij, mits de ouders dat ook zelf willen.
-Wanneer de betreffende kinderopvangorganisatie en de school niet samenwerken in een
cluster vindt minimaal een telefonische overdracht plaats (met toestemming van de ouders).
2. De ontvangen informatie over de VVE peuters, afkomstig uit het overdrachtsformulier en de warme overdracht wordt bij alle VVE kinderen (100%) overgenomen in het eigen (kind)systeem.
Schoolbesturen en kinderopvang organisaties rapporteren dit jaarlijks aan de gemeente.
Samenwerking voorschool en vroegschool
1. De gemeente, kinderopvangorganisaties die VVE aanbieden en OAB-scholen voeren
- jaarlijks een gesprek over de resultaatafspraken in de vorm van een kwaliteitsdialoog.
Deze kwaliteitsdialoog wordt belegd bij Lokabel.
- De kwaliteitsdialoog zal jaarlijks (in oktober) voorbereid worden door het OAB-platform.
De agenda wordt gezamenlijk opgesteld.
Er vindt ook een inhoudelijk overleg (zie H.7) plaats om de uitvoering van het beleid en de
resultaatafspraken te bespreken en eventuele acties uit te zetten. Het inhoudelijk overleg maakt onderdeel uit van de werkagenda van het OAB-platform.
Aanwezigheid wordt gemeten en de data zijn een jaar vooraf ingepland. De agenda’s van de bijeenkomsten worden vooraf gedeeld.
**Concretisering van de resultaatsafspraken voor de taalontwikkeling:
De OAB-scholen en kinderopvangorganisaties die voorschoolse educatie aanbieden, geven de volgende gegevens één keer per jaar door aan de gemeente:
Vanuit de kinderopvangorganisaties het aantal VVE-geïndiceerde peuters dat:
• een groei heeft doorgemaakt gelijk aan de leeftijdsgroei,
• een groei heeft doorgemaakt groter dan de leeftijdsgroei,
• een groei heeft doorgemaakt kleiner dan de leeftijdsgroei,
• met een achterstand op mondelinge taal naar groep 1 van het basisonderwijs gaat.
Vanuit de OAB-scholen het aantal kinderen dat start met een in het eerste schooljaar door school geconstateerde mondelinge taalachterstand:
• een groei heeft doorgemaakt gelijk aan de leeftijdsgroei,
• een groei heeft doorgemaakt groter dan de leeftijdsgroei,
• een groei heeft doorgemaakt kleiner dan de leeftijdsgroei,
• met een achterstand op mondelinge taal naar groep 3 van het basisonderwijs gaat.
Jaarlijks tijdens de kwaliteitsdialoog (belegd bij Lokabel) wordt bepaald op welke
kinderopvangorganisaties en/of scholen deze resultaatafspraken van toepassing zijn.
Vooralsnog blijven de huidige OAB scholen aangemerkt als OAB school. Jaarlijks tijdens de
kwaliteitsdialoog bespreken gemeente en OAB-partners of er aanleiding is om hier nieuwe OAB- scholen aan toe te voegen of scholen niet meer op te nemen omdat er geen of nauwelijks doelgroep kleuters zijn.
7. Kwaliteitsdialoog en werkagenda
Gemeente en OAB-partners nemen de afspraken als vertrekpunt voor de nieuwe beleidsperiode VVE/OAB in Delft (2024-2027). De partners zijn zelf verantwoordelijk voor het borgen van de afspraken binnen het eigen (uitvoerings-)beleid.
Jaarlijks tijdens de kwaliteitsdialoog (belegd bij Lokabel) wordt bepaald op welke
kinderopvangorganisaties en/of scholen deze samenwerkingsafspraken van toepassing zijn.
Kwaliteitsdialoog
Gemeente en OAB-partners hebben de ambitie het OAB-beleid in gezamenlijkheid te volgen, te evalueren en door te ontwikkelen met als gezamenlijk doel de Delftse kinderen met (kans op een) onderwijsachterstand zo effectief mogelijk te bereiken en te ondersteunen.
De jaarlijkse kwaliteitsdialoog maakt onderdeel uit van deze ambitie. Afspraken over de kwaliteitsdialoog:
Jaarlijkse kwaliteitsdialoog over de resultaatafspraken
- De gemeente, kinderopvangorganisaties die VVE aanbieden en OAB-
scholen voeren jaarlijks een gesprek over de resultaatafspraken in de vorm van een kwaliteitsdialoog. Deze kwaliteitsdialoog wordt belegd bij Lokabel.
- De kwaliteitsdialoog zal jaarlijks (in oktober) voorbereid worden door het OAB-platform. De agenda wordt gezamenlijk opgesteld.
- Er worden afspraken gemaakt over de communicatie en over het delen van de gegevens. Dit wordt samen uitgewerkt tijdens de kwaliteitsdialoog.
Gemeente en OAB-partners zetten daarnaast ook in op inhoudelijke/praktijkgerichte onderwerpen:
• Kennis en inspiratie en 'good practices' delen, zowel per partner, als onderling.
• Gebruik maken van landelijk beschikbare kennis, evt. door aan te haken op landelijke kennis(- platforms.)
• Gezamenlijk doorontwikkelen van thema’s op de agenda. In dit kader kunnen er tussentijds werkgroepen of werksessies worden georganiseerd.
• Waar relevant agenderen van nieuwe thema's.
Het inhoudelijk overleg maakt onderdeel uit van de werkagenda van het OAB-platform.
BIJLAGE 1 Deelnemende partijen
De volgende organisaties zijn betrokken geweest bij de herijking van het Onderwijsachterstandenbeleid Delft:
• Gemeente Delft
• Stichting Librijn
• Laurentiusstichting
• Stichting Christelijk Onderwijs Delft
• Egelatier
• Ibs De nieuwe maan
• SKD Kinderopvang Delft
• Xxxxxxxxxx Kinderopvang
• Stichting Delftse Peuterspeelzalen
• Kinderopvang Xxxx
• Kinderopvang Morgen
• ZO Kinderopvang
• JGZ Zuid Holland West
• DOK Delft
Deelnemers namens deze organisaties in het herijkingsproces:
Gemeente Delft: Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxx (beleidsadviseurs)
Stichting Librijn: Xxxxxx xx Xxxx, Xxxx xxx xxx Xxxx
Laurentiusstichting: Xxxxxxxx Xxxx, Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxxx xxx xxx Xxxx- Xxxxxx
Stichting Christelijk Onderwijs Delft: Xxxxx Xxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxx- Xxxxxxxx Stichting Kinderopvang Delft: Xxxx xxx Xxxxxxxxxxx
Stichting Delftse Peuterspeelzalen Xxxxxxxxx Xxxxxxxx Kinderopvang Xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxx
Kinderopvang Morgen Xxxxx xx Xxxxxxxx
ZO Kinderopvang Xxxxxx Xxxxxx
JGZ Zuid Holland Xxxx Xxxxx Xxxxx, Xxxxxxx Xxxxxx
DOK Delft Xxxxxx xxx Xxxxx