SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 12/35
De fungerend voorzitter van het Scheidsgerecht, mr. R.J.B. Xxxxxxxxx, wonende te Arnhem, bijgestaan door xx. X.X.X. Xxxxx, griffier,
heeft op 26 november 2012 het navolgende vonnis gewezen in het kort geding van:
A.,
wonende te Z., eiseres,
gemachtigde: xx. X. Xxxxxxxxxx, tegen:
de stichting B., gevestigd te Y., verweerster,
gemachtigde: mr. J.H. Plantenga.
Partijen worden aangeduid als eiseres en het ziekenhuis.
1. De procedure
1.1 Eiseres heeft dit kort geding bij brief van 29 oktober 2012 aanhangig gemaakt onder indiening van de memorie van eis (met zeventien producties). Op 7 november 2012 heeft zij een tweetal nadere producties ingediend (nummers 18 en 19). Eiseres vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. het ziekenhuis te veroordelen en te bevelen de op non-actiefstelling van eiseres met onmiddellijke ingang op te heffen en eiseres met onmiddellijke ingang in de gelegenheid te stellen om haar werkzaamheden als nucleair medisch specialist/medisch specialist manager II op de gebruikelijke wijze uit te voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat het ziekenhuis na betekening van de uitspraak in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
2. het ziekenhuis te veroordelen om aan eiseres de complementaire bijdrage medisch specialist manager II ter hoogte van 15% van het salaris vanaf 1 oktober 2012 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging vanaf de opeisbaarheid, althans vanaf de dag van het inleidende verzoek tot arbitrage;
3. het ziekenhuis te veroordelen tot betaling van de kosten van dit arbitraal geding, zowel de kosten van de gemachtigde als die van arbiters.
1.2 De gemachtigde van het ziekenhuis heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd. Daarbij heeft hij verwezen naar het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met eisers dat hij bij brief van 8 november 2012 had toegezonden. Met dat verzoekschrift heeft het ziekenhuis een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij het Scheidsgerecht aanhangig gemaakt waarin de mondelinge behandeling is bepaald op 20 december 2012. Het ziekenhuis heeft geconcludeerd tot afwijzing van alle vorderingen van eiseres.
1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 20 november 2012. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het ziekenhuis was vertegenwoordigd door de heer X., lid van de raad van bestuur van het ziekenhuis (hierna: raad van bestuur), bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door de heer X., unitvoorzitter B T (hierna: unit BVT), en mevrouw X. (adviseur P&O). De gemachtigden van beide partijen hebben het woord gevoerd onder overlegging van pleitnotities.
2. Samenvatting van het geschil
2.1 Eiseres is werkzaam in het ziekenhuis als medisch specialist (nucleair geneeskundige) in loondienst vanaf 1 december 2008. Nucleaire geneeskunde maakt onderdeel uit van de unit BVT. Op de arbeidsovereenkomst is de Arbeidsvoorwaardenregeling medisch specialisten (verder: AMS) van toepassing en de CAO Ziekenhuizen. Per 13 juli 2012 is eiseres op non- actief gesteld.
2.2 Op 27 mei 2010 heeft de RVE-voorzitter BVT namens het ziekenhuis aan eiseres een ‘waarschuwing’ gegeven met een brief waarin onder meer het volgende opgenomen is:
‘Voor het feit dat u op 7 mei 2010 als nucleair geneeskundige/medisch manager onbevoegd en buiten medeweten van het RVE-management het personeel van de afdeling nucleaire geneeskunde hebt geïnformeerd over een mogelijke wijziging in de operationele leiding van de afdeling nucleaire geneeskunde vanwege het naar uw mening gebrek aan vakinhoudelijke kennis van het huidige paramedische hoofd, de heer F., ontvangt u een waarschuwing. Er was immers, in het overleg met de Raad van Bestuur besloten dat de RVE-leiding eerst oriënterende gesprekken zou voeren met de senior medisch nucleair werkers om daarna te bepalen hoe met de situatie moet worden om gegaan.
Door uw handelwijze is onrust en onduidelijkheid bij de betrokkenen ontstaan. Uw handelswijze is niet acceptabel en heeft buiten medeweten van het RVE-management plaatsgevonden. Van iemand van uw functieniveau had een meer verstandige, weloverwogen, manier van handelen verwacht mogen worden.
Wij hebben de Raad van Bestuur op de hoogte gebracht van uw handelswijze en dit schrijven is tot stand gekomen in onderling overleg. Wij verwachten dat u zich in het vervolg houdt aan de formele lijnen binnen de organisatie en aan uw bevoegdheden als nucleair geneeskunde/medisch manager.’
2.3 In een brief van het ziekenhuis aan de ‘Nucleair geneeskundigen B.’ van 7 oktober 2011 staat onder meer het volgende:
‘Bij de brief van 26 september jl. liet (…) ons weten dat X. zich niet houdt aan productieafspraken die onderling zijn overeengekomen in het kader van G.. (…)
Aan u dan ook het dringende verzoek de productie te hervatten conform het afgesproken niveau. Mocht bij de jaarafsluiting blijken dat het niveau niet wordt gehaald, dan is de Raad van Bestuur genoodzaakt de schade door te belasten aan uw RVE.’
In de hiervoor bedoelde brief van 26 september 2011 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van H. het ziekenhuis erop gewezen dat X. de afgelopen maanden nauwelijks afnameverzoeken van PET-CT scans van het ziekenhuis had ontvangen en het ziekenhuis gesommeerd de productieafname te hervatten conform zijn verplichtingen uit de G.- overeenkomst van 11 november 2009.
2.4 Op 17 januari 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen (onder meer) C. en eiseres. In het (concept)verslag van dit gesprek staat onder meer het volgende:
‘In de maand december 2011 zijn 8 patiënten verwezen naar het I.- Ziekenhuis te X. voor het ondergaan van PET/CT onderzoeken. Deze verwijzingen gaan in tegen een eerder gegeven schriftelijke opdracht van de Raad van Bestuur, dd 7 oktober 2011 (…)
(…)
Nucleair geneeskundige (…) erkent dat zij opdracht heeft gegeven om de aanvragen voor PET/CT onderzoek op medische gronden naar het I.- Ziekenhuis te X. heeft verwezen (…). Als reden noemt zij dat de PET/CT apparatuur van X. niet in gebruik was van 5 december 2011 t/m 9 december 2011 vanwege ongepland groot onderhoud. (…)
Nucleair geneeskundige (eiseres) zegt dat de gang van zaken haar spijt en zij zich niet heeft gerealiseerd dat zij met de RVE-leiding overleg had moeten plegen maar dat niet heeft gedaan.’
2.5 Op 8 juni 2012 heeft het ziekenhuis in een brief aan eiseres onder meer het volgende geschreven:
‘Op 16 juni 2009 heeft u een brief ontvangen (…), met het bericht dat u in aanmerking komt voor een complementaire toeslag “medisch specialist manager II”. De afgelopen jaren heeft u die toelage ook daadwerkelijk ontvangen. (…)
Onlangs is echter gebleken dat (…) taken, die horen bij de complementaire bijdrage, in uw functie niet (meer) tot uw takenpakket behoren. (…)
Doordat u al geruime tijd, naar nu gebleken ten onrechte, de toelage heeft ontvangen, hebben wij besloten om de betaling daarvan niet per direct stop te zetten en aan u een overgangsperiode te geven. Daarom is besloten om met ingang van 1 oktober a.s. de toelage stop te zetten.’
2.6 Op 21 juni 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen D. en eiseres. In het verslag van dit gesprek (gedateerd 22 juni 2012) is onder meer het volgende opgenomen:
‘Als het gaat om beleid dan is het unitmanagement (unitvoorzitter en bedrijfsleider) hiervoor verantwoordelijk. (Eiseres) zal betrokken worden bij het opstellen van beleid, maar heeft geen primaire verantwoordelijkheid of bevoegdheid hierin. (…) Als zij dingen signaleert of ontwikkelingen ziet binnen de markt, bespreekt zij dit met het unitmanagement.
(…)
Relatiebeheer
Relatiebeheer en eventuele samenwerkingsactiviteiten met andere organisaties moet worden vormgegeven door unitmanagement BVT. Dit betekent concreet dat gesprekken met leveranciers en eventuele samenwerkingspartners niet meer direct op eigen initiatief door (eiseres) gevoerd worden, maar op aanwijzing van het unitmanagement. (…)
(Eiseres) heeft nu regelmatig contact met X.. D. geeft aan dat hij niet meer wil dat [eiseres] hier contact mee heeft.’
2.7 In een e-mail van mevrouw X. van het L. van 10 juli 2012 aan C. staat onder meer het volgende:
‘Vorige week heb ik in het M.-verband een overleg gehad met [eiseres] en de heer N. uit het
B. in verband met het maken van een business case voor een PET CT.
In deze vergadering kwam aan de orde dat het B. een betere prijs heeft bedongen voor de PET CT’s dan voorheen het geval was. Uiteraard zouden wij vanuit het L. graag de prijs die wij
betalen willen vergelijken met de prijs die het B. op dit moment betaald. Volgens (eiseres) betaald het B. nu 700 euro voor een CT low dose en voor een PET met contrast 800 euro. Graag zou ik, indien mogelijk, van u de exacte bedragen ontvangen.’
2.8 Naar aanleiding van deze e-mail heeft op 13 juli 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen onder meer C., D. en eiseres. Bij de stukken bevindt zich een verslag van dit gesprek gedateerd 13 juli 2012 opgemaakt door het ziekenhuis. In dit verslag staat onder meer:
‘C. wil graag toevoegen dat er door de Raad van Bestuur aan (eiseres) geen verzoek is gedaan om in M.-verband een onderzoek te doen naar de aanschaf PET CT. (…)
C. geeft aan dat het delen van prijzen/bedrijfsinformatie, met anderen ziekenhuizen not-done is in een aanbestedingstraject. Door het delen van prijsinformatie met derden bestaat er het risico van het plegen van een economisch delict. Dit zou (eiseres) moeten weten volgens C..
C. refereert naar eerdere gebeurtenissen in het verleden waar X. bij betrokken is geweest en waar verslag van gedaan is: in mei 2012 (..) in januari 2012 (en) in juni 2012 (..). C. geeft aan dat het bovenstaande ertoe heeft geleid dat het vertrouwen is geschaad. Er moet een werkbare relatie zijn en die is er nu niet meer.
Afsluiting en vervolg
(Eisers) wordt per direct vrijgesteld van werk. (Xxxxxxx) vraagt nog of ze niet mag blijven werken totdat het allemaal geregeld is, maar X. geeft aan dat dit niet verstandig is en blijft bij zijn besluit dat A. vrijgesteld wordt.’
2.9 Op dezelfde dag (13 juli 2012) schrijft het ziekenhuis (C.) een brief aan eiseres met daarin onder meer het volgende:
‘Vandaag hebben wij een gesprek gehad. (…) Aanleiding voor dit gesprek is een mail van 10 juli jl. die ik heb ontvangen. In deze mail staat dat u uitspraken hebt gedaan over een nog af te sluiten deal met betrekking tot een PET CT en over prijzen.
De Raad van Bestuur heeft besloten, zoals ook vermeld in bijgevoegd gespreksverslag, dat er een situatie is ontstaan waarbij het vertrouwen is geschaad, wat aanleiding is om ontslag te gaan aanvragen bij het scheidsgerecht.
Conform afspraak zou ik graag voor woensdag 18 juli a.s. van u vernemen welk traject wij gaan inzetten voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.’
2.10 Nadien is tussen de toenmalige rechtsbijstandverlener van eiseres en de gemachtigde van het ziekenhuis gecorrespondeerd over een oplossing in der minne. Bij de stukken bevindt zich onder andere een e-mail van 7 augustus 2012, waarbij namens eiseres een verbeterde versie van het gespreksverslag van 13 juli 2012 is toegezonden. Daarin staat voor zover hier van belang:
‘Cliënte betreurt het dat er niet beter gecommuniceerd is. Ook heeft zij aangegeven dat er geen sprake is van een vertrouwensbreuk. Zij is het dan ook niet eens met de op non actief stelling (de vrijstelling van werk). Cliënte wil haar functie van medisch specialist weer uitoefenen en houdt zich beschikbaar voor haar werk.’
2.11 Eiseres stelt ter onderbouwing van haar vordering dat zij weer toegelaten dient te worden tot haar werkzaamheden dat -kort gezegd- zwaarwegende gronden ontbreken, dat het stafbestuur vooraf geraadpleegd had moeten worden, dat het besluit binnen tweemaal 24 uur na aanzegging bij aangetekend schrijven aan haar bevestigd had moeten worden en dat de periode waarvoor de non-actiefstelling kon worden opgelegd verstreken is. Verder stelt zij dat haar
takenpakket niet veranderd is en daarnaast dat zij belang heeft bij voortzetting van haar werkzaamheden.
2.12 Het ziekenhuis heeft tegenover de stellingen van eiseres onder meer gesteld dat het niet opportuun is om vooruitlopend op een uitspraak in de bodemprocedure met als inzet de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een werknemer verplicht terug te plaatsen op de werkvloer. Daarnaast heeft eiseres geen spoedeisend belang nadat het enige tijd geduurd heeft om te trachten in gezamenlijk overleg te komen tot een vertrekregeling (bovendien wordt het salaris van eiseres tot aan de ontbinding gewoon doorbetaald). Dit overleg is mislukt en binnenkort dient al het ontbindingsverzoek. Vanwege deze gang van zaken kan er geen beroep gedaan worden op formele termijnoverschrijdingen. Het stafbestuur is in kennis gesteld van de situatie met eiseres en heeft daarop gereageerd. Daarmee is voldaan aan het criterium dat het stafbestuur dient te worden gehoord omdat instemming immers niet vereist is. Ten slotte stelt het ziekenhuis dat de reeks van incidenten die elkaar in een hoog tempo opvolgden maakt dat de situatie onwerkbaar geworden is waardoor wedertewerkstelling niet opportuun is, terwijl een beslissing in de bodemprocedure nog moet volgen.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
De bevoegdheid van het Scheidsgerecht volgt uit art. 16 van de arbeidsovereenkomst en staat tussen partijen niet ter discussie.
4. De beoordeling
4.1 Eiseres heeft zich er in de eerste plaats op beroepen dat aan de formele vereisten van art. 7.4.2 AMS en art. 3.1.5 CAO voor de Ziekenhuizen (verder: de CAO) voor non-actiefstelling niet is voldaan. Volgens het ziekenhuis hoefde dat in de gegeven omstandigheden niet, althans kan eiseres zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet meer erop beroepen dat daaraan niet is voldaan. Wat het eerste punt betreft komt het standpunt van het ziekenhuis erop neer dat sprake is geweest van een vrijstelling van arbeid met (stilzwijgend) goedvinden van eiseres. Het ziekenhuis kan daarin niet worden gevolgd. Uit het verslag van het gesprek van 13 juli 2012 kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de vrijstelling van arbeid per direct een besluit van C. was, waarbij hij gebleven is ondanks de wens van eiseres om te blijven werken. Dat eiseres er vervolgens voor heeft gekozen om te trachten in onderling overleg te komen tot een oplossing van de gerezen problemen zonder meteen (rechts)maatregelen te treffen die kunnen leiden tot wedertewerkstelling, maakt dat niet anders. Het besluit tot vrijstelling van arbeid moet worden gekwalificeerd als een besluit tot non-actiefstelling. Volgens art. 7.4.2 lid 2 van de AMS is dit besluit slechts geldig wanneer dit onder vermelding van de gronden waarop het berust, binnen tweemaal 24 uur na aanzegging (…), bij aangetekend schrijven aan de medisch specialist is meegedeeld of bevestigd. Het staat vast dat dit niet is gebeurd. Blijkens art. 3.5.1. van de CAO kan de werkgever de werknemer voor maximaal drie weken op non-actief stellen, met een mogelijkheid van verlenging met maximaal drie weken. Aan de non-actiefstelling van eiseres is geen termijn verbonden geweest en vastgesteld moet worden dat die thans reeds veel langer duurt dan zes weken. Verder geldt op grond van art. 7.4.2 lid 1 van de AMS dat non-actiefstelling kan plaatsvinden ‘zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur’. Uit de e-mail van
12 juli 2012 van de beleidsadviseur medische staf aan C. blijkt niet meer dan dat het stafbestuur een onderzoek naar te nemen arbeidsrechtelijke maatregelen aannemelijk acht en graag op de hoogte wordt gehouden. Dat de medische staf is geraadpleegd over een voorgenomen besluit tot non-actiefstelling blijkt daaruit niet. Niet juist is dat eiseres zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet (meer) kan beroepen op de niet-inachtneming van deze vereisten. Dat eiseres zich niet eerder (in rechte) heeft verzet tegen de non- actiefstelling met een beroep op het niet voldaan zijn aan deze vereisten is daarvoor onvoldoende.
4.2 Verder heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de aangevoerde redenen geen omstandigheden van zodanig ernstige aard zijn dat onmiddellijke feitelijke beëindiging van de werkzaamheden die de medisch specialist verricht noodzakelijk moet worden geacht. Het ziekenhuis heeft dat standpunt bestreden. Aan de non-actiefstelling heeft het ziekenhuis blijkens het gespreksverslag van 13 juli 2012 drie incidenten ten grondslag gelegd. Het eerste incident betreft een waarschuwing aan eiseres bij brief van 26 mei 2010 omdat zij de afdeling nucleaire geneeskunde had geïnformeerd over een mogelijke wijziging in de operationele leiding van die afdeling wegens disfunctioneren van het paramedisch hoofd F., waarmee zij de aanpak van de kwestie zoals die het management voor ogen stond, heeft doorkruist. Xxxxxxx heeft betwist dat de toedracht zo is geweest. Hoe die wel is geweest kan in het midden blijven, omdat ook indien de lezing van het ziekenhuis juist is, het op zichzelf niet een omstandigheid van zodanig ernstige aard is dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden noodzakelijk moet worden geacht. Non-actiefstelling op die grond heeft destijds ook niet plaatsgevonden.
4.3 Het tweede incident betreft de doorverwijzing in de maand december 2011 door eiseres van patiënten voor een PET-CT scan naar het I.-Ziekenhuis te X. in plaats van naar het H. te W.. De kern van het verwijt van het ziekenhuis aan eiseres is dat zij dit heeft gedaan ondanks het dringende verzoek bij brief van 7 oktober 2011 de PET-CT-scan afname bij het H. tot het afgesproken niveau te hervatten. Eiseres stelt dat zij in de eerste week van december 2011 van het H. te horen had gekregen dat de PET-CT apparatuur buiten gebruik was voor reparatie of onderhoud en dat zij toen in het kader van goede zorgverlening en met het oog op het patiëntbelang, patiënten naar het I.-Ziekenhuis heeft verwezen. Volgens het ziekenhuis had eiseres dat niet zonder overleg met de leiding van de afdeling BVT mogen doen en had het H. maar een oplossing moeten zoeken. Hoewel eiseres er zeker beter aan had gedaan niet zonder overleg met de leiding naar het I.-Ziekenhuis door te verwijzen, is het feit dat zij dat onder de gegeven omstandigheden heeft gedaan ondanks de instructie bij brief van 7 oktober 2011, op zichzelf evenmin een omstandigheid van zodanig ernstige aard als bedoeld in art. 7.4.2 lid 1 AMS. Aantekening daarbij verdient dat het, zoals eiseres heeft aangevoerd, meestal gaat om oncologische patiënten voor wie het van groot belang is zo snel mogelijk zekerheid te hebben. Overigens bestond er kennelijk met het I.-Ziekenhuis ook een op dat moment nog geldende overeenkomst voor het in opdracht van het ziekenhuis maken van PET-CT-scans en werden patiënten voorafgaande aan de brief van 11 oktober 2011 in verband met kwaliteitsproblemen in het H., naar het I.-Ziekenhuis verwezen.
4.4 Het derde incident heeft te maken met deelname door eiseres aan het zogenoemde M.-overleg in de eerste helft van 2012. Dat was een overleg tussen deelnemers van verschillende ziekenhuizen om te onderzoeken of gezamenlijke aanschaf van PET-CT apparatuur mogelijk was. Xxxxxxx heeft aan dat overleg deelgenomen op uitnodiging van de initiatiefnemer X., die als internist-oncoloog aan het ziekenhuis is verbonden. Het ziekenhuis was ervan op de hoogte dat dit overleg hierover plaatsvond, maar stelt niet te hebben geweten dat eiseres namens het ziekenhuis daaraan deelnam. Het ziekenhuis verwijt eiseres in wezen tweeërlei: Ten eerste dat zij aan dat overleg is blijven deelnemen na het gesprek van 21 juni 2012. Ten tweede dat zij tijdens een bijeenkomst van het M.-overleg op 2 juli 2012 desgevraagd heeft gezegd dat de prijs van een scan tussen de € 600,- en € 800,- zou bedragen. Wat betreft het eerste kan thans niet worden vastgesteld dat het eiseres op grond van het gesprek van 21 juni 2012 zonder meer duidelijk moest zijn dat zij haar lopende deelname aan het M.-overleg moest afbreken. Ten aanzien van het tweede punt heeft het ziekenhuis gesteld dat het noemen van een prijs voor haar zeer schadelijk was in verband met het lopende aanbestedingstraject voor de inkoop van PET-CT scans. Het noemen van prijzen door eiseres in dat overleg was zonder twijfel niet handig en dat het ziekenhuis daardoor in een positie kan komen waarin het nadeel hiervan ondervindt, is aannemelijk. Dat het ziekenhuis feitelijk ernstig nadeel, in wat voor opzicht dan ook, heeft geleden, heeft het niet voldoende kunnen concretiseren. Net zo min als de stelling dat eiseres met haar uitlating over de prijs (mogelijk) een economisch delict zou hebben begaan. Ook van deze kwestie kan niet, ook niet in onderling verband en samenhang met de
beide eerdere, worden gezegd dat het omstandigheden van zodanig ernstige aard zijn dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden noodzakelijk moet worden geacht.
4.5 Meer in het algemeen geldt dat het telkens gaat om kwesties waarin eiseres verweten wordt zich ten onrechte te mengen in managementtaken of te handelen in strijd met organisatorische instructies. Niet gesteld of gebleken is dat er tussen eiseres en het overige medische personeel van de afdeling BVT enig samenwerkingsprobleem bestaat, noch dat er enig gevaar voor de patiëntveiligheid bestaat of dat er op eiseres vakinhoudelijk iets valt aan te merken. De verklaringen die door het ziekenhuis zijn overgelegd zijn uitsluitend afkomstig van leidinggevenden die verklaren over problemen die zij ondervinden met eiseres bij het management van bedrijfsvoering en organisatie. Hoewel dat problemen kunnen zijn die aan een vruchtbare samenwerking in de weg kunnen staan, zijn deze problemen die in de vorm van de drie incidenten die aan de non-actiefstelling ten grondslag zijn gelegd, niet omstandigheden van zo ernstige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden noodzakelijk moest worden geacht. De conclusie moet zijn dat procedureel en inhoudelijk niet aan de voorwaarden voor de non-actiefstelling is voldaan. Eiseres heeft er belang bij dat zij haar werkzaamheden kan hervatten en dat een ernstige en diffamerende maatregel als non- actiefstelling niet langer voortduurt. Terugkeer van een op non-actief gestelde medisch specialist tegen wie nog een ontbindingsprocedure loopt, is voor het ziekenhuis ongetwijfeld ongemakkelijk. Dat een terugkeer van eiseres tot een onwerkbare situatie in het ziekenhuis zal leiden en/of anderszins belangen van het ziekenhuis onevenredig dreigen te worden geschaad, is gezien het voorgaande niet aannemelijk. Er is dan ook geen reden waarom werkhervatting achterwege zou moeten blijven in afwachting van de uitkomst van de behandeling van het ontbindingsverzoek van het ziekenhuis. Op de beoordeling van dat ontbindingsverzoek wordt hier niet vooruitgelopen. Voor een non-actiefstelling gelden afzonderlijke vereisten, waaraan niet is voldaan. De vordering tot -kort gezegd- wedertewerkstelling zal daarom worden toegewezen, zoals hierna te vermelden.
4.6 Wat betreft de gevorderde doorbetaling van de complementaire bijdrage medisch specialist manager II geldt het volgende. Het staat vast dat die bijdrage aan eiseres in 2009 is toegekend op grond van haar takenpakket. Dat, wanneer en in welk opzicht dit takenpakket zodanig is gewijzigd dat eiseres die bijdrage niet langer toekomt is door het ziekenhuis niet voldoende duidelijk gemaakt. In de brief van 8 juni 2012 schrijft X. wel dat ‘ons is gebleken’ dat die taken ‘niet (meer) tot uw takenpakket behoren’, maar een onderbouwing of toelichting daarvan ontbreekt. Er is daarom aanleiding het ziekenhuis bij wege van voorlopige voorziening te veroordelen die bijdrage te blijven uitbetalen. In de ontbindingsprocedure kan het ziekenhuis deze kwestie desgewenst opnieuw aan de orde stellen.
4.7 Het ziekenhuis zal worden veroordeeld in de kosten van het Scheidsgerecht en tevens worden veroordeeld aan eiseres een bedrag te betalen van € 3.500,- als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand.
5. De beslissing
De fungerend voorzitter van het Scheidsgerecht wijst het navolgende arbitrale vonnis in kort geding:
5.1 Het ziekenhuis wordt veroordeeld de non-actiefstelling van eiseres op te heffen en eiseres uiterlijk drie werkdagen na onderstaande datum van verzending van dit vonnis in de gelegenheid te stellen haar werkzaamheden als nucleair medisch specialist/medisch specialist manager II op de gebruikelijke wijze uit te voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat het ziekenhuis na betekening van de uitspraak in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen.
5.2 Het ziekenhuis wordt veroordeeld om aan eiseres de complementaire bijdrage medisch specialist manager II ter hoogte van 15% van het salaris vanaf 1 oktober 2012 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging daarover vanaf de opeisbaarheid.
5.3 De kosten van het Scheidsgerecht moeten door het ziekenhuis worden gedragen. Die kosten bedragen € 3.664,89 en zullen op het door eiseres gestorte voorschot worden verhaald. Het ziekenhuis wordt veroordeeld dat bedrag aan eiseres te betalen, alsmede een bedrag van
€ 3.500,- als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht en op 26 november 2012 aan de partijen verzonden.