A R R E S T
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VOORZITTER VAN DE XIIe VAKANTIEKAMER
A R R E S T
nr. 248.183 van 28 augustus 2020 in de zaak A. 231.523/XII-8940
In zake: de NV ALPHA CLASSICAL CLEANING
bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Xxxxx Xxxxxxxx
kantoor houdend te 0000 Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxx 00
bij wie woonplaats wordt gekozen tegen:
de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Mobiliteit
bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Xxxx Xxx Xxxxx en Xxxxxxx Xxxxxxxx kantoor houdend te 0000 Xxxxxxx
Xxxxxxx-Xxxxxxxxxxx 40
bij wie woonplaats wordt gekozen Tussenkomende partij :
de BVBA BELGO FACILITY SERVICES
bijgestaan en vertegenwoordigd door xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx
kantoor houdend te 0000 Xxxxxxx Terhulpsesteenweg 181/9
bij wie woonplaats wordt gekozen
I. Voorwerp van de vordering
1. De vordering, ingesteld op 12 augustus 2020, strekt tot de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van “de beslissing van ongekende datum van de Voorzitster van het Directiecomité van de FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER […] om de opdracht ‘schoonmaak van lokalen van de FOD Mobiliteit en Vervoer – Port
Arthurlaan 12 – 0000 Xxxx’ te sluiten met BELGO FACILITY SERVICES” en van de impliciete weigering om die opdracht te gunnen aan de verzoekende partij.
II. Verloop van de rechtspleging
2. De verwerende partij heeft een nota en een administratief dossier ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2020, om 10.00 uur.
Kamervoorzitter Xxxx Xxxxxxxx heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Xxxxx Xxxxxxxx, die verschijnt voor de verzoekende partij, advocaat Xxxxxx Xx Xxxxxx, die loco advocaten Xxxx Xxx Xxxxx en Xxxxxxx Xxxxxxxx verschijnt voor de verwerende partij, en advocaat Xxxxxxx xx Xxxxx, die loco xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx verschijnt voor de tussenkomende partij, zijn gehoord.
Eerste auditeur-afdelingshoofd Xxx Xxxxxxxxxx heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
III. Tussenkomst
3. Met een verzoekschrift van 20 augustus 2020 heeft de bvba Belgo Facility Services gevraagd om in het administratief kort geding te mogen tussenkomen.
De bvba Belgo Facility Services blijkt voordeel te halen uit de bestreden beslissing en heeft er belang bij dat de vordering wordt afgewezen. Bijgevolg moet haar verzoek tot tussenkomst worden ingewilligd.
IV. Vertrouwelijkheid van stukken
4. De verwerende partij vraagt de vertrouwelijke behandeling van de offerte van de gekozen inschrijver.
De verzoekende partij tot tussenkomst vraagt de vertrouwelijke behandeling van haar detail van prijsberekening (stuk 1), de arbeidsovereenkomst van de werkneemster die zij verklaart in te zetten voor deze opdracht (stuk 2) en het Activa-attest van laatstbedoelde werkneemster (stuk 3).
De vertrouwelijkheid wordt vooralsnog niet betwist. De als vertrouwelijk bestempelde stukken worden voorlopig afzonderlijk in het dossier opgenomen
V. De gegevens van de zaak
5.1. De FOD Mobiliteit en Vervoer schrijft een overheidsopdracht uit voor diensten met als voorwerp “Schoonmaak van gebouwen van de FOD Mobiliteit en Vervoer in Gent”.
5.2. De opdracht is aangekondigd in het Bulletin der Aanbestedingen van 11 juni 2020.
5.3. De opdracht wordt gegund bij wijze van onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.
5.4. Het bijzonder bestek met referte SL/SEC-02/06/2020-24 is toepasselijk.
5.5. De opdracht geldt voor een duur van één jaar. Deze kan stilzwijgend worden verlengd met driemaal één jaar.
5.6. Er worden twee gunningscriteria gehanteerd:
- De prijs (50 %)
- Plan van aanpak (50 % ).
Bij het plan van aanpak wordt onder andere medegedeeld hoeveel uren de inschrijver zal besteden om de diensten uit te voeren.
5.7. Twee ondernemingen dienen een offerte in:
- BELCCO (nv ALPHA CLASSICAL CLEANING) (= verzoekende
partij), tegen een prijs van 32,50 euro/uur x 312 manuren/jaar, btw niet inbegrepen of een totaalprijs van 10.140,00 euro per jaar, btw niet inbegrepen
- bvba BELGO FACILITY SERVICES (= verzoekende partij tot tussenkomst), tegen een prijs van 24,95 euro/uur x 312 manuren/jaar, btw niet inbegrepen of een totaalprijs van 7784,40 euro per jaar, btw niet inbegrepen.
5.8. Per aangetekend schrijven van 24 juli 2020 en per emailbericht van 28 juli 2020 wordt aan de verzoekende partij meegedeeld dat haar offerte niet is gekozen:
“Uw offerte werd aan een grondig onderzoek onderworpen. Ik moet u meedelen dat de aanbestedende overheid beslist heeft om onderhavige opdracht niet te gunnen aan uw onderneming.
In de eerste fase werd uw onderneming onderzocht in het kader van de selectiecriteria zoals vermeld in het bijzonder lastenboek. Uit dit onderzoek is gebleken dat uw onderneming kon worden geselecteerd.
Vervolgens werd uw offerte onderzocht op het vlak van de administratieve en technische regelmatigheid. Er werd vastgesteld dat uw offerte administratief en technisch regelmatig was.
Tenslotte werd uw offerte getoetst aan de gunningscriteria vermeld in het bestek. Uit dit onderzoek, in bijlage toegevoegd, is gebleken dat de offerte van de onderneming Belgo Facility Services de voordeligste regelmatige offerte is. Bijgevolg heb ik beslist om de opdracht te gunnen aan deze onderneming. In bijlage vindt u de gemotiveerde gunningsbeslissing.”
Het evaluatieverslag en de gunningsbeslissing – beide zonder gekende datum – zijn gevoegd in bijlage.
5.9. De gunningsbeslissing van de Voorzitster van het Directiecomité van de FOD Mobiliteit en Vervoer luidt als volgt:
“[…]
- Gelet op het feit dat volgende inschrijvers een offerte hebben ingediend:
● Belcco
● Belgian Facility Services
- Gelet op het feit dat alle bovenvermelde offertes voldoen aan de selectiecriteria;
- Gelet op het feit dat de bovenvermelde offertes onderzocht werden in het licht van de gunningscriteria voorzien in het lastenboek;
- Gelet op het feit dat uit dit onderzoek gebleken is dat de offerte van Belgian Facility Services de hoogste eindquotatie heeft behaald omwille van de in dezelfde bijlage vermelde juridische en feitelijke motieven;
- Gelet op het feit dat uit het nazicht van de persoonlijke toestand van Belgian Facility Services blijkt dat de impliciete verklaring op eer van deze inschrijver correct is;
- Gelet op het feit dat bijgevolg de offerte van Belgian Facility Services in aanmerking komt voor de sluiting van de opdracht;
Heb ik beslist om de opdracht te sluiten met Belgian Facility Services. De bijlage waarvan sprake maakt integraal deel uit van deze beslissing.”
5.10. Met een schrijven van 30 juli 2020 heeft de raadsman van de verzoekende partij de verwerende partij verzocht om een afschrift te mogen ontvangen van alle bestuursdocumenten van het dossier.
5.11. Bij emailbericht van 4 augustus 2020 heeft de verwerende partij de bestuursdocumenten bezorgd.
VI. De ontvankelijkheid
Standpunt van de verwerende partij
6. De verwerende partij werpt de niet-ontvankelijkheid op van de vordering. De verzoekende partij ontbeert volgens haar het belang bij het indienen van een verzoekschrift tot schorsing van een beslissing op basis waarvan de overeenkomst houdende de uitvoering van de opdracht is gesloten en wordt uitgevoerd.
Beoordeling
7. Artikel 30, § 2, van de wet van 17 juni 2013 ‘betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies’, dat bepaalt dat zodra de opdracht is gesloten, deze niet meer geschorst of onverbindend kan worden verklaard door de verhaalinstantie, welke die ook zij, betreft het sluiten van het contract voor de opdracht, hetgeen tot de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken behoort. Die bepaling verzet er zich niet tegen dat de Raad de schorsing van de tenuitvoerlegging beveelt van de van de gesloten opdracht afsplitsbare gunningsbeslissing. Artikel 40 van de wet van 16 februari 2017 ‘tot wijziging van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten’ heeft artikel 30 op dit punt niet gewijzigd.
De vordering is ontvankelijk.
VII. Schorsingsvoorwaarden
8. De wet van 17 juni 2013 ‘betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies’ is te dezen van toepassing. Overeenkomstig artikel 15 van die wet wordt de vordering tot schorsing voor de Raad van State uitsluitend ingesteld volgens een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid, zonder dat het bewijs van spoedeisendheid is vereist.
In dat kader dient enkel te worden onderzocht of minstens één ernstig middel wordt aangevoerd, dan wel een klaarblijkelijke onwettigheid aanwezig is, die de nietigverklaring van de bestreden beslissing kunnen verantwoorden.
VIII. De ernst van de middelen Eerste en tweede middel
Standpunt van de verzoekende partij
9. Een eerste middel is afgeleid uit artikel 7 van de wet van 17 juni 2016 ‘inzake overheidsopdrachten’ (hierna: wet overheidsopdrachten 2016), artikel 83 van dezelfde wet juncto artikel 76, §§ 1 en 5 van het koninklijk besluit van 18 april 2017 ‘plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren’ (hierna: koninklijk besluit plaatsing 2017), artikel 84 van de wet overheidsopdrachten 2016 juncto de artikelen 33 en 35 van het koninklijk besluit plaatsing 2017, de ministeriële omzendbrief van 10 juli 2017 betreffende de ‘strijd tegen sociale dumping bij overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten’ juncto het beginsel ‘patere legem quam ipse fecisti’, het zorgvuldigheidsbeginsel, de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 ‘betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen’ en het formeel en materieel motiveringsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur.
Samengevat betoogt de verzoekende partij dat de prijs aangeboden door de tussenkomende partij een abnormaal lage en niet-marktconforme prijs is en daarenboven een prijs die neerkomt op ‘sociale dumping’, t.t.z. een prijs die de regels van het sociaal- en arbeidsrecht niet naleeft. De aanbestedende overheid was dan ook verplicht de offerte van de tussenkomende partij te weren overeenkomstig artikel 76, § 1, vierde lid, 1° van het koninklijk besluit plaatsing 2017, minstens artikel 76, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, zonder mogelijkheid tot regularisatie. Alsdan zou de offerte van de verzoekende partij de enige regelmatige offerte zijn geweest. “Derhalve is er niet alleen reden om de uitvoering van de bestreden beslissing te schorsen, maar ook de daaruit voortvloeiende impliciete weigering om de opdracht te gunnen aan de verzoekende partij volgens de door haar ingediende offerte”.
Omdat het gaat om een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking en de opdracht voor diensten beneden de drempels valt voor de Europese bekendmaking en aangezien er in de opdrachtdocumenten
geen andersluidende bepaling is opgenomen, was de aanbestedende overheid op grond van artikel 36, § 6 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 er niet toe gehouden bij de betrokken inschrijver een bevraging uit te voeren over de abnormaal lijkende prijs. De verwerende partij had wel inlichtingen kunnen inwinnen bij de betrokken inschrijver. De verwerende partij heeft zulks niet gedaan, meer zij heeft eenvoudig geen prijs- of kostenonderzoek gevoerd.
Door de nalatigheid van de verwerende partij om de prijzen van de offertes grondig na te zien, is de beslissing ook tot stand gekomen met schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en werd de beslissing niet gemotiveerd zoals het behoort, met schending van het formeel en materieel motiveringsbeginsel.
10. Een tweede middel is – in ondergeschikte orde – afgeleid uit de schending van artikel 84 van de wet overheidsopdrachten 2016, de artikelen 33 en 35 van het koninklijk besluit plaatsing 2017, de ministeriële omzendbrief van 10 juli 2017 betreffende de ‘strijd tegen sociale dumping bij overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten’ juncto het beginsel ‘patere legem quam ipse fecisti’, het zorgvuldigheidsbeginsel, de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 ‘betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen’ en het formeel en materieel motiveringsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur.
Samengevat betoogt de verzoekende partij dat geen prijzen- of kostenonderzoek is uitgevoerd nu zulks blijkt uit geen enkel stuk of document van het dossier. In casu was het uitvoeren van een prijzen- en kostenonderzoek niet alleen wettelijk verplicht, maar noopten de regels inzake sociaal- en arbeidsrecht tot het voeren van een prijzen- en kostenonderzoek met de nodige precisie en in voorkomend geval daarover inlichtingen in te winnen bij de inschrijvers, minstens bij de gekozen inschrijver.
Standpunt van de verwerende partij
11. De verwerende partij werpt in de eerste plaats de niet-ontvankelijkheid op van het eerste middel. Zelfs indien de prijs van de gekozen inschrijver abnormaal zou zijn geweest, kon zijn offerte overeenkomstig
XII-8940-8/15
artikel 76, § 5 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 worden geregulariseerd zodat niet zeker is dat de verzoekende partij als eerste zou zijn gerangschikt en de opdracht gegund zou hebben gekregen.
Ten gronde antwoordt de verwerende partij onder het eerste middel dat de offertes zijn onderworpen aan een prijsonderzoek. Zulks blijkt volgens haar uit de kennisgevingsbrief en het evaluatieverslag die beide gewagen van regelmatige offertes.
Bij het onderzoek van de regelmatigheid stelt de verwerende partij geen abnormale prijzen te hebben gevonden waardoor een verdere bevraging zich niet heeft opgedrongen. Meer en zelfs als er al sprake zou zijn geweest van abnormale prijzen, was de verwerende partij op grond van artikel 36, § 6 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 niet gehouden tot een verdere bevraging.
De aanbestedende overheid beschikt hoe dan ook over een ruime beoordelingsvrijheid om prijzen al dan niet vermoedelijk abnormaal te bevinden en te beslissen of er al dan niet een prijsverantwoording zal worden gevraagd.
De berekeningen van de minimale loonkost waarop de verzoekende partij steunt, zijn niet juridisch bindend en houden geen rekening met het inschakelen van studenten of werknemers binnen een Activaplan.
De gekozen inschrijver voert een gelijkaardige opdracht uit voor de verwerende partij in lokalen te Brussel. Hierbij hanteert hij een gelijkaardige prijs die de verwerende partij heeft onderzocht en als normaal heeft aanvaard. Deze prijs werd daarenboven nooit aangevochten. De verwerende partij leidt hieruit af dat zij ook in deze overheidsopdracht de door de gekozen inschrijver opgegeven prijs als normaal kon beschouwen.
12. Het tweede middel dient volgens de verwerende partij samen te worden gelezen met het eerste middel. De verwerende partij leidt hieruit in de eerste plaats af dat het tweede middel niet ontvankelijk is:
“- Ofwel zal uw Raad immers oordelen dat het eerste middel ontvankelijk
en gegrond is (quod non). In dat geval zal de bestreden beslissing aldus geschorst worden en is dit tweede middel bijgevolg zonder belang.
-Ofwel zal uw Raad oordelen dat het eerste middel onontvankelijk of niet ernstig is. In dat geval bevestigt uw Raad aldus dat verwerende partij de artikelen, waarvan de schending wordt ingeroepen bij het eerste middel, niet geschonden heeft en dat zij aldus wel de regels omtrent het prijs- of kostenonderzoek heeft gerespecteerd.
Aangezien bij dit tweede middel (dat in ondergeschikte orde wordt ingeroepen), de schending van dezelfde artikelen wordt aangekaart, zonder dat er nieuwe argumenten worden gegeven, is dit middel zonder belang. In samenhang met het eerste middel, zal immers nooit een beslissing over dit middel worden geveld.”
Ten gronde herhaalt de verwerende partij de essentie van haar verweer onder het eerste middel.
Standpunt van de tussenkomende partij
13. De tussenkomende partij beantwoordt de beide middelen samen.
In essentie werpt zij op dat de door haar opgegeven prijs noch in strijd is met de sociale regelgeving, noch abnormaal. Zij stelt in het verleden in concurrentie te zijn gekomen met lagere prijzen dan de hare zonder dat die in vraag werden gesteld.
Het feit dat de verzoekende partij de opdracht niet heeft gekregen, toont op zich niet het abnormaal karakter aan van lagere prijzen dan die aangeboden door de verzoekende partij. De tussenkomende partij stelt verder een kleine onderneming te zijn waardoor zij geen algemene kosten zou hebben. Haar prijzen zouden in essentie enkel de arbeidskosten omvatten.
Ten vertrouwelijke titel legt de tussenkomende partij het detail van de prijs per uur neer. Zij maakt uw Raad erop attent dat haar uurtarief wel degelijk rekening houdt met de minimumlonen en sociale lasten en dat zij kan genieten van steunmaatregelen die de kost drukken. Eveneens ten vertrouwelijke titel legt de tussenkomende partij de arbeidsovereenkomst en het Activa-attest van de werkneemster belast met de schoonmaak, neer.
De tussenkomende partij vervolgt dat voor het prijzenonderzoek in de zin van de artikelen 33 en 35 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 de Belgische Staat deze vertrouwelijke stukken niet nodig had. Een verdere prijsbevraging in het kader waarvan deze stukken hadden kunnen worden gevraagd, heeft zich niet opgedrongen. De Belgische Staat, die dit soort schoonmaakopdrachten vaak lanceert, is perfect op de hoogte van de prijzen in de schoonmaaksector, van de sociale regelgeving en van de steunmaatregelen. De tussenkomende partij benadrukt dat haar prijzen niet afwijken van de courante prijzen gehanteerd in de schoonmaaksector die wordt gekenmerkt door zeer scherpe prijzen.
Beoordeling
14. Artikel 84 van de wet overheidsopdrachten 2016 luidt:
“De aanbestedende overheid voert een prijzen- of kostenonderzoek uit op de ingediende offertes, overeenkomstig de door de Koning te bepalen nadere regels. De Koning kan in uitzonderingen voorzien op het prijzen of kostenonderzoek voor de door Hem te bepalen opdrachten.
Op haar verzoek verstrekken de inschrijvers tijdens de plaatsingsprocedure alle nodige inlichtingen om dit onderzoek mogelijk te maken.”
Artikel 35 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 luidt:
“De aanbestedende overheid onderwerpt de ingediende offertes aan een prijs- of kostenonderzoek. Daartoe kan de aanbestedende overheid, overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de wet, de inschrijvers verzoeken alle nodige inlichtingen te verstrekken.”
De Raad van State mag, voor de toetsing van de beoordeling van de motieven van een aanbestedende overheid om prijzen al dan niet als abnormaal te beschouwen en om al dan niet een prijsverantwoording te vragen, zijn eigen beoordeling niet in de plaats stellen van het bestuur. Een aanbestedende overheid beschikt bij het al dan niet opstarten van de procedure van abnormale prijzen immers over een ruime beoordelingsruimte. Het komt de Raad van State enkel toe om desgevraagd na te gaan of de betrokken motieven van dat onderzoek naar
behoren zijn bewezen en of de beoordeling van het bestuur de perken van de redelijkheid en de zorgvuldigheid niet te buiten is gegaan.
15. De materiëlemotiveringsplicht vereist dat uit het administratief dossier de motieven kunnen worden afgeleid op grond waarvan een aanbestedende overheid van oordeel is dat de aangeboden prijzen niet abnormaal zijn, opdat deze aan de voormelde toetsing door de Raad van State kunnen worden onderworpen. Dit was te dezen zeker aangewezen, gelet op het belangrijke verschil (23,23 % ) tussen de door de beide offerte-indieners voorgestelde prijzen. Een loutere post-factumbewering van de aanbestedende overheid volstaat niet om voor waar aan te nemen dat de wettelijke verplichting inzake het prijsonderzoek daadwerkelijk werd nageleefd. Er staat aldus niet vast dat de offerte van de gekozen inschrijver geen abnormale prijzen bevatte en een geldige offerte was, zodat het derhalve ook niet vaststaat dat de opdracht op rechtsgeldige wijze werd gegund.
16. De verwerende partij verwijst naar de kennisgevingsbrief en het evaluatieverslag, waaruit zou blijken dat de offertes zijn onderzocht op hun regelmatigheid, inclusief het prijzenonderzoek, en waarbij de beide offertes regelmatig zijn bevonden.
Uit een samenlezing van de kennisgevingsbrief en het evaluatieverslag lijkt evenwel te volgen dat deze conclusie enkel steunt op een onderzoek van de handtekeningsbevoegdheid, de attesten inzake niet-faillissement, fiscale schulden en RSZ-schulden, blanco uittreksel uit het strafregister en attest plaatsbezoek, maar geen aanwijzingen bevat voor een uitgevoerd prijsonderzoek. De prijzen van de inschrijvers lijken eerst aan bod te zijn gekomen bij de berekening van de punten voor het prijscriterium na toepassing van de in het bestek omschreven prijsformule. Een dergelijke berekening mag niet worden gelijkgesteld met een prijsonderzoek in de zin van de geschonden geachte artikelen 84 van de wet overheidsopdrachten 2016 en 35 van het koninklijk besluit plaatsing 2017.
17. Het verweer dat in de schoonmaaksector prijzen doorgaans scherp worden gesteld, niet zelden dankzij steunmaatregelen waar werkgevers
kunnen van genieten, komt voor als een post factum motief. Het dossier zoals het voorlag ten tijde van de gunning bevat geen verklaring voor het grote prijsverschil tussen de inschrijvers om die reden. De offerte van de gekozen inschrijver licht de opgegeven prijs niet toe. De tussenkomende partij bevestigt overigens thans uitdrukkelijk dat de aanbestedende overheid niet vóór het voegen bij het verzoekschrift tot tussenkomst kennis had van de concreet door haar genoten steunmaatregelen en de detailberekening van het door haar opgegeven uurtarief. In zoverre tegenpartijen in dit licht verwijzen naar artikel 36, § 6 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 luidens welk een aanbestedende overheid niet gehouden is tot prijsbevraging in geval van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking – zoals te dezen – valt op te merken dat artikel 84 van de wet overheidsopdrachten 2016 juncto artikel 35 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 de aanbestedende overheid steeds toelaten om inlichtingen te vragen.
18. Hetzelfde lijkt op te gaan voor wat betreft de verwijzing door de verwerende partij naar een gelijkaardige opdracht die de gekozen inschrijver voor haar uitvoert in lokalen te Brussel tegen een vergelijkbare en niet aangevochten prijs. Niet alleen bevat het administratief dossier niet het minste spoor dat in het kader van een prijsonderzoek aanknoping zou zijn gezocht bij de Brusselse opdracht maar bovendien lijkt het door de verwerende partij bijgebrachte evaluatieverslag dienaangaande al evenmin aanwijzingen te bevatten over de beweerde normaliteit van de prijzen.
IX. Besluit
19. Aangezien het dossier er niet van doet blijken dat de verwerende partij voorafgaand aan het nemen van de gunningsbeslissing een onderzoek heeft verricht van de prijzen, worden de middelen in die mate ernstig bevonden.
Deze vaststelling volstaat om de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden gunningsbeslissing te adviseren.
20. De vordering tot schorsing van de impliciete weigeringsbeslissing om de opdracht aan de verzoekende partij te gunnen, dient
vooralsnog te worden verworpen. Er kan niet worden vooruitgelopen op de resultaten van een nog te voeren prijsonderzoek, met inbegrip van een onderzoek naar de naleving van de sociale regelgeving.
X. Kosten
21. Het is passend, gelet op de hierna ingewilligde vordering tot schorsing en het daaropvolgende nog noodzakelijke procedureverloop, de kosten, de gevorderde rechtsplegingsvergoeding inbegrepen, in beraad te houden.
BESLISSING
1. Het verzoek van de bvba Belgo Facility Services tot tussenkomst wordt ingewilligd.
2. De Raad van State beveelt de schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid van “de beslissing van ongekende datum van de Voorzitster van het Directiecomité van de FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER […] om de opdracht ‘schoonmaak van lokalen van de FOD Mobiliteit en Vervoer – Port Arthurlaan 12 – 0000 Xxxx’ te sluiten met BELGO FACILITY SERVICES”.
3. De Raad van State verwerpt de vordering voor het overige.
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van achtentwintig augustus tweeduizend twintig, door de Raad van State, XIIe vakantiekamer, samengesteld uit:
Xxxx Xxxxxxxx, kamervoorzitter, bijgestaan door
Silja Doms, griffier.