Artikelen onderwijsovereenkomst 2022-2023
Artikelen onderwijsovereenkomst 2022-2023
Artikel 4: Aard van de overeenkomst
1. De artikelen vormen samen met het opleidingsblad en eventuele bijlage de onderwijsovereenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
2. In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen. Bepalingen die specifiek gaan over de door de student te volgen opleiding staan in het opleidingsblad. Het opleidingsblad is een onlosmakelijk onderdeel van de onderwijsovereenkomst. Overal waar in deze overeenkomst ‘opleiding’ staat, wordt de opleiding bedoeld zoals vermeld op het opleidingsblad.
3. De opleidingsgegevens zoals opgenomen in artikel 2 van het opleidingsblad kunnen gedurende de opleiding met wederzijdse instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld. De opleidingsgegevens kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek en met instemming van de student, al dan niet via, in of na overleg met of op advies van een functionaris van de onderwijsinstelling. De onderwijsinstelling kan de student hierin altijd actief adviseren. Het opleidingsblad wordt dan gedurende de looptijd vervangen door een nieuw opleidingsblad, dat de onderwijsinstelling schriftelijk (op papier/digitaal) stuurt naar de student (en in het geval van een minderjarige student ook naar zijn/haar ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s) Voor de Aeres MBO-locaties in Friesland geldt dat het gedurende de looptijd vervangen opleidingsblad wordt geplaatst in het eigen digitale dossier en in het EduArte Onderwijsportaal. Door middel van een e-mail wordt de student (of in het geval van een minderjarige student zijn/haar ouder(s)/ wettelijk vertegenwoordiger(s) erop gewezen dat het nieuwe opleidingsblad te vinden is in het EduArte Onderwijsportaal.
4. Als de student of in geval van een minderjarige student zijn/haar ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s), niet akkoord gaan met de inhoud van het nieuwe opleidingsblad al dan niet omdat de aangepaste opleidingsgegevens niet correct zijn weergegeven, dan moet hij/zij dit binnen tien werkdagen schriftelijk of mondeling aan de onderwijsinstelling doorgeven. De opleidingsgegevens worden in dat geval gecorrigeerd. In dit geval blijft de student de opleiding volgen zoals vermeld op het vorige opleidingsblad. Als de student of in het geval van een minderjarige student zijn/haar ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s) niet binnen de afgesproken termijn reageert, vervangt het nieuwe opleidingsblad het vorige opleidingsblad en wordt daarmee een onlosmakelijk onderdeel van de onderwijsovereenkomst.
5. De student en in het geval van een minderjarige student de ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s) heeft altijd recht op inzage in het eigen dossier.
Artikel 5: Inhoud en inrichting
1. De inhoud en inrichting van de opleiding en examenvoorzieningen staan beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling (OER1). De OER is te vinden op de website van Aeres MBO.
1 Per 1 augustus 2014 geldt de volgende bepaling zoals neergelegd in artikel 7.4.8, tweede lid, van de WEB: Het bevoegd gezag legt de beschrijving van het onderwijsprogramma, met vermelding van het aantal begeleide onderwijsuren als bedoeld in artikel 7.2.7 per programmaonderdeel per studiejaar en het aantal klokuren beroepspraktijkvorming per studiejaar, en de regels met betrekking tot het examen tijdig voor aanvang van de opleiding vast in de onderwijs- en examenregeling van de instelling en zorgt ervoor dat
2. Van de opleiding op basis van de herziene kwalificatiestructuur maken keuzedelen onlosmakelijk onderdeel uit. Het volgen van keuzedelen en afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang of gedurende de opleiding keuzedelen. Wanneer een student een keuze maakt om een keuzedeel te gaan volgen, wordt dit geregistreerd op het opleidingsblad dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de onderwijsovereenkomst. Als de student later in zijn opleiding een keuze voor een keuzedeel maakt, dan wordt er een nieuw opleidingsblad bij de onderwijsovereenkomst afgesloten. Het aantal keuzedelen is afhankelijk van het soort opleiding en de omvang (aantal studiebelastingsuren) van de keuzedelen.
3. Een student kan met de onderwijsinstelling aanvullende maatwerkafspraken maken over bijvoorbeeld extra begeleiding. Deze afspraken worden in een bijlage bij deze onderwijsovereenkomst gevoegd.
4. Op grond van bewijsstukken kan een student vrijstelling krijgen voor een bepaald examenonderdeel. De gevallen waarin dat kan, staan beschreven in de OER. Het bewijs van de vrijstelling komt in het diplomadossier van de student. De onderwijsinstelling geeft de student een bewijs van de verkregen vrijstelling. Daarop kan als dat aan de orde is, ook worden vermeld of de vrijstelling voor een beperkte tijd geldig is.
5. De beroepspraktijkvorming (bpv) is een verplicht onderdeel van deze opleiding. Afspraken over de beroepspraktijkvorming staan in een praktijkovereenkomst tussen de onderwijsinstelling, de student en het leerbedrijf dat de bpv verzorgt.
6. De onderwijsinstelling heeft de zorgplicht een arbeidsmarktrelevante opleiding aan te bieden en de student te helpen bij het vinden van een bpv-plek. De student moet zich inspannen om een bpv-plek te vinden en/of moet een bpv-plek accepteren.
Artikel 6: Tijdvakken en locaties
1. De onderwijsinstelling maakt het rooster en de locaties op tijd en ruim voor het begin van de lessen aan de student bekend.
2. De student moet de opleidingsactiviteiten volgens het geldende rooster te volgen.
3. De onderwijsinstelling mag het rooster en de locaties om organisatorische en/of onderwijsinhoudelijke redenen wijzigen. De onderwijsinstelling spant zich in wijzigingen van het rooster en/of de locatie op tijd en voor aanvang van de les door te geven aan de student.
4. De onderwijsinstelling verwacht van de student dat hij/zij op tijd, dat wil zeggen voor het begin van de aanvangstijd, op de locatie aanwezig is.
Artikel 7: Wederzijdse inspanningsverplichting
1. De onderwijsinstelling organiseert het onderwijs en de examinering daarvan op zo’n manier dat de student de opleiding redelijkerwijs binnen de gestelde termijn met succes af kan ronden. Te weten voor of uiterlijk op de verwachte einddatum die onder artikel 2 op het opleidingsblad staat. De onderwijsinstelling draagt zorg voor het realiseren van de ingeroosterde lessen en andere activiteiten en zorgt in het geval van lesuitval voor een passend alternatief. In uitzonderlijke gevallen, kan het bevoegd gezag een alternatieve termijn voor de opleiding
studenten en deelnemers volledig en tijdig worden geïnformeerd over het onderwijsprogramma, examens en het ondersteuningsaanbod voor gehandicapte studenten en deelnemers die extra ondersteuning behoeven.
vaststellen. In dit geval moet via een nieuw opleidingsblad een nieuwe verwachte einddatum met de student worden afgesproken.
2. De student spant zich zo goed mogelijk in om de opleiding binnen de gestelde termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de verwachte einddatum die onder artikel 2 op het opleidingsblad staat. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk aan opleidingsactiviteiten deel te nemen, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem of haar kan worden verwacht.
Artikel 8: Financiële verplichtingen
1. Aan het volgen van een opleiding zijn de wettelijke vastgestelde les- en/of cursusgelden verbonden, die voorafgaand aan de start van de opleiding met de student worden gecommuniceerd. Deze kosten komen voor rekening van de student.
2. De onderwijsinstelling bekostigt de onderwijsactiviteiten en de daarvoor benodigde inventaris die op basis van het betreffende kwalificatiedossier noodzakelijk zijn om de studenten in staat te stellen het onderwijs te volgen en het diploma te behalen.
3. De student verklaart door ondertekening van de onderwijsovereenkomst kennis te hebben genomen van de lijst met onderwijsbenodigdheden waar hij/zij voor aanvang van de opleiding over moet beschikken.
4. De onderwijsinstelling kan extra voorzieningen en (onderwijs)activiteiten aanbieden, waarvoor een vrijwillige bijdrage wordt gevraagd. Afspraken hierover kun je nalezen in de Notitie Schoolkosten en vrijwillige deelnemerbijdrage Aeres MBO.
5. Aan een aantal aangeboden keuzedelen zijn extra kosten verbonden. Indien dit voor een keuzedeel geldt, wordt de student hierover geïnformeerd. Voor het aanbod aan keuzedelen geldt dat in dat aanbod voldoende keuzedelen zitten waaraan geen extra kosten zitten om te kunnen voldoen aan de diploma-eisen.
6. De inschrijving is niet afhankelijk van een andere dan een bij of krachtens de wet geregelde geldelijke bijdrage overeenkomstig artikel 8.1.4 van de WEB.
7. In het geval van het voortijdig beëindigen van de opleiding (artikel 21) is de student verplicht de onder artikel 8.1 genoemde kosten te betalen.
8. Indien de inschrijving voor 1 mei wordt beëindigd vanwege een van onderstaand genoemde reden, wordt het lesgeld voor dat studiejaar op aanvraag van de lesgeldplichtige terugbetaald met een twaalfde deel voor iedere resterende hele maand in dat studiejaar. Teruggave van het lesgeld is uitsluitend mogelijk indien de inschrijving is beëindigd in verband met:
a. Het met goed gevolg hebben afgerond van de opleiding. Hierbij is de werkelijk einddatum van de opleiding de diplomadatum en dat is de datum waarop de Centrale Examencommissie de diplomeerbaarheid van de student heeft vastgesteld;
b. De inschrijving voor een cursus als bedoeld in artikel 13 en 14, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000, mits die inschrijving plaatsvindt in het desbetreffende studiejaar;
c. Overlijden of ernstige ziekte van de student;
d. Bij ministeriële regeling te bepalen bijzondere familieomstandigheden.
Artikel 9: Passend onderwijs
1. Indien van toepassing worden voor individuele studenten aanvullende afspraken gemaakt over extra begeleiding in het kader van Passend onderwijs. Afspraken over de ondersteuning worden in principe voor aanvang van de opleiding gemaakt, maar kunnen ook tijdens de looptijd van deze onderwijsovereenkomst worden gemaakt of worden aangepast. De nadere invulling van deze afspraken wordt in een bijlage bij de onderwijsovereenkomst neergelegd. Deze maakt, na ondertekening, onlosmakelijk onderdeel uit van deze onderwijsovereenkomst.
2. De student levert de onderwijsinstelling de benodigde informatie over de (mogelijke) extra ondersteuningsbehoefte zodat de onderwijsinstelling deze ondersteuning kan bieden. Wanneer blijkt dat hij/zij deze informatie verzwijgt, wordt de extra ondersteuning ook niet opgenomen in de bijlage bij de onderwijsovereenkomst. De onderwijsinstelling hoeft de noodzakelijke ondersteuning dan ook niet te leveren. Als tijdens de opleiding blijkt dat de student een ondersteuningsbehoefte heeft, kan de onderwijsinstelling zelf vaststellen of zij hieraan alsnog tegemoet kan komen.
Artikel 10: Ziekte en afwezigheid
1. Onder een geldige reden van langdurige afwezigheid van de student wordt verstaan:
a. ziekte van de student, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van de arts,
b. zwangerschap of bevalling van de student, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van 16 weken die, indien de student dat wenst, 6 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of gedurende een periode van 20 weken die, indien de student dat wenst, 10 weken voor de dag van de vermoedelijke datum van bevalling ingaat indien het zwangerschap van meer dan één kind betreft, of
c. bijzondere familieomstandigheden.
2. Als de student wegens ziekte of andere zwaarwegende persoonlijke omstandigheden opleidingsactiviteiten niet kan volgen, moet hij/zij dit zo snel mogelijk aan de onderwijsinstelling, bij een daartoe aangewezen persoon melden.
3. Bij herhaalde ziekmelding of langdurige ziekte kan de onderwijsinstelling van de student vragen een verklaring van een arts te overleggen, inhoudende dat hij/zij wegens medische redenen de onderwijsactiviteit niet kon volgen.
4. Bij herhaalde ziektemelding of langdurige ziekte kunnen de onderwijsinstelling en de student op basis van gezamenlijk overleg een gezamenlijke inspanning en inhaaltraject overeenkomen.
5. Het bevoegd gezag kan in samenspraak met het onderwijsteam of de zorgcoördinator bepalen dat de periode, bedoeld in artikel 10 lid 1, onderdeel b, wordt verlengd als dit naar zijn oordeel passend is.
6. Indien de student anders dan wegens ziekte, zwangerschap of bijzondere familieomstandigheden verhinderd is aan een ingeroosterde opleidingsactiviteit deel te nemen moet hij/zij de door de directie aangewezen persoon en procedure, onder opgave van redenen verzoeken verlof te verlenen, uiterlijk twee werkdagen voor de desbetreffende opleidingsactiviteit.
7. Het verlof, genoemd in artikel 10 lid 6, wordt slechts verleend indien de aanwezigheid van de student, gelet op de opgegeven redenen, in redelijkheid niet van de student kan worden verlangd.
8. De student die verlof heeft gekregen, is verplicht de betreffende onderwijsactiviteit in te halen, tenzij anders is afgesproken.
Artikel 11: Controle op (langdurige) afwezigheid
1. Indien de student onder de werking van de Wet op de studiefinanciering valt en hij gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vijf weken zonder geldige reden (zoals genoemd in artikel 10, lid 1) niet aan het onderwijs heeft deelgenomen, maakt de onderwijsinstelling daarvan een aantekening en doet zij melding aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, conform de in artikel 8.1.7., van de WEB genoemde voorwaarden.
2. Indien de student onder de Leerplichtwet valt en zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim plaatsvond gedurende zestien uren les- of praktijktijd in een periode van vier weken, geeft de onderwijsinstelling dit zonder uitstel door aan het Digitaal Verzuimloket van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
3. Studenten boven de 18 jaar die nog geen startkwalificatie hebben, worden volgens dezelfde termijnen als leerplichtige studenten gemeld bij het Digitaal Verzuimloket van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Artikel 12: Rechten en plichten van de student
1. Het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling zorgt ervoor dat de onderwijsinstelling een deelnemersstatuut (hierna te noemen studentenstatuut) heeft als bedoeld in artikel 7.4.8, vierde lid van de WEB.
2. In het studentenstatuut staan de rechten en plichten van de student.
3. De Centrale Studentenraad heeft ingestemd met het studentenstatuut.
Artikel 13: Negatief (bindend) studieadvies
1. De locatiedirectie brengt, in opdracht van het bevoegd gezag, aan alle studenten binnen het eerste jaar na de start van de opleiding een advies uit over de voortzetting van de opleiding. Nadere regels over de procedure van het studieadvies zijn te vinden op xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/xxxx-xxxxx-xxx/xxxxxxxxxx-xx-xxxxxxxx.
2. Aan een negatief bindend studieadvies kan het bevoegd gezag een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst verbinden.
3. Van de student waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van een negatief bindend studieadvies is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding aan de betrokken onderwijsinstelling beëindigd. De student kan niet opnieuw aan die onderwijsinstelling voor die opleiding worden ingeschreven.
4. Het bevoegd gezag spant zich gedurende acht weken in de student te ondersteunen en begeleiden naar een andere opleiding al dan niet aan die onderwijsinstelling, rekening houdend met diens voorkeuren. Dit geldt zowel voor studenten die leerplichtig zijn, als studenten op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is.
Artikel 14: Verwijdering uit opleidingsactiviteit en schorsing
1. De student die tijdens een opleidingsactiviteit ongewenst gedrag vertoont, kan door de docent of een ander daartoe aangewezen personeelslid van de onderwijsinstelling uit de opleidingsactiviteit verwijderd worden.
2. Als de student zich niet aan de regels van de onderwijsinstelling houdt, zoals beschreven in het studentenstatuut, kan de locatiedirecteur de student schorsen.
3. Alvorens een besluit te nemen inzake een schorsing wordt de desbetreffende student gehoord.
4. De locatiedirecteur kan de student maximaal vijf werkdagen met onmiddellijke ingang schorsen. Deze termijn kan nog eens met maximaal vijf werkdagen worden verlengd.
5. De locatiedirecteur kan de schorsing schriftelijk of mondeling doorgeven aan de student (en in geval van een minderjarige student de ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s). De reden, de startdatum en de duur van de schorsing moeten worden vermeld. De onderwijsinstelling moet een mondelinge schorsing meteen schriftelijk bevestigen. De hiervoor omschreven punten moeten dan ook worden vermeld.
6. Indien de student de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, ontvangen de ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s) het schrijven, zoals bedoeld in artikel 14, lid 4, tenzij de student hiervoor geen toestemming geeft.
7. Bij het vermoeden van een strafbaar feit wordt melding gedaan bij de politie.
8. De student kan binnen vijf werkdagen na het opleggen van de schorsing zijn reactie schriftelijk aan de onderwijsinstelling kenbaar maken.
9. De student heeft recht in bezwaar te gaan tegen het besluit van de onderwijsinstelling om hem te schorsen.
10. Een afschrift van het schorsingsbesluit wordt bewaard in het studentendossier en wordt verzonden aan de instellingsdirecteur.
11. De onderwijsinstelling draagt zorg voor passend schoolwerk voor de student voor de duur van de schorsing.
12. De student wordt in de gelegenheid gesteld om toetsen die tijdens de schorsingsperiode worden gemist (alsnog) te maken.
13. Meerdaagse schorsingen kunnen grond zijn voor het ingang zetten van een procedure tot verwijdering.
Artikel 15: Definitieve verwijdering
1. De student kan van de onderwijsinstelling verwijderd worden als hij/zij het studentenstatuut van de onderwijsinstelling overtreedt, nadat hij een schriftelijk waarschuwing heeft ontvangen en daarbij is gewezen op de mogelijke consequenties van zijn handelen en/of nalaten of als hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag. Nadere regels over de procedure van schorsing en verwijdering zijn te vinden op xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/xxxx-xxxxx- mbo/regelingen-en-statuten
2. De student heeft recht in bezwaar te gaan tegen het besluit van de onderwijsinstelling om hem/haar te verwijderen.
3. Afschriften van besluiten worden bewaard in het studentendossier.
4. Voor studenten op wie de Leerplichtwet 1969 van toepassing is en voor examendeelnemers als bedoeld in artikel 8.1.1., eerste lid, van de WEB, geldt dat de onderwijsinstelling in geval van verwijdering van de student ervoor zorgt dat een andere onderwijsinstelling bereid is de student toe te laten conform de artikelen 8.1.3., vijfde lid, van de WEB. Als de onderwijsinstelling aantoonbaar acht weken zonder succes heeft gezocht naar een andere onderwijsinstelling, kan de onderwijsinstelling in afwijking van het voorgaande tot definitieve verwijdering overgaan.
Artikel 16: Aansprakelijkheid
1. De onderwijsinstelling aanvaart geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst op grond van schorsing en/of verwijdering van de student. De student heeft in dat geval geen recht op terugbetaling van de gemaakte kosten.
2. Met uitzondering van opzet of grove schuld is Aeres MBO niet aansprakelijk voor verlies, diefstal, verduistering en/of beschadiging van eigendommen van de student.
3. Indien een student aan het schoolgebouw, aan de leermiddelen die zich daarin bevinden of aan andere bezittingen van het bevoegd gezag of aan andere onder het beheer van het bevoegd gezag vallende zaken, schade toebrengt, dan wordt die schade hersteld op kosten van de student die de schade heeft veroorzaakt of indien deze minderjarig is, op kosten van zijn/haar ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s). Indien een minderjarige student voor enige schade verantwoordelijk is, stelt de onderwijsinstelling de ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s) daarvoor aansprakelijk.
4. De aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling voortvloeiende uit het verwijtbaar niet (behoorlijk) nakomen van deze overeenkomst, wordt gesteld op een bedrag minimaal overeenkomend met het les- of cursusgeld van het desbetreffende studiejaar, dan wel een evenredig deel daarvan als de opleiding eerder wordt beëindigd.
Artikel 17: Procedure voor geschillen en klachten
1. Indien één der partijen van de overeenkomst meent dat de regels uit de overeenkomst onjuist of onzorgvuldig worden toegepast, dient hij/zij in eerste instantie het gerezen geschil op te lossen met de betrokkenen met wie het geschil is gerezen.
2. De student (en indien een minderjarige student de ouder(s) en/ of wettelijk vertegenwoordiger(s) heeft recht een klacht in te dienen via de klachtenregeling van de onderwijsinstelling Een klacht wordt ingediend via het formulier Loket Rechtsbescherming Aeres MBO op grond van de Klachtenregeling en het formulier’ dat beschikbaar is via de website van Aeres MBO.
3. Eventuele geschillen naar aanleiding van deze overeenkomst dan wel de beëindiging daarvan worden bij uitsluiting berecht door de bevoegde rechter van de vestigingsplaats van de onderwijsinstelling.
4. Voor klachten over besluiten van de Centrale Examencommissie in het algemeen, en over het bindend studieadvies in het bijzonder, kan de student zich wenden tot de Commissie van beroep voor examens volgens de procedure die daarvoor is vastgesteld in artikel 7.5.1 – 7.5.4 van de WEB. De procedure daarvan is te vinden op de website van Aeres MBO.
Artikel 18: Duur en beëindiging overeenkomst
1. Deze overeenkomst treedt na ondertekening in werking en wordt in principe aangegaan voor de duur van de opleiding zoals vermeld op het opleidingsblad.
2. Gedurende een periode van 10 werkdagen is de student in de gelegenheid de onderwijsovereenkomst te bestuderen en eenzijdig op te zeggen zonder aansprakelijk gesteld te kunnen worden. De opzegging geschiedt schriftelijk en dient gericht te worden aan de rechtsgeldige vertegenwoordiger van de onderwijsinstelling zoals genoemd in
‘ondergetekenden’ op het opleidingsblad van deze overeenkomst.
3. De overeenkomst eindigt:
a. Door het verstrijken van de termijn waarop deze overeenkomst van toepassing is. Op de onderwijsovereenkomst is een verlengingsclausule van toepassing voor studenten die een diploma ontvangen na de einddatum die op de onderwijsovereenkomst staat. Dit houdt in dat indien een student zijn/haar opleiding, of het deel van de opleiding waarop de overeenkomst betrekking heeft, nog niet heeft afgerond op de einddatum van de overeenkomst, de overeenkomst van kracht blijft tot het tijdstip waarop de student de bedoelde opleiding (of deel van de opleiding) heeft voltooid, maar uiterlijk geldig is tot de eerste teldatum (1 oktober);
b. Als de student de opleiding met succes heeft afgerond;
c. Indien de student de onderwijsinstelling binnen de termijn waarop de overeenkomst betrekking heeft zich laat uitschrijven of op eigen initiatief definitief heeft verlaten (het aldus eindigen van de overeenkomst laat onverlet de verplichting van de student de in artikel 8 genoemde kosten geheel te voldoen);
d. Door de definitieve verwijdering van de student van de onderwijsinstelling. Het aldus eindigen van de overeenkomst laat onverlet de verplichting van de student de in artikel 8 genoemde kosten geheel te voldoen;
e. Als de onderwijsinstelling niet langer in staat is de opleiding aan te bieden, waarbij de onderwijsinstelling zich inspant ervoor te zorgen dat de student de opleiding bij een andere onderwijsinstelling kan afmaken. Voor studenten die onder de Leerplichtwet 1969 vallen is bovendien artikel 8.1.3, lid 5 WEB van kracht.
f. Met wederzijds goedvinden van de student en de onderwijsinstelling.
g. Bij overlijden van de student.
h. Als gevolg van een negatief bindend studieadvies.
i. Voor zover het de beroepsbegeleidende leerweg betreft, indien de praktijkovereenkomst niet volledig ondertekend bij de onderwijsinstelling is vóór 31 december van het kalenderjaar van inschrijving. Het aldus eindigen van de onderwijsovereenkomst laat onverlet de verplichting van de student in artikel 8 genoemde kosten geheel te voldoen.
j. Na advies van de Centrale Examencommissie, als gevolg van gedrag dat niet passend is bij de beroepshouding, conform artikel 8.1.7b WEB.
k. Als tijdens de opleiding blijkt dat de student geen VOG (Verklaring Omtrent Gedrag) verklaring krijgt waardoor het niet mogelijk is om beroepspraktijkvorming te volgen doordat in die specifieke branche een VOG vereist is.
Artikel 19: Nieuwe overeenkomst
1. Indien de student niet binnen de gestelde tijdsduur (zoals die is overeengekomen) de opleiding met succes blijkt te (hebben) kunnen afronden, kunnen de student en de onderwijsinstelling een nieuw opleidingstraject overeenkomen. Daartoe wordt opnieuw een onderwijsovereenkomst aangegaan.
2. Als de student die een opleiding aan de onderwijsinstelling met succes heeft afgerond of om andere redenen de onderwijsinstelling heeft verlaten, besluit een nieuwe opleiding aan de onderwijsinstelling te volgen, wordt een nieuwe onderwijsovereenkomst afgesloten.
Artikel 20: Toepasselijke regelingen
1. Naast de bepalingen in deze overeenkomst en voor zover niet in strijd met deze overeenkomst zijn de volgende regelingen van toepassingen, en aan de student bekend gemaakt op de datum van ondertekening van de onderwijsovereenkomst:
- Onderwijs- en Examenregeling (OER);
- Studentenstatuut;
- Regeling Beroep Examinering;
- Regeling klachten algemeen zakelijke aard;
- Klachtenregeling voor veilig schoolklimaat;
- Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
- Protocol social media;
- Protocol schorsing en verwijdering;
- Protocol anti-pesten;
- Protocol informatieverschaffing gescheiden ouders;
- Protocol medicijnverstrekking en medisch handelen.
2. De bovenstaande regelingen en protocollen liggen ter inzage bij de studentenadministratie en zijn gepubliceerd op de website van Aeres MBO.
Artikel 21: Locatieregels
1. De locatieregels, zoals bekend gemaakt in de studiegids van de betreffende locatie en voor zover ze niet tegenstrijdig zijn met deze artikelen, zijn van toepassing.
Artikel 22: Slotartikel
1. In gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet en voor zover het rechten en plichten van de student betreft, beslist het bevoegd gezag.
2. Op deze overeenkomst is uitsluitend het Nederlands recht van toepassing.