Heden, 2023, In opdracht van
Heden, 2023,
In opdracht van
I. De vereniging Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna: FNV), gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht;
die voor deze zaak domicilie kiest te Amsterdam aan de Nieuwe Achtergracht 164 (1018 WV), op het kantoor van het PILP-NJCM, van welk kantoor mr. J. Xxxxx en xx. X. Xxxxx door FNV tot advocaten worden gesteld;
en
II. De vereniging CNV Connectief (hierna: CNV), gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht;
die voor deze zaak domicilie kiest te Amsterdam aan de Apollolaan 153 (1077 AS), op het kantoor van Xxxxxx Advocaten B.V., van welk kantoor mr. M.E. Xxxxxx door CNV tot advocaat wordt gesteld, voorts wordt xx. X. Xxxxxxxxxx van het kantoor BrandMR door CNV tot advocaat gesteld;
Heb ik,
krachtens schriftelijk verstrekte last van de Voorzieningenrechter te Den Haag
IN KORT GEDING GEDAGVAARD
De publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN (MEER SPECIFIEK DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT, EN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN
WERKGELEGENHEID), zetelende te Den Haag, die voor deze zaak woonplaats gekozen heeft te Rotterdam aan de Weena 355 (3013 AL), op het kantoor van Xxxxxxxx Coöperatief U.A., van welk kantoor xx. X. Xxxxxxx tot advocaat is gesteld, en afschrift dezes, alsmede van na te noemen producties, latende aan:
OM
Op … 2023 om …. uur, in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat te verschijnen op de mondelinge behandeling welke zal worden gehouden ter zitting van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, afdeling privaatrecht, zitting houdende in het Paleis van Justitie aan de Xxxxx Xxxxxxxxx 00, 0000 XX xx Xxx Xxxx.
ONDER AANZEGGING DAT
a. indien gedaagde niet in persoon en evenmin vertegenwoordigd door een advocaat op de terechtzitting verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter verstek tegen gedaagde zal verlenen en de hierna omschreven vordering zal toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
b. bij verschijning in het geding van gedaagde een griffierecht zal worden geheven, te voldoen binnen vier weken te rekenen vanaf het tijdstip van verschijning;
d. van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogende wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1e een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, dan wel
2e een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
e. de voorzieningenrechter aan de dagbepaling de voorwaarde heeft verbonden dat […]
WEGENS
Inhoudsopgave
1. Kern van de zaak
2. FNV en CNV en de groep waarvoor in deze procedure opgekomen wordt
3. Ontvankelijkheid
4. Feiten en voorgeschiedenis
5. Juridisch kader en onrechtmatig handelen Staat
6. Spoedeisendheid
7. Bekende verweren
8. Vorderingen
1. Kern van de zaak
1.1. In deze collectieve actie op grond van artikel 3:305a BW vragen FNV en CNV (hierna gezamenlijk ook: “de bonden”) om een voorlopige maatregel ten behoeve van zorgmedewerkers die al meer dan twee jaar kampen met ernstige langdurige klachten na een besmetting met het SARS-CoV-2-virus, in de volksmond het coro- navirus. De ziekte waarbij langdurige klachten optreden na een besmetting met het coronavirus wordt “Long COVID” genoemd, en tegenwoordig ook wel “Post CO- VID”.1 Long COVID kan zich manifesteren in uiteenlopende klachten, en kan leiden tot langdurige en mogelijk blijvende schade aan onder meer de hersenen, zenu- wen, het hart en de longen.2 Deze ziekte kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor patiënten, en ervoor zorgen dat zij niet meer kunnen werken of functioneren in het dagelijks leven.
1.2. Zorgmedewerkers werden tijdens de uitbraak van de coronapandemie en de daar- opvolgende lockdowns in 2020 geacht om door te werken, terwijl vrijwel iedereen thuis zat. Een groot aantal zorgmedewerkers is in die periode besmet geraakt met het coronavirus. Duizenden van die zorgmedewerkers (verpleegkundigen, artsen, verzorgenden, ambulancemedewerkers, thuiszorgmedewerkers et cetera) hebben
1 In deze dagvaarding zal verder de term “Long COVID” worden aangehouden
2 Zie bijvoorbeeld H.E. Xxxxx, X.X. Xxxxxx, X. McCorkella et al., 'Characterizing long COVID in an in- ternational cohort: 7 months of symptoms and their impact', EClinicalMedicine (38/101019) 15 juli 2021, D. Xxxxx, X. Xxx, A.E, Xxxxxxxxx et al., 'Short-term and Long-term Rates of Postacute Seque- lae of SARS-CoV-2 Infection: a Systematic Review', JAMA Netw Open (4/10) 13 oktober 2021 en X. Xxxx, X.X. Xxxxxxx, X. Xxxxxxxxxx et al., 'Global Prevalence of Post COVID-19 Condition or Long COVID: A Meta-Analysis and Systematic Review', The Journal of Infectious Diseases (136) 16 april 2022.
aan die besmetting Long COVID overgehouden. Een deel daarvan is nog steeds ar- beidsongeschikt. Deze mensen zijn vaak hun baan kwijtgeraakt, en daarmee hun BIG-registratie maar ook hun rol in het maatschappelijke leven. Zij kampen niet alleen met lichamelijke schade, maar ook met extra kosten en een flink verlies in inkomen (minimaal 30%). En door dit verlies komt een steeds groter deel van hen in de acute problemen, zeker nu de vaste lasten ook nog eens enorm zijn geste- gen. Deze zorgmedewerkers moeten veelal ingrijpende beslissingen nemen om het hoofd boven water te kunnen houden.
1.3. De overheid (hierna: de “Staat”) weigert tot op heden concrete hulp te bieden om de urgente financiële nood die bij deze zorgmedewerkers is ontstaan weg te ne- men, terwijl de bonden hier al vanaf voorjaar 2020 op aandringen, en de Staat al vanaf april 2021 met de bonden in gesprek is over een regeling. Na veelvuldig overleg en aandringen door de bonden heeft de Minister voor Langdurige Zorg op 28 september 2022 het voornemen kenbaar gemaakt om te komen tot een tege- moetkoming van EUR 15.000,- per persoon voor een bepaalde groep zorgmede- werkers met Long COVID. De minister heeft de Afdeling Advisering van de Raad van State om voorlichting gevraagd over (de juridische houdbaarheid van) dit voornemen. De Raad van State heeft in een advies van 30 november 20223 (hierna: het “Raad van State advies”, zie Productie 1) – kort gezegd - geconclu- deerd dat er inderdaad aanleiding kan zijn om een collectieve regeling te treffen en heeft uiteengezet hoe een dergelijke regeling kan worden vormgegeven.
1.4. Aanleiding voor dit kort geding is dat de minister op 16 december 2022 de Kamer heeft geïnformeerd dat er desondanks geen regeling vanuit de Staat zal komen voor de getroffen zorgmedewerkers (Productie 2). De eerder voorgenomen rege- ling waarbij de Staat een tegemoetkoming van EUR 15.000,- zou betalen aan (be- paalde) zorgmedewerkers met Long COVID is kennelijk volledig losgelaten. In plaats daarvan wil het kabinet dat werkgevers- en werknemersorganisaties tot een collectieve regeling komen, onder voorafgaande door het kabinet bepaalde voor- waarden. Slechts indien een regeling zoals het kabinet die voor ogen heeft door sociale partners tot stand komt, dan is het kabinet bereid om hieraan, in aanvul- ling op een substantiële bijdrage van werkgevers, een gemaximeerde bijdrage in 2023 te doen. Dit is voor de bonden om verschillende redenen onacceptabel: niet alleen is de kans van slagen van een dergelijke collectieve regeling nihil, onder meer omdat er al onvoldoende geld in de zorg is om werknemers een redelijk sala- ris te bieden, laat staan om gedupeerden te compenseren voor Long COVID
3 Afdeling advisering Raad van State, Advies naar aanleiding van Voorlichtingsverzoek over een on- verplichte tegemoetkoming voor zorgmedewerkers met langdurige Post-COVID klachten, 30 novem- ber 2022, W13.22.0198/III/Vo
schade, bovendien is het door de overheid voorschrijven van randvoorwaarden voor overleg tussen werkgevers en bonden een inbreuk op de vrijheid van onder- handeling van vakbonden.
1.5. Door deze recente mededeling van de minister is het de bonden duidelijk dat er geen enkel concreet uitzicht meer is op financiële hulp voor zorgmedewerkers met Long COVID. Dit terwijl de Xxxxx naar overtuiging van de bonden niet enkel moreel maar ook juridisch verplicht is deze zorgmedewerkers op korte termijn financieel tegemoet te komen. In deze dagvaarding wordt toegelicht dat zorgmedewerkers in 2020 zorg moesten blijven verlenen terwijl de rest van Nederland thuis zat, zonder dat zij beschikten over de juiste beschermingsmiddelen, omdat de Staat niet vol- doende voorbereid was op de pandemie, richtlijnen uitvaardigde die strijdig waren met eerdere richtlijnen en internationale normen, en deze richtlijnen als (tijdelijk) uitgangspunt nam voor het toezicht van de Inspectie SZW, waarmee de Arbowet- geving buitenspel werd gezet. De Staat heeft daarmee in strijd met het voorzorgs- beginsel gehandeld en niet voldaan aan de zorgplicht die op hem rust om pas- sende maatregelen te nemen om het leven en de gezondheid te beschermen van de mensen die onder zijn rechtsmacht vallen. De bonden menen dat de Staat hier- door (mede) verantwoordelijk, en aansprakelijk, is voor de schade die de zorgme- dewerkers die kampen met Xxxx COVID hebben geleden en nog steeds lijden. De bonden menen ook dat de Staat onder deze omstandigheden onrechtmatig handelt door aan werkgeversorganisaties en de bonden voorwaarden te stellen aan een te treffen regeling waarmee zorgmedewerkers een financiële tegemoetkoming zou- den ontvangen, en daarbij de groep die volgens de Staat onder de regeling zou kunnen vallen onnodig beperkt.
1.6. Ten slotte menen de bonden dat een voorlopige maatregel hier op zijn plaats is, gezien de acute financiële nood waarin veel zieke zorgmedewerkers verkeren en het feit dat er na bijna twee jaar overleg met de Minister van Langdurige Zorg en haar voorgangers en talloze halve toezeggingen, nog steeds geen uitzicht is op een oplossing voor deze mensen.
1.7. Hierna zal dit nader worden toegelicht. Allereerst zal worden ingegaan op de eiser- essen en hun ontvankelijkheid in deze procedure. Daarna zal stilgestaan worden bij de feiten en vervolgens zal worden ingegaan op het juridisch kader en het on- rechtmatig handelen van de Staat. Ten slotte zal worden ingegaan op de spoedei- sendheid en de vorderingen.
2. FNV en CNV en de groep waarvoor in deze procedure opgekomen wordt
2.1. FNV en CNV zijn de twee grootste Nederlandse vakbonden. Onderdeel van FNV is
FNV Zorg&Welzijn, in de sector zorg en welzijn sluit FNV cao’s af voor meer dan
een miljoen werknemers.4 CNV Connectief (in deze dagvaarding: “CNV”) is onder- deel van CNV en komt specifiek op voor werknemers in de sectoren onderwijs, zorg & welzijn en overheid & publieke diensten. FNV heeft bijna 1 miljoen leden5 en CNV Connectief heeft 120.000 leden.6 De bonden komen op voor de belangen van werknemers, en de leden van de bonden zijn werknemers, werkzoekenden, uitkeringsgerechtigden en/of oud-werknemers.
2.2. De bonden hebben zich sinds het uitbreken van het coronavirus specifiek ingezet voor de veiligheid en belangen van werknemers, waaronder alle werknemers in de zorg, tijdens de pandemie. Zij hebben steeds aangedrongen op een veilige werk- omgeving en voldoende beschermingsmiddelen (zie al. 4.40 hierna). Ook hebben zij al vanaf april 2020, toen al duidelijk was dat een coronabesmetting meer dan alleen acute gevolgen kan hebben, aangedrongen op compensatie voor (inko- mens)schade bij zorgmedewerkers (zie al. 4.39 – 4.61 hierna).
2.3. De bonden staan dagelijks in contact met zorgmedewerkers met Long COVID. Veel van hen zijn lid van een van de bonden. Beide bonden hebben een meldpunt opge- richt voor leden en niet-leden met Long COVID. Bij FNV hebben zich tot op heden 4473 mensen gemeld vanuit zorg en welzijn. Bij CNV hebben zich 310 zorgmede- werkers gemeld.
2.4. Vanwege de (steeds groter wordende) problemen van deze zorgmedewerkers heb- ben de bonden achter de schermen en publiekelijk alles op alles gezet om de Staat te bewegen deze groep tegemoet te komen. Omdat de (financiële) problemen van de zorgmedewerkers met Xxxx COVID alleen maar toenemen en elk uitzicht op een werkbare financiële regeling vanuit de Staat tot op heden ontbreekt, zien de bonden, na voorafgaande aanzeggingen daartoe, helaas geen andere optie meer dan de gang naar de rechtbank in dit kort geding.
2.5. De bonden komen in deze procedure op voor alle Long COVID patiënten die in het jaar 2020 werkzaam waren in de zorg, en daarbij in contact kwamen met patiën- ten/cliënten en/of daar nauw bij betrokken waren. In 2020 waren er nog weinig persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en geen vaccins beschikbaar. Zorgme- dewerkers die bij de uitoefening van hun werk in contact met patiënten stonden hadden geen reële mogelijkheid om de risico’s van COVID-19 te vermijden. Het ri- sico van besmetting voor zorgmedewerkers lag daardoor aanzienlijk hoger dan bij andere beroepsgroepen.
4 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxx-xxxxxx/xxxx-xxxxxxx
5 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxx-xx-xxx
6 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxx-xxx-xxxxxxxxxx/
2.6. De meest nijpende situatie is nu ontstaan bij de zorgmedewerkers die meer dan twee jaar ziek zijn. Immers kunnen zij na twee jaar ziekte ontslagen worden, en leidt tot dat een verdere terugval in inkomen. Weliswaar heeft het kabinet een re- geling getroffen om werkgevers te stimuleren om zorgmedewerkers met Long CO- VID minimaal een half jaar langer in dienst te houden, in de praktijk biedt dit nau- welijks soelaas (zie hierna al. 4.46).
2.7. De groep waarvoor de bonden in deze procedure opkomen (zoals bedoeld in artikel 1018e lid 2 Rv) betreft hier dus:
A. zorgmedewerkers die in 2020 bij de uitvoering van hun werkzaamheden in di- rect contact met patiënten/cliënten kwamen en/of daar nauw bij betrokken waren,
B. en die in dat jaar besmet zijn geraakt,
C. en nu Long COVID hebben,7
D. en als gevolg daarvan al meer dan twee jaar minder of helemaal niet meer kunnen werken.
(hierna: de “Gedupeerden”)
Dit zijn leden van de bonden en niet-leden van de bonden. Naar verwachting gaat het om rond de duizend zorgmedewerkers8, waarvan de bonden met het grootste deel in contact staan.
3. Ontvankelijkheid
3.1. De bonden zijn bevoegd om een collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305a BW in te stellen.
Vereisten artikel 1018 c Rv
7 Daarbij sluiten de bonden aan bij de door de WHO gehanteerde definitie van Xxxx COVID: de ziekte die optreedt bij mensen die een SARS-CoV-2 infectie hebben opgelopen of waarvan zo goed als zeker is dat zij zijn geïnfecteerd geweest met het virus én binnen drie maanden na de COVID-19 infectie last hebben van symptomen en effecten die ten minste twee maanden aanhouden. De symptomen en effecten van de aandoening na COVID-19 mogen niet door een alternatieve dia- gnose kunnen worden verklaard. Zie: xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxx-xxxx/xxxxxxxxx-xxx-xxx- wers/item/coronavirus-disease-(COVID-19)-post-COVID-19-condition
8 Zie Kamerbrief van 16 december 2022, Productie 2, cijfers in tabel 2 (p. 11). In de eerste tien maanden van 2022 (januari – oktober) zijn er 524 WIA-claimbeslissingen toegewezen aan mensen in de zorgsector met langdurige coronaklachten. Uitgaande van dezelfde trend zal dit in heel 2022 uitkomen op rond de 630 mensen. Aangezien het UWV een grote achterstand van tussen de 6 en 9 maanden heeft opgelopen met keuringen, en er ook zorgmedewerkers met Xxxx COVID zijn die zich niet laten keuren (ZZP’ers, stagiaires, mensen die inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt), zal het totale aantal op rond de 1000 zorgmedewerkers uitkomen.
3.2. Een collectieve actie zoals de onderhavige wordt geregeld door titel 14a Rv. Op grond van artikel 0000x Xx geldt dat in een kort geding enkel moet worden vol- daan aan artikel 1018c lid 1 Rv. Aan dit artikel is voldaan.
3.3. De gebeurtenissen waarop de collectieve vordering betrekking heeft (1018c lid 1 sub a Rv), worden beschreven in onderdeel 4 van deze dagvaarding, en betreffen het onrechtmatig handelen door de Staat door onvoldoende maatregelen te treffen om zorgmedewerkers in Nederland te beschermen, waardoor een deel van hen Long COVID heeft opgelopen en arbeidsongeschikt is geworden, en het daaropvol- gende besluit deze zorgmedewerkers niet te compenseren (of enkel voor een be- perkt bedrag en voor een beperkte periode te willen compenseren indien werkge- vers- en werknemersorganisaties eerst tot een collectieve regeling komen, onder voorafgaande door het kabinet bepaalde voorwaarden).
De groep personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering strekt (1018c lid 1 sub b Rv) zijn (voormalig) zorgmedewerkers die in de uitvoe- ring van hun werk in direct contact met patiënten/cliënten kwamen en/of daar nauw bij betrokken waren, en in 2020 Long COVID hebben opgelopen en als ge- volg daarvan minimaal twee jaar minder of helemaal niet meer kunnen werken (zie alinea 2.7 hierboven).
3.4. De in deze procedure te beantwoorden feitelijke vragen en rechtsvragen zijn ge- meenschappelijk (1018c lid 1 sub c Rv): de zorgmedewerkers waarvoor de bonden in deze procedure opkomen hebben met elkaar gemeen dat zij aan een gevaarlijke situatie zijn blootgesteld zonder dat zij over voldoende beschermingsmiddelen be- schikten, COVID-19 hebben opgelopen, en nu al minimaal twee jaar kampen met Long COVID. Uit de volgende alinea’s zal bovendien blijken dat FNV en CNV vol- doen aan alle ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a BW ( 1018c lid 1 sub d Rv).9
Vereisten artikel 3:305a BW
Gelijksoortige belangen (artikel 3:305a lid 1)
3.5. FNV en CNV komen in deze procedure samen op voor de belangen van zorgmede- werkers, van wie de vorderingen gelijksoortig zijn en zich dus lenen voor bunde- ling. In dit kort geding wordt ingezet op een algemene compensatie voor het leed dat alle Gedupeerden geleden hebben en daarmee eenzelfde bedrag voor elke
9 Het instellen van een exclusieve belangenbehartiger is in kort geding niet aan de orde. Artikel 1018c lid 1 sub e kan dan ook niet van toepassing zijn in kort geding. Zie ook X.X.X.X. xx Xxxxxx en T.D.A. Kluwen, De WAMCA leeft! In vogelvlucht door twee jaar rechtspraak, Maandblad voor Vermogensrecht, 3 – 2022, voetnoot 74
zorgmedewerker die tot de in deze dagvaarding nauw omschreven groep behoort. De vorderingen zijn mede om die reden niet te divers of te veelsoortig.10 Er wordt opgekomen voor de groepsbelangen dan wel de algemene belangen van de nauw omschreven groep.
3.6. Naar hun aard behoren onderhavige rechtsvorderingen tot het werkveld van FNV en CNV. De vorderingen strekken tot bescherming van de belangen van zorgmede- werkers, waaronder leden van FNV en CNV. De gelijksoortigheid volgt verder uit het feit dat (a) de zorgmedewerkers COVID-19 hebben opgelopen in 2020 tijdens het uitoefenen van hun werkzaamheden binnen de zorgsector, en (b) de zorgme- dewerkers door Long COVID al ministens twee jaar geheel of gedeeltelijk arbeids- ongeschikt zijn.
3.7. Het gaat de bonden niet om een oplossing voor één of meerdere individuen, maar om het ledigen van de nood van alle zorgmedewerkers met Xxxx COVID die nu in de financiële problemen zitten. Bovendien zijn de zorgverleners wegens gebrek aan middelen en door hun ziekte veelal niet in staat individuele procedures te starten tegen de Staat, en hebben zij daarom al groot belang bij de efficiënte en effectieve rechtsbescherming die de collectieve actie hen biedt.
Statutaire doelomschrijving (artikel 3:305a lid 1)
3.8. De bonden komen blijkens hun statuten op voor de (gelijksoortige) belangen van zorgmedewerkers die in deze procedure in het geding zijn.
FNV
3.9. De FNV komt volgens haar statuten (Productie 3), mede op voor: “de materiële en immateriële belangen […] van werkenden en niet-werkenden.”11
En:
‘Ter verwezenlijking van haar doelstellingen ziet de FNV-vereniging het als haar taak, het navolgende te bevorderen:
a. democratisering van het maatschappelijk leven in al zijn onderdelen en op elk niveau, zodat iedere uitoefening van macht is gebonden aan verantwoordingsplicht tegenover de betrokkenen;
(..)
e. arbeidsomstandigheden die getuigen van respect voor de menselijke waardig- heid;
10 Zie ook wetsgeschiedenis over begrip gelijksoortigheid in 3:305a BW, Kamerstukken II 1991/92, 22486, nr. 3, p. 27-28.
11 Statuten FNV, productie 3, maart 2022, artikel 4.1.
f. een rechtvaardige verdeling van inkomens en vermogens; (..)
l. het recht van een ieder op een geestelijk en lichamelijk gezond woon- en leefkli- maat.’12
3.10. Volgens haar statuten komt de FNV voor de hierboven genoemde belangen op met, onder andere, de volgende middelen, waaronder het voeren van procedures als de onderhavige:
CNV
‘b. het samenwerken en/of overleg plegen met andere organisaties van werkenden en/of niet-werkenden, zowel nationaal als internationaal, met organisaties van werkgevers, overheden en overheidsinstellingen en met andere instellingen op so- ciaal-economisch, cultureel en vaktechnisch terrein;
(..)
h. het doen instellen van vorderingen in rechte tot het naleven van wetten, veror-
deningen en CAO’s en dergelijke ten behoeve van de leden-natuurlijke personen;
i. het zo nodig zelfstandig voeren van gerechtelijke procedures ter bescherming van de belangen van leden-natuurlijke personen of groepen daarvan, dan wel ter bescherming van de belangen van werkenden en/of niet-werkenden of groepen van werkenden en/of niet-werkenden in het algemeen, waaronder het voeren van een groepsactie, als bedoeld in artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek;’13
3.11. Het behartigen van de belangen van zorgmedewerkers ligt ook binnen de statu- taire doelomschrijving van CNV. Artikel 3 van de statuten van CNV (Productie 4) luidt:
De vereniging stelt zich ten doel:
a. Het behartigen van de materiële en immateriële, collectieve en individuele be- langen van haar leden;
b. De sub a. genoemde belangenbehartiging vindt onder andere plaats door middel van het afsluiten van Collectieve Arbeids Overeenkomsten (CAO's) en sociale plan- nen;
c. het bieden van een platform op thema's in en rondom werk en inkomen;
d. het leveren van een bijdrage aan de maatschappelijke rol van de sectoren waarin de leden werkzaam zijn;
e. al hetgeen met het vorenstaande verband houdt en daartoe bevorderlijk kan zijn.
00 Xxxxxxxx XXX, productie 3, maart 2022, artikel 4.2.
00 Xxxxxxxx XXX, productie 3, maart 2022, artikel 8.2.
Voldoende representatief (artikel 3:305a lid 2 BW)
3.12. De belangen van zorgmedewerkers zijn bovendien voldoende gewaarborgd bij de twee grootste vakbonden van Nederland. FNV heeft circa 120.000 leden in de zorg en CNV heeft 25.516 leden in de zorg.
3.13. FNV en CNV voldoen daarmee aan het vereiste van voldoende representativiteit van artikel 3:305a lid 2 BW. Ook voldoen zij over de in artikel 3:305a lid 2 onder sub a t/m e genoemde vereisten, zoals hieronder per vereiste toegelicht.
a. Toezichthoudend orgaan
3.14. Voor wat betreft het vereiste dat de rechtspersoon beschikt over een toezichthou- dend orgaan (vereiste sub a), geldt het volgende. Zowel FNV als CNV beschikken over een Raad van Toezicht (zie Productie 3: statuten FNV en Productie 4: sta- tuten CNV)14. Beide Raden van Toezicht bestaan uit vijf personen en houden toe- zicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken.
b. Deelname aan besluitvorming
FNV
3.15. Voor wat betreft het vereiste dat de rechtspersoon beschikt over passende en doeltreffende mechanismen voor de deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvor- dering strekt (vereiste sub b), merkt FNV het volgende op. Leden van de FNV heb- ben onder andere directe invloed via de sectorale afdelingen (artikel 34 statuten en in het bijzonder 34.6), via stemrecht in de vergaderingen van die afdelingen (artikel 35 statuten) en via afvaardiging naar en stemrecht voor het ledenparle- ment van de FNV (artikel 39 statuten). Naast de statuten geldt bij FNV een ‘Huis- houdelijk Reglement’ (Productie 5) waarin onder meer is geregeld wanneer en hoe leden dienen te worden geraadpleegd, en hoe vervolgens besluiten worden genomen.
3.16. FNV komt op grond van haar statuten expliciet ook op voor werknemers die geen lid zijn van de FNV (artikel 4).
Ook heeft de FNV een meldpunt ingericht voor werknemers met Long COVID. 15 Dit meldpunt is toegankelijk en bedoeld voor leden en niet leden.
CNV
3.17. Leden kunnen gevraagd en ongevraagd input aanleveren bij CNV en de betrokken bestuurder. Op beslismomenten is er een ledenraadpleging en kunnen de leden
14 Statuten FNV hoofdstuk 6 en statuten CNV artikel 17.
15 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxx-xxxxxx/xxxx-xxxxxxx/xxxxxxxx-xxxx-xxxxx
hun stem uitbrengen en dit door voor of tegen bepaalde plannen te stemmen (zie Productie 6: Huishoudelijk Reglement CNV, artikel 6.1). Deze ledenraadpleging is doorgaans op digitale wijze.
3.18. Leden van CNV hebben daarnaast invloed op de algemene vergadering van de ver- eniging. Deze wordt gevormd door afgevaardigden welke worden gekozen door en uit de leden van de sectorgroepen, waarbij het aantal door een sectorgroep te be- noemen afgevaardigden een afspiegeling van het aantal leden van de betreffende sectorgroep is (zie Productie 4: statuten CNV, artikel 15 lid 3). Iedere afgevaar- digde heeft één stem. Ook kan 10% van de leden van CNV een vergadering bijeen roepen en de agenda agenderen (statuten CNV, artikel 16 lid 3). Ook CNV heeft een meldpunt ingericht voor werknemers met Long COVID.16 Dit meldpunt is toe- gankelijk en bedoeld voor leden en niet leden.
3.19. FNV en CNV voldoen daarmee ook aan de voorwaarden genoemd in artikel 3:305a lid 2 sub b BW.
c. Voldoende financiële middelen voor het instellen van een rechtsvordering
3.20. FNV en CNV zijn de twee grootste Nederlandse vakbonden en beschikken over ruim voldoende middelen om de kosten voor het instellen van onderhavige rechts- vordering te dragen (vereiste sub c). De zeggenschap over de rechtsvordering ligt in voldoende mate bij FNV en CNV. Voor het geval dit zou worden betwist, zul- len FNV en CNV stukken ter onderbouwing van hun financiële positie meenemen naar de zitting.
d. Algemeen toegankelijke internetpagina
FNV
3.21. FNV heeft een algemeen toegankelijke internetpagina waarop de volgende vereiste informatie beschikbaar is (vereiste sub d):
1. de statuten17;
2. de bestuursstructuur18;
3. de laatstelijk vastgestelde jaarlijkse verantwoording van de Raad van Toezicht 19;
16 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxx-xx-xxxxxxx/xxxx/xxxxxx/xxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx-xxxx-xxxx- mensschade-door-corona/
17 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxx/00x00x0x-x0xx-00xx-000x-x0xx000000x0/Xxxxxxxx-XXX-00-xxxxx- 2022.pdf
18 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxx-xx-xxx/xxx-xx-xxxx/xxxxxxx-xxx
19 De FNV heeft in 2021 formeel een RvT in het leven geroepen. In 2022 zijn de werkzaamheden van deze RvT van start gegaan. Vanaf 2022 zal er dus een verslag zijn van deze RvT. Zie hierover on- derdeel B van het bestuursverslag 2021: xxxxx://xxx.xxx-xxxxxxxx.xx/xxx-xxxxxxxxxxx-0000/0- een-sterkere-fnv. Hiervóór heeft het FNV bestuur verslag uitgebracht door middel van de Jaarver- slagen.
4. het laatstelijk vastgestelde bestuursverslag20;
5. de bezoldiging van de bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan21;
6. de doelstellingen en werkwijzen22;
7. een overzicht van de stand van zaken van de lopende collectieve procedures 23;
8. de berekening van de van leden gevraagde contributie24. Voor deze procedure wordt geen aparte bijdrage van leden en/of niet leden gevraagd;
9. een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij FNV en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen beëindigen;25
10. pagina met informatie over deze procedure, en waarop personen tot bescher- xxxx xxx xxxx belangen de rechtsvordering strekt kunnen laten weten zich in deze rechtsvorderingen niet vanuit FNV en CNV te willen laten vertegenwoordi- gen.26
CNV
3.22. CNV heeft op de algemeen toegankelijke internetpagina xxxxx://xxx.xxxxxxxxx- xxxx.xx/xxxx-xxx-xxxxxxxxxx/ de volgende informatie gepubliceerd:
1. De statuten van CNV met daarin de bestuursstructuur;
2. De laatste vastgestelde jaarlijkse verantwoording op hoofdlijnen van het toe- zichthoudend orgaan over het door haar uitgevoerde toezicht;
3. Het laatst vastgestelde bestuursverslag;
4. De bezoldiging van bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan;
5. De doelstellingen en werkwijze;
6. Een overzicht van de stand van zaken van lopende procedures;
7. De van leden gevraagde contributie (xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx-xx- aan/contributie/). Voor de onderhavige procedure wordt geen aparte bijdrage van leden en/of niet leden gevraagd;
20 Zie hier xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxx-xx-xxx/xxx-xx-xxxx/xxxxxxxx-xxxxxxxxx-xx-xxxxxxxxx en hier xxxxx://xxx.xxx-xxxxxxxx.xx/xxx-xxxxxxxxxxx-0000/
21 Zie xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxx-xx-xxx/xxx-xx-xxxx/xxxxxxxx-xxxxxxxxx-xx-xxxxxxxxx
22 Zie onder andere de statuten xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxx/00x00x0x-x0xx-00xx-000x- d8dc263188e0/Statuten-FNV-29-maart-2022.pdf en het meerjarenplan 2022-2025 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxx-xx-xxx/xxx-xx-xxxx/xxxxxxxxxxxxxxx-0000-0000
23 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxx-xx-xxx/xxx-xx-xxxx/xxx-xxxxxxxxx/xxxxxxxxx-xxxxxxxxxxx-xxxxx
24 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxx-xxxxxxx/xxxxxxxxxxx#/
25 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxx-xxx-xxx-xxxxxxxxxxxx?xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx#/ en xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxx-xxxxxxx/xxxxxxxx
26 Deze pagina zal online gaan bij het uitbrengen van de dagvaarding.
8. Een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier belan- gen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij CNV en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen beëindigen27;
9. pagina met informatie over deze procedure, en waarop personen tot bescher- xxxx xxx xxxx belangen de rechtsvordering strekt kunnen laten weten zich in deze rechtsvorderingen niet vanuit FNV en CNV te willen laten vertegenwoordi- gen.28
3.23. FNV en CNV voldoen daarmee ook aan de voorwaarden genoemd in artikel 3:305a lid 2 sub d BW.
e. Ervaring en deskundigheid
3.24. FNV en CNV beschikken als vakbonden over voldoende ervaring en deskundigheid ten aanzien van het instellen en voeren van de rechtsvordering (vereiste sub e). FNV en CNV voeren regelmatig (waar nodig) juridische procedures, zowel namens een bepaalde groep werknemers als via een collectieve actie als de onderhavige. Zowel bij FNV als CNV zijn een groot aantal in-house juristen en advocaten werk- zaam. Deze juristen werken ten behoeve van deze zaak samen met verschillende externe advocaten.
Aanvullende ontvankelijkheidsvereisten (artikel 3:305a lid 3 BW)
3.25. Art. 3:305a lid 3 stelt nog een aantal aanvullende eisen aan de ontvankelijkheid (sub a t/m c). FNV en CNV voldoen ook aan deze eisen.
3.26. Zowel FNV als CNV zijn ideële organisaties (vakbonden) zonder winstoogmerk (vereiste sub a; zie art. 4 statuten FNV en artikel 3 statuten CNV).
3.27. Onderhavige rechtsvordering heeft een voldoende nauwe band met de Neder- landse rechtssfeer (vereiste sub b) nu, (1) het merendeel, zo niet alle van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt de gewone verblijfplaats in Nederland heeft, (2) degene tegen wie de rechtsvordering zich richt de Nederlandse Staat is (3) de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering be- trekking heeft in Nederland hebben plaatsgevonden.
3.28. Tot slot hebben FNV en CNV in de gegeven omstandigheden voldoende getracht het gevorderde door het voeren van overleg met gedaagde te bereiken ( vereiste sub c). Zie hierover alinea’s 4.39 t/m 4.61.
Bestuursverslag en jaarrekening (artikel 3:305a lid 5 BW)
27 Zie deze pagina: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx-xx-xxx/xxx-xxxxxx-xxxxxxxx-xxxx-xxx-
%C3%A9n-een-ander/
28 Deze pagina zal online gaan bij het uitbrengen van de dagvaarding.
3.29. Tot slot vereist art. 3:305a lid 5 BW dat de rechtspersoon een bestuursverslag en een jaarrekening opstelt overeenkomstig het bepaalde voor verenigingen en stich- tingen in respectievelijk de artikelen 49 en 300 en in Titel 9 van Boek 2. Onver- minderd het in titel 9 bepaalde, wordt het bestuursverslag binnen acht dagen na vaststelling op de algemene toegankelijke internetpagina van de rechtspersoon gepubliceerd.
3.30. Ook hieraan voldoen FNV en CNV. Het bestuursverslag (jaarverslag) van FNV wordt vastgesteld in de bestuursvergadering in juni van elk jaar en binnen 8 da- gen na vaststelling gepubliceerd op de internetpagina van FNV.29 Ook de jaarreke- ning met bestuursverslag van CNV wordt binnen acht dagen na vaststelling gepu- bliceerd.30 Uiteraard voldoen beide bonden ook aan de wettelijke verplichting om een jaarrekening op te stellen.
Conclusie ten aanzien van ontvankelijkheid
3.31. De bonden voldoen aan alle ontvankelijkheidsvereisten van artikel 0000x Xx en 3:305a BW.
3.32. De bonden hebben ook eerder rechtszaken gevoerd in het kader van (het nieuwe) artikel 3:305a BW en zijn in deze zaken ontvankelijk verklaard. Een voorbeeld hiervan de zaak van FNV en CNV tegen XPO Supply Chain Netherlands III BV, waarin de rechtbank Oost-Brabant op 18 mei 2022 een tussenvonnis wees over de ontvankelijkheidsvragen vanuit de WAMCA en 3:305a BW, en de bonden op alle vereisten ontvankelijk verklaarde.31
3.33. De bonden staan bovendien in goed contact met een groot deel van de Gedupeer- den en hebben velen van hen ook betrokken bij de gesprekken en onderhandelin- gen met de Staat. Xxxxx zijn op de hoogte gebracht van het instellen van deze zaak via de kanalen van de bonden (e-mail en website). Enkele zorgmedewerkers met Xxxx COVID hebben input geleverd en hun verhalen zijn als illustratie opge- nomen ook in deze dagvaarding.
4. Feiten en voorgeschiedenis
Uitbraak Coronavirus in China en daarna Italië
4.1. In december 2019 wordt in de Chinese stad Wuhan een onbekende nieuwe long- ziekte gesignaleerd. Op 5 januari 2020 wordt het RIVM door de WHO geïnformeerd
29 Laatste jaarverslag: xxxxx://xxx.xxx-xxxxxxxx.xx/xxx-xxxxxxxxxxx-0000/
30 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxx-xxx-xxxxxxxxxx/
31 Rechtbank Oost-Brabant, 18 mei 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1995. Zie: xxxxx://xxxxxxxxxx.xxxxx- xxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxx?xxxXXXX:XX:XXXXX:0000:0000&xxxxxxx- ton=true&keyword=ECLI%3aNL%3aRBAMS%3a2020%3a5271
over deze nieuwe longziekte.32 Op 9 januari 2020 wordt duidelijk dat het gaat om een nieuw virus uit de SARS-familie. SARS staat voor Severe Acute Respiratory Syndrome, en het eerste SARS virus, dat uitbrak in 2002, had een case fatality rate (CFR; percentage van het aantal mensen met de diagnose van een ziekte dat daaraan komt te overlijden) van 3%.
4.2. Op 19 januari 2020 meldt de WHO dat er bewijs is dat het nieuwe coronavirus van mens op mens overdraagbaar is, en twee dagen later wordt de eerste besmetting in de Verenigde Staten gemeld.33 Op 22 januari meldt het RIVM dat de kans klein is dat het coronavirus ook naar Nederland komt, en op 24 januari twittert het RIVM dat het virus niet heel besmettelijk lijkt. Dezelfde dag komt het Outbreak Management Team (OMT) voor het eerst bij elkaar. Op 28 januari wordt het coro- navirus door de minister voor Medische Zorg als A-ziekte geclassificeerd op grond van artikel 20 van de Wet publieke gezondheid. Dit is de zwaarste status die vol- gens de Wet Publieke Gezondheid aan een ziekte kan worden toegekend, en geeft de minister vergaande wettelijke bevoegdheden om verdere verspreiding te voor- komen, waaronder gedwongen opname tot isolatie, gedwongen quarantaine en een verbod op beroepsuitoefening. Voor A-ziekten geldt bovendien een meldings- plicht voor artsen en laboratoria. Andere ziekten in groep A zijn SARS1, MERS, pokken en polio.
4.3. Op 7 februari 2020 meldt de directeur-generaal van de WHO dat de wereldwijde vraag naar PBM zoals beschermende kleding, mondneusmaskers en handschoenen 100 keer hoger is dan normaal.34 Drie dagen later stuurt Nederland een vliegtuig vol PBM zoals mondneusmaskers naar Wuhan.35
4.4. Inmiddels verspreidt het virus zich razendsnel in Noord-Italië. Op 24 februari 2020 sluiten de Italiaanse autoriteiten 11 dorpen af van de buitenwereld. Op 8 maart 2020 gaat Noord-Italië in volledige lockdown, heel Italië volgt drie dagen later. De situatie is zo ernstig dat er niet voldoende plaats is voor overledenen in mortuaria,
32 Onderzoeksraad voor Veiligheid, ‘Aanpak coronacrisis, Deel 1: tot september 2020’, Den Haag, fe- bruari 2022, vindplaats: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx/xx/xxxx/00000/xxxxxx-xxxxxxxxxxxx, p. 40, voetnoot 33
33 WHO, ‘Listings of WHO’s response to COVID-19’, 29 januari 2021, vindplaats:
xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxx/xxxx/00-00-0000-XXXXXxxxxxxxx
34 WHO, ‘WHO Director-General’s opening remarks at the media briefing on 2019 novel coronavirus - 7 February 2020’, 07 februari 2020, xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxxxxxx-xxxxxxx/xxxxxxxx/xxxxxx/xxx- director-general-s-openingremarks-at-the-media-briefing-on-2019-novel-coronavirus 7-febru-
ary-2020
35 X. Xxxxxxxxx en X. Xxxxxxxxxx, ‘Nederland stuurde in februari ondanks WHO-waarschuwing miljoe-
nen medische hulpmiddelen naar China’, de Volkskrant, 11 april 2020.
laat staan genoeg ziekenhuisbedden. Italiaanse artsen waarschuwen de rest van Europa begin maart 2020 voor de dramatische gevolgen van de pandemie. 36
Situatie in Nederland begin 2020
4.5. Nederland blijkt volledig onvoorbereid te zijn op de uitbraak van een pandemie. Dit terwijl in de voorgaande jaren herhaaldelijk uit rapporten en evaluaties was gebleken dat het risico op een pandemie reëel was en dat Nederland daar niet vol- doende op was voorbereid. In 2016 waarschuwde de Nationaal Coördinator Terro- rismebestrijding en Veiligheid (NCTV) al voor een groot tekort aan bedden op in- tensive-careafdelingen indien er een pandemie zou uitbreken.37 Gezondheidsadviseur Xxx Xxxxxxxxxxx schreef in 2018 een kritisch adviesrapport in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, waarin hij een nieuw gezond- heidsbeleid adviseerde om Nederland beter te bewapenen tegen, onder meer, een pandemie.38 De Nederlandse overheid doet niets met deze waarschuwingen.
4.6. Begin 2020 blijkt het te laat. Op 9 februari 2020, een dag voordat het vliegtuig vol medische hulpmiddelen naar China vertrekt, waarschuwt het RIVM in een interne notitie dat de ziekenhuiscapaciteit, in welk scenario dan ook, onvoldoende zal zijn om aan de zorgvraag te voldoen. Ook waarschuwt het RIVM voor het risico dat zorgmedewerkers besmet raken, waardoor de zorgcapaciteit zal afnemen. Ten slotte concludeert het RIVM dat de impact van de epidemie overeenkomt met de scenario’s “ernstig” tot “catastrofaal” volgens de Geïntegreerde Risicoanalyse Nati- onale Veiligheid van de NCTV.
Zie Productie 7: interne notitie RIVM van 9 februari 2020:
“In Nederland zijn circa 37.000 ziekenhuisbedden, waaronder 1208 operationele IC-bedden (gedefinieerd als het bed met beademings- apparatuur en verpleegkundigen). Deze capaciteit is onvoldoende.
36 Nieuwsuur, ‘Waarschuwing uit epicentrum Bergamo: 'Nederland reageert veel te traag'’ xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxx/0000000-xxxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxxxxxx-xxx- geert-veel-te-traag. Zie ook X. Xxxxxxxx en X. Xxxxxxxx Xxxxxxxxx, ‘Hoe Nederland de controle verloor: De corona-uitbraak van dag tot dag’, NRC 19 juni 2020, xxx.xx/xxxxxx/0000/00/00/xxx- nederland-reageerde-op-het-nieuwe-virus-uit-china-van-niks-aan-de-hand-tot-blinde-paniek- a4003075
37 X. Xxxxxxxxxxx en X. Xxxxxxxxx, ‘Risico van pandemie was ‘reëel’. Veiligheidsdiensten waar-
schuwden al in 2016 voor mogelijk tekort IC-bedden bij pandemie.’, NRC 26 maart 2020
38 X. Xxxxxxxxxxx, ‘Advies Global Health NL – 2018, verkenning van het draagvlak voor beleidsfor- mulering’, VWS/IZ 2018, enkel nog vindbaar via het Web Archive: xxxxx://xxx.xx- xxxxx.xxx/xxx/00000000000000/xxxxx://xxxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxx/Xxxxxx_Xxx- bal_Health_VWS_versie_27juni2018.pdf
Voor de gehele range van schattingen van mogelijke ernst van de nCoV infecties (0,05-3%) berekenen we dat de zorgvraag uitstijgt boven deze beschikbare capaciteit.
[…]
Door de snel stijgende zorgvraag hebben ziekenhuizen, verpleeg- huizen, de eerste lijn en de thuiszorg een zeer korte tijd om maat- regelen te nemen nadat een eerste geval met n CoV infectie is opge- nomen. Met een toenemend aantal besmette patiënten neemt ook het risico toe dat zorgwerkers besmet raken met nCoV, zodat de zorgcapaciteit afneemt.
[…]
Voor lage waarden van mortaliteit voor nCoV infectie komt de im- pact van een epidemie overeen met het uitgewerkte scenario “grieppandemie ernstig” in de Geïntegreerde Risico Analyse Natio- nale Veiligheid. […] Voor hogere waarden van mortaliteit voor nCoV infectie valt de impact van een epidemie in een zwaardere catego- rie, “catastrofaal”.
(Onderstrepingen advocaat)
4.7. Ondanks deze niet mis te verstane waarschuwing, worden de Nederlandse zieken- huizen niet door het ministerie geïnformeerd over de RIVM-notitie. De ziekenhui- zen konden dus nog geen voorbereidingen treffen en beginnen met opschalen. Ook neemt het ministerie geen maatregelen naar aanleiding van de notitie. Carnaval gaat eind februari gewoon door. Volgens de voorzitter van het OMT kan dit geen kwaad omdat carnaval doorgaans “in een kleine groep” wordt gevierd.39 Later blijkt dat carnaval als katalysator van de verspreiding van het virus heeft gewerkt.
4.8. In Nederland wordt op 27 februari 2020 de eerste patiënt positief getest op het coronavirus. Op 6 maart overlijdt de eerste coronapatiënt in Nederland. Nederland blijft nog vrij lang vasthouden aan de “indamstrategie”: proberen het virus in te dammen door besmette patiënten te isoleren, hun contacten te testen en informa- tie te geven over “risicogebieden” zoals China en Italië. Er wordt daarbij ook lang vastgehouden aan een zeer beperkte casusdefinitie: enkel patiënten met een link naar een bevestigde besmetting, of patiënten die zijn teruggekeerd uit een risico- gebied, worden als mogelijk risicogeval aangemerkt.
4.9. Het indambeleid blijkt intussen al snel een gepasseerd station. Op 8 maart 2020 blijkt uit resultaten van een steekproef onder medewerkers van het Amphia-zie- kenhuis dat 10% van de medewerkers besmet is met het coronavirus.40 De casus- definitie dat patiënten uit een risicogebied moeten zijn teruggekeerd wordt echter pas op 12 maart 2020 aangepast.41
Lockdown en richtlijnen RIVM en Rijksoverheid
4.10. Op 9 maart 2020 wordt op een persconferentie opgeroepen geen handen meer te schudden. Op 11 maart roept de WHO het coronavirus uit tot pandemie. Op 12 maart worden op een persconferentie de eerste serieuze mitigatiemaatregelen in Nederland aangekondigd: bijeenkomsten met meer dan honderd personen gaan niet door, en iedereen met klachten moet thuisblijven. Dat laatste geldt niet voor zorgmedewerkers, die hoeven alleen thuis te blijven als zij koorts hebben. Op 15 maart gaan de horeca en scholen dicht en kort daarna worden de inwoners van Nederland opgeroepen zoveel mogelijk thuis te blijven. Alleen cruciale beroepen, waaronder zorgmedewerkers, worden geacht door te werken. Op 16 maart spreekt premier Xxxxx het volk toe vanuit zijn werkkamer in het Torentje. Hij spreekt daarbij over het “gecontroleerd groepsimmuniteit opbouwen” tegen het virus.
4.11. Op 17 maart 2020 om 20.00 uur applaudisseert een groot deel van Nederland als steunbetuiging, vanaf balkons en woonkamerramen voor “de helden van de zorg”, die doorwerken terwijl heel Nederland thuiszit.42
4.12. De WHO vaardigt intussen allerlei adviezen en richtlijnen uit om verspreiding van het virus zoveel mogelijk tegen te gaan. Zo roept de WHO op 16 maart 2020 alle landen dringend op om elk verdacht geval te testen (“Test! Test! Test!”). Daar- naast adviseert de WHO dat besmette patiënten en hun verzorgenden medische mondneusmaskers dragen als zij in dezelfde kamer zijn.43 Op 19 maart 2020 wordt dit advies vastgelegd in een richtlijn: werknemers in de gezondheidszorg moeten een medisch masker dragen bij vermoedelijke of bevestigde COVID-19 gevallen,
40 X. xxx Xxxx en X. Xxxxxxx, ‘Coronavirus stelde burgemeesters voor grootste uitdagingen ooit: ‘Het was twee minuten doodstil’’, 04-10-2020, xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/0000000/xxxx- navirus-steldeburgemeestersvoor-grootste-uitdagingen-ooit-het-was-twee-minuten-doodstil
41 Zie bijvoorbeeld xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/xxxxxxx-xxxxxx/xxxxxxxxxxxxx/xxxx-xxxx-
casusdefinitie-COVID-19-aan-.htm
42 xxxxx://xxx.xx.xx/xxxx/xxxxxxx-xxxx-xxxx-xxxxxx-xxx-xx-xxxxxxxxx00xx/
43 WHO Director-General's opening remarks at the media briefing on COVID-19 - 16 March 2020, vindplaats: xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxxxxxx-xxxxxxx/xxxxxxxx/xxxxxx/xxx-xxxxxxxx-xxxxxxx-x-xxxx- ing-remarks-at-the-media-briefing-on-COVID-19 16-march-2020
zodra de kamer van de patiënt wordt betreden.44 In een andere richtlijn van de- zelfde datum schrijft de WHO dat rationeel, correct en consistent gebruik van PBM verspreiding van het virus vermindert.45 Dit geldt voor alle patiënten (en dus niet alleen COVID-19 verdachte patiënten).
4.13. Op 21 maart 2020 publiceert de WHO een richtlijn waarin wordt aanbevolen dat werknemers in verzorgingstehuizen PBM (medisch mondneusmasker, handschoe- nen, schort en oogbescherming) dragen bij vermoedelijke of bevestigde COVID-19 gevallen, zodra de kamer van de patiënt wordt betreden.46 Ook wordt aanbevolen te screenen op symptomen zoals koorts, hoesten en kortademigheid. Daarbij wordt gewaarschuwd dat ouderen vaak niet-specifieke symptomen vertonen na een infectie, zoals afname in alertheid en mobiliteit en diarree, en dat zij soms geen koorts krijgen.
4.14. Op 23 maart 2020 publiceert het RIVM de richtlijn “Uitgangspunten PBM buiten het ziekenhuis” (Productie 8).47 In afwijking van de WHO adviezen wordt een veel beperktere inzet van PBM voorgeschreven. Zo schrijft de richtlijn enkel het gebruik van PBM voor in het geval van “een hoestende/niezende patiënt verdacht voor CO- VID-19”. Andere mogelijke symptomen van COVID-19 worden niet genoemd. Bij een verdenking van COVID 19, hoeft volgens de richtlijn van het RIVM geen
mond-neusmasker gebruikt te worden als de afstand tot de patiënt meer dan 1,5 meter is, of als het gaat om een contract van minder dan 5 minuten. Op 27 maart 2020 wordt dit laatste criterium aangepast naar: ”vluchtig contact, bijvoorbeeld het aanreiken van medicijnen”.
4.15. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) roept naar aanleiding van deze richtlijn op 25 maart 2020 op om mondneusmakers enkel te gebruiken als het echt nodig is, namelijk:
“Alleen als de zorgverlener zelf of de patiënt/ cliënt klachten heeft als hoesten of niezen, is persoonlijke bescherming nodig. En dan nog alleen bij persoonlijke verzorging of lichamelijk onderzoek. Niet
44 WHO interim guidance, “Advice on the use of masks in the community, during home care, and in health care settings in the context of COVID-19”, 19 maart 2020, vindplaats: xxxxx://xxxx.xxx.xxx/xxxx/xxxxxxxxx/xxxxxx/00000/000000/XXX-0000-xXxX-XXX_Xxxxx-0000.0- eng.pdf
45 WHO interim guidance, “Infection prevention and control during health care when COVID-19 is suspected”, 19 maart 2020, vindplaats: xxxxx://xxxx.xxx.xxx/xxxx/xxxxxx/00000/000000
46 WHO interim guidance “Infection Prevention and Control guidance for Long-Term Care Facilities in the context of COVID-19”, 21 maart 2020. Vindplaats: xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxxxxxxx- ons/i/item/WHO-2019-nCoV-IPC-longterm-care-2020-1
47 Via xxxxxxx.xxx terug te vinden: xxxx://xxx.xxxxxx.xxx/xxx/00000000000000/xxxxx://xxx.xxxx.xx/XXXXX-00/XXXxxxxxxxxxxxxxxxx
bij contact op 1,5 meter afstand, en niet bij contact dat korter dan
zo’n vijf minuten duurt.”48
4.16. Op 12 april 2020 publiceert de Rijksoverheid het overzicht “Wanneer is welk mondmasker nodig?” (Productie 9).49 Dit overzicht is bedoeld voor (alle) zorgme- dewerkers. Volgens het overzicht is géén mondmasker nodig bij “handelingen op meer dan 1,5 meter of vluchtig contact” met (verdachte of bevestigde) COVID-19 patiënten.
4.17. Deze richtlijnen zijn niet alleen minder strikt dan de WHO richtlijnen, maar ook minder strikt dan het zogenaamde “Generiek draaiboek” bij de beheersing van in- fectieziektecrises van het RIVM uit 2014 (Productie 10).50 In dit draaiboek wor- den voor hulpverleners die zich in hetzelfde huis bevinden als waar de patiënt ver- blijft, de volgende beschermingsmiddelen voorgeschreven: “een mond- neusmasker (minimaal FFP-2), handschoenen, een speciaal beschermingsschort en zo nodig een veiligheidsbril”. Na het uitbreken van de coronapandemie worden deze richtlijnen echter overboord gegooid en worden de veel minder strenge speci- fieke richtlijnen voor COVID-19 gehanteerd.
4.18. De COVID-19 richtlijnen van het RIVM worden vervolgens ook als (tijdelijk) uit- gangspunt genomen voor het toezicht van de Inspectie SZW (thans de Neder- landse Arbeidsinspectie). In het Arbeidsomstandighedenbesluit staat welke maat- regelen werkgevers moeten nemen om voor een veilige werkplek te zorgen. Artikelen 4.84 t/m 4.102 van dit besluit gaan over beschermingsmaatregelen te- gen biologische agentia, waar virussen zoals het coronavirus onder vallen. Uit deze artikelen vloeit onder meer voort dat werkgevers een risico- inventarisatie en evaluatie moeten verrichten, en dat als er een risico is op blootstelling, PBM ter beschikking moet worden gesteld aan werknemers. Dit is de wetgeving waarop de Inspectie SZW (nu NLA) normaal gesproken handhaaft. De Staat besluit echter af te wijken van de beschermingsmaatregelen in de Arbowetgeving, en deze te ver- vangen door de RIVM richtlijnen. Dit duurt van 15 april 2020 tot 1 september 2020. Het kabinet geeft de Inspectie daartoe instructie, “gelet op de uitzonderlijke situatie van schaarste”.51
48 IGJ, 25 maart 2020, “Mondmaskers in de zorg buiten het ziekenhuis: alleen als het echt nodig
Is” (xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxx/xxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxxx-xx-xx-xxxx-xxxxxx-xxxxxxxxxxxxx- alleen-als-het-echt-nodig-is).
49 Het overzicht is inmiddels niet meer te vinden op de website van de Rijksoverheid, maar nog wel op xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxxx000x-xx0x-0x00-0000-x0x000000000/Xxxxx- overheid_Factsheet-welk-mondmasker_12april2020.pdf
50 Generiek draaiboek RIVM, vindplaats xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx-xxxxxxxxx
51 Antwoorden Inspectie SZW op vragen van Xxxxxxxxx, vindplaats:
Zie Productie 11: Kamerbrief van 15 april 202052:
“Ondanks het feit dat deze procedure (waaronder testen door RIVM en aanvullende RIVM-richtlijnen voor een aangepast ge- bruik van deze middelen) niet geheel conform de wettelijke ver- eisten is, heeft de Staatssecretaris van SZW, gelet op de uitzon- derlijke situatie, ermee ingestemd dat deze handelwijze wordt gevolgd en dat de Inspectie SZW tijdelijk de door het RIVM ge- hanteerde normen en instructies voor gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen als uitgangspunt hanteert bij de invulling van haar toezichtstaken.”
4.19. Dit heeft tot gevolg dat zorgmedewerkers geen beschikking krijgen over mond- neusmaskers en andere PBM tijdens hun werkzaamheden, tenzij het gaat om lang- durig en nabij contact met een COVID-19 patiënt.
Zie als voorbeeld de verklaring van GGZ verpleegkundige Xxxxxx in
Productie 14A:
“Gezien het feit dat ik verpleegkundige ben en meer kennis en ervaring op gebied van infectiepreventie heb, heb ik toen de be- smettingen opliepen meteen gevraagd of wij maskers mogen dra- gen. Xxx werd toen gezegd dat het volgens het RIVM niet nodig is en dat het voor cliënten vermoedelijk probleem zal opleveren. Ik mocht dus geen masker dragen.”
4.20. Ook wordt er in deze periode zeer terughoudend getest. In afwijking van het ad- vies van de WHO om zoveel mogelijk te testen, worden in Nederland enkel ernstig zieke mensen, kwetsbare groepen en een klein deel van het zorgpersoneel met klachten getest. Nederland test in die eerste periode veel en veel minder dan an- dere landen.53
In het UMC Groningen wordt – in afwijking van het landelijke beleid
-wél besloten al het ziekenhuispersoneel en hun huisgenoten bij
xxxxx://xxxxxxx0x.xx- xxxx.xx/xxxxxxxxxx0/x00x000x0000000x0xxx000000xx00000000.xx0x00000x000xxxxxxxx00x00x000x 2/nos/docs/080720reactienieuwsuur.pdf
52 Kamerstukken II, 00 000, xx. 000
00 Zie KPMG Health, ‘Dit zijn de lessen van 1,5 jaar coronacrisis, 2021, p. 12
(lichte) klachten te testen. Dit leidt ertoe dat het aantal coronabe- smettingen in en om dit ziekenhuis veel lager ligt dan het landelijke gemiddelde. Het Groningse beleid komt tot stand onder leiding van arts-microbioloog Xxxx Xxxxxxxxx. In april 2020 zegt hij tegen Trouw:
“Dit beleid had het kabinet in maart al kunnen uitrollen. Misschien nog wel eerder, maar tot twee weken geleden werd testen volgens mij niet zo belangrijk gevonden. Het is natuurlijk gek dat we nu pas op gang komen en alles uit de kast trekken.54”
4.21. Op 14 april 2020 wordt een notitie van een aantal hoogleraren ingebracht in het OMT, waarin wordt opgeroepen tot brede toepassing van PBM in de ouderenzorg, ook bij één bekende coronabesmetting, mede gelet op het regelmatig voorkomen van asymptomatische of presymptomatische besmettingen.55
4.22. Dezelfde dag dringt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport er bij het RIVM op aan om in het komende OMT advies de zin op te nemen dat het uit voor- zorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben niet nodig is, en gezien de aanhoudende schaarste ook niet gewenst.56 Exact de- zelfde zin (inclusief typefout waarbij per ongeluk “BPM” in plaats van “PBM” wordt geschreven) wordt inderdaad opgenomen in het OMT advies, en een dag later ook in de LCI-richtlijn “Uitgangspunten PBM buiten het ziekenhuis”.57
Zie Productie 12: X. Xxxxxxx, ‘Het aangepaste OMT-advies 14
april 2020, van mail tot mail’, Nieuwsuur 11 februari 2022
4.23. In dezelfde periode begint duidelijk te worden dat van de COVID-19 patiënten die de acute infectie overleven, een aanzienlijk deel na een aantal maanden nog steeds (erg) ziek is. De eerste onderzoeken naar langdurige gevolgen van COVID- 19 worden opgestart.58 CNV schrijft in april 2020 al een brief aan de overheid om
54 Trouw, ‘Nederland gaat meer testen, maar is dat niet veel te laat? Vijf vragen en antwoorden’, be- schikbaar via: xxxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxxxx/xxxxxxxxx-xxxx-xxxx-xxxxxx-xxxx-xx-xxx-xxxx-xxxx-xx- laat-vijf-vragen-en-antwoo rden~ba20d6c0/
55 Zie nieuwsbericht van de NOS: xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxx/00000/xxxxxxx/0000000 -de-noti- tie-van-bezorgde-hoogleraren-ouderenzorg
56 X. Xxxxxxx, ‘Het aangepaste OMT-advies 14 april 2020, van mail tot mail’, Nieuwsuur 11 februari 2022’, Nieuwsuur, vindplaats: xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxx/00000/xxxxxxx/0000000 -het-aange- paste-omt-advies-14-april-2020-van-mail-tot-mail
57 Via xxxxxxx.xxx terug te vinden: xxxxx://xxx.xxxxxx.xxx/xxx/00000000000000/xxxxx://xxx.xxxx.xx/XXXXX-00/XXXxxxxxxxxxxxxxxxx
58 Zie bijvoorbeeld Xxxxxx Xx, Xxxxxxxx Xx, Xxxxxxx Xxxx, Xxx Xxx, Pu-Xxx Xx, Xxx-Xxxxx Xxxxx et. al, ‘Cerebral Micro-Structural Changes in COVID-19 Patients – An MRI-based 3-month Follow-up
financiële hulp te vragen voor zorgmedewerkers met langdurige klachten ( Produc- tie 15B). Op 7 mei 2020 wordt door de Tweede Kamer een motie van Jetten en Marijnissen aangenomen waarin wordt geconstateerd dat een COVID-19 infectie kan leiden tot langdurige klachten en waarin de regering wordt verzocht om na- zorg in te richten voor deze patiënten, op basis van de ervaring van onder meer Q- support (nazorg voor Q-koorts patiënten).59 Naar aanleiding van deze motie wordt de organisatie C-support opgericht. De regering was dus al relatief vroeg op de hoogte van het fenomeen Long COVID, maar zag ook hierin kennelijk geen aanlei- ding om de richtlijnen voor beschermingsmiddelen in de zorg aan te passen.
Einde eerste golf: nog steeds geen maskers
4.24. Begin juni loopt de eerste coronagolf op zijn einde en worden de strenge corona- maatregelen vrijwel geheel opgeheven. In vrijwel alle andere Europese landen wordt tegelijkertijd met het opheffen van veel maatregelen, het advies of de ver- plichting ingevoerd om in openbare ruimten mondneusmaskers te dragen. Rond de zomer van 2020 zijn mondneusmaskers nauwelijks meer schaars. Op 5 juni 2020 adviseert de WHO voor de gehele gezondheidszorg in de directe patiëntenzorg con- tinu preventief medische mondneusmaskers te dragen als er sprake is van “com- munity transmission” van SARS-Cov-2.
4.25. De Nederlandse overheid blijft echter, mede op advies van het RIVM, vasthouden aan het standpunt dat maskers enkel “schijnveiligheid” opleveren, ook als er steeds meer bewijs komt dat mondneusmaskers beschermen tegen infectie.60 De enige plek waar mondneusmaskers verplicht worden gesteld, is het openbaar ver- voer.
4.26. Pas op 17 augustus 2020 wordt de richtlijn met betrekking tot het gebruik van PBM in de ouderenzorg (stilzwijgend) aangepast. Waar mondneusmaskers al we- kenlang verplicht zijn in het OV, wordt dit nu pas noodzakelijk geacht voor kortdu- rend contact tussen werknemers in de ouderenzorg en COVID-patiënten. De nieuwe richtlijn wordt echter niet actief met zorginstellingen gecommuniceerd waardoor veel zorginstellingen er pas (veel) later achter komen dat de nieuwe
Study’, augustus 2020, The Lancet, DOI: xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxxxx.0000.000000 en Xxxxxxxxx
X. Xxxxxxxx, MD, PhD1; M. Xxxxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxxxx et al., ‘Outcomes of Cardiovascular Mag- netic Resonance Imaging in Patients Recently Recovered From Coronavirus Disease 2019 (COVID- 19)’, XXXX Xxxxxxx. 2020;5(11):1265-1273. doi:10.1001/jamacardio.2020.3557
59 Motie van leden Xxxxxx en Marijnissen 7 mei 2020, Kamerstukken II, 2019 –2020, 00 000, xx. 000
00 Zie KPMG Health, ‘Dit zijn de lessen van 1,5 jaar coronacrisis, 2021, p. 12: “Toen de meeste an- dere buurlanden in de zomer van 2020 een mondkapjesplicht invoerden, bleef het RIVM bij het standpunt dat mondkapjes kunnen leiden tot schijnveiligheid en dat daarmee de toegevoegde waarde van mondkapjes beperkt zou zijn, ook toen het bewijs zich opstapelde dat mondkapjes wel degelijk enigszins zouden kunnen bijdragen aan het beheersen van de pandemie […]”
richtlijn bestaat. Volgens het RIVM was het instituut “vergeten” de zorgkoepels over het nieuwe beleid te informeren.61 Op 18 september 2020 publiceert Xxxxxxxxx een artikel waaruit blijkt dat het advies om geen mondmaskers te dra- gen in de ouderenzorg deels voortvloeide uit schaarste.62
4.27. Op 27 augustus 2020 adviseert het OMT om preventief mondneusmaskers in te zetten in verpleeghuizen als er sprake is van een hoge besmettingsgraad.63 Pas bijna twee maanden later, in oktober 2020, wordt voor alle intra- en extramurale acute zorg en voor ziekenhuizen het beleid ingevoerd om preventief mondneus- maskers te dragen. Nog steeds wordt dit beperkt tot situaties waarbij gedurende meer dan 15 minuten geen 1,5 meter afstand gehouden kan worden, tenzij er sprake is van meerdere patiëntcontacten.64
4.28. Het RIVM blijft nog maanden volhouden dat mondneusmaskers niet of beperkt hel- pen bij het voorkomen van besmettingen. Pas op 1 december 2020 wordt een al- gemene maskerplicht ingevoerd en worden maskers in de zorg standaard. Kort daarna begint Nederland met het vaccineren van zorgmedewerkers en daalt het ri- sico op besmetting, en op Long COVID na een infectie, aanzienlijk.
Conclusie overheidsbeleid in 2020
4.29. Al met al heeft de overheid in zijn voorbereiding en reactie op de coronapandemie een groot aantal steken laten vallen. Nederland was onvoldoende voorbereid op een pandemie, en is er lange tijd niet ingegrepen terwijl de desastreuze gevolgen van het virus in het buitenland allang zichtbaar waren. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid concludeerde dat de inrichting van de Nederlandse zorg en crisis- structuur niet toereikend was voor de aard en omvang van de crisis. 65
4.30. Daarnaast werd er structureel in strijd met WHO richtlijnen gehandeld, en werd ook, zonder enige medische of epidemiologische reden, afgeweken van het Gene- riek draaiboek voor infectieziekten. Bovendien werd in ons omringende landen al
61 X. Xxxxxxx en X. xxx Xxxx, ‘Zo werd de omstreden mondkapjesrichtlijn plots aangepast’, Nieuwsuur 19 september 2020, vindplaats: xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxx/0000000 -zo-werd-de-omstreden- mondkapjesrichtlijn-plots-aangepast
62 X. Xxxxxxx en X. xxx Xxxx, ‘Mondkapjesrichtlijn RIVM voor ouderenzorg tóch gebaseerd op schaarste’, Nieuwsuur 18 september 2020, vindplaats: xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxx/0000000 - mondkapjesrichtlijnrivm-voor-ouderenzorg-toch-gebaseerd-op-schaarste
63 Advies n.a.v. 76e OMT COVID-19, 27 augustus 2020, vindplaats: xxxxx://xxxx.xxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxx000000x-0x0x-0x00-xx0x-xxxxxx000x0x/0/xxx/xxxxxx-xxx-
76e-omt-COVID-19.pdf
64 Adviesnotitie preventief gebruik van mond-neusbescherming in de acute zorg 79e OMT 06-10-2020
65 Onderzoeksraad voor Veiligheid, ‘Aanpak coronacrisis, Deel 1: tot september 2020’, Den Haag, fe-
bruari 2022, vindplaats: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx/xx/xxxx/00000/xxxxxx-xxxxxxxxxxxx
veel eerder veel ruimer gebruik van PBM in de zorg geadviseerd. Zo waren in Duitsland FFP-maskers voorgeschreven voor alle zorgmedewerkers bij het betre- den van een kamer van een (verdachte) coronapatiënt, en voor al het contact met ouderen. In België werden al vanaf maart 2020 chirurgische maskers standaard voorgeschreven voor zorgpersoneel in bijvoorbeeld de operatiekamer en verloska- mer en voor patiëntentransport, en werden FFP2-maskers voorgeschreven voor transport van mogelijke of bevestigde COVID-19 patiënten.66
4.31. Door dit (gebrek aan) handelen in Nederland zijn zorgmedewerkers in het bijzon- der blootgesteld aan grotere risico’s dan noodzakelijk. Voor een deel van de zorg- medewerkers hebben deze risico’s zich helaas verwezenlijkt. Tientallen zorgmede- werkers zijn aan een coronabesmetting overleden, en duizenden zorgmedewerkers kampen tot op de dag van vandaag met de gevolgen van Long COVID.
Zie ook Productie 13: het KPMG Health rapport “Dit zijn de lessen van 1,5 jaar coronacrisis” uit 2021, waarin kritisch KPMG zeer kri- tisch is over het Nederlandse overheidsbeleid tussen maart 2020 en juli 2021:
“Bij een aantal grote beslissingen is gekozen voor een ‘optimistisch’ scenario, of anders gezegd niet het voorzorgsprincipe toegepast, vaak tegen de dan geldende wetenschappelijke consensus in. De meest in het oog springende adviezen zijn daarbij de initiële keuze voor groepsimmuniteit/mitigatie (terwijl de WHO adviseerde in te dammen), een krap testbeleid (terwijl de WHO adviseerde ‘test, test, test’) en de langzame invoering van mondkapjes waarover in Nederland een slepend debat is gevoerd, terwijl het RIVM/OMT ook een FFP1- mondneusmasker had kunnen adviseren waarover geen twijfel bestaat wat betreft de effectiviteit.”
(Onderstreping advocaat)
Consequenties voor zorgmedewerkers
kers.pdf
4.32. Cijfers van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) over 2020 laten zien dat COVID-19 in dat jaar de meest gemelde beroepsziekte was.67 Van het to- taal aantal beroepsziektemeldingen van COVID-19 is 92% afkomstig uit de ge- zondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. De COVID-19 meldingen zijn over de volgende sectoren verdeeld: verpleeghuizen (48%), ziekenhuizen (30%), in- stellingen voor verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten (6%), maat- schappelijke dienstverlening zonder overnachting (o.a. kinderopvang, thuiszorg) (3%), overige gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (3%), ambulan- cediensten (2%) en overige (9%), waaronder onderwijs, brandweer, detailhandel en weg- en personenvervoer.68
4.33. Deze cijfers geven een beeld van de verhouding tussen het aantal COVID-19 be- smettingen in de zorg en in andere sectoren. In de zorg hebben werknemers een (aanzienlijk) groter risico gelopen op een COVID-19 besmetting, en daarmee op Long COVID, dan in andere sectoren.
4.34. Als Productie 14 zijn verklaringen overgelegd van een aantal Gedupeerden, die beschrijven hoe zij besmet zijn geraakt en welke invloed de ziekte op hun leven heeft gehad. Hieronder worden ter illustratie enkele citaten uit deze verklaringen weergegeven.
Xxxx (Productie 14B)
“Ik werkte als VIG’er (verzorgende IG) in een verpleeghuis in Hil- versum met een speciale covid-unit die in allerijl was opgezet in maart 2020 met subsidiegeld van VWS. Het zag er nogal amateuris- tisch uit. Er stond een partytent en met spaanplaten waren er deur- tjes gemaakt. De afdeling was vacuum gezogen, speciaal voor het werken met zuurstofflessen. Er was dus geen enkele vorm van frisse lucht. In deze speciale covid-unit kwamen mensen te liggen die van de IC in het ziekenhuis kwamen. De ziekenhuizen moesten worden ontlast. De patiënten die op deze afdeling waren heel erg ziek. Het waren de ernstigste gevallen die op de unit lagen. Het leek wel op een oorlogssituatie. Er zijn in twee maanden tijd minstens 22 men- sen aan de gevolgen van covid-19 overleden. In mei kwamen de pa- tiënten overal vandaan en lagen er ook dementerende mensen tus- sen de ‘gewone’ patiënten. Deze mensen wisten al helemaal niet waar zij terecht waren gekomen. Dit bracht weer extra problematiek
67 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxx-0000
68 Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Kerncijfers beroepsziekten 2021, Beroepsziektemeldingen COVID-19, p. 42 en 43. Zie: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxxxxxxx/xxxx-xxxx- cijfers-beroepsziekten_2021.pdf
met zich mee waar de covid-19 unit helemaal niet op was berekend. Ook de emoties van familie en andere betrokkenen die niet bij hun geliefden op bezoek mochten of afscheid mochten nemen als ie- mand ging overlijden hakte er flink in. Het personeel kreeg te ma- ken met allerlei situaties waar zij totaal niet op waren berekend. Er was gebrek aan leiding. Dat gaf ook veel wrijving tussen het perso- neel onderling. Niemand van de bedrijfsleiding of directie is zelf ooit op de afdeling geweest. Alleen in de pauzeruimte kwam af en toe de manager langs. Er was totaal gebrek aan ondersteuning in deze ern- stige situatie die je ook niet kon overbrengen aan het thuisfront.
Ik heb de patiënten intensief verzorgd. Ik heb hen aangeraakt en gedoucht. Overleden mensen heb ik gewassen en netjes gemaakt […]
In de covidunit waar ik werkte, kregen de medewerkers niet de per- soonlijke beschermingsmiddelen die in het ziekenhuis werden ge- bruikt op de covidafdelingen. Wij moesten het doen met wat er die dag voorhanden was. Dat kon verschillen. Soms waren er hele gekke mondkapjes waardoor je niet kon ademen. Die waren niet bruikbaar. Wij moesten het doen met wat er lag.”
Xxxxx (Productie 14C)
“Begin maart 2020, met de Ambulance terugrijdende uit het noor- den van de provincie, word ik ter hoogte van Geleen de snelweg af- gestuurd met een “A1”. Dit was één van de ritten toen waarbij nu de alarmbellen zouden afgaan. Nu wetende we wat we toen nog niet wisten, en is het voor 99,99999999% zeker dat ik daar mijn be- smetting ben opgelopen en alle ellende daar is begonnen.
[…]
Mijn werkgever handelde naar instructies van RIVM en VWS. Geen eigen initiatief ter bescherming van eigen personeel. Conform in- structies van de overheid. Enkel moesten we toen vragen of patiën- ten met koorts en hoesten in Wuhan of Noord-Italië waren geweest. En deze vraag was enkel omdat de ziekenhuizen dit wilde weten zo- dat ze EVT! een isolatiekamer konden inrichten. In de ambulance la- gen wel 2 mondkapjes, schorten en mutsjes maar deze waren voor
andere protocollen. COVID-19 stond er helemaal niet bij. Ook in
voorraad op de posten waren deze middelen schaars.”
Xxxxxxx (Productie 14D)
“[…] ik [had] nauw contact met de cliënten. Zo kwam het veelvuldig voor dat ik met hen op een niet goed geventileerde kamer zat, bij- voorbeeld voor gesprekken met de angstige cliënten. Dit terwijl die cliënten soms corona klachten hadden er zonder dat er persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren. Er was ook geen beleid opgesteld over het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen tijdens werk, en deze waren ook niet voorhanden. Op 19 maart 2020 begonnen bij mij de eerste lichte klachten en heb ik mij ziek trachten te melden maar ik moest doorwerken. Uiteindelijk heb ik mij per 25 maart 2020 ziekgemeld. Vervolgens heb ik heftige koorts gehad en testte ik positief voor corona.”
4.35. Volgens de definitie van het RIVM is sprake van Long COVID wanneer iemand meer dan drie maanden na een COVID 19-besmetting nog klachten heeft.69 Men- sen met Long COVID ervaren een breed scala aan verschillende klachten, uiteenlo- pend van vermoeidheid, benauwdheid en pijn, tot hartkloppingen, vergeetachtig- heid en spierzwakte.70 Bij een deel van de Long COVID patiënten houden deze klachten veel langer dan drie maanden aan – namelijk jaren. Of deze patiënten ooit zullen genezen is niet duidelijk. Omdat zorgmedewerkers relatief vaak besmet raken met COVID-19, hebben zij ook relatief vaker te kampen met Xxxx COVID.
Xxxx (Productie 14B):
“Ik heb longschade, nierschade, weefselschade, handen en voeten functioneren niet meer goed door krachtverlies, reuma-lijkende klachten, verstijving van tenen rechtervoet, handen en voetzolen hebben een branderig gevoel, prominente lymfklieren door het ge- hele lichaam, aangetaste slijmklieren door het gehele lichaam.
Reuk-, geur- en smaakverlies. Prikkende ogen (uit een oogtest blijkt het zicht ook verminderd te zijn sinds de laatste test in 2019) con- centratieverlies, stem en keel problemen, weerstand verlies, huid- problemen, door kapot weefsel ontstaan er deuken in de huid (inge- vallen weefsel). Druk in het hoofd en steken, flauwval gevoel,
69 Zie, onder andere: xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxx/xxxxx-xxxx-xxxx-xx-xxxx-xxxxxxxxxx-xxxxxxxx-xx- coronabesmetting
70 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx-XXXXX-00/xxxxxxxxxx-xx-xxxx/xxxx-XXXXX
continue oorsuizen. Houdingsafhankelijke benauwdheid, infectie is nog steeds aanwezig gezien het ophoesten van groen/geel dikke slijmstukjes (na 3 jaar nog steeds).”
Xxxxxx (Productie 14E):
“In april 2020 heb ik vier dagen in het ziekenhuis gelegen vanwege benauwdheid. Ik kreeg geen lucht, was erg moe, warrig en emotio- neel. Later juni 2020 is er geconstateerd dat er sprake is van Long COVID, dit vanwege het ziektebeeld en omdat ik maar niet op- knapte.
Ik ben erg moe. Ik kan niet ver lopen. Als ik de straat uitloop dan verzuren mijn benen. Ik kan niet ver fietsen. Openbaar vervoer le- vert te veel prikkels op. Ik kan niet meer lezen en handwerken. Ik heb overal pijn en ben vaak benauwd. Ik heb veel last van ‘hersen- mist’. Ik kan niet meer koken of het huishouden doen. Dat doen mijn kinderen.”
Xxx (Productie 14F)
“De eerste maanden ging ik steeds als ik me weer wat beter voelde weer aan het werk. Maar telkens kwam de koorts weer terug. Het duurde tot de zomer van 2020 voor ik inzag dat werken helemaal niet meer lukte. Toen ben ik een revalidatietraject gestart, maar dat leverde weinig op. Inmiddels ben ik ontslagen door mijn werkgever. Mijn voormalige werkgever neem ik niets kwalijk. Zij volgen ook maar de regels en zij hebben destijds de coronarichtlijnen van de overheid gevolgd. Mijn werkgever heeft me vorig jaar zelfs nog een lening gegeven omdat mijn uitkering nog niet rond was. De overheid verwijt ik daarentegen wel dat ik nu in deze situatie zit.
Xxx xx xxxxx, fanatiek sportende ambulanceverpleegkundige van drie jaar geleden is nu nog maar weinig over. Bezoekjes van vrienden kunnen hoogstens één keer per week. Daarna moet ik een dag rus- tig aan doen. Ik ben voortdurend bezig om mijn dagen zo in te de- len dat ik nog een béétje het gevoel heb dat ik leef.”
4.36. Zorgmedewerkers met Xxxx COVID worden geconfronteerd met een aanzienlijke inkomensval. Na het eerste jaar ziekte daalt het inkomen van de meeste zorgme- dewerkers met 30%. Na twee jaar loondoorbetaling bij ziekte valt in principe de
loondoorbetaling geheel weg. Daarna zijn mensen aangewezen op een WIA-uitke- ring, wat gemiddeld een netto inkomensval van 30 tot 50% betekent.71 Ook wor- den de zieke zorgmedewerkers geconfronteerd met extra hoge zorgkosten (en ei- gen risico), of maken zij kosten doordat zij minder toeslagen hebben gehad, (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden of omdat zij uren hebben moeten inleveren.72
4.37. Een groot deel van de zorgmedewerkers verdient (soms zelfs flink) onder mo- daal.73 Verplegenden en verzorgenden verdienen bijvoorbeeld gemiddeld 9% min- der dan wat ze met een vergelijkbare opleiding in de private sector zouden kunnen verdienen.74 Driekwart van de werknemers in de zorg werkt parttime.75 Het is al- gemeen bekend dat werken als verzorger of verpleger hard werken is, tijdens de uitbraak van de pandemie was dat, mede door uitval ook van collega’s, nog veel zwaarder. De grote meerderheid van de mensen in de verpleging en verzorging is vrouw, in de verpleging is zelfs 80% vrouw. In Nederland krijgen vrouwen nog al- tijd minder betaald dan mannen.76 In de verpleging, thuiszorg en verzorging wer- ken relatief ook veel ouderen.77
4.38. Deze groep kan om al die redenen minder financiële tegenslagen dragen dan veel andere groepen werkenden. Het verlies van inkomen voor deze groep raakt hen over het algemeen al heel hard. Door de energiecrisis is de kans nog groter dat veel van de Gedupeerden financieel kopje onder gaan.
Uit het meldpunt Long COVID van FNV is onder meer gebleken dat drie op de vier zorgmedewerkers met Xxxx COVID financiële gevolgen ondervindt van Long CO- VID, en dat negen op de tien deelnemers in de toekomst verwacht geconfronteerd te zullen worden met financiële gevolgen.78
71 Na twee jaar 70 procent van het WIA-maandloon te hebben gekregen valt men afhankelijk van het wel of niet benutten van de inkomenscapaciteit in de vervolguitkering of de loongerelateerde uit- kering. Voor de hoogte van de vervolguitkering gaat het UWV uit van het minimumloon en gaat men dus aanzienlijk in inkomsten omlaag.
72 Productie 17, p. 11
73 Zie, onder andere: xxxxx://xxx.xx.xx/xxxxxxxxxx/xxxx-xxxxxxxxxx-xxxxxx-xxxxxxx-xxx-xx-xxxx- hoe-je-het-bekijkt~ad12a1bf/?cb=2503a86156ae35eaf7219c5c67d24946&auth_rd=1
74 Zie bijv xxxxx://xxx.xxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxxxxxx/0000000/xxx-xxxxxx-xxxx-xxxx-xxxx-xxxxxxxx- kundigen-verzorgers-werkdruk
75 Zie bijv xxxxx://xxx.xxx.xx/xx-xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxx/0000/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx-xxx-xxxx- en-welzijn?onepage=true
76 Zie bijv xxxxx://xxx.xx/xxxxxxx/0000000-xxxxxxx-xxxxxxxxx-xxx-xxxxxx-xxxxxx-xxx-xxxxxx-xxxx- loonkloof-slinkt
77 Zie bijv xxxxx://xxx.xxx.xx/xx-xx/xxxxxxx/xxxxxxxxxxxx-xxxx-xx-xxxxxxx/xxx-xxxxxx-xx-xx-xx-xxx- tor-zorg-en-welzijn-
78 Zie Productie 17 p. 10 en 11
Xxxxxx (Productie 14E)
“Ik ben inmiddels afgekeurd en ontvang een WGA-uitkering. Vanaf de eerste ziektedag ontving ik 30% minder salaris, in de WGA is het nog minder.
[…] Mijn inkomen is er zo’n 700 netto per maand minder op gewor- den. Rondkomen is onmogelijk. Ik ben alleenstaande moeder van drie kinderen. Twee kinderen van 21 en 17 jaar wonen thuis. Deze kinderen behoeven extra zorg. Ik woon in een huurhuis. De vader is niet meer in beeld. Voor alle uitgaven voor de kinderen moet ik be- denken of ik dat kan betalen, wat ik daarvoor moet laten en op welk moment ik deze uitgaven kan doen.”
Xxxxx (Productie 14G)
Eind december heb ik eindelijk de uitspraak gekregen van het UWV ivm de WIA aanvraag die ik in december 2021 had gedaan. Ik ben voor 80 tot 100% afgekeurd en zal pas weer in maart 2024 worden opgeroepen voor een herkeuring. Doordat ik drie dagen per week werkte in het ziekenhuis krijg ik nu nog nu 70% van mijn salaris per maand +/- 1060 euro, daarnaast krijg ik huursubsidie en zorgtoe- slag. Dat brengt mijn maandinkomen op ongeveer 1503,- euro netto. Mijn vaste lasten zijn 1386,36. Ik houd per maand 116,64 euro over. Ik loop sinds begin 2022 dan ook bij de voedselbank. Dit had ik eerder nooit kunnen bedenken. Ik moet er niet aan denken als er iets met mijn dieren gebeurt (2x 17 jaar en 1x 10 jaar) omdat ik geen idee heb hoe ik dat moet betalen. Mijn auto moet in het na- jaar gekeurd worden en dat geld heb ik niet. Fietsen kan ik niet om- dat ik na een stukje fietsen meteen een terugval van een aantal da- gen heb.”
Xxx (Productie 14F)
“Nu val ik terug van 3.000 euro netto per maand naar 1.890 euro per maand. Daarnaast loop ik mijn 13e maand in december mis. Ook zou mijn salaris de komende jaren nog flink doorstijgen, omdat ik pas net was begonnen met werken en dat loop ik nu ook mis. De lasten van mijn studieschuld - ik was net afgestudeerd tot ambulan- ceverpleegkundige – behoud ik daarentegen wel. Maar zonder de geplande jarenlange mooie toekomst op de ambulance met een sa- laris, waarmee ik de studieschuld prima had kunnen aflossen. Nu
moet ik elke maand geld van mijn spaarrekening bijleggen om rond te kunnen komen. Die rekening raakt binnenkort leeg en als het in dit tempo doorgaat moet ik noodgedwongen binnen zes maanden mijn net gekochte huis alweer verkopen. Dit alles terwijl ik ben be- smet tijdens mijn dienst voor de maatschappij midden in de corona- crisis."
Xxxxx (Productie 14C):
“Een zorg die er nu is ontstaan is de toekomst van onze zoon. We hadden een beeld voor zijn studie. Hij zit nu op 6 VWO en zal vol- gend jaar gaan studeren. De kosten die dan op ons gaan afkomen baren ons wel zeker veel zorgen. Altijd gedacht dat wij goed zaten in de zorg mbt baanzekerheid en de toekomst. Echter door dit alles is dit helemaal veranderd.”
Xxxxxx (Productie 14A)
“Behalve een extra lening die ik heb moeten afsluiten om de ener- giecrisis aan te pakken, “leen” ik ook geld van mijn studerende kin- deren met een (bij) baantje.”
2021 en 2022: oproepen tot compensatie zorgmedewerkers, overleg met de Staat
4.39. In 2021 en 2022 hebben de bonden uitgebreid met de Staat gecorrespondeerd over het lot van de zorgmedewerkers met Long COVID en is er herhaaldelijk over- leg gevoerd tussen de Staat en de bonden over een compensatieregeling.
Een overzicht van alle correspondentie en gesprekken wordt over- gelegd als Productie 15. De bijbehorende stukken worden overge- legd als Producties 15A t/m 15R.
4.40. De bonden hebben vanaf het begin van de coronacrisis de aandacht gevraagd voor de veiligheid van zorgmedewerkers die moesten doorwerken. Ook hebben de bon- den, zodra bekend werd dat er langdurige klachten konden optreden na een CO- VID-besmetting, aangedrongen op financiële steun voor deze groep. Zo slaat FNV al op 7 april 2020 alarm over het gebrek aan PBM in de zorg en aan vage richtlij- nen van het RIVM (Productie 15A). Op 8 april 2020 roept CNV de regering op tot het opzetten van een fonds voor zorgmedewerkers die worden getroffen door CO- VID-19 om inkomensverlies bij langdurige ziekte en revalidatie te compenseren (Productie 15B). Op 24 september 2020 roept FNV de overheid op om zorgmede-
werkers, die door het gebrek aan PBM op de werkvloer besmet zijn geraakt, scha- deloos te stellen omdat de overheid heeft nagelaten het zorgpersoneel voldoende te beschermen (Productie 15C).
4.41. Bij brief van 4 januari 2021 roept CNV op tot het aanvullen van het salaris van zorgmedewerkers die door Long COVID arbeidsongeschikt zijn geworden (Produc- tie 15D). In maart 2021 blijkt al uit onderzoek van FNV en KRO-NCRV’s tv-pro- gramma Pointer dat een kwart van het zorgpersoneel na een besmetting met co- vid-19 geconfronteerd wordt met financiële problemen.79 Bij brief van 7 april 2021 roept de FNV toenmalig ministers Xx Xxxxx en Xxx Xxx op om een COVID-19 fonds op te richten om zorgmedewerkers die financiële schade door COVID-19 hebben opgelopen te compenseren (Productie 15E). FNV dringt aan op een fonds analoog aan de regeling Tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten, met een vergoeding van 22.000 euro per slachtoffer. Dit bedrag is vergelijkbaar met an- dere fondsen die voor de beroepsziekten OPS (schildersziekte) en asbest zijn inge- richt. Minister Xxx Xxx zegt vervolgens op 8 april 2021 in een bestuurlijk overleg met de bonden toe te zullen kijken naar de mogelijkheden.
4.42. Zowel FNV als CNV blijven het onderwerp vervolgens bij de betrokken ministers en de Tweede Kamer onder de aandacht brengen, zonder enig resultaat.
Zie Productie 15F t/m 15H: brieven van CNV van 18 mei 2021 en 29 mei 2021 en brief van FNV van 31 mei 2021
4.43. Op 5 januari 2022 erkent het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten Long CO- VID officieel als beroepsziekte. Op 22 januari 2022 publiceert de FNV een rapport getiteld “De beroepsziekte long COVID onder zorgprofessionals” (Productie 16), en maakt FNV de eerste resultaten van haar “meldpunt Long COVID” bekend. 80 Hieruit blijkt onder meer dat minimaal 500 zorgprofessionals op korte termijn hun baan dreigen te verliezen door Long COVID. Ook blijkt uit het rapport van FNV dat zorgprofessionals zich in de steek gelaten voelen door de overheid en dat zij ur- gent financiële ondersteuning nodig hebben.
4.44. Naar aanleiding van de resultaten van het meldpunt en het rapport gaat de FNV op 31 januari 2022 samen met vijf zorgprofessionals met Xxxx COVID aan tafel met minister Xxxxxx voor Langdurige Zorg & Sport. Dit is een goed gesprek, en na af- loop zijn de betrokkenen hoopvol dat de minister op korte termijn met een voor- stel voor een compensatieregeling komt.
79 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx/xxxx-xxxxxxx/0000/00/xxxxx-xxxxxxxxxxxxx-xxxxx- financiele-schade-na-bes
80 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx/xxxx-xxxxxxx/0000/00/xxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx- nals-met-long-covid-dreigen
4.45. Op 23 februari 2022 stuurt de FNV een brief naar de minister waarin de vakbond nogmaals wijst op de urgentie van het fonds voor de zorgmedewerkers (Produc- tie 15I).
4.46. Op 25 februari 2022 kondigt minister Xxxxxx via een brief aan de Tweede Kamer aan dat zij gaat onderzoeken of er een subsidieregeling voor werkgevers kan ko- men, zodat zij zorgprofessionals met Xxxx COVID zes maanden langer (dan de ge- bruikelijke twee jaar) in dienst kunnen houden (Productie 15J). Deze werkge- verssubsidie is niet bedoeld ter vervanging van een Long COVID fonds, maar om de uitstroom van werknemers uit de zorg tegen te gaan. De subsidieregeling is in juni 2022 inderdaad ingevoerd.81 Deze voorziet echter maar in de helft van de dekking van de loonkosten van de werkgever, en is daarom voor de werkgever niet aantrekkelijk, tenzij het de verwachting is dat de werknemer op korte termijn weer hersteld is. Hoewel het volgens de bonden op zich goed is dat de regeling er is, biedt deze dus enkel soelaas voor een kleine groep zorgmedewerkers. Ook biedt de regeling geen oplossing voor zorgmedewerkers die na het verlengde dienstverband nog steeds arbeidsongeschikt zijn, en voor een deel van de zorgme- dewerkers komt de subsidieregeling sowieso te laat, namelijk voor degenen die tussen maart en juni 2022 al twee jaar ziek waren en daarop zijn ontslagen.
4.47. In de daarop volgende maanden benadrukken FNV en CNV keer op keer dat een tegemoetkoming voor zorgmedewerkers met Long COVID noodzakelijk en urgent is.
Zie Productie 15K t/m 15N: Brief van FNV van 5 april 2022, brief van FNV en Aob van 13 mei 2022, brief van CNV van 17 mei 2022, brief van FNV van 27 mei 2022
4.48. Op 20 mei 2022 stuurt de CNV een sommatiebrief waarin zij de Staat aansprake- lijk houdt voor de schade die zorgmedewerkers met Xxxx COVID hebben geleden en nog steeds lijden, en de Staat sommeert deze schade te compenseren (Pro- ductie 15O). Naar aanleiding van deze brief vindt er op 10 juni 2022 een gesprek plaats tussen CNV en het Ministerie. In dit gesprek wordt toegezegd dat vóór het zomerreces uitsluitsel zal worden gegeven over of er een regeling komt voor zorg- medewerkers met Long COVID.
4.49. Op 14 juni 2022 vindt er vervolgens een gesprek plaats tussen FNV en een groep Gedupeerden, en de minister. Daarin zegt de minister toe dat de bonden zullen
81 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx-XXXXX-00/xxxxxxxxxx-xx-xxxx/xxxxxxxxxx- geling-langdurig-zieke-zorgmedewerkers
worden uitgenodigd voor een gesprek op 7 juli 2022, en dat daarin uitsluitsel zal worden gegeven over een tegemoetkomingsregeling. Dezelfde dag bieden de zorg- medewerkers een petitie aan Tweede Kamerleden en minister Helder aan waarin ze aandacht voor hun financiële situatie vragen op basis van de eerste resultaten van het meldpunt van FNV over de eerste zes maanden (Productie 17: rapport FNV Meldpunt Long COVID voor medewerkers in de sector Zorg & Welzijn).82
4.50. Op 27 juni 2022 stuurt minister Xxxxxx een brief aan de Tweede Kamer over zorg- medewerkers met Xxxx COVID (Productie 15P).83 De minister laat weten gespro- ken te hebben met een aantal getroffen zorgmedewerkers, en daarvan onder de indruk te zijn. Ook schrijft de minister:
‘Het kabinet heeft begrip voor de uitzonderlijke situatie van de zorg- medewerkers die in de eerste golf COVID hebben doorgemaakt, niet voldoende zicht op herstel hebben en daardoor met ontslag zijn ge- confronteerd. De urgentie van de vraag vanuit deze zorgmedewer- kers is voelbaar en het kabinet wil daarbij de betrokkenen zo goed mogelijk ondersteuning bieden, in aanvulling op bovengenoemde maatregelen. Tegelijkertijd vraagt dit om een zorgvuldig proces. In samenhang met de roep van vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers wordt deze zomer, vanuit de wetenschap dat ook in an- dere sectoren, zoals de onderwijssector, gelijksoortige vragen (kun- nen) spelen, verder gesproken over op welke manier hier verder in- vulling aan gegeven kan worden. Ik verwacht uw Kamer na de zomer te kunnen informeren over dit gesprek.’
4.51. Op 5 juli 2022 neemt de Tweede Kamer de motie Xxxxxxxx en Bikker84 aan, waarin de regering wordt verzocht om zo spoedig mogelijk, maar tenminste bin- nen twee maanden, met een brief te komen waarin staat op welke manier verder invulling zal worden gegeven aan de aanpak van de (onder meer financiële) pro- blemen van zorgmedewerkers met Long COVID.
82 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx/xxxx-xxxxxxx/0000/00/xxxxxxxxxxxxx-xxxxxxx- meldpunt-longcovid
83 Kamerbrief minister Xxxxxx, 27 juni 2022, ‘Zorgmedewerkers met post COVID’, vindplaats xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxx-xxxx-xxxxxxxx- werkers-met-post-COVID
84 Kamerstukken II, 2021/22, 25 295, nr. 1908
4.52. Op 6 juli 2022 publiceert de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving een rap- port waarin de overheid wordt geadviseerd zorgmedewerkers met Xxxx COVID te compenseren voor hun inkomensverlies.
Zie Productie 18: rapport ‘(Maat)werk bij langdurige klachten na COVID’:
“De RVS stelt dat zorgmedewerkers met langdurige klachten na CO- VID, die de initiële besmetting opliepen in deze eerste fase, tege- moetgekomen zouden moeten worden om onder andere inkomens- verlies te compenseren en hun leed te erkennen. Hiervoor draagt de RVS 3 mogelijkheden aan. De eerste is aansprakelijkheidsstelling met het omdraaien van de bewijslast. Het uitgangspunt daarbij is dat zorgmedewerkers tijdens het werk besmet zijn geraakt en de werkgever niet heeft kunnen voldoen aan zijn zorgplicht in het kader van de Arbowetgeving. Omdat hieraan zowel overmacht als over- heidsbeleid ten grondslag ligt (bijvoorbeeld een tekort aan persoon- lijke beschermingsmiddelen en een ontoereikende testcapaciteit), zouden werkgevers hiervoor gecompenseerd moeten worden door de overheid. Een tweede mogelijkheid is om langdurige COVIDklachten consequent als beroepsziekte te registreren, maar deze status dan ook gevolgen te geven. Zoals in bijvoorbeeld België het geval is, met een vergoeding vanuit het fonds voor Beroepsziekten. Een derde mogelijkheid is het oprichten van een overheidsfonds van waaruit zorgmedewerkers kunnen worden gecompenseerd.”
4.49 In plaats van de motie en het rapport als extra aanleiding te zien om met de bonden in gesprek te gaan over compensatieregeling, zegt het ministe- rie het overleg met de bonden dat stond gepland voor 7 juli 2022 één dag van tevoren af. De bonden sturen op 7 juli 2022 een reactie waarin zij hun ongenoegen over deze afzegging uitspreken.85
Productie 15Q: brief van FNV en CNV aan minister Xxxxxx van 7 juli 2022
85 Brief van FNV en CNV van 7 juli 2022 aan minister Xxxxxx, xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxx- ment/Nieuwsbericht/Sectornieuws/Zorg-Welzijn/2022/06/FNV-en-CNV-Minister-Helder-breekt- woord-richting-z/Brief-aan-VWS-over-afzegging-FNV-en-CNV.pdf?lang=nl-NL
4.53. Vervolgens worden de bonden alsnog uitgenodigd voor een aantal gesprekken met ambtenaren van het ministerie van VWS en het ministerie van SZW, die plaatsvin- den in de zomermaanden van 2022. De ambtenaren laten weten dat de minister- raad in september 2022 een knoop zal doorhakken over een mogelijke regeling, en dat zij graag alvast met de bonden willen nadenken over de invulling daarvan. Hier vinden verschillende gesprekken over plaats tussen de bonden en de ministe- ries, waarin onder meer wordt ingegaan over de te hanteren criteria en de uitvoe- ring van een compensatieregeling. Op 18 augustus 2022 wordt aangekondigd dat de ministerraad op 9 september een beslissing zal nemen. De bonden laten weten dat de nood nog steeds hoog is voor de getroffen zorgmedewerkers, en dat als er die dag geen concrete toezegging gedaan wordt, de gang naar de rechter wordt voortgezet.86
4.54. In de ministerraad van 9 september 2022 wordt niet over een financiële regeling voor zorgmedewerkers gesproken. Het ministerie laat weten dat de kwestie is doorgeschoven. De advocaten van FNV en CNV sturen hierop namens de bonden een brief aan de Staat (Productie 15R), waarin de Staat wordt verzocht om ui- terlijk 16 september 2022 concreet uitzicht te bieden op een regeling die vol- doende tegemoet komt aan de financiële problemen van de zorgmedewerkers, en die binnen afzienbare tijd gerealiseerd kan worden.
4.55. Op 28 september 2022 stuurt de minister voor Langdurige Zorg en Sport een ver- zoek om voorlichting aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De bon- den vernemen dit via de media. In het verzoek staat dat “het kabinet voornemens is een onverplichte tegemoetkoming te verstrekken aan zorgmedewerkers die in de eerste golf van de coronapandemie zorg hebben verleend aan COVID-19 pati- enten en in die periode COVID-19 hebben opgelopen en als gevolg daarvan lang- durig ziek zijn geworden”. Uit het verzoek blijkt dat het kabinet denkt aan een te- gemoetkoming van € 15.000 per persoon, voor de als volgt afgebakende groep: “zorgmedewerkers die in de eerste golf (maart tot en met juni 2020) directe zorg hebben verleend aan COVID-19 patiënten en/of daar nauw betrokken bij waren en die, na een COVID-19 besmetting in de eerste golf, langer dan twee jaar kampen met post-COVID klachten en als gevolg daarvan minder of niet meer kunnen wer- ken.”
Productie 19: brief van 28 september 2022 van de minister voor Langdurige Zorg en Sport aan de Raad van State met
86 Bericht FNV en CNV, zie xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx/xxxx-xxxxxxx/0000/00/xxxx- matum-long-covidfonds
het verzoek om voorlichting van de Afdeling advisering over vrijwillige tegemoetkoming voor zorgmedewerkers met lang- durige post-COVID klachten
4.56. Hoewel de bonden aanmerkingen hebben op de voorgenomen regeling (met name wat betreft de afbakening tot zorgmedewerkers die in de maart tot en met juni be- smet zijn geraakt en de hoogte van de vergoeding), zijn zij verheugd dat het kabi- net kennelijk voornemens is de zorgmedewerkers nu eindelijk te compenseren. Zij besluiten het advies van de Raad van State af te wachten, om vervolgens weer met het ministerie in gesprek te gaan over hun opmerkingen bij de voorgenomen regeling.
4.57. Op 5 december 2022 wordt het advies van de Raad van State gepubliceerd. Kort samengevat concludeert de Raad van State dat er inderdaad aanleiding kan zijn om een collectieve regeling te treffen. De Raad van State overweegt dat een mo- gelijke grondslag voor een dergelijke regeling zou kunnen zijn aansprakelijkheid van de overheid, omdat die een dringend beroep heeft gedaan op zorgmedewer- kers om tijdens lockdown door te werken. Volgens de Raad van State kan dit drin- gende beroep leiden tot aansprakelijkheid van de overheid, maar kan dit ook aan- leiding zijn voor een regeling om te voldoen aan een natuurlijke verbintenis. De Raad van State is van oordeel dat gelet op de argumentatie die de regering voor deze regeling gebruikt (‘erkenning van leed’, naast het bestaan van eventuele aansprakelijkheid) het hier gaat om een regeling om te voldoen aan een natuur- lijke verbintenis. De Raad van State benadrukt verder dat bij het treffen van een regeling een objectieve afbakening moet worden gebruikt om te bepalen wie wel en wie niet voor de regeling in aanmerking komt.
Productie 1: het Raad van State advies
4.58. De bonden reageren optimistisch op het advies en sturen de minister op 6 decem- ber 2022 een brief waarin zij concluderen dat er nu niets meer in de weg staat om op zeer korte termijn te komen tot een compensatieregeling voor zorgmedewer- kers met Long COVID. Zij stellen een regeling voor met de volgende afbakening:
- De regeling zou moeten gelden voor zorgmedewerkers die in de uitoefening van hun werkzaamheden besmet zijn geraakt. Er is vol- doende aanleiding om de regeling (in ieder geval op dit moment) enkel voor deze groep te treffen: zij liepen het meeste risico omdat
zij door moesten werken tijdens lockdowns en daarbij in nauw con- tact met anderen kwamen o.a. doordat zij besmette patiënten moesten verzorgen. Dit is ook de groep die verreweg het hardst ge- troffen is. In 2020 was 83,5% van het aantal meldingen van CO- VID-19 als beroepsziekte afkomstig uit de gezondheidszorg.
- Xxxxxx dan de regering blijkens de adviesaanvraag kennelijk voor ogen heeft, zien wij geen reden om de vergoeding te beperken tot zorgmedewerkers die in de eerste golf besmet zijn geraakt. Meer voor de hand ligt om een regeling te treffen voor alle zorgmedewer- kers met Xxxx COVID die in 2020 besmet zijn geraakt. Zoals de Raad van State opmerkt, waren vaccinaties immers pas vanaf 2021 beschikbaar. Daarnaast heeft de risicovolle situatie voor zorgmede- werkers het hele jaar 2020 bestaan: ook in de tweede golf moesten zorgmedewerkers doorwerken terwijl andere sectoren dicht waren en de rest van Nederland thuis zat. Daarnaast heeft de Nederlandse overheid (waaronder ook het RIVM valt) vrijwel heel 2020 volge- houden dat mondneusmaskers niet of beperkt helpen bij het voor- komen van besmettingen. Pas in december 2020 werd een alge- mene maskerplicht ingevoerd en werden maskers in de zorg standaard. Er is veel kritiek geweest op dit beleid, en FNV en CNV zien hierin reden om de regeling van toepassing te maken voor alle zorgmedewerkers die in 2020 besmet zijn geraakt.
- Ten slotte zou, conform de door de Raad van State aangehaalde Belgische beroepsziekteregeling, moeten worden gekozen voor een efficiënte afwikkeling waarbij voldoende is dat een zorgmedewerker in 2020 werkzaam was in de zorg in een functie met patiëntcontact, en dat hij of zij Long COVID heeft.
Zie Productie 20: brief bonden aan de minister voor Langdurige Zorg en Sport van 6 december 2022
4.59. Tot grote verbazing van de bonden stuurt de minister op 16 december 2022 een Kamerbrief waarin staat dat er toch geen regeling zal komen waarbij de Staat een tegemoetkoming betaalt aan (bepaalde) zorgmedewerkers met Long COVID (Pro- ductie 2). In plaats daarvan wil het kabinet dat werkgevers- en werknemersorga- nisaties tot een collectieve regeling komen, onder voorafgaande door het kabinet bepaalde voorwaarden. Een van die voorwaarden is een nauwe afbakening van zorgmedewerkers die voor compensatie in aanmerking komen; het moet onder
meer gaan om zorgmedewerkers die tussen maart en juni 2020 besmet zijn ge- raakt. Slechts indien een regeling zoals het kabinet die voor ogen heeft door soci- ale partners tot stand komt, dan is het kabinet bereid om hieraan, in aanvulling op een substantiële bijdrage van werkgevers, een gemaximeerde bijdrage in 2023 te doen.
4.60. Dit is voor de bonden om verschillende redenen onacceptabel: niet alleen is de kans van slagen van een dergelijke collectieve regeling nihil omdat er al onvol- doende geld in zorg is om werknemers een rechtvaardig salaris te bieden, ook zijn de bonden het fundamenteel oneens met de opgelegde afbakening en is het door de overheid voorschrijven van randvoorwaarden voor overleg tussen werkgevers en bonden een inbreuk op de vrijheid van onderhandeling van vakbonden.
4.61. Door de Kamerbrief is het de bonden duidelijk dat er geen enkel concreet uitzicht meer is op financiële hulp voor zorgmedewerkers met Long COVID, en hebben zij zich genoodzaakt gevoeld dit kort geding aanhangig te maken.
5. Juridisch kader en onrechtmatig handelen Staat
5.1. De bonden zijn van mening dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens zorgmedewerkers die in 2020 besmet zijn geraakt met het coronavirus en als ge- volg daarvan tot op heden (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn door Long COVID. Dit onrechtmatige handelen bestaat uit het niet (tijdig) treffen van adequate maatregelen om de zorgmedewerkers te beschermen tegen de gevaren van een COVID-19 besmetting, en het niet compenseren van zorgmedewerkers die als ge- volg van Xxxx COVID in de financiële problemen zijn geraakt. De bonden menen dat de Staat hiermee in strijd met internationale verdragsbepalingen heeft gehan- deld.
Recht op leven en recht op gezinsleven (artikelen 2 en 8 EVRM)
5.2. Artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) be- schermt het recht op leven, en artikel 8 beschermt het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven. Deze artikelen hebben rechtstreekse werking, en belangenorganisaties die uit hoofde van artikel 3:305a BW procederen kunnen een rechtstreeks beroep doen op deze bepalingen.87 Volgens vaste rechtspraak van het EHRM behelzen deze bepalingen mede de positieve verplichting van een verdragsstaat om passende maatregelen te nemen om het leven te beschermen
87 Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006, NJB 2020/19, (Urgenda/Staat), rov. 5.9.1.
– 5.9.3.
van eenieder die onder zijn rechtsmacht valt (“to take appropriate steps to safe- guard the lives of those within its jurisdiction”).88 Een verdragsstaat, en dus ook de Staat, heeft deze verplichting indien hij op de hoogte is, of wordt geacht te zijn, van een reële en onmiddellijke bedreiging (“real and immediate risk”) voor de gezondheid en/of het leven van (een bepaalde groep van) personen. 89 Ten aanzien van de wijze waarop de Staat uitvoering geeft aan de positieve verplichtingen op grond van de artikelen 2 en 8 EVRM geldt een “margin of appreciation”. De Staat heeft dus ten aanzien van de wijze waarop hij uitvoering geeft aan deze positieve verplichtingen in beginsel ruimte voor beleidskeuzes. In andere woorden: de Staat mag in ruime mate zelf bepalen welke passende maatregelen hij neemt.90
5.3. Bij de invulling van de verplichting om op grond van artikel 2 en 8 EVRM om pas- sende maatregelen te nemen, moet wel rekening worden gehouden met het voor- zorgsbeginsel. Dit houdt in dat staten ook zijn gehouden preventief maatregelen te nemen tegen gevaar, ook als het nog niet zeker is dat dit gevaar zich zal ver- wezenlijken, of in welke mate.
Zie het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, ECLI:NL:XX:2009:BI0380, AB 2009,285, m.nt. T. Barkhuysen en
X.X. xxx Xxxxxxx (Tãtar/Roemenië):
“En ce sens, la Cour rappelle l'importance du principe de précaution (consacré pour la première fois par la Déclaration de Rio), ‘qui a vo- cation à s'appliquer en vue d'assurer un niveau de protection élevée de la santé, de la sécurité des consommateurs et de l'environne- ment, dans l'ensemble des activités de la Communauté."
De rechtbank Den Haag omschreef het voorzorgsbeginsel als volgt in haar oordeel over aansprakelijkheid van de Staat voor schade ge- leden door Q-koorts patiënten:
“Dit beginsel kan van de Staat vergen dat hij maatregelen neemt in- dien de potentieel schadelijke gevolgen van een verschijnsel door middel van een objectieve, wetenschappelijke evaluatie zijn vastge- steld, maar een zekere mate van wetenschappelijke onzekerheid be- staat over de precieze omvang van het risico, de oorzaken van het
88 EHRM 28 maart 2000, nr. 22492/93 (Kiliç/Turkije), rov. 62, en EHRM 17 juli 2014, nr. 47848/08 (Centre for Legal Resources on behalf of Xxxxxxxx Xxxxxxxx/Roemenië), rov. 130.
89 Ibid
90 EHRM 24 juli 2014, ECLI:NL:XX:2014:366 (Brincat t. Malta) rov. 101.
verschijnsel en de effectiviteit van de daartegen te nemen maatre- gelen.”91
Vergelijk ook de uitspraak waarin het Britse High Court of Justice on- langs voor recht heeft verklaard dat het Britse coronabeleid voor verzorgingstehuizen in maart en april 2020, waarin geen rekening werd gehouden met asymptomatische besmettingen, onrechtmatig was.
“[…] the fact that evidence is not conclusive does not mean that it carries no weight. Ministers were obliged to weigh up not just the likelihood that nonsymptomatic transmission was occurring, but also the very serious consequences if it did so. Non-symptomatic trans- mission would mean that one elderly patient moved from hospital to a care home could infect other residents before manifesting symp- toms or even without ever manifesting symptoms. In this context it is important to recall the emphasis laid by the Defendants on the fact that they were intending to adopt the precautionary principle, in essence preparing on the basis that the worst could happen, throughout their response to COVID-19.”92
(Onderstrepingen steeds door advocaat)
5.4. De maatregelen die de Staat neemt moeten daarnaast redelijk en geschikt zijn, en het beleid dat de Staat voert bij het nemen van maatregelen moet consistent zijn.93 Daarbij moet rekening gehouden worden met relevante regels van het inter- nationaal recht en wetenschappelijke inzichten en internationaal algemeen aan- vaarde standaarden. Door de WHO opgestelde richtlijnen kunnen gezien worden als dit soort algemeen aanvaarde standaarden.
Vgl. het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak
Xxxxx/Kroatië:
“The Court further notes that the level of noise exceeded the inter- national standards as set by the World Health Organisation and most European countries (see §§ 28 to 31 above). […] In view of the volume of the noise — at night and beyond the permitted levels
— and the fact that it continued over a number of years and nightly,
00 Xx. Xxx Xxxx 25 januari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:587, rov. 5.10
92 The High Court of Justice Queen's Bench Division Administrative Court 27 april 2022, [2022] EWHC 967 (Admin), vindplaats: xxxxx://xxx.xxxxxxxxx.xx/xx-xxxxxxx/xxxxxxx/0000/00/Xxxxxxx-Xxxxxx- v-DHSC-judment-270422.pdf
93 HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006 (Urgenda/Staat), rov. 5.3.3
the Court finds that the level of disturbance reached the minimum level of severity which required the relevant State authorities to im- plement measures in order to protect the applicant from such noise.” 94
Zie ook de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag over de WHO richtlijnen inzake COVID-19:
“Gelet op de autoriteit die aan de WHO wordt toegedicht – óók door de Staat zelf – mag van de Staat een gedegen onderbou- wing worden verwacht indien hij besluit van de richtlijnen af te wijken. De door de Staat in acht te nemen zorgvuldigheid brengt dat mee.”95 (Onderstreping advocaat)
5.5. Het EHRM heeft ten slotte in de context van gevaarlijke activiteiten en natuurram- pen bevestigd dat bij het nemen van preventieve maatregelen door de verdrags- staten in het bijzonder nadruk moet worden gelegd op het recht van het publiek op informatie:
‘The Court reiterates that the positive obligation to take all appro- priate steps to safeguard life for the purposes of Article 2 (…) entails above all a primary duty on the State to put in place a legislative and administrative framework designed to provide effective deter- rence against threats to the right to life. (…) Among these preven- tive measures particular emphasis should be placed on the public’s right to information, as established in the case-law of the Conven- tion institutions.’96 (Onderstreping advocaat)
5.6. Bij de te nemen maatregelen kan volgens het EHRM onder meer gedacht worden aan het ambtshalve informatie ter beschikking te stellen aan burgers om hen op die manier in staat te stellen om te beoordelen aan welke gezondheids- of veilig- heidsrisico’s zij blootstaan.
(…) In relation to Article 2 the Court has held that ‘among [the] preventive measures [to be taken] particular emphasis should be placed in the public’s right to information’ (…), and the position in relation to Article 8 can hardly be different.’97
94 Zie bijvoorbeeld EHRM 20 mei 2010, ECLI:NL:XX:2010:BO9726 (Xxxxx/Kroatië), rov. 60 en 62
95 Vzr. Rb. Den Haag 14 december 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12689 (Stichting Protect Every- body/Staat)
96 EHRM 5 december 2013, ECLI:NL:XX:2013:292 (Xxxxxx x.x./Xxxxxxxxx), xxx. 000 -000
00 XXXX 5 december 2013, ECLI:NL:XX:2013:292 (Xxxxxx e.a./Noorwegen), rov. 235. Zie ook EHRM 24 juli 2014, ECLI:NL:XX:2014:366 (Brincat e.a./Malta), rov. 102 en 113 -114.
Zie ook weer de rechtbank Den Haag in de Q-koorts uitspraak:
“Gelet ook op de wettelijke taak van de overheid tot infectieziek- tenbestrijding rustte op de Staat de verplichting om uit eigen be- weging aan burgers die mogelijk getroffen konden worden door het risico van besmetting van Q-koorts informatie over dit risico te verstrekken. Het gaat om relevante informatie waarover de Staat beschikte die bezorgdheid over dat risico kon wegnemen en om informatie die burgers in staat stelde te beoordelen aan welke gezondheidsrisico’s zij blootstonden of hadden blootge- staan.” (Onderstreping advocaat)
Recht op gezondheid (artikel 12 IVESCR, artikel 11 ESH)
5.7. Het recht op gezondheid is onder neergelegd in artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) en 11 van het Europees Sociaal Handvest. Beide artikelen vestigen naast een gebod om de ge- zondheid niet actief te schaden, ook een positieve verplichting van de Staat de ge- zondheid van burgers te bevorderen, en om epidemische, endemische en andere ziekten zoveel mogelijk te voorkomen. De bonden menen dat dit een onvoorwaar- delijk en voldoende nauwkeurige norm is, waar zij zich in deze procedure recht- streeks op kunnen beroepen.98
Handelen van de Staat
5.8. De bonden menen dat de Staat in 2020 zijn hierboven beschreven positieve ver- plichtingen om passende maatregelen te nemen tegen de reële en onmiddellijke bedreiging van de gezondheid van zorgmedewerkers, en om epidemische ziekten zoveel mogelijk te voorkomen, heeft geschonden.
5.9. De bonden realiseren zich dat de nood in 2020 hoog was, en dat de Staat in onge- kende omstandigheden moeilijke beslissingen moest nemen. De bonden beseffen ook dat de Staat een grote mate van vrijheid heeft, en zeker in een noodsituatie als een pandemie ook moet hebben, om keuzes te maken die hij geschikt acht. De bonden zijn echter van mening dat de Staat met zijn handelen in 2020 buiten de kaders van deze beleidsvrijheid is getreden, en daarmee verantwoordelijk en aan- sprakelijk is voor de schade die gedupeerde zorgmedewerkers daardoor hebben geleden. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
98 HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2928, JB 2014/224 m.nt. J.J.J. Sillen, NJ 2015/12 m.nt.
E.A. Xxxxxx, AB 2015/21 m.nt. X. Xxxxxxxxx en X.X. xx Xxx, 20150305 m.nt. R.J.B. Schutgens.
5.10. Allereerst was de Staat onvoldoende voorbereid op een pandemie (zie hiervoor al.
4.5 – 4.9), terwijl zij in de jaren voor de uitbraak herhaaldelijk was gewaar- schuwd. Toen het al duidelijk was dat het coronavirus zich over de wereld ver- spreidde, was de Staat veel te laat met het treffen van maatregelen. De Staat stuurde beschermingsmiddelen naar China, in plaats van zelf extra beschermings- middelen in te slaan, en waarschuwde ziekenhuizen niet nadat het RIVM een noti- tie had opgesteld waaruit duidelijk werd dat de zorgvraag hoe dan ook onvol- doende zou zijn. Hiermee heeft de Staat zodanige risico's genomen dat dit strijdig is met het voorzorgsbeginsel dat bij de toepassing van de art. 2 en 8 EVRM in acht moet worden genomen.
Vgl. ook de eerdergenoemde uitspraak van het Tribunal Administratif de Paris van 28 juni 2022, waarin de Franse rechtbank ook vaststelt dat de overheid verkeerd heeft gehandeld door onvoldoende mond- neusmaskers op voorraad te hebben:
"La circonstance qu’un tel stock était insuffisant pour faire face à l’apparition d’une pandémie telle celle résultant de la COVID-19 n’est d’ailleurs pas sérieusement contestée en défense. Ainsi, la re- quérante est fondée à soutenir que l’Etat a commis une faute en s’abstenant de constituer un stock suffisant de masques permettant de lutter contre une pandémie liée à un agent respiratoire haute- ment pathogène.”99 (Onderstreping advocaat)
5.11. Toen het virus eenmaal in Nederland was uitgebroken, werden zorgmedewerkers opgeroepen om aan het werk te blijven. Dit terwijl duidelijk was dat het virus zich zeer snel verspreidde en kon leiden tot ernstige ziekte en overlijden. Zorgmede- werkers werden daardoor op grote schaal blootgesteld aan risico’s, waarvan de aard niet bekend was, maar waarvan wel duidelijk was dat deze aanzienlijk kon- den zijn. De bonden menen dat deze risico’s niet voor rekening van de zorgmede- werkers zelf kunnen komen.
Vgl ook het Raad van State advies, pagina 4:
“Aansprakelijkheid van de overheid komt pas aan de orde als de overheid een rol heeft gespeeld in het ontstaan van een onveilige situatie in de werkomstandigheden. Te denken valt aan een situa- tie waarin de overheid de werkgever heeft aangezet tot een on- veilige werkwijze. Een dergelijke aansprakelijkheid voor schade kan ook bestaan ingeval met het overheidsoptreden een hoger,
99 Tribunal Administratif de Paris, 28 juni 2022, N° 2012679/6 -3, vindplaats: xxxx://xxxxx.xxxxxxxx- xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxxxxx/000000/0000000/xxxxxxx/0/xxxx/0000000.xxx
algemeen belang is gediend, maar de daarmee samenhangende risico’s redelijkerwijs niet voor rekening van de betrokken private partijen mogen blijven.”
5.12. Daarbij is ook van belang dat door de overheid werd afgeweken van de adviezen over het dragen van mondneusmaskers in de richtlijnen van de WHO, de Arbore- gelgeving, en de voorschriften die al vanaf ieder geval 2014 golden voor andere infectieziekten, waardoor de overheid de werksituatie voor zorgmedewerkers nog onveiliger heeft gemaakt.
5.13. Ook werd er in het voorjaar van 2020 zeer terughoudend getest, in strijd met de oproep van de WHO om zoveel mogelijk te testen (al. 4.20, zie ook Productie 13). Vervolgens bleef de overheid, inclusief het RIVM, volhouden dat mondneus- maskers enkel “schijnveiligheid” boden, en werd pas veel later dan de WHO dit voorschrijft voor alle intra- en extramurale acute zorg en voor ziekenhuizen het beleid ingevoerd om preventief mondneusmaskers te dragen (al. 4.27).
5.14. De Staat is hiermee herhaaldelijk ingegaan tegen de geldende richtlijnen van de WHO, zonder dat daarvoor enige wetenschappelijke rechtvaardiging bestond. Doordat werkgevers zich baseerden op de overheidsrichtlijnen, hadden zorgmede- werkers tot ver in 2020 nauwelijks beschikking over PBM.
5.15. Hoewel de omvang en xxxxx xxx Xxxx COVID in die periode nog niet bekend was, was het wel duidelijk dat mensen heel erg ziek van COVID-19 konden worden, en daaraan konden overlijden. Ook was al in het voorjaar van 2020 duidelijk dat een deel van de COVID-19 patiënten langdurige klachten bleef houden. Het voorzorgs- beginsel brengt met zich mee dat de overheid in een dergelijk geval het zekere voor het onzekere neemt en het risico op mogelijk ernstigere gevolgen dan op dat moment bekend in de te treffen maatregelen betrekt. Daarbij past niet een advies om PBM te gebruiken dat terughoudender is dan de leidende internationale richtlij- nen, terwijl wel een beroep wordt gedaan op zorgmedewerkers om aan het werk te blijven.
5.16. Het beleid van de Staat is daarmee niet consistent, redelijk of geschikt geweest, en volgens de bonden in strijd met de verplichtingen van de Staat die voortvloeien uit de artikelen 2 en 8 EVRM, artikel 12 IVESCR, artikel 11 ESH.
5.17. De Staat zal zich wellicht op het standpunt stellen dat er in het voorjaar van 2020 zodanige schaarste in PBM bestond dat het noodzakelijk was om te adviseren be- perkt met deze middelen om te springen. Naar mening van de bonden kan schaarste echter geen rechtens te respecteren reden zijn om richtlijnen uit te vaardigen die niet veilig zijn, in ieder geval zeker niet zonder daarbij te vermelden dat de richtlijnen voortvloeien uit tekorten.
5.18. Een tekort aan mondneusmaskers kan de Staat niet disculperen, nu de Staat me- deverantwoordelijk was voor dit tekort door zich (1) niet beter voor te bereiden op een grote uitbraak van een infectieziekte en (2) toen de ernst van de pandemie en de te verwachten tekorten al voorzienbaar waren PBM naar een ander land te stu- ren en geen nieuwe PBM in te slaan. Bovendien vragen de bonden zich af of het inderdaad zo was dat er met geen mogelijkheid (en tegen welke prijs dan ook) voldoende mondneusmaskers verkrijgbaar waren. Uit verschillende mediaberichten blijkt dat het ministerie in maart 2020 aanbiedingen voor grote hoeveelheden mondneusmaskers afsloeg.100
5.19. Daarnaast geldt dat de Staat (het ministerie en het RIVM) in het voorjaar van 2020 zelf herhaaldelijk stelde dat de richtlijnen gebaseerd waren op veiligheid, en niet op schaarste. Zorgmedewerkers (en hun werkgevers) dachten dus dat het werken zonder PBM bij kort of vluchtig contact met een coronapatiënt veilig was. Toen Xxxxxxxxx in september 2020 onthulde dat de richtlijnen toch ook gebaseerd waren op schaarste en niet enkel op veiligheid, riep dat dan ook verontwaardigde reacties op. Zo stelde Xxxxx Xxxxxx, toenmalig bestuurder van branchevereniging ActiZ, en de huidige minister voor Langdurige Zorg en Sport, dat het RIVM wel "transparant [moet] zijn over afwegingen bij richtlijnen over veiligheid."101
Zie ook de reactie van Hoogleraar Gezondheidsrecht Xxxx Xxxxxxx aan Nieuwsuur. Xxxxxxx liet desgevraagd weten dat hij van mening is dat zorgmedewerkers die ziek zijn geworden na het volgen van het RIVM-advies het ministerie van Volksgezondheid aansprakelijk kunnen houden. Volgens Xxxxxxx vertrouwden de medewerkers op een overheidsregel die gepresenteerd werd als veiligheidsregel, maar voortkwam uit schaarste.102
5.20. Naar overtuiging van de bonden heeft de Staat met het verzwijgen van het feit dat de richtlijnen voor het dragen van PBM mede gebaseerd waren op schaarste, in strijd gehandeld met de positieve verplichting onder artikel 2 en 8 EVRM om rele- vante informatie te verstrekken die burgers in staat stelt te beoordelen aan welke gezondheidsrisico’s zij blootstaan, en willen blootstaan.
100 Nieuwsuur, ‘Waarom betaalde VWS Van Lienden zo veel? 'Ik vroeg 1,50 voor de
mondkapjes', 8 juni 2021, xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxx/0000000 -waarom-betaalde-vws-van-lien- den-zoveel-ik-vroeg-1-50-voor-de-mondkapjes
101 X. Xxxxxxx en X. xxx Xxxx, Mondkapjesrichtlijn RIVM voor ouderenzorg tóch gebaseerd op schaarste, Nieuwsuur 18 september 2020, vindplaats: xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxx/0000000- mondkapjesrichtlijnrivm-voor-ouderenzorg-toch-gebaseerd-op-schaarste
102 Ibid
5.21. Hetzelfde geldt voor de communicatie tot ver in 2020 dat het dragen van mond- neusmaskers zou leiden tot schijnveiligheid, terwijl er voldoende bewijs was dat mondneusmaskers wel degelijk bijdroegen aan het voorkomen van besmettingen, en in al onze buurlanden allang een maskerplicht was ingevoerd.103 Hierdoor wer- den zorgmedewerkers niet alleen op het verkeerde been gezet, maar zelfs ont- moedigd om een masker te dragen; volgens het RIVM en de overheid was dit im- mers niet nodig.
Vgl. ook de uitspraak van het Tribunal Administratif de Paris van 28 juni 2022, waarin wordt geoordeeld dat de Franse overheid verkeerd heeft gehandeld door in februari en maart 2020 aan te geven dat het dragen van maskers geen zin had, terwijl dit in strijd was met de op dat moment geldende wetenschappelijke adviezen. Let wel: dit ging om uitlatingen uit februari en maart, daarna is de Franse overheid het dragen van maskers gaan aan- bevelen. In Nederland heeft het tot oktober 2020 geduurd voor- dat het dragen van maskers geadviseerd werd in alle publieke binnenruimten, waaronder zorginstellingen.
“La requérante fait valoir que plusieurs déclarations gouverne- ment les ont indiqué, au cours des mois de février et mars 2020, qu’il n’était pas utile, pour la population générale, de porter un masque. Or, les recommandations scientifiques disponibles, en particulier celles émises par le HCSP le 1er juillet 2011, faisaient état de l’utilité du port de masques respiratoires par la popula- tion générale, notamment dans les transports en commun, dans l’hypothèse de la survenue d’une épidémie causée par un agent respiratoire hautement pathogène. Ainsi, la requérante est fon- dée à soutenir que de telles déclarations, qui ont pu avoir notam- ment pour effet de dissuader la population d’avoir recours à des masques alternatifs, revêtent, compte tenu de leur caractère contradictoire avec les données scientifiques disponibles, un ca- ractère fautif." (Onderstreping toegevoegd)
Causaal verband
5.22. De Staat zal mogelijk willen betogen dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen het hierboven beschreven onrechtmatig handelen en de schade die ieder
103 Zie bijv KPMG Health, ‘Dit zijn de lessen van 1,5 jaar coronacrisis, 2021, p. 12
individu binnen de groep waarvoor in deze procedure wordt opgekomen heeft ge- leden. Immers kan er niet met zekerheid worden vastgesteld dat al deze mensen op hun werk besmet zijn.
5.23. De bonden zijn van mening dat in dit geval uit moet worden gegaan van causaal verband tussen het handelen van de Staat en de schade die bij zorgmedewerkers is ontstaan, tenzij de Staat aannemelijk maakt dat deze schade ook zonder zijn handelen zou zijn ontstaan (de omkeringsregel). Immers is de Staat bewust afge- weken van (veiligheids)normen zoals vastgelegd in de WHO-richtlijnen, de arbo- wetgeving en het Generiek draaiboek voor infectieziekten.104 Deze normen zijn nu juist bedoeld zijn om het specifieke gevaar van besmettingen bij zorgmedewer- kers, en de daaruit voorvloeiende schade, te voorkomen.
5.24. Indien het beroep op de omkeringsregel niet zou slagen, menen de bonden dat in ieder geval geoordeeld moet worden dat een strikte toepassing van de causali- teitsleer in deze collectieve zaak niet op zijn plaats is. Met het oog op effectieve rechtsbescherming van de groep, en het doel dat de wetgever heeft nagestreefd met het mogelijk maken van collectieve vorderingen, is een geabstraheerde be- oordeling van het causaal verband, waarbij wordt uitgegaan van de gemiddelde persoon, noodzakelijk.105 In dit geval bestaat er zo een geabstraheerd causaal ver- band. Door zich niet voor te bereiden op een voorzienbare pandemie, vervolgens zonder enige medische of epidemiologische reden af te wijken van eerdere en in- ternationaal geaccepteerde richtlijnen die het gebruik van PBM voorschreven, en onder die omstandigheden zorgmedewerkers vragen door te werken, heeft de Staat de kans dat zorgmedewerkers ziek zouden worden significant groter ge- maakt, en daarmee ook het risico op ernstige gevolgen zoals langdurige ziekte (die ook daadwerkelijk zijn opgetreden) aanvaard.
5.25. Daarbij is de kans dat de Gedupeerden waar in deze zaak voor wordt opgekomen ergens anders dan op hun werk COVID-19 hebben opgelopen erg klein.
104 Zie alinea’s 4.12-4.31
105 Vergelijk bijv HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:178, NJ 2005/377 (Staatsloterij) en HR 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162, NJ 2014/201 (VEB/World Online), rov 4.11.2. Zie ook
A.J. Rijsterborgh, ‘Het begroten van de schadevergoeding in een collectieve actie’, Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2017, en C. Xxxxxxxx, ‘Leent het materiële privaatrecht zich voor de afwikkeling van massaschade? Een onderzoek naar de veralgemeniseerde toepassing van het aan- sprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht in het pre-WAMCA-tijdperk’, Rechtsgeleerd Magazijn Themis, 2019(4), 163-176.
5.26. In de eerste golf, de periode tussen maart en juni 2020, gold er een strenge lock- down, waardoor de kans op besmetting in het openbare leven klein was.
Vergelijk het recente vonnis van de kantonrechter van de Recht- bank Amsterdam inzake aansprakelijkheid van een werkgever voor Xxxx COVID schade van een werknemer106:
“Dat werkneemster, zoals [gedaagden] betoogt, haar besmetting ook vóór 10 april 2020 in de privésfeer kan hebben opgelopen acht de kantonrechter gelet op de specifieke omstandigheden van die periode onvoldoende waarschijnlijk. Nederland bevond zich begin april 2020 in de derde week van haar eerste (intelligente) lockdown. Horeca, sportscholen, kappers, bioscopen, culturele instellingen etc. waren gesloten, de samenleving zat grotendeels op slot. Iedereen werd opgeroepen zoveel als mogelijk thuis te blijven, thuis te werken, drukte te vermijden, overal 1.5m af- stand te bewaren en algemene voorzorgsmaatregelen te nemen (zoals handen wassen, geen handen schudden etc.). Algemeen bekend is dat het merendeel van de bevolking zich hier op dat moment aan hield. Iedereen herinnert zich nog de beelden van de nagenoeg lege treinen, winkels en straten. Dit betekent dat de kans om in het openbare leven in aanraking te komen met ie- mand die besmet is, op een wijze (qua duur en intensiteit) die een risico op besmetting met zich meebrengt, in beginsel beperkt moet worden geacht.”
5.27. Hetzelfde geldt voor zorgmedewerkers die in de tweede golf besmet zijn geraakt. Vanaf oktober 2020 ging Nederland opnieuw in een lockdown, die op sommige punten minder streng was dan de eerste lockdown (scholen bleven eerst nog open), en op andere punten weer strenger (winkels moesten eerder dicht, alcohol- verkoop werd beperkt). Ook voor deze periode geldt dat de kans dat zorgmede- werkers op hun werk besmet zijn geraakt vele malen groter is dan de kans dat zij ergens anders COVID-19 hebben opgelopen. De enige periode in 2020 dat er geen strenge maatregelen waren, was de zomerperiode. In die periode waren er ook nauwelijks besmettingen, waardoor de kans om COVID-19 op te lopen hoe dan ook klein was.
106 Rechtbank Amsterdam 16 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7569
5.28. Voor heel 2020 geldt dus dat zorgmedewerkers op hun werk een veel groter risico liepen om besmet te raken dan ergens anders. Xxxxxxxx xxxxxxx: zorgmedewer- kers liepen in 2020 een veel groter risico op een coronabesmetting, en daarmee ook op Long COVID, dan de gemiddelde Nederlander. Niet voor niets was 92% van de beroepsziektemeldingen van COVID-19 in 2020 afkomstig uit de gezondheids- zorg en maatschappelijke dienstverlening (zie alinea 4.32 hierboven).
5.29. Causaal verband tussen het (gevaarzettende) handelen van de Staat en de schade die zorgmedewerkers lijden door de door hen opgelopen COVID-19 besmetting, is dus aannemelijk.
Rol werkgever
5.30. Blijkens de laatste Kamerbrief van 16 december 2022 ( Productie 2) wil het kabi- net dat werkgevers/opdrachtgevers het voortouw nemen in een collectieve rege- ling, en daar een substantiële financiële bijdrage aan leveren, omdat de werkge- ver/opdrachtgever de eerste aansprakelijke partij is voor de schade die is ontstaan als gevolg van ziekte tijdens het werk. De Staat zal zich daarom in deze procedure mogelijk ook op het standpunt willen stellen dat de Gedupeerden bij hun werkge- vers moeten zijn, en niet bij de Staat. Dat is op het eerste gezicht ook niet zo’n gekke gedachte: het eerste vonnis waarin een werkgever is veroordeeld voor het vergoeden van Xxxx COVID schade van een werknemer wegens schendig van de zorgplicht ex artikel 7:658 is recentelijk gewezen (zie al. 5.26 hierboven).
5.31. Dat neemt echter naar overtuiging van de bonden niet weg dat de Staat óók aan- sprakelijk is voor deze schade. Immers zullen werkgevers in zijn algemeenheid de richtlijnen van de overheid hebben gevolgd, omdat zij er gezien de bron op moch- ten vertrouwen dat er op basis van die richtlijnen een zo veilig mogelijke werksitu- atie zou ontstaan. Sterker nog, de richtlijnen werden als (tijdelijk) uitgangspunt genomen voor het toezicht van de Inspectie SZW, en de Arbowetgeving werd dus buitenspel gezet. De IGJ riep bovendien op om niet ruimer PBM in te zetten dan op basis van de richtlijnen was voorgeschreven. Omdat een aantal instellingen toch ruimer PBM inzette dan volgens de overheid noodzakelijk, zorgde het ministerie er zelfs voor dat in het daaropvolgende OMT advies werd opgenomen dat het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben niet nodig en niet gewenst was (zie al. 4.22 hiervoor). Dit wordt vervol- gens ook in de richtlijnen opgenomen. Dat werkgevers hun werknemers aan onno- dige risico’s hebben blootgesteld, komt dus door het handelen van de Staat.
5.32. Indien werkgevers de op hun rustende verplichting uit hoofde van artikel 7:658 hebben geschonden, was dat dus (vrijwel altijd) omdat zij richtlijnen volgden waarmee niet (redelijkerwijs) schade bij werknemers werd voorkomen. Dat leidt ertoe dat de Staat op zijn minst naast de werkgever hoofdelijk aansprakelijk is voor de door de Gedupeerden geleden schade, op grond van artikel 6:102 BW.
5.33. Kortom: de bonden zijn van mening dat de Staat uit hoofde van onrechtmatige daad gehouden is de door de Gedupeerden geleden schade te vergoeden.
Tijdsverloop en aan een mogelijke regeling gestelde voorwaarden
5.34. Daarbij komt dat de Staat al bijna twee jaar op de hoogte is van de situatie van de groep zorgmedewerkers met Long COVID, herhaaldelijk met hen in gesprek is ge- gaan en steeds toezeggingen heeft gedaan dat er op korte termijn duidelijkheid zou komen over een regeling, om daarna alsnog niet met een regeling te komen. De bonden achten het in strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldig- heidsbeginsel, die voor de overheid ook in civielrechtelijke verhoudingen van toe- passing zijn, om op deze manier om te gaan met mensen die hun leven in de waagschaal hebben gelegd tijdens een ongekende crisis. Mensen die nog iedere dag moeten leven met de gevolgen van COVID-19, terwijl de rest van het land de crisis achter zich heeft gelaten.
5.35. De bonden menen dat het op korte termijn bieden van compensatie aan deze spe- cifieke groep financieel de enige juiste weg is (niet voor niets heeft de Raad van State geconcludeerd dat dit in ieder geval voortvloeit uit een natuurlijke verbinte- nis), omdat:
1) het specifiek deze beroepsgroep was die tijdens de eerste maanden van de pandemie de grootste verantwoordelijkheid had voor het draaiend houden van de samenleving;
2) zij tijdens en door het uitoefenen van hun beroep het hardst werd getroffen door COVID;
3) er voor haar taken (het leveren van zorg) geen alternatief in de samenleving voorhanden was, en
4) het reguliere inkomen van deze groep zodanig is dat een verlaging met tien- tallen procenten in de geschetste context als disproportioneel belastend en on- aanvaardbaar moet worden gezien.
5.36. Bovendien bestaat er een brede maatschappelijke consensus over de noodzaak en juistheid om van staatswege een voorziening te treffen voor deze groep.
5.37. Het is, zeker in die context, in strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvul- digheidsbeginsel, en daarmee ook onrechtmatig, dat de Staat, bijna twee jaar na aanvang van de gesprekken over een regeling, plotseling enkel een bijdrage aan zorgmedewerkers met Long COVID wil leveren als (1) er eerst een regeling (zoals een fonds) wordt getroffen tussen werkgeversorganisaties en vakbonden en (2) dat gebeurt onder door het kabinet voorafgaand aan het overleg gestelde voor- waarden. Een van die voorwaarden is de afbakening van de groep die in aanmer- king zou komen voor een regeling tot zorgmedewerkers die in de eerste golf (maart tot en met juni 2020) besmet zijn geraakt met COVID-19.
Zie expliciet de Kamerbrief van 16 december 2022 (Productie 2):
“Hierbij is het noodzakelijk dat bij de vormgeving van de collec- tieve voorziening bovenstaande afbakening en de andere aan- dachtspunten van de Afdeling in acht wordt genomen.” (onder- streping toegevoegd)
5.38. De bonden vinden deze door de minister in december 2022 ingeslagen weg onac- ceptabel. Na de vakbonden en de zorgmedewerkers bijna twee jaar aan het lijntje te hebben gehouden en meerdere malen te hebben gesproken over een tegemoet- komingsregeling door de overheid, gooit de minister het nu opeens over een volle- dig andere boeg, die volgens de bonden onhaalbaar is. Het vereiste dat er eerst een regeling moet zijn getroffen tussen werkgeversorganisaties en de vakbonden, waarbij het kennelijk de bedoeling is dat werkgevers geld in een fonds gaan stop- pen, leidt ertoe dat iedere reële kans op tegemoetkoming van zorgmedewerkers verkeken is. Immers zijn de vakbonden en de werkgevers het er al jaren over eens dat er veel te weinig geld beschikbaar is in de zorg en dat er nu al geen
rechtvaardig loon betaald wordt aan zorgmedewerkers. Er is gewoonweg geen geld beschikbaar bij werkgevers om Long COVID patiënten te compenseren, en de mi- nister is daar ook van op de hoogte.
5.39. Daarnaast legt het kabinet voorwaarden op voor een collectieve regeling, waaron- der een afbakening van de zorgmedewerkers die voor een vergoeding in aanmer- king zouden kunnen komen. De bonden zijn van mening dat deze afbakening veel te beperkt is. Volgens het kabinet zou het enkel mogen gaan om zorgmedewerkers die in tussen maart en eind juni 2020 besmet zijn geraakt. Het kabinet is blijkens de Kamerbrief van mening dat er in de eerste golf een uitzonderlijke situatie be- stond omdat er een nieuw en onbekend virus de Nederlandse samenleving en de zorg overspoelde, terwijl er nog geen vaccin beschikbaar was en zorg verleend moest worden op basis van de toen beperkt beschikbare kennis. In de tweede golf lag dat volgens het kabinet anders, omdat de opgedane kennis en ervaring met
het virus werden benut om de besmettingsrisico’s op het werk en breder in de sa-
menleving te beperken. De werkelijkheid ligt helaas anders. Zoals in alinea’s 4.5 –
4.28 is uiteengezet, duurde het tot december 2020 totdat de overheid de interna- tionale consensus ging volgen en mondneusmaskers verplichtte. Dit terwijl het steeds duidelijker werd dat het virus zich (ook) via de lucht verspreidt. Pas begin 2021 werden vaccinaties beschikbaar. Zorgmedewerkers hebben dus het hele jaar 2020 aan een groot risico blootgestaan. De bonden kunnen zich dan ook niet vin- den in de afbakening die het kabinet nu aan de bonden en werkgeversorganisaties probeert op te leggen, en zijn van mening dat deze willekeurig en in strijd met het gelijkheidsbeginsel is.
5.40. Ten slotte schendt het kabinet met het opleggen van voorwaarden aan een collec- tief overleg, het fundamentele vakbondsrecht van vrije onderhandeling.
5.41. Het recht van werknemers om een vakbond op te richten of daarvan lid te worden is een internationaal erkend beginsel en komt tot uiting in een groot aantal inter- nationale verdragen. Zo volgt dit recht onder andere uit artikel 22 van het IVBPR, uit artikel 11 EVRM en uit artikelen 5 en 6 van het Europees Sociaal Handvest ('ESH'). In artikel 6 ESH wordt het recht op collectief onderhandelen als zelfstan- dig recht genoemd. In twee arresten heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens overwogen dat het recht op collectief onderhandelen met de werkgever een van de wezenlijke elementen is geworden van het recht van werknemers om een vakvereniging op te richten of om zich daarbij aan te sluiten. 107 Het recht op collectief onderhandelen kan enkel effectief worden uitgeoefend als partijen daar- bij ook de mogelijkheid hebben om vrij te onderhandelen. Dit recht is onder meer expliciet vastgelegd in Conventions 87 en 98 van de International Labour Organi- zation (‘ILO’).
5.42. Door het van tevoren opleggen van voorwaarden aan overleg dat volgens de Staat tussen de bonden en werkgeversorganisaties moet plaatsvinden, en alleen onder die voorwaarde extra steun te willen geven, maakt de Staat inbreuk op de vrijheid van onderhandeling van de bonden. De bonden zijn het immers niet eens met de door de Staat opgelegde afbakening, maar zich daartegen verzetten is door deze opgelegde voorwaarden bij voorbaat kansloos. De Staat is overigens al eens eer- der op de vinger getikt door de ILO voor een soortgelijke situatie, namelijk het stellen van loonreductievoorwaarden aan KLM in het kader van de coronasteun in
107 EHRM 12 november 2008 (Derim-Baykara/Turkije) en EHRM 21 april 2009 (Xxxxxx Xxxx-Xxx Xxx/Turkije)
2020. De ILO concludeerde dat de Staat daarmee de onderhandelingsruimte van sociale partners bij de KLM substantieel ingeperkt.108
Conclusie t.a.v. onrechtmatig handelen
5.43. Als onrechtmatige daad wordt aangemerkt:
1. een inbreuk op een recht,
2. een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, en
3. een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt,
5.44. Uit het voorgaande blijkt dat het handelen van de Staat als alle drie kan kwalificeren: er is sprake van een inbreuk op het recht op (familie)leven en gezondheid van de Ge- dupeerden, omdat zij mede door het handelen van de Staat ziek zijn geworden en omdat de Staat weigert een reële regeling te treffen om hen te compenseren, er is sprake van een nalaten in strijd met de wettelijke verplichtingen van de Staat die voortvloeien uit de artikelen 2 en 8 EVRM, artikel 12 IVESCR, artikel 11 ESH van de Staat; en deze handelswijze is in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, zoals al blijkt uit de aangenomen motie Xxx- xxxxx en Bikker, waarin wordt aangedrongen op een snelle aanpak van de financiële problemen van zorgmedewerkers met Long COVID (zie al. 4.51 hierboven).
6. Spoedeisendheid
6.1. De bonden en hun achterban hebben recht op, en belang bij, een voorlopige maat- regel. De nood bij de zorgmedewerkers waarvoor in deze procedure wordt opgeko- men is hoog. Zij zijn meer dan twee jaar arbeidsongeschikt en kampen met inko- mensverliezen van 30 tot 50%. Dit terwijl de getroffen groep over het algemeen al geen erg hoog inkomen heeft (zie al. 4.36 – 4.38), en de dagelijkse kosten het af- gelopen jaar enorm zijn gestegen. Naast hun slechte gezondheid, waardoor zij niet meer op een normale manier kunnen leven, moeten zij zich nu ook zorgen maken over hun eerste levensbehoeften.
Zie de verklaringen van Gedupeerden in Productie 14, en de ci- taten daaruit hierboven in alinea 4.38, bijvoorbeeld:
“Ik hou daarmee per maand € 61,64 euro over. Ik moet sinds begin 2021 dan ook bij de voedselbank zijn om genoeg te eten te krijgen. Ik maak me veel zorgen over mijn twee (oude) dieren. Ik weet niet
108 International Labour Organization, ‘397th Report of the Committee on Freedom of Association’, Geneve, maart 2022, vindplaats: xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxxx0/xxxxxx/xxxxxx/---xx_xxxx/---xxx- conf/documents/meetingdocument/wcms_839951.pdf pagina’s 601-647
hoe ik hun verzorging nog kan blijven betalen. Mijn auto moet ge- keurd worden en dat geld heb ik ook niet. Fietsen kan ik niet omdat ik na een stukje fietsen meteen een terugval van een aantal dagen heb.”
en
“[als] het in dit tempo doorgaat moet ik noodgedwongen binnen zes maanden mijn net gekochte huis alweer verkopen. Dit alles terwijl ik ben besmet tijdens mijn dienst voor de maatschappij midden in de coronacrisis."
6.2. Een collectieve actie op grond van het nieuwe artikel 3:305a BW zal in een bo- demprocedure naar verwachting jaren gaan duren. Deze tijd hebben de zorgmede- werkers simpelweg niet. Zij dringen al jaren aan op hulp, en het water staat hen aan de lippen. Inmiddels zijn er bijna twee jaar verstreken sinds de (toenmalige) minister voor het eerst toezegde op korte termijn de mogelijkheden van compen- satie te zullen onderzoeken. Keer op keer wordt er aangekondigd dat er uitsluitsel zal worden gegeven, waarna de zorgmedewerkers weer teleurgesteld worden. Het kan niet van hen gevergd worden dat ze de uitkomst van een jarenlange bodem- procedure afwachten.
6.3. De bonden realiseren zich dat met hun primaire vordering in theorie ook een resti- tutierisico gepaard gaat. De Raad van State heeft echter geconcludeerd dat er, naast eventuele aansprakelijkheid van de overheid, met het compenseren van zorgmedewerkers met Long COVID wordt voldaan aan een natuurlijke verbintenis. De bonden onderschrijven dit. Gezien de omstandigheden rust er op de Staat een natuurlijke verbintenis in de vorm van een dringende morele verplichting van mo- raal en fatsoen om deze zorgmedewerkers op korte termijn te beschermen tegen de gevolgen van de inkomensachteruitgang die zij lijden als gevolg van de werk- omstandigheden waaraan zij door toedoen van de Staat zijn blootgesteld. Dit brengt ook met zich mee, dat vergoedingen die de Staat aan zorgmedewerkers met Xxxx COVID betaalt niet als onverschuldigd betaald kunnen worden aange- merkt. Betalingen uit een natuurlijke verbintenis zijn immers naar hun aard niet onverschuldigd. Daarmee is er feitelijk ook geen restitutierisico.
7. Bekende verweren
7.1. Op 2 augustus 2022 heeft de minister van Langdurige Zorg en Sport een brief aan CNV gestuurd waarin wordt verwezen naar de aansprakelijkheidsstelling van 20 mei 2022, en waarin de minister schrijft geen aanleiding te zien om aansprakelijk- heid aan te nemen, en deze dan ook af te wijzen (Productie 21: brief minister
aan CNV). Dit wordt verder niet toegelicht, waardoor er geen verweren van de Staat bekend zijn. Een aantal verweren die de Staat naar verwachting zou kunnen voeren is al in overige onderdelen van deze dagvaarding opgenomen, en daar is op gereageerd.
8. Vorderingen
Primair: voorschot op schadevergoeding
8.1. Het bovenstaande leidt ertoe dat de bonden ervan overtuigd zijn dat de Staat ge- houden is de Gedupeerden een voorschot te betalen op de vergoeding van de door heden geleden schade, zodat zij daarmee in ieder geval de komende tijd hun fi- nanciële nood kunnen overbruggen. De bonden vorderen een vergoeding van € 22.839,- per persoon. Dit is weliswaar iets hoger dan het bedrag van € 15.000,- dat de Staat zelf kennelijk een redelijke vergoeding vond, maar de bonden menen dat daar goede redenen voor zijn. Met het bedrag van €22.839,- wordt aangeslo- ten bij alle regelingen rondom beroepsziekten die er tot nu toe zijn. Zoals de tege- moetkomingen voor asbest (zowel mesothelioom als asbestose), OPS/ CTE/CSE (schildersziekte) en voor de stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB), die sinds
1-1-2023 van kracht is.
8.2. In 1999 is er een bedrag aan tegemoetkoming vastgesteld voor de Regeling Tege- moetkoming Asbestslachtoffers (TAS). Dat bedrag is jaarlijks geïndexeerd tot de
€22.839,- die het nu is. Bij nieuwe regelingen rondom beroepsziekten, zoals as- bestose, OPS (schildersziekte) en nu de TSB (tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten) is dit bedrag telkens overgenomen. Om die reden menen de bon- den dat de € 22.839 ook bij Long COVID het meest aangewezen bedrag voor een tegemoetkoming is. Long COVID is immers ook een door het NCvB erkende be- roepsziekte (zie al. 4.43 hiervoor).
8.3. De zorgmedewerkers die ziek zijn geworden in 2020 en die hun werk (gedeeltelijk) niet meer kunnen verrichten, hebben grote materiele en immateriële schadepos- ten. Materieel moet gedacht worden aan de (steeds voortdurende) inkomensval na verlies van de volledige ziektewetuitkering, alle kosten die komen kijken bij een dergelijke drastische inkomensval (van het aangaan van leningen waarover rente moet worden betaald, tot het moeten verhuizen), het verlies in pensioensopbouw en de extra medische kosten die gemaakt moeten worden. Deze kosten lopen al gauw in de tienduizenden euro's per gedupeerde. De gemiddelde schadevergoe- ding in individuele procedures over beroepsziekten over de periode 2015 -2019 is
€60.000.109 De meeste Gedupeerden zijn nog lang niet met pensioen en stonden middenin het leven en hun loopbaan. De € 22.839 zal dan ook slechts een deel van de daadwerkelijke schade dekken.
8.4. De bonden realiseren zich dat een kort geding zich moeilijk leent voor een veroor- deling tot het betalen van een (voorschot) op schadevergoeding aan een groep ge- dupeerden op grond van artikel 3:305a. Immers is titel 14a Rechtsvordering niet van toepassing, en is er ook geen tijd om voorstellen uit te wisselen over de col- lectieve schadeafwikkeling conform 1018i Rv. Desalniettemin menen de bonden dat er in deze uitzonderlijke omstandigheden ruimte is voor toewijzing van een voorschot op schadevergoeding voor deze beperkte groep personen. De bonden gaan ervan uit dat zij bij een dergelijke veroordeling in overleg met de Staat tot een efficiënte schadeafwikkeling kan komen. Eventueel zou uwe edelachtbare voorzieningenrechter daar nog instructies aan kunnen verbinden, zoals het binnen een bepaalde termijn sluiten van een convenant.
Subsidiair: gebod tot overleg over regeling die niet afhankelijk is van derden
8.5. Voor het geval dat uwe edelachtbare voorzieningenrechter de vordering tot beta- ling van (een voorschot op) schadevergoeding desondanks niet toewijsbaar acht, vragen de bonden u om in ieder geval een beslissing te nemen waarmee de im- passe die nu is ontstaan kan worden doorbroken, zodat een oplossing op korte ter- mijn voor de Gedupeerden niet volledig onhaalbaar wordt. De huidige impasse is ontstaan door de brief van 16 december 2022 waarin het kabinet aankondigt enkel bereid te zijn tot het leveren van financiële hulp aan gedupeerde zorgmedewerkers indien werkgevers- en werknemersorganisaties tot een collectieve regeling komen, onder voorafgaande door het kabinet bepaalde voorwaarden. Deze impasse zou doorbroken kunnen worden als de Staat afstapt van het gestelde vereiste dat een regeling enkel tot stand kan komen indien de werkgevers een substantiële bij- drage doen. De bonden vorderen dan ook, subsidiair, een gebod aan de Staat om zo spoedig mogelijk in overleg te treden met de bonden om daarin te onderzoeken op welke wijze een regeling om zorgmedewerkers met Long COVID financieel te- gemoet te komen kan worden vormgegeven, zonder dit door de Staat gestelde vereiste.
109 Cijfers van Bureau Beroepsziekten FNV, uit: rapport ‘Beroepsziekten in Beeld, Deel 2: kennis uit het werkveld’, pagina 90, vindplaats: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx- ten/2021/02/04/beroepsziekten-in-beeld
MET DE EIS
Het uwe edelachtbare voorzieningenrechter moge behagen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
- Primair: de Staat te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 22.839,- per persoon, althans een door uwe edelachtbare voorzieningenrechter in goede justitie
te bepalen bedrag, aan iedere Gedupeerde zoals omschreven in alinea 2.7 van het lichaam van dagvaarding, die hiervoor een aanvraag indient bij een door de Staat binnen vier weken aan te wijzen instantie op een door de Staat binnen vier weken te publiceren e-mailadres, en daarbij de volgende stukken overlegt:
o een loonstrookje en/of factuur waaruit blijkt dat hij/zij in 2020 werkzaam was binnen de zorg als werknemer of opdrachtnemer, en daarbij in direct contact met patiënten/cliënten kwam en/of daar nauw bij betrokken was;
o een WIA-beoordeling van het UWV en/of een verklaring van een arts waar- uit blijkt dat hij/zij vanwege de langdurige gevolgen van een COVID-19 be- smetting geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is;
of op een andere door de Staat binnen vier weken te bepalen toegankelijke wijze een aanvraag daartoe indient.
- Subsidiair: de Staat te gebieden binnen 14 dagen na betekening van het vonnis
met de bonden in overleg te treden om op reële wijze de mogelijkheden voor een regeling om zorgmedewerkers met Long COVID financieel tegemoet te komen te onderzoeken, met als uitgangspunt dat die regeling niet afhankelijk kan zijn van financiële bijdragen van derden.
- De Staat te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en
de wettelijke rente.
Deze zaak wordt behandeld door mr. M.E. Xxxxxx, Xxxxxx Advocaten te Amsterdam, kingma@hoc- xxx.xx, x00000000000.