Hongarije (Overeenkomst van 19.07.1982)
Hongarije (Overeenkomst van 19.07.1982)
Hongarije (Overeenkomst van 19.07.1982)
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Hongaarse Volksrepubliek tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
Goedkeuringswet: 20.01.1984 Overeenkomst ondertekend op 19.07.1982 In werking getreden op 25.02.1984 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 16.03.1984 - 13.06.1984 Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1985 - Andere belastingen: 31.12.1984 Bull. 628
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de Overeenkomst
Artikel 1
Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2
Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
(1) Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
(2) Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
(3) De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
a) voor de Hongaarse Volksrepubliek :
(i) de algemene belasting op het inkomen (az általános jövedelemadó);
(ii) de belasting op het inkomen van personen die intellectuele werkzaamheden verrichten (a szellemi tevékenységet folytatók jövedelemadója);
(iii) de belasting op het inkomen uit eigenlijke en bijkomstige exploitaties (a háztáji és kisegitö gazdaságok jövedelemadója);
(iv) de vennootschapsbelasting (a társasági adó);
(v) de bijzondere vennootschapsbelasting (a társasági különadó);
(vi) de belasting op de winsten van de Staatsondernemingen (az állami vállalatok nyereségodója);
(vii) de belasting op gebouwde eigendommen (a házadó);
(viii) de belasting op de waarde van gebouwde eigendommen (a házértekadó);
(ix) de belasting op ongebouwde eigendommen (a telekadó)
(x) de bijdrage tot gemeentelijke ontwikkeling (a községfejlesztési hozzájárulás);
(xi) het recht op dividenden en betalingen van voordelen uit handelsvennootschappen (a kereskedelmi társaságok osztalék és nuereség kifizetései utáni illeték);
(hierna te noemen "Hongaarse belasting");
b) voor het Koninkrijk België :
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting der nietverblijfhouders;
(v) de uitzonderlijke en tijdelijke solidariteitsbijdrage;
met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting;
(hierna te noemen "Belgische belasting").
(4) De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijke wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.
HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen
Artikel 3
Algemene bepalingen
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a) (i) betekent de uitdrukking "Hongaarse Volksrepubliek", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van de Hongaarse Volksrepubliek;
(ii) betekent de uitdrukking "Koninkrijk België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het nationaal grondgebied, alsmede de zeegebieden buiten de territoriale zee waarop het Koninkrijk België, overeenkomstig het internationale recht, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;
b) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat" het Koninkrijk België of de Volksrepubliek Hongarije, al naar het zinsverband vereist
c) omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
d) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die in de Staat waarvan zij inwoner is voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
e) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
f) betekent de uitdrukking "onderdaan" :
(i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezit;
(ii) elke rechtspersoon, personenvennootschap en vereniging opgericht overeenkomstig de in een overeenkomstsluitende Staat van kracht zijnde wetgeving:
g) betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door middel van een schip, een luchtvaartuig of een wegvoertuig dat wordt geëxploiteerd door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, behalve indien het schip, het luchtvaartuig of het wegvoertuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd:
h) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
(i) in de Hongaarse Volksrepubliek, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
(ii) in het Koninklijk België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger.
(2) Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4
Inwoner
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon wiens inkomen of vermogen, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere, soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat enkel ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.
(2) Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf (1) inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft;
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
(3) Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf (1) inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5
Vaste inrichting
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste handels of nijverheidsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
(2) De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats; en
f) een mijn, een olie of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
(3) De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan twaalf maanden overschrijdt.
(4) Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een "vaste inrichting" niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste handels of nijverheidsinrichting wordt aangehoudend uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen:
e) een vaste handels of nijverheidsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben te verrichten;
f) constructiewerkzaamheden door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat worden uitgevoerd met aan de onderneming toebehorende goederen die uit deze overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, of met aan de onderneming toebehorend uitrustingsmateriaal dat uit die Staat afkomstig is;
g) een vaste handels of nijverheidsinrichting wordt aangehouden. uitsluitend om verscheidene van de in de leden a) tot f) vermelde werkzaamheden te verrichten op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste inrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
(5) Indien een persoon -niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf (6) van toepassing is- voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen (1) en (2), geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf (4) vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste handels of nijverheidsinrichting zouden worden verricht, die inrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.
(6) Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
(7) De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III. - Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6
Inkomsten uit onroerende goederen
(1) Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gekregen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.
(2) De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
(3) De bepalingen van paragraaf (1) zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
(4) De bepalingen van de paragrafen (1) en (3) zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7
Ondernemingswinst
(1) Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
(2) Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf (3) wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
(3) Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
(4) Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
(5) Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
(6) Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8
lnternationaal vervoer
(1) Winst uit de exploitatie van schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen, in internationaal verkeer, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
(2) Winst uit de exploitatie van schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
(3) Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaart of een binnenscheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
(4) De bepalingen van paragraaf (1) zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming aan een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9
Afhankelijke ondernemingen
Indien :
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10
Dividenden
(1) Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
(2) Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de dividenden.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
(3) De uitdrukking "dividenden" zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Deze uitdrukking betekent ook inkomsten -zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest- die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen.
(4) De bepalingen van de paragrafen (1) en (2) zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
(5) Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat worden betaald, behalve voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in de andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de nietuitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op nietuitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de nietuitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11
Interest
(1) Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.
(2) Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de interest.
(3) In afwijking van het bepaalde in paragraaf (2) mag interest niet worden belast in de Staat waaruit hij afkomstig is, wanneer het gaat om :
a) interest van handelsschuldvorderingen -met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier- wegens termijnbetaling van levering van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) interest van rekeningencourant of van voorschotten op naam tussen bankondernemingen van beide overeenkomstsluitende Staten;
c) interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde gelddeposito's van inwoners van een overeenkomstsluitende Staat bij bankondernemingen van de andere overeenkomstsluitende Staat, daaronder begrepen openbare kredietinstellingen .
(4) De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten; voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking "interest" echter niet de interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf (3), tweede zin, als dividenden wordt behandeld.
(5) De bepalingen van de paragrafen (1), (2) en (3), zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent, en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
(6) Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in één overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan, en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
(7) Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarenboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 12
Royalty's
(1) Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar, indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is.
(2) De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en voor radio of televisie opgenomen werken, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
(3) De bepalingen van paragraaf (1) zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent, en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval, zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
(4) Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap daarvan of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft, waarvoor de overeenkomst uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn werd aangegaan, en de royalty's ten laste komen van die vaste inrichting of die vaste basis, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
(5) Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 13
Vermogenswinst
(1) Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen, zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.
(2) Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.
(3) Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, van schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
(4) Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen (1), (2) en (3), zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14
Zelfstandige beroepen
(1) Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard, zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vast basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.
(2) De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde,' kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accoutants.
Artikel 15
Nietzelfstandige beroepen
(1) Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
(2) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf (1) zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
(3) Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, een luchtvaartuig of een wegvoertuig, dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, of aan boord van een schip dat dient voor het vervoer in de binnenwateren, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16
Tantièmes
(1) Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap op aandelen die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
(2) Beloningen die een in paragraaf (1) bedoelde persoon van de vennootschap ontvangt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van beheer of van technische aard, mogen evenwel overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast.
Artikel 17
Artiesten en sportbeoefenaars
(1) Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
(2) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf (1) zijn inkomsten uit werkzaamheden die een artiest die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, persoonlijk en als zodanig verricht, slechts in die Staat belastbaar indien deze werkzaamheden grotendeels, onmiddellijk of middellijk, met toelagen uit openbare middelen worden gesteund of indien zij in de andere Staat worden verricht in het kader van een programma van kulturele uitwisseling dat door de overeenkomstsluitende Staten is overeengekomen.
Artikel 18
Pensioenen
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf (2), zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19
Overheidsfuncties
(1) a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :
(i) onderdaan is van die Staat, of
(ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
(2) a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat, belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
(3) De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20
Hoogleraren, onderzoekers en studenten
(1) Beloningen, van welke aard ook, van hoogleraren en andere leden van het onderwijzend personeel, die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat en tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijven om aldaar gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar, aan een universiteit of een andere officieel erkende onderwijsinrichting, onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
(2) Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
(3) Beloningen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een Staat inwoner was, van de andere Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ter zake van diensten bewezen in de eerstbedoelde Staat, zijn niet belastbaar in de eerstbedoelde Staat, op voorwaarde dat deze diensten in verband staan met zijn studie of opleiding of dat de beloningen van de diensten noodzakelijk zijn om de student of de in opleiding zijnde persoon aanvullende geldmiddelen ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding te verschaffen.
(4) Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een Staat inwoner was van de andere Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt als begunstigde van een toelage, vergoeding of prijs verleend door een instelling op het gebied van wetenschap, onderwijs of liefdadigheid, zijn in de eerst bedoelde Staat niet belastbaar.
Artikel 21
Andere inkomsten
(1) Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
(2) De bepaling van paragraaf (1) is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf (2), indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
HOOFDSTUK IV. - Belastingheffing naar het vermogen
Artikel 22
Vermogen
(1) Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.
(2) Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.
(3) Vermogen bestaande uit schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, uit schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
(4) Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK V. - Vermijding van dubbele belasting
Artikel 23
Bepalingen tot vermijding van dubbele belasting
(1) In de Hongaarse Volksrepubliek wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van de Hongaarse Volksrepubliek inkomen verkrijgt of vermogen bezit dat ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in het Koninkrijk België mag worden belast, stelt de Hongaarse Volksrepubliek, onder voorbehoud van de bepalingen van b) en c), hierna, dat inkomen of dat vermogen vrij van belasting.
b) Indien een inwoner van de Hongaarse Volksrepubliek inkomstenbestanddelen verkrijgt die ingevolge de bepalingen van de artikelen 10 en11 inhet Koninkrijk België mogen worden belast, verleent de Hongaarse Volksrepubliek een vermindering op de belasting naar het inkomen van die persoon tot een bedrag dat gelijk is aan de in het Koninkrijk België betaalde belasting. Deze vermindering mag echter niet dat deel van de belasting overschrijden dat, berekend vóór het verlenen van de vermindering, overeenstemt met de uit het Koninkrijk België verkregen inkomstenbestanddelen.
c) Indien ingevolge enige bepaling van de Overeenkomst het inkomen dat een inwoner van de Hongaarse Volksrepubliek verkrijgt of het vermogen dat hij bezit, in de Hongaarse Volksrepubliek is vrijgesteld van belasting, mag deze niettemin, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen, rekening houden met het vrijgestelde inkomen of vermogen.
(2) In het Koninkrijk België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van het Koninkrijk België inkomsten ontvangt die niet onder b) of c) hierna worden bedoeld of vermogensbestanddelen bezit die volgens de bepalingen van de Overeenkomst in de Hongaarse Volksrepubliek belastbaar zijn, stelt het Koninkrijk België deze inkomsten of vermogensbestanddelen vrij van belasting, maar bij het berekenen van het bedrag van de belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwoner mag het Koninkrijk België hetzelfde tarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die vermogensbestanddelen niet waren vrijgesteld.
b) Met betrekking tot dividenden die overeenkomstig artikel 10, paragraaf (2), belastbaar zijn en die overeenkomstig c) hierna niet zijn vrijgesteld van Belgische belasting, interest die overeenkomstig artikel 11, paragraaf (2), of (7), belastbaar is en royalty's die overeenkomstig artikel 12, paragraaf (5), belastbaar zijn, wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, onder de voorwaarden en volgens het tarief van die wetgeving verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten, maar dit tarief mag, voor dividenden en interest, niet lager zijn dan het tarief van de belasting die in de Hongaarse Volksrepubliek wordt geheven overeenkomstig artikel 10, paragraaf (2) of artikel 11, paragraaf (2), naar het geval.
c) Indien een vennootschap die inwoner is van het Koninkrijk België, een deelneming heeft in een vennootschap die inwoner is van de Hongaarse Volksrepubliek en die in die Staat onderworpen is aan de vennootschapsbelasting worden de inkomsten die zij verkrijgt van laatstbedoelde vennootschap en die in de Hongaarse Volksrepubliek overeenkomstig artikel 10, paragraaf (2), belastbaar zijn in het Koninkrijk België vrijgesteld van vennootschapsbelasting voor zover deze vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner zouden zijn van België.
d) Indien, volgens de Belgische wetgeving verliezen welke een Belgische onderneming in een in de Hongaarse Volksrepubliek gelegen vast inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in het Koninkrijk België werkelijk in mindering van de winsten van de onderneming werden gebracht is de vrijstelling volgens a) in het Koninkrijk België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kunnen worden toegerekend, in zover als deze winsten ook in de Hongaarse Volksrepubliek door de verrekening van die verliezen van belasting werden vrijgesteld.
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen
Artikel 24
Nondiscriminatie
(1) Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die niet inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
(2) De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoner verleent.
(3) Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf (7), of artikel 12, paragraaf (5), van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.
(4) Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
(5) Geen enkele bepaling van dit artikel mag aldus worden uitgelegd :
a) dat ze een overeenkomstsluitende Staat zou beletten de winsten, welke kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting waarover een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, of een vereniging waarvan de plaats van werkelijke leiding in de andere overeenkomstsluitende Staat is gelegen, in de eerstbedoelde Staat de beschikking heeft, gezamenlijk aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door de wetgeving van de eerstbedoelde Staat is bepaald, voor zover dit tarief niet hoger is dan het hoogste tarief dat van toepassing is op het geheel of op een deel van de winsten van vennootschappen die inwoner zijn van de eerstbedoelde Staat;
b) dat ze een overeenkomstsluitende Staat zou beletten belasting op winstuitdelingen te heffen van dividenden uit een aandelenbezit dat wezenlijk is verbonden met een in deze Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, waarover een vennootschap die inwoner is van de andere Staat of een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in die andere Staat heeft en als een rechtspersoon in de eerstbedoelde Staat belastbaar is, de beschikking heeft.
(6) Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 25
Regeling voor onderling overleg
(1) Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf (1), ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
(2) De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
(3) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
(4) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke Staat moeten overleggen om in de andere Staat de in deze Overeenkomst vastgestelde belastingvrijstellingen of verminderingen te genieten.
(5) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding met het oog op de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 26
Uitwisseling van inlichtingen
(1) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
(2) In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf (1) aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels, bedrijf, nijverheids of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27
Beperking van de uitwerking van de Overeenkomst
(1) De bepalingen van deze Overeenkomst beperken niet de belastingheffing volgens de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat van een vennootschap die inwoner is van die Staat, ingeval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
(2) De bepalingen van de Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen en van consulaire posten aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzonder overeenkomsten ontlenen.
(3) Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de Zendstaat bezitten, geacht inwoner te zijn van de laatstbedoelde Staat indien zij aldaar, aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat.
(4) De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging of van een consulaire post van een derde Staat, indien deze op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belasting naar het inkomen en naar het vermogen niet als inwoners van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling
Artikel 28
Inwerkingtreding
Deze Overeenkomst zal in werking treden op de dertigste dag die volgt op de dag waarop de overeenkomstsluitende Partijen elkander ervan in kennis zullen hebben gesteld dat de vereiste grondwettelijke procedures respectievelijk in het Koninkrijk België en in de Hongaarse Volksrepubliek werden vervuld, en zij zal van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld na 31 december van het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen met ingang van 31 december van hetzelfde jaar;
c) op de vermogensbelasting geheven naar bestanddelen van het vermogen bestaande op 1 januari van elk jaar volgend op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden.
Artikel 29
Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht; maar elk van de overeenkomstsluitende Partijen kan tot en met de 30 juni van elk kalenderjaar vanaf het vijfde jaar dat volgt op het jaar van de inwerkingtreding, aan de andere overeenkomstsluitende Partij langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar van de opzegging;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen vóór 31 december van hetzelfde jaar;
c) op de belastingen naar het vermogen geheven naar bestanddelen van het vermogen bestaande op 1 januari van dat jaar.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Boedapest, op 19 juli1982, intweevoud in de Nederlandse, de Franse en de Hongaarse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van tegenstrijdigheid in de interpretatie van de teksten is de Franse tekst beslissend.
Voor de Regering van het
Koninkrijk België :
Xxxxxxx X. XXXXXX
Voor de Regering van de
Hongaarse Volksrepubliek:
Xxxx XXXXXX
Protocol
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Hongaarse Volksrepubliek tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
(1) Met betrekking tot artikel 7, indien een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden een vaste inrichting is, worden alleen de winsten die uit de uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden voortvloeien aan deze vaste inrichting toegerekend. Geen winsten worden aan de vaste inrichting toegerekend enkel op grond van levering van goederen of monteringsmaterieel, hetzij door de hoofdzetel van de onderneming of een van haar inrichtingen, hetzij door een derde persoon.
(2) Met betrekking tot artikel 8 omvat de exploitatie van schepen, luchtvaartuigen of wegvoertuigen in internationaal verkeer, of de exploitatie van schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren, de werkzaamheden van agentschappen van ondernemingen in internationaal vervoer en de andere bijkomende werkzaamheden van deze ondernemingen zoals de exploitatie van autobusdiensten tussen een stad en een luchthaven, voor zover deze werkzaamheden nauw verbonden zijn met het internationaal vervoer.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit protocol hebben ondertekend.
Gedaan te Boedapest, op 19 juli1982, intweevoud in de Nederlandse, de Franse en de Hongaarse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van tegenstrijdigheid in de interpretatie van de teksten is de Franse tekst beslissend.
Voor de Regering van het Hongaarse Volksrepubliek :
Xxxx XXXXXX
Voor de Regering van de Koninkrijk België :
Xxxxxxx X. XXXXXX
Daar de notificaties voorzien in artikel 28 van de Overeenkomst werden gedaan door het Koninkrijk België op 26 januari 1984 en door de Hongaarse Volksrepubliek op 17 februari 1983, is deze Overeenkomst in werking getreden op 25 februari 1984.