Rolnummer 2/98
BSG/052/98-TK-cvs
Rolnummer 2/98
Uitspraak in het geschil tussen
De heer X te A, hierna te noemen: “appellant” en
de parochie Y te A, ter zitting vertegenwoordigd door de heer Z, tot 1 juli 1998 secretaris van het parochiebestuur, hierna te noemen: “verweerster”.
1. Procedure
Xxxxxxxxx heeft bij brief d.d. 24 juni 1998 met twee bijlagen aan het Scheidsgerecht het geschil met verweerster voorgelegd. Verweerster heeft daarop een verweerschrift ingediend
d.d. 23 juli 1998.
Het Bisschoppelijk Scheidsgerecht heeft appellant en verweerster opgeroepen voor de zitting op vrijdag 28 augustus 1998 te Utrecht, waarop beiden zijn verschenen. Appellant en verweerster zijn op de zitting gehoord. De inhoud van alle door de partijen ingediende stukken dient hier als ingevoegd te worden beschouwd.
De voorzitter heeft de partijen erop gewezen dat één der scheidslieden niet gearriveerd is en dat het Scheidsgerecht hierdoor niet aan zijn reglementaire samenstelling voldoet. Partijen gaan er mede in het belang van een snelle oplossing van hun geschil mee akkoord dat hun geschil wordt behandeld door de vier aanwezige scheidslieden. De afwezige scheidsman zal schriftelijk bij de vaststelling van de uitspraak worden betrokken.
2. Het geschil
Appellant betwijfelt de billijkheid van het voorstel van verweerster tot aanpassing van zijn arbeidsovereenkomst.
Verweerster stelt dat appellant een salaris ontvangt voor meer uren dan hij in feite werkt en dat het redelijk is niet langer salaris te betalen voor uren, waarin niet gepresteerd wordt. Het overbrengen van de declarabele werkzaamheden naar de arbeidsovereenkomst heft het aantal uren zonder prestatie op. Tevens wordt bereikt dat de arbeidsovereenkomst in stand kan blijven, zowel qua omvang als qua salarishoogte. Verweerster heeft hiervoor een concept van een nieuwe arbeidsovereenkomst aan appellant aangeboden.
3. Beoordeling van het geschil
Op grond van wat partijen in de stukken en ter zitting onweersproken hebben gesteld, moet als vaststaand worden aangenomen dat appellant in het voorjaar van 1976 als organist is begonnen in de toenmalige parochie Q (thans behorende tot de parochie Y). Vanaf 1 januari 1977 heeft appellant een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de parochie. Volgens dat contract fungeert hij als organist op zon- en feestdagen en begeleidt hij de repetities van het koor, indien de dirigent dat nodig vindt. In de praktijk betekent dit 5 uur per maand voor hoogmissen en minimaal 2 en maximaal 5 uur per maand voor repetities. Partijen zijn het er over eens dat dit neerkomt op een werkomvang van 8 à 9 uur per maand. Bij aanvang in 1977 is het salaris vastgesteld op ƒ 300,- per maand, overeenkomende met dat van de voorganger van appellant. Thans bedraagt het maandsalaris ƒ 556,20. Werkzaamheden van
2
appellant die niet onder de arbeidsovereenkomst vallen, zoals rouw- en trouwdiensten, worden door verweerster op declaratiebasis aan appellant vergoed.
Appellant waardeert het streven in het voorstel van verweerster het salaris gelijk te houden. Hij betreurt dat zijn totale inkomsten ingevolge dat voorstel minder worden, doordat thans afzonderlijk te declareren werkzaamheden niet langer declarabel zullen zijn. Appellant vraagt het Scheidsgerecht echter niet verweerster te doen houden aan de verplichtingen van de huidige arbeidsovereenkomst, noch aan de verplichting tot voortzetting tot betaling voor werkzaamheden op declaratiebasis. Hij wil een oordeel van het Scheidsgerecht over de billijkheid van het voorstel van verweerder. Xxxxxxxxx zegt het redelijk te vinden dat zijn huidige werkzaamheden en de daartegenover staande inkomsten gehandhaafd blijven. Toen enige tijd terug een nieuwe dirigente door verweerster in dienst werd genomen, ontving zij een salaris dat het dubbele was van dat van haar voorgangster. Verweerster zou aan appellant dus ook meer kunnen bieden dan het officiële salaris om hem aldus zijn huidige inkomen te doen behouden. Voorts vreest hij, zoals het voorstel van verweerster tot aanpassing van de arbeidsovereenkomst geformuleerd is, de nakoming niet op alle onderdelen te kunnen garanderen.
Verweerster verklaart dat de hoge lasten van de restauratie van de kerk haar genoodzaakt hebben te zoeken naar mogelijkheden om op haar uitgaven te bezuinigen. Het bisdom draagt bij in de financieringslasten van de restauratie, maar heeft als voorwaarde gesteld dat verweerster zelf een deel voor haar rekening neemt. Verweerster – hoewel in het verleden tamelijk vermogend – zag zich gedwongen al haar uitgavenposten te onderzoeken en is daarbij onder meer gestuit op de arbeidsovereenkomst met appellant. Gemeten aan de tarieven van het bisdom zou appellant voor het aan hem betaalde salaris 12 uur per maand voor verweerster werkzaam moeten zijn. Het werkelijke aantal omvat echter 8 à 9 uur. Xxxxxxxx werkzaamheden van appellant werden daarnaast nog op declaratiebasis vergoed. Verweerster heeft getracht een oplossing te zoeken die het minst bezwaarlijk zou zijn voor appellant. Zij is uitgegaan van het behoud van de hoogte van zijn salaris op grond van de arbeidsovereenkomst. Verweerster heeft voorgesteld de uren van de arbeidsovereenkomst, waarin geen prestatie werd verricht, in te vullen met de werkzaamheden die tot dusver op declaratiebasis geschiedden. Wat betreft appellantes verwijzing naar de salariëring van de nieuwe dirigente boven de diocesane tarieven licht verweerster toe dat dit een tijdelijke arbeidsovereenkomst betrof. Na het tumultueuze vertrek van haar voorgangster was een conflictueuze situatie ontstaan die moest worden vlot getrokken. Verweerster vond in haar een geschikte kandidate. Zij stelde echter een dubbele salariëring als voorwaarde. Verweerster heeft haar niettemin voor één jaar in dienst genomen omdat het belang van de oplossing van de problemen voorrang had. Zij is voor het extra gedeelte van haar salaris betaald uit een apart fonds. Zij heeft haar overeenkomst zelf niet verlengd. De huidige dirigent ontvangt weer de normale honorering. Er bestaat geen bijzondere aanleiding om appellant een hogere honorering te bieden. Bovendien zal het bisdom voor een hogere honorering geen goedkeuring geven.
Het Scheidsgerecht constateert op grond van hetgeen appellant en verweerster ter zitting mondeling naar voren brengen dat het geschil zich toespitst op de omschrijving van de werkzaamheden in artikel 6 van de concept arbeidsovereenkomst, die verweerster aan appellant heeft voorgelegd. In verband met zijn verplichtingen elders als organist en zijn verminderde beschikbaarheid op de zaterdagen, wenst appellant meer flexibiliteit in het bepalen van die werkzaamheden, die hij verricht naast zijn vaste aanwezigheid bij hoogmissen en repetities. Het Scheidsgerecht constateert voorts dat verweerster zich bereid toont in tijdig en goed overleg met appellant afspraken te maken over de betreffende werkzaamheden en daarbij in redelijkheid rekening te houden met diens verlangens.
3
Het Scheidsgerecht stelt vast dat appellant en verweerster ter zitting verklaard hebben bereid te zijn de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst d.d. 28 januari 1977 aan te passen op basis van wederzijdse wilsovereenstemming.
Het Scheidsgerecht is van oordeel dat als elementen van de beoogde wilsovereenstemming in ieder geval moeten worden geduid:
a) Het huidige salaris wordt gehandhaafd;
b) De vaste werkzaamheden van appellant, bestaande uit het bespelen van het orgel op de zon- en feestdagen, Goede Week, Lof en bij repetities, omvatten gemiddeld 8 à 9 uren per maand;
c) Voor de overige werkzaamheden van appellant, zoals die omschreven zijn in artikel 6 van de concept arbeidsovereenkomst, zal tijdig overleg plaatsvinden tussen verweerster en appellant, opdat beiden met elkaars verlangens in redelijkheid rekening kunnen houden. Deze werkzaamheden zullen door appellant voor een gemiddelde van 3 à 4 uur per maand worden verricht voor het hem op basis van de arbeidsovereenkomst toekomende salaris;
d) De vermelding in artikel 6 van de concept arbeidsovereenkomst van de overige ca. 14 uur per jaar inzetbaarheid van appellant bij extra activiteiten binnen de parochie vervalt. Het Scheidsgerecht acht het hiervoor onder c) genoemde tijdig overleg én de bepaling in hetzelfde artikel 6 dat de werknemer maandelijks een overzicht van al zijn gewerkte uren overlegt, tezamen een voldoende waarborg voor het realiseren van de overeen te komen prestatie.
4. Beslissing
Het Scheidsgerecht adviseert appellant en verweerster ten spoedigste hun arbeidsovereenkomst aan te passen met inachtneming van de hierboven onder a) tot en met
d) genoemde elementen;
compenseert de in het beroep gevallen kosten zodanig dat iedere partij de hare draagt.
Aldus gewezen door prof. mr. X.X.X. xx Xxxxx, voorzitter; mr. J.C.M.G. Bloemarts; mr.
F.L.J.M. Xxxxxxx; C.H.J. Ran, in aanwezigheid van mr. Th.X. Xxxx, secretaris en na raadpleging van mr. P.A.L.M. xxx xxx Xxxxxx.
Utrecht, 28 augustus 1998
prof. mr. X.X.X. xx Xxxxx, voorzitter
mr. Th.X. Xxxx, secretaris