KOMO® attest-met-productcertificaat HOUTEN GEVELELEMENTEN
Xxxxxxx 000, 0000 XX XXXXXXXXXX
Xxxxxx Xxxxxx 0X, 0000 XX XXXXXXXXXX Telefoon: (0317) 45 34 25
E: xxxx@xxx.xx | W: xxx.xx
KOMO® attest-met-productcertificaat HOUTEN GEVELELEMENTEN
CONCEPTEN I, II EN II+ Nummer: 30055/22
CERTIFICAAT
Uitgegeven: 01-08-2022 Vervangt: 30055/21
Producent
Xxxxxxx xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. Xxxxxx 0x
0000 XX XXXXXXXXXXX
Xxxxxxx 00
0000 XX XXXXXXXXXXX
Tel. (0182) 35 19 39
Fax (0182) 35 17 54
E-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxxx.xx Website: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx
Verklaring van SKH
Dit attest-met-productcertificaat is op basis van BRL 0801 ‘Houten gevelelementen’ d.d. 31-10-2019,
in combinatie met BRL 7010 ‘Hernieuwbare dan wel gerecyclede content van het KOMO® gecertificeerde product’
d.d. 14-01-2022, afgegeven conform het SKH Reglement voor Certificatie*.
Het kwaliteitssysteem en de productkenmerken behorende bij de houten gevelelementen worden periodiek gecontroleerd.
Op basis daarvan verklaart SKH dat:
• het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat, dat de door de producent vervaardigde houten gevelelementen bij aflevering voldoen aan:
- de in dit attest-met-productcertificaat vastgelegde technische specificatie;
- de in de BRL vastgelegde producteisen.
Mits de houten gevelelementen voorzien zijn van het KOMO®-merk op een wijze zoals aangegeven in dit attest-met-productcertificaat.
• de in een uitwendige scheidingsconstructie toegepaste houten gevelelementen de prestaties leveren zoals opgenomen in dit attest-met-productcertificaat
• de in een uitwendige scheidingsconstructie toegepaste houten gevelelementen voldoen aan de in dit attest-met-productcertificaat opgenomen eisen van het Bouwbesluit, mits:
- wordt voldaan aan de in dit attest-met-productcertificaat vastgelegde technische specificatie en voorwaarden;
- de vervaardiging van de uitwendige scheidingsconstructie geschiedt overeenkomstig de in dit attest-met-productcertificaat vastgelegde voorschriften en/of verwerkingsmethoden.
De essentiële kenmerken, zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde Europese norm, en de bijbehorende controle van het kwaliteitssysteem van deze kenmerken maken geen deel uit van deze verklaring.
In het kader van dit attest-met-productcertificaat vindt geen controle plaats op de samenstelling van en/of montage in de uitwendige scheidingsconstructie, noch op de productie van de overige producten voor de samenstelling van de uitwendige scheidingsconstructie.
Voor SKH drs. X.X.X. xxx Xxxxx, directeur
* Alle uitspraken die gedaan worden over de hernieuwbare content van het KOMO® gecertificeerde product (BRL 7010) vallen buiten de scope van de Raad voor Accreditatie (RvA).
Dit attest-met-productcertificaat is voorts opgenomen op de websites van Stichting KOMO: xxx.xxxx.xx en xxx.xxxx-xxxxxx.xx.
Gebruikers van dit attest-met-productcertificaat wordt geadviseerd om te controleren of dit attest-met-productcertificaat nog geldig is; raadpleeg hiertoe de SKH-website: xxx.xxx.xx.
Dit attest-met-productcertificaat bestaat uit 24 pagina’s en 1 addendum.
Bouwbesluit
Beoordeeld is:
• Kwaliteitssysteem
• Product
• Prestatie in de toepassing
Periodieke controle
1 TECHNISCHE SPECIFICATIE
Dit attest-met-productcertificaat heeft betrekking op het door de producent geproduceerde houten gevelelementen en de bijbehorende productkenmerken en de prestaties als toepassing in uitwendige scheidingsconstructies.
1.1 Onderwerp
Houten gevelelementen bestaande uit een kozijn met daarin opgenomen beweegbare delen, doorschijnende en ondoorschijnende vakvullingen en ventilatievoorzieningen bestemd voor het vullen van gevelopeningen. Het attest-met-productcertificaat heeft geen betrekking op de ventilatievoorziening zelf. Het attest-met-productcertificaat heeft betrekking op in Nederland toe te passen houten gevelelementen voor plaatsing in onbeschutte buitensituaties in uitwendige scheidingsconstructies van gebouwen.
De houten gevelelementen zijn samengesteld uit stijlen, dorpels en combinaties van (on)doorzichtige vaste vullingen, ventilatievoorzieningen en/of bewegende delen. De houten gevelelementen hebben geen dragende functie en zijn niet bedoeld om tot de sterkte en stabiliteit van het bouwwerk bij te dragen.
In dit attest-met-productcertificaat worden gevelelementen ingedeeld in 3 concepten, te weten:
- concept I Alleen voorzien van een grondlaksysteem;
- concept II Alleen voorzien van een voorlaksysteem;
- concept II+ In voor- of aflak en beglaasd.
De verschillen tussen de concepten I, II en II+ zijn weergegeven in bijlage 1.
Op de houten gevelelementen is één van de volgende prestatie niveaus van toepassing:
- verbouw (renovatie) niveau;
- nieuwbouw niveau.
1.2 Productspecificatie
De houten gevelelementen zijn vervaardigd overeenkomstig de KVT.
1.2.1 Gevelelementen overeenkomstig eigen ontwerp
In aanvulling op de KVT kunnen (onderdelen van) houten gevelelementen uitgevoerd worden volgens een eigen ontwerp.
1.2.1.2 Afwijkende draaivalconstructie
- Draaivalraamconstructie in enkel en stolpuitvoering met een raamhoutafmeting van 67 x 114 mm. Voorzien van een enkele of dubbele onderdorpel. Zie bijlage 3.
- Draaivalraam constructie in enkele uitvoering met een houtraamhoutafmeting van 67 x 90 mm. Zie bijlage 3.
1.2.1.3 Kozijnen met speciaal profiel
Uitvoering van kozijnen met een profilering voor vastglas met binnenbeglazing, naar binnendraaiende ramen en samengestelde panelen zoals weergegeven in bijlagen 4 en 5 waarbij een onderscheidt wordt gemaakt in de volgende varianten:
- Variant voorzien van aluminium profiel op de onderdorpel. Het aluminium profiel wordt naast verlijming ook geschroefd met schroeven met een minimale lengte van 25 mm en een minimale doorsnede van 3 mm, maximaal 50 mm vanaf het einde en hart op hart maximaal 160 mm. Het vastglas wordt voorzien van een rondgaande hieldichting.
- Variant zonder aluminium profiel op de onderdorpel. De neuslat wordt bevestigd door middel van klitteband overeenkomstig SHR-rapport 13.0384-002. De aansluiting van de neuslat met de stijlen wordt afgekit. Het vastglas wordt voorzien van een rondgaande hieldichting.
De varianten met en zonder aluminium profiel, uitgevoerd met hang- en sluitwerk overeenkomstig de voorwaarden van de SKH-Publicatie 98-08, voldoen ten aanzien van inbraakwerend aan weerstandsklasse 2. De samengestelde panelen worden in de kozijnen aangebracht overeenkomstig de relevante toepassing voorwaarden van de KVT en de voorwaarden van de SKH-Publicatie 98-08.
1.2.1.4 Verdekt vernagelen van een buitenbeglazingssyteem.
In afwijking van de NPR 3577 mogen de glaslatten bij buitenbeglazing op de volgende wijze door middel van verdekt vernagelen bevestigd worden:
- Natte beglazing met beglazingskit volgens SHR-rapport 12.0141.012C
- Binnenbeglazing bevestigd volgens SHR-rapport 11.1023-2B.
1.2.1.5 Verticale en horizontale koppelingen kozijnen
In afwijking van de KVT mogen de koppelingen uitgevoerd worden volgens SHR rapport 12.0141.012 C, zie bijlage 6.
1.2.1.6 Bevestiging van doorvalbeveiliging en hekwerk op het kozijn
Op het kozijn kan een voorziening worden getroffen (RVS schroefhulzen met een diameter M6 of M8 geboord in de kozijnstijlen) voor de bevestiging van doorvalbeveiliging en/of hekwerk. De voorziening voldoet aan de eisen voor wat betreft de weerstand tegen stootbelasting volgens NEN-EN 1991-1-1 bijlage NB.B ‘Stootbelasting op scheiden bij een hoogteverschil’, paragraaf NB.B.2.2. zoals aangetoond in SHR-rapport 12.0166. Van de toe te passen doorvalbeveiliging en/of hekwerk dient separaat te zijn aangetoond dat deze voldoet aan de eisen voor wat betreft de weerstand tegen stootbelasting volgens NEN-EN 1991-1-1 bijlage NB.B ‘Stootbelasting op scheiden bij een hoogteverschil’, paragraaf NB.B.2.2. Van de voorziening voor bevestiging van de doorvalbeveiliging en/of hekwerk is aangetoond dat het een duurzame bevestigingswijze betreft indien het verwerkings- en onderhoudsvoorschrift balkonhekbevestigingspunt van Xxxxxxx xxx Xxx Timmerfabriek B.V. wordt gehanteerd.
1.2.1.7 Single Part Production
Kozijnen en ramen worden volgens Single Part Production voorzien van een eerste laag flowcoat met FE 121QT van PPG Industrial Coatings B.V., volgens voorschrift van het SKH-KOMO® productcertificaat,
nummer 33140 van het betreffende verfsysteem. De opbouw van de rest van het verfsysteem vindt plaats volgens de condities van de systemen waarin FE 121QT als eerste laag is toegepast. Dit is aangetoond voor de verlijmde verbinding met de Frencken Kozijnenlijm 0819 SLS in combinatie met alle (niet-gemodificeerde) houtsoorten en het gemodificeerde hout Accoya zoals die vermeldt staan in het SKH-KOMO® attest-met- productcertificaat, nummer 20942.
2 MERKEN EN AANDUIDINGEN OP DE PRODUCTEN
2.1 Merken
De houten gevelelementen worden gemerkt met:
- beeldmerk KOMO® (zie voorblad);
- attest-met-productcertificaat nummer 30055 (op achterzijde van de merken);
- beeldmerk weerstandsklasse 0, 2 of 3 inbraakwerendheid en ‘geschikt voor’ weerstandsklasse 2
(zie paragraaf 4.1.2.7);
- beeldmerk niet verwijderen;
- beeldmerk SKH;
- beeldmerk SGT (alleen bij concept II en II+).
weerstandsklasse 0 weerstandsklasse 2 geschikt voor weerstandsklasse 3
weerstandsklasse 2
Plaats van het KOMO®-merk en plaats van het beeldmerk ‘weerstandsklasse inbraakwerendheid’:
- Kozijnen met beweegbare delen:
- zichtbaar en leesbaar;
- op ca. 150 mm van een kozijnhoek, binnen de glaslijn of
- bij een beweegbaar deel in de kozijnsponning aan de scharnierzijde op ca. 150 mm uit de onderhoek.
- Kozijnen met alleen doorzichtige panelen en ondoorzichtige vullingen:
- zichtbaar en leesbaar;
- op ca. 150 mm van een kozijnhoek, binnen de glaslijn;
- indien alle elementen inbraakwerend worden uitgevoerd, op de spouwlat.
- Deurkozijnen zonder deur (geschikt voor):
- zichtbaar en leesbaar;
- op ca. 150 mm van een kozijnhoek, binnen de glaslijn of
- in de kozijnsponning aan de scharnierzijde op ca. 250 mm uit de bovenhoek.
- Het deurkozijn wordt geleverd met daarin de afgehangen deur:
- zichtbaar en leesbaar;
- tussen de twee bovenste scharnieren in de kozijnstijl.
2.2 Aanduidingen
De houten gevelelementen worden geleverd onder vermelding van één van de volgende prestatie niveaus:
- verbouw (renovatie) niveau;
- nieuwbouw niveau.
Vermelding van het geleverde prestatie niveau van de houten gevelelementen is weergegeven op de opdrachtbevestiging en/of de door de producent uitgewerkte (werk)tekeningen van de houten gevelelementen en/of een vermelding op de houten gevelelementen.
3 TERMEN EN DEFINITIES Kozijn
Vormvast kader samengesteld uit rand- en/of tussenstijlen, onder-, tussen- of bovendorpels van geprofileerd hout, met een onderverdeling die afhankelijk is van de gewenste toepassing. Een kozijn is de drager voor de in het kozijn aan te brengen vullingen en voorzieningen als deuren, ramen, borstweringen, glas, panelen, ventilatievoorzieningen, bevestigingsmiddelen enz.
Stelkozijn
Kozijn dat vroeg in het bouwproces wordt geplaatst (en waartegen het metselwerk van het binnen- en buitenspouwblad wordt aangebracht) met het doel als aanslag en bevestigings- en stelmogelijkheid te dienen voor het later te plaatsen montagekozijn.
Beweegbare delen
Beweegbaar bouwkundig deel met het doel licht, lucht en/of personen door te laten.
4 PRESTATIES IN DE TOEPASSING
4.1 Prestaties op grond van het Bouwbesluit
Nr. | Afdeling | Grenswaarde/ bepalingsmethode | Prestatie volgens kwaliteitsverklaring | Opmerkingen i.v.m. toepassing |
2.1 | Algemene sterkte van de bouwconstructie | Uiterste grenstoestand bouwconstructie, berekening volgens NEN-EN 1995-1-1 (incl. nationale bijlage) en NEN-EN 1990 (incl. nationale bijlage) en NEN-EN 1991-1-1/4 (incl. nationale bijlage) | Maximale overspanning van tussenstijlen en-dorpels en afmeting ramen gerelateerd aan windbelasting voldoet aan de eisen | Afhankelijk van afmetingen |
2.3 | Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan | Aanwezigheid | Stootbelasting ≥ 0,5 kNm | Gevelelement geschikt als vloerafscheiding |
Hoogte | Niet onderzocht | Bij montage van gevelelement dient beoordeeld te worden of aan prestatie wordt voldaan | ||
Openingen | ||||
Overklauterbaarheid | ||||
2.9 | Beperking ontwikkelen brand en rook | Binnenoppervlak | Brandklasse ≥ D en rookklasse ≥ s2 | Houten gevelelementen niet geschikt voor gebruiksfuncties zoals omschreven in paragraaf 4.1.2.3 |
Buitenoppervlak | Brandklasse ≥ D | |||
Constructieonderdeel | Geen vermelding prestatie | |||
2.10 | Beperking uitbreiding van brand | WBDBO ≥ 30 minuten volgens NEN 6068 | Elementen opgenomen in de SKH-Publicatie 08-06 hebben een brandwerendheid van ten minste 30 minuten | Overeenkomstig SKH-Publicatie 08-06 en/of tabel 1 |
2.11 | Verdere beperking van uitbreiding van brand en verspreiding van rook | WBDBO ≥ 20 minuten of ≥ 30 minuten volgens NEN 6068 | Elementen opgenomen in de SKH-Publicatie 08-06 hebben een brandwerendheid van ten minste 30 minuten | Overeenkomstig SKH-Publicatie 08-06 en/of tabel 1 |
2.15 | Inbraakwerendheid | Indien van toepassing weerstandsklasse ≥ 2 volgens NEN 5096 | Weerstandsklasse 0, 2 of 3 | |
3.1 | Bescherming tegen geluid van buiten | Karakteristieke geluidwering ≥ 20 dB volgens NEN 5077 | Te maken berekening met geluidisolatiewaarde RA uit kwaliteitsverklaring | Instructie voor gebruik rekenmethoden |
Bescherming tegen industrie-, weg- of spoorweglawaai | Karakteristieke geluidwering is niet kleiner dan het verschil tussen in hw-besluit vermelde hoogst toelaatbare geluidsbelasting en 35 dB(A) bij industrielawaai en 33 dB bij weg- of spoorweglawaai | |||
Bescherming tegen luchtvaartlawaai | Karakteristieke geluidwering is niet kleiner dan 30 dB. Het karakteristieke geluidniveau in een verblijfsgebied is ten hoogste 33 dB | Niet onderzocht | ||
3.5 | Wering van vocht van buiten | Waterdicht volgens NEN 2778 | Maximale toepassingshoogte | Afhankelijk van type gevelelement, zie bijlage 2 |
Nr. | Afdeling | Grenswaarde/ bepalingsmethode | Prestatie volgens kwaliteitsverklaring | Opmerkingen i.v.m. toepassing |
3.10 | Bescherming tegen ratten en muizen | Openingen ≤ 0,01 m | Openingen ≤ 0,01 m | |
4.4 | Bereikbaarheid en toegankelijkheid | Vrije breedte doorgang > 0,85 m en vrije hoogte > 2,1 m of > 2,3 m | Vrije breedte > 0,85 m Vrije hoogte > 2,1of 2,3 m Incl. eventuele slijtstrip | |
Hoogteverschil < 0,02 m | Drempelhoogte ≤ 0,02 m | |||
4.5 | Regenwerend | Regenwerend volgens NEN 2778 | Voldoet aan gestelde eisen | |
5.1 | Energiezuinigheid | Warmtedoorgangscoëfficiënt ≤ 1,65 W/m2.K volgens XXX 0000 | U ≤ 1,65 W/m2.K | |
Luchtvolumestroom van het totaal aan gebieden en ruimten ≤ 0,2 m3/s volgens NEN 2686 | Maximale bijdrage gevelelement aan de luchtvolumestroom | Afhankelijk van de afmeting gevelelement en prestatieniveau (tabel 2) | ||
6.6 | Vluchten bij brand | Deur in vluchtroute te openen d.m.v. lichte druk | Voldoet aan gestelde eisen | |
6.11 | Tegengaan van veel voorkomende criminaliteit | De toegang tot een woongebouw heeft een zelfsluitende deur | Voldoet aan gestelde eisen |
4.1.1 Algemeen
De hieronder vermelde prestaties gelden indien de in hoofdstuk 1 gespecificeerde houten gevelelementen overeenkomstig de toepassingsvoorwaarden en montagevoorschriften zijn toegepast in de uitwendige scheidingsconstructie. Hierbij is voor afgehangen en volledig beglaasde houten gevelelementen
(daar waar van toepassing) gebruik gemaakt van de productkenmerken die bepaald zijn in het kader van de Verordening Bouwproducten conform NEN-EN 14351-1. Ten aanzien van niet afgehangen en/of niet beglaasde houten gevelelementen zijn de declaraties in relatie tot het Bouwbesluit gebaseerd op een toepassing waarbij:
- een beglazing is uitgevoerd volgens de eisen van de NEN 3576 (beglazing uitgevoerd volgens de NPR 3577 voldoet hieraan);
- ramen en deuren zijn afgehangen volgens de eisen van bijlage 3 van de BRL 0801 en de KVT.
4.1.2 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN VEILIGHEID
ALGEMENE STERKTE VAN DE BOUWCONSTRUCTIE; BB-Afdeling 2.1
4.1.2.1 Sterkte; BB-artikel 2.2, BB-artikel 2.3 en BB-artikel 2.4
Het houten gevelelement geplaatst in een buitengevel:
- voldoet ten aanzien van de sterkte aan de eisen van het Bouwbesluit;
- is geschikt om als vloerafscheiding te dienen.
De uiterste grenstoestand van de houten gevelelementen wordt niet overschreden bij de fundamentele belastingcombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990.
Toepassingsvoorwaarden
Gevelelementen met een maximale overspanning van tussenstijlen en -dorpels volgens katern 30 van de KVT voldoen aan de eisen met betrekking tot de algemene sterkte van de bouwconstructie. De afmetingen van draaiende of schuivende delen uitgevoerd overeenkomstig katern 20 en katern 24 van de KVT en SHR- rapport 11.0376-3 voldoen aan de eisen met betrekking tot de algemene sterkte van de bouwconstructie.
AFSCHEIDING VAN VLOER, TRAP EN HELLINGBAAN; BB-Afdeling 2.3
4.1.2.2 Vloerafscheiding; BB-artikel 2.17 en BB-artikel 2.18
De gevelelementen zijn geschikt als vloerafscheiding.
Toepassingsvoorwaarden
Het gedeelte wat fungeert als vloerafscheiding, in nieuwbouwsituaties, dient na plaatsing ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een van de vloer gemeten hoogte te hebben van ten minste 0,85 m of een hoogte van ten minste 0,7 m, indien de som van die hoogte en de breedte van de bovenregel ten minste
1,1 m is. In het houten gevelelement mogen tot een hoogte van 0,7 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan geen openingen aanwezig zijn waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan 0,1 m. De horizontale afstand tussen een vloer, trap of hellingbaan en het gevelelement is ≤ 0,05 m.
BEPERKING VAN ONTWIKKELING VAN BRAND EN ROOK; BB-Afdeling 2.9
4.1.2.3 Binnenoppervlak; BB-artikel 2.67
De houten gevelelementen voldoen voor die zijden die grenzen aan de binnenlucht aan de eisen met betrekking tot de beperking van ontwikkelen van brand en rook met uitzondering voor de toepassing in de gebruiksfuncties celfunctie, lichte industriefunctie voor bedrijfsmatig houden van dieren en tunnels, en houten gevelelementen die in de toepassing voor de binnenlucht grenzen aan:
- een extra beschermde vluchtroute;
- een beschermde vluchtroute voor de gebruiksfuncties; woongebouw, woonfunctie voor zorg met een g.o.
> 500m², bijeenkomstfunctie voor kinderen jonger dan 4 jaar, gezondheidszorgfunctie met bedgebied en logiesfunctie.
In het kader van dit attest-met-productcertificaat is van de volgende onderdelen aan het binnenoppervlak van de houten gevelelementen niet aangetoond dat wordt voldaan aan de vereiste brand- en rookklasse:
- binnenzijde van ventilatieroosters;
- dagstukken en aftimmerlatten.
4.1.2.4 Buitenoppervlak; BB-artikel 2.68
De houten gevelelementen voldoen voor die zijden die grenzen aan de buitenlucht aan de eisen met betrekking tot de beperking van ontwikkelen van brand.
In het kader van dit attest-met-productcertificaat is van de volgende onderdelen aan het buitenoppervlak van de houten gevelelementen niet aangetoond dat wordt voldaan aan de vereiste brandklasse:
- buitenoppervlak van ventilatieroosters.
4.1.2.5 Vrijgesteld; BB-artikel 2.70
Ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de gevel(s) van elke afzonderlijke ruimte is vrijgesteld van de vereiste brand- en rookklasse. Ten hoogste 10% van de totale binnenoppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte waardoor geen beschermde vluchtroute voert, is voor wat betreft de rookklasse s2 vrijgesteld.
Toepassingsvoorwaarden
Bij toepassing van de houten gevelelementen dient beoordeeld te worden of het maximaal vrijgestelde oppervlak van constructie onderdelen die niet voldoen aan de eisen met betrekking tot brand en/of rook niet wordt overschreden.
(VERDERE) BEPERKING VAN UITBREIDING VAN BRAND EN BEPERKING VAN VERSPREIDING
VAN ROOK; BB-Afdeling 2.10 en BB-Afdeling 2.11
4.1.2.6 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO); BB-artikel 2.84 en BB-artikel 2.94 Onderstaande toepassingsvoorbeelden van brandwerende houten gevelelementen (uitgevoerd in concept I of II) voldoen aan ≥ 30 minuten brandwerendheid of een veelvoud hiervan, bepaald overeenkomstig
NEN 6068.
Toepassingsvoorwaarden
Houten gevelelementen voorzien van buitendeuren opgenomen in SKH-Publicatie 08-06 voldoen aan de eisen met betrekking tot brandwerendheid van minimaal 30 minuten. Tevens kunnen elementen zoals weergegeven in onderstaande tabel brandwerend worden uitgevoerd. Uitvoering van deze elementen dient plaats te vinden overeenkomstig de voorwaarden vermeld in de AOK 001 ‘Aanvulling op KVT. Brandwerende gevelelementen’ en de daarin vermelde classificatie en beoordelingsrapporten.
Tabel 1: brandwerende houten gevelelementen uitgevoerd in concept I of II
Type element | Classificatie | Maximale afmetingen (dagmaat) | Uitvoering volgens bijlage AOK 001 van de KvT | |||
Van binnen naar buiten | Van buiten naar binnen | Breedte (mm) | Hoogte (mm) | Oppervlak (m²) | ||
Vastglas buitenbeglazing | E30 en EW30 | E60-ef en EW60-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 01.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 01.02 | |
Vastglas binnenbeglazing | E30 en EW30 | E45-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 02.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 02.02 | |
Buiten draaiend raam1 | E30 en EW30 | E60-ef en EW60-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 03.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 03.02 | |
Uitzetraam1 | E30 en EW30 | E60-ef en EW60-ef | 1400 | 1208 | 2,27 | 04.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1400 | 1208 | 2,27 | 04.02 | |
Draaivalraam2 | E30 en EW30 | E45-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 05.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 05.02 |
1 combineerbaar met vastglas buitenbeglazing
2 combineerbaar met vastglas binnenbeglazing
De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt in afgesloten toestand.
Van elementen die niet zijn opgenomen in de SKH-Publicatie 08-06 en/of dit attest-met-productcertificaat is de brandwerendheid niet onderzocht. Van deze elementen dient bij de toepassing te worden nagegaan of de ligging van de houten gevelelementen t.o.v. de perceelgrens en/of een ander brandcompartiment zodanig is dat alsnog aan de eisen voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag wordt voldaan.
INBRAAKWERENDHEID, NIEUWBOUW; BB-Afdeling 2.15
4.1.2.7 Reikwijdte; BB-artikel 2.130
Houten gevelelementen die zijn voorzien van zowel het KOMO® beeldmerk als het beeldmerk weerstandsklasse 2 of 3 inbraakwerendheid voldoen aan resp. weerstandsklasse 2 of 3 overeenkomstig
NEN 5096.
Toepassingsvoorwaarden
Gevelelementen uitgevoerd overeenkomstig SKH-Publicatie 98-08 voldoen minimaal aan weerstandsklasse 2 volgens NEN 5096 en kunnen worden toegepast voor elementen die overeenkomstig NEN 5087 bereikbaar zijn. Alle overige gevelelementen dienen als niet bereikbare elementen te worden toegepast.
4.1.3 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN GEZONDHEID
BESCHERMING TEGEN GELUID VAN BUITEN; BB-Afdeling 3.1
4.1.3.1 Karakteristieke geluidwering; BB-artikel 3.2 en BB-artikel 3.3
De geluidwering van houten gevelelementen (RA) bedraagt minimaal 23 dB voor het berekenen van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie overeenkomstig NEN 5077, zoals vermeld in artikel
3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit.
Toepassingsvoorwaarden
Kozijnen, ramen en borstweringen zijn exclusief ventilatievoorzieningen, inclusief aansluitingen met een negge, geschikt om de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, voor zover die constructie de scheiding vormt met de buitenlucht, bepaald volgens NEN 5077 te laten voldoen uitgaande van een minimale geluidwering van de houten gevelelementen (RA) van 23 dB waarbij:
RA = Rw + Ctr
RA : gewogen luchtgeluidisolatie (RA, tr)
Rw : geluidisolatie gemeten in laboratorium van het houten gevelelement
Ctr : herleidingsterm voor wegverkeer (traffic) gemeten in laboratorium (negatief getal)
Voor het berekenen van de geluidwering van de totale uitwendige scheidingsconstructie (GA) kunnen waarden voor de andere onderdelen (zoals ventilatieroosters, suskasten etc.) voor standaard buitengeluid (RA) ontleend worden aan andere kwaliteitsverklaringen en aan ‘Geluidwering in de woningbouw’, ‘Herziening rekenmethode verkeerslawaai en woningen - geluidwering gevels’, of aan ‘Rekenmethode GGG 97' van de Intergemeentelijke Werkgroep Bouwfysica van grote gemeenten. Deze publicaties geven bovendien berekeningsmethoden voor het berekenen van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (GA). Voor de omrekening van de geluidwering GA naar de karakteristieke geluidwering GA;K zie NEN 5077 en ‘Geluidwering in de woningbouw’.
Van de gevelelementen toegepast in een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie in de nabijheid van een militaire luchthaven, de luchthaven Schiphol en andere burgerluchthavens (zie nadere omschrijving BB-artikel 3.4 Luchtvaartlawaai) is niet aangetoond dat aan de bescherming tegen geluid van buiten wordt voldaan.
WERING VAN VOCHT VAN BUITEN; BB-Afdeling 3.5
4.1.3.2 Wering van vocht van buiten; BB-artikel 3.21
De uitwendige houten gevelelementen en houten gevelelementen tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte, of een badruimte en een kruipruimte zoals weergegeven in bijlage 2, zijn bepaald overeenkomstig NEN 2778 waterdicht.
Toepassingsvoorwaarden
Gevelelementen zoals omschreven in bijlage 2 voldoen aan de eisen m.b.t. wering van vocht van buiten tot de maximale hoogte zoals genoemd in de tabel.
BESCHERMING TEGEN RATTEN EN MUIZEN; BB-Afdeling 3.10
4.1.3.3 Bescherming tegen ratten en muizen; BB-artikel 3.115
In de houten gevelelementen komen geen onafsluitbare openingen voor die groter zijn dan 0,01 m.
4.1.4 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN BRUIKBAARHEID
BEREIKBAARHEID EN TOEGANKELIJKHEID; BB-Afdeling 4.4
4.1.4.1 Vrije doorgang; BB-artikel 4.22
Houten gevelelementen (deurkozijnen) bedoeld als woningtoegangsdeur, bergingsdeur of deuren bedoeld voor toegang tot de buitenruimte zijn geschikt voor de voorgeschreven vrije doorgang Toepassingsvoorwaarden
Deurenkozijnen toegepast in nieuwbouwsituaties met een minimale dagmaat van 850 x 2300 mm voldoen aan de eisen voor de vrije doorgang mits de deur 180° geopend kan worden. Voor de kozijnen met een deur die minder dan 180° geopend kan worden is de dagmaat afgestemd op de benodigde vrij breedte van 850 mm mits de deur geopend kan worden onder de daarvoor bestemde hoek.
4.1.4.2 Hoogteverschillen; BB-artikel 4.27
De drempelhoogte bedraagt ten hoogste 0,02 m ter plaatse van de toegang van de woning of woongebouw of een (bijzondere) toegankelijkheidssector.
Toepassingsvoorwaarden
Houten gevelelementen met een laag-reliëfdorpel overeenkomstig BRL 0813 ‘Laag-reliëfdorpels dorpels onder houten gevelelementen’ zijn geschikt om hoogteverschillen te beperken tot deze drempelhoogte, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein.
BUITENBERGING; BB-Afdeling. 4.5
4.1.4.3 Regenwerend; BB-artikel 4.32
Gevelelementen gemerkt met de tekst ‘uitsluitend geschikt als bergings(deur) kozijn’ zijn overeenkomstig NEN 2778 regenwerend.
Toepassingsvoorwaarden
Bergings(deur)kozijnen zijn uitsluiteind geschikt voor toepassing in een uitwendige scheidingsconstructie van een buitenberging van woningen/woongebouwen.
4.1.5 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN ENERGIEZUINIGHEID
ENERGIEZUINIGHEID; BB-Afdeling 5.1
4.1.5.1 Thermische isolatie; BB-artikel 5.3
Voor houten gevelelementen geleverd volgens het prestatie niveau ‘Bouwbesluit 2012’ bedraagt de warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam, deur of kozijn, bepaald overeenkomstig NTA 8800, maximaal 1,65 W/m2.K(1). Voor houten gevelelementen geleverd volgens het prestatie niveau ‘renovatie’ bedraagt de warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam, deur of kozijn voor toepassing in bestaande bouw maximaal 2,2 W/m2.K.
Toepassingsvoorwaarden
Niet beglaasde en/of niet afgehangen houten gevelelementen voldoen aan de vereiste warmtedoorgangscoëfficiënt volgens Bouwbesluit 2012(1) indien:
- kozijnen en ramen worden voorzien van glas met een Ugl-waarde ≤ 1,1 W/m2.K (op basis van een forfaitaire waarde Ufr = 2,4 W/m2.K en Ψgl = 0,06 W/m.K)(2);
- kozijnen worden voorzien van een deur die voldoet aan de eisen overeenkomstig BRL 0803 voor de toepassing nieuwbouw;
- kozijnen worden voorzien van een opgebouwde vakvulling met een maximale warmtegeleidingscoëfficiënt van het isolatiemateriaal van 0,040 en een minimale dikte van het isolatiemateriaal van 40 mm bij een percentage vulhout van maximaal 20 % of 50 mm bij een maximaal houtpercentage van het
vulhout van 30%;
- kozijnen worden voorzien van een sandwichpaneel met een U-waarde ≤ 1,1 W/m2.K.
Indien is afgeweken van de omschreven toepassingsvoorwaarden of de declaratie van een lagere warmtedoorgangscoëfficiënt vereist is dient een aparte berekening te worden aangeleverd overeenkomstig de NTA 8800 waaruit blijkt dat aan de eisen wordt voldaan. De berekening dient ter goedkeuring aan de certificatie instelling te worden voorgelegd.
(1) Indien op gebouwniveau wordt uitgegaan van een gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt voor ramen, deuren en kozijnen van 1,65 W/m2.K is een grotere warmtedoorgangscoëfficiënt van individuele houten gevelelementen toelaatbaar tot een maximum van 2,2 W/m2.K. In dat geval dient de warmtedoorgangscoëfficiënt van het houten gevelelement aan de afnemer kenbaar gemaakt te worden zodat op gebouwniveau kan worden getoetst of aan de gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt is voldaan.
(2) Kozijnen voorzien van een glasdeur (glasoppervlakte ≥ 65% van totale oppervlakte deur inclusief kozijn) worden beschouwd als een raam voorzien van glas en voldoen derhalve met bovenstaande waarden aan de vereiste warmtedoorgangscoëfficiënt. Hefschuifpuien kunnen afhankelijk van hun glaspercentage ook beschouwd worden als een glasdeur.
4.1.5.2 Luchtvolumestroom; BB-artikel 5.4
De maximale bijdrage aan de luchtvolumestroom, bepaald overeenkomstig NEN-EN 1026, van de houten gevelelementen is voor de verschillende prestatie niveaus weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 2: luchtvolumestroom
Prestatie niveau | Luchtdoorlatendheid houten gevelelement: c-waarde in dm³/x.xx.Xx | Luchtdoorlatendheid bouwkundige aansluiting houten gevelelement |
Renovatie | 0,03 (ten minste klasse 3 volgens EN 12207) | luchtdichtheidsklasse 11 |
Bouwbesluit 2012 | 0,03 (ten minste klasse 3 volgens EN 12207) | luchtdichtheidsklasse 21 |
1 volgens SBRCURnet publicatie ‘Luchtdicht bouwen’.
Indien het element is voorzien van een laag-reliëfdorpel of een ventilatierooster, kan de bijdrage aan de luchtvolumestroom hiervan worden ontleend aan bijvoorbeeld een geldige kwaliteitsverklaring die mede is gebaseerd op NEN 2686.
Toepassingsvoorwaarden
Houten gevelelementen zoals omschreven in bijlage 2 voldoen aan de eisen m.b.t. de luchtvolumestroom tot de maximale hoogte zoals genoemd in de tabel van bijlage 2. Aansluitingen van houten gevelelementen op het bouwkundig kader gerealiseerd overeenkomstig SBRCURnet publicatie ‘Luchtdicht bouwen’, behoren tot luchtdichtheidsklasse 1 (redelijk luchtdicht) uit NEN 2687. Op basis van de maximale bijdrage aan de luchtvolumestroom kan een inschatting worden gemaakt of het aannemelijk is dat de ten hoogste toegestane luchtdoorlatendheid (of de in de energie-prestatieberekening op te geven waarde) op ruimteniveau overeenkomstig NEN 2686 niet wordt overschreden.
4.1.6 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN INSTALLATIES
VLUCHTEN BIJ BRAND; BB-afdeling 6.6
4.1.6.1 Deuren in vluchtroutes; BB-artikel 6.25
Gevelelementen, voorzien van een deur, op een vluchtroute kunnen worden geopend d.m.v. lichte druk, of zijn voorzien van een ontsluitingsmechanisme.
Toepassingsvoorwaarden
Een deur op een vluchtroute vanaf de uitgang van een wooneenheid naar de uitgang van de woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan in de vluchtrichting worden geopend door een lichte druk tegen de deur of met een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NEN-EN 179 of NEN-EN 1125. Een deur op een vluchtroute, niet zijnde een woonfunctie, draait niet tegen de vluchtrichting in indien meer dan 37 personen op die uitgang zijn aangewezen. Deze deur kan geen schuifdeur zijn. In het geval dat meer dan 100 personen op deze deur zijn aangewezen kan deze deur worden geopend met een lichte druk of dient te zijn voorzien van een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NEN-EN 1125.
TEGENGAAN VAN VEEL VOORKOMENDE CRIMINALITEIT; BB-Afdeling 6.11
4.1.6.2 Voorkomen van veel voorkomende criminaliteit in een woongebouw; BB-artikel 6.51 Gevelelementen geplaatst als toegang tot een woongebouw zijn zelfsluitend, mogen niet tegen de vluchtrichting indraaien en dienen van buitenaf met een sleutel te worden geopend.
5 PRODUCTKENMERKEN
De houten gevelelementen voldoen aan in de BRL 0801 ‘Houten gevelelementen’ vastgelegde producteisen. De uitspraken in het attestdeel voor uitwendige scheidingsconstructies voorzien van houten gevelelementen zijn geldig indien die gevelelementen voldoen aan de onderstaande voorwaarden:
Kenmerk | Bepalingsmethode | Eis BRL |
Weerstand tegen windbelasting | NEN-EN 12211 | Klasse 1B-ExxxC |
Beperking van het ontwikkelen van brand en rook | NEN-EN 13501-1 | Brandklasse ten minste D en rookklasse ten minste s2 |
Brandwerendheid | NEN 6068 | Brandwerendheid ≥ 30 minuten |
Akoestische eigenschappen (van buiten) | NEN-EN-ISO 10140-3 | ≥ 23 dB |
Waterdichtheid | NEN-EN 1027 | Klasse 2A-klasse Exxx |
Hoogte van deuropeningen | NEN-EN 12519 | ≥ 2,1 m incl. eventuele slijtstrip |
Warmteoverdracht | NEN-EN-ISO 10077-1/2 of NEN-EN-ISO 12567-1/2 | ≤ 1,65 W/m2.K |
Luchtdoorlatendheid | NEN-EN 1026 | ≥ Klasse 3 |
Ontsluitingsmogelijkheid (vluchtdeuren) | NEN-EN 179, NEN-EN 1125, NEN-EN 1935 of NEN-EN 13637 | Deur te openen binnen 1 seconden met F van 70/80N |
Dynamische belasting (weerstand tegen impact bij glasdeuren) | NEN-EN 13049 | Geen minimale eis |
Dragend vermogen van veiligheidsvoorzieningen | NEN-EN 14609 of NEN-EN 948 | Veiligheidsvoorziening dient 60 seconden in stand te blijven bij F van 350N |
6 VERWERKINGSVOORSCHRIFTEN
6.1 Transport en opslag (concept I, II en II+)
Transport en opslag moeten op zodanige wijze beheerst plaatsvinden dat de meegegeven eigenschappen behouden blijven. Om de gevelelementen tijdens het transport naar de opslag en de verwerking op de bouwplaats te beschermen moet een aantal maatregelen worden genomen, die hierna zijn gespecificeerd.
6.1.1 Transport naar de bouwplaats (concept I, II en II+)
De gevelelementen moeten op zodanige wijze worden geladen dat zich tijdens het transport geen schadelijke vervormingen kunnen voordoen of beschadigingen kunnen ontstaan. Bewegingen tijdens het transport moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Gevelelementen moeten in verticale stand worden vervoerd, met uitzondering van kleine stijve elementen. De daarvoor in aanmerking komende tijdelijke beschermende voorzieningen dienen, voordat tot belading van het transportmiddel wordt overgegaan, te zijn aangebracht en moeten gedurende de verdere verplaatsing naar en verwerking op de bouwplaats worden gehandhaafd. Bij levering van stel- en montagekozijnen moeten de stelkozijnen voorafgaande aan de montagekozijnen worden geleverd.
6.1.2 Opslag op de bouwplaats (concept I, II en II+)
De opslag van gevelelementen moet verticaal geschieden. De opslag dient zodanig plaats te vinden dat het houtvochtgehalte gehandhaafd blijft. Indien alleen opslag buiten mogelijk is, dan moet dit zodanig plaatsvinden dat de onderkant van de elementen vrij is van de ondergrond, zodat geen contact mogelijk is met water (circa 0,1 m bij verharde ondergrond en 0,3 m bij onverharde ondergrond). Voorts moeten de gevelelementen zijdelings tegen zon, regen- of sneeuwval worden beschermd. Indien de gevelelementen in folie worden verpakt, geldt als aanvullende voorwaarde dat er een zodanige ruimte aanwezig moet zijn, dat natuurlijke droging van de gevelelementen mogelijk is. Bij een permanente vochtbelasting zal het houtvochtgehalte extreem toenemen en zal het hout evenredig gaan zwellen. Een en ander kan resulteren in gevolgschade en afbreuk doen aan de functionaliteit van de gevelelementen. De opslagperiode op de bouwplaats moet zo kort mogelijk gehouden worden.
6.2 Montage in de bouw (concept I, II en II+)
De montage van gevelelementen dient zodanig plaats te vinden dat de prestaties en de kwaliteit van de gevelelementen niet nadelig wordt beïnvloed. De aansluiting op het bouwkundig kader dient overeenkomstig de (projectmatige) voorschriften uitgevoerd te worden zodanig dat aan de vooraf vastgestelde prestaties wordt voldaan. Voor zover niet in dit attest-met-productcertificaat voorwaarden zijn aangegeven moet de montage plaatsvinden overeenkomstig de, met de gevelelementen meegeleverde, verwerkingsvoorschriften.
6.2.1 Algemene eisen aan de montage (concept I, II en II+)
Montage van de gevelelementen dient te voldoen aan de volgende eisen:
- aan het kozijn mag geen dragende functie ontleend worden (ook niet tijdelijk);
- in de bouwkundige aansluiting mogen geen capillaire naden voorkomen;
- de bouwkundige aansluiting dient te zijn voorzien van een waterkerende laag die vochtindringing in de constructie, via de bouwkundige aansluiting, voorkomt;
- de bouwkundige aansluiting dient te zijn voorzien van een rondgaande luchtdichting die luchtlekkage via de bouwkundige aansluiting voorkomt. De toegepaste dichtingsmaterialen dienen aantoonbaar te zijn afgestemd op de afmetingen van de betreffende naad;
- tussen de neus van de onderdorpel en de daaronder gelegen waterslag is een ruimte van ten minste 15 mm. De afschuining van waterslag bedraagt te minste 10°.
6.2.2 Stellen (concept I, II en II+)
Kozijnen dienen haaks en waterpas (in verticale en horizontale richting) gemonteerd te worden tegen het bouwkundig kader. De scheluwte van kozijnen en stelkozijnen mag na plaatsing 0,5% van zijn kleinste afmeting (hoogte of breedte) zijn met dien verstande dat waar nodig (bijv. bij stapelkozijnen) de toelaatbare scheluwte van tevoren nauwkeuriger dient te worden zijn vastgesteld. In de spouwlatten bevestigd aan de kozijnstijlen, voorzien van het grondlaksysteem (concept I) of voorlaksysteem (concept II), mogen alleen beperkt draadnagels worden aangebracht ten behoeve van het stellen, als de ontstane gaten later afdoende worden gerepareerd. Stelhout mag niet leiden tot capillairvorming.
6.2.3 Verankering aan het bouwkundig kader (concept I, II en II+)
het aantal en afmeting van de ankers voor de bevestiging van de gevelelementen aan het bouwkundig kader dient uitgevoerd te worden overeenkomstig de constructieve berekening. De plaats van de verankering aan de gevelelementen dient te worden uitgevoerd overeenkomstig de meegeleverde verwerkingsvoorschriften.
6.2.4 Aanvullende voorschriften t.b.v. laag-reliëfdorpels (concept I, II en II+)
De aansluiting van de laag-reliëfdorpels onderling en aan het bouwkundig kader dient gerealiseerd te worden overeenkomstig het verwerkingsvoorschrift van de leverancier van de laag-reliëfdorpels.
Voor de aansluitingen is het een voorwaarde dat hemelwater doeltreffend wordt afgevoerd van de dorpel (vooral van de eventuele waterafvoeropeningen), van de bestrating (op afschot) en uit de onderliggende constructie (ook de spouw). Voor de toe te passen houtsoorten en de afstand tussen het hout en het waterdragende vlak (maaiveld) gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
- vanaf 50 mm boven het watergedragen vlak1 (o.a. maaiveld) mogen de stijlen zijn uitgevoerd in hout uit duurzaamheidsklasse 1 t/m 4;
- vanaf 50 mm boven het watergedragen vlak (o.a. maaiveld) mogen de onderdorpels zijn uitgevoerd in hout uit duurzaamheidsklasse 1 t/m 2, alsmede Oregon Pine en Sapeli. Vanaf 300 mm boven het watergedragen vlak (o.a. maaiveld) mogen de onderdorpels zijn uitgevoerd in hout uit duurzaamheidsklassen 1 t/m 4.
1 Kortere afstanden zijn toegestaan mits volgens BRL 0813 is aangetoond dat lagere of ontbrekende neuten verantwoord zijn in het kader van de duurzaamheid en de onderhoudsbehoefte.
6.2.5 Beschermen (concept I, II en II+)
Na montage van de gevelelementen moet worden gezorgd voor een goede bescherming. Tot beschermingsmaatregelen behoren:
- het voorkomen van een ruwe behandeling van onderdelen, zoals bovenzijden van onder- of tussendorpels. Dit is mogelijk door de beschermende maatregelen van de producent van de gevelelementen zo lang mogelijk te handhaven, dan wel zelf beschermende maatregelen te treffen;
- het zo spoedig mogelijk aanbrengen van vakvullingen, zoals draaiende delen, glas e.d.;
- het tegengaan van het bevestigen van steigeronderdelen e.d.;
- het voorkomen van vervuiling van sponningen en van het hang- en sluitwerk;
- het zo snel mogelijk herstellen van beschadigingen van grondlak- of aflaksysteem, van het hout en van de diverse onderdelen of halfproducten;
- het zorgvuldig uitnemen van tijdelijk aangebrachte materialen of halfproducten (zoals bijvoorbeeld ventilatieroosters) en deze op een goede wijze monteren.
6.2.6 Beglazen (concept I en II)
Voorafgaande aan het beglazen moeten het grondlaksysteem (concept I) of het voorlaksysteem (concept II) alsmede het houtvochtgehalte aantoonbaar worden gecontroleerd. In geval van slijtage of beschadiging, moet het grondlaksysteem (concept I) of voorlaksysteem (concept II) tot de oorspronkelijke laagdikte worden hersteld. De beglazing moet voldoen aan de functionele eisen voor de beglazing van kozijnen, ramen en deuren in buitengevels, die zijn gesteld in NEN 3576. Indien de beglazing wordt uitgevoerd conform de
NPR 3577 wordt aan deze eisen voldaan.
6.2.7 Eindafwerking (concept I, II en II+)
De eindafwerking moet binnen de in de onderstaande tabel opgenomen periode aangebracht worden, te rekenen vanaf de levering van de kozijnen op de bouwplaats.
Concept I | Concept II | Concept II+ | |
Xxxxxxx werk | 6 maanden | 18 maanden | 18 maanden |
Transparant werk | Niet toegestaan | 6 maanden | 6 maanden |
Voorafgaande aan het aanbrengen van de eindafwerking moeten het grondlaksysteem (concept I) of het voorlaksysteem (concept II) alsmede het houtvochtgehalte aantoonbaar worden gecontroleerd. In geval van slijtage of beschadiging, moet het grondlaksysteem (concept I) of voorlaksysteem (concept II) tot de oorspronkelijke laagdikte worden hersteld. De eindafwerking moet in het geval van concept I in minimaal 2 lagen met een minimale totale droge laagdikte van 50 µm en in het geval van concept II en II+ in minimaal 1 laag met een minimale totale droge laagdikte van 30 µm aangebracht worden overeenkomstig de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant/leverancier van de eindafwerking.
6.3 Onderhoud
Afhankelijk van het gekozen beschermsysteem en de expositie-omstandigheden moet periodiek deskundig onderhoud plaats vinden. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van het verftechnisch onderhoudsadvies van de fabrikant/leverancier van de eindafwerking en de onderhoudsvoorschriften van de producent. Voorts dient het hang- en sluitwerk periodiek op bevestiging en functioneren te worden gecontroleerd en te worden onderhouden.
7 WENKEN VOOR DE TOEPASSER
7.1 Algemeen
- in het kader van dit attest-met-productcertificaat vindt geen controle plaats van de juistheid van de prestaties van de essentiële kenmerken;
- de uitspraken in dit attest-met-productcertificaat mogen niet worden gebruikt ter vervanging van de CE-markering en/of de bijbehorende verplichte Prestatieverklaring.
7.2 Bij aflevering van de gevelelementen inspecteren of:
- geleverd is wat is overeengekomen;
- de merken en de wijze van merken juist zijn;
- de producten geen zichtbare gebreken vertonen als gevolg van transport en dergelijke;
- verwerkingsvoorschriften en/of onderhoudsvoorschriften beschikbaar zijn.
Indien op grond van het bovenstaande tot afkeuring wordt overgegaan, dient contact te worden opgenomen met: Xxxxxxx xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. en zo nodig met de certificatie instelling SKH.
7.3 Attest-met-productcertificaat
De producent is verplicht te zorgen dat de afnemer op het werk de beschikking heeft over een exemplaar van het volledige attest-met-productcertificaat.
7.4 Toepassing en gebruik
Transport, opslag en verwerking doen uitvoeren overeenkomstig de verwerkingsvoorschriften die in dit attest-met-productcertificaat zijn opgenomen.
7.5 Geldigheidscontrole
Controleer of het attest-met-productcertificaat nog geldig is; raadpleeg de SKH-website: xxx.xxx.xx.
7.6 Garantie
In geval van garantie-aanspraken kan tevens contact worden opgenomen met de
Stichting Garantie Timmerwerk SGT Tel. (000) 000 00 00
Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxx (Nieuwe 's-Gravelandseweg 16) Fax (000) 000 00 00
Bijlage 1
Concept I | Concept II | Concept II+ | |||||
Opstellen en uitvoeren prestatie contract door producent | Niet toegestaan | Niet toegestaan | Niet toegestaan | ||||
Monteren van gevelelementen door producent | |||||||
Beglazen van gevelelementen door producent | Verplicht | ||||||
Overdracht onderhoudsvoorschriften | Verplicht | Verplicht | Verplicht | ||||
Overdracht werkzaamheden met verwerkings- voorschriften | Monteren van gevelelementen | Verplicht | Verplicht | Verplicht | |||
Beglazen van gevelelementen | Verplicht | Verplicht | N.v.t. | ||||
Beschermen op de bouw | In samenspraak met de opdrachtgever | In samenspraak met de opdrachtgever | In samenspraak met de opdrachtgever | ||||
Dorpel afdekkers | Binnensponning (dorpelafdekkers) | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | |||
Buitensponning (neuslatten) | Verplicht | Verplicht | Verplicht | ||||
Verfsysteem | Grondlak | Verplicht | Niet toegestaan | Niet toegestaan | |||
Voorlak | Niet toegestaan | Verplicht | Verplicht | ||||
Aflak | Niet toegestaan | Niet toegestaan | Toegestaan | ||||
Duurzaam heidsklasse hout (zie ook bijlage 1 van de BRL 0801) | 1 en 2 | Verplicht¹ | Toegestaan¹ | Toegestaan¹ | |||
3 en 4 | Niet toegestaan | Toegestaan² | Toegestaan² | ||||
5 | Niet toegestaan | Niet toegestaan | Niet toegestaan |
¹ hout met duurzaamheidsklasse 1 en 2 is toegestaan in toepassingsklasse 2 (beschut buiten), 3 (normaal buiten) en 4 (extreem buiten);
² hout met duurzaamheidsklasse 3 en 4 is toegestaan in toepassingsklasse 2 (beschut buiten) en 3 (normaal buiten).
Bijlage 2
Maximale toepassingshoogte van kozijnuitvoeringen in m1 boven maaiveld.
Kozijnen met buitensponning (uitgevoerd volgens KVT) | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Onbebouwd | Bebouwd | ||||
Vaste beglazing (nat) | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering sandwich | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering samengesteld | - | - | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
Buitendraaiend raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
66 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Dubbel buitendraaiende ramen | 54 | Ja | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
66 | Ja | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 | |
Xxxxxxxxxx | 00 | Xx | x4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
66 | Ja | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 | |
Verhuis- en/of vast raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
66 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Buitendraaiende deur4 | 38 | Nee | ≥0X | - | - | 0 | - | - | 00 | - | 10 |
54 | Ja | ≥5A | - | - | 15 | - | 10 | 20 | 20 | 30 | |
66 | Ja | ≥5A | - | - | 15 | - | 10 | 20 | 20 | 30 | |
Dubbel buitendraaiende deuren4 | 38 | Nee | ≥0X | - | - | - | - | - | - | - | 0 |
54 | Ja | ≥0X | - | - | 0 | - | - | 00 | - | 10 | |
66 | Ja | ≥0X | - | - | 0 | - | - | 00 | - | 10 | |
Hardglazen isolatie klep/raam | - | Nee | -3 | ||||||||
Hardglazen isolatie klep/raam | - | Ja | -3 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
3 de toepassingsmogelijkheden zijn opgenomen in het attest-met-productcertificaat van het desbetreffende product
4 de toepassingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de verklaring in het attest-met productcertificaat van de (stapeldorpel)deur op basis van de BRL 0803 ‘Houten buitendeuren’
Kozijnen met binnensponning (uitgevoerd volgens KVT) | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel5 | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Onbebouwd | Bebouwd | ||||
Vaste beglazing (nat) | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering sandwich | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering samengesteld | - | - | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
Binnendraaiend raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 | |
Dubbel binnendraaiende ramen | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Xxxxxxxxxxxx | 00 | Xx | x8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
67 | Ja | ≥E650 | 150 | 150 | 150 | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 | |
Draai-draaivalraam | 54 | Ja | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
67 | Ja | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 | |
Valraam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Verhuis- en/of vast raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 | |
Binnendraaiende deur (laag- reliëfdorpel)4 | 38 | Nee | -3 | ||||||||
54 | Ja | -3 | |||||||||
66 | Ja | -3 | |||||||||
Dubbel binnendraaiende deuren (laag-reliëfdorpel)4 | 38 | Nee | -3 | ||||||||
54 | Ja | -3 | |||||||||
66 | Ja | -3 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
3 de toepassingsmogelijkheden zijn opgenomen in het attest-met-productcertificaat van het desbetreffende product
4 de toepassingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de verklaring in het attest-met productcertificaat van de (stapeldorpel)deur op basis van de BRL 0803 ‘Houten buitendeuren’
5 afstand buitenaanslag-luchtdichting bedraagt voor 54 mm dikke beweegbare delen minimaal 15 mm en voor 67 mm dikke beweegbare delen minimaal 20 mm
Overige kozijn type (uitgevoerd volgens KVT) | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel5 | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Onbebouwd | Bebouwd | ||||
Schuifraam | 67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 |
Ventilatieroosters | - | - | -3 | ||||||||
Koppeldetail horizontaal | - | - | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
Koppeldetail verticaal | - | - | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
Hefschuifdeur | 54 | Ja | ≥0X | - | - | - | - | - | - | - | 0 |
(Parallel) schuifkiepdeur | 67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
3 de toepassingsmogelijkheden zijn opgenomen in het attest-met-productcertificaat van het desbetreffende product
5 afstand buitenaanslag-luchtdichting bedraagt voor 54 mm dikke beweegbare delen minimaal 15 mm en voor 67 mm dikke beweegbare delen minimaal 20 mm
Maximale toepassingshoogte van kozijnuitvoeringen in m1 boven maaiveld.
Kozijnen volgens eigen ontwerp | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel5 | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
kust | Onbebouwd | bebouwd | kust | Onbebouwd | bebouwd | Onbebouwd | bebouwd | ||||
Draaivalraam in enkel en stolpuitvoering | 67 | Ja | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel met aluminium profiel Vastglas (binnenbeglazing) | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel met aluminium profiel (Draai-)draaivalramen | 68 | ja | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel zonder aluminium profiel Vastglas (binnenbeglazing) | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel zonder aluminium profiel Draaivalramen | 68 | ja | ≥ 8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Kopdetail horizontaal | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Kopdetail verticaal | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
5 afstand buitenaanslag-luchtdichting bedraagt voor 54 mm dikke beweegbare delen minimaal 15 mm en voor 67 mm dikke beweegbare delen minimaal 20 mm
Uitgegeven: 01-08-2022
1 TECHNISCHE SPECIFICATIE
Dit attest-met-productcertificaat-addendum heeft betrekking op de productkenmerken van alle onder het SKH-KOMO® attest-met-productcertificaat geleverde concept I en II houten gevelelementen.
2 MERKEN EN AANDUIDINGEN OP DE PRODUCTEN/VERPAKKINGEN/AFLEVERDOCUMENTEN
De producten/verpakkingen/afleveringsbonnen worden gemerkt met:
- Het KOMO®-beeldmerk, inclusief het logo voor hernieuwbare content in de juiste klasse(n), gevolgd door het certificaatnummer van het SKH-KOMO® attest-met-productcertificaat waaraan het attest-met-productcertificaat- addendum werd toegevoegd, zonder versie aanduiding;
- Naam certificaathouder.
Indien het niet mogelijk is om het KOMO® beeldmerk met het logo voor hernieuwbare en/of gerecyclede content af te beelden, is het toegestaan om in de plaats daarvan het KOMO® woordmerk gecombineerd met de woorden ‘Hernieuwbare Klasse’, gevolg door de numerieke waarde van betreffende klasse te gebruiken.
3 TERMEN EN DEFINITIES
Zie hoofdstuk 2 van BRL 7010.
4 PRODUCTKENMERKEN
In de onderstaande tabel zijn de waarden van de productkenmerken opgenomen die deel uit maken van dit attest-met-productcertificaat-addendum. Deze voldoen aan de in de tabel 1 gespecificeerde waarden.
Tabel 1 Hernieuwbare content van de KOMO® gecertificeerde producten
Hernieuwbare content | |||
Product | Klasse | Percentage | |
Alle onder het SKH-KOMO® attest- met-productcertificaat geleverde concept I en II houten gevelelementen | 2 | ≥ 61%* |
* gebaseerd op kozijnen en ramen vervaardigd met uitsluitend houten dorpels en stijlen, exclusief vakvulling.
5 WENKEN VOOR DE AFNEMER
Bij aflevering van de gevelelementen inspecteren of:
- geleverd is wat is overeengekomen;
- de merken en de wijze van merken juist zijn;
- de producten geen zichtbare gebreken vertonen als gevolg van transport en dergelijke.
Indien op grond van het bovenstaande tot afkeuring wordt overgegaan, dient contact te worden opgenomen met: Xxxxxxx xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. en zo nodig met de certificatie instelling SKH.
Controleer of het attest-met-productcertificaat nog geldig is; raadpleeg de SKH-website: xxxx://xxx.xxx.xx.