Overeenkomst
. Overeenkomst
t u ss e n
de Nederlandse minister van Onderwijs,
Cultuu r en Wetenschappen
en de minister vice-president en
Vlaams minister van Onderwijs Ambtenarenzaken
Antwerpen - 16 juni 1997
DE MINISTERVAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN VAN N E D E R L A N D
EN
DE VLAAMSE MINISTER VAN ONDERWIJS EN AMBTENARENZAKEN OVERWEGEND
dat met de totstandkoming op ’ 17 januari 1995 te Antwerpen van het Ver- drag inzake de samenwerking op het gebied van cultuur, onderwijs; we- tenschappen en. welzijn tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap ín het Koninkrijk België de samenwerking op het gebied van onderwijs en wetenschappen’ een vaste plaats heeft gekregen in de bilaterale samenwerking tussen beide landen,
WAARDEREND
dat de actieprogramma ’s voor het Gehele Europese Nederlandse- Taalge- bied (GENT), GENT-1 (Delft, 31 oktober 1990) en GENT-2 (Maastri.cht, 23 juni 1992) voor het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en, GENT-3 (Breda, 21 maart 1994) voor het onderwijs een belangrijke stimu- lans zijn gebleken voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking,
VAN MENING
dat voortbouwend op de evaluatie van de actieprogramma ’s GENT en de positieve resultaten van de intensieve onderwijssamenwerking tussen beide landen en
mede gelet op de samenwerking tussen ’ Vlaanderen en Nederland en de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en de Vrije. Han- zestad Bremen,
en
de samenwerking in het kader van de Europese U ni e ,
het wenselijk is de samenwerking verder te verdiepen en te concretiseren,
1
BESLUITEN: :
1. aan de volgende sectoroverschrijdende themata en acties op de verschil- lende onderwijsniveaus in het kader van dit samenwerkingsakkoord priori taire aandacht te schenken
SECTOROVERSCHRIJDENDE THEMATA
1 Ond.erwijs en de kennismaatschappij
Beide bewindslieden streven intense samenwerking na op het vlak van onder- wijsinnovatie. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de kennisoverdracht ’op het terrein van de beleidsontwikkeling t.o.v. Informatie- en Communicatietechnolo- gie (ICT)voor het onderwijs. De gemeenschapbelijke taal, de schaalvoordelen en een grotere kritische massa maken Vlaams-Néderlandse samenwerking op- dit domein noodzakelijk.
Het thema onderwijsinnovatie slaat niet alleen op het gebruik van IC T en mul- timedia bij de ontwikkeling van studiemateriaal, bij de studiebegeleiding en -bij de ontwikkelingt van toetsen en tentamina, maar ook op het herontwerpen en in- noveren van curricula.
Voor het primair onderwijs/basisonderwijs en het secundair onder - wijs/voortgezet onderwijs (inclusief het beroepsonderwijs) zal de groei van een netwerk van institutionele samenwerkingsprojecten
bevorderd worden door intensivering van de bestaande, samenwerking en het zinvol op elkaar afstemmen van de nationale beleidsvoornemens.
Voor het hoger onderwijs zal in Heerlen een Nederlandstalig Instituut voor On- derwijsinnovatie opgericht worden, dat verbonden is aan de Open, Universiteit. Dat onderwijs(technologisch) expertisecentrum zal werkzaam zijn voor onder- wijsinnovatie op dit niveau.
Wat de educatieve software van het primair/basisonderwijs en het secun-
dair/voortgezet onderwijs betreft, worden er in Vlaanderen en Nederland allerlei
initiatieven ’ ontwikkeld. De wederzijdse een belangrijk aandachispunt.
uitwisseling van informatie is daarbij
Speciale aandacht gaaf naar het verband tussen lerarenopleiding en nieuwe tech- nologieën, alsook naar onderwijsinnovatie.
2
2. Mobitíteítsstrome n
De. Nederlands-Vlaamse samenwerking op onderwijsvlak leidt tot weder zijdse mobiliteit van de verschillende onderyijsactoren (docenten, beleidsmakers, stu- denten/leerlingen, onderzoekers).
Hierbij is het belangrijk dat de belangstellenden worden geïnformeerd over ‘el- kaars onderwijssysteem en studieaanbod.
Aan beide zijden wordt er eveneens naar gestreefd om de obstakels, ‘die weder- zijdse mobiliteit nog in de weg. staan, .te identificeren en uit de weg te ruimen.
Jaarlijks wordt een stand van zaken_ opgemaakt van de wederzijdse mobiliteits- stromen. Er zal ook een onderzoek gestart wo rd en naar de oorzaken van de on- evenwichtige mobiliteit.
Het cijfermatig onderzoek en de analyse van de drijfveren van de mobiliteits- stromen zullen waar nodig aanleiding geven tot het wegwerken van oneigenlijke vormen van mobiliteit en het ontwikkelen van structurele maatregelen ter reme- diëring van het onevenwicht.
3. ’ Minderheidsgroepen/achterstandbestrijding
Het onderwijs kan een belangrijke rol spelen in de strijd tegen de ontwikkeling naar een duale samenleving, Hierbij moet aandacht besteed. worden aan speci- fieke doelgroepen ’(migranten, kansarmen).
Een conferentie zal de nieuwe initiatieven rond de promotie van succesvolle schoolloopbanen en een veilig en gezond schoolklimaat in beide landen belich- ten.
Op het niveau van het voortgezet/secundair onderwijs zullen beide partijen een. productenmarkt met conferentie/workshop organiseren met producten over NT2 (Nederlands Tweede Taal) en IC0 (Intercultureel ‘Onderwijs), die zich lenen voor gebruik in beide landen.
Op het niveau van het basisonderwijs organiseren beide partijen gezamenlijk een conferentie/workshop over etnische segregatie en toelatingsbeleid van. scholen. Specifieke aandacht wordt besteed aan de ervaringen uit regionale en lokale pro- jecten enerzijds, en het verband tussen onderwijsbeleid en stedelijk beleid an- derzijds.
3
PRIMAIR ONDERWIJS/BASISONDERWIJS
4. Speciaal onderwijs/buitengewoon onderwijs zorgverbreding
De ontwikkelingen Op dit vlak worden op de voet gevolgd en er wordt een groep experts samengesteld met het oog op het maken va n een vergelijkende studie.
VOORTGEZET ONDERWIJS BEROEPSO NDERWIJS? LEERLING- . .. WEZEN SECUNDAIR ONDERWIJS
5. Samenwerking onderwíjs/bedríjfsleven ín het voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs en secundair onderwijs’
Op het gebied van de samenwerking niet het bedrijfsleven worden pilootprojec- ten opgezet, onder meer op het terrein van de gelijkwaardigheid van beroeps:, kwalificaties.
In het voqjaar ‘98 wordt een Vlaams-Nederlandse dag georganiseerd, waarop alle relevante aspecten van de relatie onderwijs-bedrijfsleven aan de orde kom&.
6. Structurele samenwerking tussen instellingen van het voort- gezet onderwijs, beroepsonderwijs en secundair onderwijs
Een structurele samenwerking tussen instellingen in Nederland en Vlaanderen wordt bevorderd.
Er wordt een inventaris opgemaakt van alle bestaande samenwerkingsinitiatie- ven op dit niveau. In het najaar ‘97 wordt met de betrokken instellingen een miniconferentie georganiseerd,
4
7. Hervorming Secundair Onderwijs/tweede fase
Over de hervorming van het secundair onderwijs zal een symposium georgani- seerd worden, waarop de volgende elementen ter sprake komen :
de problematiek van de plaats en van het concept van de vakken
de behoefte aan een evenwichtig programma op basis van bewuste vormings- componenten
de uitdaging om in het onderwijsproces alle jongeren een aantal basisvaardig- heden aan te leren.
8 . Eindtermen Vlaanderen-Nederland en basísvormíng
Een probleemstellende publicatie wordt opgemaakt over de wijze waarop men eindtermen/kerndoelen in het voortgezet/secundair onderwijs met elkaar kan vergelijken. Ze zal vooral betrekking hebben op de basisvorming/eerste graad se- cundair onderwijs.
Die publicatie van DVO en SLO verschijnt begin ‘98.
In maart 1998 wordt een conferentie georganiseerd over de eindtermen aan de hand van die publicatie. De evaluatie van de kemdoelen door de Nederlandse in- spectie (oktober ‘98) en de implementatiewijze van de eindtermen/kerndoelen in Vlaanderen /Nederland komen hierbij ook aan bod.
VOLWASSENENEDUCATIE/PERMANENTE V O R M I N G
9. Een leven lang. leren
Vlaanderen en Nederland gaan gezamenlijk na welke vervolgactiviteiten kun- nen worden ontwikkeld om de filosofie achter het "een-leven-lang-leren"-proces te ondersteunen. Hiervoor wordt voortgebouwd op de activiteiten die door Ne- derland en Vlaanderen ondernomen zijn in het kader van het Europees Jaar voor het Levenslang Leren.
HOGER ONDERWIJS
1 0 . Intensiveren va n de samenwerking tussen de Universiteit Maastricht en hef Limburgs Universitair Centrum
Het Limburgs Universitair Centrum (LUC) en de Universiteit Maastricht (UM) streven een hechtere samenwerking ’na, die uiteindelijk kan leiden. tot een door beide instellingeti te vormen bi-nationale universiteit,
Een door de bewindslieden ingestelde werkgroep zal, binnen het door ’ de be- windslieden afgebakende kader, voor 1 oktober 1997 voorstellen doen om een nieuwe stap te zetten naar de ontwikkeling van een binationale universiteit.
Institutionele Samenwerking Hoger Onderwijsinstellingen
Een belangrijke doelstelling is de intensiyering ’van de samenwerking tussen de Nederlandse en Vlaamse instellingen van Hoger Onderwijs, die zich vaak con- cretiseert in het ontwikkelen van gemeenschappelijke (onderdelen van) curricula
Beide ministers zeggen toe goede grensoverschrijdende samenwer- kingspro- gramma ’s financieel te ondersteunen, voor zover het binnen hun. mogelijkheden ligt. Die ondersteuning zal plaatsvinden binnen een nog nader overeen te komen k a d e r .
1 2 .Samenwerking op het gebied van de geesteswetenschappen
De overheden en de intermediaire organisaties dienen samen te bekijken hoe de benutting van elkaars voorzieningen voor hoger onderwijs kan worden geopti- maliseerd, zodat er voor de studenten ‘een kwalitatieve meerwaarde ontstaat.
De bewindslieden gaan op basis van het rapport van de ingestelde- Commissie Geesteswetenschappen en in samenspraak met de betrokken intermediaire orga- nisatie/universiteiten na welke beleidsacties dienen te worden ondernomen.
6
13 . Onderzoeksscholen/doctoraatsopleidingen
De bewindslieden bevorderen de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van doctoraatsopleidingen en de vorming van grensoverschrijdende on- derzoeksscholen . In ‘dit kader past ook de voorgenomen participatie van de Vlaamse academische wereld in het “Netherlands Institute for Advanced Study
in the Humanities and Social Sciences" (NIAS) C L + - -
. '
ll.
I II .
naast de voornoemde prioritaire gebieden de samenwerking tussen de ver- schillende directies/administraties en geledingen van de beide onderwijs- systemen, zoals ‘die in het plan van ambtelijke samenwerking voor het ac- tieprogramma GENT-4 in de bijlage beschreven zijn, voort te zetten en te intensiveren.
voor de voortgangsbewaking van het actieprogramma GENT-4 een ge- mengde stuurgroep in te stellen onder voorzitterschap van. de secretarissen- generaal van respectievelijk het Ministeríe van Onderwijs,. Cultuur en
Wetenschappen van Nederland en het departement Onderwijs van het
Ministerie van ‘de Vlaamse Gemeenschap.
Het actieprogramma GENT-4 loopt tot 31 december 1.999.
Opgemaakt te Antwerpen op 16 juni 1997 in twee originele exemplaren,
De Vlaamse minister van Onderwijs De minister van Onderwijs, Cultuur en Ambtenarenzaken en Wetenschappen van Nederland
(L. XXX XXX XXXXXXX (J.M.M. RITZEN)
BIJLAGE PLAN VAN AMBTELIJKE SAMENWERKING
De ambtelijke samenwerking op de verschillende onderwijsniveaus in het kader van dit samenwerkingsprogramma wordt voortgezet via de volgende actiegebie- den
PRIMAIR ONDERWIJS/BASISONDERWIJS
Een stuurgroep onder leiding van de Vlaamse directeur-generaal Basisonderwijs: en de Nederlandse directeur Primair Onderwijs ziet toe op, de uitvoering van de volgende actiegebieden
B. 1 Leraren/onderwijzers
Op ambtelijk niveau zal informatie-uitwisseling georganiseerd worden met be- trekking to t de. leerkrachten van het Basisonderwijs/primair Onderwijs met ver- grijzing, wachtgelden, feminisering van opleiding en beroep- als bijzondere aan- dachtspunten
Tevens zal de uitwisseling van leerkrachten worden voortgezet.
B.2 Kerngegevens
Met het oog op het toenemend aantal vergelijkende studies en de wenselijkheid van internationale vergelijkbaarheid bestaat de behoefte aan sectorspecifieke on- derwijsindicatoren.
Regelmatig zal hierover ’ een publicatie verschijnen in de reeks GENT- basisonderwijs.
B.3 Schoolbegeleiding
Een werkgroep van experts zal worden samengesteld om een vergelijkende studie rond deze thematiek tot stand te brengen. In deze werkgroep zullen voor Neder- land vertegenwoordigers van de schoolbegeleidingsdiensten zitten en voor Vlaanderen de pedagogische begeleiding en de PMS (Psycho-medisch sociale)- Sector.
B.4 Het jonge kind
De positie van het jonge kind krijgt hoe langer hoe meer aandacht van de be- leidsmakers in beide landen. De in 1995 gemaakte vergelijkende studie dient als basis voor verdere kennisuitwisseling,
9
VOORTGEZET ONDERWIJS, BEROEPSONDERWIJS, LEERLING- WEZEN / SECUNDAIR ONDERWIJS
Een stuurgroep onder leiding van de Nederlandse ‘directeur Voortgezet Onder- wijs en de Vlaamse directeur-generaal Secundiar Onderwijs ziet toe op de uit- voering van de volgende actiegebieden
B.5. Gelijkwaardigheid van beroepskwalificaties in het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs/secundair onderwijs
Afgestudeerden die n a afronding van hun opleiding in het andere land hun be-
r o ep s c a r r i èr e willen uitbouwen, hebben behoefte aan een soepel, transparant
. systeem van erkenning van hun beroepskwalificaties.
D e inti iat ieven voor samenwerking worden geïnventariseerd en er wordt een
pilootproject van bidiplomering opgestart.
B.6 Buitengewoon onderwijs - Speciaál Onderwijs
Binnen de samenwerking wordt aandacht besteed aan de overgang van het spe- ciaal/buitengewoon onderwijs naar het beroepsleven.
Er vindt uitwisseling plaats van actoren op beleidsniveau en men maakt werk van een gezamenlijke opleiding voo r tewerkstellingsbegeleiders en stagedocen- ten. De resultaten van een comparatieve. studie waarbij het buitengewoon on- derwijs met het speciaal onderwijs wordt vergeleken, zuilen op een afstuitende conferentie worden voorgesteld.
B . 7 Cultuureducati e
In 1997 brengt een Nederlandse delegatie een werkbezoek aan Vlaanderen, d at de basis kan vormen voor verdere samenwerking rond dit. thema.
B. 8 , Kengetallen
Beide landen maken een gezamenlijke folder op met kengetallen van het secun- dair onderwijs (VL)/het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs (NL).
10
VOLWASSENENEDUCTATIE/PREMANENTE VORMING
Een stuurgroep onder leiding van de Vlaamse directeur-generaal Permanente Vorming en de Nederlandse directeur Beroepsonderwijs en Volwasseneneduca- tíe ziet toe op de uitvoering van de volgende actíegebíeden.
B.9 Kwalificatiestructuur
De ontwikkeling van een kwalificatiestructuur is ín Nederland en Vlaanderen zeer actueel. Beide partijen zullen elkaar hierover informeren. Ze brengen een model voor vergelijking van kwalificaties tot stand.
B.10 Uitwisselingen
Beide ‘partijen nemen de nodige maatregelen om doelgerichte studiebezoeken te kunnen Men plaatsvinden. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van netwerkvorming als bron van informatie.
B.11 Na- en bíjschplíng
De ondersteunende organisaties VOCB (Vlaams Ondersteuningscentrum voor de. Basiseducatie) en SVE (Stichting Volwasseneneducatie) zullen binnen een door beide partijen nader te bepalen context onderzoeken welke thema ’s voor na- en bijscholing in. aanmerking komen.
B.12 Kwalíteitszorg en kwaliteitsbewakíng
Vanuit een gezamenlijk onderzoeksproject wordt invulling gegeven aan kwali- teitszorg en kwalíteitsbewaking.
11
HOGER ONDRWIJS
Een stuurgroep onder leiding van de Nederlandse ’ directeur -Wetenschappelijk Onderwijs en de Vlaamse directeur-generaal Xxxxx Onderwijs en Wetenschap- pelijk Onderzoek begeleidt de uitvoering van de volgende actiegebieden
B . 1 3 Wederziidse erkenning ván opleidingen en beroepstitels
In de internationalisering van het hoger onderwijs blijft de diplomawaardering een essentiële rol spelen.
D e conceptueel voorbereide overeenkomst over de erkenning van academische diploma ’s zal worden afgerond. Een soortgelijk traject kan gevolgd worden: voor
de erkenning van de hogeschooldiploma ’s.
Het onderzoeksproject op het gebied van de vergelijking van technische opleidin- gen omvat twee delen.:
een descriptieve vergelijking van de opleidingsprogramma ’s;
een onderzoek naar de professionele waardering van de verschillende oplei- dingen op de arbeidsmarkt aan de hand van een. vergelijking van de be- roepscarrières en van de waardeting van de opleiding door de werkgevers.
R.14 Kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking
Op het gebied van het hoger onderwijs wordt samengewerkt op basis van “wederzijds vertrouwen in elkaars hoger onderwijssysteem”:
Het intensiveren van de samenwerking op ’ het gebied van de kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking ligt dan ook voor de hand.
Beide partijen zetten de bestaande activiteiten rond grensoverschrijdende zorg en bewaking van de kwaliteit van het hoger onderwijs door intermediaire organisa- ties en door hoger onderwijsinstellingen voort en moedigen waar mogelijk nieuwe initiatieven aan.
LERARENOPLEIDING
Een stuurgroep onder leiding van de Vlaamse directeur-generaal Xxxxx Xx- derwijs en Wetenschappelijk Onderzoek en de Nederlandse directeur Hoger Be- roepsonderwijs begeleidt deze samenwerking met als actiegebieden
B.15 Kwaliteit
Beide partijen ontwikkelen een gemeenschappehjk referentiekader waarin zowel de kwaliteit van het onderwijzen en leren, als de resultaten van het leerproces een rol spelen. Bijzondere aandacht daarbij krijgt de ondersteuning van begin-. nende. leraren bij de verdere uitbouw van hun startbekwaamh ’eíd naar professio- nele bekwaamheid.
De ínspectíës ín b.eíde landen worden gevraagd hierin te participeren.
B.16 Lerarenuitwisseling
De mogelijkheid om een uitwisselingsschema op te zetten, waarbij docenten aan instellingen van het andere land lesgeven voor een functionele periode, wordt verder onderzocht.
Het Nederlandse “leraar ín opleiding:-model kan hiervoor als uitgangspunt die-
nen.
B . 1 7 G e z a m e n l i j k e productontwikkeling
Van beide zijden zal gezamenlijke productontwikkeling (onderwijsmodules, cur- sussen, trainingen) in het (post-)inítiële onderwijs bevorderd ’worden.
Bij na- en bijscholing zal zo goed mogelijk gebruik gemaakt worden van elkaars deskundigheid en voorzieningen.
13
SAMENWERKING OP HETHETGEBIED VAN DE ONDERWIJSINSPECTIE
B . 1 8 S a m e n w e r k i n g onderwijsinspectie
De samenwerking tussen de Nederlandse en Vlaamse onderwijsinspectie omvat alle onderwijssectoren en is voornamelijk gericht op het gezamenlijk professiona- liseren van het inspectiewerk en het gezamenlijk inspecteren. Dit wordt ’via bila- terale contacten uitgewerkt in een activiteitenplan, waarbij de bestaande contac- ten gehandhaafd blijven en ingepast worden in het intemationaliseringsbeleid
.van de inspectie.
De bevoegde hoofdinspecteurs/inspecteurs-generaal dragen in samenspraak met. de inspecteur-generaal/algemeen inspecteur-generaal de verantwoordelijkheid voor verdere planning, programmering en uitwerking van. de ingediende activi- teitenplannen.
Die activiteiten behelzen
mformatieverstrekking m.b.t. de inspedietaken
gezamenlijk onderzoek in, het veld m.b.t. bijzondere aandachtspunten binnen vakgebieden
het organiseren van studieconferenties in beperkte kring
het opzetten van kleinschalige projecten met het oog op de vergelijking van de inspectiesystemen in beide landen.
De samenwerking wordt toegespitst op een aantal thema ’s die relevant zijn voor de opdrachten van de inspectie-en die rekening houden met de verschillende on - derwijsniveaus (basisonderwijs/primair onderwijs, voortgezet/secundair on- derwijs, speciaal/buitengewoon onderwijs, hoger onderwijs). De bevoegde hoofdinspecteurs / inspecteurs-generaal_ bepalen onderling de concrete thema ’s.
Bij de uitvoering worden ’twee klemtonen gelegd enerzijds op wederzijdse in- ’ formatievoorziening, anderzijds op wederzijdse werkbezoeken (inclusief partici- patie aan inspectieonderzoeken/doorlichtingen).
14
ONDERWIJSKUNDIG ONDERZOEK, ONDERWIJSINFORMATIE EN
-DOCUMENTATIE, ONDERWIJSONTWIKKELING
Een stuurgroep onder leiding van de Nederlandse coördinator voor beleidsonder- zoek en ‘het Vlaamse afdelingshoofd Afdeling Beleids- gerichte Coördinatie in overleg met respektievelijk het Nederlands Instituut voor Leerplanontwikkeling ’ (SLO), het Nederlands Instituut voor Toetsóntwikkeling (CITO) en de Vlaamse Dienst voor Onderwijsontwikkeling, volgt deze aktiegebieden op.,
B.19 Onderwijsinformatie en -documentatie
In samenwerking met het Nederlands Sociaal-Wetenschappelijk Informatie- en Documentatiecentrum (SWIDOC-ADL-SVO) en het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI) worden volgende actiepunten
uitgevoerd
het coördineren van het beleid op het terrein van de onderwijsinformatiebe- standen zoals het Automatisch Documentatie- ‘en Informatiesysteem voor On- derwijsliteratuur in Nederland (ADION), het Automatisch Documentatie- en Informatiesysteem voor het Onderwijs in Vlaanderen (ADIOV) en de N ed er - landse Database Onderzoek van Onderwijs (DOVO)
het op elkaar afstemmen van de toegang tot de bestaande. onderwijsinformatie via de elektronische snelweg (samenwerking m.b.t. de websites)
het stimuleren van contacten in het kader van het verzamelen en beheren van statistische gegevens met het oog op een onderlinge afstemming
het bijhouden van een permanente- inventaris van samenwerking+verbandën op het terrein van het onderwijsonderzoek
het inventariseren en documenteren van lopend en afgesloten on- derwijskundig onderzoek e n het gezamenlijk, uitgeven van deze inventaris (CD-ROM/website)
het verder uitwerken van de gebruikte onderwijsterminologie in Nederland en Vlaanderen en het structureren van vergelijkende onderwijsterminologie (bv. gemeenschappelijk optreden in beheer Europese Onderwijsthesaurus).
B.20 Onderwijskundig beleidsonderzoek
Beide partijen streven naar samenwerking op het vlak van onderwijskundig be- leidsonderzoek met als doel de valorisatie van onderzoeksresultaten, het realiseren van schaalvoordelen bij de uitvoering en het verbeteren van de beleidsadvisering over de onderwijsontwikkeling door uitvoering van de volgende actiepunten
het uitwisselen van informatie over prioritaire thema ’s van onderwijskundig beleidsgericht onderzoek, met als doel het identificeren van raakvlakken en waar mogelijk het op elkaar afstemmen van thema ’s met het oog op het stimu- leren van vergelijkend onderzoek
het uitwisselen van informatie over afgesloten onderzoek en de valorisatie van de onderzoeksresultaten
het stimuleren van de samenwerking tussen het Fonds. voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO)-Vlaanderen en de Nederlandse Organisatie voor Weten- schappelijk Onderzoek (NWO) in het kader van het fundamenteel onderwijs-. kundig wetenschappelijk onderzoek
het inrichten van een gemeenschappelijke programmacommissie voor het ini- tiëren en beoordelen van vergelijkend Vlaams-Nederlands onderwijskundig beleidsonderzoek
het inschakelen van Vlaamse respectievelijk Nederlandse experts bij de be- oordeling van onderzoeksvoorstellen in Nederland en Vlaanderen
het uitvoeren van vergelijkend onderzoek om raakpunten en verschilpunten te identificeren met betrekking tot de sociaal-economische en culturele situatie en het onderwijsbeleid in Nederland en Vlaanderen
het samenwerken bij vergelijkend onderzoek dat wordt uitgevoerd in het ka- der van internationale organisaties zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA).
B.21 Onderwijsontwikkelinga
Zowel in Nederland als in Vlaanderen is de impact van de eindtermen en de kemdoelen op het onderwijs groot; De evaluatie van de eindtermen en kerndoe- len is dan ook van bijzonder groot belang. De problematiek van het ontwikkelen van eindtermen, kemdoelen en toetsen leent zich, onder meer voor het Neder- lands, uitstekend ’tot samenwerking, overleg en uitwisseling van know-how.
Een platform waarin de Vlaamse Dienst voor Onderwijsontwikkeling ( DV O ) en het Nederlandse Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO) zullen participeren, ontplooit volgende aktiviteiten
or de ‘beoordeling van
het instellen van een kontaktpunt bij het amalgaam van vragen dat op beide landen afkomt, dat dienst doet als eerste vraagbaak (en eventueel doorverwij- zer) voor de informatie over de onderwijsontwikkelin. . gen in één van beide
landen;
het gezamenlijk ontwikkelen van leermiddel&, waarbij de feitelijke
strument gedaan kan wordendoor de landen zelf
het gemeenschappelijk inventariseren, beschrijven en analyseren van .leermid- delen, rekening houdend met de eindtermen en kemdoelen.
Een contactgroep gevormd tussen de Vlaamse Dienst voor Onderwijsontwikke- ling (DVO), de Vlaamse begeleidingsinstanties van de koepelorganisaties, de PMS-inspectie en het Nederlands Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO), zal overleg plegen over de -invoering van een leerlingvolgsysteem en over mogelijk gebruik van het CITO-materiaal in Vlaanderen.
SECTOROVERSCHRIJDENDE THEMATA
De onderstaande actiegebieden vallen onder de verantwoordelijkheid van de al- gemene stuurgroep
B.22 Bestuurlijke vernieuwing -
De bestaande informatie-uitwisseling en samenwerking bij het afstemmen van beleidsinitiatieven wordt voortgezet.
B.23 , Samenwerking in internationaal verband
Het op- elkaar afstemmen ‘van de standpunten van Nederlandse en Vlaamse vertegenwoordigers bij internationale. onderwijs- en onderzoekgremia ligt niet alleen in de lijn van goed nabuurschap, maar kan ook een noodzakelijke voor- waarde zijn voor een succesvolle behartiging van gemeenschappelijke ’belangen.
Het grenslandenbeleid met de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen; Nie- dersachsen en Bremen vormt eveneens een forum, waar Vlaanderen en Neder- land activiteiten zullen ontwikkelen.
Nederland ’en Vlaanderen gaan na op welke domeinen zij: kunnen samenwerken bij het gemeenschappehjk optreden ten aanzien van “derde” landen.
Beide departementen Onderwijs stemmen hun activiteiten, gericht op het on- derwijs Nederlands, af op de activiteiten van de Nederlandse Taalunie, voorzo- ver dat mogelijk en nuttig is.