Budgetovereenkomst
Budgetovereenkomst
de eerste stap PEUTERSPEELZALEN 2015
DE EERSTE STAP PEUTERSPEELZAAL BV, gevestigd Laantje 11 te Wijchen, ten deze vertegen- woordigd door de directeur/bestuurder, de heer X.X.X.X. xxx xx Xxx, hierna te noemen de aan- bieder,
en
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wijchen, ten dezen vertegenwoordigd door de burgemeester J.Th.C.M. Verheijen, hierna te noemen de subsidiegever,
Overwegende dat:
1. het peuterspeelzaalwerk behoort tot het domein van de lokale overheid;
2. de peuterspeelzalen een belangrijke partner zijn in het lokale jeugdbeleid, brede school en VVE door hun rol binnen de sluitende en eenduidige aanpak van de begeleiding en ontwikke- ling van kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar;
3. de gemeente haar visie op het peuterspeelzaalwerk en onderwijsachterstandenbeleid heeft vastgelegd in de notitie peuterspeelzaalwerk en VVE 2013-2014 binnen het kader van de Wet OKE;
4. op alle peuterplaatsen de kwaliteitseisen van toepassing zijn zoals ze vastgelegd zijn in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzaalwerk en in het Convenant Kwaliteit Peu- terspeelzaalwerk.
komen overeen dat:
1. de aanbieder bijdraagt aan de (taal)ontwikkeling van jonge kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar door een passend aanbod van peuterspeelzaalwerk en voorschoolse voorziening.
2. de subsidiegever ten behoeve van de onder 1. genoemde taken een subsidie verleent zoals vastgelegd in de subsidiebeschikking.
Artikel 1 Algemene bepalingen
De subsidie wordt verleend en vastgesteld op basis van de Algemene subsidieverordening 2008 versie december 2011 en de daaruit voortvloeiende Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2013.
Artikel 2 Begrippen
Peuterspeelzaalwerk de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;
Peuterspeelzaal voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt, anders dan gastou- deropvang of kinderopvang in een kindercentrum;
Capaciteit peuterplaats 1 peuterplaats per twee dagdelen/week dat een peuter komt; voorschoolse educatie uitvoering van een programma dat gericht is op het verbeteren van de
voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.
Artikel 3 Doelstelling peuterspeelzaalwerk
Het peuterspeelzaalwerk past binnen het gemeentelijk beleidsprogramma Onderwijs en Ont- plooiing. Belangrijke doelstellingen hierin zijn een doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen, en het voorkomen van opvoed- en ontwikkelingsproblemen door een integrale ketenaanpak. Het peuterspeelzaalwerk sluit hierop aan.
Doelstelling van het beleid voor het peuterspeelzaalwerk is het bevorderen van de deelname van de ontwikkeling van jonge kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Het peuterspeelzaalwerk biedt hiervoor gevarieerde, aansprekende activiteiten aan die afgestemd zijn op de leeftijd en het ontwikkelingsstadium van de peuters. De peuterspeelzaal heeft een grote rol in de sluitende en eenduidige aanpak van de begeleiding van kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar.
Artikel 4 Aanbod peuterspeelzaalwerk in de peuterspeelzaal
De aanbieder biedt op 14 locaties verspreid over Wijchen, Alverna, Xxxxxxxxx, Xxxxxx/Leur en Bergharen, peuterspeelzaalwerk aan. De peuterspeelzalen zijn allen fysiek gekoppeld aan een basisschool danwel op zeer nabije afstand van de basisschool gevestigd (Dikkertje Dap in Dorpshuis Balgoy en Olleke Bolleke naast de Boskriek zolang er geen andere bestemming is voor het peuterspeelzaalgebouw). Zie locaties in de bijlage.
Spelen, ontmoeten en ontwikkelen
De pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzalen bieden de peuters gevarieerde activitei- ten aan. De activiteiten zijn afgestemd op leeftijd en specifieke leefomstandigheden van de peu- ters. De activiteiten zijn gericht op spelen en op de ontwikkeling (taalvaardigheid en sociale, emotionele, cognitieve en motorische ontwikkelingen). (de begeleiding van) het aanbod wordt in groepsverband aangeboden aan kinderen van 2 en 3 jaar tot het moment dat zij worden toe- gelaten tot het basisonderwijs, gedurende maximaal 2 dagdelen per week per kind. De begelei- ding van peuters vindt plaats gedurende maximaal 2,5 uur per dag, verdeeld over 10 dagdelen en dit gedurende minimaal 40 weken per jaar.
Signaleren
Er wordt expliciet aandacht besteed aan het ondersteunen van de (taal)ontwikkeling van de peuters en het signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden.
Artikel 5 Kwaliteit
De peuterspeelzalen voldoen aan de kwaliteitseisen zoals ze zijn vastgelegd in de Wet Kinder- opvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) en het Convenant Kwaliteit Peuterspeel- zaalwerk.
Artikel 6 Voorschoolse educatie in de peuterspeelzaal
VVE is een verzamelnaam voor de methodische en systematische ondersteuning van de ontwik- keling van jonge kinderen in de leeftijd van 2 tot 6 jaar. Doelgroepkinderen van 2 en 3 jaar kunnen voorschoolse educatie krijgen bij de kinderopvang en peuterspeelzalen. In de peuters- peelzaal krijgen zij vier (i.p.v. 2) dagdelen à 2,5 uur per week begeleiding en leren spelender- wijs de Nederlandse taal. Dit VVE aanbod wordt gegeven om zo mogelijk te voorkomen dat kin- deren op jonge leeftijd een achterstand in hun (taal)ontwikkeling oplopen die ze niet meer kun- nen inhalen.
Artikel 6.1 Voorwaarden voorschoolse educatie
Voor de voorschoolse educatie in de peuterspeelzalen hanteren we de volgende uitgangspunten conform de vastgestelde kwaliteitseisen:
- Voorschoolse educatie wordt 4 dagdelen (à 2,5 uur per dagdeel) per week aangeboden op elke peuterspeelzaal die tenminste 4 dagdelen per week geopend is.
- Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
- De voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen die staan beschreven in de AMvB ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’.
Artikel 6.2 Doelgroepkinderen
Peuters die een taal- en/of ontwikkelingsachterstand hebben of dreigen op te lopen, komen in aanmerking voor voorschoolse educatie. Zij zijn doelgroepkinderen. Doelgroepkinderen zijn peu- ters die voldoen aan tenminste 1 van de vier onderstaande voorwaarden:
Laagopgeleide ouders (categorie 1 of 2 van de gewichtenregeling); Niet-Nederlandstalige opvoeding thuis;
Op indicatie van Xxxx Advies Team 0-4 jaar;
Vanuit de vroegsignalering d.m.v. het peutervolgsysteem Kijk!
Ouders van doelgroepkinderen kunnen financieel laagdrempelig gebruik maken van de voor- schoolse educatie. Conform de OKE-wet is de ouderbijdrage voor deze ouders maximaal de hoogte van de bijdrage die zij op grond van de Wet kinderopvang zouden betalen in de kinder- opvang indien ze de maximale toeslag ontvangen.
Artikel 6.3 Organisatie doorgaande leerlijn
Een doorlopende leerlijn is van wezenlijk belang om kinderen op de juiste plek in het basison- derwijs te krijgen en de leerprestaties van de kinderen te bevorderen. De aanbieder zorgt ervoor dat er voldoende contact is met het basisonderwijs om de “warme” overdracht en de doorloop van de kinderen naar het basisonderwijs op een goede manier vorm te geven. Hiervoor is er een planmatige samenwerking tussen de voor- en de basisscholen om ontwikkelingsachterstanden te verminderen en te voorkomen. Deze samenwerking komt tot uitdrukking in de werkgroepen Meerkansenbeleid en De doorgaande lijn waarin de aanbieder participeert. De eerste werkgroep stelt het uitvoeringsprogramma VVE op en de tweede werkgroep coördineert de doorgaande leerlijn voor alle peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Het gemeentelijk beleid voor peuterspeelzaalwerk en VVE alsmede de LEA Wijchen vormen hiervoor het kader.
Artikel 7 Capaciteit en bezetting
1 Voor het peuterspeelzaalwerk stelt de aanbieder een capaciteit van 391 peuterplaatsen be- schikbaar. De aanbieder realiseert een bezetting van minimaal 90%.
2 Voor de voorschoolse educatie stelt de aanbieder een capaciteit van 48 VE plaatsen beschik- baar. De aanbieder realiseert een bezetting van minimaal 90%.
Artikel 8 Ouderbijdrage
1 De aanbieder brengt bij de ouders of verzorgers van kinderen die gebruik maken van de peuterspeelzaal, waarvoor gemeentesubsidie wordt verstrekt, een inkomensafhankelijke ou- derbijdrage in rekening die in redelijke verhouding staat tot de prestatie.
2 De ouderbijdrage voor de ouders/verzorgers van doelgroepkinderen is maximaal de hoogte van de bijdrage die zij op grond van de Wet kinderopvang zouden betalen in de kinderop- vang indien ze de maximale toeslag ontvangen.
3 Van de ontvangen ouderbijdragen dient de aanbieder een deugdelijke administratie bij te houden.
Artikel 9 Subsidie voor peuterspeelzaalwerk en voorschoolse educatie Artikel 9.1 Subsidie peuterspeelzaalwerk
Er wordt een subsidie per boekjaar verleend van € 355.501 voor het peuterspeelzaalwerk door middel van een subsidiebeschikking op basis van de begroting en jaarplan van de aanbieder die passen binnen deze budgetovereenkomst. Dit komt neer op een bedrag per capaciteit peuter- plaats van € 909,21.
Artikel 9.2 Subsidie voorschoolse educatie
Er wordt een subsidie per boekjaar verleend van € 116.737 ten behoeve van de voorschoolse educatie door middel van een subsidiebeschikking op basis van de begroting en jaarplan van de aanbieder die passen binnen deze budgetovereenkomst. De subsidie is als volgt opgebouwd:
❖ € 93.768 voor het aanbieden van 48 VE peuterplaatsen. Dit komt neer op een bedrag per capaciteit peuterplaats van € 1.953,00;
❖ € 3.008 voor het overleg tussen de pedagogisch medewerksters en de leerkrachten van groep 1 en 2 basisonderwijs;
❖ € 14.539 voor de Startbloktraining van pedagogisch medewerksters;
❖ € 2.040 voor het organiseren van de Peutermaand;
❖ € 3.382 voor de coördinatie van het multidisciplinair team. De werkwijze wordt afgestemd in relatie tot de sociale wijkteams.
Artikel 9.3 Indexering
Op de indexering is artikel 1.11 van de Algemene subsidieverordening 2008 versie 2011 over- eenkomstig van toepassing.
Artikel 9.4 Intrekking en wijziging subsidie
De artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht die betrekking hebben op intrekking en wijziging van de subsidie zijn overeenkomstig van toepassing.
Artikel 10 Overige voorwaarden
1 Besluiten tot afstoting dan wel sluiting van locaties kunnen door de aanbieder pas genomen worden na overleg met de subsidiegever. Met name voor de peuterspeelzalen in de kleine kernen geldt dat de aanbieder een uiterste inspanning levert om deze open te houden.
2 De aanbieder neemt deel aan de Lokaal Educatieve Agenda, en andere overlegvormen bin- nen de gemeente, in het kader van het brede jeugd- en onderwijs(achterstanden)beleid.
Artikel 11 Besteding financiële middelen en vermogensvorming
1 Ten aanzien van de reservevorming van de aanbieder is artikel 1.10 van de Algemene subsi- dieverordening 2008, versie 2011 overeenkomstig van toepassing.
2 In het geval de kosten van de realisering van de overeengekomen diensten in een jaar meer dan 10% achterblijven bij de overeengekomen subsidie dan wel de overeengekomen subsi- die met meer dan 10% overtreffen, doet de aanbieder hiervan onverwijld mededeling aan de gemeente; bij deze mededeling is een financiële verantwoording gevoegd.
3 De bijstelling van de subsidie kan incidenteel of structureel zijn.
4 Eenmalige baten, zoals erfstellingen, legaten en schenkingen en sponsoring zijn ter vrije be- steding van de aanbieder, mits passend in de doelstelling. Deze worden niet in mindering gebracht op de subsidie.
5 De aanbieder heeft een bestemmingsreserve Frictiekosten personeel tot een maximum van
€ 200.000 met een looptijd tot en met 2017.
Artikel 12 Bevoorschotting
1 Ten aanzien van de bevoorschotting is artikel 3.2, lid 6b, onder II van de Algemene subsi- dieverordening 2008, versie 2011 overeenkomstig van toepassing.
2 Door de gemeente op de aanbieder terug te vorderen bedragen dan wel bijstellingen als be- doeld in artikel 9.4 kunnen met één of meerdere termijnen worden verrekend.
Artikel 13 Tussentijdse rapportage
De aanbieder dient jaarlijks vóór 1 augustus bij de subsidiegever een tussentijdse rapportage met inhoudelijke en financiële gegevens over het eerste half jaar (januari t/m juni) in. Het in-
houdelijk deel bevat ten minste gegevens over de capaciteit, de bezetting en doelgroepen voor het peuterspeelzaalwerk en de voorschoolse educatie. Het financieel overzicht bevat een globaal inzicht in de verlies- en winstrekening en een toelichting op hoofdlijnen inzake de financiële sta- tus op dat moment en de financiële verwachtingen (meevallers, tegenvallers) voor de resteren- de maanden.
Artikel 14 Subsidieverantwoording
1 De aanbieder voert minimaal eenmaal per jaar een bestuurlijk overleg met de wethouder die peuterspeelzaalwerk en onderwijs in zijn portefeuille heeft.
2 De aanbieder voert ambtelijk overleg met de gemeentelijke beleidsadviseur die peuterspeel- zaalwerk en onderwijs in zijn portefeuille heeft indien daar aanleiding voor is.
Artikel 15 Subsidievaststelling
1 Ten aanzien van de subsidievaststelling zijn artikel 1.5 en 1.9 van de Algemene subsidie verordening 2008, versie 2011 overeenkomstig van toepassing.
2 Het jaarverslag alsmede het financiële verslag, is uitgesplitst naar peuterspeelzaalwerk en voorschoolse educatie. Het jaarverslag bevat ten minste inhoudelijke gegevens over het aanbod, de geleverde prestaties, bereikte doelgroepen en bezettingsgraad.
Artikel 16 Slotbepaling en looptijd
1 Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen welke van dien aard zijn dat één van de partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, zullen partijen onderling overleg plegen teneinde te be- zien of zij tot overeenstemming kunnen komen over een wijziging van deze overeenkomst met het oog op de omstandigheden.
2 Deze budgetovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015 en loopt tot en met 31 de- cember 2015.
Plaats: Wijchen
Datum: xx xxxxx 2014 Datum:
Namens de subsidiegever, Namens de aanbieder,
Gemeente Wijchen De Eerste Stap Peuterspeelzaal BV
burgemeester X.Xx.C.M. Xxxxxxxxx directeur X.X.X.X. xxx xx Xxx.