Contract
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2011 Nr. 191
A. TITEL
Verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen; ’s-Gravenhage, 29 juli 1899
B. TEKST
De Franse tekst van het Verdrag is bij Koninklijk Besluit van 19 sep- tember 1900 bekendgemaakt in Stb. 1900, 163 en is tevens geplaatst in Trb. 1963, 157.
C. VERTALING
Zie Stb. 1900, 163.
De herziene vertaling luidt als volgt:
Verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen
Zijne Majesteit de Keizer van Duitsland, Koning van Pruisen; Zijne Majesteit de Keizer van Oostenrijk, Koning van Bohemen enz. en Apos- tolisch Koning van Hongarije; Zijne Majesteit de Koning der Belgen; Zijne Majesteit de Keizer van China; Zijne Majesteit de Koning van Denemarken; Zijne Majesteit de Koning van Spanje en in Hoogstdes- zelfs naam de Koningin-Regentes van het Koninkrijk; de President van de Verenigde Staten van Amerika; de President van de Verenigde Mexi- caanse Staten; de President van de Franse Republiek; Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland, Keizerin van Indië; Zijne Majesteit de Koning der Hellenen; Zijne Majesteit de Koning van Italië; Zijne Majesteit de Keizer van Japan; Zijne Koninklijke Hoogheid de Xxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxxxx, Hertog van Nassau; Zijne Hoogheid de Prins van Montenegro; Hare Majesteit de
Koningin der Nederlanden; Zijne Keizerlijke Majesteit de Sjah van Per- zië; Zijne Majesteit de Koning van Portugal en de Algarven enz.; Zijne Majesteit de Koning van Roemenië; Zijne Majesteit de Keizer aller Rus- sen; Zijne Majesteit de Koning van Servië; Zijne Majesteit de Koning van Siam; Zijne Majesteit de Koning van Zweden en Noorwegen; de Zwitserse Bondsraad; Zijne Majesteit de Keizer van Turkije en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Bulgarije,
Xxxxxxx met de vaste wil samen te werken aan de handhaving van de algemene vrede;
Vastbesloten alles in het werk te stellen om de minnelijke beslechting van internationale geschillen te bevorderen;
Erkennend de solidariteit die de leden van de gemeenschap van beschaafde naties verenigt;
Geleid door de wens de rechtsstaat uit te breiden en het bewustzijn van de internationale gerechtigheid te versterken;
Overtuigd dat de permanente instelling van een voor allen toeganke- lijke arbitrale rechtspraak te midden van onafhankelijke mogendheden een krachtige bijdrage aan dat doel kan leveren;
In aanmerking nemend de voordelen die voortvloeien uit een alge- mene en regelmatige arbitrale procedure;
Met de doorluchtige initiatiefnemer van de Internationale Vredescon- ferentie van oordeel zijnd dat de beginselen van billijkheid en recht waarop de veiligheid van de staten en het welzijn van de volkeren berus- ten, behoren te worden bezegeld in een internationale overeenkomst.
De wens uitsprekend daartoe een Verdrag te sluiten, hebben benoemd tot hun gevolmachtigden:
Zijne Majesteit de Keizer van Duitsland, Koning van Pruisen:
Zijne Excellentie Graaf van MÜNSTER, Prins van DERNEBURG, zijn ambassadeur te Parijs.
Zijne Majesteit de Keizer van Oostenrijk, Koning van Bohemen enz. en Apostolisch Koning van Hongarije:
Zijne Excellentie Graaf X. DE WELSERSHEIMB, zijn buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur.
De heer XXXXXXXXX XXXXXXXXXXX D’OKOLICSNA, zijn bui-
xxxxxxxxx xxxxxx en gevolmachtigd minister te ‘s-Gravenhage.
Zijne Majesteit de Koning der Belgen:
Zijne Excellentie de xxxx XXXXXXX XXXXXXXXX, zijn minister van Staat, Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Graaf XXXXXXXX XXXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevol- machtigd minister te ‘s-Gravenhage.
Xxxxxx XXXXXXXX, senator.
Zijne Majesteit de Keizer van China:
De xxxx XXXX XX, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te St. Petersburg.
Zijne Majesteit de Koning van Denemarken:
Zijn kamerheer FR. X. XX XXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Londen.
Zijne Majesteit de Koning van Spanje en in Hoogstdeszelfs naam de Koningin-Regentes van het Koninkrijk:
Zijne Excellentie Hertog van TETUAN, oud-minister van Buiten- landse Zaken.
De xxxx X. XXXXXXX XX XXXXX URRUTIA, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Brussel.
De xxxx XXXXXX XX XXXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevol- machtigd minister te ‘s-Gravenhage.
De President van de Verenigde Staten van Amerika:
Zijne Excellentie de xxxx XXXXXX X. XXXXX, ambassadeur van de Verenigde Staten te Berlijn.
De heer XXXX XXX, voorzitter van de Columbia University te New York.
De xxxx XXXXXXXX XXXXX, buitengewoon gezant en gevolmach- tigd minister te ‘s-Gravenhage.
De xxxx XXXXXX X. XXXXX, kapitein-ter-zee.
De xxxx XXXXXXX XXXXXXX, kapitein der artillerie.
De President van de Verenigde Mexicaanse Staten:
De heer DE MIER, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Parijs.
De heer XXXXX, minister-resident te Brussel.
De President van de Franse Republiek:
De xxxx XXXX XXXXXXXXX, oud-voorzitter van de Raad, oud- minister van Buitenlandse Zaken, lid van de Kamer van Afgevaardigden.
De heer XXXXXXX XXXXXXX, buitengewoon gezant en gevolmach- tigd minister te ‘s-Gravenhage.
Xxxxx X’XXXXXXXXXXXX XX XXXXXXXX, gevolmachtigd minis- ter, lid van de Kamer van Afgevaardigden.
Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot- Brittannië en Ierland, Keizerin van Indië:
Zijne Excellentie de Zeer Eerwaarde Baron XXXXXXXXXX XX XXXXXXX, lid van de Privy Council van Xxxx Xxxxxxxxx, haar buitenge- woon en gevolmachtigd ambassadeur te Washington.
De xxxx XXXXX XXXXXX, haar buitengewoon gezant en gevol- machtigd minister te ‘s-Gravenhage.
Zijne Majesteit de Koning der Hellenen:
De heer N. XXXXXXXX, oud-voorzitter van de Raad, oud-minister van Buitenlandse Zaken, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Parijs.
Zijne Majesteit de Koning van Italië:
Zijne Excellentie Xxxxx XXXXX, zijn ambassadeur te Wenen, senator van het Koninkrijk.
Graaf X. XXXXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te ‘s-Gravenhage.
Commandeur XXXXX XXXXXXX, gedeputeerde in het Italiaanse Par- lement.
Zijne Majesteit de Keizer van Japan:
De heer I. XXXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Brussel.
Zijne Koninklijke Hoogheid de Xxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxxxx, Hertog van Nassau:
Zijne Excellentie de heer XXXXXXX, zijn minister van Staat, voor- zitter van de Regering van het Groothertogdom.
Zijne Hoogheid de Prins van Montenegro:
Zijne Hoogheid, de huidige persoonlijke raadsheer DE STAAL, am- bassadeur van Rusland te Londen.
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
Xxxxxxxx A. P. C. XXX XXXXXXXXX, oud-minister van Buitenlandse Zaken, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Generaal J. C. C. DEN BEER POORTUGAEL, oud-minister van Oor- log, lid van de Raad van State.
De heer T. M. C. XXXXX, lid van de Raad van State.
De heer E. N. XXXXXXX, lid van de Eerste Kamer der Staten- Generaal.
Zijne Majesteit de Sjah van Perzië:
Zijn aide de camp Generaal XXXXX XXXX XXXX, Xxxx-xx-Xxxxxx, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te St. Petersburg en te Stockholm.
Zijne Majesteit de Koning van Portugal en de Algarven, enz.:
Graaf DE XXXXXX, Pair van het Koninkrijk, oud-minister van Marine en Koloniën, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minis- ter te Madrid.
De heer D’ORNELLAS ET VASCONCELLOS, Pair van het Konink- rijk, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te St. Peters- burg.
Graaf DE SELIR, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minis- ter te ’s-Gravenhage.
Zijne Majesteit de Koning van Roemenië:
De xxxx XXXXXXXXX XXXXXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Berlijn.
De heer XXXX X. PAPINIU, zijn buitengewoon gezant en gevolmach- tigd minister te ’s-Gravenhage.
Zijne Majesteit de Keizer aller Russen:
Zijne Excellentie, de huidige persoonlijke raadsheer DE STAAL, zijn ambassadeur te Londen.
De heer DE MARTENS, permanent lid van de Raad van het Keizer- lijk Ministerie van Buitenlandse Zaken, zijn persoonlijke raadsheer.
Zijn huidige staatsraad DE BASILY, kamerheer, directeur van het eer- ste departement van het Keizerlijk Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Zijne Majesteit de Koning van Servië:
De heer XXXXXXXXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevolmach- tigd minister te Londen en te ’s-Gravenhage.
Zijne Majesteit de Koning van Siam:
De heer XXXX SURIYA NUVATR, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te St. Petersburg en te Parijs.
De heer PHYA VISUDDHA SURIYASAKTI, zijn buitengewoon ge- zant en gevolmachtigd minister te ’s-Gravenhage en te Londen.
Zijne Majesteit de Koning van Zweden en van Noorwegen:
Xxxxx XX XXXXX, zijn buitengewoon gezant en gevolmachtigd minis- ter te Rome.
De Zwitserse Bondsraad:
Doctor XXXXXX XXXX, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Berlijn.
Zijne Majesteit de Keizer van Turkije:
Zijne Excellentie XXXXXXX XXXXX, oud-minister van Buitenlandse Zaken, lid van zijn Raad van State.
XXXXX XXX, secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Zijne Hoogheid de Prins van Bulgarije:
Doctor XXXXXXX XXXXXXXXX, diplomaat te St. Petersburg. Xxxxxx XXXXXXX XXXXXXXXXXXXX, militair attaché te Belgrado.
Die, na elkaar hun volmachten te hebben meegedeeld, die in goede en behoorlijke vorm zijn bevonden, de volgende bepalingen zijn overeen- gekomen:
TITEL I
HANDHAVING VAN DE ALGEMENE VREDE
Artikel 1
Teneinde zoveel mogelijk te voorkomen dat in de betrekkingen tussen de staten onderling tot geweld wordt overgegaan, komen de onderteke- nende mogendheden overeen alles in het werk te stellen om de vreed- zame beslechting van internationale geschillen te waarborgen.
TITEL II
GOEDE DIENSTEN EN BEMIDDELING
Artikel 2
Bij ernstige onenigheid of een geschil komen de ondertekenende mogendheden overeen, alvorens hun toevlucht tot de wapens te nemen, een beroep te doen op de goede diensten of de bemiddeling van een of meer bevriende mogendheden, voor zover de omstandigheden dit toelaten.
Afgezien van dit beroep, achten de ondertekenende mogendheden het nuttig dat een of meer buiten het geschil staande mogendheden uit eigen beweging, voor zover de omstandigheden zich daartoe lenen, hun goede diensten of bemiddeling aanbieden aan de staten in geschil.
Buiten het geschil staande mogendheden hebben het recht goede dien- sten of bemiddeling aan te bieden, zelfs wanneer de vijandelijkheden reeds zijn aangevangen.
De uitoefening van dit recht kan door beide partijen in geschil nooit als een minder vriendschappelijke daad worden beschouwd.
Artikel 4
De taak van de bemiddelaar bestaat uit het verzoenen van de staten in geschil en het wegnemen van hun onderlinge gevoeligheden.
Artikel 5
De werkzaamheden van de bemiddelaar eindigen op het moment waarop wordt vastgesteld, hetzij door een van de partijen in geschil, het- zij door de bemiddelaar zelf, dat de door hem voorgestelde middelen van verzoening niet zijn aanvaard.
Artikel 6
De goede diensten en de bemiddeling, hetzij ingeroepen door de par- tijen in geschil, hetzij op initiatief van de buiten het geschil staande mogendheden, hebben uitsluitend een adviserend karakter en zijn nim- mer bindend.
Artikel 7
Het aanvaarden van de bemiddeling brengt, tenzij anders wordt over- eengekomen, niet met zich mee dat de mobilisatie en andere maatrege- len tot voorbereiding van de oorlog worden gestaakt, vertraagd of belemmerd.
Indien de bemiddeling plaatsvindt na het uitbreken van de vijandelijk- heden, worden, tenzij anders wordt overeengekomen, reeds in gang gezette militaire operaties er niet door onderbroken.
Artikel 8
De ondertekenende mogendheden komen overeen, in de gevallen waarin dit mogelijk is, de toepassing van bijzondere bemiddeling aan te bevelen, in de volgende vorm:
In geval van een ernstig, de vrede bedreigend geschil kiest elk van de staten in geschil een mogendheid aan welke hij de opdracht toevertrouwt zich rechtstreeks in verbinding te stellen met de door de andere staat gekozen mogendheid, teneinde het verbreken van de vreedzame betrek- kingen te voorkomen.
Tijdens deze opdracht, waarvan de duur dertig dagen niet te boven kan gaan, tenzij anders is overeengekomen, staken de staten in geschil alle rechtstreekse betrekkingen ter zake van het geschil, die geacht wor- den uitsluitend aan de bemiddelende mogendheden te zijn overgelaten. Deze dienen alles in het werk te stellen om het geschil te beslechten.
In geval van feitelijke verbreking van de vreedzame betrekkingen, blijven deze mogendheden belast met de gemeenschappelijke opdracht elke gelegenheid te baat te nemen om de vrede te herstellen.
TITEL III INTERNATIONALE ONDERZOEKSCOMMISSIES
Artikel 9
In internationale geschillen waarbij noch de eer, noch wezenlijke belangen betrokken zijn en die voortvloeien uit een verschil van mening omtrent feitelijke punten, achten de ondertekenende mogendheden het nuttig dat partijen die niet langs diplomatieke weg tot overeenstemming konden komen, voor zover de omstandigheden het toelaten, een interna- tionale onderzoekscommissie instellen die de opdracht krijgt de oplos- sing van deze geschillen te vergemakkelijken door de feitelijke kwesties op te helderen met een onpartijdig en nauwgezet onderzoek.
Artikel 10
Bij een bijzondere overeenkomst tussen de partijen in geschil wordt een internationale onderzoekscommissie ingesteld.
In de onderzoeksovereenkomst worden de te onderzoeken feiten en de bevoegdheden van de commissarissen vastgesteld.
De wijze van behandeling wordt erin geregeld. Het onderzoek ge- schiedt op tegenspraak.
De vorm en de in acht te nemen termijnen worden, voor zover zij niet in de onderzoeksovereenkomst zijn vastgesteld, door de commissie zelf bepaald.
Artikel 11
Een internationale onderzoekscommissie wordt, tenzij anders wordt overeengekomen, samengesteld op de wijze zoals bepaald in artikel 32 van dit Verdrag.
De mogendheden in geschil verbinden zich ertoe de internationale onderzoekscommissie, in de ruimste mate die zij mogelijk achten, alle middelen en medewerking te verschaffen die nodig zijn voor de volle- dige vaststelling en nauwkeurige beoordeling van de feiten in kwestie.
Artikel 13
De internationale onderzoekscommissie biedt de mogendheden in geschil haar door alle leden van de commissie ondertekende verslag aan.
Artikel 14
Het verslag van de internationale onderzoekscommissie beperkt zich tot het vaststellen van de feiten en heeft geenszins het karakter van een arbitrale uitspraak. Het laat de mogendheden in geschil de volledige vrij- heid ten aanzien van het aan de vastgestelde feiten te geven gevolg.
TITEL IV INTERNATIONALE ARBITRAGE
HOOFDSTUK I
DE ARBITRALE RECHTSPRAAK
Artikel 15
Internationale arbitrage heeft tot doel het beslechten van geschillen tussen staten door door hen gekozen arbiters en op basis van de eerbie- diging van het recht.
Artikel 16
Bij geschillen van rechtskundige aard, en in eerste instantie bij kwes- ties inzake de uitlegging of toepassing van internationale overeenkom- sten, wordt arbitrage door de ondertekenende mogendheden erkend als het effectiefste en tevens billijkste middel voor de beslechting van geschillen die niet langs diplomatieke weg zijn opgelost.
Artikel 17
De arbitrageovereenkomst wordt aangegaan voor reeds bestaande geschillen of geschillen die zich in de toekomst kunnen voordoen.
Zij kan alle geschillen betreffen of uitsluitend geschillen van een bepaalde categorie.
De arbitrageovereenkomst brengt de verbintenis met zich mee zich te goeder trouw aan de arbitrale uitspraak te onderwerpen.
Artikel 19
Afgezien van algemene of bijzondere verdragen waarin thans voor de ondertekenende mogendheden de verplichting is opgenomen arbitrage in te roepen, behouden deze mogendheden zich het recht voor hetzij vóór de bekrachtiging van dit Verdrag, hetzij op een later tijdstip, nieuwe algemene of bijzondere overeenkomsten aan te gaan teneinde de ver- plichte arbitrage uit te breiden tot alle gevallen die naar hun oordeel daarvoor in aanmerking komen.
HOOFDSTUK II
HET PERMANENTE HOF VAN ARBITRAGE
Artikel 20
Ter bevordering van de onmiddellijke inzet van arbitrage bij interna- tionale geschillen die niet langs diplomatieke weg konden worden be- slecht, verbinden de ondertekenende mogendheden zich ertoe een Per- manent Hof van Arbitrage in te stellen, dat te allen tijde toegankelijk is en, tenzij anderszins wordt overeengekomen tussen de partijen, optreedt overeenkomstig de procedureregels vervat in dit Verdrag.
Artikel 21
Het Permanente Hof is bevoegd voor alle arbitragezaken, tenzij de partijen overeenkomen een bijzonder gerecht in te stellen.
Artikel 22
Een Internationaal Bureau, gevestigd te ‘s-Gravenhage, fungeert als griffie voor het Hof.
Mededelingen betreffende de vergaderingen van het Hof geschieden door tussenkomst van dit Bureau.
Het Bureau bewaart het archief en beheert alle administratieve zaken. De ondertekenende mogendheden verbinden zich ertoe het Internati- onaal Bureau te ‘s-Gravenhage een gewaarmerkt afschrift te doen toe- komen van elke tussen hen tot stand gekomen overeenkomst inzake arbi- trage en van elke arbitrale uitspraak die hen betreft en door een bijzonder
gerecht is gedaan.
Zij verbinden zich ertoe het Bureau wetten, reglementen en documen- ten te doen toekomen waarbij in voorkomend geval mededeling wordt gedaan omtrent de uitvoering van de uitspraken die door het Hof zijn gedaan.
Artikel 23
Elke ondertekenende mogendheid wijst binnen drie maanden na haar bekrachtiging van dit Verdrag ten hoogste vier personen aan die beschik- ken over bewezen bekwaamheid op het gebied van internationaal recht, in hoog aanzien staan en bereid zijn de functie van arbiter te aanvaarden. De aldus aangewezen personen worden als leden van het Hof inge- schreven op een lijst die door het Bureau aan alle ondertekenende
mogendheden wordt medegedeeld.
Elke wijziging in de lijst van arbiters wordt door het Bureau ter ken- nis van de ondertekenende mogendheden gebracht.
Twee of meer mogendheden kunnen overeenstemming bereiken over de gezamenlijke aanwijzing van een of meer leden.
Dezelfde persoon kan door verschillende mogendheden worden aangewezen.
De leden van het Hof worden benoemd voor een termijn van zes jaar. Hun ambtstermijn kan worden verlengd.
In geval van overlijden of aftreden van een lid van het Hof wordt in zijn vervanging voorzien op de wijze vastgesteld voor zijn benoeming.
Artikel 24
Wanneer de ondertekenende mogendheden zich tot het Permanente Hof wensen te wenden voor de beslechting van een tussen hen gerezen geschil, dienen de arbiters die verzocht worden het scheidsgerecht te vormen dat bevoegd is tot een uitspraak over het geschil, te worden gekozen uit de algemene lijst van leden van het Hof.
Indien de partijen niet onmiddellijk overeenstemming bereiken om- trent de samenstelling van het scheidsgerecht, wordt op de volgende wijze gehandeld:
Elke partij benoemt twee arbiters en deze kiezen tezamen een opperarbiter.
Bij staking van de stemmen wordt de keuze van de opperarbiter toe- vertrouwd aan een derde mogendheid, die in gemeenschappelijk overleg door de partijen wordt aangewezen.
Indien hieromtrent geen overeenstemming kan worden bereikt, wijst elke partij een andere mogendheid aan en de keuze van de opperarbiter geschiedt in gemeenschappelijk overleg door de aldus aangewezen mogendheden.
Nadat het scheidsgerecht aldus is samengesteld stellen de partijen het Bureau in kennis van hun besluit zich tot het Hof te wenden alsmede van de namen van de arbiters.
Het scheidsgerecht komt bijeen op de door de partijen vastgestelde datum.
De leden van het Hof genieten, bij de uitoefening van hun functie en buiten hun vaderland, diplomatieke voorrechten en immuniteiten.
Artikel 25
Het scheidsgerecht zetelt gewoonlijk in ‘s-Gravenhage.
De zetel kan, behoudens in geval van overmacht, slechts met toestem- ming van de partijen door het scheidsgerecht worden verplaatst.
Artikel 26
Het Internationaal Bureau te ‘s-Gravenhage is bevoegd zijn kantoren en organisatie ter beschikking van de ondertekenende mogendheden te stellen ten behoeve van de uitoefening van iedere bijzondere arbitragebevoegdheid.
De rechtsmacht van het Permanente Hof kan, onder de in het Regle- ment voorgeschreven voorwaarden, uitgebreid worden tot geschillen tus- sen niet-ondertekenende mogendheden onderling of tussen onderteke- nende mogendheden en niet-ondertekenende mogendheden, indien de partijen zijn overeengekomen zich tot dit Hof te wenden.
Artikel 27
De ondertekenende mogendheden beschouwen het als een plicht, indien een ernstig conflict tussen twee of meer van hen dreigt uit te bre- ken, deze mogendheden eraan te herinneren dat het Permanente Hof voor hen openstaat.
Zij verklaren bijgevolg dat het herinneren van de partijen in geschil aan de bepalingen van dit Verdrag en het in het hogere belang van de vrede verstrekken van het advies zich tot het Permanente Hof te wen- den, uitsluitend beschouwd kunnen worden als handelingen die vallen onder het begrip van goede diensten.
Artikel 28
Een Permanente Raad van Beheer, bestaande uit de te ’s-Gravenhage geaccrediteerde diplomatieke vertegenwoordigers van de ondertekenende mogendheden en de minister van Buitenlandse Zaken van Nederland, die het voorzitterschap zal bekleden, wordt zo spoedig mogelijk nadat dit Verdrag door ten minste negen mogendheden is bekrachtigd in deze stad ingesteld.
Deze Raad wordt belast met het oprichten en opzetten van het Inter- nationaal Bureau, dat onder zijn bestuur en toezicht blijft.
De Raad stelt de mogendheden in kennis van de oprichting van het Hof en voorziet in de installatie daarvan.
De Raad stelt zijn reglement van orde alsmede alle andere nodige reglementen vast.
De Raad beslist over alle administratieve kwesties die zouden kunnen ontstaan betreffende het functioneren van het Hof.
De Raad heeft de exclusieve bevoegdheid omtrent de benoeming, de schorsing of het ontslag van ambtenaren en medewerkers van het Bu- reau. De Raad stelt de traktementen en salarissen vast en houdt toezicht op de algemene uitgaven.
De aanwezigheid van vijf leden bij naar behoren bijeengeroepen ver- gaderingen is voldoende voor de Raad om geldige besluiten te kunnen nemen. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
De Raad doet de door hem vastgestelde reglementen onverwijld toe- komen aan de ondertekenende mogendheden. De Raad doet hun ieder jaar een verslag toekomen van de werkzaamheden van het Hof, het func- tioneren van de administratieve dienst en de uitgaven.
Artikel 29
De kosten van het Bureau worden gedragen door de ondertekenende mogendheden in de verhouding vastgesteld voor het Internationale Bu- reau van de Wereldpostunie.
HOOFDSTUK III
DE ARBITRAGEPROCEDURE
Artikel 30
Teneinde de ontwikkeling van de arbitrage te bevorderen hebben de ondertekenende mogendheden de volgende regels vastgesteld die van toepassing zijn op de arbitrageprocedure, voor zover de partijen geen andere regels zijn overeengekomen.
Artikel 31
De mogendheden die gebruikmaken van arbitrage ondertekenen een bijzondere akte (compromis) waarin het voorwerp van het geschil als- mede de reikwijdte van de bevoegdheden van de arbiters duidelijk staan omschreven. Deze akte houdt de verplichting voor de partijen in zich te goeder trouw aan de arbitrale uitspraak te onderwerpen.
Artikel 32
De arbitrale taken kunnen worden opgedragen aan een enkele arbiter of aan meerdere arbiters die door de partijen naar eigen goeddunken worden aangewezen of door hen worden gekozen uit de leden van het bij dit Verdrag ingestelde Permanente Hof van Arbitrage.
Ingeval de partijen niet onmiddellijk overeenstemming bereiken om- trent de samenstelling van het scheidsgerecht wordt op de volgende wijze gehandeld:
Iedere partij benoemt twee arbiters en deze kiezen tezamen een opperarbiter.
Bij staking van de stemmen wordt de keuze van de opperarbiter toe- vertrouwd aan een derde mogendheid, die in onderling overleg door de partijen wordt aangewezen.
Indien hieromtrent geen overeenstemming kan worden bereikt, wijst iedere partij een andere mogendheid aan en de keuze van de opperarbi- ter geschiedt in gemeenschappelijk overleg door de aldus aangewezen mogendheden.
Artikel 33
Wanneer een soeverein of een staatshoofd tot arbiter wordt gekozen, wordt de arbitrageprocedure door hem geregeld.
Artikel 34
De opperarbiter is van rechtswege voorzitter van het scheidsgerecht. Wanneer in het scheidsgerecht geen opperarbiter zitting heeft, be-
noemt het zelf zijn voorzitter.
Artikel 35
In geval van overlijden, ontslag of verhindering, om welke reden dan ook, van een van de arbiters, wordt in zijn vervanging voorzien op de wijze vastgesteld voor zijn benoeming.
Artikel 36
De zetel van het scheidsgerecht wordt door de partijen aangewezen. Bij gebreke van een dergelijke aanwijzing zetelt het scheidsgerecht in ‘s-Gravenhage.
De aldus vastgestelde zetel kan, behalve in geval van overmacht, uit- sluitend met instemming van de partijen door het scheidsgerecht veran- derd worden.
Artikel 37
De partijen hebben het recht bij het scheidsgerecht gemachtigden of bijzondere agenten te benoemen met de opdracht als tussenpersoon op te treden tussen de partijen en het scheidsgerecht.
Zij zijn bovendien bevoegd daartoe door hen benoemde raadslieden of advocaten te belasten met de verdediging van hun rechten en belan- gen voor het scheidsgerecht.
Het scheidsgerecht beslist over de keuze van de talen waarvan gebruik zal worden gemaakt en die tijdens de zittingen toegestaan zijn.
Artikel 39
De arbitrageprocedure bestaat in de regel uit twee afzonderlijke delen: de instructie en de debatten.
De instructie omvat de overhandiging door de onderscheiden agenten aan de leden van het scheidsgerecht en de wederpartij, van alle gedrukte of geschreven stukken en van alle documenten die de in het geding aan- gevoerde middelen bevatten. Deze overhandiging geschiedt in de vorm en binnen de termijnen die door het scheidsgerecht krachtens artikel 49 zijn vastgesteld.
De debatten bestaan uit de mondelinge uiteenzetting van de middelen van de partijen voor het scheidsgerecht.
Artikel 40
Ieder stuk dat door een van de partijen wordt ingebracht, dient aan de andere partij te worden overhandigd.
Artikel 41
De debatten worden geleid door de voorzitter.
Zij zijn uitsluitend openbaar krachtens een beslissing van het scheids- gerecht, genomen met instemming van de partijen.
De debatten worden opgenomen in processen-verbaal die worden opgesteld door secretarissen die door de voorzitter zijn benoemd. Uit- sluitend deze processen-verbaal zijn authentiek.
Artikel 42
Na sluiting van de instructie is het scheidsgerecht bevoegd alle nieuwe stukken of documenten die een van de partijen zonder toestemming van de wederpartij aan hem wil voorleggen, van het debat uit te sluiten.
Artikel 43
Het scheidsgerecht behoudt de vrijheid nieuwe stukken of documen- ten in overweging te nemen die de agenten of raadslieden van de par- tijen onder zijn aandacht brengen.
In dat geval is het scheidsgerecht bevoegd de overlegging van deze stukken of documenten te gelasten, en de wederpartij daarvan kennis te geven.
Het scheidsgerecht kan daarnaast van de agenten van de partijen de overlegging van alle stukken gelasten en alle nodige toelichtingen ver- langen. Bij weigering neemt het scheidsgerecht daarvan akte.
Artikel 45
De agenten en raadslieden van de partijen zijn bevoegd mondeling alle middelen aan het scheidsgerecht te presenteren die zij nuttig achten voor de verdediging van hun zaak.
Artikel 46
Zij hebben het recht uitzonderingen en incidenten aan de orde te stel- len. De beslissingen van het scheidsgerecht op die punten zijn onherroe- pelijk en staan niet open voor verdere discussie.
Artikel 47
De leden van het scheidsgerecht zijn bevoegd vragen te stellen aan de agenten en raadslieden van de partijen en hun te verzoeken om ophel- dering van punten waarover twijfel bestaat.
De door de leden van het scheidsgerecht tijdens de debatten gestelde vragen of gemaakte opmerkingen kunnen niet beschouwd worden als de uitdrukking van de meningen van het scheidsgerecht in het algemeen of van zijn leden in het bijzonder.
Artikel 48
Het scheidsgerecht is gemachtigd zijn bevoegdheid te bepalen door uitlegging van het compromis, alsmede van andere verdragen die in de zaak kunnen worden ingeroepen en door toepassing van de beginselen van het internationale recht.
Artikel 49
Het scheidsgerecht is bevoegd procedureregels vast te stellen voor de leiding van het geding, de vorm en termijnen te bepalen waarbinnen iedere partij haar conclusies moet indienen en alle formaliteiten die de bewijsvoering met zich meebrengt in acht te doen nemen.
Artikel 50
Wanneer de agenten en raadslieden van de partijen hun toelichtingen hebben gegeven en bewijzen ter ondersteuning van hun zaak hebben overgelegd, sluit de voorzitter de debatten.
De beraadslagingen van het scheidsgerecht vinden plaats achter geslo- ten deuren.
Iedere beslissing wordt genomen bij meerderheid van de stemmen van de leden van het scheidsgerecht.
De weigering van een lid deel te nemen aan de stemming, dient in het proces-verbaal te worden aangetekend.
Artikel 52
De arbitrale uitspraak, bij meerderheid van stemmen vastgesteld, wordt met redenen omkleed. De uitspraak wordt schriftelijk vastgesteld en door elk van de leden van het scheidsgerecht ondertekend.
De leden die in de minderheid zijn gebleven, kunnen bij de onderte- kening blijk geven van hun afwijkende mening.
Artikel 53
De arbitrale uitspraak wordt in openbare zitting van het scheidsge- recht voorgelezen, in aanwezigheid of na behoorlijke oproeping van de agenten en raadslieden van de partijen.
Artikel 54
De arbitrale uitspraak, naar behoren uitgesproken en medegedeeld aan de agenten van de partijen in geschil, vormt de onherroepelijke beslech- ting van het geschil, waartegen geen beroep openstaat.
Artikel 55
De partijen kunnen zich in het compromis het recht voorbehouden om herziening van de arbitrale uitspraak te verzoeken.
In dat geval wordt het verzoek, tenzij anders overeengekomen, gericht aan het scheidsgerecht dat de uitspraak heeft gedaan. Het verzoek mag uitsluitend gegrond zijn op de ontdekking van een nieuw feit dat een beslissende invloed op de uitspraak zou kunnen hebben gehad en dat bij de sluiting van de debatten onbekend was bij het scheidsgerecht zelf en bij de partij die om de herziening heeft verzocht.
De herzieningsprocedure mag uitsluitend door een beslissing van het scheidsgerecht worden geopend, waarbij uitdrukkelijk het bestaan wordt uitgesproken van het nieuwe feit, daarbij erkennend dat het feit aan de vereisten zoals in het vorige lid vermeld voldoet en het verzoek op die grond ontvankelijk wordt verklaard.
In het compromis wordt de termijn bepaald waarbinnen het verzoek tot herziening moet worden gedaan.
De arbitrale uitspraak is slechts bindend voor de partijen die het com- promis gesloten hebben.
Wanneer het de uitlegging van een verdrag betreft waaraan andere mogendheden dan de partijen in geschil hebben deelgenomen, stellen zij deze mogendheden in kennis van het compromis dat zij hebben geslo- ten. Elk van deze mogendheden heeft het recht zich te voegen in het geding. Indien een of meer van hen van deze bevoegdheid gebruik heb- ben gemaakt is de in de uitspraak vervatte uitlegging ook voor deze mogendheden bindend.
Artikel 57
Elke partij draagt haar eigen kosten en een gelijk aandeel in de kos- ten van het scheidsgerecht.
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 58
Dit Verdrag wordt zo spoedig mogelijk bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging worden nedergelegd in ‘s-Gravenhage.
Van de nederlegging van elke akte van bekrachtiging wordt een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg wordt overhandigd aan alle mogendhe- den die vertegenwoordigd waren tijdens de Internationale Vredesconfe- rentie te ‘s-Gravenhage.
Artikel 59
De niet-ondertekenende mogendheden die tijdens de Internationale Vredesconferentie vertegenwoordigd waren, kunnen tot dit Verdrag toe- treden. Zij dienen de verdragsluitende mogendheden van hun toetreding in kennis te stellen door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de Regering van Nederland, die alle andere verdragsluitende mogendheden hiervan in kennis stelt.
Artikel 60
De voorwaarden waaronder de mogendheden die niet tijdens de Inter- nationale Vredesconferentie vertegenwoordigd waren tot dit Verdrag kunnen toetreden, vormen het onderwerp van een nadere overeenkomst tussen de verdragsluitende mogendheden.
Indien een van de hoge verdragsluitende partijen dit Verdrag opzegt, wordt deze opzegging van kracht een jaar na de schriftelijke kennisge- ving aan de Regering van Nederland en door deze onmiddellijk aan alle andere verdragsluitende mogendheden medegedeeld.
Deze opzegging heeft uitsluitend gevolgen voor de mogendheid die daarvan kennis heeft gegeven.
TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend en van hun zegels hebben voorzien.
GEDAAN te ‘s-Gravenhage op 29 juli 1899, in een enkel exemplaar dat nedergelegd zal blijven in het archief van de Regering van Neder- land en waarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften langs diplo- matieke weg aan de verdragsluitende mogendheden worden overhandigd.
Voor Duitsland:
(w.g.) MÜNSTER DERNEBURG
Voor Oostenrijk-Hongarije: (w.g.) WELSERSHEIMB (w.g.) OKOLICSANYI
Voor België:
(w.g.) X. XXXXXXXXX
(w.g.) Graaf DE XXXXXX XXXXXX (w.g.) Chr. DESCAMPS
Voor China:
(w.g.) YANG YÜ
Voor Denemarken:
(w.g.) F. BILLE
Voor Spanje:
(w.g.) Hertog DE TETUAN
(w.g.) X. X. XX XXXXX XXXXXXX (x.x.) XXXXXX XX XXXXXX
Xxxx xx Xxxxxxxxx Xxxxxx van Amerika:
(w.g.) XXXXXX X. XXXXX (w.g.) XXXX XXX
(w.g.) XXXXXXXX XXXXX (w.g.) A. T. MAHAN
(w.g.) XXXXXXX XXXXXXX
Onder voorbehoud van de verklaring afgelegd tijdens de plenaire zitting van de Conferentie van 25 juli 1899.
Voor de Verenigde Mexicaanse Staten:
(w.g.) X. XX XXXX
(w.g.) J. ZENIL
Voor Frankrijk:
(w.g.) XXXX XXXXXXXXX (w.g.) G. BIHOURD
(w.g.) D’ESTOURNELLES DE CONSTANT
Voor Groot-Brittannië en Ierland:
(w.g.) PAUNCEFOTE (w.g.) XXXXX XXXXXX
Voor Griekenland:
(w.g.) N. DELYANNI
Voor Italië:
(w.g.) NIGRA
(w.g.) X. XXXXXXX
(w.g.) G. POMPILJ
Voor Japan:
(w.g.) I. MOTONO
Voor Luxemburg:
(w.g.) EYSCHEN
Voor Montenegro:
(w.g.) STAAL
Voor Nederland:
(w.g.) x. XXXXXXXXX
(w.g.) DEN BEER POORTUGAEL (w.g.) T. M. C. ASSER
(w.g.) E. N. RAHUSEN
Voor Perzië:
(w.g.) XXXXX XXXX XXXX, Xxxx-xx-Xxxxxx
Xxxx Xxxxxxxx:
(w.g.) Graaf DE XXXXXX
(w.g.) XXXXXXXXX X’XXXXXXXX XX XXXXXXXXXXXX
(w.g.) Graaf DE SELIR
Voor Roemenië:
(w.g.) X. XXXXXXXX
(w.g.) J. N. PAPINIU
Onder de voorbehouden, zoals omschreven in de artikelen 16, 17 en 19 van dit Verdrag (15, 16 en 18 van het voorstel dat door de onderzoeks- commissie is gepresenteerd) en vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van de IIIe Commissie van 20 juli 1899.
Voor Rusland:
(w.g.) STAAL
(w.g.) MARTENS
(w.g.) X. XXXXXX
Voor Servië:
(w.g.) XXXXX XXXXXXXXXXX
Onder de voorbehouden vastgelegd in het proces-verbaal van de IIIe Commissie van 20 juli 1899.
Voor Siam:
(w.g.) PHYA SURIYA NUVATR (w.g.) VISUDDHA
Voor het Verenigd Koninkrijk van Zweden en Noorwegen :
(w.g.) BILDT
Voor Zwitserland:
(w.g.) XXXX
Voor Turkije:
(w.g.) TURKHAN
(w.g.) XXXXXXX XXXXX
Onder voorbehoud van de verklaring afgelegd tijdens de plenaire zitting van de Conferentie van 25 juli 1899.
Voor Bulgarije:
(w.g.) X. XXXXXXXXX
(w.g.) Xxxxxx XXXXXXXXXXXXX
D. PARLEMENT
Zie Trb. 1963, 157.
E. PARTIJGEGEVENS
Zie Trb. 1963, 157 en rubriek F van Trb. 1968, 58.
Partij | Onder- tekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzeg- ging | Buiten werking |
Argentinië | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Australië | 01-04-1960 | R | 01-04-1960 | |||
Belarus | 04-06-1962 | R | 04-06-1962 | |||
België | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Bolivia | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Brazilië | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Bulgarije | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Burkina Faso | 30-08-1961 | R | 30-08-1961 | |||
Cambodja | 07-01-1956 | R | 07-01-1956 | |||
Canada | 19-08-1960 | R | 19-08-1960 | |||
Chili | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
China | 29-07-1899 | 21-11-1904 | R | 21-11-1904 | ||
Colombia | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Congo, Democratische Republiek | 25-03-1961 | R | 25-03-1961 | |||
Cuba | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 |
Partij | Onder- tekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzeg- ging | Buiten werking |
Denemarken | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx, xx | 00-00-0000 | X | 00-00-0000 | |||
Xxxxxxxxx | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Xxxxxxx | 00-00-0000 | X | 00-00-0000 | |||
Xx Xxxxxxxx | 20-06-1907 | T | 20-06-1907 | |||
Ethiopië | 30-07-2003 | T | 30-07-2003 | |||
Fiji-eilanden | 02-04-1973 | R | 02-04-1973 | |||
Frankrijk | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Griekenland | 29-07-1899 | 04-04-1901 | R | 04-04-1901 | ||
Guatemala | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Haïti | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Honduras | 01-12-1961 | T | 01-12-1961 | |||
Hongarije | 16-11-1918 | R | 16-11-1918 | |||
India | 29-07-1950 | R | 29-07-1950 | |||
Irak | 31-08-1970 | T | 31-08-1970 | |||
Iran | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Italië | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Japan | 29-07-1899 | 06-10-1900 | R | 06-10-1900 | ||
Kameroen | 01-08-1961 | R | 01-08-1961 | |||
Koninkrijk Zweden en Noorwegen | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Kroatië | 07-10-1998 | R | 07-10-1998 | |||
Kyrgyzstan | 04-06-1992 | R | 04-06-1992 | |||
Laos | 18-07-1955 | R | 18-07-1955 | |||
Libanon | 14-02-1968 | T | 14-02-1968 | |||
Luxemburg | 29-07-1899 | 12-07-1901 | R | 12-07-1901 |
Partij | Onder- tekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzeg- ging | Buiten werking |
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek | 19-12-2000 | R | 19-12-2000 | |||
Mauritius | 03-08-1970 | R | 03-08-1970 | |||
Mexico | 29-07-1899 | 17-04-1901 | R | 17-04-1901 | ||
Montenegro | 01-03-2007 | R | 01-03-2007 | |||
Nederlanden, het Koninkrijk der – Nederland: – in Europa – Xxxxxxx – Xxxx Xxxxxxxxx – Xxxx – Xxxxx – Xxxxxxx – Sint Maarten | 29-07-1899 | 04-09-1900 – – – – – – | R | 04-09-1900 10-10-2010 10-10-2010 10-10-2010 01-01-1986 10-10-2010 10-10-2010 | ||
Xxxxxxxxx | 00-00-0000 | X | 00-00-0000 | |||
Xxxxx-Xxxxxxx | 10-02-1959 | R | 10-02-1959 | |||
Noorwegen | 17-06-1905 | R | 17-06-1905 | |||
Oekraïne | 04-04-1962 | R | 04-04-1962 | |||
Oostenrijk | 12-11-1918 | R | 12-11-1918 | |||
Oostenrijk/ Hongarije | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Pakistan | 05-08-1950 | R | 05-08-1950 | |||
Panama | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Paraguay | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Peru | 15-06-1907 | T | 15-06-1907 | |||
Portugal | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Roemenië | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Russische Federatie | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Senegal | 01-08-1977 | T | 01-08-1977 | |||
Servië | 07-09-2001 | R | 07-09-2001 |
Partij | Onder- tekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzeg- ging | Buiten werking |
Slovenië | 01-10-1996 | R | 01-10-1996 | |||
Spanje | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Xxx Xxxxx | 00-00-0000 | X | 00-00-0000 | |||
Xxxxxxxx | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Turkije | 29-07-1899 | 12-06-1907 | R | 12-06-1907 | ||
Uruguay | 17-06-1907 | T | 17-06-1907 | |||
Venezuela | 00-00-0000 | X | 00-00-0000 | |||
Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx, het | 29-07-1899 | 00-00-0000 | X | 00-00-0000 | ||
Xxxxxxxxx Xxxxxx van Amerika, de | 29-07-1899 | 04-09-1900 | R | 04-09-1900 | ||
Zimbabwe | 19-09-1984 | R | 19-09-1984 | |||
Zweden | 17-06-1905 | R | 17-06-1905 | |||
Zwitserland | 29-07-1899 | 29-12-1900 | R | 29-12-1900 | ||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebonden- heid, NB=Niet bekend |
Verklaringen, voorbehouden en bezwaren
Belarus, 4 juni 1962
The Government of the Belorussian Soviet Socialist Republic recognises the Hague Conventions and Declarations of 1899 and 1907 as ratified by Russia and considers itself a party to them to the extent that they do not conflict with subsequent international agreements to which the Belorus- sian Soviet Socialist Republic is party.
Irak, 1 november 1970
The accession by the Republic of Iraq to the Hague Conventions for the Pacific Settlement of International Disputes of 1899 and 1907 shall in no way signify recognition of Israel, nor shall it be conducive to entry by the Republic of Iraq into such dealings with her as may be entailed by the said Conventions.
Libanon, 14 februari 1968
The accession of the Lebanon to the Hague Conventions of 1899 and 1907 for the pacific Settlement of International Disputes in no way
implies its recognition of Israel and could not involve it in accomplish- ment with that State of the formalities provided for by the two Conventions.
Bezwaar door Israel, 23 april 1968
[{] that the Government of Israel has noted the political charac- ter of the declaration made by the Government of Lebanon. In the view of the Government of Israel, the declaration in question is inadmissible: the Government of Israel, therefore, formally objects to it and reserves its rights to act vis-à-vis Lebanon on a basis of strict reciprocity in the matters with which the aforesaid Conventions deal.
Montenegro, 1 maart 2007
[{] the Government of the Republic of Montenegro succeeds to the Con- vention for the pacific settlement of international disputes, concluded at The Hague on 29 July 1899, and takes faithfully to perform and carry out the stipulations therein contained as from 3 June 2006, the date upon the Republic of Montenegro assumed responsibility for its international relations.
Nederlanden, het Koninkrijk der, 13 januari 1986
On 1 January 1986 the island of Aruba, which was a part of xxx Xxxx- erlands Antilles, has obtained internal autonomy as a country within the Kingdom of the Netherlands. Consequently, the Kingdom consists of three countries, namely the Netherlands (the European part of xxx Xxxx- dom), the Netherlands Antilles (without Aruba) and Aruba.
As the changes of 1 January 1986 concern a shift only in the internal constitutional relations within the Kingdom of the Netherlands, and the Kingdom as such will remain the subject of international law with which treaties are concluded, the said changes will have no consequences regarding this Convention, concluded by the Kingdom, which was appli- cable to the Netherlands Antilles, included Aruba. This Convention remains in force for the Netherlands (European part), the Netherlands Antilles and for Aruba in its new capacity of country within the Kingdom.
Nederlanden, het Koninkrijk der, 18 oktober 2010
The Kingdom of the Netherlands consisted of three parts: the Nether- lands, the Netherlands Antilles and Aruba. The Netherlands Antilles con- sisted of the islands of Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius and Saba.
With effect from 10 October 2010, the Netherlands Antilles ceased to exist as a part of the Kingdom of the Netherlands. Since that date, the Kingdom consists of four parts: the Netherlands, Aruba, Curaçao and Sint Maarten. Curaçao and Sint Maarten enjoy internal self-government within the Kingdom, as Aruba and, up to 10 October 2010, the Nether- lands Antilles do.
These changes constitute a modification of the internal constitutional relations within the Kingdom of the Netherlands. The Kingdom of the Netherlands will accordingly remain the subject of international law with which agreements are concluded. The modification of the structure of the Kingdom will therefore not affect the validity of the international agreements ratified by the Kingdom for the Netherlands Antilles. These agreements, including any reservations made, will continue to apply to Curaçao and Sint Maarten.
The other islands that have formed part of the Netherlands Antilles – Bonaire, Sint Eustatius and Saba – became part of the Netherlands, thus constituting «the Caribbean part of the Netherlands». The agreements that applied to the Netherlands Antilles will also continue to apply to these islands; however, the Government of the Netherlands will now be responsible for implementing these agreements.
Oekraïne, 4 april 1962
The Government of the Ukrainian Soviet Socialist Republic recognises the Hague Conventions of 1899 and 1907 for the Pacific Settlement of International Disputes as ratified by Russia, to the extent that the said Conventions do not conflict with the Charter of the United Nations.
Roemenië, 29 juli 1899
Subject to the reservations formulated with respect to Articles 16, 17 and 19 of the present Convention (15, 16 and 18 of the draft submitted by the Examining Committee) and recorded in the proceedings of the ses- sion of the Third Commission held on 20 July 1899:
The Royal Government of Romania, while concurring entirely with the principle of optional arbitration, whose importance in international rela- tions it fully appreciates, does not, however, intend to commit itself, through Article 15, to accepting arbitration in all the cases provided for in that Article, and believes it should formulate express reservations in that respect. It cannot therefore approve this Article, save with the above reservation.
The Royal Government of Romania declares that it is unable to approve Article 16 save with the express reservation, recorded in the proceed- ings, that it will not accept in any circumstances international arbitration in respect of contestations or disputes arising prior to the conclusion of the present Convention.
The Royal Government of Romania declares that in approving Article 18 of the Convention it does not commit itself in any way to obligatory arbitration.
Russische Federatie, 7 maart 1955
The Government of the Union of Soviet Socialist Republics recognises the Hague Conventions and Declarations of 1899 and 1907 as ratified by Russia, to the extent that the said Conventions and Declarations do not conflict with the Charter of the United Nations and provided that they
have not been amended or superseded by subsequent international agree- ments to which the USSR is a party, such as the 1925 Geneva Protocol for the Prohibition of the Use in War of Asphyxiating, Poisonous or Other Similar Gases and of Bacteriological Means and the 1949 Geneva Conventions for the Protection of Victims of War.
Servië, 9 juni 2006
Following the declaration of the state independence of Montenegro, and under the Article 60 of the Constitutional Charter of the state union of Serbia and Montenegro, the Republic of Serbia is continuing interna- tional personality of the state union of Serbia and Montenegro, which was confirmed also by the National Assembly of the Republic of Serbia at its session held on 5 June 2006.
Turkije, 29 juli 1899
Subject to the declaration made at the plenary session of the Conference on 25 July 1899:
The Ottoman Delegation, considering that the work of the Conference has been an enterprise of great integrity and humanity intended solely to strengthen the general peace while safeguarding the interests and rights of everyone, declares, on behalf of its Government, that it will accede to the overall draft that has just been adopted, on the following conditions:
1. It is formally understood that recourse to good offices, mediation, commissions of inquiry and arbitration is purely optional and could not in any circumstances take on an obligatory character or degenerate into intervention;
2. The Imperial Government will have to judge for itself in what cases its interests permit it to admit these means, nor should its abstention from them or its refusal to have recourse to them be considered by the Signatory States as an unfriendly procedure.
It goes without saying that the means in question could never be applied to questions of a domestic nature.
Verenigde Staten van Amerika, de, 29 juli 1899
Subject to the declaration made at the plenary session of the Conference on 25 July 1899:
While signing the Convention for the Pacific Settlement of International Disputes in the form proposed by the International Peace Conference, the delegation of the United States of America makes the following Declaration:
Nothing contained in the Convention may be interpreted as obliging the United States of America to deviate from its traditional policy of abstain- ing from intervention, interference and intrusion in the political ques- tions or in the policy or in the domestic administration of any foreign state. It is likewise understood that nothing in the Convention shall be interpreted as implying the abandonment by the United States of America of its traditional attitude in respect of purely American questions.
Depositaire mededelingen
Servië, 7 september 2001
The Government of the Federal Republic of Yougoslavia confirmed by its Note of 7 September 2001, received by the Ministry of Foreign Affairs of the Netherlands on 7 September 2001, that it considers itself a party to the Hague treaties and declarations of 29 July 1899.
G. INWERKINGTREDING
Zie Trb. 1963, 157.
J. VERWIJZINGEN
Zie voor verwijzingen en overige verdragsgegevens Trb. 1963, 157,
Trb. 1968, 58, Trb. 1970, 142 en Trb. 1981, 91.
Verbanden
Het onderhavige Verdrag is, in de betrekkingen tussen de staten die eveneens partij zijn bij het Verdrag van 1907, vervangen door:
Titel : Verdrag voor de vreedzame beslechting van interna- tionale geschillen;
’s-Gravenhage, 18 oktober 1907
Laatste Trb. : Trb. 2011, 192
Uitgegeven de vijfde oktober 2011.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXXXXXXX
trb-2011-191 ISSN 0920 - 2218
’s-Gravenhage 2011