BIJZONDERE RISICO’S EN AARD VAN DE BELANGRIJKSTE FINANCIËLE INSTRUMENTEN
BIJZONDERE RISICO’S EN AARD VAN DE BELANGRIJKSTE FINANCIËLE INSTRUMENTEN
In overeenstemming met de MiFID-richtlijn beoogt deze sectie u algemene inlichtingen te verstrekken over de kenmerken van de belangrijkste financiële instrumenten en de eraan verbonden risico’s. U kunt op verzoek steeds nadere inlichtingen krijgen van uw relatiebeheerder.
I. Vastrentende beleggingen
A. Deposito’s
Definitie:
• Onder deposito’s verstaat men de deponeringen van geldsommen bij een financiële instelling met of zonder renteclausule, die de financiële instelling het recht geven om voor haar bedrijfsuitoefening over de geldinlagen te beschikken, maar de verplichting inhouden om ze aan de deponent terug te bezorgen en hem kassiersdiensten te verlenen.
Men onderscheidt zicht- en termijndeposito’s en deposito’s met opzeggingstermijn, zowel in euro als in vreemde munten.
Risico’s:
• Wisselrisico voor de beleggingen uitgedrukt in vreemde munten (wisselkoersschommelingen ten opzichte van de referentiemunt). Dit beïnvloedt het rendement van de belegging
• Risico van faillissement van de financiële instelling die de tegoeden in bewaring neemt
B. Geldmarktpapier
Definitie:
• Schatkistcertificaten naar Belgisch recht zijn gedematerialiseerde effecten die een schuldvordering met een korte looptijd (maximum 1 jaar) vertegenwoordigen. Zij worden via aanbesteding uitgegeven door het Ministerie van Financiën.
Zij zijn voor professionele belegers geschikt. Privé-beleggers (retailcliënten)kunnen ze tevens op de secundaire markt kopen.
• Staatsbons naar Belgisch recht zijn effecten die een schuldvordering met een looptijd van 3, 5, 8 of 10jaar vertegenwoordigen, uitgegeven door het Ministerie van Financiën. De rentevoet is vast of herzienbaar, in het laatste geval evenwel gewoonlijk met een gewaarborgd minimum.
Alleen particuliere personen mogen erop intekenen. Het minimumbedrag per inschrijving is 200 EUR.
• Schatkistbons naar Belgisch recht (Belgian Treasury Bills of “BTB”) zijn gedematerialiseerde effecten die een schuldvordering op korte termijn belichamen (de looptijd bedraagt normaal minder dan drie maanden). Zij worden uitgedrukt in euro en in deviezen waarvoor dagelijks referentiekoersen in euro worden gepubliceerd door de ECB. Zij kunnen doorlopend (“on tap”) worden uitgegeven door het Ministerie van Financiën. Het minimumbedrag bedraagt in principe 250.000 euros. Dankzij het X/N-clearingstelsel van de Nationale Bank van België mag iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon BTB’s aanhouden. Dit clearingsysteem laat immers toe een onderscheid te maken tussen de houders die onderworpen zijn aan de roerende voor- heffing en deze die ervan vrijgesteld zijn.
• Thesauriebewijzen zijn effecten die een schuldvordering vertegenwoordigen, uitgegeven door vennootschappen en bepaalde Belgische of buitenlandse overheden (de Staat, gemeenschappen, Gewesten, provincies, …). Het minimumbedrag mag niet lager zijn dan
1.000 EUR of het equivalent in vreemde munten.
• Depositobewijzen zijn effecten die een schuldvordering vertegenwoordigen, uitgegeven door Belgische kredietinstellingen of buitenlandse kredietinstellingen die in België bedrijvig zijn. Het minimumbedrag is hetzelfde als voor de thesauriebewijzen.
Risico’s:
• Wisselrisico voor de schatkistbons, thesauriebewijzen en depositobewijzen uitgedrukt in vreemde munten (wisselkoersschommelingen ten opzichte van de referentiemunt). Dit beïnvloedt het rendement van de belegging
• Risico van waardevermindering ingeval het effect vóór de vervaldag op de secundaire markt wordt verkocht
• Risico van faillissement van de uitgever van de thesaurie- en de depositobewijzen (niet- betaling van de rente en niet-terugbetaling van het belegde kapitaal)
• Liquiditeitsrisico, vooral voor de thesaurie- en de depositobewijzen, wanneer de secundaire markt van de betrokken effecten krap is
C. Beleggingen in obligaties en kasbons
Definitie:
Een obligatie is een effect dat een vordering op een rechtspersoon (Staat, vennootschap,…) vertegenwoordigt ingevolge een lening van een welbepaalde duur (gewoonlijk meer dan één jaar) en bedrag.
De prijs (uitgifte-, verhandelings- of terugbetalingsprijs) van een obligatie kan gelijk zijn aan, hoger of lager zijn dan de nominale waarde, naargelang de obligatie aan, boven of onder pari wordt uitgegeven. Bepaalde obligatieleningen kunnen vervroegd worden terugbetaald, gewoonlijk op initiatief van de emittent.
Men onderscheidt met name (de hiernavolgende lijst is niet exhaustief):
⋅ vastrentende obligaties: obligaties waarvan de rentevoet vastligt en bepaald wordt in functie van de nominale waarde van de obligatie
⋅ obligaties met herzienbare rente: obligaties waarvan de rentevoet niet vastligt maar voor herziening vatbaar is (er is meestal een benedengrens bepaald)
⋅ obligaties met variabele rente: obligaties waarvan de rentevoet varieert op de vervaldag volgens parameters die op het ogenblik van de uitgifte van de lening bepaald worden (vaak met een gewaarborgde minimumrentevoet)
⋅ obligaties met warrant die het recht geven om één of meerdere aandelen of obligaties te verwerven of erop in te schrijven: obligaties waaraan een recht (warrant) is gehecht dat het recht geeft om gedurende een welbepaalde periode een aandeel of obligatie van de uitgever van de warrant of van een andere vennootschap te verwerven of erop in te schrijven, tegen een prijs die gewoonlijk op voorhand is vastgelegd. De obligatie en de eraan gehechte warrant worden dikwijls afzonderlijk op de beurs genoteerd.
⋅ converteerbare obligaties en “reverse convertibles”: obligaties die na verloop van een zekere termijn of op een welbepaalde datum, op verzoek van de houder in nieuwe aandelen van de vennootschap kunnen worden omgezet. De omzetting van de obligatie in een aandeel kan in bepaalde gevallen de betaling van een opleg aan de emittent noodzakelijk maken. Bij een reverse convertible gebeurt de omzetting op initiatief van de emittent.
⋅ obligaties met nulcoupon: obligaties die geen recht geven op de periodieke betaling van een rente, maar waarvan de terugbetalingsprijs hoger is dan de uitgifteprijs.
⋅ achtergestelde obligaties: obligaties waarvoor de houder aanvaardt om, in geval van faillissement, vereffening of elke andere situatie van juridische samenloop op de goederen van de emittent, na de niet-achtergestelde schuldeisers terugbetaald te worden (en/of interesten te ontvangen).
⋅ lineaire obligaties (“OLO”): gedematerialiseerde vastrentende effecten die via aanbesteding door de Belgische Staat uitgegeven worden, in minimumcoupures van 1.000 EUR, en met een looptijd van 3 tot 12 jaar. Alleen bepaalde categorieën van personen
mogen erop inschrijven, voornamelijk professionelen uit de financiële sector. Na hun inschrijving op de lineaire obligaties worden zij belast met het verzorgen van de promotie en de verspreiding onder het publiek (natuurlijke personen, vennootschappen, enz.).
⋅ euro-obligaties: obligaties uitgegeven door de overheid of door private vennootschappen, buiten de binnenlandse markt, in een munt die verschillend is van die van de ontlener. Deze obligaties worden gewoonlijk door een internationaal syndicaat van financiële instellingen bij het publiek geplaatst. Zoals voor de obligaties bestaan er verschillende soorten euro-obligaties (converteerbare euro-obligaties, met warrant, met wisseloptie, met vlottende rente, met nulcoupon, enz.).
Kasbons zijn waardepapieren die een schuldvordering op een kredietinstelling vertegenwoordigen, die zulke instelling doorlopend uitgeeft, meestal in minimumcoupures van 200 EUR. Zij hebben gewoonlijk een looptijd van 1 tot 5 jaar, maar soms ook van 10 jaar en meer.
Men onderscheidt met name (de hiernavolgende lijst is niet exhaustief):
⋅ gewone kasbons, waarvan de rente bij het ogenblik van de uitgifte onwijzigbaar wordt vastgesteld
⋅ de kasbons met progressieve rente waarvoor de onderschrijver op regelmatige tijdstippen de mogelijkheid heeft om de terugbetaling van de kasbons te vragen, met dien verstande dat hoe langer hij de kasbon aanhoudt hoe hoger de rente
⋅ de groeibons die op elke vervaldag de keuze bieden tussen het kapitaliseren en het innen van de rente
⋅ de kapitalisatiebons die een verplichte kapitalisatie van de rente inhouden
Risico’s:
• Risico van niet-betaling van de interesten en/of niet-terugbetaling van het belegde kapitaal, afhankelijk van de solvabiliteit van de debiteur. Dit risico wordt groter bij een achtergestelde obligatie
• Risico van waardevermindering wanneer de obligatie vóór de vervaldag op de secundaire markt wordt verkocht
• Wisselrisico voor de euro-obligaties en de obligaties uitgedrukt in vreemde munten
• Liquiditeitsrisico wanneer de secundaire markt voor de betrokken obligaties krap is
II. Beleggingen met variabele inkomsten
A. Aandelen
Definitie:
Een aandeel is een eigendomstitel die een bepaald deel van het kapitaal van een (Belgische of buitenland- se) vennootschap vertegenwoordigt, en die de houder het recht geeft om, in verhouding tot zijn deelname, de dividenden die de vennootschap eventueel uitbe- taalt te innen en, bij afwezigheid van andersluidende bepalingen van de statuten, het recht geeft om op de algemene vergadering zijn stemrecht uit te oefenen, in verhouding tot het kapitaal dat hij aanhoudt in de vennootschap.
Risico’s:
• Risico van afwezigheid van inkomsten, omdat het dividend een variabel inkomen is, dat afhangt van de rendabiliteit van de vennootschap en haar winstuitkeringsbeleid
• Volatiliteitsrisico van de beurskoersen dat afhangt van zowel het beleid van de vennootschap als van de conjuncturele, micro-economische en financiële context
• Risico van faillissement van de emittent van de aandelen
• Wisselrisico voor de buitenlandse aandelen
• Liquiditeitsrisico wanneer de secundaire markt voor de betrokken aandelen krap is
B.Instellingen voor collectieve belegging (ICB)
Definitie:
De instellingen voor collectieve belegging zijn instellingen die de vorm aannemen van ofwel:
• een gemeenschappelijk beleggingsfonds (opgericht in de vorm van een onverdeeld vermogen), ofwel
• een beleggingsvennootschap (opgericht in de vorm van een vennootschap) en samengesteld zijn uit ofwel:
• een veranderlijk aantal rechten van deelneming; in dit geval is de instelling gehouden om verzoeken tot uitgifte of terugkoop van rechten van deelneming vanwege de houders regelmatig te aanvaarden, op basis van de inventariswaarde (open beleggingsfonds of bevek), ofwel
• een vast aantal rechten van deelneming; in dit geval zijn de houders gehouden een overnemer vinden als zij hun rechten van deelneming willen overdragen (gesloten beleggingsfonds of bevak).
De instellingen voor collectieve belegging, die door specialisten beheerd worden, beleggen, naargelang het uitgifteprospectus bepaalt, in aandelen, obligaties, andere financiële instrumenten (zoals rechten van deelneming van andere instellingen voor collectieve belegging), schuldvorderingen (instellingen voor belegging in schuldvorderingen) of in vastgoed (Vastgoedbevak).
Naargelang het uitkeringsbeleid zijn de aandelen en de rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging ofwel distributieaandelen of -rechten van deelneming (uitkering van de dividenden aan de eigenaars van de aandelen en rechten van deelneming) ofwel kapitalisatieaandelen of -rechten van deelneming (kapitalisatie van de dividenden).
Risico’s:
• In principe dezelfde risico’s als voor de aandelen, obligaties of de andere beleggingsvormen waarin de instelling voor collectieve belegging belegt, met dien verstande dat de spreiding van de beleggingen in principe het risico vermindert
• Liquiditeitsrisico voor de instellingen voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming, wanneer de secundaire markt voor de aandelen of rechten van deelneming van de betrokken instelling krap is
C.Andere waarden
1. Gestructureerde producten
Definitie:
Onder een gestructureerd product verstaat men een financieel instrument dat meestal overeenstemt met een combinatie van verschillende andere financiële instrumenten, meer bepaald opties, waarvan het rendement (betaald in de vorm van een meerwaarde en/of een rente) afhangt van het verloop van, naargelang het geval, indexen, financiële instrumenten, vreemde munten, grondstoffen of andere onderliggende waarden.
Risico’s:
• Risico’s (minderwaarde, volatiliteit, wissel, enz…) naargelang het soort onderliggende waarde dat het product samenstelt. Wanneer bij het samenstellen van het product financiële instrumenten gebruikt worden, dan kan de kans op verlies en/of winst gewijzigd worden ten opzichte van een rechtstreekse belegging in de onderliggende waarde
• Liquiditeitsrisico wanneer de secundaire markt voor het betrokken product krap is
2. Warrants
Definitie:
De Warrant is een effect dat de houder het recht geeft om een bepaald aantal aandelen of obligaties van een bepaalde vennootschap te kopen of erop in te schrijven op een datum en tegen een prijs die gewoonlijk vooraf zijn vastgesteld. De kenmerken van de warrant zijn zeer sterk vergelijkbaar met die van de optie (zie later).
Risico’s:
• Volatiliteitsrisico van de koers van de warrant, omdat die een speculatief beleggingsinstrument is
• Risico van verlies dat gelijk is aan dat van een optie, met dit verschil dat in het geval van een warrant het risico steeds beperkt blijft tot het verlies van het belegde kapitaal
• Liquiditeitsrisico wanneer de markt van de betrokken warrant krap is
3. Termijnwisselcontract
Definitie:
Een termijnwisselcontract is een contract met de bedoeling vreemde munten te kopen of verkopen op een datum en tegen een prijs die bij het sluiten van het contract worden vastgelegd. De betaling gebeurt pas bij de levering van de munten.
Er bestaat geen enkele georganiseerde markt voor de termijnwisselcontracten, zodat deze verrichtingen uitsluitend via onderhandse overeenkomsten tussen de partijen worden geregeld.
De kenmerken van een termijnwisselcontract zijn vergelijkbaar met die van de futures (zie hierna).
Termijnwisselcontracten bieden de mogelijkheid om als onderdeel van een niet-speculatief beheer de portefeuille van een belegger tegen eventuele wisselrisico’s in te dekken, mits een beperkt risico.
Deze contracten kunnen evenwel ook met meer speculatieve doeleinden worden gesloten, om voordeel te halen uit de koersschommelingen van de vreemde munten; in dat geval kunnen zij ook grotere risico’s inhouden.
Risico’s:
• Risico van verlies afhankelijk van de wijze en de bedoeling waarmee het termijnwisselcontract wordt gesloten (zie hiervoor).
• Risico van faillissement van de tegenpartij.
• Liquiditeitsrisico omdat de belegger bij ontstentenis van een georganiseerde markt zijn termijnwisselcontract niet kan verkopen of de positie die eruit voortvloeit niet vervroegd kan vereffenen, tenzij met het akkoord van de tegenpartij.
4. Swaps (omruilingscontract)
Definitie:
In het algemeen onderscheidt men deviezenswaps en renteswaps.
De deviezenswap (“currency swap”) is een contract waarbij twee partijen overeenkomen om bedragen in verschillende munten om te ruilen op de vervaldagen die bij het sluiten van het contract worden vastgelegd.
De renteswap (“Interest rate swap”) is een contract waarbij twee partijen overeenkomen om, op de vervaldagen die bij het sluiten van het contract worden vastgelegd, rentestromen te betalen die op verschillende wijzen op eenzelfde bedrag, “notioneel bedrag” genaamd, worden berekend. De omruiling slaat in het algemeen op rentestromen die op basis van een vaste en een vlottende rente worden berekend.
Er zijn verschillende varianten mogelijk. De partijen kunnen bijvoorbeeld overeenkomen om zowel bedragen in verschillende munten te ruilen als rentestromen die op verschillende wijze op deze bedragen werden berekend (“Interest rate currency swap”).
Er bestaat geen georganiseerde markt voor de swapcontracten, zodat deze contracten, zoals de termijnwisselcontracten, uitsluitend via onderhandse overeenkomsten tussen de partijen worden geregeld.
De swapcontracten worden voor diverse doeleinden aangewend.
Zij bieden de mogelijkheid om als onderdeel van een niet-speculatief beheer de portefeuille van een belegger tegen eventuele renteschommelingen in te dekken, mits een beperkt risico.
Zij kunnen ook met meer speculatieve doeleinden worden gesloten om voordeel te halen uit de renteschommelingen; in dit geval kunnen zij grotere risico’s inhouden.
Risico’s:
• Risico van verlies afhankelijk van de wijze waarop en de bedoeling waarmee het swapcontract wordt gesloten (zie hiervoor)
• Risico van faillissement van de tegenpartij
• Liquiditeitsrisico in die zin dat de belegger bij ontstentenis van een georganiseerde markt zijn termijncontract niet kan overdragen of de positie die eruit voortvloeit niet vervroegd kan vereffenen, tenzij met het akkoord van de tegenpartij
5. Vastgoedcertificaten
Definitie :
Het vastgoedcertificaat is een roerende waarde die aan de houder een schuldvordering geeft op de inkomsten van een vastgoedbelegging (inkomsten uit de huur van een gebouw en eventuele meerwaarde op de verkoop ervan). Zonder strikt juridisch mede-eigenaar te zijn van een onroerend goed, is de houder van het vastgoedcertificaat toch economisch mede-eigenaar.
Risico’s :
• Risico van een onzekere meerwaarde op de vervaldag, bij de verkoop van het gebouw en/of het terrein dat het vastgoedcertificaat vertegenwoordigt
• Risico van afwezigheid van inkomsten indien het goed dat het vastgoedcertificaat vertegenwoordigt, niet verhuurd wordt
• Liquiditeitsrisico wanneer de secundaire markt voor het betrokken vastgoedcertificaat krap is
6. Goud
Definitie:
Goud is een edelmetaal dat vooral als beleggingsmiddel gebruikt wordt. Het wordt gewoonlijk in de vorm van goudstaven en goudstukken of per ons verworven.
Risico’s:
• Volatiliteitsrisico van de koers afhankelijk van zowel macro-economische, financiële als geopolitieke ontwikkelingen.
• Wisselrisico omdat de goudprijs op de wereldmarkten meestal in Amerikaanse dollar wordt uitgedrukt.
D. Hedge Funds en Fondsen van Hedge Funds
Definitie:
De term “Hedge Fund” dekt een waaier beleggingsvehikels met als gemeenschappelijk punt de ontwikkeling van niet-traditionele beleggingsstrategieën, met de bedoeling een absolute return te boeken, dit wil zeggen onafhankelijk van de economische conjunctuur of de ontwikkeling van de onderliggende sector.
Het Hedge Fund kan, naargelang de beheersstrategie (cf. infra), beleggen in aandelen, obligaties, grondstoffen, liquide middelen, maar ook in instrumenten met een hefboomeffect (opties, futures, verkoop van ongedekte activa).
Het Hedge Fund bleef lange tijd een soort belegging dat voorbehouden was aan de professionele beleggers. Het zogenaamde alternatieve beheer is nochtans geleidelijk toegankelijk geworden voor de particuliere beleggers via dakfondsen die door professionals beheerd worden.
De risicograad die aan een belegging in Hedge Fund verbonden is, hangt af van de beheersstrategie die het ontwikkelt. Dit risico is gewoonlijk - maar niet altijd- hoger dan het risico van een belegging in ICB’s (cf. supra).
Men kan drie soorten strategieën onderscheiden, die elk verschillende risico’s inhouden in termen van prestatie en volatiliteit:
1. “Relative value” strategie
Deze strategie wenst profijt te halen uit een “disfunctionering” in termen van prijs van een bepaald financieel instrument (aandeel, converteerbare obligatie, optie, enz.). Kwantitatieve of kwalitatieve analyses moeten de financiële instrumenten identificeren waarvan de prijs afwijkt van de “fair value” of historische norm.
Strategieën van het “relative value” type zijn gewoonlijk weinig volatiel en houden dus minder risico in.
2. “Event driven” strategie
Deze strategie wenst profijt te halen uit bijzondere situaties bij bepaalde ondernemingen die op korte termijn winstmogelijkheden bieden. Deze bijzondere situaties kunnen bijvoorbeeld zijn openbare biedingen tot aankoop of omruiling, “management buy-in/buy-out” verrichtingen of andere gelijkaardige gebeurtenissen die de koers van de onderneming tijdelijk beïnvloeden.
3. “Opportunistic” strategie
Deze, doorgaans agressieve, strategie wenst winst te boeken door in alle soorten activa te beleggen en door op alle soorten markten op te treden, door vanuit een ongedekte positie te kopen of te verkopen en dikwijls met een hefboomeffect. De strategieën die als “opportunistic” geboekstaafd staan, behoren tot de meest volatiele en houden dus het meeste risico in.
De fondsen van Xxxxx Fund die bestemd zijn voor een niet-professioneel cliënteel voeren doorgaans een beleggingsdoel met geringe volatiliteit en relatief stabiele return in de tijd. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt dankzij een diversificatie op het vlak van activacategorieën, strategieën en fondsbeheerders die in het fonds van Hedge Funds beleggen.
Risico’s:
• Volatiliteitsrisico verbonden aan de onderliggende activa en de gebruikte beheerstechnieken (ongedekte verkopen, hefboomeffect, …)
• Risico van verlies dat verband houdt met de wijze waarop het hedge fund beheerd is. In het geval van fondsen van hedge funds beperkt de spreiding van de beleggingen in principe de risico’s, zowel op het gebeid van volatiliteit als verlies
• Liquiditeitsrisico: deze fondsen zijn doorgaans maar terugbetaalbaar op vaste termijnen (minimaal een maand)
• Wisselrisico: voor de hedge funds uitgedrukt in vreemde munten (zoals doorgaans het geval is)
E. Verrichtingen op afgeleide producten1
1. Opties
Definitie:
Een optie houdt het recht in maar niet de verplichting om een welbepaalde hoeveelheid onderliggende activa (aandelen, deviezen, grondstoffen, indexen, …) te kopen (koopoptie, "call-optie" genaamd) of te verkopen (verkoopoptie, "put-optie" genaamd) tegen een bepaalde prijs (de uitoefenprijs) gedurende een welbepaalde periode (Amerikaans type) of op een welbepaalde vervaldag (Europees type). De koper van de optie betaalt de verkoper een premie. Deze premie hangt onder meer af van de vervaldag en de uitoefenprijs van de optie, alsook van de prijs en de volatiliteit van de onderliggende activa.
Wanneer een optie betrekking heeft op een index (index van aandelenkoersen, grondstoffenprijzen, munten, enz.), wordt bij de uitoefening van de optie de onderliggende
1 Voor cliënten van Degroof Petercam Asset Management die een overeenkomst van discretionair vermogensbeheer hebben afgesloten, zijn de bijzondere risico’s en voorwaarden die van toepassing zijn op de afgeleide producten, uitvoeriger beschreven in de bijlage van de overeenkomst van vermogensbeheer over de derivaten.
waarde niet materieel geleverd, maar wordt het verschil betaald (indien positief) tussen de waarde van de index op de dag van de uitoefening en de waarde die in het optiecontract vermeld is.
Opties geven de mogelijkheid om kwantitatief belangrijke posities in te nemen mits een beperkte investering. Zij zijn bijgevolg onderhevig aan een hefboomeffect, dit betekent dat een relatief geringe beweging van de markt een proportioneel grotere weerslag zal hebben op de portefeuille van de belegger. Dit hefboomeffect kan nu eens de winsten dan weer de verliezen van de belegger vermenigvuldigen als de marktschommelingen tegen zijn verwachtingen ingaan.
De meeste georganiseerde markten leggen de emittent (verkoper) van opties een margesysteem op. Voor elke uitgifte (verkoop) van een optie moet de belegger een marge in de vorm van contanten of effecten storten ten belope van een zeker percentage van de waarde van het contract. Aan het einde van elke verhandelingsdag wordt de optie geherwaardeerd en, in geval van een ongunstige marktontwikkeling, moet de emittent (verkoper) van de optie aan extra margeverplichtingen voldoen. Als de belegger de vereiste extra marges niet stort, kan de tussenpersoon zijn positie afsluiten.
Opties kunnen voor diverse doeleinden worden aangewend.
Zij bieden de mogelijkheid om, als onderdeel van een niet-speculatief beheer, de portefeuille tegen eventuele schommelingen in te dekken, door het risico van verlies te beperken tot strikt de prijs die voor de optie betaald werd.
Opties kunnen ook voor meer speculatieve doeleinden worden gebruikt met de bedoeling voordeel te halen uit de schommelingen van de onderliggende waarde, mits een beperkte investering. De opties kunnen in dit geval wegens het hefboomeffect (zie hierboven) grotere risico’s inhouden dan aandelen of obligaties. De risico’s verbonden aan ongedekte verrichtingen op opties (waarbij men de onderliggende waarde niet bezit) zijn theoretisch onbeperkt.
Risico’s:
• Volatiliteitsrisico van de koers, omdat een optie een speculatief beleggingsinstrument is
• Risico van verlies afhankelijk van de wijze waarop en de bedoeling waarmee de optie is gebruikt (zie hierboven). Het hefboomeffect kan de verliezen vermenigvuldigen wanneer de prijsschommelingen van de onderliggende waarde tegen de verwachtingen van de belegger ingaan
• Het risico voor de koper van een optie is beperkt tot de premie die voor deze optie betaald werd
• Het risico voor de verkoper van een call is theoretisch onbeperkt, dit van een verkoper van een put tot de uitoefenprijs beperkt
• Liquiditeitsrisico wanneer de secundaire markt voor de betrokken optie krap is
2. Futures
Definitie:
Een future is een contract om een onderliggende waarde (aandelen, obligaties, deviezen, grondstoffen, indexen, enz.) te kopen of verkopen op een datum en tegen een prijs die bij het sluiten van het contract bepaald werden. De betaling van de onderliggende activa gebeurt pas bij de levering van deze activa.
Wanneer een future betrekking heeft op een index (index van aandelenkoersen, grondstoffenprijzen, munten, enz.), dan wordt de onderliggende waarde niet materieel geleverd, maar wordt het verschil betaald (indien positief) tussen de waarde van de index op de dag van de uitoefening en de waarde die in het futurecontract vermeld is.
Futures geven de mogelijkheid om kwantitatief belangrijke posities in te nemen mits een beperkte investering. Zij zijn bijgevolg onderhevig aan een hefboomeffect, dit betekent dat een relatief geringe beweging van de markt een proportioneel grotere weerslag zal hebben op de portefeuille van de belegger. Dit hefboomeffect kan nu eens de winsten dan weer de verliezen van de belegger vermenigvuldigen als de marktschommelingen tegen zijn verwachtingen ingaan.
De meeste georganiseerde markten leggen de koper en verkoper van futures een margesysteem op. Voor elke transactie (aankoop of verkoop) moeten de partijen een marge storten in de vorm van contanten of effecten ten belope van een zeker percentage van de waarde van de gekochte of verkochte contracten. Aan het einde van elke verhandelingsdag worden de contracten geherwaardeerd en worden ofwel extra marges gevraagd of marges teruggestort, volgens het koersverloop van de betrokken future. Als de belegger de gevraagde extra marges niet stort, kan de tussenpersoon zijn positie afsluiten.
Futures kunnen voor diverse doeleinden worden aangewend.
Zij bieden de mogelijkheid om als onderdeel van een niet-speculatief beheer de portefeuille in te dekken tegen eventuele schommelingen mits een beperkt risico.
Futures kunnen evenwel ook met meer speculatieve bedoelingen worden gebruikt met de bedoeling voordeel te halen uit de schommelingen van de onderliggende waarde, mits een beperkte investering. Zij kunnen in dit geval wegens het hefboomeffect (zie hierboven) grotere risico’s inhouden dan aandelen of obligaties. De risico’s verbonden aan ongedekte verrichtingen op futures zijn theoretisch onbeperkt.
Risico’s:
• Volatiliteitsrisico van de koers, omdat een future een speculatief beleggingsinstrument is
• Risico van verlies afhankelijk, zoals bij de opties, van de wijze waarop en de bedoeling waarmee de future is gebruikt (zie hierboven)
• Liquiditeitsrisico wanneer de secundaire markt van de betrokken future krap is
****