OPLEGNOTITIE CONVENANT BODEMBELEIDONTWIKKELINGSBELEID EN AANPAK SPOEDLOCATIES
OPLEGNOTITIE CONVENANT BODEMBELEIDONTWIKKELINGSBELEID EN AANPAK SPOEDLOCATIES
INLEIDING
Komend voorjaar wordt het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties afgesloten. Dit convenant is een overeenkomst tussen Rijk, Provincies, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In de overeenkomst worden richtlijnen geformuleerd die de verbreding en verdieping van toekomstgericht bodembeleid ondersteunen.
Graag willen we u informeren over dit convenant. Deze oplegnotitie vormt de leidraad bij de conceptversie van het convenant en de kernboodschap. Achtereenvolgens komen aan bod het proces, de prestatie-eisen en verantwoordelijkheden, en de strategische opgaven die voortvloeien uit de intentieverklaring
PROCES
Op 4 januari 2008 heeft Minister Xxxxxx de Tweede Kamer geïnformeerd over het bodembeleid. In deze brief over de dilemma’s in het bodemsaneringsbeleid kondigde zij aan in het voorjaar 2008 een bestuurdersconferentie te beleggen. Tevens spreekt ze in deze brief haar wens uit om gezamenlijk met de decentrale overheden af te spreken prioriteit te leggen bij de aanpak van locaties waarbij sprake is van risico's op het gebied van gezondheid, ecologie en verspreiding van ernstige grondwaterverontreiniging. Hiernaast haalt zij in deze brief ook andere relevante thema’s aan, zoals gebiedsgericht grondwaterbeheer, het ontwikkelen van een beleid voor de ondergrond en de financiering van de bodemsaneringsoperatie.
De op 21 mei getekende intentieverklaring op de toen gehouden bestuurdersconferentie vormt de opmaat voor een toekomstgericht bodembeleid. Het toekomstgerichte bodembeleid kenmerkt zich door vijf hoofdpunten:
1. Verdere decentralisatie van verantwoordelijkheden en uitvoering (zie Regeerakkoord).
2. Sturing via geldstromen vervalt. De sturing gaat verlopen via beleidsafspraken en prestatie-eisen uiteengezet in bestuurlijke overeenkomsten.
3. Verdere integratie van het bodembeleid in de ruimtelijke ordening, waarbij er speciale aandacht is voor spoedlocaties.
4. Verduurzaming van het bodembeleid, namelijk grotere samenhang met energiebeleid, waterbeleid en beleid voor de ondergrond. Bodembeleid op basis van chemische, biologische en fysische parameters.
5. Toenemende ruimtedruk, gepaard gaande met een verdere belasting van het milieu en
dus van de bodem. Deze druk moet gereguleerd en beheerst worden.
4 januari 2008
– brief van Minister Xxxxxx
waarin de bestuurdersconferentie wordt
aangekondigd.
21 mei 2008 - ondertekening intentieverklaring
juni / juli 2008 - regiobijeenkomsten
december 2008
- formatie stuurgroep
NU
april 2009 – ondertekening convenant
januari ’09
mei ’08
juli ’08
december ’09 april ’09
opstellen intentieverklaring
opstellen convenant
opstellen uitvoeringsprogramma
uitvoer convenant
BELEIDSAFSPRAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEID
De vertaling van de doelstellingen en de daaruit voortvloeiende strategische opgaven in concrete afspraken vormen de basis van het convenant. De nieuwe beleidsfase in het bodembeleid geeft aanleiding tot het aanvaarden van meer verantwoordelijkheden door de andere overheden. Het Rijk spitst zich toe op haar kerntaken. Dat betekent ook dat het Rijk de regie op de uitvoering overlaat aan de andere overheden en daarmee grotere beleidsvrijheid van die overheden faciliteert. Budget en ramingen vormen niet langer het sturingsmechanisme, afspraken (via het convenant) worden leidend. Deze nieuwe sturingsafspraken leiden tot nieuwe verhoudingen.
Partijen moeten zich dit realiseren en uitdragen naar de controlerende gremia als de Tweede Kamer, Provinciale Staten en de gemeenteraden.
STRATEGISCHE OPGAVE
Bodembeleid biedt grote kansen voor verduurzaming en verdergaande decentralisatie. Hiervoor zijn wel beleidsaanpassingen nodig. Aandacht voor de kracht en kwetsbaarheid van het systeem in ruimtelijke afwegingsprocessen is op zijn plaats. Bovendien moet worden omgegaan met schaarste door ruimtelijke druk, waardoor beleid voor de ondergrond sterk aan aandacht wint.
Centraal in het verbrede bodembeleid staan de volgende doelstellingen:
1. Het maken van afspraken over het duurzame benutten van de ondergrond en het fourneren van instrumenten hiervoor. In deze context wordt ook vooral gekeken naar het benutten van de ondergrond voor het opwekken van duurzame energie
2. Een betere samenhang tussen waterbeleid en bodembeleid, onder andere op het punt
van de aanpak van grootschalige grondwatersanering en het bevorderen van gebiedsgericht beleid alsmede het tot stand brengen van instrumentarium hiervoor. Daarbij moeten we ons realiseren dat de nieuwe beleidsfase evenzeer betekent dat overgestapt wordt van saneren naar beheren en integreren.
3. Het maken van een aangepaste bestuurlijke taakverdeling, toegesneden op de optimale uitvoering van taken en het accepteren van verantwoordelijkheid voor de realisering van beleid (prestatieafspraken).
4. Het bevorderen van de volksgezondheid en het waarborgen van de veiligheid van mensen en ecosystemen. Hiervoor dient uiterlijk in 2010 de inventarisatie van humane spoedlocaties te zijn uitgevoerd. Uiterlijk 2015 dienen voor deze locaties sanerings- dan
wel beheersmaatregelen te zijn genomen. De inventarisatie van de overige spoedlocaties dient in 2015 te zijn afgerond. Met deze afspraken wordt beoogd om de spoedeisende gevallen globaal grotendeels voor 2015 te saneren of te beheersen. Daarna kan de bodemsaneringsoperatie integraal onderdeel worden van de leefomgevingkwaliteit, economische ontwikkeling of woningbouw.
In het licht van bovenstaande worden in het convenant ook afspraken over middelen opgenomen. Deze afspraken beperken zich tot saneringen met overheidsbetrokkenheid.
Ontwerp reguleringskader ondergrond
Op 21 mei is tijdens de bestuurdersconferentie geconstateerd dat het toenemende gebruik van de ondergrond enige mate van regulering vraagt. Hieraan ten grondslag liggen twee argumenten. Op de eerste plaats de vraag om oog te hebben voor de kwetsbaarheid van het bodemsysteem. Een tweede argument is de ruimtelijke verrommeling van de ond ergrond tot stilstand te brengen.
De totstandkoming van dit reguleringskader is een strategische opgave en komt in het convenant terug in de vorm van vier thema’s:
1. duurzaam gebruik van de ondergrond
2. kennisvergaring en ontsluiting
3. basisregistratie voor de ondergrond
4. warmte-koude opslag
Gebiedsgerichte benadering grondwaterverontreinigingen
De aanpak van verontreinigde bodems integreert in het ruimtelijke beleid. De kansen die bodem en ondergrond bieden worden hierdoor beter benut en de kosten van de bodemsaneringsoperatie verder beperkt. Echter de aanpak van grootschalige grondwaterverontreiniging blijft achter bij deze trend. Deze verontreinigingen vragen een aanpak op een ander schaalniveau ten opzichte van de traditionele gevalsaanpak. Het convenant maakt afspraken om voor de aanpak van deze grootschalige gevallen een verschuiving naar een gebiedsgerichte benadering mogelijk te maken.
Impuls aanpak spoedeisende saneringen
Sinds de ontdekking van Lekkerkerk is de schoonmaakoperatie van bodem en grondwater in volle gang; zo langzamerhand is de Nederlandse bodem gereed voor de gewenste ruimtelijke inrichting. Op een aantal locaties is echter nog altijd sprake van onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid. De Minister heeft in haar kamerbrief van 4 januari 2008 aangegeven op korte termijn, uiterlijk 2015, de saneringsoperatie voor deze locaties te willen afronden.
Met de laatste inzichten van het Landsdekkend Beeld bodemsanering, is het mogelijk een schatting te maken van de resterende maatregelen die op korte termijn nodig zijn om de volksgezondheid te waarborgen. In de kamerbrief van 3 maart 2009 presenteert de Minister het laatste overzicht van aantallen spoedlocaties.
Bestuurlijke arrangementen
Het kabinet wil de taakverdeling transparant maken, taken en verantwoordelijkheden op een passend schaalniveau brengen en de administratieve lasten verlichten. Een aantal van de taken in het Nederlandse bodembeleid zijn reeds naar voornamelijk gemeenten (maar ook provincies) gedecentraliseerd. Met het convenant kan ingezet worden op een decentralisatie van de overige taken naar een passend bestuursniveau. Bestuurders staan voor de strategische opgave om regionale arrangementen met elkaar te ontwerpen en elkaar te monitoren op de uitvoering.