MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9377
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 11-07-2000, nr. 131
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE INZAKE VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie (VUBA) namens het Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten als partij te ener zijde mede namens FNV Bondgenoten, de CNV BedrijvenBond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening als partijen te anderer zijde bij de collec- tieve arbeidsovereenkomst voor de Baksteenindustrie inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2000 CAO93772000
CAO1740 1
Besluit:
I. Trekt in zijn besluit van 6 augustus 1998 (Stcrt. 1998, nr. 150), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindend verklaren van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vrij- willig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie met bijbeho- rende bijlagen, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;
II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 2004 (en voorzo- ver het betreft de artikelen 7 en 10 van de cao en de artikelen 4 en 8 van het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie tot en met 30 juni 2001) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie alsmede de daarbij behorende sta- tuten en het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Werkingssfeer
Deze overeenkomst geldt voor de baksteenindustrie, waaronder wordt verstaan het in een onderneming in Nederland vervaardigen van bak- steen, waaronder te rekenen zowel metselbaksteen als straatbaksteen of daaruit samengestelde elementen, in welke productiestadia, formaten en soorten ook, doch met uitzondering van zuur- en vuurvaste steen.
Artikel 3
Begripsbepalingen
Deze overeenkomst verstaat onder:
Werkgever:
iedere werkgever in de baksteenindustrie.
Werknemer:
iedere werknemer in dienst van een werkgever.
De Stichting:
de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteen- industrie (VUBA).
De regeling:
de regeling Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteen- industrie, zoals neergelegd in het reglement VUBA.
Het reglement:
het reglement inzake Vrijwillig Vervroegd Uittreden uit de Baksteen- industrie.
2
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Baksteenindustrie:
de baksteenindustrie als omschreven in artikel 1 van deze cao.
De administrateur:
de door het Stichtingsbestuur aangewezen organisatie in casu PVF Nederland N.V. te Amsterdam.
De deelnemer:
– de werknemer op wie deze CAO van toepassing is;
– de ex-werknemer op wie de regeling van toepassing was en die in het kader van de Marktevenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991/1992 werkloos is geworden;
en wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.
SV-uitkering:
een ZW-uitkering, AAW/WAO-uitkering, WW-uitkering, of IOAW- uitkering, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering.
Marktevenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991/1992:
de afspraak tussen baksteenfabrikanten inzake het herstellen van evenwicht op de markt.
Sociaal plan:
de overeenkomst tussen partijen betrokken bij de CAO voor de baksteenindustrie, naar aanleiding van de Marktevenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991/1992 waarin onder meer bepaald is dat de werknemers van 57 jaar en ouder die werkloos worden in het kader van de marktevenwichtsregeling, gebruik kunnen maken van de VUT-regeling op het moment waarop zij daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, indien zij niet werkloos zouden zijn gewor- den.
Vroegpensioenregeling:
de voor de werknemers in de baksteenindustrie geldende pensioen- regeling welke voorziet in een periodieke uitkering vóór het berei- ken van de 65-jarige leeftijd.
Dienstjaren:
de jaren gedurende welke een werknemer in dienstverband werk- zaam is geweest bij een werkgever in de baksteenindustrie (de betonprodukten- en/of kalkzandsteenindustrie), alsmede de jaren ge- durende welke een ex-werknemer werkloos is geweest na ontslag in het kader van de marktevenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991/ 1992.
3
Nieuwe regeling:
de regeling zoals omschreven in artikel 7.
Artikel 4
Uitvoering
De uitvoering wordt opgedragen aan de Stichting, die onder zijn verant- woordelijkheid zulks kan delegeren aan de administrateur. Deze uitvoe- ring geschiedt volgens de statuten en het reglement van de Stichting, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken. De werkgever en werknemers zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de Stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de regeling.
Indien de werkgever of de werknemers, ook na aanmaning niet aan deze verplichting voldoen, dan is de Stichting bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.
Artikel 5
Financiering en premieheffing
1. De financiering van de regeling geschiedt door werkgevers en werk- nemers.
2. De Stichting kan subsidies, donaties en andere bijdragen ontvangen van derden ter financiering van de regeling.
3. De totale bijdrage moet door de werkgever aan de Stichting worden betaald. De hoogte van de bijdrage wordt periodiek vastgesteld, bij gezamenlijk besluit door werkgevers- en werknemerspartijen welke betrokken zijn bij deze cao, nadat hierover advies is ingewonnen bij het bestuur van de Stichting. De bijdrage wordt geheven over het heffingsloon. Het heffingsloon bestaat uit het voor de individuele werknemers voor de betreffende periode geldende bruto loon sociale verzekering vermeerderd met het niet als bruto loon sociale verzeke- ring in aanmerking genomen zijnde spaarloon.
4. De bijdrage bedraagt 6% van het heffingsloon van de werknemers tot 35 jaar tot de maand volgend op die waarin ze de 35-jarige leeftijd hebben bereikt en 5% van het heffingsloon van de werknemers van 35 jaar en ouder vanaf de eerste dag van de maand gelegen na de maand waarin ze de 35-jarige leeftijd hebben bereikt.
5. Tot het heffingsloon wordt eveneens gerekend de aanvulling op de WW-uitkering die de ex-werknemers van de werkgever na hun ont- slag in het kader van de Marktevenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991/1992 van de werkgever ontvangen.
4
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
6. Tot het heffingsloon wordt ook gerekend het loon van de niet (meer) voor de werknemersverzekeringen verzekerde directeur/grootaan- deelhouder van een N.V. of B.V., echtgeno(o)t(e), partner en fami- lieleden, dat mee in aanmerking zou zijn genomen als bedoelde ver- plichte verzekeringen voor hen zouden gelden.
7. De werkgever is gerechtigd gedurende de heffingsperiode 1% van het heffingsloon in te houden op het loon van de werknemers tot de maand volgende op die waarin ze de 35-jarige leeftijd hebben be- reikt.
8. De inhouding van de bijdrage op het loon van de werknemers zal zichtbaar worden gemaakt op het loonstrookje.
Artikel 7
Uittreden en aanspraken bij aanvang deelneming na 1 juli 1997 (nieuwe regeling)
1. Volgens de met ingang van 1 juli 1997 geldende regeling heeft aan- spraak op de uitkering krachtens de nieuwe regeling de werknemer die op het moment dat hij gaat deelnemen:
– 62 jaar of ouder is, met dien verstande dat de werknemer per de eerste van de maand volgend op die waarin hij de 62-jarige leef- tijd bereikt kan uittreden;
– en aantoont dat hij in de periode gelegen tussen zijn dertigste ver- jaardag en de aanvangsdatum van de deelneming als werknemer ten minste tien dienstjaren heeft vervuld, waarvan ten minste vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvangsdatum van de deelne- ming;
– en overigens voldoet aan de in het reglement gestelde voorwaar- den.
2. Bij aanvang deelneming na 1 juli 1997 bedraagt de bruto uitkering 50% van 1/12 deel van de uitkeringsgrondslag vastgesteld op de wijze als bedoeld in het reglement.
3. De uitkering zal achteraf, in de tweede helft van iedere kalender- maand, worden betaald.
5
Artikel 8
Aanpassing van de uitkeringen
Indien en voor zover de middelen van de Stichting dit toelaten worden alle bruto uitkeringen als hiervoor bedoeld, tijdens de looptijd aangepast aan een structurele wijziging van de bruto lonen conform de CAO in de baksteenindustrie. Een en ander geschiedt door de administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting.
Artikel 9
Inhoudingen
Door de Stichting wordt op de uitkeringen ingehouden:
a. de verschuldigde loonheffing;
b. het werknemersdeel van de premie Ziekenfondswet indien verschul- digd;
c. het werknemersdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Baksteenindustrie respectievelijk volgens de voor de deelnemer bij zijn laatste werkge- ver geldende pensioenregeling.
Artikel 10
Overgangsregeling behorende bij de nieuwe regeling
1. Voor werknemers die:
– op 1 juli 1997 ten minste de leeftijd van 35 jaar doch niet die van 65 jaar hebben bereikt; en
– op 30 juni 1997 voor onbepaalde tijd als werknemer in dienst waren bij een werkgever in de baksteenindustrie en zulks onaf- gebroken blijven tot de aanvangsdatum van de deelneming; en
– voldoen aan de voorwaarden voor een uitkering op basis van de nieuwe regeling als vermeld in artikel 7, eerste lid,
bestaat een overgangsregeling die voorziet in een aanvullende uitke- ring boven de uitkering uit de nieuwe regeling.
2. Hoogte van de aanvullende uitkering
a. De aanvullende uitkering gaat op zijn vroegst in op de eerste van de maand volgende op die waarin de 62-jarige leeftijd is bereikt, mits op die datum ook gebruik wordt gemaakt van de nieuwe regeling, dan wel later indien op latere leeftijd gebruik gemaakt wordt van de nieuwe regeling.
b. De aanvullende uitkering bedraagt:
Het aantal ontbrekende jaren x Bijbehorend hiaat per ontbrekend jaar x Bruto jaarloon.
Het aantal ontbrekende jaren en het bijbehorende hiaat is afhan-
6
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
kelijk van de leeftijd van de werknemer op 1 juli 1997 en zijn vermeld in een tabel die als bijlage is toegevoegd aan deze CAO. De hoogte van de uitkering wordt niet beïnvloed door uitstel van de ingangsdatum van de aanvullende uitkering.
c. Onder bruto jaarloon wordt in dit verband verstaan: het op de peildatum 1 juli 1997 door de werknemer genoten bruto loon op jaarbasis, inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, ploegen- toeslag, overwerktoeslag met uitzondering van overwerktoeslag voor overwerk dat niet inherent is aan de functie, consignatie- toeslag, en andere vaste loonbestanddelen ter beoordeling van het bestuur, een en ander vermeerderd met de structurele wijzigingen in het bruto loon conform de CAO in de baksteenindustrie over de periode aanvangende op 2 juli 1997 en eindigende bij de aan- vang van de deelneming. De vermeerderingen worden door de administrateur – onder verantwoordelijkheid van het bestuur – vastgesteld. Het bruto jaarloon is ten hoogste gelijk aan 1,5 x het maximumdagloon voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag, zoals dat geldt bij de aanvang van de deelneming.
d. Het bruto jaarloon wordt eenmalig door het bestuur vastgesteld.
3. De werkgever dient de werknemers die in aanmerking wensen te komen voor een uitkering krachtens de overgangsregeling hiertoe bij de administrateur aan te melden op de door de administrateur vast te stellen wijze en binnen de daartoe door de administrateur te bepalen termijn.
Artikel 11
Bijkomende verplichtingen van de Stichting
1. De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:
– het werkgeversdeel van de premie Ziekenfondswet of, indien de deelnemer niet is verzekerd krachtens de Ziekenfondswet, de werkgeversbijdrage in de particuliere ziektekostenverzekering, met als maximum de maximale werkgeversbijdrage in de premie voor de Ziekenfondswet;
– het werkgeversdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Baksteen- industrie. Indien de deelnemer niet verzekerd is bij het Bedrijfs- pensioenfonds, zal de Stichting het werkgeversaandeel in de voor
7
hem geldende pensioenverzekering voor haar rekening nemen tot ten hoogste 1,5 x het bedrag dat als werkgeversaandeel verschul- digd zou zijn indien de deelnemer verzekerd was geweest vol- gens de verplichte pensioenregeling van het Bedrijfspensioen- fonds.
2. De Stichting betaalt aan de deelnemer de overhevelingstoeslag ver- schuldigd ingevolge de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies voor zover betrekking hebbend op de door de Stichting te verstrekken vut- uitkering.
Artikel 12
Pensioenverzekeringen
De op het moment van de uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten pensioenverzekering(en) wordt (worden) volledig tot de pensioendatum door de werkgever voortgezet alsof de deelnemer nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, op voorwaarde dat de deelnemer zijn eventuele bijdrage in de pensioen- premie blijft voldoen, alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. Het deel van de pensioenpremie dat niet door de Stichting wordt vergoed of voor rekening van de deelnemer komt, komt ten laste van de werkgever.
Artikel 13
Aanmelding voor deelneming en opzegging van het dienstverband
1. Om voor een uitkering in aanmerking te komen dient de werknemer:
– zijn dienstverband op te zeggen met inachtneming van een op- zegtermijn van ten minste 3 maanden;
– zich aan te melden bij de administrateur onder overlegging van de vereiste gegevens en wel ten minste 2 maanden vóór aanvangs- datum van de deelneming.
2. De deelneming kan uitsluitend aanvangen op de eerste dag van een kalendermaand.
8
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
STATUTEN
Stichting vrijwillig vervroegde uittreding voor de Baksteenindustrie
Artikel 1
Naam en zetel
De Stichting draagt de naam Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie, verder te noemen de Stichting. De Stichting is gevestigd te Amsterdam en is opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 2
Doel
Het doel van de Stichting is om aan werknemers, die van de in de col- lectieve arbeidsovereenkomst, regelende het vrijwillig vervroegd uittre- den voor de baksteenindustrie, geboden mogelijkheid om vervroegd uit het arbeidsproces te treden gebruik maken, de daarvoor bij reglement vast te stellen uitkeringen te doen.
Artikel 2B
Gelijkstellen met werknemers
Met werknemers als bedoeld in artikel 2 worden gelijkgesteld ex- werknemers uit de Baksteenindustrie die in het kader van de Markt- evenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991 werkloos zijn geworden.
Artikel 3
Begripsbepalingen
De CAO: De collectieve arbeidsovereenkomst, regelende de vrijwillig vervroegde uittreding in de baksteenindustrie.
Partijen bij de CAO:
Werkgeversorganisatie:
Het Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten te De Steeg, gemeente Rheden.
9
Werknemersorganisaties:
– FNV Bondgenoten te Amsterdam;
– CNV BedrijvenBond te Houten;
– De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening te Houten. Baksteenindustrie:
De baksteenindustrie als omschreven in de CAO (werkingssfeer).
Artikel 4
Samenstelling van het bestuur
1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, waarvan worden aangewezen:
– drie leden door het Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten;
– één lid door FNV Bondgenoten;
– één lid door de CNV BedrijvenBond;
– één lid door De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening.
2. De genoemde organisaties benoemen voor elk bestuurslid een plaats- vervanger, die zitting zal nemen in het bestuur bij ontstentenis van het zittend bestuurslid.
3. De leden en plaatsvervangende leden worden voor twee jaren aan- gewezen; zij zijn terstond herbenoembaar.
4. De in lid 1 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar aangewezen bestuursleden en plaatsvervangende bestuurs- leden te vervangen door anderen.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. bedanken;
b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in lid 4 van dit artikel.
Artikel 5
Bevoegdheden van het bestuur
1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervan- gend voorzitter. Het bestuur benoemt voorts een secretaris.
2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de oneven kalenderjaren door werknemersleden.
3. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt in zijn plaats de plaatsvervangend voorzitter op.
10
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de Stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de Stichting.
5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijk- heid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot weder- opzegging benoemde administrateur.
6. Het bestuur is bevoegd één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan één of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen commissies of aan derden. Degene aan wie de bevoegdheid wordt gedelegeerd is voor de uitoefening van die be- voegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur.
Artikel 6
Vergaderingen van het bestuur
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten, doch ten minste éénmaal per jaar.
2. De agenda voor de vergadering wordt ten minste 14 dagen van te voren aan de bestuursleden toegezonden.
3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stel- len vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het be- stuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.
Artikel 7
Besluitvorming
1. Het bestuur kan geen besluiten nemen, indien niet ten minste één van de door de werkgeversorganisatie aangewezen bestuursleden en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden, als genoemd in artikel 4, aanwezig zijn.
2. De besluiten van het bestuur worden, voorzover in deze statuten niet
11
anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitge- brachte stemmen.
Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.
3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergade- ring opnieuw aan de orde gesteld.
Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
4. Over personen wordt schriftelijk gestemd; over zaken xxxxxxxxx, tenzij de meerderheid schriftelijke stemming gewenst acht.
Bij onzekerheid over de vraag of het om een zaak respectievelijk om een persoon gaat, beslist in laatste instantie de voorzitter.
5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluit- vorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen.
Het bepaalde in de voorgaande leden is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voor- stel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.
Artikel 8
Financiën
De financiële middelen van de Stichting bestaan uit:
1. de door de werkgevers en werknemers te betalen bijdragen, als bepaald in de CAO;
2. andere baten.
Artikel 9
Beleggingen
1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 8 worden aangewend:
a. tot het doen van uitkeringen als bedoeld in artikel 2, onder inhou- ding van, ten laste van de uitkeringsgerechtigde komende, pre- mies en loonbelasting;
b. tot het betalen van de premies die ten laste komen van de Stich- ting;
c. tot betaling van c.q. reservering voor kosten, verband houdende met de uitvoering van de werkzaamheden van de Stichting.
2. Voor zover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van
12
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
3. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administra- teur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbeken- tenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
De effecten en andere waardepapieren aan toonder worden bewaard door een door het bestuur aan te wijzen trustinstelling.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 10
Verslag, rekening en verantwoording, begroting
1. Jaarlijks na afloop van het kalenderjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzit- ter en de secretaris van de Stichting ondertekend.
2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
3. De in het eerste lid bedoelde stukken worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van de Stichting;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daar- aan verbonden kosten.
5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
6. Voorafgaand aan ieder kalenderjaar stelt het bestuur een begroting vast. De begroting is voor betrokkenen beschikbaar.
13
Artikel 11
Statutenwijziging en ontbinding
1. Besluiten tot wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de Stichting kunnen slechts worden genomen met driekwart van de stemmen in een vergadering, waarin ten minste tweederde der be- stuursleden aanwezig is.
Indien geen besluit kon worden genomen, omdat het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig was, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen.
Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aan- wezig, dan kan een besluit worden genomen, indien:
– in die vergadering ten minste twee bestuursleden aanwezig zijn, waaronder ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid en
– het besluit wordt genomen met ten minste tweederde van de uit- gebrachte stemmen.
2. Het bestuur treedt op als vereffenaar.
3. De Stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan, indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.
5. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schul- den, aan de overgebleven bezittingen van de Stichting zal worden gegeven.
Deze bestemming zal zoveel mogelijk liggen binnen het doel van de Stichting.
Artikel 12
Reglement
Het bestuur stelt een reglement Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittre- ding voor de Baksteenindustrie vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 13
Tervisielegging
Dit reglement, alsmede de in statuten en reglement aangebrachte wijzi- gingen zullen eerst in werking treden, als een volledig exemplaar van de stukken, onderscheidenlijk van de wijziging daarin, door het bestuur
14
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht te Amsterdam.
Artikel 14
Slotbepaling
In alle gevallen waarin de statuten niet voorzien beslist het bestuur.
15
BIJLAGE II
REGLEMENT
Stichting vrijwillig vervroegd uittreden voor de Baksteenindustrie
Artikel 1
Begripsbepalingen
Werkgever:
iedere werkgever in de baksteenindustrie.
Werknemer:
iedere werknemer in dienst van een werkgever.
Stichting:
De Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteen- industrie (VUBA).
Vut-cao:
Collectieve arbeidsovereenkomst regelende het Vrijwillig Vervroegde Uittreden voor de Baksteenindustrie.
CAO:
De collectieve arbeidsovereenkomst voor de baksteenindustrie.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand, waarin de deelnemer de 65-jarige leef- tijd bereikt.
Baksteenindustrie:
Het in een onderneming in Nederland vervaardigen van baksteen, waaronder te rekenen zowel metselbaksteen als straatbaksteen of daaruit samengestelde elementen, in welke productiestadia, formaten en soorten ook, doch met uitzondering van zuur- en vuurvaste steen.
Administrateur:
de door het Stichtingsbestuur aangewezen organisatie in casu PVF Nederland N.V. te Amsterdam.
Deelnemer:
– de werknemer op wie de Vut-cao van toepassing is;
– de ex-werknemer op wie de Vut-cao van toepassing was en die in het kader van de Marktevenwichtsregeling Baksteen- industrie 1991/1992 werkloos is geworden;
en wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.
Marktevenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991/1992:
de afspraak tussen baksteenfabrikanten inzake het herstellen van het evenwicht op de markt.
Sociaal plan:
de overeenkomst, tussen partijen betrokken bij de CAO, naar aanlei- ding van de Marktevenwichtsregeling Baksteenindustrie 1991/1992 waarin onder meer bepaald is dat de werknemers van 57 jaar en ouder die werkloos worden in het kader van de marktevenwichts-
16
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
regeling, gebruik kunnen maken van de Vut-regeling op het moment waarop zij daarvoor in aanmerking zouden komen, indien zij niet werkloos zouden zijn geworden.
Vroegpensioenregeling:
de voor de werknemers in de baksteenindustrie geldende pensioen- regeling welke voorziet in een periodieke uitkering vóór het berei- ken van de 65-jarige leeftijd.
Dienstjaren:
de jaren gedurende welke een werknemer op grond van een arbeids- overeenkomst werkzaam is geweest bij een werkgever in de baksteen- industrie, (de betonprodukten- en/of kalkzandsteenindustrie) alsmede de jaren gedurende welke een ex-werknemer werkloos is geweest na ontslag in het kader van de marktevenwichtsregeling Baksteen- industrie 1991/1992.
Nieuwe regeling:
de regeling zoals omschreven in artikel 4.
Artikel 2
Vaststelling en betaling van de bijdrage
1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald, de gegevens te verstrekken, die de Stichting nodig heeft om de door de werkgever ingevolge de Vut-cao verschuldigde bijdrage vast te stellen.
2. De werkgever is verplicht de over een kalenderjaar verschuldigde bijdrage te voldoen binnen 14 dagen na de dagtekening van de des- betreffende nota van de Stichting. De Stichting is bevoegd van de werkgever een voorschot te vorderen ter grootte van de bijdrage, die vermoedelijk over het kalenderjaar verschuldigd zal zijn.
Het voorschot moet, tenzij het bestuur anders bepaalt, worden vol- daan in ten hoogste vier gelijke kwartaaltermijnen, te betalen op de eerste dag van ieder kwartaal, met dien verstande, dat de eerste ter- mijn niet eerder vervalt dan 28 dagen na dagtekening van de voorschotnota.
Bij niet tijdige betaling van een voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota opeisbaar.
3. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te
17
stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkge- ver.
4. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. De Stichting is dan bevoegd te vorderen:
– rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
– vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onver- minderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke inter- essen bedoeld in artikel 6:119 jo 120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente door het fonds wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van ƒ 75,–.
5. De werknemers dragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de Vut-cao bij in de financiering van de regeling.
Artikel 4
Uittreden en aanspraken bij aanvang deelneming na 1 juli 1997 (nieuwe regeling)
1. Volgens de met ingang van 1 juli 1997 geldende regeling heeft aan- spraak op de uitkering krachtens de nieuwe regeling de werknemer die, op het moment dat hij gaat deelnemen:
– 62 jaar of ouder is, met dien verstande dat de werknemer per de eerste van de maand volgend op die waarin hij de 62- jarige leeftijd bereikt kan uittreden;
– en aantoont dat hij in de periode tussen zijn dertigste verjaar- dag en de aanvangsdatum van de deelneming als werknemer ten minste 10 dienstjaren heeft vervuld, waarvan ten minste vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvangsdatum van de deelneming;
– en niet in aanmerking komt voor een volledige SV-uitkering;
– en niet in aanmerking komt voor loondoorbetaling tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wet- boek;
– en niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteits- regeling valt;
– en de arbeidsovereenkomst beëindigd heeft door opzegging conform artikel 5 van de CAO;
– en niet in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een arbeidsovereenkomst in de baksteenindustrie;
18
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– en overigens voldoet aan de overige in het reglement gestelde voorwaarden.
2. Bij aanvang deelneming na 1 juli 1997 bedraagt de bruto uitkering 50% van de uitkeringsgrondslag, herleid tot een maandbedrag.
Artikel 5
Uitkeringsgrondslag
1. Als grondslag voor de uitkering geldt het laatstgenoten xxxxx loon in geld op jaarbasis, inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, ploegentoeslag, overwerktoeslag met uitzondering van toeslag voor overwerk dat niet inherent is aan de functie, consignatietoeslag en andere vaste loonbestanddelen ter beoordeling van het bestuur.
2. De uitkeringsgrondslag mag niet hoger zijn dan het bruto loon, zoals dat zou zijn vastgesteld drie jaar vóór aanvang deelneming op basis van het eerste lid, verhoogd met:
– de structurele wijzigingen in het bruto loon over de periode aanvangende drie jaar vóór aanvang deelneming tot aan de aanvangsdatum van de deelneming; en
– 10% van het bruto loon, vastgesteld volgens het reglement, drie jaar vóór aanvang deelneming.
Voorts is de uitkeringsgrondslag ten hoogste gelijk aan 1,5 x het maximum dagloon voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag, zoals dat geldt ten tijde van de aanvang van de deelneming.
Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt het hiervoor bedoelde maximaal in aanmerking te nemen dagloon in ver- houding verlaagd.
Artikel 6
Aanpassing van de uitkeringen
Alle bruto uitkeringen vastgesteld volgens het tweede lid van artikel 4 respectievelijk het tweede lid van artikel 8, worden tijdens de looptijd aangepast aan de structurele wijzigingen van de lonen in de baksteen- industrie. De aanpassingen worden door de administrateur – onder ver- antwoordelijkheid van het bestuur – vastgesteld.
19
Artikel 7
Indienen aanvraagformulier; rechten van een deelnemer
1. De werknemer die gebruik wenst te maken van de oude of de nieuwe regeling dient zich daartoe ten minste 3 maanden voor de gevraagde aanvangsdatum van de deelneming bij de werkgever aan te melden onder opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. Indien zijn verzoek om uitkering door de Stichting niet wordt ingewilligd zal de arbeids- overeenkomst ongewijzigd worden voortgezet. De werkgever dient ervoor te zorgen, dat het daartoe bestemde aanvraagformulier in de derde maand voor de gewenste aanvangsdatum bij de administrateur wordt ingediend. Eerder ingediende aanvraagformulieren worden niet in behandeling genomen en aan de werkgever geretourneerd. De Stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de Stichting aan alle voorwaarden is voldaan.
2. De deelneming zal steeds beginnen op de eerste dag van een kalendermaand.
Artikel 8
Overgangsregeling behorende bij de nieuwe regeling
1. Voor werknemers die:
– op 1 juli 1997 ten minste de leeftijd van 35 jaar doch niet die van 65 jaar hebben bereikt; en
– op 30 juni 1997 voor onbepaalde tijd als werknemer in dienst waren bij een werkgever in de baksteenindustrie en zulks onaf- gebroken blijven tot de aanvangsdatum van de deelneming; en
– voldoen aan de voorwaarden voor een uitkering op basis van de nieuwe regeling als vermeld in artikel 4, eerste lid,
bestaat een overgangsregeling die voorziet in een aanvullende uitke- ring boven de uitkering in de nieuwe regeling.
2. Hoogte van de aanvullende uitkering
a. De aanvullende uitkering gaat op zijn vroegst in op de eerste van de maand volgende op die waarin de 62-jarige leeftijd is bereikt, mits op die datum ook gebruik wordt gemaakt van de nieuwe regeling, dan wel later indien op latere leeftijd gebruik gemaakt wordt van de nieuwe regeling.
b. De aanvullende uitkering bedraagt:
Het aantal ontbrekende jaren x Bijbehorend hiaat per ontbrekend jaar x Bruto jaarloon.
Het aantal ontbrekende jaren en het bijbehorende hiaat zijn af- hankelijk van de leeftijd van de werknemer op 1 juli 1997 en zijn vermeld in een tabel die als bijlage is toegevoegd aan het regle-
20
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ment. De hoogte van de uitkering wordt niet beïnvloed door uit- stel van de ingangsdatum van de aanvullende uitkering.
c. Onder bruto jaarloon wordt in dit verband verstaan: het op de peildatum 1 juli 1997 door de werknemer genoten xxxxx xxxx in geld op jaarbasis, inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, ploegentoeslag, overwerktoeslag met uitzondering van overwerk- toeslag voor overwerk dat niet inherent is aan de functie, consignatietoeslag, en andere vaste loonbestanddelen ter beoor- deling van het bestuur, een en ander vermeerderd met de struc- turele wijzigingen in het bruto loon over de periode aanvangende op 2 juli 1997 en eindigende bij de aanvang van de deelneming. De vermeerderingen worden door de administrateur – onder ver- antwoordelijkheid van het bestuur – vastgesteld. Het bruto jaar- loon is ten hoogste gelijk aan 1,5 x het maximumdagloon inge- volge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag, zoals dat geldt bij de aanvang van de deelneming.
d. Het bruto jaarloon wordt eenmalig door het bestuur vastgesteld.
e. In afwijking van het bepaalde onder c wordt bij de bepaling van het bruto jaarloon van werknemers die op 1 juli 1997 gedeelte- lijk arbeidsongeschikt waren rekening gehouden met het arbeids- ongeschiktheidspercentage van betrokkenen op de ingangsdatum van de aanvullende uitkering
3. De werkgever dient de werknemers die in aanmerking wensen te komen voor een uitkering krachtens de overgangsregeling hiertoe bij de administrateur aan te melden op de door de administrateur vast te stellen wijze en binnen de daartoe door de administrateur te bepalen termijn.
Artikel 9
Inhoudingen
Door de Stichting wordt op de uitkeringen ingehouden:
– de verschuldigde xxxxxxxxxxx;
– het werknemersdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet indien verschuldigd;
– het werknemersdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Baksteenindustrie, respectievelijk volgens de voor de deelnemer bij zijn laatste werkge- ver geldende pensioenregeling.
21
Artikel 10
Bijkomende financiële verplichtingen
1. De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:
– het werkgeversdeel van de premie Ziekenfondswet of, indien de deelnemer niet verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet, de werkgeversbijdrage in de particuliere ziektekostenverzekering met als maximum de maximale werkgeversbijdrage in de premie voor de Ziekenfondswet;
– het werkgeversdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Baksteen- industrie. Indien de deelnemer niet verzekerd is bij het Bedrijfs- pensioenfonds, zal de Stichting het werkgeversaandeel in de voor hem geldende pensioenverzekering voor haar rekening nemen tot ten hoogste 1,5 x het bedrag dat als werkgeversaandeel verschul- digd zou zijn indien de deelnemer verzekerd was geweest vol- gens de verplichte pensioenregeling van het Bedrijfspensioen- fonds.
2. De Stichting betaalt aan de deelnemer de overhevelingstoeslag ver- schuldigd ingevolge de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies, voor zover betrekking hebbend op de door de Stichting te verstrek- ken vut-uitkering.
Artikel 11
Tijdstip van uitkering
De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is, zo nodig onder verrekening van de vermindering als bedoeld in artikel 12 en 13.
Artikel 12
Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten
Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een SV-uitkering, dan dient hij zulks direct te melden aan de Stichting.
De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in SV- uitkering direct aan de Stichting te melden.
22
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 13
Verrichten van arbeid
1. Indien de deelnemer tegen beloning werkzaamheden gaat verrichten, is hij verplicht dit te melden aan de Stichting. De uit deze werkzaam- heden genoten inkomsten worden in mindering gebracht op de door de Stichting ingevolge dit reglement te verstrekken uitkering.
2. Neveninkomsten zijn binnen zekere grenzen toegestaan:
a. neveninkomsten, die al bestaan voor de datum aanvang deelne- ming in de oude of de nieuwe regeling dienen opgegeven te wor- den. Ze worden op de uitkering gekort, tenzij ze zijn aangevan- gen ten minste één jaar voor de datum aanvang deelneming;
b. neveninkomsten, die na aanvang deelneming in de oude regeling ontstaan uit niet op grond van een arbeidsovereenkomst werken buiten de bedrijfstak, worden gekort op de uitkering voor zover neveninkomsten en uitkering tezamen meer bedragen dan de uitkeringsgrondslag;
c. neveninkomsten die ontstaan na aanvang deelneming in de oude regeling en afkomstig zijn uit niet op grond van een arbeidsover- eenkomst werken binnen de bedrijfstak, worden volledig op de uitkering in mindering gebracht;
d. wanneer iemand, die gebruik maakt van de oude regeling op- nieuw een arbeidsovereenkomst aangaat vervalt de uitkering van de Stichting;
e. neveninkomsten die zijn ontstaan na aanvang van de deelneming in de nieuwe regeling worden gekort op de uitkering of de aan- vullende uitkering voor zover de neveninkomsten tezamen met de uitkering, de aanvullende uitkering en het vroegpensioen van de deelnemer meer bedragen dan 75% van de uitkeringsgrondslag.
Artikel 14
Terugvordering/beëindiging
Indien te veel of ten onrechte uitkering van de Stichting is betaald door- dat de deelnemer niet voldeed aan zijn meldingsplicht op grond van arti- kel 12 en/of 13, kan deze uitkering worden teruggevorderd.
Het bestuur is in deze gevallen bevoegd om de uitkering te verminderen of te beëindigen.
23
Artikel 15
Controle
De Stichting zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaar- den.
Artikel 16
Beëindiging uitkering
De uitkering eindigt, behalve in het geval als bedoeld in artikel 14, op de pensioendatum van de deelnemer.
In geval van overlijden van de deelnemer eindigt de vut-uitkering op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond.
In dit geval wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 7:674 van het Burgerlijk Wetboek een overlijdensuitkering ver- strekt.
Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van één maal de hoogte van de vut-uitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond.
Artikel 17
Hardheidsclausule
In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement nemen.
Artikel 18
Verplichtingen tot opgave van gegevens
De werknemer die een verzoek tot vervroegde uittreding indient en zijn werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage benodigde gegevens te verstrekken.
De werknemer die een uitkering ingevolge de regeling geniet, is ver- plicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens, die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft, binnen de hiertoe door de administrateur bepaalde termijn.
24
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 19
Wederkerigheidsovereenkomst inzake vaststelling van het 10-dienstjarencriterium
Bij de vaststelling of is voldaan aan de voorwaarde vermeld in artikel 4, eerste lid, tweede gedachtenstreepje worden, indien noodzakelijk, mede inachtgenomen de bepalingen van de als bijlage bij dit reglement ge- voegde wederkerigheidsovereenkomst. Deze overeenkomst wordt geacht een geheel te vormen met het reglement.
Artikel 21
Slotbepaling
In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
25
BIJLAGE III
als bedoeld in artikel 10, lid 2, onder b van de vut-cao
BAKSTEENINDUSTRIE
Individuele loonstijgingen zijn meegenomen. Beschikbare premie 1,60%
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
Aanvangs- | Te verwerven | Gewenst | Hiaat | Aantal | Hiaat per | |
leeftijd | pensioenperc. | uitkerings- | ontbrekende | ontbrekend | ||
premie- | (62–65 jaar | niveau | jaren | jaar | ||
betaling | v.a. aanvangs- | |||||
leeftijd | ||||||
35 | 25,62% | 25,00% | - 0,62% | 0 | n.v.t. | |
36 | 24,24% | 25,00% | 0,76% | 1 | 0,76% | |
37 | 22,91% | 25,00% | 2,09% | 2 | 1,05% | |
38 | 21,61% | 25,00% | 3,39% | 3 | 1,13% | |
39 | 20,35% | 25,00% | 4,65% | 4 | 1,16% | |
40 | 19,12% | 25,00% | 5,88% | 5 | 1,18% | |
41 | 17,93% | 25,00% | 7,07% | 6 | 1,18% | |
42 | 16,78% | 25,00% | 8,22% | 7 | 1,17% | |
43 | 15,66% | 25,00% | 9,34% | 8 | 1,17% | |
44 | 14,57% | 25,00% | 10,43% | 9 | 1,16% | |
45 | 13,51% | 25,00% | 11,49% | 10 | 1,15% | |
46 | 12,48% | 25,00% | 12,52% | 11 | 1,14% | |
47 | 11,49% | 25,00% | 13,51% | 12 | 1,13% | |
48 | 10,52% | 25,00% | 14,48% | 13 | 1,11% | |
49 | 9,58% | 25,00% | 15,42% | 14 | 1,10% | |
50 | 8,66% | 25,00% | 16,34% | 15 | 1,09% | |
51 | 7,77% | 25,00% | 17,23% | 16 | 1,08% | |
52 | 6,92% | 25,00% | 18,08% | 17 | 1,06% | |
53 | 6,10% | 25,00% | 18,90% | 18 | 1,05% | |
54 | 5,31% | 25,00% | 19,69% | 19 | 1,04% | |
55 | 4,55% | 25,00% | 20,45% | 20 | 1,02% | |
56 | 3,82% | 25,00% | 21,18% | 21 | 1,01% | |
57 | 3,12% | 25,00% | 21,88% | 22 | 0,99% | |
58 | 2,45% | 25,00% | 22,55% | 23 | 0,98% | |
59 | 1,80% | 25,00% | 23,20% | 24 | 0,97% | |
60 | 1,18% | 25,00% | 23,82% | 25 | 0,95% |
26
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IV
OVEREENKOMST INZAKE VASTSTELLING VAN HET 10-DIENSTJARENCRITERIUM
De ondergetekenden,
a. de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteen- industrie;
b. de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Betonwaren- industrie;
c. de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de kalkzandsteen- industrie; hierna te noemen: partijen,
Overwegendeal dat een werknemer op kosten van één van de partijen vervroegd kan uittreden indien hij voldoet aan het in het reglement van de desbetreffende partij aangegeven 10-dienstjarencriterium, dat wijzi- ging van dienstbetrekking of wijziging van de aard der werkzaamheden tot gevolg kan hebben dat de werknemer niet langer voldoet aan dit cri- terium, derhalve niet vervroegd kan uittreden en in zijn arbeidsmobiliteit wordt beperkt, dat partijen de intentie hebben dergelijke gevolgen, ont- staan door verandering van werkzaamheden of werkkring binnen de bedrijfstakken waaraan partijen gebonden zijn zoveel mogelijk weg te nemen, dat de bij de partijen betrokken werknemers- en werkgeversor- ganisaties met de in de vorige overweging genoemde intentie hebben ingestemd, komen het volgende overeen:
Artikel 1
De begripsomschrijvingen als vermeld in de collectieve arbeidsovereen- komsten inzake vrijwillig vervroegde uittreding voor de baksteen- industrie, – voor de betonwarenindustrie en – voor de kalkzandsteen- industrie, zijn ook van toepassing op deze overeenkomst.
Artikel 2
Indien de werknemer die vervroegd wenst uit te treden niet aan het 10dienstjarencriterium voldoet, maar aan dat criterium wel zou voldoen als de in aanmerking komende diensttijd doorgebracht in (één van) de andere bedrijfstakken wordt meegeteld, kan deze werknemer uittreden bij de vut-stichting in wier werkingssfeer de werknemer onmiddellijk voorafgaand aan de gewenste uittredingsdatum werkzaam is.
27
Artikel 3
Indien de werknemer op grond van het in deze overeenkomst bepaalde vervroegd uittreedt, zijn op hem de statuten en/of reglementen van de vut-stichting waarbij hij uittreedt van toepassing, onverminderd het bepaalde in het vorige artikel.
Artikel 4
Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.
Artikel 5
Ieder der partijen is bevoegd de overeenkomst op te zeggen tegen het einde van de looptijd van de van toepassing zijnde CAO inzake ver- vroegde uittreding als genoemd in artikel 1. De opzegging dient te geschieden per aangetekende brief aan elk der overige partijen. De over- eenkomst blijft na het eindigen van de deelneming van een der partijen onverkort van kracht tussen de overige partijen.
Artikel 6
Beëindiging van de deelneming aan de overeenkomst is geen grond voor beëindiging van in het kader van deze overeenkomst ingegane uitkerin- gen.
Artikel 7
De overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 1985.
28
Baksteenindustrie
Vrijwillig Vervroegd Uittreden 2000/2004 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.
V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 5 juli 2000
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
29