Contract
<.. image(Document Cover Page. Document Number: 10133/21 ADD 2. Subject Codes: ECOFIN 632 CADREFIN 326 UEM 169 FIN 507. Heading: BEGELEIDENDE NOTA. Originator: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur. Recipient: de heer Xxxxx XXXXXXXX-XXXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie. Subject: WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE Analyse van het herstel- en veerkrachtplan van België bij het Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor België. Commission Document Number: SWD(2021) 172 final. Preceeding Document Number: Not Set. Location: Brussel. Date: 23 juni 2021. Interinstitutional Files: Not Set. Institutional Framework: Raad van de Europese Unie. Language: NL. Distribution Code: PUBLIC. GUID: 4875848147598618639_0) removed ..>
Raad van de Europese Unie
Brussel, 23 juni 2021 (OR. en)
10133/21
ADD 2
ECOFIN 632
CADREFIN 326
UEM 169
FIN 507
BEGELEIDENDE NOTA
van: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur
ingekomen: 23 juni 2021
aan: de heer Xxxxx XXXXXXXX-XXXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie
nr. Comdoc.: SWD(2021) 172 final
Betreft: WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE Analyse
van het herstel- en veerkrachtplan van België bij het Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor België
Hierbij gaat voor de delegaties document SWD(2021) 172 final.
Bijlage: SWD(2021) 172 final
10133/21 ADD 2 pc
ECOMP.1.A NL
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 23.6.2021
SWD(2021) 172 final
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE
Analyse van het herstel- en veerkrachtplan van België
bij het
Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor België
{COM(2021) 349 final}
NL NL
Inhoudsopgave
2. Vraagstukken op het gebied van herstel en veerkracht Situering 6
2.1. Macro-economische vooruitzichten en ontwikkelingen sinds het landverslag 2020 6
2.2. Uitdagingen in verband met duurzame groei, cohesie, veerkracht en beleid voor de volgende generatie 10
2.3. Uitdagingen in verband met de groene en digitale transitie 13
3. Doelstellingen, structuur en governance van het plan 23
3.1. Algemene strategie van het plan 23
3.2. Uitvoeringsaspecten van het plan 27
4. Samenvatting van de beoordeling van het plan 32
4.1. Alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie 32
4.2. Verband met landspecifieke aanbevelingen en het Europees semester 39
4.3. Groeipotentieel, het scheppen van banen en economische, institutionele en sociale veerkracht, Europese pijler van sociale rechten, verzachting van de gevolgen van de crisis, en sociale territoriale cohesie en convergentie 52
4.4. Het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” 65
4.7. Blijvend effect van het plan 83
4.8. Mijlpalen, streefdoelen, monitoring en uitvoering 86
Bijlage: Klimaat en digitale tagging 99
Referenties 105
De COVID-19-crisis had grote gevolgen voor de Belgische economie en overheidsfinanciën. Na een daling van het bbp met 6,3 % in 2020 zal de economische groei naar verwachting uitkomen op 4,5 % in 2021 en 3,7 % in 2022. De impact van de COVID-19-crisis op de Belgische arbeidsmarkt is grotendeels verzacht door belangrijke ondersteunende beleidsmaatregelen. De groei van de totale werkgelegenheid in de afgelopen jaren werd in 2020 onderbroken en in 2021 wordt een daling van 0,6 % verwacht. De werkloosheid zal naar verwachting stijgen van een historisch laag percentage van 5,4 % in 2019 tot 6,7 % in 2021. Als gevolg van de daling van de economische activiteit en de maatregelen die de regering heeft genomen om de gevolgen van de crisis aan te pakken, is het overheidstekort aanzienlijk verslechterd van 1,9 % van het bbp in 2019 tot 9,4 % in 2020 en is de overheidsschuld gestegen van 98,1 % van het bbp in 2019 tot 114,1 % in 2020.
Om het economisch herstel te ondersteunen, heeft België 5,9 miljard EUR aan niet- terugbetaalbare financiële steun aangevraagd in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Deze financiering biedt de kans om de economische, sociale en territoriale cohesie te versterken, met name de groene en digitale transitie te versnellen, voornamelijk via overheidsinvesteringen en bijbehorende faciliterende hervormingen, en om de belangrijkste uitdagingen aan te pakken. Als gevolg van de hoge overheidsschuld en de beleidskeuzes die de afgelopen decennia zijn gemaakt om minder te sparen op de lopende uitgaven en meer op overheidsinvesteringen, heeft de publieke kapitaalvoorraad een negatieve groei doorgemaakt, waardoor de kwaliteit van de openbare infrastructuur is verslechterd en het economische potentieel op lange termijn is verzwakt. België heeft grote investeringsbehoeften, met name in sociale huisvesting, onderwijs, duurzaam vervoer en energie. Bovendien loopt België achterop op het gebied van digitale infrastructuur en wordt er onvoldoende gebruik gemaakt van digitale overheidsdiensten, hetgeen de productiviteit en innovatie belemmert. Structurele hervormingen op het gebied van pensioenen, belastingen, overheidsuitgaven, de arbeidsmarkt en het ondernemingsklimaat zijn nodig om duurzamere en inclusievere groei te ondersteunen.
Verwacht wordt dat het voorgestelde herstel- en veerkrachtplan van België zal bijdragen tot een doeltreffende aanpak van een aanzienlijk deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen en in de ontwerpaanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone1. Om de kwaliteit en efficiëntie van de overheidsuitgaven te verbeteren, omvat het plan de systematische integratie van uitgaventoetsingen in de cycli voor begrotingsplanning van alle overheidsniveaus. Tegen de achtergrond van stijgende overheidsuitgaven voor pensioenen, voorziet het plan in een pensioenhervorming die erop gericht is de financiële en sociale houdbaarheid van het
1 In afwachting van de definitieve aanneming door de Raad, na goedkeuring door de Europese Raad. De tekst waarover de Eurogroep op 16 december 2020 overeenstemming heeft bereikt, is beschikbaar op: xxxxx://xxxx.xxxxxxxxx.xxxxxx.xx/xxx/xxxxxxxx/XX-00000-0000-XXXX/xx/xxx
pensioenstelsel te verbeteren. Het Belgische herstel- en veerkrachtplan omvat ook diverse maatregelen om de uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te pakken en de sociale en arbeidsmarktintegratie van kwetsbare groepen, zoals mensen met een migratieachtergrond, vrouwen, jongeren, personen met een handicap, gedetineerden en mensen die het risico lopen op digitale uitsluiting, te versterken. In het plan wordt verwezen naar een voorstel voor een brede belastinghervorming, die de financiële negatieve prikkels om te werken in het huidige belastingstelsel zou kunnen aanpakken, het belastingstelsel zou kunnen vergroenen en het gebruik van fossiele brandstoffen zou kunnen ontmoedigen door middel van passende prijssignalen, maar gezien het ontbreken van zowel een duidelijk tijdschema als een verbintenis om de hervorming goed te keuren, kan dit voorstel niet worden opgenomen als een maatregel die door de faciliteit wordt ondersteund. Het plan omvat een hervorming van de belastingregeling voor bedrijfswagens, gericht op de elektrificatie van het wegvervoer. De hervorming zal naar verwachting bijdragen tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, maar resulteert niet in een vermindering van de congestie of een beperking van de budgettaire gevolgen van de regeling.
Het plan biedt een alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de zes in artikel 3 van de Verordening (EU) 2021/241 genoemde beleidspijlers2. 10 van de 17 onderdelen van het Belgische plan houden rechtstreeks verband met de groene transitie en 11 onderdelen hebben betrekking op de digitale transformatie (pijlers 1 en 2). De resterende vier beleidspijlers worden adequaat aangepakt met extra maatregelen om: i) de opleiding en de werkgelegenheid voor kwetsbare groepen te versterken; ii) op alle overheidsniveaus uitgaventoetsingen in te voeren; iii) de economische activiteit te versterken door middel van O&O-steun; iv) te voorzien in infrastructuur voor sociale huisvesting en kinderopvang; v) maatregelen ten uitvoer te leggen om overheidsdiensten te digitaliseren; vi) de onderwijs- en opleidingssystemen te versterken; en vii) het pensioenstelsel te hervormen.
Het plan zal naar verwachting op doeltreffende wijze bijdragen tot het versterken van het groeipotentieel, de werkgelegenheid en de economische, sociale en institutionele veerkracht van België en tot het verzachten van de economische en sociale gevolgen van de COVID-19- crisis, hoewel meer ambitieuze hervormingen zouden hebben geresulteerd in een sterkere directe impact op het scheppen van werkgelegenheid. Het plan zal naar verwachting een positief economisch effect hebben door publieke en private investeringen, met name in duurzaam vervoer en digitale infrastructuur, sociale huisvesting, energie-efficiënte renovatie van gebouwen en infrastructuur voor alternatieve energie, onderzoek en innovatie te ondersteunen. Door bij te dragen aan een groenere en digitale economie is het plan bedoeld om duurzame groei en economische veerkracht te ondersteunen. De aanzienlijke investeringen in de digitalisering van het openbaar bestuur en justitie zullen naar verwachting bijdragen tot een ondernemingsvriendelijk klimaat en aldus het economisch herstel ondersteunen. Bovendien zal
2 Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
het plan naar verwachting ertoe bijdragen vaardighedenmismatches aan te pakken door de onderwijs- en opleidingssystemen te versterken. De nadruk op het verbeteren van digitale vaardigheden en het bevorderen van de toegang tot de arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen zal naar verwachting een positief effect hebben op de werkgelegenheid en bijdragen tot de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de op 7 mei 2020 aangenomen Verklaring van Porto.
Het Belgische plan ruimt een belangrijke plaats in voor de energie-efficiënte renovatie van gebouwen en ondersteunt de decarbonisatie van de energie-, industrie- en vervoersectoren, die grote uitdagingen vormen voor het bereiken van de energie- en klimaatdoelstellingen voor 2030. De bouwsector is verantwoordelijk voor meer dan 30 % van de niet-ETS- broeikasgasemissies in België en scoort laag ten opzichte van de energieprestatie van zijn bestaande woningvoorraad. Het plan omvat aanzienlijke investeringen om de energie-efficiëntie van openbare gebouwen en particuliere en sociale woningen te verbeteren. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat het plan resulteert in een verbetering van het systeem van renovatiesubsidies voor huishoudens om particuliere investeringen te stimuleren. Het plan heeft ook tot doel steun te verlenen aan verschillende schone opkomende energietechnologieën die gericht zijn op decarbonisatie, met name op het gebied van waterstofproductie en -vervoer. Al met al zal het plan, ook al omvat het slechts beperkte investeringen in hernieuwbare energie, naar verwachting bijdragen tot de decarbonisatie van de energiesector. Tot slot zijn er verschillende maatregelen om de biodiversiteit te herstellen, het milieu te beschermen, zich aan de klimaatverandering aan te passen en een meer circulaire economie te ontwikkelen.
Het plan heeft ook tot doel bij te dragen tot de transformatie van de vervoerssector, die 35 % van de niet-ETS-broeikasgasemissies in België genereert. België loopt bovendien achterop op het gebied van elektrische mobiliteit. De verkeerscongestie drukt op de productiviteit en veroorzaakt lokale luchtverontreiniging. Het plan omvat aanzienlijke steun om actieve manieren om zich te verplaatsen te bevorderen en stimuleert het gebruik van openbaar vervoer, met bijzondere aandacht voor het spoor. Het plan ondersteunt ook investeringen in de binnenvaart. Verscheidene maatregelen van het plan zullen naar verwachting ook de elektrificatie van openbaar en particulier vervoer ondersteunen, onder meer door de uitrol van elektrische laadpunten te versnellen. Het plan heeft ook tot doel België beter bestand te maken tegen klimaatverandering door te investeren in een rationeler gebruik van watervoorraden en in de bescherming van de biodiversiteit. De maatregelen in het Belgische herstel- en veerkrachtplan die bijdragen aan de klimaatdoelstellingen, vertegenwoordigen 49,6 % van de totale toewijzing van het plan. Alle maatregelen in het Belgische plan hebben de voorafgaande beoordeling van het beginsel "geen ernstige afbreuk doen" doorstaan.
Bovendien ondersteunen diverse investeringen en hervormingen de digitale transitie, via de digitalisering en de uitrusting van overheidsdiensten en de uitrol van digitale infrastructuur. De versterking van de digitalisering van de economie biedt veelbelovende perspectieven voor het stimuleren van de productiviteit en de innovatiecapaciteit van België. Hervormingen op federaal en regionaal niveau zijn gericht op het wegnemen van knelpunten in de regelgeving voor de uitrol van 5G en infrastructuur voor ultrasnelle connectiviteit, zoals glasvezel. De investeringen zijn gericht op de digitalisering van het openbaar bestuur en
omvatten de uitrol van digitale infrastructuur. Tot slot zijn sommige investeringen gericht op het versterken van de algehele cyberweerbaarheid en de cybercrisisparaatheid van de Belgische samenleving. De maatregelen in het Belgische herstel- en veerkrachtplan die bijdragen aan de digitale transitie, vertegenwoordigen 26,6 % van de totale toewijzing van het plan.
Het Belgische plan zal naar verwachting voor een groot deel een blijvend effect hebben, dat door meer ingrijpende, aanvullende hervormingen versterkt had kunnen worden. De hervormingen die in het herstel- en veerkrachtplan worden voorgesteld, zullen naar verwachting bijdragen tot een duurzame aanpak van belangrijke economische uitdagingen en gevolgen voor instellingen en beleid. Aangezien sommige hervormingen in het plan in vrij algemene termen worden beschreven, is het echter moeilijk om hun volledige effecten op de lange termijn in te schatten. De hervorming van het pensioenstelsel is hiervan een voorbeeld. Hoewel in het plan wordt verwezen naar een voorstel voor een brede belastinghervorming, die negatieve prikkels om op permanente basis te werken zou kunnen wegnemen en de belastingen zou kunnen verschuiven naar energieproducten om passende prijssignalen af te geven, bevat het plan geen vaste toezegging voor de goedkeuring van deze hervorming. Naar verwachting zal België echter ook profiteren van belangrijke overloopeffecten van herstelplannen van andere lidstaten.
Tot slot bevat het plan een grotendeels samenhangende reeks hervormingen en investeringen. Het plan had het potentieel van sommige investeringen echter beter kunnen benutten door middel van verdergaande aanvullende hervormingen en in sommige gevallen hadden de maatregelen coherenter en meer wederzijds versterkend kunnen zijn.
België heeft organisatorische regelingen voorgesteld om ervoor te zorgen dat de uitvoering van het plan doeltreffend kan worden gemonitord en heeft aangetoond dat de geraamde kosten van het plan redelijk en aannemelijk zijn. Hoewel de governancestructuur en de organisatorische regelingen voor de uitvoering van het plan complex zijn, zorgen zij ervoor dat de verantwoordelijke actoren worden betrokken bij het toezicht op, de verslaglegging over en de administratieve follow-up van de hervormingen en investeringen die onder hun verantwoordelijkheid vallen. De interfederale coördinatie tussen de betrokken entiteiten wordt zowel op politiek als op administratief niveau gewaarborgd. De toezichtindicatoren zijn over het algemeen voldoende duidelijk en uitgebreid om te waarborgen dat de voltooiing ervan kan worden getraceerd en gecontroleerd. De gekozen mijlpalen en streefdoelen hebben betrekking op de belangrijkste elementen van de maatregelen en kunnen als zodanig relevant worden geacht voor de uitvoering ervan. De kostprijsberekening in het plan is grotendeels gedetailleerd en duidelijk. Voor een grote meerderheid van de maatregelen zijn er voldoende gedetailleerde informatie en uitgebreide bewijsstukken waaruit blijkt dat de geraamde totale kosten van het plan redelijk en aannemelijk, in overeenstemming met het beginsel van kostenefficiëntie en evenredig zijn. De afzonderlijke onderdelen verschaffen in de regel niet altijd gedetailleerde informatie over aanvullende investeringen uit andere EU-fondsen. Derhalve is een adequate mijlpaal in het plan opgenomen om te zorgen voor de coördinatie tussen alle entiteiten om dubbele financiering te voorkomen.
Tabel 1 – Ratings ontvangen door het Belgische herstel- en veerkrachtplan volgens de elf criteria
(1) Evenwichtig antwoord | (2) Landspecifi eke aanbevelin gen | (3) Groei, banen… | (4) “Geen ernstige afbreuk doen aan” | (5) Groene doelstellin g | (6) Digitale doelstellin g | (7) Blijvende effecten | (8) Mijlpalen & streefdoele n | (9) Kostenbere kening | (10) Controlesy stemen | (11) Coherentie |
A | A | A | A | A | A | A | A | B | A | B |
2. VRAAGSTUKKEN OP HET GEBIED VAN HERSTEL EN VEERKRACHT SITUERING:
2.1. Macro-economische vooruitzichten en ontwikkelingen sinds het landverslag 2020
In het macro-economische scenario dat aan het stabiliteitsprogramma en het herstel- veerkrachtplan (RRP) van België ten grondslag ligt, wordt uitgegaan van een reële bbp- groei van 4,1 % in 2021 en 3,5 % in 2022, na een historische daling van 6,3 % in 2020 als gevolg van de COVID-19-crisis. Aangezien de export goed is voor meer dan 80 % van het bbp van België, had de open Belgische economie had bijzonder te lijden onder de beperkingen van het vrij verkeer van goederen en personen, die hebben geresulteerd in ernstige verstoringen van de toeleveringsketen3. De macro-economische prognoses van het herstel- en veerkrachtplan zijn gebaseerd op de laatste prognoses van het Federaal Planbureau, die in februari 2021 zijn opgesteld. De groei zal naar verwachting worden ondersteund door het herstel van de binnenlandse vraag (overheidsconsumptie en particuliere investeringen & consumptie). Verwacht wordt dat de bijdrage van de netto-uitvoer aan de bbp-groei gedurende de gehele prognoseperiode licht negatief zal zijn, aangezien de invoer sterker zou herstellen dan de uitvoer. Daarna zou de reële bbp-groei in 2022 afnemen tot 3,5 % en in 2024 convergeren naar 1,5 %. Na een daling met 7,7 % in 2020 zou de particuliere consumptie in 2021 met 6,1 % toenemen. De koopkracht van de huishoudens werd gehandhaafd door overheidssteun tijdens de crisis, hetgeen heeft geleid tot een stijging van de spaarquote tot 20,3 % in 2020. Het spaarquote zou afnemen tot 16,3 % in 2021. Wat de investeringen van ondernemingen betreft, verwacht het Federaal Planbureau dat het herstel daadwerkelijk in 2022 begint na een trage groei van 1 % in 2021.
De macro-economische prognoses van het Belgische herstel- en veerkrachtplan zijn grotendeels in overeenstemming met de voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie. Volgens de voorjaarsprognoses zal de bbp-groei naar verwachting uitkomen op 4,5 % in 2021 en 3,7 % in 2022. De belangrijkste verschillen met de in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen prognose van het Federaal Planbureau vloeien voort uit de opname van het effect van het herstel- en veerkrachtplan en uit nieuwe gegevens die sinds de prognose van het Federaal Planbureau beschikbaar zijn, met name de herziening van de cijfers voor 2020. De investeringen werden zwaar getroffen door de COVID-19-crisis in 2020. De krachtige opleving in de tweede helft van
3 Zie Annual Single Market Report 2021 (jaarverslag over de eengemaakte markt), 5.5.2021, SWD(2021) 351 final.
het jaar beperkte echter de daling op jaarbasis tot -6,9 %. Volgens de voorjaarsprognoses van de Commissie zullen de verbetering van het ondernemersvertrouwen, de gunstige financieringsvoorwaarden en de inwerkingtreding van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) investeringen blijven schragen, ondanks mogelijke problemen met betrekking tot solvabiliteit en liquiditeit. Voorts wordt verwacht dat een toename van de overheidsconsumptie in 2021 zal bijdragen tot de bbp-groei. Dankzij de sterke externe omgeving zal de uitvoer zich herstellen. Na het herstel van de binnenlandse vraag en de uitvoer zal de invoer naar verwachting ook een sterk herstel kennen. Verwacht wordt dat het reële bbp in de eerste helft van 2022 zijn niveau van vóór de crisis zal bereiken.
Wat de arbeidsmarkt betreft, hebben de maatregelen ter ondersteuning van de werkgelegenheid en het bedrijfsleven ervoor gezorgd dat de werkgelegenheid over het algemeen stabiel bleef en faillissementen op een laag niveau bleven. Het geleidelijk aflopen van sommige van deze maatregelen zal naar verwachting bijdragen tot een toename van het aantal faillissementen. Het Federaal Planbureau voorspelt een stijging van de werkloosheid van 5,6 % in 2020 tot 6,8 % in 2021 en 2022, alvorens in lijn met de economische groei te verbeteren tot 5,3 % in 2026. Volgens de voorjaarsprognoses van de Commissie zal de werkloosheid naar verwachting uitkomen op 6,7 % in 2021 en 6,5 % in 2022.
De daling van de economische bedrijvigheid en de energieprijzen heeft de GICP-inflatie op jaarbasis gedrukt van 1,2 % in 2019 tot 0,4 % in 2020. In overeenstemming met de verwachte opleving van zowel de olieprijzen als de economische bedrijvigheid zal de GICP-inflatie volgens de voorspellingen van de Commissie op jaarbasis naar verwachting stijgen tot 1,8 % in 2021. Vervolgens wordt verwacht dat de inflatie zal vertragen tot 1,5 % in 2022, naarmate de energieprijzen zich stabiliseren. Het Belgische Federaal Planbureau verwacht dat de GICP in 2021 en 2022 zal uitkomen op 1,5 %, en vervolgens op 1,7 % in 2023 en 2024. Al met al is het in het Belgische plan gepresenteerde macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses voor 2021 en 2022 in het stabiliteitsprogramma 2021 ten grondslag ligt, realistisch, op basis van plausibele macro-economische aannames in vergelijking met de voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie.
De COVID-19-crisis heeft bijgedragen tot een verslechtering van de financiële situatie van Belgische ondernemingen. Een groot aantal niet-financiële ondernemingen werd geconfronteerd met uitputting van hun liquiditeitsbuffers als gevolg van een plotselinge stopzetting van hun activiteiten, die niet werd gecompenseerd door een gelijkwaardige vermindering van hun financiële verplichtingen. Naar aanleiding van de COVID-19-pandemie zijn maatregelen genomen om het economische weefsel van het land in stand te houden, met name door maatregelen vast te stellen om de liquiditeit van ondernemingen te ondersteunen en het aantal faillissementen te beperken. Deze uitgebreide steunmaatregelen van de overheid hebben bijgedragen tot het verzachten van de negatieve effecten. In een recente analyse werd geraamd dat de ondersteunende beleidsmaatregelen deze liquiditeitsproblemen hebben verlicht en het aandeel van ondernemingen met een rechtstreeks liquiditeitstekort hebben teruggebracht van 20 % tot 15 % (Nationale Bank van België, 2021a). Niettemin is het zeer waarschijnlijk dat een groot deel van de ondernemingen de herstelperiode zal beginnen met druk om schulden af te
bouwen, wat negatieve gevolgen kan hebben voor hun vermogen om investeringsplannen uit te voeren.
Huishoudens zijn financieel minder getroffen door de COVID-19-pandemie dan de bedrijven. In de eerste 11 maanden van 2020 namen de besparingen van huishoudens, afgemeten aan bankdeposito’s, toe met 18,1 miljard EUR (tegenover een gemiddelde stijging van 12,1 miljard EUR tussen 2011 en 2019). In dezelfde periode zijn de huizenprijzen blijven stijgen, naast het gemiddelde bedrag aan vastgoedleningen. De stijging van de huizenprijzen deed zich voor ondanks een aanscherping van de kredietvoorwaarden door banken, waaronder strengere vereisten met betrekking tot de leenquotiteit. Over het geheel genomen lijkt de financiële situatie van de Belgische huishoudens gezond, hoewel er nog steeds verschillen tussen de huishoudens bestaan. Hoewel het belasting- en uitkeringstelsel, in combinatie met de noodmaatregelen die door de verschillende overheidsniveaus zijn genomen om het inkomen van huishoudens te beschermen en de economische activiteiten te ondersteunen, een belangrijke rol heeft gespeeld bij het opvangen van de gevolgen van de economische neergang4, bestaat het risico dat sommige bevolkingsgroepen met een reeds zwakke financiële positie als gevolg van de crisis nog kwetsbaarder worden.
De COVID-ID-crisis heeft ook grote gevolgen gehad voor de Belgische overheidsfinanciën. Volgens de prognoses van het RRP is het overheidstekort verslechterd van 1,9 % van het bbp in 2019 tot 9,7 % in 2020 als gevolg van de daling van de economische activiteit en de maatregelen die de regering heeft genomen om de gevolgen van de crisis aan te pakken. Verwacht wordt dat het tekort in 2021 zal verbeteren tot een nog steeds aanzienlijk tekort van 7,0 %. De overheidsschuld zal naar verwachting stijgen van 98,1 % van het bbp in 2019 tot 114,8 % in 2020 en tot 115,9 % in 2021. De prognoses van de Commissie zijn hiermee vergelijkbaar, met een tekort van 7,6 % in 2021 en een overheidsschuld van 115,3 %.
Volgens de huidige beoordeling wordt België op korte, middellange en lange termijn geconfronteerd met grote risico’s voor de houdbaarheid van de begroting. De risico’s op korte termijn vloeien voort uit de scherpe verslechtering van de overheidsfinanciën in 2020 en de daaruit voortvloeiende toename van de financieringsbehoefte tot 26 % van het bbp (Europese Commissie, 2021) De financieringsbehoefte zou echter moeten dalen tot ongeveer 21 % van het bbp in 2021-2022. Bovendien beperkt de “AA”-overheidsrating van de drie grote ratingbureaus en de historisch lage spreads voor overheidsobligaties de kortetermijnrisico’s. De hoge risico’s op de middellange termijn weerspiegelen het feit dat, volgens de aannames van het basisscenario de overheidsschuld gedurende tien jaar boven de 120 % van het bbp zou blijven, met een piek
4 De bevindingen in Christl e.a. (2021) aan de hand van het EUROMOD-model laten zien dat het belasting- en uitkeringstelsel in België ongeveer 82 % van de schok in marktinkomen heeft opgevangen, waarbij meer dan de helft van het dempende effect het gevolg was van regelingen voor geldelijke vergoedingen. Zie ook Xxxxxxx e.a. (2020).
van 125 % in 2027. Alternatieve scenario’s, zowel gunstige als ongunstige, bevestigen deze risico’s.
Op middellange termijn zal België een geleidelijke begrotingsconsolidatie nodig hebben om de overheidsfinanciën structureel te verbeteren. Al vóór de uitbraak van de coronaviruspandemie had België een hoge overheidsschuld en werd het land op middellange termijn geconfronteerd met grote houdbaarheidsuitdagingen. Wanneer de economische omstandigheden dit toelaten, moet met begrotingsbeleid ernaar gestreefd worden een prudente begrotingssituatie op middellange termijn te bewerkstelligen.
De begrotingsstrategie van de regering voor de komende jaren, zoals aangekondigd in het regeerakkoord van de federale regering, voorziet in de tenuitvoerlegging van een begrotingsregel met een vaste en variabele component. Dit is begrijpelijk in het huidige klimaat van grote economische onzekerheid. Gezien de reeds bestaande budgettaire uitdagingen blijft het echter belangrijk dat de begroting op middellange termijn houdbaar blijft, ook in een klimaat van tegenvallende economische groei in de komende jaren.
In de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden van 2021 zijn voor België geen onevenwichtigheden vastgesteld. Op het geactualiseerde scorebord, dat de cijfers tot en met 2019 bevat, liggen twee van de veertien kernindicatoren, namelijk de indicatoren voor de schuld van de particuliere sector en de overheidsschuld boven de indicatieve drempelwaarde. De schuldenlast van de particuliere sector bleef in 2019 ruim boven de drempelwaarde en zal naar verwachting in 2020 verder stijgen tot ongeveer 200 % van het bbp. Dit is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de schuldenlast van de huishoudens, die grotendeels de hypotheekschuld weerspiegelt en die in 2019 is blijven stijgen als gevolg van een positieve nettokredietstroom. Na in het eerste halfjaar te zijn gedaald ten gevolge van de lockdown- en beperkende maatregelen, zullen de investeringen in woningen naar verwachting in de tweede helft van 2020 weer aantrekken. De huizenprijzen zijn in 2019 gestegen en er zijn tekenen van mogelijke overwaardering. De reeds hoge overheidsschuld is aanzienlijk gestegen naar aanleiding van de COVID-19-crisis. Eind 2020 bedroeg de overheidsschuld 114,1 % van het bbp, 16 procentpunten meer dan in het voorgaande jaar. Evenzo is de schuldenlast van de overheid en van de particuliere sector als gevolg van de COVID-19-crisis toegenomen en geeft deze ontwikkeling aanleiding tot monitoring. In haar algehele beoordeling achtte de Commissie het niet nodig over te gaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de procedure voor macro- economische onevenwichtigheden 2021.
Tabel 2: Vergelijking van de macro-economische ontwikkelingen en prognoses
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |||||
COM | COM | RRP | COM | RRP | COM | RRP | RRP | RRP | RRP | RRP | ||
Reëel bbp (verandering in %) | 1,8 | -6,3 | -6,2 | 4,5 | 4,1 | 3,7 | 3,5 | 1,7 | 1,5 | 1,3 | 1,1 | |
Werkgelegenheid (verandering in %) | 1,6 | 0 | -0,1 | -0,6 | -0,6 | 0,8 | 0,6 | 1,0 | 0,9 | 0,7 | 0,6 | |
Werkloosheidspercentage | 5,4 | 5,6 | 5,6 | 6,7 | 6,8 | 6,5 | 6,8 | 6,3 | 5,7 | 5,5 | 5,3 | |
GICP-inflatie | 1,2 | 0,4 | 1,8 | 1,5 | ||||||||
Overhei dssaldo (% van het bbp) | -1,9 | -9,4 | -9,7 | -7,6 | -7,0 | -4,9 | -5,0 | -5,0 | -5,1 | -5,0 | -5,2 | |
Overhei dsschuld (% van het bbp) | 98,1 | 114,1 | 114,8 | 115,3 | 115,9 | 115,5 | 115,7 | 117,1 | 118,8 | 120,6 | 122,6 | |
Bron: [Voorjaarsprognose van de Commissie 2021] (COM); Herstel- en veerkrachtplan (RRP) |
2.2. Uitdagingen in verband met duurzame groei, cohesie, veerkracht en beleid voor de volgende generatie
Om het volledige economische groeipotentieel te verwezenlijken, moeten verschillende uitdagingen worden aangepakt. De prestaties van de Belgische economie zijn de afgelopen jaren gematigd geweest en de COVID-19-crisis brengt op korte termijn nieuwe uitdagingen met zich mee. Tegelijkertijd biedt de crisis de gelegenheid om de overgang naar een duurzamere en digitale economie te versnellen.
Structurele hervormingen en goed gerichte investeringen in groene en digitale infrastructuur en vaardigheden zullen naar verwachting bijdragen tot een duurzamere en inclusievere groei. Er worden weliswaar extra investeringen gedaan in het openbaar vervoer, maar er blijven belangrijke groene investeringen nodig in mobiliteit, huisvesting en energie. Bovendien loopt België achterop op het gebied van digitale infrastructuur en wordt er onvoldoende gebruik gemaakt van digitale overheidsdiensten, hetgeen de productiviteit en innovatie belemmert. Structurele hervormingen op het gebied van belastingen, de arbeidsmarkt en het ondernemingsklimaat zijn nodig om de groene en digitale transitie te ondersteunen door knelpunten aan te pakken, milieuschadelijke subsidies weg te nemen en de juiste prijssignalen af te geven.
De COVID-19-crisis heeft de reeds slechte arbeidsmarktresultaten van de meest kwetsbare groepen verslechterd. De maatregelen die zijn genomen om de gevolgen van de crisis op de arbeidsmarkt op te vangen, zijn echter vrij doeltreffend gebleken en hoewel de crisis de expansie van de Belgische arbeidsmarkt heeft afgeremd heeft de verwachte stijging van de werkloosheid zich niet heeft voltrokken. Volgens de prognoses van de Nationale Bank van België zal de werkloosheid in 2022 naar verwachting een piek bereiken van 6,0 % (in vergelijking met het historisch dieptepunt van 5,4 % in 2021) (Nationale Bank van België, 2021b). De gevolgen van de crisis zullen evenwel naar verwachting tot uiting komen in een groter aantal werkzoekenden, maar ook in een toenemend aantal ontmoedigde werknemers die de arbeidsmarkt verlaten of niet tot de arbeidsmarkt toetreden als gevolg van de afnemende arbeidskansen. Personen die reeds
vóór de pandemie moeite hadden om werk te vinden, zoals laaggeschoolden, jongeren, mensen met een migrantenachtergrond (met name vrouwen die niet in de EU geboren zijn) en mensen met een handicap, zullen naar verwachting geconfronteerd worden met een verdere verslechtering van hun positie op de arbeidsmarkt.
Ondanks de crisis blijft de vraag naar arbeid in België sterk, zoals blijkt uit het hoge vacaturepercentage, dat in het vierde kwartaal van 2020 stabiel bleef op 2,9 %. Werkgevers melden dat zij moeite hebben om werknemers met de juiste vaardigheden te vinden. Er zijn aanzienlijke tekorten voor beroepen in de sectoren vakspecialisten, techniek en natuurwetenschappen als gevolg van het lage aantal afgestudeerden in natuurwetenschappen, technologie, techniek en wiskunde (STEM). Ook in de gezondheidszorg, de bouwsector, het onderwijs en de opleidingen vallen er tekorten waar te nemen. Bovendien blijft de deelname aan een leven lang leren met 8,2 % laag, hoewel bij- en omscholing een essentiële voorwaarde is voor een succesvolle digitale en groene transitie.
De COVID-19-crisis heeft de algemene onderwijsresultaten doen dalen, maar ook de reeds grote ongelijkheden verergerd in de onderwijsresultaten van kwetsbare lerenden, met inbegrip van lerenden met een lage sociaal-economische en migratieachtergrond, vergroot. De crisis heeft ook gevolgen gehad voor het welzijn van jongeren, waardoor het risico op schooluitval toeneemt. Cruciale hervormingen om de prestaties en rechtvaardigheid van de onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren, zijn eveneens uitgesteld. Uit afstandsonderwijs is gebleken dat er behoefte is aan een kwalitatief hoogwaardig ecosysteem voor digitaal onderwijs, met name door te zorgen voor een doeltreffende lerarenopleiding en gelijke toegang tot digitaal onderwijs van hoge kwaliteit en de leeromgeving daarvan. Er is een gevoel van urgentie om digitale vaardigheden en competenties in alle leerplannen op te nemen. Het aanpakken van het tekort aan goed gekwalificeerde leerkrachten, het aantrekkelijker maken van hun beroep en doeltreffend investeren in de initiële lerarenopleiding en permanente bijscholing van leerkrachten zijn cruciaal en zullen bijdragen tot het aanpakken van bovengenoemde problemen en noodzakelijke hervormingen.
Het gebrek aan voldoende geschoolde werknemers, hoge loonkosten, complexe arbeids- en belastingwetten en regelgevingsbeperkingen wegen op investeringen, productiviteit en groei. Een aanzienlijke particuliere kapitaalaccumulatie en sterke innovatieprestaties in sommige sectoren (farmaceutica, mineralen, chemie) hebben bijgedragen tot een relatief hoog productiviteitsniveau in België5. Reeds voor de crisis was de productiviteitsgroei in België echter vertraagd ten opzichte van de buurlanden (Dumont, 2021). Bovendien wijzen de vooruitzichten voor bedrijfsinvesteringen, na een hoog (particulier) investeringstempo vóór de crisis, op een langzaam herstel in een context van grote onzekerheid. Het gebrek aan voldoende geschoolde arbeidskrachten in sommige sectoren, zoals in de bouwsector met het oog op de renovatiegolf en
5 Belgische bedrijven in de markteconomie zijn gemiddeld 44 % productiever dan vergelijkbare ondernemingen in Europa (Xxxxx, X. e.a., 2020)
het relatief hoge niveau van arbeidskosten vormen belangrijke belemmeringen voor investeringen. Bovendien wegen de complexiteit van de belasting- en arbeidswetgeving en de belemmerende regelgeving in de dienstensector op de investeringen en het concurrentievermogen en leiden zij tot een lage ondernemingsdynamiek.
Zwakke beleidscoördinatie en -evaluatie dragen bij tot een hoge administratieve en regeldruk die het concurrentievermogen negatief beïnvloedt. Inefficiënte coördinatie tussen overheidsniveaus leidt tot een complex regelgevingsklimaat en weegt op de uitvoering van een bepaald aantal beleidsmaatregelen. Bovendien kan het gebrek aan doeltreffende evaluatie in het beleidsvormingsproces van invloed zijn op de kwaliteit van de regelgeving en bijdragen tot de hoge administratieve en regeldruk. De efficiëntie van het openbaar bestuur kan worden versterkt, onder meer door een grotere personeelsbezetting bij handhavingsinstanties op het gebied van justitie, regelgeving, markttoezicht en mededinging.
De goede innovatieprestaties van België berusten op enkele sectoren en op een beperkt aantal bedrijven, wat een bron van kwetsbaarheid kan zijn. België staat op de 6e plaats van het EU-innovatiescorebord van 2020 en kwalificeert als een “sterke innovator”. Particuliere O&O-investeringen zijn relatief hoog, en hoewel deze voornamelijk geconcentreerd zijn in een beperkt aantal multinationale ondernemingen, worden ze ook in aanzienlijke mate gedaan door kmo’s, die 0,7 % van het bbp in O&O-activiteiten investeerden. De publieke O&O-intensiteit is evenwel nog steeds lager dan die van vergelijkbare lidstaten. De efficiëntie van het hoge niveau van overheidssteun voor O&O door het bedrijfsleven is niet bewezen. De kloof tussen de best en de slechtst presterende bedrijven wordt groter, wat zou kunnen duiden op een onvoldoende verspreiding van de technologische vooruitgang (Nationale Bank van België, 2017). Uit recente analyses blijkt ook dat innovatieve bedrijven minder door de crisis worden getroffen (Xxxxxxx Xxxxxx e.a., 2021).
De COVID-19-crisis had een negatief effect op de kredietverlening aan ondernemingen, maar de geleidelijke afschaffing van maatregelen ter ondersteuning van de liquiditeit, met name het kredietmoratorium, heeft zonder flankerende maatregelen niet geleid tot een toename van wanbetalingen. De kredietverlening aan ondernemingen groeide van februari tot september 2020 met 2,8 %, terwijl de eurozone profiteerde van een stijging van 6.4 procentpunten. Dit kan deels het gevolg zijn van de Belgische garantieregeling voor leningen ter ondersteuning van ondernemingen in de vorm van staatsgaranties voor nieuwe kortetermijnleningen. Deze regeling werd relatief laat uitgevoerd en was niet bijzonder aantrekkelijk in vergelijking met soortgelijke regelingen in andere lidstaten. Het tussen de Belgische autoriteiten en de banksector overeengekomen moratorium op aflossingen van leningen kon rekenen op een aanzienlijke respons. De leningen in het kader van niet-verstreken en verlopen betalingsuitstelregelingen vertegenwoordigden respectievelijk 0,9 % en 4,0 % van alle leningen aan de particuliere sector in december 2020. Er moet een balans worden gevonden tussen het te lang verlengen van steunmaatregelen, met het risico van zombiebedrijven, het vertragen van de tijdige erkenning van verliezen in de banksector en het verspillen van overheidsmiddelen, en het te snel beëindigen van deze maatregelen, wat tot een buitensporig aantal wanbetalingen zou kunnen leiden. De versterking van het eigen vermogen van
levensvatbare ondernemingen is daarom van cruciaal belang om een golf van faillissementen te voorkomen. Een andere belangrijke maatregel is het verbeteren van de efficiëntie van het insolventiekader.
2.3. Uitdagingen in verband met de groene en digitale transitie
Er zijn verdere inspanningen nodig om ervoor te zorgen dat België op de weg is naar het bereiken van de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050. De uitstoot van broeikasgassen in België lag in 2019 13 % onder het niveau van 2005, tegenover een streefcijfer van -15 % voor 2020. Het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaatplan (NECP) bevat aanvullende maatregelen die, indien zij worden uitgevoerd, de kloof bijna moeten overbruggen om de reductiedoelstelling van -35 % voor 2030 te halen. In de sector Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) is België voornemens de "geen debet"-toezegging uiterlijk in 2030 in acht te nemen en zal de sector naar verwachting in de periode tot 2030 een nettokoolstofput blijven. De nationale langetermijnstrategie bevat evenwel geen reductiestreefcijfer, maar de gecumuleerde totale entiteitspecifieke maatregelen in de niet-ETS-sectoren zullen naar verwachting leiden tot binnenlandse reducties van 85 tot 87 % tegen 2050 ten opzichte van 2005.
België ligt niet op koers om zijn doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie te halen. Het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het eindenergieverbruik van België zal in 2019 9,9 % bedragen en zal naar verwachting oplopen tot 11,7 % in 2020, hetgeen lager is dan het streefcijfer van 13 % dat is vastgesteld in de richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn 2009/28/EG).6 België streeft naar 17,5 % in 2030, maar deze ambitie ligt aanzienlijk lager dan het aandeel van 25 % dat is berekend aan de hand van de formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en klimaatactie (de “governanceverordening”).
De Belgische bijdragen aan het energie-efficiëntiestreefcijfer zijn niet ambitieus genoeg en er zijn flexibele energienetwerken nodig. Op basis van het NECP bedraagt de nationale bijdrage van België aan energie-efficiëntie voor 2030 -15 % (primair energieverbruik) en -12 % (eindenergieverbruik) ten opzichte van de PRIMES2007-prognoses voor 2030. Deze energie- efficiëntiebijdragen worden als weinig ambitieus beschouwd (Europese Commissie, 2020). Gezien de nucleaire uitfasering en het streefcijfer van de elektriciteitssector van 37,4 % hernieuwbare elektriciteit tegen 2030, zullen de ontwikkeling van de verschillende bronnen van flexibiliteit en hun toegang tot markten, alsmede verbeterde netwerkverbindingen - zowel binnen het land als grensoverschrijdend - noodzakelijk zijn om het toenemende aandeel van hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren. Naast oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen zal de transitie van de industrie en het zwaar vervoer nieuwe
6 Het hoogste aandeel hernieuwbare energie in 2020 werd bereikt in de elektriciteitssector, met meer dan 20 %.
infrastructuur vereisen om nieuwe energiedragers, zoals waterstof, te produceren en te distribueren en om koolstofafvang, -gebruik en -opslag te ondersteunen.
Tabel 3 geeft een overzicht van de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen van België in het kader van de governanceverordening. Tabel 3 bevat een aantal van de nationale streefcijfers van België op het gebied van broeikasgasemissies, hernieuwbare energie, primair energieverbruik en eindenergieverbruik en het niveau van de elektriciteitsinterconnectiviteit, waarbij de meest recente beschikbare gegevens worden vergeleken met de streefcijfers voor 2020 en 2030. Hieruit blijkt dat voor alle indicatoren, behalve voor broeikasgasemissies en elektriciteitsinterconnectiviteit, het ambitieniveau voor 2030 van België vrij laag is. Er zullen aanvullende beleidslijnen en maatregelen nodig zijn om verdere verbeteringen tot 2030 te ondersteunen en de doelstellingen voor 2030 te bereiken, in de elektriciteitssector en met name in de sectoren huisvesting (verwarming en koeling) en vervoer.
Tabel 3 – Overzicht van de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen van België in het kader van de governanceverordening
Nationale streefcijfers en bijdragen | Recentste beschikbare gegevens | 2020 | 2030 | Beoordeling ambitieniveau voor 2030 | |
Bindend streefcijfer voor broeikasgasemissies t.o.v. 2005 in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (%) | – 11 % | – 15 % | – 35 % | Zoals in Verordening inzake de verdeling van de inspanningen | |
Nationaal streefcijfer/nationale bijdrage voor hernieuwbare energie: Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in bruto-eindverbruik van energie (%) | 9,9 % (2019) | 13 % (doelstelling richtlijn hernieuwbare energie) | 17,5 % | Laag t.o.v. 25 % (bijdrage volgens formule voor 2030 in de governanceverordening) | |
Nationale bijdrage energie-efficiëntie: | |||||
Primair energieverbruik (Mtoe) | 49,1 (2019) | 47,8 | 42,7 | Klein | |
Eindenergieverbruik (Mtoe) | 35,8 (2019) | 36,0 | 35,2 | Laag | |
Niveau elektriciteitsinterconnectiviteit (%) | 24 | 24 | 33 | Hoog |
Bron: Beoordeling van de definitieve nationale energie- en klimaatplannen van België, SWD(2020) 900 final.
De energie-efficiënte renovatie van gebouwen vormt een grote uitdaging om de doelstellingen voor 2030 te halen. De bouwsector is verantwoordelijk voor meer dan 30 % van de niet-ETS-broeikasgasemissies in België. België scoorde laag voor de energieprestatie van zijn
bestaande woningvoorraad, die vrij oud is met 80 % van de voorraad die is gebouwd vóór de invoering van energienormen. Ondanks ondersteunende maatregelen, met name in de vorm van subsidies en fiscale stimulansen, bedroeg het jaarlijkse renovatiepercentage van het woningbestand de afgelopen jaren slechts 0,4 %7. Renovatie wordt ook belemmerd door bottlenecks in de bouwsector zoals de lange termijn voor het afgeven van bouwvergunningen en tekorten aan voldoende geschoolde bouwvakkers. Lage belastingen op verwarmingsbrandstoffen (olie en gas) in combinatie met relatief hoge elektriciteitsprijzen stimuleren huishoudens niet om te investeren in energie-efficiënte verwarmingsoplossingen.
België moet investeren in duurzame vervoersinfrastructuur en de vervoersregelgeving verbeteren. De transportsector is verantwoordelijk voor 35 % van de broeikasgasemissies (exclusief ETS-sectoren) in België. De congestie van het wegvervoer, die deels wordt veroorzaakt door schadelijke belastinguitgaven en het ontbreken van een consistent systeem van rekeningrijden voor personenauto’s, drukt op de productiviteit en de luchtkwaliteit in België is een punt van zorg. Na verscheidene jaren van onderinvesteringen hebben de overheidsentiteiten grote meerjarenplannen voor investeringen in spoor- en stadsvervoer ontworpen en in gang gezet. België presteert goed op het gebied van haven- en spoorweginfrastructuur, maar blijft achter bij de best presterende landen op het gebied van elektrische mobiliteit. België presteert ook goed op het gebied van het goederenvervoer per spoor, maar scoort laag inzake kwaliteit van het passagiersvervoer per spoor en moet het aanbod van openbaar vervoer tussen stad en platteland verbeteren. Er zijn belangrijke investeringen nodig in spoorweginfrastructuur, op het gebied van het beheersysteem voor het spoorverkeer, het voorstadsnet (RER/GEN), grensoverschrijdende verbindingen en havenverbindingen. Er blijft onzekerheid bestaan over de mate waarin passagiersvervoer per spoor voor concurrentie zal worden opengesteld (er is een proefproject aangekondigd om opdrachten voor openbare dienstverlening in twee vervoerssectoren via aanbestedingen toe te wijzen), en de regelgevende instantie voor de spoorwegen kampt met een personeelsgebrek.
Het realiseren van emissiereductie in de industrie zal aanzienlijke investeringen vergen. Cruciaal voor de economische veerkracht van België is de klimaattransformatie van energie- intensieve industrieën, zoals de grote petrochemische pool rond Antwerpen en de staalindustrie rond Luik en Gent, waarvoor aanzienlijke investeringen nodig zijn in koolstofafvang, koolstofarme waterstof en bio-energie en de bijbehorende transmissie- en distributie- infrastructuur.
Er is ruimte om de negatieve gevolgen van bepaalde belastingregelingen, zoals de bedrijfswagenregeling, die ongewenste milieugevolgen hebben voor het wegverkeer, bij te sturen. De gunstige fiscale behandeling van bedrijfswagens (3,75 miljard EUR of 0,9 % van het
7 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, État des lieux en matière de soutenabilité environnementale, 2019, blz. 12 (enkel beschikbaar in het Frans).
bbp jaarlijks) draagt bij tot de toename van het wegverkeer.8. Hoewel alternatieven zoals de cash for car-regeling (die door het Grondwettelijk Hof nietig is verklaard) en het mobiliteitsbudget zijn ingevoerd, is de benuttingsgraad ervan zeer laag, aangezien alle gunstige elementen van de bedrijfswagenregeling (aftrekbaarheid van brandstofkosten voor privéreizen; bijzondere regeling voor socialezekerheidsbijdragen voor uitkeringen in natura; lage waardering van de voordelen in natura) behouden blijven. Bovendien zijn de infrastructuurheffingen laag en worden externe effecten buiten beschouwing gelaten. Ook met betrekking tot de vermindering van de congestie en de bevordering van duurzamere vervoerswijzen is slechts beperkte vooruitgang geboekt. Plannen om in heel België, na een kilometerheffing voor vrachtwagens, een kilometerheffing voor personenauto’s in te voeren, zijn opgeschort als gevolg van verschillen in beleid tussen de drie gewesten. Niettemin plant het Brussels Gewest de invoering van een systeem van rekeningrijden in Brussel, afhankelijk van een overeenkomst met Vlaanderen en Wallonië.
Over het algemeen is er aanzienlijke ruimte om belasting- en subsidiestructuren milieuvriendelijker te maken. Jaarlijks geeft België 2,5 miljard EUR uit aan subsidies voor fossiele brandstoffen9, tegenover 1,5 miljard EUR aan subsidies voor duurzame energie. Energiebelastingen weerspiegelen niet de milieuexternaliteiten en ontmoedigen daarom het gebruik van schone energieproducten in vergelijking met fossiele brandstoffen. Professionele vervoerders en de landbouw genieten nog steeds een verlaagd accijnstarief voor diesel. De accijnzen op fossiele brandstoffen voor verwarming (gasolie, aardgas enz.) zijn vastgesteld op het EU-minimumniveau. De detailhandelsprijzen voor elektriciteit liggen aanzienlijk boven het EU-gemiddelde, hetgeen grotendeels toe te schrijven is aan distributiekosten (“ intercommunales ”), maar ook aan heffingen die worden gebruikt voor de financiering van steunprogramma’s voor hernieuwbare energie en andere doeleinden. De lagere accijnzen op verwarming zijn van invloed op het prijssignaal om investeringsbeslissingen met betrekking tot koolstofarme energie- efficiëntie door huishoudens te stimuleren, bijvoorbeeld om het energieverbruik te verlagen of over te schakelen op energie-efficiëntere en schonere technologieën. Een betere weerspiegeling van het respectieve CO2-gehalte of energie-inhoud en de emissie-intensiteit over de volledige levenscyclus van brandstoffen en elektriciteit zou de broeikasgasemissies helpen verminderen, de energie-efficiëntie bevorderen en belastinginkomsten genereren. Gerichte maatregelen ter vermindering van het risico op energiearmoede zouden ook moeten worden geïntegreerd in het ontwerp van een dergelijke groene taxshift. De aanpak van luchtverontreiniging blijft een belangrijk vraagstuk, met name in de stadsgebieden Antwerpen en Brussel.
8 Wanneer gekeken wordt naar de belastingen en heffingen die vervoersgebruikers moeten betalen (infrastructuurkosten niet meegerekend), betalen gebruikers van spoorvervoer 109 % van hun totale externe en variabele infrastructuurkosten, terwijl gebruikers van goederenvervoer slechts 20 % van die kosten hoeven te dekken. Weggebruikers betalen rond 43 % (passagiers) en 27 % (goederen) van hun externe en variabele infrastructuurkosten.
9 Dit bedrag houdt nog geen rekening met gederfde socialezekerheidsbijdragen in het kader van de bedrijfswagenregeling.
België heeft een klein Natura 2000-netwerk. Voor habitats en soorten zijn respectievelijk 74 % en 49 % van de beoordelingen in België “ongunstig-slecht”10. Intensieve landbouw, in combinatie met een hoge bevolkingsdichtheid en in Vlaanderen het hoge percentage van landgebruik voor woningen in plattelandsgebieden, zetten de biodiversiteit, het landgebruik en waterlichamen onder druk. Vlaanderen wordt geconfronteerd met acute nitraat- en fosforwaterverontreiniging door mest en heeft ook te kampen met periodieke droogtes. In een aantal agglomeraties in Wallonië is er nog steeds een gebrek aan toereikende voorzieningen voor stedelijke afvalwaterzuivering
In 2015 stond België nog op de vijfde plaats in de Index van de digitale economie en maatschappij (DESI) van de Europese Commissie, maar ondertussen is België in de DESI 2020 naar de negende plaats gezakt11. België presteert voor de meeste indicatoren slechts dicht bij het EU-gemiddelde. België is echter een koploper in de EU op het gebied van de integratie van digitale technologieën door bedrijven (Digitaal scorebord EU, 2021).
België vertoont gemengde prestaties op het gebied van ultrasnelle connectiviteit, met een achterstand wat betreft glasvezel- en 5G-paraatheid. België presteert goed bij de aanleg van snelle vaste netwerken met zeer hoge capaciteit, dankzij een upgrade van het kabelnetwerk, maar loopt echter achter op het gebied van glasvezel- en 5G-gereedheid. De uitrol van glasvezel is grotendeels afhankelijk van particuliere investeringen. De historische koperdraadoperator heeft zijn plan voor de uitrol van glasvezel versneld tot 50 % van de huishoudens tegen 2025 en 70 % tegen 2028 en een kabelexploitant heeft zijn netwerk gemoderniseerd om te voorzien in internettoegang met zeer hoge snelheid voor 3 miljoen huishoudens in Vlaanderen en Brussel. Het Brussels Gewest is voornemens commerciële toegang te verlenen tot zijn 400 km glasvezelnetwerk. Verbeterde mobiele netwerken, met name de uitrol van 5G, hebben echter vertraging opgelopen (5G-gereedheid van 3 % in België tegenover 39 % in de EU). Om de vertraging op te vangen, werden in juli 2020 tijdelijke 5G-vergunningen verleend. Bovendien heeft de federale regering in januari 2021 een wetsontwerp ingediend om een nationale 5G- veiling voor 5G-rechten voor de lange termijn te organiseren, met als doel medio 2024 een 5G- dekking van 99,5 % te bereiken. Deze veiling zou niet vóór medio 2022 plaatsvinden. Bovendien zal de effectieve uitrol van 5G na de veiling gecoördineerde actie van de overheidsniveaus vergen om belangrijke regelgevingsbelemmeringen weg te werken, zoals strenge regionale stralingslimieten en lange doorlooptijden voor het verkrijgen van regionale milieuvergunningen voor 5G-antennes. België moet daarom meer inspanningen leveren om de doelstellingen van de gigabitmaatschappij voor 2025 en 2030 te halen.
10 Volgens de gegevens die België in 2019 heeft verstrekt in het kader van de 6-jaarrapportage in het kader van de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn
11 DESI |De digitale toekomst van Europa vormgeven..
België kampt met tekorten aan digitaal geschoolde arbeidskrachten en een aanzienlijk deel van de bevolking beschikt niet over digitale basisvaardigheden. Al enkele jaren zijn er geen echte verbeteringen op gebied van de digitale basisvaardigheden van volwassenen, die wel boven het EU-gemiddelde liggen (61 % tegenover EU-gemiddelde: 56%) (DESI, 2020). Het niveau van digitale vaardigheden onder jongeren is laag. De Belgische ICT-sector heeft het hoogste percentage vacatures in EU voor werknemers met ICT-vaardigheden, maar ook buiten de ICT- sector neemt het belang van digitale vaardigheden toe. Hoewel er lichte verbeteringen zijn in termen van het aantal ICT-specialisten, blijft de om- en bijscholing van werknemers om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de digitalisering, toch een punt van zorg. Uit een studie van de technologiefederatie Agoria blijkt dat de digitale en aanverwante vaardigheden van 4,5 miljoen werknemers moeten worden versterkt en dat zonder passend beleid tegen 2030 bijna 540 000 banen in België vacant zouden blijven (Agoria, 2020). Het aandeel van ICT- (2,1 %)- en STEM-afgestudeerden in het tertiair onderwijs (17,6 % in 2019) ligt vrij laag, vooral bij vrouwen. Bovendien ligt het percentage vrouwelijke ICT-deskundigen weliswaar op het EU- gemiddelde, maar loopt het wel terug. België heeft te kampen met een tekort aan voldoende digitaal geschoolde arbeidskrachten, ook onder leerkrachten. In het algemeen zijn er meer gecoördineerde maatregelen nodig van alle belanghebbenden – zowel publieke als particuliere – om het tekort aan digitale vaardigheden in het land aan te pakken.
België is een koploper in de EU wat betreft het gebruik van digitale technologie voor het bedrijfsleven, maar er zijn meer inspanningen nodig om de voordelen van de digitale transitie ten volle te benutten. België staat bovenaan de ranglijst van het percentage bedrijven die intern digitale informatie delen. Een aanzienlijk deel van de bedrijven heeft ook geavanceerde technologieën zoals big data (23 %) of cloud (43 %) geïntegreerd, ruim boven het EU-gemiddelde (respectievelijk 14 % en 26 %). België heeft xxxxxxx nog ruimte voor verbetering om zijn positie te consolideren. Bedrijven die nog steeds achterlopen, kunnen met name worden ondersteund via digitale-innovatiehubs12. Kmo’s presteren ook goed, boven het EU-gemiddelde: 24 % van hen verkoopt online, met 15 % van de kmo’s die online over grenzen heen verkopen, ruim boven het EU-gemiddelde van 8 %. Om Belgische bedrijven te helpen de vruchten van de digitale transitie te plukken, zijn meer inspanningen nodig om de beroepsbevolking digitaal te herscholen en bij te scholen en de digitalisering van overheidsdiensten te verbeteren.
Hoewel België zich op hetzelfde niveau als andere lidstaten bevindt wat betreft het aanbod van digitale overheidsdiensten voor ondernemingen, blijft het aanbod van digitale overheidsdiensten voor burgers beneden de mogelijkheden steken. België heeft verschillende e-overheidsinitiatieven ontplooid. België scoort goed op het gebied van online vooraf ingevulde formulieren en openbare diensten die aan bedrijven worden aangeboden, met inbegrip van eID
12 Meer informatie over digitale-innovatiehubs is te vinden op: xxxxx://xxxxxxx- xxxxxxxx.xx.xxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxx/xxxxx.
voor grensoverschrijdende mobiliteit van bedrijven13 (70 % tegenover EU: 36 % in 2020). België scoort echter relatief laag op het gebied van e-overheidsdiensten aan burgers14 (71% tegenover EU: 75%). Dit aanbod moet worden uitgebreid, met een nadruk op gebruikersgerichtheid om het gebruik van deze diensten door burgers te ondersteunen en verder te verbeteren, een gebied waar België al boven het EU-gemiddelde presteert (66,1 % tegenover EU: 64,2 %). Een ander verbeterpunt betreft het gebruik van open data, waar België duidelijk onder het EU-gemiddelde scoort (62.4 % tegenover EU: 78.1 %). Er is ook ruimte voor verbetering wat betreft het gebruik van eID en elektronische documenten door burgers. Er blijven ook uitdagingen bestaan in verband met de informatisering van justitie, evenals langdurige vertragingen bij de afgifte van bouw- en milieuvergunningen, de gunning van overheidsopdrachten en de rechterlijke toetsing van milieu- en bouwvergunningen, die, indien gedigitaliseerd, verder kunnen worden gestroomlijnd.
België heeft alle EU-verklaringen over de ontwikkeling en uitrol van geavanceerde digitale technologieën ondertekend. Zoals reeds vermeld, is het gebruik van digitale technologieën, zoals cloud en AI, door ondernemingen goed gevorderd. België is lid van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest neemt deel aan LUMI, een pan- Europese high-performance supercomputer15. In 2019 zijn op verschillende overheidsniveaus belangrijke actieplannen en strategieën aangenomen (bv. AI4Belgium, DigitalWallonia4AI, Vlaams actieplan Artificiële Intelligentie) om de ontwikkeling van AI verder te stimuleren. Op het gebied van cybersecurity zijn soortgelijke initiatieven voorgesteld, die financieel worden gesteund. België heeft van een sterk digitaal hoogtechnologisch ecosysteem met spelers van wereldklasse zoals IMEC. België bevindt zich daarom in een sterke positie om zijn industriële capaciteit op het gebied van geavanceerde technologieën zoals clouddiensten van de volgende generatie, micro-elektronica of cyberbeveiliging te versterken.
De vergroening van het beleid voor de digitale sector blijft beperkt. Zowel Wallonië als Vlaanderen hebben strategieën en overheidssteun die gericht zijn op circulaire economie, duurzame energieproductie en vermindering van het energieverbruik. In 2020 werd het Belgische Institute for Sustainable IT opgericht, hoewel het momenteel vooral actief lijkt in Wallonië en Brussel. Het Brussels en Vlaams Gewest hebben in hun openbare aanbestedingsprocedures ook verplichte duurzaamheidscriteria ingevoerd. Beleid op regionaal of nationaal niveau dat specifiek gericht is op de vermindering van de ecologische voetafdruk van de ICT-sector, blijft echter beperkt. Acties zoals het Vlaamse project Digital Urban European Twins (DUET) voor digitale
13 Deze indicator meet de mate waarin zakelijke gebruikers van openbare diensten uit een ander Europees land gebruik kunnen maken van onlinediensten. Bron: Benchmarkverslag inzake e-overheid 2020, beschikbaar op xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxx/xxxxxxxx.xxx?xxx_xxx00000.
14 Deze indicator meet het gemiddelde van de nationale en grensoverschrijdende online beschikbaarheid voor basisdiensten en uitgebreide openbare diensten binnen de burgergerelateerde levensgebeurtenissen van de afgelopen twee jaar (gezin, loopbaan, studie, verhuizing, een auto bezitten en besturen en het starten van een procedure voor geringe vorderingen). EU Digitale scorebord.
15 Voor meer informatie zie: xxxxx://xxx.xxxx-xxxxxxxxxxxxx.xx/
tweelingen voor steden, die tot doel hebben de besluitvorming in de overheidssector democratischer en doeltreffender te maken, moeten worden uitgebreid.
Land met
hoogste score
DESI 2020 - relatieve prestatie per hoofdstuk
Land met laagste score
DESI 1 Connectiviteit 2 Menselijk
kapitaal
3 Internetgebruik 4 Integratie van
digitale
technologie
5 Digitale overheidsdiensten
België EU
Opmerking: Het EU-aggregaat heeft betrekking op de EU-28, op basis van het DESI-verslag van 2020.
Tekstvak 1: Vooruitgang in de richting van de duurzame ontwikkelingsdoelen en de vier dimensies die ten grondslag liggen van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei
De duurzame ontwikkelingsdoelen zijn sinds de cyclus van 2020 geïntegreerd in het Europees Semester. Dit geeft blijk van een sterk engagement voor duurzaamheid bij de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid in de EU. In dat verband wordt in dit punt een overzicht gegeven van de prestaties van België met betrekking tot de SDG’s die van bijzonder belang zijn voor de vier dimensies die ten grondslag liggen van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei van 2021 en die van belang zijn voor de herstel- en veerkrachtplannen (groene transitie, rechtvaardigheid, digitale transitie en productiviteit, en macro-economische stabiliteit), waarbij wordt aangegeven op welke gebieden investeringen en hervormingen in overeenstemming met de doelstellingen van de faciliteit de verwezenlijking van de SDG’s verder kunnen versnellen.
In deze figuur worden de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties afgebeeld onder een specifiek leidend beginsel van de Commissie voor concurrerende duurzaamheid uit de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 waarmee zij nauw samenhangen. Opgemerkt wordt dat de meeste duurzameontwikkelingsdoelstellingen in meer of mindere mate bijdragen aan verscheidene leidende beginselen.
GROENE TRANSITIE
DIGITALE TRANSITIE EN PRODUCTIVITEIT
CONCURRERENDE DUURZAAMHEID
RECHTVAARDIGHEID
MACRO- ECONOMISCHE STABILITEIT
1. Geen armoede
2. Geen honger
3. Goede gezondheid en welzijn
4. Kwaliteitsonderwijs
5. Gendergelijkheid
6. Schoon water en sanitair
7. Betaalbare en duurzame energie
8. Xxxxxxx werk en economische groei
9. Industrie, innovatie en infrastructuur
10. Ongelijkheid verminderen
11. Duurzame steden en gemeenschappen
12. Verantwoorde consumptie en productie
13. Klimaatactie
14. Leven in het water
15. Leven op het land
16. Vrede, justitie en sterke publieke diensten
17. Partnerschap om doelstellingen te bereiken
Groene transitie
Wat afvalproductie en -beheer betreft, presteert België relatief goed: de afvalproductie per hoofd van de bevolking (415 kg per inwoner) lag in 2019 ruim onder de EU-afvalproductie (502 kg). De maatregelen in de component Circulaire economie zijn gericht op een beter gebruik van hulpbronnen en afvalbeheer en zullen een rechtstreekse positieve bijdrage leveren aan SDG 12.
België kampt met problemen op het gebied van een bovengemiddelde nitraten- en fosfaatverontreiniging en er is een hoge druk op de biodiversiteit. De maatregelen in de component Klimaat en milieu hebben betrekking op de aanpassing aan de klimaatverandering, verbetering van de bestendigheid tegen droogte en hittegolven, maar hebben ook tot doel de natuurlijke ecosystemen te versterken en de biodiversiteit te bevorderen overeenkomstig de SDG’s 13 en 15. De Blue Deal-maatregel heeft specifiek betrekking op het probleem van waterschaarste waarop SDG 6 gericht is. Met de Blue Deal wordt gestreefd naar een
efficiënter watergebruik en worden acties ondersteund om te zorgen voor de duurzame winning en voorziening van zoet water, waarbij verschillende sectoren van de economie, zoals landbouw, industrie en watervervoer gebaat zijn.
Geconfronteerd met een grote uitdaging om de economie koolstofvrij te maken en koolstofneutraliteit te bereiken in 2050, zijn de maatregelen in de component Opkomende energietechnologieën van het plan erop gericht de CO2-voetafdruk van de industrie en de verwarmingssectoren te verkleinen en het gebruik en de productie van schone waterstof te stimuleren. Deze maatregelen moeten een positieve bijdrage leveren aan SDG 7.
Rechtvaardigheid
België presteert bij de meeste indicatoren op het gebied van armoede, inclusieve groei en ongelijkheid beter dan het EU-gemiddelde (SDG’s 1, 8, 10). België presteert goed op het gebied van ongelijkheid verminderen (SDG 10) dankzij zijn belasting- en uitkeringsstelsel. Verscheidene maatregelen in het plan dragen ertoe bij de vaardighedenmismatches te verminderen en discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken, teneinde de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen in België te verhogen en de verwezenlijking van de SDG 1 en 8 verder te versnellen.
Het plan bevat ook diverse investeringen in sociale huisvesting en duurzame mobiliteit, met bijzondere aandacht voor personen met een handicap, en draagt aldus bij tot de verwezenlijking van SDG 11. Specifieke investeringen en hervormingen om de onderwijs- en opleidingssystemen in alle gemeenschappen beter voor te bereiden op digitale transitie zijn ook opgenomen in het plan (SDG 4).
Hoewel België al boven het EU-gemiddelde scoort voor gendergelijkheidsindicatoren (SDG 5), zullen verschillende maatregelen in het plan volgens het Belgische Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen waarschijnlijk een positief effect hebben op gendergelijkheid. Zo kunnen hogere investeringen in kinderopvang in Wallonië de arbeidsparticipatie van vrouwen ondersteunen, met name omdat zij gericht zijn op gemeenten met een groot aandeel kwetsbare huishoudens.
Digitale transitie en productiviteit
In België kan nog vooruitgang worden geboekt op het vlak van het percentage jongeren dat geen basisvaardigheden en STEM- en digitale vaardigheden beheerst. De kloof in onderwijsresultaten als gevolg van sociaaleconomische en migratieachtergrond groot (SDG 4). Bovendien ligt de deelname van volwassenen aan een leven lang leren onder het EU-gemiddelde (SDG 4). Verscheidene maatregelen in het plan zullen naar verwachting helpen deze uitdaging aan te pakken om ervoor te zorgen dat de gelijke toegang tot kwaliteitsvol onderwijs in alle levensfasen gewaarborgd is. Het gaat onder meer om investeringen in de verbetering van digitale connectiviteit en apparatuur op scholen in de drie taalgemeenschappen om het effectieve gebruik van technologie en digitale leermiddelen in scholen te bevorderen. Hervormingen in het plan ter bevordering van een leven lang leren omvatten de invoering van een individuele leerrekening.
Op het gebied van 5G en glasvezelconnectiviteit loopt België achter (SDG 9). Het plan omvat hervormingen die gericht zijn op het wegnemen van knelpunten in de regelgeving voor de uitrol van de noodzakelijke infrastructuur voor connectiviteit met zeer hoge capaciteit en die belangrijke bouwstenen zijn voor de groene en digitale transformatie van België. Daarnaast bevat het plan enkele connectiviteitinvesteringen in scholen en vooral in plattelandsgebieden, die zo bijdragen tot betaalbare en billijke toegang tot netwerken met zeer hoge capaciteit voor iedereen. Het plan omvat verschillende maatregelen om de milieueffecten van de vervoerssector te verminderen. De hervorming van de
bedrijfswagenregeling, waarbij conventionele auto’s van de regeling worden uitgesloten, zal naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de beoogde vermindering van broeikasgasemissies (SDG 9). Het plan omvat ook een maatregel ter bevordering van doeltreffende partnerschappen met het maatschappelijk middenveld voor de digitale transitie (SDG 17), door de co- creatie door burgercomités van mensgerichte AI-technologieën te bevorderen.
Macro-economische stabiliteit
België presteert goed op het gebied van de kwaliteit van zijn instellingen, met inbegrip van het vertrouwen in instellingen (SDG 16). De digitale transformatie van de rechterlijke macht in België verloopt evenwel te traag. Het plan omvat maatregelen om deze uitdaging aan te pakken, die naar verwachting zullen bijdragen tot de efficiëntie van de justitie. Bovendien bevat het plan maatregelen die bijdragen tot een betere digitale toegang tot informatie voor het publiek door investeringen in open dataplatforms van de overheid.
België presteert ook beter dan het EU-gemiddelde voor indicatoren in verband met duurzame economische groei (SDG 8). Het niveau van de overheidsschuld is echter hoog en neemt toe, hetgeen een risico vormt voor de houdbaarheid van de begroting. Bovendien is de arbeidsparticipatie laag en is het aanzienlijke percentage jongeren dat niet werkt en ook geen onderwijs of opleiding volgt, een punt van zorg in België, in het bijzonder in stedelijke gebieden. Bovendien neemt het werkloosheidspercentage, dat de afgelopen jaren was gedaald, als gevolg van de crisis weer toe. De invoering van uitgaventoetsingen op alle overheidsniveaus, zoals voorzien in het plan, zal de kwaliteit en de samenstelling van de uitgaven verbeteren en de macro-economische stabiliteit versterken (SDG 8).
3. DOELSTELLINGEN, STRUCTUUR EN GOVERNANCE VAN HET PLAN
3.1. Algemene strategie van het plan
Het nationale herstel- en veerkrachtplan van België is erop gericht de transitie naar een duurzamere, koolstofarme en klimaatbestendige economie te versnellen, de voordelen van de digitale transformatie te maximaliseren en de sociale cohesie en een hoog niveau van welzijn voor de burgers te waarborgen. Het plan is ook bedoeld om de connectiviteit in het land te verbeteren, de arbeidsmarktprestaties en de innovatiecapaciteit van de economie te stimuleren en de samenstelling van de overheidsfinanciën te verbeteren. Bovendien ondersteunt het plan de doelstelling om de overheidsinvesteringen te verhogen en zo bij te dragen tot het dichten van de kloof die is ontstaan door een structureel gebrek aan overheidsinvesteringen in de afgelopen decennia.
Het plan bestaat uit zes strategische assen en 17 componenten. De zes strategische assen zijn
(1) klimaat, duurzaamheid en innovatie, (2) digitale transformatie, (3) mobiliteit (4) mens en samenleving, (5) economie van de toekomst en productiviteit en (6) overheidsfinanciën. In het kader van de verschillende assen omvat het plan in totaal 17 componenten bestaande uit zowel hervormings- als investeringsmaatregelen (tabel 4).
Xxxxx 0 – Xxxxx, componenten en bijbehorende kosten van het Belgische herstel- en veerkrachtplan
Assen | Component | Kosten (miljoen EUR) | % van het totaal |
Klimaat, duurzaamheid en innovatie; | C 1.1 Renovatie | 1 012 | 17,1 % |
C 1.2 Opkomende energietechnologieën | 608 | 10,3 % | |
C 1.3 Klimaat en milieu | 400 | 6,8 % | |
Digitale transformatie | C 2.1 Cybersecurity | 79 | 1,3 % |
C 2.2 Openbaar bestuur | 584 | 9,9 % | |
C 2.3. Optische-vezeltechnologie, 5G- technologie en nieuwe technologie | 100 | 1,7 % | |
Mobiliteit | C 3.1 Fiets- en wandelinfrastructuur | 411 | 6,9 % |
C 3.2 Modalshift in het vervoer | 672 | 11,3 % | |
C 3.3 Groener wegvervoer | 209 | 3,5 % | |
Mens en samenleving | C 4.1 Onderwijs 2.0 | 442 | 7,5 % |
C 4.2 Opleiding en de werkgelegenheid voor kwetsbare groepen | 165 | 2,8 % | |
C 4.3 Sociale infrastructuur | 227 | 3,8 % | |
C 4.4 Einde loopbaan en pensioenen | 0 | 0,0 % | |
Economie van de toekomst en productiviteit | C 5.1 Opleiding en arbeidsmarkt | 371 | 6,3 % |
C 5.2 Ondersteuning van de economische activiteit | 439 | 7,4 % | |
5.3 Circulaire economie | 198 | 3,3 % | |
Overheidsfinanciën | C 6.1 Uitgaventoetsingen | 8 | 0,1 % |
5 925 | 100 % |
In het kader van de as Klimaat, duurzaamheid en innovatie (as 1) is het plan gericht op een versnelling van de transitie naar een koolstofarme, duurzame en klimaatbestendige economie. Deze as versterkt het Nationaal Energie- en Klimaatplan van december 2019, dat de weg effent voor een langetermijntransitie naar klimaatneutraliteit. In component 1.1 “Renovatie van gebouwen” wordt een groot renovatieprogramma voorgesteld dat gericht is op de verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen. Component 1.2 “Opkomende energietechnologieën” betreft investeringen in onderzoek en ontwikkeling en demonstratie van nieuwe energietechnologieën, alsook waterstof, CO2 en infrastructuur voor warmtenetten, in samenhang met de aanpassing van het bijbehorende regelgevings- en begrotingskader. Component 1.3 “Klimaat en milieu” heeft tot doel de biodiversiteit te herstellen en de klimaatadaptatie en klimaatbestendigheid te versterken. De investeringen zullen met name gericht zijn op de versnelde totstandbrenging van een samenhangend geheel van natuurgebieden, bossen en rivierbeddingen die fungeren als koolstofputten en de gevolgen van overstromingen en droogte kunnen verzachten.
De digitale transitieas (as 2) is bedoeld om de digitale transformatie van het land te versnellen en tegelijkertijd België beter bestand te maken tegen cyberdreigingen. De eerste component van deze as “Cybersecurity” (component 2.1), is erop gericht België beter bestand te maken tegen deze nieuwe risico’s door beschermingsinstrumenten en een echte kennishub op het
gebied van cybersecurity te ontwikkelen. In het kader van component 2.2 “Openbaar bestuur” worden aanzienlijke investeringen gedaan om de digitalisering van overheidsdiensten te versnellen om de efficiëntie van de dienstverlening aan burgers en bedrijven op alle overheidsniveaus, met inbegrip van lokale overheden, te verbeteren. Digitalisering zal ook worden nagestreefd ten behoeve van het gezondheidszorgstelsel en van ondernemingen in de media en de culturele sector. Component 2.3 “Optische-vezeltechnologie, 5G-technologie en nieuwe technologie” is bedoeld om vertragingen in de uitrol van 5G aan te pakken en universele en betaalbare toegang tot connectiviteit te bieden in alle stedelijke en plattelandsgebieden.
Een derde doelstelling van het plan is de mobiliteit te verbeteren en de Belgische gewesten beter met elkaar te verbinden en tegelijkertijd te zorgen voor een modal shift in het vervoer waarbij zowel het milieu als de burgers gebaat zijn (as 3). De eerste component van deze as is gericht op de ontwikkeling van actieve manieren om zich te verplaatsen en zachte mobiliteit (component 3.1 “Fiets- en wandelinfrastructuur”). Investeren in fietsinfrastructuur heeft tot doel de werkgelegenheid en de groei ten goede te komen en de gezondheidsrisico’s te verminderen die samenhangen met een sedentaire levensstijlen. Component 3.2 “Modal shift in het vervoer” heeft tot doel de openbaarvervoersdiensten te verbeteren door van het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief voor het gebruik van de personenauto te maken en congestie en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Deze investeringen hebben ook tot doel de volksgezondheid te verbeteren door minder vervuiling en lawaai, meer veiligheid en een actievere levensstijl. Er wordt ook steun voorgesteld voor een modal shift van het goederenvervoer over de weg naar de binnenvaart en het goederenvervoer per spoor. Component
3.3 “Groener wegvervoer” bevat maatregelen om de overgang naar schonere, voornamelijk elektrische, auto’s en bussen te versnellen. De voorgestelde maatregelen omvatten een hervorming van de bedrijfswagenregeling en de invoering van nieuwe stimulansen voor de elektrificatie van het vervoer, aangevuld met investeringen in de ontwikkeling van oplaadinfrastructuur en groenere bussen.
Sociale cohesie en samenleven versterken door te zorgen voor doeltreffende en inclusieve onderwijsstelsels en de inclusie van de meest kwetsbare groepen is het vierde strategische aandachtspunt van het plan (as 4). Component 4.1 “Onderwijs 2.0” heeft tot doel de algehele prestaties en inclusiviteit van de onderwijsstelsels in België te verbeteren. Bijzondere nadruk wordt gelegd op de verwerving van vaardigheden – met inbegrip van digitale STEM- vaardigheden – in overeenstemming met de behoeften van de arbeidsmarkt. Deze component is ook bedoeld om voortijdig schoolverlaten en het oplopen van leerachterstand tegen te gaan. Component 4.2 “Opleiding en werkgelegenheid voor kwetsbare groepen” is gericht op het bevorderen van de participatie van kwetsbare groepen (laaggeschoolden, vrouwen, mensen met een migratieachtergrond, mensen met een handicap) op de arbeidsmarkt. De component omvat maatregelen om de inzetbaarheid van de meest kwetsbare groepen te vergroten, maar ook om digitale ongelijkheden te verminderen. Component 4.3 “Sociale infrastructuur” heeft tot doel het gebrek aan sociale huisvesting voor de meest kwetsbare groepen aan te pakken en de voorzieningen voor kinderopvang op jonge leeftijd te vergroten, met name voor kwetsbare huishoudens. Component 4.4 “Einde loopbaan en pensioenen” is gericht op de hervorming van
het pensioenstelsel en het einde van de loopbaan, teneinde de activiteit en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen.
De vijfde pijler is gericht op de versterking van : zowel slimme en duurzame groei door de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren, het concurrentievermogen van ondernemingen door onderzoek en innovatie te ondersteunen als de circulaire economie, in het bijzonder voor ondernemingen (as 5). Component 5.1 “Opleiding en arbeidsmarkt ” heeft tot doel de arbeidsparticipatie te verhogen en tegelijkertijd te zorgen voor een inclusieve arbeidsmarkt, met maatregelen die gericht zijn op het verwerven van vaardigheden in overeenstemming met de huidige en toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt, met inbegrip van de groene en digitale transitie. Het plan verwijst naar de voorbereiding van een brede belastinghervorming die met name tot doel heeft de belasting op arbeid te verlagen. Het plan bevat evenwel geen toezegging met betrekking tot de goedkeuring van deze hervorming door het parlement. De arbeidsmarktparticipatie moet worden gestimuleerd door middel van opleiding, activering en coaching. Component 5.2 “ Ondersteuning van de economische activiteit” bevordert onderzoek en innovatie om het toekomstige economische potentieel van België te ontwikkelen en de ontwikkeling te bevorderen van activiteiten die veelbelovende perspectieven bieden voor de schepping van toegevoegde waarde. Daarnaast ondersteunt deze component de toepassing van efficiënte productieprocessen op basis van opkomende technologieën en de transitie naar een kortere, duurzamere voedselketen. Tot slot bevordert component 5.3 “Circulaire economie” de overgang naar een circulaire economie om klimaat- en milieurisico’s aan te pakken, België beter bestand te maken tegen internationale prijsschommelingen en het buitenlands aanbod en de sociale veerkracht te bevorderen door lokale werkgelegenheidskansen te creëren.
De zesde hoofddoelstelling van het plan is de verbetering van de samenstelling van de overheidsuitgaven (as 6). Uitgaventoetsingen op alle overheidsniveaus zullen naar verwachting deze doelstelling ondersteunen in het kader van de enige component van deze as (component 6.1 “Uitgaventoetsingen”). Het doel is de uitgavenbeheersing te verbeteren en aldus middelen vrij te maken voor nieuw beleid, met inbegrip van groei- en milieuvriendelijke uitgaven, of bij te dragen tot begrotingsconsolidatie, met name in een context waarin de budgettaire ruimte beperkt is, en de budgettaire veerkracht van België te waarborgen.
Het tijdschema van het plan wordt enigszins naar voren geschoven, aangezien een groot deel van de investeringen zal worden gedaan in de eerste jaren van de RRF-periode. Er is echter nog steeds een deel van de investeringen die naar verwachting pas in 2026 zullen worden gerealiseerd, wat ten dele kan worden verklaard door het feit dat sommige grootschalige projecten verscheidene jaren in beslag zullen nemen.
3.2. Uitvoeringsaspecten van het plan
Samenhang met andere programma’s
Het Belgische herstel- en veerkrachtplan toont aan dat het samenhangt met de doelstellingen en prioriteiten van andere initiatieven. Het plan draagt bij tot de doelstellingen van het nationale energie- en klimaatplan en vormt een aanvulling op de aanstaande partnerschapsovereenkomst met België, die in 2021 moet worden ingediend, en de programma’s voor de uitvoering van de structuurfondsen, en de implementatieplannen voor de jongerengarantie.
Wat het meerjarig financieel kader 2021-2027 betreft, zijn de partnerschapsovereenkomst met België en de operationele programma’s voor de uitvoering van de structuurfondsen nog in voorbereiding. In het plan is bepaald dat de structuur ervan onder andere de door het RRF ondersteunde projecten moet versterken en aanvullen om het gebruik van alle aan België toegewezen Europese middelen te optimaliseren. Dit lijkt met name relevant voor gebieden waar investeringen die met RRF-steun op gang worden gebracht, ook kunnen profiteren van steun in het kader van het EFRO en het ESF+ om het effect op lange termijn te verhogen Het plan is bedoeld om de complementariteit van de financiering te waarborgen en dubbele financiering in de gewesten en gemeenschappen te voorkomen. De uitvoering van de structuurfondsen zal parallel lopen met het RRF volgens hun eigen regels en subsidiabiliteitstermijn.
De in het Belgische herstel- en veerkrachtplan opgenomen investeringen en hervormingen passen in een bredere nationale herstelstrategie die op de verschillende overheidsniveaus in België wordt nagestreefd. De federale investerings- en hervormingsprojecten passen in het bredere kader van de herstelstrategie van de federale regering en zullen worden geïntegreerd in het herstelplan voor investeringen, zoals bepaald in het regeersakkoord. De federale overheid heeft een transformatiefonds van 750 miljoen EUR opgericht binnen de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij, die zal investeren in de eerste vijf assen die in het plan zijn vastgesteld. Vlaanderen heeft in september 2020 een veerkrachtplan (“Veerkracht Vlaanderen”) vastgesteld ter waarde van 4,3 miljard EUR. De projecten ter waarde van 2,25 miljard EUR van de Vlaamse regering in het kader van het herstel- en veerkrachtplan maken allemaal deel uit van het Vlaamse Veerkrachtplan. De Waalse projecten in het kader van het herstel- en veerkrachtplan ondersteunen ook de eigen herstelstrategie van Wallonië “Get Up Wallonia”. De Brusselse regering heeft in juli 2020 haar herstel- en herschikkingsplan voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vastgesteld naar aanleiding van de COVID-19-crisis, aangevuld met aanvullende stimuleringsmaatregelen en herschikkingsmaatregelen. Deze investeringsprojecten werden als prioriteit in het Belgische herstel- en veerkrachtplan opgenomen. De bijdrage van de Duitstalige Gemeenschap aan het Belgische herstelplan is gekoppeld aan de regionale strategische ontwikkelingsplan “Regionales EntwicklungsKonzept” en meer bepaald de strategische visies voor “Ostbelgien Leben 2025”.
Samenhang met de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone16
Het Belgische plan is grotendeels in overeenstemming met de uitdagingen en prioriteiten die zijn vastgesteld in de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone. Het draagt bij aan aanbeveling voor de eurozone nr. 1 om te zorgen voor een beleidsstandpunt dat het herstel ondersteunt, hervormingen door te voeren die de dekking, de toereikendheid en de houdbaarheid van de stelsels voor gezondheidszorg en sociale bescherming versterken, met name op het gebied van pensioenen. De pensioenhervorming die in het plan is opgenomen, heeft tot doel het verzekeringsbeginsel van het pensioenstelsel te versterken door de minimumpensioenen te verhogen en de koppeling tussen premies en uitkeringen te versterken. Om de financiële houdbaarheid van het stelsel op lange termijn te waarborgen, worden in het kader van de hervorming verschillende maatregelen overwogen om oudere werknemers te stimuleren actief te blijven op de arbeidsmarkt, zoals de invoering van deeltijdpensioenen, de invoering van een pensioenbonus, meer investeringen in een leven lang leren en de facilitering van loopbaanheroriëntatie voor oudere werknemers. Het plan draagt ook bij tot de verbetering van het beheer van de overheidsfinanciën door middel van de systematische integratie van uitgaventoetsingen in de begrotingsplanningcycli op het niveau van de gewesten, de gemeenschappen en de federale overheid teneinde de efficiëntie van de overheidsuitgaven te verbeteren. Met betrekking tot aanbeveling voor de eurozone nr. 2 om de convergentie, veerkracht en duurzame en inclusieve groei verder te verbeteren, zullen hervormingen en investeringen in het plan naar verwachting de algemene productiviteit ondersteunen en zorgen voor een efficiëntere werking van de overheidsdiensten. Dit moet particuliere investeringen stimuleren om het herstel en de groene en digitale transitie aan te pakken. Tegelijkertijd zullen inspanningen worden geleverd om de vaardigheden van menselijk kapitaal af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt door middel van de modernisering van onderwijs en opleiding, en een doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid te bevorderen. Wat aanbeveling voor de eurozone nr.3 betreft om de nationale institutionele kaders te versterken, voorziet het plan ook in belangrijke maatregelen om overheidsdiensten te moderniseren en te digitaliseren. Op het gebied van het ondernemingsklimaat zullen sommige maatregelen ertoe bijdragen onnodige of onevenredige administratieve belemmeringen voor de oprichting en groei van ondernemingen weg te nemen.
Administratieve organisatie
De staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen is verantwoordelijk voor de coördinatie van de uitvoering van het plan op interfederaal niveau. De staatssecretaris blijft het technische contactpunt met de Europese Commissie bij de uitvoering van het herstel- en
16 In afwachting van de definitieve aanneming door de Raad, na goedkeuring door de Europese Raad. De tekst waarover de Eurogroep op 16 december 2020 overeenstemming heeft bereikt, is beschikbaar op: xxxxx://xxxx.xxxxxxxxx.xxxxxx.xx/xxx/xxxxxxxx/XX-00000-0000-XXXX/xx/xxx
veerkrachtplan De administratieve follow-up van het plan wordt uitgevoerd door een interfederaal toezichtcomité dat bestaat uit vertegenwoordigers van alle entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de rapportering over en de administratieve follow-up van projecten die onder hun verantwoordelijkheid vallen. Het interfederaal toezichtcomité wordt voorgezeten door het permanent secretariaat van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning (BOSA), dat zal zorgen voor de continuïteit van de algemene coördinatie van het plan en de technische contacten met de Europese Commissie, in samenwerking met de staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen. Het toezichtcomité houdt toezicht op de uitvoering en de resultaten van het plan, coördineert de voorbereiding van elk betalingsverzoek, wijst projecten aan waar het risico bestaat dat de mijlpalen en streefdoelen niet zullen worden gehaald en stelt oplossingen voor indien de risico’s werkelijkheid worden.
Gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen
Wat gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen betreft, volgt het plan een tweeledige aanpak, namelijk reageren op de gevolgen van de pandemie en aanpakken van meer structurele factoren die tot ongelijkheid leiden. Hoewel België in 2020 3,5 punten boven het EU-gemiddelde scoorde op het gebied van gendergelijkheid, blijven er bepaalde problemen bestaan zoals de lagere arbeidsparticipatie van vrouwen, met name voor vrouwen met een migratieachtergrond van buiten de EU. Voorts studeren aanzienlijk minder vrouwen af in STEM- richtingen en maken zij ook minder gebruik van digitale overheidsdiensten ten opzichte van het EU-gemiddelde. Het Belgische Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen is van mening dat 18 % van de investeringen in het kader van het plan een positief effect op gendergelijkheid zal hebben en ongeveer 52 % een potentieel positief effect op gendergelijkheid zal hebben. Aangezien een aantal investeringen zou kunnen leiden tot een aanzienlijke kortetermijnvraag naar arbeid in sectoren die momenteel door mannen worden gedomineerd, zoals de bouwsector, moet België doeltreffend monitoren dat de uitvoering ervan in overeenstemming is met de doelstelling om gendergelijkheid te bevorderen. In dit verband heeft België in het plan aangegeven dat het Overlegcomité alle entiteiten zal aanmoedigen om nauwlettend toe te zien op het effect van de projecten op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen en om na te denken over de noodzakelijke begeleidende maatregelen. Het plan voorziet in een aantal specifieke maatregelen om problemen aan te pakken en aldus te zorgen voor gelijke kansen voor iedereen en om de doelstellingen van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten tegen 2030 te verwezenlijken. Het plan bevordert de integratie van gendergelijkheid en gelijke kansen in een aantal hervormingen en investeringen in het hele plan, onder meer met betrekking tot de groene en digitale transitie. Hoewel het plan niet voorziet in een holistische en geïntegreerde aanpak ter ondersteuning van een inclusieve samenleving en arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen, bevat het wel een reeks maatregelen ter ondersteuning van de inclusiviteit van onderwijsstelsels en ter bevordering van sociale integratie en inclusie op de arbeidsmarkt.
Het raadplegingsproces
Zoals in het plan is uiteengezet, heeft België een breed scala van belanghebbenden geraadpleegd bij het goedkeuringsproces van het plan om de nationale inbreng bij het plan
te vergroten. De verschillende Belgische entiteiten hebben autonoom en met inachtneming van hun bevoegdheden de regelingen vastgesteld om een breed scala van belanghebbenden, waaronder de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, te betrekken bij het ontwerp van de maatregelen die onder hun verantwoordelijkheid vallen.
Op federaal niveau zijn talrijke belanghebbenden geraadpleegd, waaronder de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. De federale regering heeft een raadgevend comité opgericht, bestaande uit de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB, soms met de steun van de Nationale Arbeidsraad - NAR) en de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO), die de sociale partners en het maatschappelijk middenveld groepeert (milieuorganisaties, organisaties voor ontwikkelingssamenwerking, consumentenorganisaties, jongerenorganisaties en de wetenschappelijke wereld), die in verschillende stadia van het voorbereidingsproces van het plan advies verstrekte. Bovendien is het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen geraadpleegd om het effect van het plan op gendergelijkheid te beoordelen en aanbevelingen te formuleren.
Regionale en gemeenschapsregeringen hebben de sociale partners geraadpleegd over hun respectieve hervormings- en investeringsprojecten, en ook van gedachten gewisseld met regionale parlementen. De Vlaamse regering heeft de Vlaamse sociale partners in de Sociaal- Economische Raad van Vlaanderen (SERV) geraadpleegd en in het Vlaams Parlement vond een gedachtewisseling plaats over het plan. In het kader van een presentatie over het algemene Vlaamse herstelplan heeft de Vlaamse regering ook vragen van belanghebbenden beantwoord over projecten die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit zullen worden gefinancierd. De Waalse regering heeft het advies gevraagd van de Conseil économique, social et environnemental de Wallonie (CESE, Waalse Raad voor economische, sociale en milieukwesties) waarin vertegenwoordigers van werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties zitting hebben. De Waalse regering heeft ook vragen van het Waalse parlement beantwoord over de wijze waarop het plan tot stand kwam. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd het overleg met de sociale partners (BruPartners) georganiseerd rond de uitwerking van de Strategie GO4Brussels 2030 en de aanpassing ervan om rekening te houden met de maatregelen voor Brussel die in het plan waren opgenomen. De regering van de Franstalige Gemeenschap heeft ook het advies ingewonnen van belanghebbenden, met name op het gebied van onderwijs. In het parlement van de Franstalige Gemeenschap vond een gedachtewisseling plaats. De regering van de Duitstalige Gemeenschap heeft de sociale partners (Economische en Sociale Raad van de Duitstalige Gemeenschap) en andere relevante belanghebbenden geraadpleegd en in het Parlement vonden gedachtewisselingen plaats in commissievergaderingen en in de plenaire vergadering. België verbindt zich ertoe de sociale partners en het maatschappelijk middenveld te blijven betrekken bij de uitvoeringsfase van het plan.
Grensoverschrijdende en meerlandenprojecten
Het Belgische plan bevat een aantal investeringsmaatregelen met een aanzienlijke grensoverschrijdende dimensie. In component 1.2 geldt dit met name voor de drie maatregelen (op federaal, Vlaams en Waals niveau), die gezamenlijk gericht zijn op de ondersteuning van een
industriële waardeketen op het gebied van waterstof (I-1.15, I-1.16, I-1.17). Een belangrijk deel van deze investeringen zal deel uitmaken van de geplande bredere grensoverschrijdende belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) inzake waterstof. Evenzo voorziet het investeringsproject “Backbone voor H2 en CO2” (I-1.14) van het federale niveau in toekomstige interconnecties met buurlanden van de oorspronkelijke H2- en CO2- transportnetwerken die deel uitmaken van het plan. Ten slotte is de investeringsmaatregel “Off- shore energie-eiland” (I-1.21) gericht op de ontwikkeling van een multifunctionele offshoreenergiehub (“energie-eiland”) in het Belgische deel van de Noordzee. Deze energiehub moet onder meer de integratie en invoer van meer hernieuwbare energie in en rond de Noordzee vergemakkelijken door een verbinding tot stand te brengen met andere landen of regio’s. In component 5.2 voorziet de Vlaamse maatregel ter versterking van O&O in een bedrag dat bestemd is voor de financiering van de mogelijke deelname van Vlaamse bedrijven aan het geplande IPCEI inzake micro-elektronica.
Communicatiestrategie
Het Belgische plan schetst de belangrijkste punten van de communicatiestrategie. Elke entiteit blijft verantwoordelijk voor haar eigen communicatiestrategie en voor de naleving van de communicatievoorschriften van de RRF-verordening en de richtsnoeren van de Commissie. Om de samenhang van de communicatie tussen de entiteiten te waarborgen, zal België echter een speciale website opzetten voor het Belgische herstel- en veerkrachtplan in het Nederlands, Frans, Duits en Engels om de maatregelen en de onderdelen van het plan op een interactieve manier te presenteren per thematische as, per gewest/provincie en per bevoegde entiteit. De website, die naar verwachting eind juli 2021 operationeel zal zijn, zal regelmatig worden bijgewerkt met informatie over de uitvoering van de maatregelen. Daarnaast wordt in het plan uiteengezet dat verschillende entiteiten gecoördineerde voorlichtingsevenementen kunnen organiseren. Voorts zal een communicatiestrategie voor het herstel- en veerkrachtplan met een looptijd van drie jaar worden ontwikkeld, bestaande uit strategische jaarlijkse communicatieplannen en een driemaandelijkse operationele planning van de uit te voeren communicatiepunten (zoals het mediaplan, verschillende voorlichtingsevenementen die georganiseerd moeten worden, de doelgroep, de doelstellingen en de vorm van de voorlichtingsevenementen). België is voornemens een openingsevenement te organiseren om zoveel mogelijk zichtbaarheid te geven aan het herstel- en veerkrachtplan voor een groot aantal belanghebbenden, waaronder journalisten, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, politieke actoren (op het niveau van de federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen en op lokaal niveau), financiële actoren en EU-instellingen. Daarnaast wil België halfjaarlijkse evenementen organiseren die samenvallen met de publicatie van tussentijdse EU-uitvoeringsverslagen over het plan.
Staatssteun
De regels inzake staatssteun en mededinging zijn volledig van toepassing op de maatregelen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd. Middelen van de Unie die beschikbaar worden gesteld via de autoriteiten van de lidstaten, zoals de middelen van de RRF, vormen staatsmiddelen en kunnen als staatssteun kwalificeren als aan alle andere criteria van artikel 107, lid 1, is voldaan. Wanneer dit het geval is en er sprake is van staatssteun, moeten
deze maatregelen worden aangemeld en door de Commissie worden goedgekeurd voordat de lidstaten de steun kunnen verlenen, tenzij die maatregelen onder een bestaande steunregeling vallen of voldoen aan de toepasselijke voorwaarden van een groepsvrijstellingsverordening, met name de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU verenigbaar met de interne markt worden verklaard. Wanneer er sprake is van staatssteun en deze moet worden aangemeld, is het de taak van de lidstaat om steunmaatregelen bij de Commissie aan te melden voordat deze worden toegekend, overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU. In dit verband kan de staatssteunanalyse die België in het kader van het herstel- en veerkrachtplan heeft uitgevoerd, niet als een aanmelding van staatssteun worden beschouwd. Voor zover België van mening is dat een specifieke maatregel in het herstel- en veerkrachtplan de-minimissteun of van de aanmeldingsverplichting vrijgestelde steun inhoudt, is het de verantwoordelijkheid van België ervoor te zorgen dat de toepasselijke regels volledig worden nageleefd. De maatregelen in het plan moeten ook verenigbaar zijn met de internationale verplichtingen van de EU, met name die uit hoofde van de regels van de Wereldhandelsorganisatie.
4. SAMENVATTING VAN DE BEOORDELING VAN HET PLAN
4.1. Alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie
Het plan volgt een holistische benadering om het herstel te bevorderen, waarbij talrijke uitdagingen in verband met de zes pijlers worden aangepakt. Het plan bevat 140 maatregelen (35 hervormingen en 105 investeringen) die betrekking hebben op de beleidsterreinen van Europees belang die zijn gestructureerd in de zes pijlers op basis waarvan de reikwijdte van de RRF is afgebakend. Verwacht wordt dat het plan zal bijdragen bij tot de aanpak van belangrijke structurele uitdagingen en de ondersteuning van de groene en digitale transitie. De dekking van de zes pijlers door de componenten van het Belgische plan is samengevat in tabel 5. Alle pijlers vallen onder verschillende componenten, terwijl een component kan bijdragen tot meerdere pijlers.
Tabel 5 – Dekking van de zes pijlers van de faciliteit door de componenten van het herstel- en veerkracht van België
Componenten van het plan | Pijlers van de herstel- en veerkrachtfaciliteit | ||||||
Groene transitie | Digitale transformatie | Slimme, duurzame en inclusieve groei | Sociale en territoriale samenhang | Gezondheid, economische, sociale en institutionele veerkracht; | Beleidsmaatreg elen voor de volgende generatie, kinderen en | ||
As 1 | 1.2 Renovatie van gebouwen | ● | ● | ● | ○ | ||
1.2. Opkomende energietechnologieën | ● | ○ | ● | ||||
1.3.Klimaat en milieu | ● | ○ | ○ | ||||
As 2 | 2.1.Cybersecurity | ● | ● |
2.2.Overheidsadministratie | ● | ● | ● | ● | |||
2.3. Optische-vezeltechnologie, 5G-technologie en | ● | ● | ● | ||||
As 3 | 3.1.Fiets- en wandelinfrastructuur | ● | ● | ● | ○ | ||
3.2. Modal shift in het vervoer | ● | ● | ● | ● | |||
3.3.Groener wegvervoer | ● | ● | ● | ||||
As 4 | 4.1.Onderwijs 2.0 | ● | ● | ● | ● | ● | |
4.2. Opleiding en werkgelegenheid voor kwetsbare groepen | ● | ● | ● | ● | ○ | ||
4.3.Sociale infrastructuur | ○ | ○ | ● | ● | ● | ○ | |
4.4.Einde loopbaan en pensioenen | ● | ● | |||||
As 5 | 5.1.Opleiding en arbeidsmarkt | ○ | ● | ● | ● | ● | ○ |
5.2.Ondersteuning van de economische activiteit | ○ | ○ | ● | ● | |||
5.3 Circulaire economie | ● | ● | ● | ||||
As 6 | 6.1.Uitgaventoetsingen | ● |
Legenda: ● investeringen en hervormingen van de component leveren een aanzienlijke bijdrage aan de pijler; “○” de
component draagt gedeeltelijk bij tot de pijler
Het plan vormt een evenwichtig geheel en voldoet aan de minimumdrempels voor de groene en digitale pijlers. Het plan voorziet in een grotendeels evenwichtige en alomvattende aanpak van de verschillende pijlers.
1e pijler: Groene transitie
Het plan bestrijkt uitgebreid de “eerste pijler”, waarbij meer dan de helft van de componenten (10 van 17 componenten) rechtstreeks verband houden met de “groene transitie”. De maatregelen in het plan zullen naar verwachting bijdragen tot een snellere uitvoering van het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaatplan (NECP) voor 2021-2030.
Een breed scala aan maatregelen draagt direct of indirect bij tot de groene transitie en bevordert de biodiversiteit en de milieubescherming. Met het oog op de uitvoering van klimaatgerelateerde beleidsmaatregelen, zoals op het gebied van energietransitie en aanpassing aan de klimaatverandering, voorziet het plan in een breed scala aan maatregelen die kunnen worden gegroepeerd in de volgende belangrijke gebieden:
• Renovaties en gebouwen energie-efficiënt maken (component 1.1, alsmede energie- efficiënte renovaties van opleidingsfaciliteiten in component 5.1);
• Opkomende energietechnologieën (component 1.2) met investeringen in hernieuwbare energie (energie-eiland), een waardeketen voor de waterstofeconomie en een backbone voor waterstof en koolstof, en bijbehorende juridische en fiscale kaders;
• Duurzame mobiliteit (componenten 3.1, 3.2, 3.3) met maatregelen voor de ontwikkeling van infrastructuur voor zachte mobiliteit, modal shift in het vervoer in het bijzonder naar spoorvervoer en vergroening van het wegvervoer;
• Biodiversiteit en milieubescherming (component 1.3), met name met projecten op het gebied van waterbeheer en biodiversiteit in Vlaanderen en duurzaamheid van bossen en herstel van de biodiversiteit in Wallonië;
• Circulaire economie (component 5.3);
• Ondersteuning van de economische
activiteit (component 5.2) met maatregelen ter ondersteuning van O&O en de groene transitie in de levensmiddelensector;
• Vaardigheden voor de groene transitie (component 5.1); met renovatie en uitrusting van opleidingsfaciliteiten, met name ter ondersteuning van de verwerving van vaardigheden voor de groene transitie;
• Sociale infrastructuur (component 4.3) door de energie-efficiënte renovatie van kinderopvangvoorzieningen.
De maatregelen die bijdragen tot de klimaatdoelstelling overschrijden de in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit vereiste minimumdrempel. Op basis van de in bijlage VI bij Verordening (EU) 2021/241 vastgestelde methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven draagt 49,6 % van het plan bij aan de klimaatdoelstelling, gemeten als de totale geraamde kosten van de bijdragende acties als percentage van de totale toewijzing, waarmee wordt voldaan aan de minimumdrempel van 37 %, met een rechtstreekse bijdrage van 10 van de 17 componenten.
2e pijler: Digitale transformatie
Het plan bestrijkt de “tweede pijler” inzake digitale transformatie, met elf componenten die rechtstreeks bijdragen tot de “digitale transformatie” van België door middel van investeringen en hervormingen. Deze maatregelen zijn afgestemd op Europese initiatieven op het gebied van digitaal beleid, zoals de Europese digitale strategie, de Europese vaardighedenagenda, de Europese pijler van sociale rechten, de Europese éne digitale toegangspoort (European Single Digital Gateway), de Europese onderwijsruimte, het actieplan voor digitaal onderwijs en de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens.
Het plan pakt digitale uitdagingen aan in de drie componenten van de as digitale transformatie. Doel van het plan is cybersecuritycapaciteit te ontwikkelen (2.1), de efficiëntie van openbare diensten te verbeteren door middel van digitalisering ten behoeve van zowel individuele als zakelijke eindgebruikers (component 2.2), en digitale gigabitconnectiviteit te ontwikkelen (component 2.3). De hervormingen in component 5.2 dragen ook bij tot de ontwikkeling van digitale gigabitconnectiviteit door knelpunten in de regelgeving weg te werken in overeenstemming met de geplande herziening van de procedures voor bouw- en milieuvergunningen.
Aanvullende componenten dragen bij tot de ontwikkeling van digitale vaardigheden en digitale inclusie in België. Het plan omvat maatregelen om het effectieve gebruik van technologie en digitale leermiddelen op scholen en instellingen voor hoger onderwijs te bevorderen (component 4.1), de digitale vaardigheden van de volwassen bevolking, met inbegrip van kwetsbare groepen, te verbeteren (component 4.2), technologie in te zetten bij sociale huisvesting om de opname van mensen die hun zelfstandigheid verliezen in rusthuizen en verzorgingstehuizen uit te stellen of te vermijden (component 4.3) en opleidingsfaciliteiten en
opleidingsprogramma’s te ontwikkelen, met bijzondere aandacht voor de digitale transitie
(component 5.1).
Sommige maatregelen in het kader van de assen mobiliteit, productiviteit en duurzaamheid dragen ook bij tot de digitale transformatie. Component 3.2 Modal shift in het vervoer zal naar verwachting bijdragen tot de digitale transformatie dankzij maatregelen om mobiliteit als dienst en slimme mobiliteit te ontwikkelen. Maatregelen in component 5.3 hebben onder meer betrekking op investeringen in digitale oplossingen in het kader van projecten op het gebied van de circulaire economie en maatregelen, waaronder mogelijke acties op het gebied van ecologisch ontwerp van elektronica, die kunnen bijdragen tot de vergroening van de digitale sector. Component 1.2 omvat investeringen in digitale technologieën ter ondersteuning van de energietransitie.
De maatregelen die bijdragen tot de digitale transitie overschrijden de in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit vereiste minimumdrempel. Op basis van de in bijlage VII bij Verordening (EU) 2021/241 vastgestelde methodologie voor digitale tagging draagt 26,6 % van het plan bij aan de digitale doelstelling, gemeten als de totale geraamde kosten van de bijdragende acties als percentage van de totale toewijzing, waarmee wordt voldaan aan de minimumdrempel van 20 %, met een rechtstreekse bijdrage van 11 van de 17 componenten.
3e pijler: Slimme, duurzame en inclusieve groei, met inbegrip van economische cohesie, banen, productiviteit, concurrentievermogen, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en een goed functionerende interne markt met sterke kmo’s
De “derde pijler” komt in het plan uitgebreid aan de orde, waarbij bijna alle componenten
van het plan bijdragen tot de verschillende beleidsterreinen van de pijler.
Het plan draagt bij aan slimme, duurzame en inclusieve groei. Verschillende componenten zullen naar verwachting de productiecapaciteit van de economie versterken (2.1, 2.3, 5.1, 5.2), terwijl de componenten 1.1, 1.2, 1.3 en 5.3 duurzame groei en mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering bevorderen. De componenten 4.1, 4.2, 4.3 en 5.1 bevorderen inclusieve groei.
Verschillende componenten van het plan zullen naar verwachting bijdragen tot economische cohesie, banen, productiviteit en concurrentievermogen De componenten 5.1 en 5.2 hebben het potentieel om de productiviteitsgroei te verhogen. De componenten 4.1, 4.2 en
4.3 hebben betrekking op economische cohesie.
Maatregelen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie zijn opgenomen in verschillende componenten van het plan. Terwijl component 5.2 rechtstreeks verband houdt met onderzoek, innovatie, nieuwe technologieën en decarbonisatie, houdt component 4.1 verband met de digitale transformatie van de onderwijsstelsels. Componenten 1.2 en 5.3 hebben betrekking op innovatie en nieuwe technologieën voor de productie van schone energie en de ontwikkeling van de circulaire economie.
Tot slot bevat het plan verscheidenen maatregelen die naar verwachting zullen bijdragen
tot een goed functionerende interne markt met sterke kmo’s. Component 2.2 bevordert de
digitalisering van overheidsdiensten en zal naar verwachting de doeltreffendheid van justitie verbeteren en een goed functionerende interne markt ondersteunen (bv. één digitale toegangspoort (Single Digital Gateway), die de toepassing van het beginsel van eenmalige aanmelding faciliteert, en de interoperabiliteit van de eID voor grensoverschrijdende leveranciers en dienstverleners). De component omvat ook maatregelen om de digitale transformatie van de sociale zekerheid te ondersteunen, onder meer door de communicatie met socialezekerheidsinstellingen van andere EU-lidstaten te faciliteren en aldus bij te dragen tot de mobiliteit van de beroepsbevolking. Component 2.1 draagt bij tot de digitale transformatie van kmo’s door steun voor een grotere paraatheid van kmo’s op het gebied van cybersecurity. De componenten 5.1 en 5.2 ondersteunen start-ups en kmo’s door middel van incubatieprogramma’s en steun voor innovatieve activiteiten. Component 1.2 ondersteunt de ontwikkeling van de capaciteit voor waterstofproductie en transmissie-infrastructuur.
4e pijler: Sociale en territoriale samenhang
Het plan bestrijkt de “vierde pijler”, met een meerderheid van componenten die rechtstreeks verband houden met “sociale en territoriale cohesie”. De versterking van de sociale cohesie is een van de hoofddoelstellingen van het plan, met name in het kader van de vierde as van het plan, die met name gericht is op de inclusie en integratie van kansarme groepen. Territoriale cohesie wordt voornamelijk aangepakt met maatregelen die zijn toegesneden op de specifieke uitdagingen waarmee elke regio in België wordt geconfronteerd, hoewel er meer inspanningen hadden kunnen worden geleverd om de samenhang van het plan te waarborgen. Een aanzienlijk deel van de maatregelen is op regionaal niveau vastgesteld om specifieke regionale uitdagingen aan te pakken en het aandeel van het fonds dat naar de verschillende regio’s gaat, lijkt over het algemeen toereikend. Er worden ook synergieën met de komende cohesiebeleidsprogramma’s verwacht.
Het plan omvat ook maatregelen om de territoriale samenhang te versterken, met name dankzij investeringen in duurzame mobiliteit en digitale infrastructuur. Investeringen in spoorwegen, slimme mobiliteit en fiets- en wandelpaden bestrijken het hele grondgebied en versterken de integratie van vervoersnetwerken. De ontwikkeling van de binnenwateren in Wallonië zal naar verwachting de algemene connectiviteit van het land verbeteren. België heeft zich er ook toe verbonden zijn transregionale voorstedelijke spoorwegnet te voltooien (maatregel R-301). Ook de uitrol van oplaadinfrastructuur in heel België wordt ondersteund. Tot slot heeft het plan tot doel te zorgen voor een gelijkmatige uitrol van 5G-infrastructuur in alle regio’s, met name door de regionale stralingsnormen te herzien indien dit noodzakelijk wordt geacht en door de bevoegde comités wordt aanbevolen. Bovendien bevat het plan twee infrastructuurprojecten voor de uitrol van glasvezelnetwerken in witte zones, die op die manier bijdragen tot de territoriale samenhang tussen stedelijke en plattelandsgebieden.
De versterking van de sociale samenhang is een van de belangrijkste doelstellingen van het plan. Deze doelstelling komt met name aan de orde in het kader van de vierde pijler, die met name gericht is op de inclusie en integratie van kwetsbare groepen. Component 4.1
heeft tot doel de algehele prestaties en inclusiviteit van de onderwijsstelsels in België te verbeteren. Component 4.2 omvat maatregelen om de participatie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te vergroten (laaggeschoolden, vrouwen, mensen met een migrantenachtergrond, mensen met een handicap). Component 4.3 heeft tot doel het gebrek aan zowel sociale huisvesting voor kwetsbare groepen als voorzieningen voor kinderdagopvang aan te pakken, met name voor kwetsbare huishoudens. De hervorming van de pensioenstelsels en eindeloopbaanregelingen (component 4.4) zou onder meer tot doel hebben de houdbaarheid van de sociale zekerheid te waarborgen en tegelijkertijd aandacht te besteden aan de budgettaire houdbaarheid.
Het plan omvat investerings- en hervormingsmaatregelen om de werkloosheid aan te pakken, met name door opleiding en een leven lang leren te bevorderen. Het armoederisico in België is sterk gecorreleerd aan het hoge percentage huishoudens met een lage arbeidsintensiteit. Het plan omvat verschillende maatregelen om de arbeidsmarktparticipatie te versterken, met name door het opleidingsaanbod te verhogen en te verbeteren, in het bijzonder voor banen waarin tekorten bestaan, een leven lang leren te bevorderen en te voorzien in meer steun voor werkzoekenden door de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (component 5.1).
Het plan omvat verschillende aanvullende componenten die naar verwachting de sociale cohesie zullen bevorderen, met name via maatregelen ter bevordering van digitale inclusie (componenten 5.1 en 2.3), toegang tot digitale overheidsdiensten (component 2.2), renovatie van sociale woningen, scholen, universiteiten, sportinfrastructuur, infrastructuur voor jeugdzaken, culturele infrastructuur, opleidingsfaciliteiten (component 1.1), en maatregelen ter bevordering van een modal shift in het vervoer, door het verminderen van de afhankelijkheid van persoonlijk gebruik van motorvoertuigen waarvan de daaraan verbonden kosten bijdragen tot armoede (component 3.2).
5e pijler: Gezondheid en economische, sociale en institutionele veerkracht, met het oog op onder andere het vergroten van
crisisparaatheid en van het reactievermogen bij crisissituaties
De “vijfde pijler”, waarop bijna de helft van alle componenten rechtstreeks betrekking
hebben, kom in het plan uitgebreid aan de orde.
Verscheidene maatregelen, met name in het kader van de vijfde as van het plan, zullen naar verwachting bijdragen tot een grotere economische veerkracht. Het plan omvat maatregelen om de productiviteit van bedrijven, met name kmo’s en innovatieve ondernemingen, te verhogen, de digitale transitie, O&O en innovatie te ondersteunen en het concurrentievermogen te vergroten (zie punt over slimme, duurzame en inclusieve groei).
De digitale as van het plan zal naar verwachting bijdragen tot een betere bedrijfscontinuïteit en een betere continuïteit van de openbare dienstverlening, alsook tot de doeltreffendheid van justitie. Een onderdeel van het plan is gericht op het vergroten van de
weerbaarheid tegen cyberaanvallen (component 2.1). Het plan bevat ook maatregelen om de digitalisering van justitie te versnellen en de administratieve lasten te verminderen door de overheidsdiensten te digitaliseren (component 2.2).
Sociale veerkracht moet met name worden bevorderd door de componenten van de vierde en de vijfde assen, die gericht zijn op inzetbaarheid, met inbegrip van kwetsbare groepen, en op het verbeteren van vaardigheden. Zoals besproken in het vorige punt over sociale en territoriale cohesie, is het plan sterk gericht op het opbouwen van sociale veerkracht.
Het plan omvat investeringen in e-gezondheidsoplossingen om de algehele veerkracht van het gezondheidsstelsel te versterken. Bovendien heeft het plan tot doel opleiding en innovatie in de biotech- en gezondheidssector in België te ondersteunen.
Het plan bevat maatregelen die naar verwachting zullen bijdragen tot een grotere institutionele veerkracht van België, met name door de ontwikkeling van cybersecuritycapaciteit (component 2.3), de modernisering en digitalisering van overheidsdiensten, met inbegrip van justitie (component 2.2) en de invoering van uitgaventoetsingen (component 6.1).
6e pijler: Beleid voor de volgende generatie, kinderen en jongeren, zoals onderwijs en vaardigheden
Het plan bestrijkt de “zesde pijler”, met verschillende componenten die er rechtstreeks verband mee houden, en draagt derhalve op passende wijze bij tot de algehele samenhang ervan. Het plan bevat een aantal maatregelen die direct van invloed zijn op kinderen en jongeren, waaronder:
• De ontwikkeling van een algemeen actieplan tegen voortijdig schoolverlaten en gepersonaliseerde ondersteuning voor leerlingen in de Federatie Wallonië-Brussel, en van een flexibel en toekomstbestendig hoger onderwijsaanbod in de Vlaamse Gemeenschap (component 4.1)
• De renovatie van scholen en universiteiten, alsmede de renovatie van sportinfrastructuur en faciliteiten voor jongeren in de Franstalige gemeenschap (component 1.1)
• Investeringen in de digitale infrastructuur en uitrusting van het onderwijsstelsel (component 2.3 en 4.1)
• Renovatie en ontwikkeling van opleidingsfaciliteiten en maatregelen ter ondersteuning van digitale inclusie en het aanbod van digitale opleidingen in Wallonië (component 5.1)
• Uitbreiding van de capaciteit van kinderopvangfaciliteiten in Wallonië (component 4.3)
• Toename van flexibele tijdelijke kinderopvang voor werkzoekenden in Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor ouders en/of alleenstaande ouders die net een baan hebben gevonden of voor een opleiding zijn ingeschreven (component 4.2)
• Fietsinfrastructuur, met name ten behoeve van jongeren met weinig of geen toegang tot personenauto’s (component 3.1)
Conclusie
In het licht van alle hervormingen en investeringen die België plant, is het Belgische herstel- en veerkrachtplan in hoge mate een alomvattende en voldoende evenwichtige respons op de economische en sociale situatie en draagt het zodoende bij aan elk van de zes in artikel 3 van de RRF-verordening bedoelde pijlers, daarbij rekening houdend met de specifieke uitdagingen van en de financiële toewijzing aan België. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.1 in bijlage V bij de RRF-verordening.
4.2. Verband met landspecifieke aanbevelingen en het Europees semester
Verwacht wordt dat het plan effectief zal bijdragen tot het aanpakken van een aanzienlijk deel van de uitdagingen waarmee de Belgische economie wordt geconfronteerd. Het plan voorziet in hervormingen en investeringen om een antwoord te bieden op een aantal langdurige problemen waarmee de Belgische economie wordt geconfronteerd, met name op het gebied van overheidsfinanciën en de samenstelling en efficiëntie van de overheidsuitgaven, de algemene arbeidsmarktprestaties en de ontwikkeling van vaardigheden, investeringen in duurzaam vervoer, de energietransitie, onderzoek, innovatie en nieuwe technologieën en digitale infrastructuur. Het
plan omvat ook hervormingen en investeringen om de regel- en administratiedruk te verminderen en het ondernemingsklimaat te verbeteren.
Tabel 6 – Overzicht van de uitdagingen waarmee België wordt geconfronteerd en die in de landspecifieke aanbevelingen (LSA) 2019 - 2020 en in de componenten van het herstel- en veerkrachtplan van België zijn vermeld
Uitdagingen waarmee België wordt geconfronteerd (zoals vermeld in punt 2) | Bijbehorend e landspecifie ke aanbeveling en (2019- 2020) en aanbeveling en in het kader van het Europees semester | C 1.1 | C 1.2 | C 1.3 | C 2.1 | C 2.2 | C 2.3 | C 3.1 | C 3.2 | C 3.3 | C 4.1 | C 4.2 | C 4.3 | C 4.4 | C 5.1 | C 5.2 | C 5.3 | C 6.1 |
Houdbaarheid van de overheidsschuld | 2019.1 | |||||||||||||||||
Houdbaarheid van pensioenstelsels, einde loopbaan | 2019.1 | ● | ○ | |||||||||||||||
Doelmatigheid van overheidsuitgaven, uitgaventoetsingen | 2019.1 | ○ | ● | |||||||||||||||
Betere coördinatie van het begrotingsbeleid | 2019.1 | |||||||||||||||||
Hindernissen om te werken wegnemen | 2019.2 | ○ | ||||||||||||||||
De doeltreffendheid van een actief arbeidsmarktbeleid versterken, met name voor laagopgeleiden, oudere werknemers en mensen met een migratieachtergrond | 2019.2, 2020.2 | ● | ● | |||||||||||||||
De vaardighedenmismatches aanpakken en de opleidingsstelsels verbeteren | 2019.2, 2020.2 | ● | ● | ● | ||||||||||||||
De prestaties en de inclusiviteit van het onderwijsstelsel verbeteren | 2019.2 | ○ | ● | |||||||||||||||
Investeren in duurzame vervoersinfrastructuur | 2019.3, 2020.3 | ● | ● | |||||||||||||||
De prikkels versterken en belemmeringen wegnemen om de vraag naar en het aanbod van collectief vervoer en vervoer met lage emissies te vergroten | 2019.3, 2020.3 | ● | ● | |||||||||||||||
Schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie | 2019.3, 2020.3 | ● | ● | ● | ● | ● | ● | ○ | ● | ○ |
Circulaire economie | 2020.3 | ● | ||||||||||||||||
Digitale infrastructuur, d.w.z. 5G- en gigabitnetwerken | 2019.3, 2020.3 | ● | ||||||||||||||||
Investeren in onderzoek & innovatie, met name in digitalisering | 2019.3, 2020.3 | ○ | ● | ● | ○ | ● | ● | |||||||||||
Verbeteren van het ondernemingsklimaat | 2019.4, 2020.3 | ● | ● | ○ | ○ | |||||||||||||
De regel- en administratiedruk verminderen | 2019.4 | ● | ○ | ○ | ○ | |||||||||||||
Concurrentie in de dienstensector | 2019.4 |
Legenda: “●” investeringen en hervormingen van de component resulteren in een doeltreffende aanpak van de uitdaging; “○” de component zorgt voor een gedeeltelijke aanpak van de uitdaging
Budgettaire houdbaarheid van de regelingen voor langdurige zorg en de pensioenstelsels
Op middellange tot lange termijn zijn er in België aanzienlijke risico’s voor de algemene budgettaire houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De houdbaarheid van de Belgische publieke financiën op middellange en lange termijn is in gevaar door de combinatie van een hoge schuldquote en de verwachte stijging van de kosten van de vergrijzing, met name in verband met pensioenen en langdurige zorg. De overheidsuitgaven voor pensioenen zouden tegen 2070 met 3 procentpunten van het bbp stijgen, vooral in de komende twee decennia (Europese Commissie, 2021b). De overheidsuitgaven voor langdurige zorg zouden volgens de prognoses tegen 2070 toenemen met 2,1 pp. van het bbp, een bovengemiddelde stijging uitgaande van een beginniveau dat al tot de hoogste van de EU behoort.
Tegen de achtergrond van een hoge overheidsschuld en stijgende overheidsuitgaven voor pensioenen (LSA 1.4 2019) omvat het plan een hervorming van het pensioenstelsel als onderdeel van component 4.4. De beoogde pensioenhervorming heeft tot doel de financiële en sociale duurzaamheid van het pensioenstelsel te verbeteren en het verzekeringsbeginsel te versterken door de minimumpensioenen te verhogen en de koppeling tussen premies en uitkeringen te versterken. De pensioenhervorming heeft ook tot doel het genderevenwicht te verbeteren en te zorgen voor convergentie tussen en binnen de verschillende pensioenstelsels, onder meer door de mogelijkheden voor vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt te beperken.
Een aantal van de beoogde maatregelen zal naar verwachting bijdragen tot een betere dekking en adequaatheid van het pensioenstelsel. Deze maatregelen, bijvoorbeeld de verhoging van de minimumpensioenen, kunnen echter op middellange tot lange termijn leiden tot een verhoging van de pensioenuitgaven, tenzij ze worden gecompenseerd door maatregelen die bijdragen tot de financiële houdbaarheid, een van de doelstellingen van de hervorming. Met het oog op financiële houdbaarheid zijn de Belgische autoriteiten van plan oudere werknemers te stimuleren actief te blijven op de arbeidsmarkt. Om tot die doelstelling bij te dragen worden verschillende maatregelen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan overwogen, zoals de invoering van deeltijdpensioenen, de invoering van een pensioenbonus17, meer investeringen in een leven lang leren en de facilitering van loopbaanheroriëntatie voor oudere werknemers.
De pensioenhervorming wordt in algemene bewoordingen beschreven, zonder details over de beoogde maatregelen. Hoewel de pensioenhervorming naar verwachting een zekere bijdrage zal leveren aan de uitvoering van LSA 1.4 2019, zal het dus pas mogelijk zijn om de omvang van die bijdrage te beoordelen wanneer de concrete maatregelen die de hervorming vormen, zijn vastgesteld.
Het plan bevat enkele maatregelen die bijdragen tot minder opnames in een instelling bij langdurige zorg (LSA 1.3 2019). De Belgische densiteit van residentiële bedden voor mensen
17 Een pensioenbonus biedt mensen die na de leeftijd voor vervroegde pensionering blijven werken, aanvullende pensioenrechten.
ouder dan 65 jaar behoort tot de hoogste in de EU. Bovendien blijkt uit de indicatoren dat een aanzienlijk aandeel van zelfstandige gebruikers en gebruikers met een lage mate van afhankelijkheid voor wie opname in een instelling onnodig of ten minste voorbarig kan zijn, momenteel residentiële zorg ontvangen. Meer bepaald in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest is ongeveer een derde (respectievelijk 34 % en 31 %) van de bejaarden die in residentiële structuren wonen nog enigszins zelfstandig, terwijl dit aandeel in Vlaanderen 20 % bedraagt. Component 4.3 omvat investeringen in sociale huisvesting in Wallonië, waarbij sommige woningen worden uitgerust met assistentietechnologieën om het zelfstandig wonen van personen met een handicap en ouderen te ondersteunen. Voorafgaand aan de uitvoering van deze investering zal de Waalse regering een de-institutionaliseringsstrategie voor langdurige zorg vaststellen.
Samenstelling en efficiëntie van de overheidsuitgaven
Het plan is ambitieus wat betreft de systematische integratie van uitgaventoetsingen in de begrotingsplanningcycli van alle overheidsniveaus om de efficiëntie van de uitgaven te verbeteren (LSA 1.5 2019). Het hoge niveau van de overheidsuitgaven in België gaat samen met een laag niveau van overheidsinvesteringen. Uitgavenevaluaties zouden een doeltreffend instrument kunnen zijn om de uitgaven te heroriënteren naar uitgaven die beter voldoen aan de economische en maatschappelijke doelstellingen van het land. Door efficiëntieverbeteringen mogelijk te maken, kunnen zij besparingen genereren zonder de groei te beperken. Component
6.1 bevat een toezegging om op alle overheidsniveaus structureel gebruik te maken van uitgaventoetsingen. Overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Eurogroep18 zullen de resultaten van uitgaventoetsingen systematisch worden opgenomen in de jaarlijkse en meerjarige begrotingsplanning vanaf de opstelling van de begrotingswet 2024. De reikwijdte en het ambitieniveau van de verschillende geplande maatregelen in verband met uitgaventoetsingen verschillen per overheidsentiteit, afhankelijk van de mate waarin zij vooruitgang hebben geboekt bij het gebruik van dat instrument. Alle entiteiten hebben technische ondersteuning gekregen bij uitgaventoetsingen in het kader van het instrument voor technische ondersteuning (en voorheen in het kader van het steunprogramma voor structurele hervormingen).
Negatieve prikkels om te werken
Het plan verwijst naar een voorstel voor een brede belastinghervorming, met name om het nettorendement van arbeid te verhogen. Dit voorstel moet worden gezien tegen de achtergrond van LSA 2.1 2019, waarin België wordt opgeroepen de bestaande negatieve prikkels om te werken aan te pakken. Het Belgische belastingstelsel wordt gekenmerkt door een grote belastingwig op arbeid voor middeninkomens (52,3 % in België tegenover gemiddeld 45,6 % in de eurozone in 2019) en omvat verschillende fiscale kenmerken die specifieke negatieve prikkels om te werken doen ontstaan, met name de wisselwerking tussen smalle belastingschijven, de
18 Zie xxxxx://xxx.xxxxxxxxx.xxxxxx.xx/xx/xxxxx/xxxxx-xxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxx-xxxxxxxxx/
bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid en de werkgelegenheidspremie. Zoals in het Europees semester 2019 werd benadrukt, zouden het wegnemen van verstorende fiscale kenmerken en het verminderen van de belastingdruk op arbeid ertoe bijdragen dat de financiële belemmeringen om te werken worden verminderd. De bredere belastinghervorming die in het plan wordt aangekondigd, zou met name maatregelen omvatten om de belastingen op arbeid te verlagen, onder de participatiebelastingvoet (momenteel meer dan 60 % in sommige gevallen) en de huidige marginale inkomstenbelastingtarieven van meer dan 80 % in de band van 50 tot 70 % van het gemiddelde loon, alsmede maatregelen om de belastinggrondslag te verbreden en het belastingstelsel te vereenvoudigen.
Het plan bevat echter geen toezegging en tijdschema voor de goedkeuring van de aangekondigde belastinghervorming. Hoewel deze hervorming de belastingdruk op arbeid kan verlichten en aldus kan bijdragen tot de uitvoering van LSA 2.1 2019, wordt in het plan alleen een indiening van een voorstel bij de ministerraad van de federale regering aangekondigd, waardoor geen volledige garantie wordt geboden dat de hervorming daadwerkelijk zal worden doorgevoerd. Wegens het ontbreken van zowel een duidelijk tijdschema als een verbintenis om de hervorming goed te keuren, kan dit voorstel niet worden opgenomen als een maatregel die door de faciliteit wordt ondersteund.
Actief arbeidsmarktbeleid
Het plan bevat maatregelen ter bevordering van een doeltreffender actief arbeidsmarktbeleid en ter verbetering van de arbeidsmarktprestaties (LSA 2.1 2019 en 2.1 2020). De arbeidsmarktparticipatie is laag voor laaggeschoolden, mensen met een migrantenachtergrond, oudere werknemers en mensen met een handicap in België. Dit wijst erop dat zowel structurele als groepsspecifieke factoren hun integratie op de arbeidsmarkt belemmeren, terwijl de bestaande activeringsmaatregelen niet voor alle bevolkingsgroepen even doeltreffend zijn. De arbeidsparticipatie van oudere werknemers blijft onder het EU-gemiddelde en mensen met een migratieachtergrond, met name vrouwen, blijven ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. Het plan omvat een hervorming van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening van Wallonië (R-5.05) om de werkgelegenheidsbegeleiding voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, te verbeteren. De investeringen in component 4.2 zijn gericht op het versterken van de sociale en arbeidsmarktintegratie van mensen met een migratieachtergrond, vrouwen, mensen met een handicap, gedetineerden en mensen die het risico lopen op digitale uitsluiting. Voorts zijn enkele hervormingen gericht op de bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt. Specifieke maatregelen ter bevordering van de inzetbaarheid van oudere werknemers zijn opgenomen in component 4.4.
Hoewel verscheidene hervormingen en investeringen in het plan de positie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt versterken, voorziet het overkoepelende plan niet in een holistische en geïntegreerde aanpak ter ondersteuning van de integratie van kwetsbare groepen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Het ontbreken van een verbintenis en een tijdschema voor de goedkeuring van de aangekondigde belastinghervorming kan bovendien afbreuk doen aan de doeltreffendheid van de maatregelen die worden genomen om de activering van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te versterken.
Onderwijs en vaardigheden
Verschillende hervormingen en investeringen zullen naar verwachting bijdragen tot betere onderwijs- en opleidingsstelsels (LSA 2.2 2019 en 2.2 2020). De neerwaartse trend in de onderwijsprestaties en het bestaan van grote verschillen in de onderwijsstelsels zijn een punt van zorg in België Het percentage jongeren dat basisvaardigheden beheerst, is zorgwekkend en de kloof in onderwijsresultaten als gevolg van sociaal-economische en migratieachtergrond is groot. De investeringen en hervormingen in component 4.1 van het plan zijn erop gericht de inclusiviteit van onderwijsstelsels te vergroten en hun prestaties te verbeteren om ervoor te zorgen dat de onderwezen vaardigheden beter aansluiten bij de vaardigheden die de arbeidsmarkt vereist. Het Voorsprongfonds Hoger Onderwijs kan bijdragen aan de modernisering van het hoger onderwijs om tegemoet te komen aan de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving. Een groot deel van de investeringen is gericht op het vergroten van de digitale infrastructuur en uitrusting om de digitale vaardigheden op alle niveaus van het onderwijsstelsel (middelbare school, hoger onderwijs en onderwijs voor sociale promotie) te verbeteren. Tot de investeringen behoren ook enkele opleidingen voor leerkrachten om hun digitale vaardigheden te verbeteren. Het plan omvat een algemeen actieplan van de Franstalige Gemeenschap tegen voortijdig schoolverlaten en gepersonaliseerde ondersteuning van 30 000 leerlingen in het
leerplichtonderwijs via multidisciplinaire teams om de mentale, onderwijskundige en pedagogische problemen van leerlingen, hun lagere onderwijsresultaten en vroegtijdig schoolverlaten als gevolg van COVID-19 aan te pakken. Toch hebben slechts enkele maatregelen als specifieke doelstelling de structurele ongelijkheden in het onderwijsstelsel aan te pakken, onder meer door gerichte investeringen in de opleiding van kwetsbare leerlingen en leerkrachten. Verscheidene maatregelen dragen evenwel indirect bij tot deze doelstelling.
Het plan voorziet ook in opleidingsmaatregelen om vaardighedenmismatches aan te pakken (LSA 2.3 2019 en LSA 2.2 2020). Ondanks verscheidene gewestelijke en federale maatregelen om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en de activering te bevorderen, worden in verschillende sectoren tekorten aan arbeidskrachten vastgesteld, in het bijzonder in de ICT- sector, de bouwsector, de gezondheidszorg en de onderwijs- en opleidingssector. Investeringen in opleiding in de componenten 4.2 en 5.1 zijn gericht op het verminderen van het tekort aan vaardigheden door middel van opleiding en activering met het oog op het lenigen van de huidige en toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt. Investeringen bestrijken een breed scala aan vaardigheden, waaronder basis- en groene vaardigheden, maar zijn sterk gericht op het vergroten van digitale vaardigheden, waardoor de digitale transitie wordt ondersteund.
Hoewel enkele maatregelen zijn opgenomen, bevat het plan geen alomvattende strategie om de deelname aan een leven lang leren te versterken, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen. Investeringen in opleiding zijn sterk gericht op het vergroten van het opleidingsaanbod en minder op maatregelen om deelname aan opleidingen te stimuleren en een leercultuur te ontwikkelen, die werden aangemerkt als de belangrijkste belemmeringen voor een lage deelname aan een leven lang leren. Dit is met name een punt van zorg in Wallonië, waar de investeringen in opleiding bijna uitsluitend gericht zijn op de bouw en renovatie van opleidingscentra. Bovendien hebben slechts enkele maatregelen als specifieke doelstelling de structurele ongelijkheden in het onderwijsstelsel aan te pakken, bijvoorbeeld door gerichte investeringen in de opleiding van kwetsbare leerlingen en leerkrachten.
Verscheidene maatregelen in het plan zijn erop gericht zijn de onderwijsstelsels te verbeteren en vaardighedenmismatches aan te pakken, maar hebben slechts in een beperkte mate betrekking op basisvaardigheden en groene vaardigheden. Hoewel de nadruk op digitale vaardigheden lovenswaardig is om de digitale transitie te ondersteunen, zullen sommige soorten vaardigheidstekorten naar verwachting minder aan bod komen, ook omdat het plan niet voorziet in een alomvattende strategie voor een leven lang leren.
Investeren in duurzaam vervoer
Het plan omvat ambitieuze investeringen in duurzaam vervoer, met inbegrip van lopen , fietsen , openbaar stadsvervoer en spoorweginfrastructuur (LSA 3.1 2019 en 3.5 2020). De transportsector is verantwoordelijk voor 35 % van de niet-ETS-broeikasgasemissies in België. Groeiende verkeersvolumes zorgen voor congestie en zetten de infrastructuur voor het vervoer over land onder druk, terwijl de investeringen in de infrastructuur voor de binnenvaart laag blijven. Hoewel België over een dicht wegen- en spoorwegnet beschikt, scoort het tamelijk slecht wat betreft de kwaliteit van de wegen en de efficiëntie van de spoorwegdiensten. Het
Belgische plan zal naar verwachting een aanzienlijke bijdrage leveren aan de uitvoering van de aanbeveling om te investeren in duurzaam vervoer, met name het spoor. De investeringen in component 3.1 omvatten aanzienlijke steun voor fietsen en lopen. Het plan bevordert ook het gebruik van openbaar vervoer en intermodaliteit, met bijzondere aandacht voor de verbetering van het spoorvervoer (bijvoorbeeld omdat het mijlpalen bevat met betrekking tot de voltooiing van het voorstedelijk RER-GEN-netwerk in maatregel R-3 betreffende het prestatiecontract van NMBS-SNCB en Infrabel). Component 3.2 omvat aanzienlijke investeringen in openbaarvervoersdiensten, zoals nieuwe bus-, tram- en lichte metro (metro léger) infrastructuur, alsook digitale instrumenten om de vraag naar duurzaam vervoer te vergroten. Ook het spoorvervoer zal naar verwachting efficiënter en toegankelijker worden gemaakt. Voor het goederenvervoer zal het plan infrastructuurwerken financieren ter ondersteuning van de modal shift in het vervoer van de weg naar de binnenvaart en het spoor.
Verschillende maatregelen van het plan zullen naar verwachting de elektrificatie van het vervoer ondersteunen (LSA 3.1 2019 en 3.5 2020). België loopt achterop op het gebied van elektrische mobiliteit, aangezien de introductie van elektrische of hybride elektrische voertuigen nog steeds traag verloopt en er aanzienlijke investeringen in infrastructuur nodig zijn. De in het kader van component 3.3 voorgestelde investeringen zijn gericht op het bevorderen van elektrische mobiliteit, die zowel het openbaar als het particulier vervoer bestrijken. België zal ook investeren in groenere bussen en verschillende projecten ondersteunen de uitrol van elektrische oplaadinfrastructuur, met name in Vlaanderen (30 000 oplaadpunten) en tot op zekere hoogte in Wallonië (6 000 oplaadpunten). Deze investeringen zullen worden aangevuld met de vaststelling van wetgevingshervormingen om wetgevingskaders voor e-mobiliteit in de drie regio’s op te zetten.
Stimulansen voor collectieve en duurzame mobiliteit
Investeringen in emissiearm vervoer gaan gepaard met stimulansen voor duurzame mobiliteit, waaronder een hervorming van de belastingregeling voor bedrijfswagens (LSA
3.4 2019). Xxxxxxxxx verkeersvolumes zijn lange tijd gestimuleerd door hoge subsidies voor het woon-werkverkeer, zoals het belastingvoordeel voor de bedrijfswagen in de vennootschapsbelasting, de personenbelasting (voor werknemers met een bedrijfswagen) en socialezekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers. Naast de schadelijke effecten van deze belastingregeling op economisch (congestie) en ecologisch vlak brengt zij hoge begrotingskosten met zich mee en bevoordeelt zij mensen met een hoog inkomen. Het plan voorziet in een hervorming van de belastingregeling voor bedrijfswagens, waarbij nieuwe bedrijfswagens vanaf 2026 emissieloos moeten zijn om in aanmerking te komen voor de bestaande preferentiële regeling. Verwacht wordt dat de hervorming zal leiden tot een vermindering van de broeikasgasemissies als gevolg van het gebruik van bedrijfswagens, maar geen oplossingen biedt voor het probleem van de congestie. Evenmin worden door de hervorming de budgettaire gevolgen van de regeling beperkt. Het plan voorziet ook in belastingprikkels voor de installatie van particuliere laadpalen en laadpunten op semipublieke plaatsen en een verhoging van het mobiliteitsbudget. Het plan beoogt ook de kwaliteit en efficiëntie van de spoorwegen te verbeteren.
In het plan wordt dus een samenhangend pakket hervormingen en investeringen voorgesteld om de ontwikkeling van duurzame mobiliteit te ondersteunen door fiets- en spoorvervoer te bevorderen, het wagenpark en de busvloten te vergroenen, oplaadinfrastructuur uit te rollen en stedelijke vervoersnetwerken uit te breiden. In het plan zijn evenwel geen hervormingen opgenomen zoals de aanbestedingen voor openbaredienstcontracten. Het huidige federale regeerakkoord voorziet nochtans in projecten op dit terrein.
Investeringen in de energietransitie
België oormerkt in het kader van het RRF aanzienlijke financiële middelen voor energie- efficiënte renovatie van particuliere en openbare gebouwen (LSA 3.2 2019 en 3.6 2020). De bouwsector is verantwoordelijk voor meer dan 30 % van de niet-ETS-emissies in België. België scoort laag ten opzichte van de energieprestatie van zijn bestaande woningvoorraad, aangezien 80 % van de woningvoorraad werd gebouwd vóór de invoering van energie-efficiëntienormen voor gebouwen. Aanzienlijke investeringen in het kader van component 1.1 hebben tot doel de energie-efficiëntie van gebouwen, waaronder zowel openbare gebouwen als particuliere en sociale woningen, te verbeteren. Bovendien voorziet het plan in maatregelen ter verbetering van het systeem van renovatiesubsidies voor huishoudens om particuliere investeringen te stimuleren.
In het plan zijn ook investeringen opgenomen om de transitie naar koolstofarme energietechnologieën te waarborgen (LSA 3.2 2019 en 3.6 2020). Er is in België behoefte aan grote investeringen in elektriciteitsproductie, interconnectiecapaciteit, slimme netten, opslag en energie-efficiëntie. Aanzienlijke investeringen in het kader van component 1.2 zijn gericht op schone en efficiënte energieproductie en -gebruik. De investeringen zijn toegespitst op industriële sectoren en hebben bijvoorbeeld betrekking op de elektrificatie van industriële processen, groene en koolstofarme waterstof als grondstof en energiedrager, afvang en opslag van koolstof, met investeringen in CO2-transport en preïndustrieel onderzoek voor industriële toepassingen, hernieuwbare warmtenetwerken, infrastructuur om de aansluiting van offshore- windenergie op het net te faciliteren, enz.
Het plan bevat maatregelen om de biodiversiteit te versterken en te anticiperen op de negatieve gevolgen van klimaatverandering (LSA 3.5 2020). België staat voor grote uitdagingen op het gebied van investeringen en regelgeving om werk te maken van de transitie naar een koolstofarme economie en te anticiperen op de negatieve gevolgen van de klimaatverandering. Deze uitdagingen omvatten onder meer een sterke druk op landgebruik en biodiversiteit als gevolg van intensieve landbouw en een relatief hoge bevolkingsdichtheid. De investeringen in het kader van component 1.3 zullen naar verwachting het behoud en het herstel van de biodiversiteit ondersteunen om de capaciteit voor koolstofopslag te verbeteren en de weerbaarheid tegen klimaatveranderingseffecten te vergroten. Bovendien zijn verschillende investeringen erop gericht droogteproblemen structureel aan te pakken om beter voorbereid te zijn op langere perioden van droogte en frequentere hittegolven.
Het plan omvat aanzienlijke investeringen in de energietransitie, met name om de energie- efficiëntie van gebouwen te verbeteren, koolstofarme energietechnologieën te ondersteunen en
de biodiversiteit te versterken. Het blijft echter onzeker hoe de “groene tax shift” als onderdeel van de aangekondigde brede belastinghervorming zal worden uitgewerkt en investeringen in de energietransitie verder zal ondersteunen.
Investeringen in onderzoek en innovatie en nieuwe technologieën
Het Belgische plan is gericht op het stimuleren van investeringen in onderzoek en innovatie, met inbegrip van digitalisering (LRS 3.3 2019 en 3.9 2020). Onderzoek en ontwikkeling zijn geconcentreerd in een klein aantal bedrijfstakken en er is onvoldoende verspreiding van innovatie over de rest van de economie. Ook de regionale en subregionale verschillen blijven aanzienlijk. Grote O&O-investeringen die onder component 5.2 vallen, zijn gericht op het stimuleren van het economisch herstel via de dubbele transitie. Tot de investeringen behoren bijvoorbeeld de toepassing van efficiëntere productieprocessen op basis van opkomende energietechnologieën en de ontwikkeling van alternatieve productieprocessen voor nucleaire geneeskunde voor kankerbehandeling. Component 2.3 omvat maatregelen ter ondersteuning van onderzoek en innovatie op het gebied van artificiële intelligentie. In component 1.2 wordt steun verleend voor innovatieve digitale technologieën, zoals slimme netwerken en ICT-systemen voor de uitrol van hernieuwbare energie. Het plan financiert ook innovatieve processen in de circulaire economie in Wallonië en Vlaanderen in component 5.3. Investeringen in component 4.1 (Onderwijs 2.0) zullen naar verwachting de benutting van digitale onderwijsvormen in België aanzienlijk verbeteren. Innovaties op het gebied van slimme mobiliteit hebben tot doel het aanbod van openbaarvervoersdiensten te verbeteren. In component
4.3 voorziet het plan in het gebruik van artificiële intelligentie in sociale woningen om de opname van mensen die hun zelfstandigheid verliezen in rusthuizen en verzorgingstehuizen uit te stellen of te vermijden.
Investeringen in digitale infrastructuur zoals 5G en gigabit-netwerken
Het plan bevat wederzijds versterkende infrastructurele hervormingen en investeringen op het gebied van connectiviteit met zeer hoge capaciteit, die essentiële bouwstenen zijn voor de digitale en groene transitie in België (LSA 3.3 2019 en 3.8 2020). De versterking van de digitalisering van de economie biedt veelbelovende perspectieven voor het stimuleren van de productiviteit en de innovatiecapaciteit van België. Het plan omvat zowel hervormingen als investeringen voor de uitrol van infrastructuur voor connectiviteit met zeer hoge capaciteit.
Verwacht wordt dat het plan de knelpunten voor kritieke hervormingen zal wegnemen om publieke en private investeringen in connectiviteit met zeer hoge capaciteit mogelijk te maken en te versterken. Op het gebied van digitaal beleid werd de federale niveaus, gewesten en gemeenschappen aanbevolen een gemeenschappelijke basis te vinden voor de uitrol van 5G, waar België een achterstand heeft opgelopen. Componenten 2.3 en 5.2 voorzien in hervormingen op federaal en regionaal niveau die gericht zijn op het wegnemen van knelpunten in de regelgeving voor de uitrol van 5G en infrastructuur voor ultrasnelle connectiviteit, zoals glasvezel. Als onderdeel van het plan is België voornemens tegen juni 2022 de 5G- spectrumveiling onder investeringsvriendelijke voorwaarden organiseren en uitvoeren. Voorts zal België tegen eind 2021 het vereiste federale wetgevingskader instellen. Het plan bevat ook regionale hervormingen om de stralingsnormen te herzien met het oog op een doeltreffende
uitrol van het 5G-spectrum voor zowel particulier als industrieel gebruik, mits die hervormingen noodzakelijk en aanbevolen zijn door de desbetreffende comités die door de respectieve regio’s zijn ingesteld. Hoewel door deze laatste voorwaarde de uitrol van 5G in België gepaard gaat met een zeker mate van onzekerheid, kunnen deze hervormingen een aanzienlijke belemmering voor de grootschalige uitrol in België wegnemen. Daarnaast zal in het Belgische plan toezicht worden gehouden op de uitvoering van de toolbox voor connectiviteit19, die de beste op België afgestemde praktijken op het gebied van connectiviteit voor het verlagen van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken en voor efficiënte toegang tot het 5G- radiospectrum op maat van België moet bevatten. De uitvoering van de connectiviteitstoolbox zal een nationaal stappenplan omvatten voor de vereenvoudiging van vergunningsprocedures die van belang zijn voor de uitrol van 5G en netwerken met zeer hoge capaciteit, zoals glasvezelnetwerken. De hervorming die tot doel heeft de duur van gerechtelijke procedures met betrekking tot milieuvergunningen in Vlaanderen met gemiddeld 6 tot 9 maanden te verkorten en de investeringen in de digitalisering van stedenbouwkundige vergunningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest zullen naar verwachting ook gunstig voor investeringen in digitale infrastructuur.
Het plan omvat ook openbare investeringen in supersnelle connectiviteit. Deze investeringen omvatten de dekking van witte zones door glasvezelnetwerken in de Duitstalige Gemeenschap en van bedrijvenparken in Wallonië (component 2.3).
Ondernemingsklimaat en regelgevings- en administratieve lasten
Om het ondernemingsklimaat te verbeteren, is het plan met name gericht op ondersteuning van de digitalisering van de administratie, met inbegrip van justitie (LSA 4.1 2019 en
3.2 2020). Er is ruimte voor verbetering van het gebruik van digitale overheidsdiensten, dat momenteel relatief laag is en het gebrek aan digitalisering van justitie blijft een belangrijke uitdaging voor bedrijfsinvesteringen in België. De digitalisering van overheidsdiensten en justitie werd aangemerkt als een manier om het institutionele bestuur te verbeteren. Aanzienlijke investeringen en hervormingen in het kader van component 2.2 zijn gericht op de digitalisering van het openbaar bestuur om de efficiëntie van haar interne processen en van de interactie met burgers en bedrijven te verbeteren, met name via de ene één digitale toegangspoort (Single Digital Gateway) en investeringen in de digitalisering van het socialezekerheidsstelsel. De digitalisering van de procedures voor bouw- en milieuvergunningen, die in het plan is opgenomen, zal naar verwachting bijdragen tot een verkorting van de tijd die nodig is om deze procedures af te ronden. Deze investeringen gaan gepaard met e-overheidshervormingen om de administratieve procedures te vereenvoudigen en e-aanbestedingen te verbeteren. Het plan zal
19 Gemeenschappelijke EU-toolbox van 26 maart 2021 voor connectiviteit, overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2020/1307 van de Commissie betreffende een gemeenschappelijke toolbox van de Unie om de kosten van de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit te verlagen en een tijdige en investeringsvriendelijke toegang tot 5G-radiospectrum te waarborgen, ter bevordering van de connectiviteit als ondersteuning van het economisch herstel na de COVID-19-crisis in de Unie.
naar verwachting ook bijdragen tot een beter cyberveilig ondernemingsklimaat in België, met name door investeringen in cyberbewustzijn en cyberweerbaarheidscapaciteit van kmo’s en zelfstandigen (component 2.1).
In het plan wordt gedeeltelijk ingegaan op de aanbeveling om de regelgevings- en administratieve lasten te verminderen (LSA 4.1 2019 en 3.3 2020). Het plan heeft tot doel de invoering van één digitale toegangspoort (Single Digital Gateway) te ondersteunen door de procedure voor de oprichting en het beheer van een onderneming te herzien en te vereenvoudigen (component 2.2). Dankzij de éne digitale toegangspoort moet het mogelijk worden het beginsel van eenmalige aanmelding ook toe te passen op ondernemingen en burgers uit andere lidstaten. Vlaanderen, Wallonië en Brussel voeren hervormingen door om de vergunnings- en milieuprocedures te stroomlijnen20. De uitgaventoetsingen in Vlaanderen zullen ook gericht zijn op het verminderen van de regeldruk, met onder meer een aanpak van overregulering (“gold-plating”), hetgeen leidt tot een onnodige strikte toepassing en handhaving van de regels (component 6.1) In het plan wordt evenwel niet ingegaan op de complexiteit van het arbeidsrecht en de aanbeveling om belemmeringen voor concurrentie in diensten, met name gereglementeerde beroepen, weg te nemen.
Het plan zal naar verwachting een blijvend effect hebben op de algehele cyberweerbaarheid en -security van de Belgische samenleving en bevordert de uitrol van artificiële intelligentie (“AI”) en zal aldus bijdragen aan de digitale transitie (LSA 3.3 ,
4.1 2019 en 3.5 2020). Investeringen in het kader van 2.1 zijn gericht op het versterken van de algehele cyberweerbaarheid en de cybercrisisparaatheid van de Belgische samenleving. Tot de investeringen behoren bijvoorbeeld maatregelen ter versterking van de cybercapaciteit van kmo’s en ter bestrijding van cybercriminaliteit. Het plan draagt ook bij aan de financiering van een nieuw Instituut voor AI voor het algemeen welzijn (FARI) in Brussel, dat het gebruik van AI moet bevorderen om maatschappelijke uitdagingen op gebieden als gezondheid, milieu, mobiliteit en energie aan te pakken.
Conclusie
In het algemeen vormt het plan een alomvattend pakket hervormingen en investeringen dat gericht is op het aanpakken van de uitdagingen die in de landspecifieke aanbevelingen zijn geïdentificeerd. Het Belgische plan is in belangrijke mate toegespitst op overheidsinvesteringen en stelt aanzienlijke investeringen voor om gevolg te geven aan landspecifieke aanbevelingen.
20 Het doel van de hervorming van het Vlaamse Gewest is de tijd die nodig is voor de voltooiing van de procedure te verkorten en de rechtszekerheid over de duur ervan te vergroten. Er wordt een positief effect op de particuliere investeringen verwacht. Component 2.2 omvat investeringen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest in de digitalisering van de procedures voor bouw- en milieuvergunningen en de procedures voor stedenbouwkundige vergunningen, met een potentiële verkorting van de tijd die nodig is om een besluit te nemen.
In het licht van de hervormingen en investeringen die België plant en rekening houdend met beschikbare financiering in het kader van het RRF, zal het herstel- en veerkrachtplan van België naar verwachting bijdragen aan een doeltreffende aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen of uitdagingen in andere relevante documenten die de Commissie in het kader van het Europees Semester officieel heeft goedgekeurd, en vormt het herstel- en veerkrachtplan een adequaat antwoord op de economische en sociale situatie van België. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.2 in bijlage V bij de RRF-verordening.
4.3. Groeipotentieel, het scheppen van banen en economische, institutionele en sociale veerkracht, Europese pijler van sociale rechten, verzachting van de gevolgen van de crisis, en sociale territoriale cohesie en convergentie
Het Belgische herstel- en veerkrachtplan is erop gericht het economisch herstel te bevorderen en tegelijkertijd sterk de nadruk te leggen op de groene transitie en de digitale transformatie van de economie en de veerkracht te verbeteren op de weg naar meer duurzame en inclusieve groei. Het omvat een aantal investeringen en hervormingen die naar verwachting een positief effect zullen hebben op de totale vraag. De belangrijkste doelstellingen van het plan zijn het groeipotentieel van België te verbeteren, de werkgelegenheid te bevorderen en de economische, sociale en institutionele veerkracht te vergroten, waardoor het land uiteindelijk minder kwetsbaar voor schokken zal zijn. Het plan heeft ook tot doel bij te dragen aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en om de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis te verzachten en zo de economische, sociale en territoriale cohesie en convergentie binnen de EU te versterken.
Bevordering van economische groei en werkgelegenheid
Het plan is bedoeld om het economisch herstel te ondersteunen en de als gevolg van de COVID-19-pandemie onderbroken weg naar groei te hervatten. In 2020 kromp de economische output met 6,3 % ten opzichte van het voorgaande jaar, terwijl in 2021 een sterke groei van de economie met 4,5 % wordt voorspeld. De economische impact van het plan op de Belgische economie zal naar verwachting in verhouding staan tot het steunbedrag dat aan België is toegewezen. De Belgische autoriteiten ramen dat de economische impact van het plan op zijn hoogtepunt in 2022 naar verwachting het bbp met 0,21 procentpunt zal doen toenemen ten opzichte van het basisscenario (geen plan). De Belgische autoriteiten ramen dat de volledige uitvoering van de maatregelen van het plan de bbp-groei in de periode 2021-2026 met gemiddeld 0,14 procentpunt per jaar zal doen toenemen, zodat België reeds in 2022 kan terugkeren naar het groeipad van vóór de COVID-19-pandemie. Dit zijn echter voorzichtige ramingen van de economische impact van het plan, aangezien geen rekening wordt gehouden met de impact van de hervormingen van het plan noch met de overloopeffecten van de EU-brede tenuitvoerlegging van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Verschillende hervormingen in het plan, zoals de vereenvoudiging van administratieve procedures, de invoering van 5G en de hervorming van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening, zullen naar verwachting de bestaande knelpunten voor groei en werkgelegenheid aanpakken en de verwachte impact van de uitvoering van de geplande investeringen versterken. In de voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie wordt een
hogere outputgroei voorspeld, aangezien deze een weerspiegeling is van het effect van de hogere externe vraag als gevolg van de uitvoering van de RRF in de buurlanden, die aanzienlijk zou kunnen zijn voor een kleine open economie zoals die van België. Rekening houdend met bovengenoemde factoren zijn de macro-economische prognoses die aan het Belgische plan ten grondslag liggen grotendeels in overeenstemming met de voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie en lijken zij over het geheel genomen plausibel voor de periode 2021-2022.
Alle investeringen in het plan die met het RFF worden gefinancierd, komen naar verwachting volledig bovenop het basisscenario zonder het RFF. De uitvoering van het plan zal naar verwachting resulteren in een toename van de kapitaaluitgaven, met name door overheidsinvesteringen en stimulansen voor particuliere investeringen. Verwacht wordt dat het plan zal bijdragen aan de aanpak van het vraagstuk van het lage niveau van de overheidsinvesteringen, die al geruime tijd zwak zijn. De overheidsinvesteringen bedroegen gemiddeld ongeveer 2,5 % van het bbp in de periode 2010 – 2019, ruim onder het EU- gemiddelde en met als gevolg een aantasting van de kwaliteit van de openbare infrastructuur. Verwacht wordt dat de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan zal resulteren in een gemiddelde stijging van de overheidsinvesteringen ten belope van 0,2 % van het bbp over de periode 2021-2026 ten opzichte van het basisscenario (geen plan). Volgens de analyse van het Federaal Planbureau (2021) zal een groot deel van de geplande uitgaven (88 % van het totaal) worden besteed aan het verhogen van de bruto-investeringen in vaste activa van de economie. Twee derde daarvan zal naar verwachting worden geïnvesteerd in materiële vaste activa en een derde in immateriële activa (waarvan bijna de helft in O&O zal worden geïnvesteerd). Meer dan de helft van de kapitaaluitgaven bestaat uit directe overheidsinvesteringen, het resterende deel bestaat uit investeringen in het bedrijfsleven (gefinancierd door kapitaaloverdrachten van de overheid en gefinancierd door de RRF) en, in mindere mate, uit investeringen door huishoudens. Het is belangrijk eraan te herinneren dat het plan naar verwachting ook een aanzienlijk crowding in-effect zal hebben voor particuliere investeringen, aangezien voor verschillende in het plan opgenomen investeringen medefinanciering nodig zal zijn met tussenkomst van de particuliere sector.
Een belangrijk deel van de investeringen zal worden gedaan in de aanleg van vervoersinfrastructuur, hetgeen naar verwachting een positief effect zal hebben op de economische groei, welvaart en werkgelegenheid zal creëren en zal bijdragen tot het aanpakken van de uitdagingen waarmee de sector wordt geconfronteerd, zoals congestie en luchtkwaliteit. De Commissie, de OESO en het IMF hebben de kosten van verkeerscongestie in België geraamd op 1 tot 2 % van het bbp (Van Essen e.a., 2011). België is een van de drie slechtst presterende landen in de EU wat betreft het gemiddelde aantal file-uren per jaar21. Zo verloor een persoon die in Brussel werkte en afhankelijk is van het individuele wegvervoer in
21 Europese Commissie, Jaarlijks aantal file-uren.
2019 gemiddeld 140 uur per jaar in files22. Om de uitdaging van verkeerscongestie aan te pakken en tegelijkertijd de negatieve gevolgen van het vervoer voor het milieu en de luchtkwaliteit te beperken, zijn investeringen nodig in het spoor, maar ook in stedelijk openbaar vervoer en een schone en duurzame mobiliteitsinfrastructuur voor zowel passagiers als vracht.
In dit verband hebben de federale en regionale autoriteiten plannen om meer te investeren in duurzame vervoersinfrastructuur en een modal shift in het vervoer door te voeren. Het plan omvat investeringen in fietsinfrastructuur23, in nieuwe of efficiëntere elektrische of plug- inhybridebussen, tram- en lichte metro (metro léger) infrastructuur, en digitale instrumenten om de vraag naar duurzaam vervoer te vergroten. Tegelijkertijd wordt verwacht dat investeringen in het goederenvervoer24 de modal shift van wegvervoer naar duurzamer vervoer over water en spoor ondersteunen. Het plan zal naar verwachting ook bijdragen tot de verbetering van de spoorweginfrastructuur, in een context waarin 20 % van de spoorwegactiva hun verwachte levensduur reeds heeft overschreden. Bovendien zal de hervorming van de gunstige fiscale behandeling van bedrijfswagens naar verwachting ook een aanzienlijke bijdrage leveren aan de decarbonisatie van het vervoer .
De investeringen in de bouwsector zijn vooral gericht op het verbeteren van de energie- efficiëntie van gebouwen. De bouwsector is verantwoordelijk voor meer dan 30 % van de niet- ETS-emissies in België. België scoorde laag voor de energieprestatie van zijn bestaande woningvoorraad25, die vrij oud is met 80 % van de voorraad die is gebouwd vóór de invoering van energienormen. In dit verband hebben alle entiteiten investeringen in de energie-efficiëntie van gebouwen gepland. Het is de bedoeling het jaarlijkse renovatiepercentage, dat momenteel laag is met 0,4 % van het bestaande gebouwenbestand, te verhogen. Om tegen 2050 de koolstofneutraliteit van de sector te bereiken, is geraamd dat het jaarlijkse renovatiepercentage ongeveer 3 % moet bedragen. Hoewel de maatregelen in het plan voornamelijk gericht zijn op de renovatie van openbare gebouwen en sociale woningen, hebben zij ook betrekking op de versterking van stimulansen voor de renovatie van het particuliere woningbestand.
De uitvoering van het plan zal naar verwachting bijdragen tot het terugdringen van de werkloosheid. De impact van de COVID-19-pandemie op de arbeidsparticipatie is gematigd en beperkt tot - 0,1 %, voornamelijk dankzij de zeer aanzienlijke steunmaatregelen die de regering heeft genomen om de gevolgen van de crisis te verzachten, zoals de tijdelijke werkloosheidsregeling voor werknemers en de inkomensvervangende regelingen voor zelfstandigen. Het effect van de crisis op de arbeidsmarkt komt evenwel beter tot uiting in het
22 Zie xxxxx://xxxxx.xxx/xxxxxxxxx/
23 De plannen zijn om 188 km nieuwe fietsinfrastructuur aan te leggen en 1 356 km extra infrastructuur te renoveren.
24 Op het gebied van het goederenvervoer per spoor streeft de federale regering ernaar het volume van het goederenvervoer per spoor tegen 2030 te verdubbelen.
25 Volgens de Building Database van de Europese Commissie stond België in 2014 op plaats 25 wat betreft de energie-prestaties van zijn gebouwenvoorraad.
gemiddelde aantal gewerkte uren, dat in 2020 sterk is afgenomen. Terwijl in 2021 een stijging van het werkloosheidspercentage wordt verwacht, voornamelijk als gevolg van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke werkloosheidsregeling en een toename van het aantal faillissementen na afloop van het moratorium, zal het werkloosheidspercentage naar verwachting al in 2022 weer dalen, mede dankzij het effect van de toename van de economische activiteit waaraan het plan bijdraagt en de investeringen in bij- en omscholing. Volgens de prognoses van het Federaal Planbureau zal de uitvoering van het plan naar verwachting een bescheiden aantal extra banen in 2022 en in de periode 2021-2026 zal opleveren. Dit positieve effect zou met name te danken zijn aan de bouwsector en is het gevolg van het grote aandeel van de investeringen in het plan voor de bouw en renovatie van gebouwen en woningen. Wat het effect op de economische groei betreft, zijn deze ramingen echter een ondergrens, aangezien zij geen rekening houden met het effect van de hervormingen die in het plan zijn opgenomen. De uitvoering van hervormingen zoals die welke in component 4.2 en 5.1 zijn opgenomen, zal naar verwachting het effect van de geplande investeringen versterken en zal naar verwachting leiden tot een groter aantal nieuwe banen.
Tekstvak 2: Gestileerde NGEU-effectsimulaties met QUEST – België
Modelsimulaties die de Commissie met behulp van het QUEST-model heeft uitgevoerd, tonen aan dat de economische impact van NextGenerationEU (NGEU) in België zou kunnen leiden tot een stijging van het bbp met 0,5 % tot 0,9 % tegen 202626 en dat dit effect daarna geleidelijk zou afnemen. Na 20 jaar zou het bbp 0,2 % hoger kunnen zijn. Spillover-effecten zijn goed voor een groot deel van deze impact. Volgens deze simulaties zou dit zich vertalen in maximaal 16 000 extra banen. Grensoverschrijdende overloopeffecten zijn goed voor 0,5 procentpunt van het bbp in 2026. Hieruit blijkt de toegevoegde waarde van gesynchroniseerde uitgaven in de verschillende lidstaten (regel 2 van tabel 1). Zelfs in een scenario met een lagere productiviteit van de NGEU-middelen, zou de impact van NGEU in België nog steeds aanzienlijk zijn (regel 3).27
Tabel: QUEST simulatieresultaten (afwijking van het reële bbp-niveau ten opzichte van het geval van niet-NGEU, in de hypothese van lineaire uitbetaling over 6 jaar)
Scenario | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | 2040 |
Referentiescenario | 0,5 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,9 | 0,9 | 0,7 | 0,6 | 0,5 | 0,4 | 0,2 |
waarvan spillover | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,1 | 0,0 |
Lage productiviteit | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,2 | 0,1 |
Dit gestileerde scenario houdt geen rekening met de mogelijke positieve impact van structurele hervormingen, die aanzienlijk kunnen zijn. Uit een modelmatige benchmarkingexercitie blijkt dat structurele hervormingen die zouden leiden tot een halvering van de kloof ten opzichte van de best presterende landen op het vlak van indicatoren van structurele hervormingen, het bbp van België over 20 jaar met 16 % zouden kunnen doen toenemen, meer dan de 11 % die voor het EU-gemiddelde is vastgesteld. Dit verschil weerspiegelt de relatief grotere verschillen ten opzichte van de best presterende landen in België (Varga & in ’t Veld, 2014).
Vanwege de verschillen in de aannames en methodologie kunnen de resultaten van deze gestileerde beoordeling niet rechtstreeks worden vergeleken met de cijfers in hoofdstuk 4 van het herstel- en veerkracht van België.
De productiviteit zal naar verwachting toenemen na de uitvoering van de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan. De productiviteitsgroei van België is de afgelopen jaren gestagneerd als gevolg van een aantal landspecifieke factoren. De maatregelen in het plan dragen tot op zekere hoogte bij tot het aanpakken van deze factoren. Het plan bevat een aantal investeringen en hervormingen ter verbetering van het ondernemingsklimaat door middel van een vermindering van de administratieve en regeldruk, alsook investeringen in de digitalisering
26 Het RRF vertegenwoordigt ongeveer 90 % van NGEU, waaronder ook ReactEU, Horizon, InvestEU, het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JFT), plattelandsontwikkeling en rescEU vallen.
27 Technisch gezien wordt in het scenario met lage productiviteit uitgegaan van een aanzienlijk verminderde outputelasticiteit van publiek kapitaal.
van justitie. Deze maatregelen hebben betrekking op structurele factoren die de productiviteitsgroei belemmeren. Verwacht wordt dan ook dat zij een positief effect zullen hebben op de productiviteit en zullen bijdragen aan het stimuleren van een hogere groei.
Aanzienlijke investeringen in de digitalisering en modernisering van de overheidsdiensten zullen naar verwachting de administratieve lasten verminderen. Deze investering heeft tot doel de totstandkoming te bevorderen van meer “gebruikersgerichte” overheidsdiensten, die vaker moderne digitale instrumenten zullen inzetten. Het doel is burgers en bedrijven toegang te bieden tot diensten die hen in staat stellen sneller en doeltreffender met een aantal overheidsdiensten te communiceren. In combinatie met hervormingen op federaal en regionaal niveau die onder meer gericht zijn op het vereenvoudigen van administratieve procedures en het verbeteren van e-aanbestedingen, zullen de investeringen in de digitalisering van overheidsdiensten, onder meer het streven naar een brede invoering van elektronische facturering en de toepassing van het beginsel van eenmalige aanmelding, naar verwachting bijdragen aan de vermindering van de kosten voor administratieve lasten, die door het Federaal Planbureau op ongeveer 7 miljard EUR (1,6 % van het bbp) werden geraamd (Kegels, 2018). Alle entiteiten voorzien in investeringen in dit verband.
Een doeltreffende justitie is een belangrijk structureel element voor een investerings- en bedrijfsvriendelijk klimaat. Er blijft een aanhoudend gebrek aan consistente, betrouwbare en uniforme justitiële gegevens bestaan, wat de vooruitgang op het gebied van de efficiëntie van justitie belemmert. De algemene efficiëntie van justitie zal naar verwachting verbeteren dankzij de geplande investeringen in het plan. De digitale transformatie van justitie heeft tot doel de tijd die nodig is voor de behandeling van zaken te verkorten, zodat de achterstand in rechtszaken geleidelijk kan worden verminderd. Dit is cruciaal om het vertrouwen in justitie te vergroten en de onzekerheid voor ondernemingen te verminderen. Bovendien zal het percentage van de onlinepublicatie van rechterlijke beslissingen naar verwachting toenemen (EU-scorebord voor justitie 2021), hetgeen de rechtszekerheid voor bedrijven en burgers moet bevorderen.
De in het plan beoogde hervormingen zullen naar verwachting de verbetering van het ondernemingsklimaat ondersteunen. De hele procedure voor het opzetten en beheren van een bedrijf zal worden herzien en vereenvoudigd door middel van digitalisering. Het grote aantal bestaande documenten die nodig zijn voor de aanpassing van bedrijfsgegevens zal naar verwachting drastisch worden verminderd. Dankzij de uitvoering van de éne digitale toegangspoort kan het beginsel van eenmalige aanmelding ook worden toegepast op ondernemingen en burgers uit andere lidstaten.
Hervormingen en investeringen in het plan zijn erop gericht sommige van de resterende tekortkomingen van het over het algemeen goed presterende Belgische O&O&I-systeem aan te pakken. In het plan zijn initiatieven opgenomen om de verspreiding van innovatie te bevorderen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, aangezien innovatie momenteel geconcentreerd is in een vrij klein aantal sectoren die door multinationale ondernemingen worden gedomineerd. Het plan omvat een hervorming om de innovatiebasis in Vlaanderen te verbreden, met als doel de focus en de voorwaarden voor het gebruik van
instrumenten ter ondersteuning van O&O te herzien en deze aan te passen om de deelname van
kmo’s te faciliteren (R-5.07).
Daarnaast voorziet het plan ook in maatregelen om de transitie naar het post- coronatijdperk te ondersteunen. Hierbij gaat het onder meer over innovatie en ondersteuning van veelbelovende sectoren; met bijzondere aandacht voor kmo’s, die het zwaartepunt van de Belgische economie vormen en die bijzonder zwaar getroffen zijn door de economische crisis als gevolg van de pandemie en de beperkingen die zijn vastgesteld om de expansie van de pandemie tegen te gaan. Zo bevat component 5.2 een aantal projecten ter ondersteuning van de ontwikkeling van toekomstbestendige economische sectoren. Het bevat bijvoorbeeld een project voor de verdere ontwikkeling van de nucleaire geneeskunde in België. Een ander project is gericht op de ontwikkeling van de Belgische knowhow inzake de behandeling van afval afkomstig van de ontmanteling van kerncentrales, hetgeen zeer relevant is, aangezien België zich ertoe heeft verbonden de productie van kernenergie geleidelijk af te bouwen.
Het plan ondersteunt de transitie naar een groenere en meer digitale economie. Component
1.2 van het plan is gericht op de ontwikkeling van opkomende energietechnologie en is bedoeld om de transitie weg van kernenergie te ondersteunen teneinde de focus te leggen op hernieuwbare energiebronnen en de ontwikkeling van de waterstofeconomie te bevorderen. Een positief effect op de groei en de werkgelegenheid wordt verwacht van de directe investeringen in (energie-)infrastructuur en investeringen in O&O. Het plan bevat ook maatregelen om de invoering van 5G in België te versnellen en de daarmee samenhangende economie te ondersteunen.
Versterking van de sociale cohesie
Hervormingen om de toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken en investeringen zijn gericht op het verhogen van de arbeidsparticipatie. De arbeidsparticipatie bedroeg 70,0 % in 2020, minder dan in de buurlanden en het gemiddelde van de EU-27 (72,4 %). Om de doelstelling van de federale regering van een arbeidsparticipatie van 80 % te halen, is de grootste verbetering nodig onder de meest kwetsbare groepen (mensen met een migratieachtergrond, laaggeschoolden, mensen met een handicap) en oudere werknemers. Het door België ingediende plan voor herstel en veerkracht omvat maatregelen die gericht zijn op het aanpakken van relevante uitdagingen op werkgelegenheids- en sociaal gebied, zoals vastgesteld in eerdere landenverslagen, landspecifieke aanbevelingen en gemonitord via het sociaal scorebord (zie tekstvak 3). Deze maatregelen kunnen bijdragen tot de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten.
Om de toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen en vaardighedenmismatches aan te pakken, beoogt het plan het hoger onderwijs te moderniseren en de deelname aan volwassenenonderwijs te versterken. Hervormingen en investeringen zijn erop gericht het opleidingsaanbod en de stimulansen transparanter te maken, onder meer door individuele leerrekeningen op te stellen en te investeren in onderwijs- en opleidingsinfrastructuur. Het hoger onderwijs in Vlaanderen zal naar verwachting worden aangemoedigd om een toekomstbestendige en flexibele portefeuille van cursussen te ontwikkelen, een leven lang leren
en nieuwe digitale onderwijsvormen verder te ontwikkelen om tegemoet te komen aan de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving. Daarnaast zijn sommige maatregelen in beide gemeenschappen bedoeld om de digitale inclusie van kwetsbare groepen te versterken door het aanbieden van digitale uitrusting te combineren met opleiding in digitale vaardigheden. Ook in de Franstalige gemeenschap zijn maatregelen gepland om voortijdig schoolverlaten te bestrijden.
Er zijn specifieke acties gepland om de integratie op de arbeidsmarkt te ondersteunen, met name voor kwetsbare groepen. Dit gebeurt door wijzigingen in de verantwoordelijkheden en de werking van de regionale openbare diensten voor arbeidsvoorziening, meer gepersonaliseerde ondersteuning van kwetsbare werkzoekenden in Wallonië en verdere digitalisering in Brussel en Vlaanderen. Het plan omvat twee hervormingen om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken, hetgeen met name relevant is voor de lage arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond. Met het oog op de versterking van verdere stimulerende maatregelen om mensen aan het werk te krijgen, worden deze hervormingen aangevuld met een pensioenhervorming. Het plan omvat ook enkele investeringen in sociale infrastructuur, onder meer in de renovatie en bouw van sociale woningen en kinderopvang.
Op verschillende gebieden had het plan ambitieuzer kunnen zijn. Voor verscheidene van de voorgestelde hervormingen, zoals de pensioenhervorming, is nadere informatie over het ontwerp en de uitvoeringsstrategie nodig om hun potentieel om blijvende verbeteringen tot stand te brengen, volledig te kunnen beoordelen. In het algemeen zou een meer holistische strategie toegespitst op kwetsbare groepen, onder meer door meer geïntegreerde en gerichte steun voor sociale inclusie en arbeidsmarktintegratie en deelname aan een leven lang leren, welkom zijn geweest. De investeringen om het opleidingsaanbod te digitaliseren en uit te breiden, onder meer door de bouw of renovatie van scholen en opleidingscentra, met name in Wallonië, zouden kunnen worden aangevuld met meer stimulansen om deel te nemen aan een leven lang leren. Een hervorming van beroepsonderwijs en -opleiding in Franstalig België zou het effect van deze investeringen in opleidingsfaciliteiten hebben versterkt. Tot slot worden de structurele uitdagingen van ongelijkheid in het onderwijsstelsel, die aanzienlijke gerichte investeringen in de opleiding van kwetsbare leerlingen en leerkrachten zouden vereisen, slechts in beperkte mate aangepakt in het kader van het plan.
Tekstvak 3: Werkgelegenheids- en sociale uitdagingen in het licht van het sociaal scorebord bij de Europese pijler van sociale rechten Het sociaal scorebord bij de Europese pijler van sociale rechten wijst op een aantal werkgelegenheids- en sociale uitdagingen in België. Na de uitbraak van de COVID-19-crisis hebben de federale en gewestelijke Belgische regeringen verschillende maatregelen genomen om de gevolgen van de crisis voor de werkgelegenheid te temperen. Als gevolg daarvan is het oorspronkelijke effect op de werkloosheid beperkt tot 5,6 % in 2020 (0,2 procentpunt meer dan in 2019), maar in 2021 kan de werkloosheid verder oplopen. De COVID-19-pandemie heeft naar verwachting geresulteerd in een onderbreking van de stijgende trend in de arbeidsparticipatie - die in 2020 met 70,0 % onder het EU- gemiddelde blijft (72,4 %). Er zijn aanwijzingen dat de COVID-19-crisis meer negatieve gevolgen heeft gehad voor de meest kwetsbare groepen, waaronder laaggeschoolden, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een handicap. Positief is dat België beter presteert dan het EU- gemiddelde op het gebied van | ||||||||
Sociaal scorebord voor BELGIË | inkomensongelijkheid en kinderopvang voor kinderen jonger dan drie jaar. Lage arbeidsparticipatie draagt bij tot zwakke sociale uitkomsten voor specifieke groepen. Het aandeel mensen in huishoudens met een zeer lage werkintensiteit (12,4 %) neemt weliswaar langzaam af, maar ligt nog boven het EU-gemiddelde (8,5 %) en bij de overgrote meerderheid van hen (63,3 %) is er risico op armoede. De COVID-19-crisis dreigt de recente positieve trend te keren, aangezien deze naar verwachting de arbeidsmarktvooruitzichten voor kwetsbare groepen zal verslechteren. Daarnaast blijkt uit eerste bevindingen dat de uitbraak van de COVID-19-pandemie en de daaropvolgende periode van afstandsonderwijs de onderwijsprestaties en de bestaande, aan sociaaleconomische achtergrond gekoppelde ongelijkheden op onderwijsgebied alsook het voortijdig schoolverlaten verder hebben verslechterd. In het door België ingediende herstel- en veerkrachtplan wordt een groot aantal uitdagingen op werkgelegenheidsgebied aangepakt die relevant zijn voor de uitvoering van de pijler. Om de toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen, bevat het plan maatregelen om de deelname aan het volwassenenonderwijs te versterken, onder meer door individuele leerrekeningen op te stellen, curricula te ontwikkelen en te actualiseren die aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt, onder meer in het hoger onderwijs, en de transparantie van het | |||||||
Gelijke kansen en toegang tot arbeidsmarkt | Voortijdige schoolverlaters (% bevolking van 18-24 jaar) (2020) | |||||||
NEET jongeren (% bevolking van 15-24 jaar) (2020) | ||||||||
Genderkloof werkgelegenheidsgraad (2020) | ||||||||
Verhouding inkomenskwintielen (S80/S20) (2019) | ||||||||
Personen die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd (in %) (2019) | ||||||||
Dynamische arbeidsmarkt en billijke arbeids- omstandig- heden | Arbeidsparticipatie (% bevolking van 20-64 jaar) (2020) | |||||||
Werkloosheidscijfer (% beroepsbevolking 15-74 jaar) (2020) | ||||||||
Langdurige werkloosheid (% beroepsbevolking 15-74 jaar) (2020) | ||||||||
Groei per capita GDHI (2019) | ||||||||
Nettoloon voltijdse alleenstaande werknemer die gemiddeld loon verdient (2019) | ||||||||
Sociale bescherming en inclusie | Effect sociale overdrachten (m.u.v. pensioenen) op armoedebestrijding (2019) | |||||||
Kinderen jonger dan 3 jaar in formele kinderopvang (2019) | ||||||||
Zelfgerapporteerde onvervulde behoefte aan medische zorg (2019) | ||||||||
Digitale vaardigheden bevolking (2019) | ||||||||
Kritieke situaties | In de gaten te ho uden | Zwak, maar verbetert | Go ed, maar te mo nito ren | Gemiddeld | B eter dan gemiddeld | B este presteerders | ||
Actualisering van 29 april 2021. De lidstaten worden ingedeeld volgens een met de EMCO- en SPC-comités overeengekomen statistische methode. Bij deze methode wordt gezamenlijk gekeken naar niveaus en veranderingen van de indicatoren in vergelijking met de respectieve EU-gemiddelden, en worden de lidstaten in zeven categorieën ingedeeld. Voor meer informatie over de methode wordt verwezen naar het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2021; NEET: jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben; GDHI: xxxxx beschikbare inkomen van huishoudens. |
opleidingsaanbod te vergroten. De meeste investeringen in bij- en omscholing zijn echter gericht op het verbeteren van de onderwijs- en opleidingsinfrastructuur, met inbegrip van digitale infrastructuur en uitrusting, en minder op het versterken van stimulansen om deel te nemen aan opleiding, met name voor kwetsbare groepen. Dit is met name een punt van zorg in Wallonië. Om de doeltreffendheid van het actieve arbeidsmarktbeleid te verbeteren, omvat het Belgische plan wijzigingen in de verantwoordelijkheden en de werking van de regionale openbare diensten voor arbeidsvoorziening, met meer aandacht voor specifieke inactieve groepen en plannen om loopbaanbegeleiding in Vlaanderen te versterken, meer gepersonaliseerde ondersteuning van kwetsbare werkzoekenden door de openbare dienst voor arbeidsvoorziening in Wallonië en verdere digitalisering van de openbare dienst voor arbeidsvoorziening in Brussel.
Aangezien meer mensen als gevolg van de COVID-19-crisis waarschijnlijk terugvallen op de basisvangnetten, zijn hervormingen op het gebied van sociale inclusie belangrijk om, in combinatie met de ESF-financiering, de broodnodige steun te verlenen. Het plan omvat een aantal investeringen ter bevordering van sociale inclusie, met name voor kwetsbare groepen, maar uitgebreide hervormingen en gerichte maatregelen om kansenongelijkheid aan te pakken ontbreken. Investeringen op dit gebied zijn voornamelijk gericht op het verbeteren van de digitale inclusie, het uitbreiden van de toegang tot kinderopvang, het terugdringen van schooluitval en het wegwerken van leerachterstand in middelbare scholen als gevolg van COVID-19, alsook sociale huisvesting voor kwetsbare groepen. Het plan omvat ook maatregelen om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken, zoals het verbeteren van het rechtskader en de beschikbare instrumenten en de versterking van gerichte discriminatietests. Hoewel de maatregelen relevant zijn om de investeringsbehoeften voor sociale inclusie aan te pakken, blijven zij gefragmenteerd en ontbreekt een alomvattende strategie om de kansenongelijkheid aan te pakken, onder meer op het gebied van de arbeidsmarktintegratie van kwetsbare groepen, onderwijs en sociale huisvesting.
Vermindering van de kwetsbaarheid en versterking van de veerkracht
De maatregelen in het plan zullen naar verwachting een positief effect hebben op het aanpakken van potentiële kwetsbaarheden voor schokken. Verschillende onderdelen van het plan bevatten maatregelen die naar verwachting de structurele veerkracht van de economie zullen versterken en haar kwetsbaarheid voor schokken zullen verminderen. Het hoge niveau van de overheidsschuld in combinatie met het hoge niveau van de overheidsuitgaven en een laag niveau van overheidsinvesteringen vormen een van de grootste kwetsbaarheden van België.
Verwacht wordt dat het plan een bescheiden positief effect zal hebben op de overheidsfinanciën. Volgens de analyse van het Federaal Planbureau zal de uitvoering van de maatregelen in het plan een positief effect hebben op de overheidsfinanciën, die in de periode 2021-2026 gemiddeld met 0, 07 procentpunt van het bbp zullen verbeteren in vergelijking met een scenario zonder plan. Ook het effect op de overheidsschuld zal positief zijn en wordt geraamd op gemiddeld 0,44 procentpunt van het bbp over de periode 2021-2026 in vergelijking met een scenario zonder plan. In dit verband is het belangrijk eraan te herinneren dat deze raming geen rekening houdt met het potentiële effect van de in het plan opgenomen hervormingen. Het plan omvat inderdaad hervormingen die het positieve effect van het plan op de overheidsfinanciën kunnen vergroten. Met name de invoering van uitgaventoetsingen en de
uitvoering van de pensioenhervorming zou een groter effect kunnen hebben en enige budgettaire ruimte kunnen vrijmaken.
De in het plan opgenomen projecten voor uitgaventoetsing hebben tot doel de samenstelling van de overheidsuitgaven op verschillende overheidsniveaus te verbeteren. Uitgaventoetsingen zullen worden uitgevoerd op een potentieel groot deel van de overheidsuitgaven in de komende jaren. De verbintenis om uitgaventoetsingen uit te voeren is op verschillende overheidsniveaus bevestigd (component 6.1). De deelname van alle entiteiten is essentieel om een groot deel van de totale overheidsuitgaven te dekken, aangezien sinds de zesde staatshervorming in 2016 een toenemend deel van de uitgavenverantwoordelijkheden is overgedragen aan de deelentiteiten.
Uitgaventoetsingen kunnen ertoe bijdragen de uitgaven te heroriënteren naar meer groeivriendelijke begrotingsposten of begrotingsposten die duurzaamheid op lange termijn bevorderen, met inbegrip van ecologische duurzaamheid. Uit verschillende studies is gebleken dat het heroriënteren van de uitgaven naar overheidsinvesteringen een positief effect kan hebben op de economische groei en duurzaamheid door een hogere productiviteit en operationele efficiëntie mogelijk te maken. Door de efficiëntie te verbeteren of door ondoeltreffende uitgaven of uitgaven met een lage prioriteit terug te dringen, kunnen door deze exercities middelen vrijkomen voor nieuw beleid en nieuwe investeringen, hetgeen bijzonder belangrijk is in de huidige begrotingscontext die wordt gekenmerkt door grote tekorten en een stijgende overheidsschuld.
Uitgaventoetsingen zullen worden verankerd in het jaarlijkse begrotingsproces van de verschillende overheidsniveaus. Hoewel de aanpak bij de uitvoering van uitgaventoetsingen anders zou kunnen zijn wat betreft de dekking van de uitgaven en de aan de exercitie toegewezen middelen, zal de integratie van uitgaventoetsingen in het begrotingsproces ervoor zorgen dat de resultaten van de toetsing op een structurele wijze worden geïntegreerd in de formulering van het overheidsbeleid en ook na afloop van de faciliteit worden voortgezet. In Vlaanderen, dat al een aantal proefprojecten heeft uitgevoerd, zal het begrotingskader ook worden aangevuld met de invoering van een uitgavennorm. De exercitie zal ook gericht zijn op het verminderen van de regeldruk, met onder meer een aanpak van overregulering (“gold-plating”), hetgeen leidt tot een onnodige strikte toepassing en handhaving van de regels.
De pensioenhervorming heeft tot doel de financiële en sociale houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren. In het licht van de verwachte sterke stijging van de leeftijdsgerelateerde uitgaven en de hoge overheidsschuld zou de toekomstige pensioenhervorming met name gericht zijn op de noodzaak om de financiële houdbaarheid ervan te waarborgen. In dit verband bevat het plan een toezegging om tegen eind 2021 een hervormingsvoorstel in te dienen met het oog op de aanneming ervan tegen medio 2024.
De maatregelen in het plan zullen naar verwachting de institutionele veerkracht vergroten. Door de modernisering en digitalisering van het openbaar bestuur zullen de overheidsdiensten efficiënter worden en beter in staat zijn snel en met kennis van zaken op schokken te reageren. Verschillende projecten zullen naar verwachting zorgen voor een toename van de hoeveelheid
data waarover beleidsmakers beschikken, en op die manier zullen zij naar verwachting bijdragen tot het verkorten van de tijd die nodig is om te komen tot beleidsbeslissingen en het vergroten van de empirische basis voor deze beslissingen.
Investeringen in toekomstbestendige economische activiteiten zullen de kwetsbaarheid voor schokken verminderen. Door investeringen in opkomende energietechnologieën (component 1.2) zal het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting ertoe bijdragen de afhankelijkheid van België van de invoer van fossiele brandstoffen te verminderen, die op korte termijn evenwel zou kunnen toenemen gezien de geplande afbouw van kernenergie. Door ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking beschikt over de vaardigheden die nodig zijn om de transitie naar een groenere en meer digitale economie te ondersteunen, zal naar verwachting de veerkracht van de economie, en met name van de arbeidsmarkt, tegen schokken worden versterkt. Maatregelen in component
5.1 en in de vierde as dragen bij tot deze doelstelling. In het bijzonder bevat component 4.2 maatregelen om de risico’s aan te pakken waarmee de toenemende digitalisering van de samenleving gepaard gaat. De digitale kloof is al belangrijk. Bijna 30 % van de Belgische bevolking heeft zwakke digitale vaardigheden en 5,9 % van de bevolking maakt geen gebruik van internet28. Bovendien zal component 1.3 naar verwachting de veerkracht van veerkracht van de natuurlijke systemen verbeteren, met name door het bevorderen van circulair waterbeheer.
28 Index van de digitale economie en maatschappij.
Cohesie en convergentie
Het plan bevat verschillende maatregelen om ongelijkheden te verminderen en bij te dragen tot meer sociale cohesie en territoriale convergentie. Component 1.1 omvat maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen, zowel openbare als particuliere gebouwen. Hiermee wordt bijgedragen aan het verminderen van ongelijkheid in de mate dat de renovatie van sociale woningen naar verwachting de energiearmoede zal terugdringen. De renovatie van schoolgebouwen in combinatie met de upgrade van hun IT- infrastructuur, zoals voorzien in de componenten 2.3 en 4.1, zal naar verwachting de sociale cohesie vergroten aangezien met deze maatregelen wordt gezorgd voor gelijke kansen bij de toegang tot kwaliteitsonderwijs. Met name investeringen in digitale infrastructuur en apparatuur in scholen en instellingen voor hoger onderwijs, waarbij de toewijzing van digitale apparatuur wordt gekoppeld aan de kwaliteit van pedagogische plannen en opleidingen (bv. het Digital School-project van Digital Wallonia) of ingebed in een alomvattende strategie voor digitaal onderwijs (bv. Digisprong in Vlaanderen), zullen naar verwachting bijdragen tot het verkleinen van de digitale kloof en ongelijkheden tussen leerlingen, met een positief effect op de sociale en territoriale cohesie.
Verschillende maatregelen in het plan zullen naar verwachting bijdragen tot de sociale cohesie door de arbeidskansen voor werknemers in kwetsbare groepen te vergroten. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de geplande investeringen ter versterking van de sociale economie in Vlaanderen (I–5.04) en Brussel (I–4.07). Dit soort investeringen heeft het potentieel om nieuwe banen te scheppen, met name voor mensen met een laag opleidingsniveau, waardoor de werkgelegenheid wordt bevorderd voor groepen die minder geïntegreerd zijn op de arbeidsmarkt.
Het herstel- en veerkrachtplan van België bevat een reeks maatregelen die naar verwachting een positief effect zullen hebben op de uitdagingen van het land op het gebied van gelijke kansen voor iedereen. Daartoe behoren gerichte maatregelen die toegespitst zijn op de problemen van specifieke groepen in een kwetsbare situatie, zoals personen met een handicap, personen met een migratieachtergrond of oudere personen. Het plan omvat een reeks hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de inclusiviteit van onderwijsstelsels en ter bevordering van sociale integratie en inclusie op de arbeidsmarkt. Het aanbieden van opleidingen, met de nadruk op digitale inhoud, is belangrijk om het risico op ongelijkheid als gevolg van een toenemende digitale kloof te beperken. De doelstellingen van gelijke kansen voor iedereen worden ook geïntegreerd in andere maatregelen van het plan, zoals maatregelen in verband met sociale huisvesting, mobiliteit of digitale inclusie. Het plan omvat een hervorming op federaal niveau om de diversiteit en discriminatie op de arbeidsmarkt op sectoraal niveau te monitoren en om het regelgevingskader voor discriminatietests en de beschikbare instrumenten en kennis in de overheidsdiensten te verbeteren, hetgeen kan bijdragen tot een hogere arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond. Hoewel verschillende maatregelen direct of indirect kunnen bijdragen tot het verminderen van de bestaande ongelijkheden op de arbeidsmarkt en in de samenleving, zijn de maatregelen versnipperd en zijn zij ontoereikend om een alomvattende strategie uit te stippelen om de kansenongelijkheid aan te pakken.
Verscheidene maatregelen in het plan zullen naar verwachting bijdragen tot meer gendergelijkheid. Het plan omvat specifieke maatregelen die gericht zijn op de uitdagingen op het gebied van gendergelijkheid, zoals de lagere arbeidsparticipatie vertegenwoordiging in STEM-gebieden van vrouwen. Aangezien een aantal investeringen zou kunnen leiden tot een arbeidsvraag op korte termijn in sectoren die momenteel door mannen worden gedomineerd, is het van belang dat België een doeltreffende monitoring uitvoert, zoals in het plan wordt aangekondigd, om na te gaan of de uitvoering van het plan in overeenstemming is met de doelstelling om gendergelijkheid te bevorderen. Sommige projecten in de digitale component zullen naar verwachting ertoe dragen bij dat beleidsmakers beter worden geïnformeerd over de gelijkheidsdimensie door middel van aanvullende gegevens of een grondige analyse van de stand van zaken met betrekking tot gelijkheid. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen zal naar verwachting een dergelijke analyse van de arbeidsmarkt gebruiken om bij te dragen tot het integratie van gendergelijkheid.
Het plan omvat ook een maatregel om spoorwegstations toegankelijker te maken voor personen met beperkte mobiliteit. De maatregel is met name gericht op personen met een permanente of tijdelijke handicap, gezinnen met kinderen, passagiers met zware bagage enz. Momenteel is slechts 14% van de stations van het netwerk (waar 29% van de treinreizigers opstappen) toegankelijk voor personen met een beperkte mobiliteit.
Conclusie
In het licht van alle hervormingen en investeringen die België plant, zal het herstel- en veerkrachtplan van België naar verwachting een hoge impact hebben op het versterken van het groeipotentieel, de jobcreatie en de economische, sociale en institutionele veerkracht van België, waarmee wordt bijgedragen aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, onder meer door middel van de bevordering van beleid inzake kinderen en jongeren, alsmede op het verzachten van de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis en daarmee het bevorderen van de economische, sociale en territoriale cohesie en de convergentie binnen de Unie. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.3 van bijlage V bij de RRF-verordening.
4.4. Het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”
De maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan van België zijn beoordeeld om na te gaan of zij voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. De beoordeling volgt de methode die is uiteengezet in de technische richtsnoeren van de Commissie voor de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in het kader van de verordening tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB X 00 xxx 00.0.0000, xxx. 0) (“XXXX-xxxxxxxxxxxx”). De beoordeling heeft betrekking op de zes milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) nr. 2020/852, namelijk de mitigatie van klimaatverandering, de adaptatie aan klimaatverandering, het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, de circulaire economie, de preventie en bestrijding van verontreiniging, en de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen.
Elke beoordeling “geen ernstige afbreuk doen” volgt een aanpak in twee stappen. In de eerste stap wordt nagegaan of er een risico bestaat dat een maatregel een of meer van de milieudoelstellingen aanzienlijk zou kunnen schaden. In sommige gevallen wordt in de beoordeling geconcludeerd dat er geen risico is dat ernstig afbreuk wordt gedaan, in welk geval de maatregel wordt geacht in overeenstemming te zijn met deze doelstelling van de verordening. In gevallen waarin uit de analyse blijkt dat er sprake is van een risico, wordt een meer gedetailleerde beoordeling uitgevoerd waarin wordt nagegaan of geen ernstig afbreuk wordt gedaan en maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat geen ernstige afbreuk wordt gedaan.
De eisen van de toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” zijn vastgelegd in het ontwerp van een maatregel en indien nodig gespecificeerd in een mijlpaal of doelstelling. Dit zorgt ervoor dat elke uitbetaling voor de respectieve maatregelen pas kan worden gedaan nadat de naleving van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” is gewaarborgd. Wat bijvoorbeeld maatregel “Backbone voor H2 en CO2” (I-1.14) betreft, zal België om ervoor te zorgen dat alleen activiteiten die in overeenstemming zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” financiering ontvangen, in de criteria voor de financiering van CO2-infrastructuurprojecten met name de eisen opnemen dat het CO2 dat wordt vervoerd van de installatie waar het wordt afgevangen naar het injectiepunt niet leidt tot CO2-lekkage van meer dan 0,5 % van de vervoerde CO2-massa; dat CO2 wordt aangeleverd bij een locatie voor permanente CO2-opslag die voldoet aan de criteria voor ondergrondse geologische CO2-opslag; dat passende systemen worden gebruikt voor de opsporing van lekkages en er een monitoringsplan beschikbaar is en het verslag daarvan door een onafhankelijke derde wordt geverifieerd. Deze verbintenis is geïntegreerd in de desbetreffende mijlpaal. De ontwikkeling van een H2-backbone, hetzij door de aanleg van nieuwe pijpleidingen, hetzij door bestaande gaspijpleidingen te herbestemmen, is bedoeld om 100 % waterstof te transporteren en is derhalve in overeenstemming met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan”.
Een soortgelijke aanpak wordt gevolgd voor andere brede financieringsregelingen, met name O&O-regelingen. Dit omvat maatregelen als “Versterken O&O” in Vlaanderen (I-5.11). Voor deze maatregel zal België in de oproepen tot het indienen van projecten bepalingen opnemen om de meest schadelijke activa en activiteiten uit te sluiten, om ervoor te zorgen dat de O&O-projecten gericht zijn op processen die ofwel technologisch neutraal zijn op het niveau van de toepassing ervan (d.w.z. dat ze kunnen worden toegepast bij alle beschikbare technologieën en zijn dus niet specifiek gericht zijn op toepassingen met negatieve effecten) en dat “bruine” O&O, bijvoorbeeld O&O in verband met fossiele brandstoffen, met inbegrip van het downstreamgebruik ervan, wordt uitgesloten. In het plan is een overeenkomstige mijlpaal opgenomen die verband houdt met de oproepen tot het indienen van projecten of aanbestedingen.
Wat schone mobiliteit betreft, voorziet het herstel- en veerkrachtplan van België in de vergroening van de bussen van het openbaar vervoer. Belgische investeringen in bussen voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan”, aangezien de maatregelen alleen betrekking hebben op emissievrije en emissiearme bussen. Vlaanderen bouwt 250 laagvloerige hybride bussen om tot in plug-in e-hybride bussen van de categorie M3 en koopt 35 plug-in e-
hybride bussen en 50 volelektrische bussen aan(I-3.16). De bussen die op de snelweg voor busvervoer (“ bus met hoog dienstverleningsniveau”) zullen rijden, zullen emissievrij zijn (maatregel I-3.05). Brussel heeft 50 elektrisch aangedreven gelede bussen besteld (I-3.17).
Voor maatregelen op gebeid van de renovatie van gebouwen bevestigt het plan de naleving van het beginsel 'geen ernstige afbreuk doen’ (DNSH-beginsel). In het Belgische herstel- en veerkrachtplan wordt bijzondere aandacht besteed aan energie-efficiënte renovatie van sociale woningen, openbare gebouwen en residentiële gebouwen. Hoewel deze een positief effect hebben op de emissiereductie, leveren zij doorgaans aanzienlijke hoeveelheden bouwafval op. België garandeert dat geen ernstige afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van de circulaire economie door in het plan voor elk van de afvalcomponenten het geplande recycling- en terugwinningsbeleid en de dito maatregelen te specificeren en bevestigt dat die maatregelen ervoor zorgen dat ten minste 70 % (in gewicht) van het niet-gevaarlijke bouw- en sloopafval dat op de bouwplaatsen wordt geproduceerd, wordt klaargemaakt voor hergebruik, recycling en andere terugwinning van materiaal. België heeft een soortgelijke bevestiging verstrekt voor alle sloopwerkzaamheden die in het kader van andere componenten moeten worden uitgevoerd (bijvoorbeeld mobiliteitsinfrastructuurwerken).
De renovatiemaatregelen in het plan omvatten geen steun voor verwarmingssystemen op basis van aardgas. De Belgische autoriteiten hebben verzekerd dat de maatregelen voor de renovatie van gebouwen geen steun voor de installatie van gascondensatieketels omvatten. Om ervoor te zorgen dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” in acht wordt genomen, zijn wijzigingen aangebracht in het ontwerp van enkele renovatiemaatregelen om gascondensatieketels uitdrukkelijk uit te sluiten en er ook voor te zorgen dat er geen subsidies voor dergelijke installaties worden verleend.
Een belangrijk onderdeel van het Belgische herstel- en veerkrachtplan is gericht op opkomende energietechnologieën die het potentieel hebben om de broeikasgasemissies bij de energieproductie aanzienlijk te verminderen. België zal een deel van het budget voor het offshore-energie-eiland (I-1.21) besteden aan milieustudies naast die welke reeds bij wet voor dergelijke projecten zijn voorgeschreven. Indien als gevolg van die studies aanvullende mitigatiemaatregelen nodig zijn, verbindt België zich ertoe deze ten uitvoer te leggen. Een ander deel van de begroting zal worden gereserveerd voor biodiversiteitsmaatregelen, naast de mitigatiemaatregelen die nodig zijn voor het verkrijgen van milieuvergunningen. Voor de ontwikkeling van netwerken voor hernieuwbare warmte (I-1.20) zal België ervoor zorgen dat, telkens wanneer biomassa wordt gebruikt, deze voldoet aan de in de artikelen 29-31 van de nieuwe richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn 2018/2001/EU) (REDII) vastgestelde criteria op het gebied van duurzaamheid en broeikasgasemissiereducties en de in artikel 26 van deze richtlijn vastgestelde regels op het gebied van uit voedsel- en voedergewassen geproduceerde biobrandstoffen, en de daarmee verband houdende uitvoerings- en gedelegeerde handelingen.
In het kader van maatregelen voor “Een industriële waardeketen voor de waterstofeconomie”(I–1.15, I–1.16, I–1.17) “Ontwikkeling van de koolstofarme industrie” (I–1.18) en “Netwerken voor hernieuwbare warmte (I–1.20) kan steun worden verleend aan installaties die onder de EU-regeling voor de handel in emissierechten vallen. In dit
geval wordt de naleving van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” gegarandeerd door de uitsluiting van alle activiteiten in het kader van het emissiehandelssysteem (ETS) met verwachte CO2-equivalentemissies die niet substantieel lager liggen dan de betrokken benchmarks die voor de kosteloze toewijzing van rechten zijn vastgesteld. Dit is tot uiting gekomen in een overeenkomstige mijlpaal. Wat betreft waterstofproductie door methaanpyrolyse als potentiële technologie in demonstratieprojecten (I – 1.15, I – 1.18), wordt het gebruik van fossiele brandstoffen voor de productie van waterstof niet expliciet behandeld in de richtsnoeren hoe het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” in het kader van RRF zou moeten worden toegepast en werd er een gedetailleerde beoordeling uitgevoerd, die heeft geleid tot de conclusie dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” volledig in acht wordt genomen voor de door België voorgestelde maatregelen. De inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” bij de gezamenlijke productie van waterstof en roetzwart door methaanpyrolyse wordt ondersteund door het feit dat de CO2-emissies gedurende de levenscyclus van dit gezamenlijke proces lager zijn dan de gewogen som van de emissiedrempels voor waterstof- en roetzwartproductie om de processen te kunnen kwalificeren als een “substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering” in het kader van de gedelegeerde EU-taxonomieverordening Klimaat, bijlage 129. Daarnaast is bijzondere aandacht besteed aan de oorsprong van elektriciteit (indien hernieuwbaar, hetzij via een directe verbinding met een productie-eenheid uit hernieuwbare bronnen, hetzij via een stroomafnameovereenkomst met producenten van hernieuwbare elektriciteit), de oorsprong van het gas (plan om biogas en mijngas van gesloten mijnen te gebruiken voor maatregel I-1-18) en het gebruik van geproduceerde waterstof (voor verschillende toepassingen in meerdere industriële sectoren voor maatregel I-1.15). Om lock-in- effecten te voorkomen, zullen de oproepen tot het indienen van projecten ook open blijven voor alle technologieën die de CO2-uitstoot tot nul reduceren. Groene waterstofprojecten komen ook in aanmerking voor de oproepen tot het indienen van voorstellen.
De maatregelen in het plan met betrekking tot het koolstofarm maken van de industrie (de productie van waterstof op basis van elektrolyse in het kader van de maatregelen I-1.16 en I-1.17) en die verband houden met de uitrol van laadpunten (in het kader van de maatregelen R-3.04 en R-3.05, I-3.18 en I-3.19) zullen een hogere mate van elektrificatie impliceren. Deze investeringen kunnen worden geacht in overeenstemming te zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” op het gebied van de mitigatie van klimaatverandering, op voorwaarde dat de grotere elektrificatie gepaard gaat met een grotere capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie. Hoewel het plan niet rechtstreeks de productie van hernieuwbare elektriciteit ondersteunt, zal de oprichting van het off-shore energie- eiland (I-1.21) naar verwachting zorgen voor de aansluiting van belangrijke nieuwe off- shoreelektriciteitsinvesteringen op het elektriciteitsnet met een verwachte capaciteit van 2,1 GW.
29 De gedelegeerde EU-taxonomieverordening Klimaat (C (2021) 2800) is op 4 juni formeel vastgesteld en zal in werking treden aan het einde van de toetsingsperiode van de medewetgevers (vier maanden die met nog eens twee maanden kunnen worden verlengd) en zal van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2022.
Hoewel dit ambitieuzer had kunnen zijn30, plant België tegen 2030 een grotere capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie op nationaal niveau (17,5 % tegenover 11,5 %31 in 2020) (zie ook tabel 3).
De nodige waarborgen zijn ingebouwd voor maatregelen die gericht zijn op de luchtvaartsector en die afhankelijk zijn van oproepen tot het indienen van projecten voor de uitvoering ervan. Hoewel deze maatregelen de groene transitie in de luchtvaartsector kunnen ondersteunen, moeten zij op passende wijze worden opgezet om te voorkomen dat conventionele, op fossiele brandstoffen gebaseerde luchtvaart wordt ondersteund en bevorderd. België heeft bevestigd dat het onderdeel luchtvaart van de maatregel “Uitrol van de circulaire economie in Wallonië” (I-5.16) beperkt zou blijven tot het ontmantelen en recyclen van vliegtuigen aan het einde van hun levenscyclus voor toepassingen in andere bedrijfstakken, met uitsluiting van het verdere gebruik in conventionele vliegtuigen, én de opleiding in verband met deze activiteiten. In de toekomstige taakomschrijving voor oproepen tot het indienen van projecten moeten specifieke criteria worden opgenomen om te voorkomen dat projecten worden geselecteerd die met name investeringen in verband met fossiele brandstoffen omvatten, met inbegrip van het downstreamgebruik ervan, en om te eisen dat alle geselecteerde projecten voldoen aan de relevante EU- en nationale milieuwetgeving. In het kader van maatregel “O&O - Oproep ter ondersteuning van de lucht- en ruimtevaartindustrie” (I- 5.09) zal België het toepassingsgebied van het luchtvaartgedeelte van de maatregel beperken tot de beste technologieën met de minste milieueffecten. Deze waarborgen voor beide maatregelen komen tot uiting in de relevante mijlpalen.
Conclusie
In het licht van de beoordeling van alle beoogde maatregelen wordt verwacht dat geen enkele maatregel voor de uitvoering van hervormingen en investeringsprojecten die zijn opgenomen in het herstel- en veerkrachtplan van België ernstig afbreuk doet aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”). Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.4 van bijlage V bij de RRF-verordening.
Het Belgische plan volgt op de juiste manier de methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven van bijlage VI bij de RRF-verordening, door steunverleningsgebieden en bijbehorende coëfficiënten vast te stellen voor de berekening van steun voor klimaatveranderingsdoelstellingen, voor elke investeringsmaatregel en de hervormingen die door de faciliteit worden ondersteund. Er zij op gewezen dat:
30 De indicatieve bijdrage van België voor 2030 bedraagt 25 % volgens de formule van de governanceverordening.
31 Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in bruto-eindverbruik van energie.
• het plan geen steunverleningsgebieden vaststelt voor hervormingsmaatregelen waarmee geen onder het plan vallende kosten gemoeid zijn en die dus niet kunnen bijdragen tot het bereiken van de klimaatdoelstelling;
• de maatregelen van het plan vaak uit verschillende submaatregelen bestaan – voor de meeste maatregelen waarbij dat het geval is, vermeldt het plan een steunverleningsgebied voor elke submaatregel en een gewogen gemiddelde van de bijdrage aan de klimaatdoelstelling voor de hele maatregel, wat strookt met de geldende methodologie;
• het plan voor geen enkele maatregel hogere klimaatcoëfficiënten voorstelt.
Over het geheel genomen omvat het Belgische plan maatregelen die klimaatveranderingsdoelstellingen ondersteunen voor een bedrag dat 49,6 % van de totale toewijzing van het plan vertegenwoordigt, wat aanzienlijk hoger is dan het minimumstreefcijfer voor klimaat van 37 %.
10 van de 17 componenten van het herstel- en veerkrachtplan dragen bij aan klimaatveranderingsdoelstellingen, zoals te zien is in tabel 7 hieronder. De grootste bijdragen komen uit opkomende energietechnologieën (component 1.2 - 21 %), renovatie van gebouwen (component 1.1 - 19 %), modal shift (component 3.2 - 18 %) en fiets- en wandelinfrastructuur (component 3.1 - 14 %).
Tabel 7: Componenten van het Belgische plan die aan klimaatdoelstellingen bijdragen
Klimaatgerelateerd budget (miljoen EUR) | % van de klimaatgerelateerde uitgaven van het gehele plan | |
C1.1 Renovatie van gebouwen | 545,1 | 19 % |
C1.2 Opkomende energietechnologieën | 607,3 | 21 % |
C1.3 Klimaat en milieu | 348,8 | 12 % |
C3.1 Fiets- en wandelinfrastructuur | 410,7 | 14 % |
C3.2 Modal shift | 536,9 | 18 % |
C3.3 Groener wegvervoer | 172 | 6 % |
C4.3 Sociale infrastructuur | 72,7 | 2 % |
C5.1 Opleiding en arbeidsmarkt | 63,1 | 2 % |
C5.2 Ondersteuning van de economische activiteit | 112,4 | 4 % |
C5.3 Circulaire economie | 67,6 | 2 % |
Totaal | 2936,6 | 100 % |
Het plan zal naar verwachting bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030. Er blijven echter initiatieven nodig om de weg naar koolstofneutraliteit op het niveau van de Unie in 2050 te ondersteunen.
Klimaat en energie
De hervormingen en investeringen van het herstel- en veerkrachtplan bouwen voort op de ambities van het nationale energie- en klimaatplan van december 2019 en zullen naar verwachting bijdragen aan de transitie naar klimaatneutraliteit in 2050. De drie componenten van de as duurzaamheid (as 1) ondersteunen deze doelstelling: de renovatie van gebouwen (component 1.1), de ontwikkeling van een waterstofeconomie (component 1.2) en het herstel van de biodiversiteit (component 1.3).
Een aanzienlijk deel van het plan (ongeveer 17 %) zal worden geïnvesteerd de energie- efficiënte renovatie van particuliere en openbare gebouwen (met name component 1.1). De bouwsector is een niet-ETS-sector waarvoor voor 2030 een bindende broeikasgasreductiedoelstelling geldt van 35 % onder het niveau van 2005. In het NEKP zijn voor deze sector een emissiereductiedoelstelling van 41 % en een nationale reductiedoelstelling van gemiddeld 0,085 Mt CO2e per jaar tot 2030 vastgesteld. Om de huidige doelstelling voor 2030 te halen, zou het renovatiepercentage in de openbare en particuliere gebouwenvoorraad van de huidige 0,5 % per jaar moeten stijgen tot ongeveer 3 % per jaar. De in het plan opgenomen renovatie-investeringen en hervormingen zullen naar verwachting in enige mate aan deze doelstelling bijdragen, maar het geraamde effect wordt in het plan niet vermeld. De in component 1.1 opgenomen maatregelen zijn gericht op de energie-efficiënte renovatie van ongeveer 1 300 000 m² aan openbare gebouwen en 240 000 residentiële gebouwen (inclusief sociale woningen) met suboptimale energieprestaties. De renovatie van openbare gebouwen, waaronder scholen en universiteiten, sportfaciliteiten, culturele gebouwen en overheidsgebouwen, is goed voor 62 % van het budget van de component, terwijl 10 % van de component wordt toegewezen aan de renovatie van sociale woningen. Gemiddeld maakt ongeveer een derde van de toegewezen uitgaven van de component ten minste middelmatige tot grondige energie-efficiënte renovaties mogelijk. Publieke renovaties van opleidingsfaciliteiten in Wallonië en renovatie van kinderopvangvoorzieningen en sociale woningen zijn ook opgenomen in andere componenten van het plan (component 5.1 en component 4.3).
De investeringen in steun voor de energie-efficiënte renovatie van de woningvoorraad gaan vergezeld van hervormingen van energiesubsidieregelingen. De belangrijkste doelstelling van de hervormingen is vereenvoudiging om hogere renovatiecijfers mogelijk te maken. De hervormingen in Vlaanderen en Brussel houden ook rekening met kwetsbare en arme consumenten. Vlaanderen zal verschillende regelingen hervormen en aanpassen die steun uit de faciliteit zullen kanaliseren (R-1.01): i) de subsidieregeling voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en de subsidieregeling per doelgroep voor verbetering van de woningkwaliteit die in één regeling zullen worden geïntegreerd, ii) de energie- etiketteringsregeling, iii) de sloop- en herbouwpremie die de federale verlaagde-btw-regeling aanvult en iv) de renovatiesteunregeling voor slimme sturing van warmtepompen, elektrische boilers, accumulatieverwarming en thuisbatterijen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal de energiebonussen en woningrenovatiepremies vanaf 2022 in één gewestelijk mechanisme voor particulieren onderbrengen, wat zorgt voor vereenvoudiging van de administratieve procedure (R-1.02) De Duitstalige Gemeenschap zal vanaf juli 2021 een nieuw systeem van energiepremies invoeren, met name om een onderscheid aan te brengen tussen kleinschalige werken, waarbij een
vereenvoudigde toegang tot financiële steun mogelijk is, en meer ingrijpende werken, die zullen nopen tot meer gedetailleerde administratieve procedures (R-1.03). De hervorming inzake de evaluatie en optimalisering van vergunningsprocedures in Vlaanderen zou ook bevorderlijk kunnen zijn voor grondige renovaties (R-5.06).
Ter ondersteuning van de energietransitie en systeemintegratie die nodig zijn om de CO2- uitstoot te beperken, investeert het plan in onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot nieuwe energietechnologieën, met de nadruk op industriële sectoren. Het plan zal naar verwachting aanzienlijke steun verlenen aan projecten inzake opkomende energietechnologieën, zoals de elektrificatie van industriële processen, groene waterstof als grondstof en energiedrager, CO2-afvang, -gebruik en -opslag, H2- en CO2-vervoersinfrastructuur en hernieuwbare en afvalwarmtenetten. Als zodanig zal het actief bijdragen aan de uitvoering van de geactualiseerde industriestrategie van de EU32. Het Belgische plan omvat voorts een belangrijke investering op federaal niveau in een “energie-eiland” in de Noordzee, waarmee een totale investering van ongeveer 450 miljoen EUR gemoeid is, waarvan 100 miljoen is opgenomen in de geraamde kosten van het plan. Deze multifunctionele offshore energiehub zal de aansluiting van 2,1 GW offshore windcapaciteit (de toekomstige Prinses Xxxxxxxxx-zone) mogelijk maken, mogelijkheden bieden voor de North Seas Energy Cooperation (NSEC), waaronder het leggen van interconnectiekabels met andere landen, en als operationele en onderhoudsbasis dienen voor offshoreactiviteiten. De investeringen in component 1.2 beogen de duurzame verankering van de industrie en de ontwikkeling van nieuwe toekomstgerichte sectoren, die allemaal deel uitmaken van een geïntegreerd energiesysteem.
Verschillende maatregelen in het Belgische plan hebben de productie van koolstofarme waterstof en de uitbreiding van het gebruik van waterstof in verschillende sectoren van de economie als doel. De investeringen beogen de elektrolysecapaciteit tegen 2025 op te voeren tot 150 MW vanaf 2026 en de CO2-uitstoot van moeilijker te decarboniseren sectoren te helpen verminderen. De maatregelen behelzen met name verschillende initiatieven ter ondersteuning van innovatie op het gebied van technologieën voor de productie van koolstofarme waterstof (zoals elektrolyse of pyrolyse). De nationale doelstellingen worden vertaald in doelstellingen voor 2030 inzake waterstofstrategieën op alle overheidsniveaus. Voor de meeste maatregelen in component 1.2 ontbreekt echter een kwantificering van de CO2-besparingen, waardoor de extra bijdrage aan de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 van België met betrekking tot het NEKP moeilijk te beoordelen is.
De investeringen in hernieuwbare energie in het plan zijn beperkt. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om de investeringen in het offshore energie-eiland. Die keuze wordt gedeeltelijk gemotiveerd door de verwachting dat België in de toekomst in aanzienlijke mate een beroep zal moeten doen op de invoer van hernieuwbare elektriciteit of andere energiedragers (zoals
32 Zie Europese Commissie, Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020, COM(2021) 350 final, 5.5.2021.
hernieuwbare waterstof) uit andere EU-lidstaten, aangezien België in vergelijking beperkte mogelijkheden heeft om in eigen land grote capaciteiten voor hernieuwbare energie op te bouwen om aan de binnenlandse vraag te voldoen. Een verdere investering die hernieuwbare energie omvat, betreft de netwerken voor hernieuwbare warmte in Vlaanderen. België zal in elk geval buiten het plan verdere investeringen in hernieuwbare energie moeten stimuleren, met name gezien het in het NEKP opgenomen streefcijfer van 17,5 % aan hernieuwbare energie dat in 2030 moet worden bereikt.
Het plan heeft als doel de biodiversiteit te herstellen en de veerkracht tegen klimaatverandering te vergroten. De instandhouding, het herstel en het duurzame gebruik van biodiversiteit en ecosysteemdiensten zijn van essentieel belang om de koolstofopslagcapaciteit te versterken en de veerkracht tegen klimaatverandering te verbeteren als buffer tegen overstromingen, droogte en hitte-effecten. Component 1.3 omvat investeringen om sneller een samenhangend netwerk van beschermde gebieden te realiseren voor natuur en klimaatbestendige bossen, voor de hertracering van rivieren in Wallonië (I-1.22 “Biodiversiteit en aanpassing aan het klimaat”) en voor de aanleg van wetlands in Vlaanderen (I-1.24 “Blue Deal”). In totaal zullen de investeringen in het Belgische plan naar verwachting bijdragen tot de ecologische waarde van ten minste 15 000 hectare land. In het Waals Gewest zijn investeringen voorzien om twee nationale parken op te richten, niet alleen om het behoud van de biodiversiteit te bevorderen, maar ook om de levenskwaliteit en de gewestelijke economische ontwikkeling te verbeteren via de creatie van jobs in het toerisme. Groene infrastructuurwerken zullen versnipperde ecosystemen in Vlaanderen met elkaar verbinden (I-1.23 Ecologische ontsnippering).
Het Belgische plan omvat investeringen in de aanpassing aan klimaatverandering. België heeft een hoge bevolkingsdichtheid en veel waterintensieve economische activiteiten op een kleine oppervlakte. Om beter voorbereid te zijn op langere perioden van droogte en frequentere hittegolven, zullen de Blue Deal-maatregelen van Vlaanderen (I-1.24) de droogteproblemen op structurele wijze aanpakken met ruime aandacht voor integrale en natuurgebaseerde oplossingen. In een gecoördineerde respons op deze uitdagingen zal via passende instrumenten 291 miljoen EUR worden gekanaliseerd, met betrokkenheid van verschillende belanghebbenden (industrie, boeren, gemeenten). De acties zullen projecten voor circulair watergebruik, het beter vasthouden en infiltreren van water door de aanleg en het herstel van natte natuur en valleien en verhoogde waterconservering in de open ruimte. Voorts zullen slimme monitoring- en datasystemen naar verwachting een betere sturing van de bestaande infrastructuur en watervoorraden garanderen.
Duurzame mobiliteit
Het plan heeft als doel prikkels te versterken en belemmeringen weg te nemen om het aanbod van en de vraag naar collectief vervoer met een lage uitstoot te vergroten. Het plan omvat gewestelijke hervormingen die de ondersteuning van e-mobiliteit en de totstandbrenging van elektrische laadpunten als doel hebben – Vlaanderen alleen wil 30 000 laadpunten tot stand brengen. België heeft ook toegezegd dat de kwaliteit van de dienstverlening en de efficiëntie van de spoorwegen zullen worden verbeterd. Bovendien zal België het mobiliteitsbudget hervormen om het gebruik van collectief vervoer aan te moedigen, en prikkels invoeren om particuliere en semi-publieke elektrische oplaadpunten te installeren. Het plan omvat ook een hervorming van
de belastingregeling voor bedrijfswagens, waarbij nieuwe bedrijfswagens vanaf 2026 emissievrij moeten zijn om voor de bestaande preferentiële regeling in aanmerking te komen. De hervorming zal er naar verwachting toe bijdragen dat de broeikasgasemissies in verband met het gebruik van bedrijfswagens verminderen en het aanbod van emissievrije voertuigen op de tweedehandsmarkt toeneemt. De hervorming zal naar verwachting echter geen blijvend effect hebben noch positief bijdragen tot de modal shift op de middellange termijn.
België gebruikt het plan om aanzienlijke investeringen te doen in fiets- en wandelinfrastructuur, spoorwegen, stadsvervoer en binnenwateren. Alle gewesten zullen in het kader van het plan 139 km aan fiets- en wandelinfrastructuur aanleggen en 1 300 km verbeteren. Er zullen aanzienlijke investeringen plaatsvinden om de spoorweginfrastructuur te verbeteren, inclusief de stations, waarvan de toegankelijkheid voor fietsen en mensen met beperkte mobiliteit zal worden verbeterd33. België heeft ook toegezegd dat de voltooiing van het voorstedelijke spoorwegnet rond Brussel zal worden opgenomen in het toekomstige herziene prestatiecontract met de NMBS. Het plan zal steun verlenen aan de voltooiing van de lichte metro in Charleroi, de tram in Luik en het snellebussysteem in Bergen-Borinage. Als onderdeel van het plan heeft België ook toegezegd dat de extra operationele kosten van deze investeringen zullen worden gedekt in het toekomstige openbaredienstverleningscontract van het Organisme de Transport de Wallonie. Vlaanderen en Brussel zullen het plan gebruiken om hun buspark te vergroenen. Ook zullen er belangrijke werkzaamheden worden uitgevoerd langs het Albertkanaal, dat de haven van Luik met Antwerpen verbindt, om vervoer met grotere schepen mogelijk te maken.
Circulaire economie
België maakt gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit om de circulaire economie een boost te geven. Component 5.3 omvat maatregelen die op uiteenlopende wijze gericht zijn op een beter beheer van hulpbronnen. Er zal nieuwe recyclinginfrastructuur worden opgezet voor ontbrekende onderdelen in verschillende waardeketens, zoals textiel en matrassen, en om lokale circulaire productie mogelijk te maken (I-5.14 “Recyclage Hub”). Er zal ook steun gaan naar onderzoek en ontwikkeling, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van alternatieven voor het gebruik van schadelijke chemische stoffen, en naar innovatiepartnerschappen, met name voor twee prioritaire waardeketens, metalen en bouwmaterialen (I-5.15 “Belgium Builds Back Circular” en I-5.17 “Circulair bouwen en maakindustrie”). Andere acties zijn gericht op het bevorderen van ecodesignprojecten, het circulaire gebruik van metalen, batterijen en mineralen of het vergroten van het bewustzijn van de circulaire economie bij kmo’s (I-5.16 Uitrol van de circulaire economie in Wallonië). Op verschillende overheidsniveaus zullen circulaire- economiestrategieën worden ontwikkeld om de verschillende beoogde investeringen alsook andere initiatieven buiten het herstel- en veerkrachtplan van België te sturen en te beheren.
33 Overeenkomstig de technische specificaties voor interoperabiliteit in verband met de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem voor mensen met een handicap en mensen met beperkte mobiliteit (PRM TSI).
Blijvend effect
Veel van de maatregelen in het Belgische plan die aan de groene transitie bijdragen, zullen naar verwachting een blijvend effect hebben. Gezien de levensduur van gebouwen zullen de concrete acties inzake renovaties van publieke en particuliere gebouwen een blijvend effect op de energie-efficiëntie van de gebouwenvoorraad hebben, met name de steun voor grondige renovaties. De in de renovatiecomponent voorgestelde hervormingen zouden de toegang tot energiesubsidies eenvoudiger moeten maken en zo bijdragen tot een beter investeringsklimaat wat publieke en particuliere renovaties betreft. Langdurige effecten kunnen worden verwacht van de investeringen in nieuwe energietechnologieën, die doorgaans een lange technische levensduur en een vermenigvuldigingseffect voor toekomstige investeringen in soortgelijke innovatieve technologieën hebben. Maatregelen op het gebied van vervoer zijn bedoeld om de sector op koers te brengen naar emissiearme mobiliteit in de komende decennia. Tot slot kunnen langdurige effecten worden verwacht van de maatregelen voor de aanpassing aan klimaatverandering in component 1.3 inzake waterbeheerpraktijken, instandhouding van biodiversiteit, bosbeheer en koolstofopslag. De maatregelen voor beter waterbeheer dragen bij aan economische veerkracht met een positief effect op de economische activiteit in sectoren met een hoge afhankelijkheid van water (en bosbouw), zoals landbouw, bepaalde industrieën en energieproductie, en aan het vervoer via bevaarbare waterlopen.
Conclusie
Rekening houdend met de beoordeling van alle beoogde maatregelen zal het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting in hoge mate een aanzienlijke bijdrage leveren aan de groene transitie of helpen het hoofd te bieden aan de daaruit voortvloeiende uitdagingen, en garanderen dat ten minste 37 % van de totale toewijzing aan het streefcijfer voor klimaat bijdraagt. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van criterium 2.5 van bijlage V bij de RRF-verordening.
Het plan volgt op de juiste manier de methodologie voor digitale tagging van bijlage VII bij de RRF-verordening, door steunverleningsgebieden en bijbehorende coëfficiënten vast te stellen voor de berekening van steun voor de digitale doelstellingen, voor elke investeringsmaatregel. Er zij op gewezen dat:
• het plan geen steunverleningsgebieden vaststelt voor de voorgestelde hervormingsmaatregelen waarmee geen onder het plan vallende kosten gemoeid zijn en die niet bijdragen tot het bereiken van de digitale doelstelling;
• de maatregelen van het plan vaak uit verschillende submaatregelen bestaan – voor de meeste maatregelen waarbij dat het geval is, vermeldt het plan een steunverleningsgebied voor elke submaatregel en een gewogen gemiddelde van de bijdrage aan de digitale doelstelling voor de hele maatregel;
• het plan voor geen enkele maatregel hogere digitale coëfficiënten voorstelt.
Over het geheel genomen draagt het plan bij aan digitale doelstellingen voor 26,6 % van de toewijzing van België van 5,9 miljard EUR, en dus wordt het digitale streefcijfer van 20 % geacht ruimschoots te worden gehaald. De belangrijkste bijdragen aan deze doelstelling houden verband met hervormingen en investeringen in de assen digitale transformatie, inclusiviteit en productiviteit. 11 van de 17 componenten in het plan dragen bij aan digitaletransitiedoelstellingen, zoals te zien is in tabel 8 hieronder. De grootste bijdragen zijn afkomstig van de componenten in de as digitale transformatie (50 % van de totale digitale bijdrage), waarbij de component “openbaar bestuur” het meest bijdraagt (37 %), en van die in de as inclusiviteit (30 % van de totale digitale bijdrage), waarbij de component “onderwijs 2.0” (23 %) een grote bijdrage levert. De as productiviteit heeft een aandeel van 9 % in de totale digitale bijdrage van het plan. Verschillende maatregelen in de component “modal shift” van de as mobiliteit (7 %) dragen ook bij aan de digitale transitie. De as duurzaamheid draagt in beperktere mate bij aan de digitale transitie (6,3 %).
Tabel 8: Componenten van het Belgische plan die aan de digitaletransitiedoelstellingen bijdragen
Budget op digitaal gebied (miljoen EUR) | % van de uitgaven op digitaal gebied van het gehele plan | |
C1.1 Renovatie van gebouwen | 8,1 | 1 % |
C1.2 Opkomende energietechnologieën | 92,2 | 6 % |
C2.1 Cybersecurity | 78,7 | 5 % |
C2.2 Openbaar bestuur | 584,5 | 37 % |
C2.3 Xxxxxxxxx, 0X en nieuwe technologieën | 94,6 | 6 % |
C3.2 Modal shift | 108,3 | 7 % |
C4.1 Onderwijs 2.0 | 360,9 | 23 % |
C4.2 Opleiding en werkgelegenheid voor kwetsbare groepen | 92,4 | 6 % |
C4.3 Sociale infrastructuur | 15,4 | 1 % |
C5.1 Opleiding en arbeidsmarkt | 93,1 | 6 % |
C5.2 Ondersteuning van de economische activiteit | 50,1 | 3 % |
Totaal | 1578,3 | 100 % |
Digitale transitie
Het plan draagt bij aan de digitale transitie en aan het aanpakken van de bijbehorende uitdagingen met een alomvattende, transversale aanpak. Hoewel het herstel- en veerkrachtplan een specifieke as digitale transformatie bevat voor het digitaliseren van het openbaar bestuur (component 2.2) en het vergroten van de connectiviteit (component 2.3) en de
capaciteit op het gebied van cyberbeveiliging (component 2.1), worden ook met verschillende maatregelen in de as duurzaamheid (component 1.2), de as mobiliteit (component 3.2), de as inclusiviteit (componenten 4.1, 4.2 en 4.3) en de as productiviteit (componenten 5.1 en 5.2) op structurele wijze uitdagingen op het gebied van digitale transitie in België aangepakt. Deze maatregelen zijn afgestemd op diverse Europese initiatieven op het gebied van digitaal beleid, zoals de Europese digitale strategie34, de Europese vaardighedenagenda, de Europese pijler van sociale rechten, de Single Digital Gateway, de Europese onderwijsruimte en het actieplan voor digitaal onderwijs, de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens en de EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk.
Het plan bevat cruciale hervormingen om de uitrol van infrastructuur voor connectiviteit met hoge capaciteit door de publieke en de particuliere sector mogelijk te maken, die essentiële bouwstenen zijn voor de digitale en groene transitie in België. Het plan zal naar verwachting in belangrijke mate bijdragen aan de 5G-gereedheid, waar België achterloopt, dankzij structurele hervormingen om de knelpunten in de regelgeving voor de uitrol van 5G weg te nemen (component 2.3). Als onderdeel van het plan zal België tegen medio 2022 onder investeringsvriendelijke voorwaarden de 5G-spectrumveiling organiseren en uitvoeren, terwijl het vereiste federale wetgevingskader uiterlijk eind 2021 afgerond zal zijn. Het plan bevat ook regionale hervormingen om de stralingsnormen te herzien, die een doeltreffende uitrol van 5G- spectrum voor zowel particulier als industrieel gebruik mogelijk moeten maken, “indien dit noodzakelijk wordt geacht en wordt aanbevolen door de bevoegde comités”. Die laatste voorwaarde voegt echter een zekere voorwaardelijkheid toe aan de uitrol van 5G in België. Hoewel die hervormingen een aanzienlijke belemmering voor de grootschalige uitrol in België kunnen wegnemen, is het niet duidelijk of de stralingsnormen zullen worden herzien om een dergelijke ontwikkeling mogelijk te maken zonder dat beperkingen worden gesteld die verder gaan dan wat nodig is voor de noodzakelijke bescherming van de gezondheid en het milieu.
Deze federale en regionale hervormingen sluiten aan bij het Nationaal plan voor vaste en mobiele breedband, dat tot doel heeft de verwezenlijking van de connectiviteitsdoelstellingen van de EU tegen 2025 in België te ondersteunen. Dit plan heeft vier doelstellingen: netwerkdekking in kaart brengen en witte zones identificeren, de uitrol van vaste en mobiele breedband faciliteren, investeringen in de witte zones stimuleren en glasvezel creëren, en bij de ruime Belgische bevolking draagvlak voor 5G creëren. Daarnaast zal volgens het Belgische plan toezicht worden gehouden op de uitvoering van de connectiviteitstoolbox35, die de beste praktijken op het gebied van connectiviteit voor het verlagen van de kosten van de uitrol van elektronische communicatienetwerken en voor efficiënte toegang tot het 5G-
34 Zie met name: “De digitale toekomst van Europa vormgeven”, COM(2020) 67.
35 Gemeenschappelijke toolbox van de Unie voor connectiviteit van 26 maart 2021 volgens Aanbeveling (EU) 2020/1307 van de Commissie betreffende een gemeenschappelijke toolbox van de Unie om de kosten van de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit te verlagen en een tijdige en investeringsvriendelijke toegang tot 5G- radiospectrum te waarborgen, ter bevordering van de connectiviteit als ondersteuning van het economisch herstel na de COVID-19-crisis in de Unie.
radiospectrum op maat van België moet bevatten. De uitvoering van de connectiviteitstoolbox zal een nationaal stappenplan omvatten voor de vereenvoudiging van de vergunnings- en toelatingsprocedures die relevant zijn voor de uitrol van 5G en netwerken met zeer hoge capaciteit, zoals glasvezel. De hervorming die tot doel heeft de doorlooptijd van de rechterlijke toetsing voor milieuvergunningen in Vlaanderen met gemiddeld 6 tot 9 maanden te verkorten, en de investeringen in de digitalisering van de stedenbouwkundige vergunningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest zullen naar verwachting ook investeringen in digitale infrastructuur vergemakkelijken (component 5.2).
Het plan omvat ook overheidsinvesteringen in connectiviteit (component 2.3). Het plan draagt bij tot de verbetering van de glasvezelparaatheid van België op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap en in bepaalde bedrijvenparken in gebieden van het Waals Gewest waar dergelijke investeringen niet commercieel levensvatbaar worden geacht. In het plan wordt echter benadrukt dat er in België geen nationale uitrol van glasvezel plaatsvindt. Bovendien is er geen overheidsfinanciering beschikbaar om de doelstellingen van het nationale plan voor vaste en mobiele breedband te verwezenlijken, en de uitvoering ervan is dus uitsluitend van particuliere investeringen afhankelijk. Het plan bevat ook investeringen om te zorgen voor een betere connectiviteit van scholen in het Waals Gewest die tot dusver geen toegang hadden tot adequate connectiviteitsapparatuur. Verwacht wordt dat deze investeringen deze regio’s aantrekkelijker zullen maken voor zowel jongeren als kmo’s, hun concurrentievermogen zullen helpen vergroten en de digitale kloof tussen deze gebieden zullen verkleinen. Er wordt ook geïnvesteerd in het testen van 5G-technologietoepassingen in verschillende bedrijfssectoren, waaronder slimme mobiliteit en e-gezondheidszorg in het Waals Gewest.
Het plan draagt ertoe bij dat scholen digitaal beter worden uitgerust en verbonden. Het plan omvat in de componenten 2.3 en 4.1 een belangrijk pakket hervormingen en investeringen ter ondersteuning van digitale apparatuur en connectiviteit voor scholen. De investeringen van het Waals Gewest richten zich op scholen die tot dusver nog niet hebben geprofiteerd van het beleid voor de digitale uitrusting van scholen dat digitale schoolprojecten ondersteunt, en waarbij de toewijzing van digitale apparatuur wordt gekoppeld aan de kwaliteit van pedagogische plannen en opleidingen. Deze investeringen zullen naar verwachting de toegang van scholen van het Waals Gewest tot digitale technologie en internet verbeteren, die nu tot de meeste beperkte in de EU behoort36. Het plan omvat verbeteringen van de digitale connectiviteit en apparatuur op scholen in alle drie de taalgemeenschappen om het effectieve gebruik van technologie en digitale leermiddelen in scholen, dat in België relatief laag is, te vergroten.
Het plan zal naar verwachting ook de digitale prestaties van jongeren in het basis-, middelbaar en hoger onderwijs helpen verbeteren. Hervormingen en investeringen in het kader van component 4.1 zijn bevorderlijk voor de overgang naar een onderwijs 2.0 doordat scholen worden ondersteund in de ontwikkeling van ICT-beleid en de digitale bijscholing van
36 OESO Teaching and Learning International Survey van 2018.
leerkrachten. Deze alomvattende aanpak zal naar verwachting bijdragen tot de verbetering van de digitale vaardigheden van jongeren, die in België lager zijn dan het EU-gemiddelde en de afgelopen jaren zijn verslechterd. De maatregelen bouwen voort op ruimere beleidsmaatregelen voor onderwijshervormingen die reeds zijn geïnitieerd in de Franse Gemeenschap (d.w.z. Pacte pour un Enseignement d’excellence en het digitale actieplan voor scholen) en de Vlaamse Gemeenschap (bv. het actieplan voor STEM-richtingen, Digisprong). De investeringen worden versterkt door leerplanhervormingen voor leerlingen met meer aandacht voor STEM- vaardigheden en ondernemerschap (in Vlaanderen) en sommige investeringen in digitale vaardigheden van leerkrachten en specifieke steun voor scholen en leerkrachten voor deze digitaliseringsgolf.
Het plan bevat maatregelen om de digitale inclusie te vergroten, met name voor kwetsbare groepen. Specifieke maatregelen in de componenten 4.2 en 5.1 dragen bij tot de digitale inclusie van kwetsbare groepen, bijvoorbeeld het verschaffen van digitale apparatuur in combinatie met opleiding. Zo zal het project Digibanks in Vlaanderen het mogelijk maken om digitaal analfabetisme aan te pakken door betere digitale toegang tot essentiële openbare diensten, gerichte digitale opleiding en toegang tot digitale apparatuur en IT-ondersteuning. Voorts ondersteunt het plan de ontwikkeling van een digitaal platform voor gedetineerden, dat hen in staat zal stellen deel te nemen aan onlinecursussen en zo bijdraagt tot hun re-integratie in de samenleving. Het plan voorziet in component 4.3 in de uitrusting van sociale woningen in Wallonië met assistentietechnologieën, wat ertoe bijdraagt dat personen met een handicap en bejaarden zelfstandig kunnen blijven wonen. Het plan zal het ook mogelijk maken om ongeveer 9 450 kwetsbare huishoudens een refurbished computer te bezorgen en 285 voor het publiek toegankelijke digitale ruimten uit te rusten.
Maatregelen voor digitale omscholing en bijscholing en een focus op digitale vaardigheden in een leven lang leren moeten bijdragen tot meer arbeidsmobiliteit en integratie op de arbeidsmarkt en helpen het tekort aan digitaal geschoolde arbeidskrachten aan te pakken. De maatregelen in de componenten 4.1, 4.2 en 5.1 zullen naar verwachting helpen komaf te maken met de tekorten aan vaardigheden, met name digitale vaardigheden, die de groeivooruitzichten van België negatief beïnvloeden. Het plan omvat bijvoorbeeld hervormingen bij de openbare dienst voor arbeidsvoorziening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de digitale vaardigheden van werkzoekenden te beoordelen en te investeren in hun digitale omscholing en bijscholing. Het plan voorziet ook in hervormingen op federaal niveau om de opleiding van werknemers in sectoren met tekorten, zoals de ICT-sector, aan te moedigen en een digitale individuele leerrekening voor elke burger in te voeren. In Vlaanderen wordt een digitaal loopbaanplatform opgezet: het plan voorziet in hervormingen waarbij individuele leer- en loopbaanrekeningen worden ingevoerd. Bij de Waalse openbare dienst voor arbeidsvoorziening zullen werkzoekenden digitale ondersteuning krijgen voor de raadpleging van online- instrumenten voor het zoeken naar werk en zal het digitale opleidingsaanbod worden uitgebreid. Er zal in Wallonië een Europese school voor biotechnologie en gezondheidshub (“EU Biotech School and Health Hub”) worden opgericht om opleidingen op het gebied van digitale transformatie aan te bieden en studenten en werkzoekenden bewust te maken van de carrièremogelijkheden van STEM-afgestudeerden in de gezondheids- en de biotechsector. Het
plan voorziet ook in de modernisering van opleidingscentra in Wallonië, met name door deze uit te rusten met adequate digitale infrastructuur.
Het plan omvat maatregelen om bedrijven te helpen de vruchten van de digitale transitie te plukken. Hoewel er maar weinig investeringen rechtstreeks op de digitalisering van bedrijven gericht zijn, zullen de bedrijven profiteren van de steun voor versterkte cyberbeveiliging en van de investeringen in vaardigheden en betere digitale overheidsdiensten. Daarnaast zal de ontwikkeling van een centrum voor digitale en technologische innovatie en opleiding in Wallonië start-ups ondersteunen en ruimte bieden voor innovatieve samenwerkingsprojecten (A6K). Investeringen in O&O op digitaal gebied zullen worden gefinancierd. Dit omvat O&O- steun in het Vlaams Gewest voor ondernemingen die wensen deel te nemen aan het geplande IPCEI micro-elektronica, waardoor de toeleveringsketen van micro-elektronica in de hele EU wordt ondersteund.
Het plan bevat investeringen ter ondersteuning van de digitalisering van de sectoren toerisme, cultuur en media. Om de toeristische sector in het Waals Gewest veerkrachtiger te maken, zal de online aanwezigheid van toeristische aanbieders worden gestimuleerd, zodat zij minder afhankelijk van platforms van derden kunnen worden (component 5.2). Franstalige media en culturele actoren zullen worden ondersteund om flexibeler te zijn in een digitale omgeving (component 2.2).
Belangrijke investeringen zijn gericht op e-overheid. Component 2.2 omvat een breed scala van digitale investeringsmaatregelen om overheidsdiensten op verschillende niveaus in België efficiënter en doeltreffender te maken, onder meer door middel van nieuwe technologieën zoals kunstmatige intelligentie. Deze zijn meestal gericht op de modernisering en verbetering van de procedures van overheidsdiensten en gaan in sommige gevallen gepaard met investeringen in de digitale vaardigheden van ambtenaren. Deze digitale opleidingsprogramma’s zullen naar verwachting ook bijdragen tot een aantrekkelijker, toekomstbestendig en dynamisch Belgisch ambtenarenapparaat. Door betere dienstverlening zullen sommige maatregelen naar verwachting ook een positief effect hebben op de benutting van openbare diensten door de burgers, wat een gebied is waarop België momenteel onder het EU-gemiddelde scoort. Het plan draagt ertoe bij dat overheidsdiensten worden uitgerust voor de implementatie van de Europese digitale identiteit (eID) voor authenticatie door nationale en buitenlandse gebruikers en versnelt de uitvoering van maatregelen met betrekking tot de Single Digital Gateway. Component 2.2 omvat ook hervormingen op federaal niveau om de procedures voor overheidsopdrachten te digitaliseren, in co-creatie met de federale eindgebruikers, en om toepassingen op het gebied van e-overheid in te voeren die de dienstverlening van overheidsdiensten efficiënter moeten maken.
Het plan bevordert het gebruik van open data door overheidsdiensten. In component 2.2 wordt niet alleen een sterke impuls gegeven aan de digitalisering van de overheidsdiensten, maar ook aan de opbouw van capaciteit voor het gebruik van grote open databanken waarin de gegevens die bij verschillende overheidsdiensten beschikbaar zijn, worden verzameld. Dit is goed afgestemd op de Belgische uitdagingen op dit gebied, waar België onder het EU- gemiddelde scoort, en zal naar verwachting bijdragen tot grotere gegevenstransparantie ten aanzien van burgers en bedrijven en een beter gebruik van deze gegevens, en tot beter
onderbouwde beleidsvorming en wetgeving van hogere kwaliteit, terwijl de EU-verordening inzake gegevensbescherming wordt nageleefd.
Het plan omvat investeringen om de verouderde digitale infrastructuur, het systeem voor het beheer van gerechtelijke dossiers en de netwerkbeveiliging van justitie te moderniseren. De componenten 2.1 en 2.2 bevatten verschillende maatregelen die een grote bijdrage moeten leveren aan de digitale transformatie van justitie, die in België een grote achterstand heeft opgelopen, en waarom specifiek is gevraagd in de landspecifieke aanbevelingen. Deze investeringen zullen naar verwachting ook een positief effect hebben op de efficiëntie en de toegankelijkheid van justitie, wat tot zijn algehele institutionele veerkracht bijdraagt. Een eerste maatregel, die deel uitmaakt van een ruimere algemene strategie in België om justitie te digitaliseren, is gericht op de digitale transformatie van de burgerlijke, handels- en strafrechtbanken, met inbegrip van de modernisering van de bestaande hardware-infrastructuur en -apparatuur, de uitrol van videoconferentiemogelijkheden en de invoering van een digitaal gerechtsdossier (met inbegrip van een digitale griffie). De maatregel is met name bedoeld om de huidige beperkingen bij justitie met betrekking tot dossierbeheer en gegevensverzameling aan te pakken. Deze maatregel zal naar verwachting de tijd verkorten die nodig is om zaken te behandelen, wat kan leiden tot een geleidelijke vermindering van de gerechtelijke achterstand. Bovendien zal het percentage van de onlinepublicatie van rechterlijke beslissingen naar verwachting stijgen (EU-scorebord voor justitie 2021). De federale administratieve rechtbanken vallen echter buiten het bestek van dit project. Een andere maatregel in component 2.2 is gericht op het invoeren van een digitaal politiedossier (processen-verbaal) dat in digitale vorm kan worden uitgewisseld met justitie. De digitalisering en een grotere doeltreffendheid van justitie komen ook aan bod in maatregelen in component 2.1 om de capaciteit van rechtshandhavingsinstanties op het gebied van cyberbeveiliging te vergroten teneinde te garanderen dat onderscheppingsoperaties van particuliere communicatie kunnen worden uitgevoerd in een 5G-omgeving en dat dergelijke onderschepte communicatie kan worden geregistreerd en met openbare aanklagers kan worden gedeeld in digitaal formaat.
Investeringen in e-gezondheidsoplossingen zullen naar verwachting de algehele veerkracht van het gezondheidsstelsel versterken. Component 2.2 is gericht op verschillende acties op het gebied van e-gezondheid. Op federaal niveau zal een autoriteit worden opgericht en belast met het beheer van gezondheidsgerelateerde gegevens, die zullen worden gebruikt om beleidsbeslissingen inzake gezondheidskwesties beter te onderbouwen door gezondheidsgegevens op een meer omvattende manier te verzamelen, te verwerken en te gebruiken. Dankzij deze investering moeten burgers betere toegang krijgen tot hun eigen gezondheidsgegevens en tot gezondheidsdiensten, waardoor zij een actievere rol kunnen spelen in het beheer van hun eigen gezondheid. Bovendien zal deze investering de uitwisseling van gegevens mogelijk maken, onder meer in het kader van grensoverschrijdende EU-initiatieven zoals de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens. Gezondheidswerkers zullen worden uitgerust met digitale instrumenten die een alomvattend overzicht bieden van de gezondheidstoestand van patiënten, teneinde hun diagnosecapaciteit te verbeteren en de kwaliteit van de voorschriften te verbeteren. Dit zal naar verwachting ook bijdragen tot een vermindering van de kosten van het Belgische gezondheidsstelsel. Zo zullen tests die overbodig zijn, dankzij
een beter onderbouwde diagnose niet langer hoeven te worden uitgevoerd. In de Franse Gemeenschap zal de digitale transformatie van het ONE, het orgaan dat zich bezighoudt met kinderbeleid en de bescherming en begeleiding van moeders en kinderen, naar verwachting het administratieve beheer en het overzicht van de ondersteuning van kinderen en gezinnen verbeteren en de beleidsvorming ondersteunen, door het creëren van een geïntegreerde digitale omgeving voor relevante diensten en alomvattende gegevensverzameling en -verwerking.
De assen duurzaamheid en mobiliteit bevatten maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling van slimme mobiliteit en nieuwe energietechnologieën. Component 2.1 bevat investeringen in geavanceerde technologieën ter ondersteuning van de energietransitie. Component 3.2 omvat maatregelen voor de ontwikkeling van slimme verkeerssignalisatie, slimme mobiliteit en ook mobiliteit als dienst.
Het plan zal naar verwachting een blijvend effect hebben op de algehele cyberweerbaarheid en -beveiliging van de Belgische samenleving. Het plan bevat een specifieke component 2.1 die aan cybersecurity gewijd is. Investeringen zijn gericht op een groter bewustzijn en beter beheer van cyberrisico’s bij kmo’s en zelfstandigen, die vaak niet over de middelen en capaciteit beschikken om cyberrisico’s zelf aan te pakken, een grotere weerbaarheid tegen phishing en een groter vertrouwen van burgers en bedrijven in onlinediensten dankzij een register van gevalideerde websites. Dit zal naar verwachting ook de benutting van digitale overheidsdiensten door de burgers ondersteunen en verder verbeteren. De incident-handling van cyberaanvallen op IT-infrastructuur en -systemen van overheidsdiensten, particuliere bedrijven en burgers en de capaciteit voor attributie van dergelijke cyberaanvallen zullen worden versterkt dankzij investeringen in de capaciteit van het minister van Defensie op het gebied van cyberbeveiliging, in nauwe samenwerking met het CCB (Centre for Cybersecurity Belgium) en het CERT (Computer Emergency Response Team) van de federale politie. Het ministerie van Defensie is de hub van de Belgische overheid van cyberbeveiligingsspecialisten, waar de onderzoeksactiviteiten op het gebied van cyberbeveiliging worden gecentraliseerd. De RRF-financiering zal niet worden gebruikt voor militaire operaties. Deze maatregel zal de paraatheid en reactiecapaciteit van België voor het beheersen van cyberaanvallen vergroten, onder meer op kritieke infrastructuur voor de levering van openbare diensten, en zal bijdragen tot de algehele economische en institutionele veerkracht van België. De investeringen vergroten ook de capaciteit op het gebied van cyberbeveiliging van het ministerie van Buitenlandse Zaken, en ook die van de politie, om te garanderen dat onderscheppingsoperaties van particuliere communicatie kunnen worden voortgezet in een 5G- omgeving en dat dergelijke onderschepte communicatie kan worden geregistreerd en met openbare aanklagers kan worden gedeeld in digitaal formaat. Deze laatste maatregelen ondersteunen dus de digitalisering en een grotere doeltreffendheid van een deel van het strafrechtelijke systeem, en dragen zo bij tot de algemene doelstelling het niveau van digitalisering van justitie te verbeteren. Alle investeringen zijn in overeenstemming met de EU- strategie voor cyberbeveiliging voor het digitale decennium.
Het plan bevordert ook de uitrol van een mensgericht gebruik van kunstmatige intelligentie. Het plan draagt bij tot de financiering van een nieuw Instituut voor kunstmatige
intelligentie voor het algemeen welzijn in Brussel, ter bevordering van een mensgericht gebruik van kunstmatige intelligentie om maatschappelijke uitdagingen op gebieden als gezondheid, milieu, mobiliteit en energie aan te pakken (componenten 2.3 en 4.3). Het instituut zal een reeks diensten op het gebied van kunstmatige intelligentie verrichten, onder meer voor lokale overheden op beleidsterreinen van Europees belang die onder de zes pijlers van de herstel- en veerkrachtfaciliteit vallen.
Het plan bevat enkele maatregelen om de digitale sector te vergroenen. Component 4.2 bevat hervormingen en investeringen in Vlaanderen om burgers in staat te stellen digitale apparaten te lenen, waardoor een meer circulair gebruik van ICT-apparaten een boost krijgt en reparatie- en recyclingactiviteiten worden aangemoedigd. De steun van het Vlaams Gewest voor het geplande IPCEI micro-elektronica in component 5.2 zal naar verwachting bijdragen tot de energie-efficiëntie van deze sector.
Het plan bevat geen zelfbeoordeling van de beveiliging voor investeringen in digitale capaciteit en connectiviteit. De in het plan opgenomen relevante investeringen in connectiviteit hebben alleen betrekking op de uitrol van passieve infrastructuur en betreffen niet de uitrol van publieke 5G-netwerken.
Conclusie
Rekening houdend met de beoordeling van alle beoogde maatregelen zal het herstel- en veerkrachtplan naar verwachting in hoge mate een aanzienlijke bijdrage leveren aan de digitale transitie of helpen het hoofd te bieden aan de daaruit voortvloeiende uitdagingen en garanderen dat ten minste 20 % van de totale toewijzing aan digitale doelstellingen bijdraagt. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.5 van bijlage V bij de RRF-verordening.
4.7. Blijvend effect van het plan
De voorgestelde hervormingen en investeringen zullen naar verwachting een blijvend positief effect hebben op de Belgische economie en samenleving. Het herstel- en veerkrachtplan omvat een pakket maatregelen om de in het kader van het Europees Semester vastgestelde uitdagingen aan te pakken, de groene en digitale transitie te vergemakkelijken en het groeipotentieel, de jobcreatie en de economische en sociale veerkracht van België te versterken. De in dit verband gepresenteerde maatregelen omvatten structurele veranderingen in het bestuur of in relevante instellingen en op relevante beleidsterreinen. Ambitieuzere hervormingen en een sterkere samenhang van het plan tussen investeringen en hervormingen hadden echter tot een groter effect kunnen leiden. Het blijvende effect van het plan zal daarom naar verwachting in hoge mate algemeen positief zijn.
Structurele verandering in bestuur en instellingen
Het plan heeft tot doel een aantal structurele veranderingen door te voeren in het bestuur of relevante instellingen van het land. Dit geldt met name voor uitgaventoetsingen (component 6.1), onderwijs (component 4.1), O&O (component 5.2), actief arbeidsmarktbeleid (component 5.1) en digitalisering van overheidsdiensten, alsmede voor het bevorderen van de openstelling
van overheidsgegevens (component 2.2). De maatregelen in de as digitale transformatie van het plan zijn ontworpen om het digitaliseringsniveau van de relevante instellingen te verhogen, en dit zal naar verwachting een blijvend effect hebben op de kwaliteit van de diensten, het ondernemingsklimaat en het optimale gebruik van overheidsgegevens. Dit gaat bijvoorbeeld om justitie, de sociale zekerheid, het gezondheidsstelsel of platforms om de interactie tussen overheidsdiensten en burgers of bedrijven te verbeteren.
Door middel van uitgaventoetsingen (component 6.1) beoogt het plan de kwaliteit en de samenstelling van de overheidsfinanciën in België te verbeteren. Door een beter inzicht te verschaffen in hoe overheidsmiddelen worden en zouden moeten worden besteed, dragen uitgaventoetsingen bij tot een betere beheersing van de uitgaven, kostenefficiëntie en passende budgettering, waardoor het gemakkelijker zal worden om overheidsmiddelen te leiden naar strategische prioriteiten die bevorderlijk zijn voor groei of duurzaamheid op lange termijn, ook vanuit milieuoogpunt. Uitgaventoetsingen zullen ruime toepassing vinden, aangezien ze op alle overheidsniveaus (federale en gewest-/gemeenschapsregeringen) zullen worden geïmplementeerd en ook betrekking zullen hebben op het socialezekerheidsstelsel. De doelstellingen van het plan zijn het opbouwen van de nodige politieke steun, het versterken van de capaciteit van de administratie om de evaluaties uit te voeren, het opstellen van verslagen van hoge kwaliteit en het waarborgen van de follow-up van de aanbevelingen. Er zal vergelijkende analyse worden gebruikt om te beoordelen of politieke prioriteiten tot uiting komen in de uitgaven en of deze prioriteiten zo efficiënt mogelijk worden uitgevoerd. Uitgaventoetsingen zullen naar verwachting een permanent onderdeel van het Belgische begrotingsproces worden.
Het plan zet België stevig op weg in de richting van digitalisering, met als doel de digitale kloof te verkleinen. Een aanzienlijke toename van de digitale capaciteit van de overheidsdiensten effent de weg voor een vermindering van de complexiteit van administratieve processen en procedures, waardoor het openbaar bestuur op lange termijn doeltreffender wordt. Bovendien kan dit leiden tot een betere benutting van digitale overheidsdiensten door burgers en bedrijven. De component cyberbeveiliging zal de weerbaarheid en crisisparaatheid van instellingen tegen cyberbeveiligingsrisico’s verbeteren.
Open gebruik van overheidsgegevens kan bijdragen tot wetgeving van hogere kwaliteit. Het plan omvat investeringen in het gebruik van grote open databanken waarin de gegevens worden verzameld die bij verschillende overheidsdiensten beschikbaar zijn. Dit zal bijdragen tot een beter gebruik van deze gegevens en kan leiden tot beter onderbouwde beleidsvorming en wetgeving van hogere kwaliteit. Daarnaast bevat het plan enkele maatregelen om overwegingen op het gebied van gelijkheid in de beleidsvorming te integreren.
Het plan zal ook bijdragen tot de verbetering van de prestaties van het onderwijs in België (component 4.1), met mogelijke voordelen op lange termijn, met name voor de vaardigheden en de productiviteit. Het plan is gericht op het opvoeren van de inspanningen om de verwerving van STEM-, digitale en 21ste-eeuwse vaardigheden te bevorderen, zodat beter kan worden ingespeeld op de behoeften van de arbeidsmarkt. Het zal ook bijdragen tot de digitalisering van het onderwijs en de modernisering van de IT-apparatuur in scholen en instellingen voor hoger
onderwijs. De renovatie van de school- en universitaire infrastructuur (component 1.1) zal zorgen voor gebouwen van de 21ste eeuw die essentieel zijn voor onderwijs van hoge kwaliteit.
De component sociale infrastructuur (component 4.3) zal naar verwachting het aanbod aan kinderopvang en sociale huisvesting verbeteren. Die voorziet in het creëren van nieuwe betaalbare wooneenheden om de uitsluiting van kwetsbare bevolkingsgroepen in grote steden aan te pakken. Het creëren van nieuwe plaatsen in kinderopvangfaciliteiten, met name in regio’s met een groot aandeel kwetsbare huishoudens, zal naar verwachting de participatiegraad verbeteren, aangezien zorgtaken voor een deel van de bevolking een van de belemmeringen vormen om aan het werk te gaan.
Structurele veranderingen op beleidsterreinen
De in het herstel- en veerkrachtplan voorgestelde hervormingen zullen naar verwachting een blijvend effect hebben, hoewel de omvang van het effect in sommige gevallen van de verdere invulling van die hervormingen zal afhangen. In sommige gevallen moeten de nadere bijzonderheden van de uitvoering nog worden vastgesteld, wat het moeilijk maakt om de effecten van de hervormingen in te schatten. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de hervorming van het pensioenstelsel. De algemene richting van de pensioenhervorming is passend, net als de ermee gepaard gaande ambitie om de toereikendheid, de sociale rechtvaardigheid en de financiële houdbaarheid op lange termijn te verbeteren. Wat die laatste dimensie betreft, is de focus op het verhogen van de arbeidsmarktparticipatie, en met name van oudere werknemers, ook passend gezien de lage arbeidsparticipatiegraad in het land. De beschrijving van de hervorming is in dit stadium echter niet nauwkeurig genoeg om de effecten ervan op de pensioenuitgaven te voorspellen. Op fiscaal gebied zal de hervorming van de regeling voor bedrijfswagens naar verwachting bijdragen tot de decarbonisering van het vervoer. Het ontbreken van een toezegging dat het belastingstelsel zal worden hervormd, beperkt de langdurige effecten die hadden kunnen worden bereikt door het wegnemen van negatieve prikkels om op permanente basis te werken, en door het verschuiven van belastingen naar energieproducten teneinde passende prijssignalen af te geven.
Het plan zal naar verwachting een blijvend effect hebben, met name omdat structurele veranderingen op beleidsterreinen worden beoogd. Veel van deze veranderingen hebben betrekking op de opschaling van het energiemodel voor de transitie naar koolstofneutraliteit. De transitie is een kans om de nationale economie met betrekking tot duurzame ontwikkeling aan te zwengelen door het bevorderen van technologische vooruitgang, jobcreatie en het behoud van natuurlijke hulpbronnen. Dit omvat investeringen en maatregelen in verband met de energie- efficiëntie van gebouwen, de uitrol van nieuwe technologieën voor groene waterstof, de decarbonisering van de industrie (met de ontwikkeling van technologieën voor koolstofafvang, - gebruik en -opslag), de vermindering van de energieafhankelijkheid of duurzame mobiliteit. Het is echter onzeker in welke mate het aangekondigde voorstel voor een brede belastinghervorming maatregelen zal omvatten om het belastingstelsel te vergroenen, en zal helpen het gebruik van fossiele brandstoffen te ontmoedigen. Om dat effect te sorteren, zou de hervorming de prijssignalen in de niet-ETS-sectoren moeten versterken, door milieuvriendelijke productie en consumptiepatronen aan te moedigen en grotere prikkels te geven om in energiebesparing en
emissiereductie te investeren, en vergezeld moeten gaan van gerichte maatregelen om energiearmoede te verlichten.
Macro-economisch effect op lange termijn
De beoordeling van het plan aan de hand van het macro-economische model QUEST (een dynamisch stochastisch algemeen evenwichtsmodel) door het Federaal Planbureau wijst op een langetermijneffect van het plan. Dit model houdt rekening met het effect op de toename van de kapitaalvoorraad en O&O, waardoor de productiviteit en het externe concurrentievermogen zullen toenemen. Het model raamt een effect op het bbp van 0,22 procentpunt in 2030 en van 0,14 procentpunt in 2040 ten opzichte van het basisscenario zonder RRF-steun. Volgens dezelfde simulatie van het Federaal Planbureau zal het plan naar verwachting bijdragen aan de creatie van een bescheiden aantal extra jobs in 2030 en zal de stijging van de productiviteit naar verwachting leiden tot een stijging van de lonen. Zoals hierboven opgemerkt, wordt in deze ramingen geen rekening gehouden met het effect van de hervormingen die in het plan zijn opgenomen.
Conclusie
Rekening houdend met alle hervormingen en investeringen die België in zijn herstel- en veerkrachtplan beoogt, wordt verwacht dat de uitvoering ervan in hoge mate zal leiden tot een structurele verandering in het bestuur of in relevante instellingen en op relevante beleidsterreinen, en een blijvend effect zal hebben. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van criterium 2.7 van bijlage V bij de RRF-verordening.
4.8. Mijlpalen, streefdoelen, monitoring en uitvoering
De monitoring van de uitvoering van de mijlpalen en streefdoelen van het plan moet zowel op interfederaal niveau als op het niveau van elke entiteit die met de uitvoering van de maatregelen van het plan belast is, afzonderlijk worden uitgevoerd. De staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen is verantwoordelijk voor de coördinatie van de uitvoering van het plan op interfederaal niveau. Rekening houdend met het brede toepassingsgebied van de maatregelen in het plan, waarvoor de bevoegdheden over zes entiteiten zijn verdeeld, heeft de interfederale coördinator een belangrijke verantwoordelijkheid in de monitoring van een samenhangende uitvoering van het plan. De staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen zal het technische contactpunt van de Commissie blijven tijdens de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan.
Toereikendheid van de structuur die belast is met de uitvoering van het plan, de monitoring van de voortgang en de verslaglegging
De administratieve follow-up van het plan zal worden uitgevoerd door een interfederaal toezichtscomité. Het comité zal bestaan uit vertegenwoordigers van alle entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de verslaglegging over en de administratieve follow-up van projecten die onder hun verantwoordelijkheid vallen. Het comité zal worden voorgezeten door de permanente secretaris van de FOD BOSA. Het secretariaat van het toezichtscomité zal zorgen voor de continuïteit van de algemene coördinatie van het plan en van de technische contacten
met de Commissie, in samenwerking met de staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen. Het toezichtscomité houdt toezicht op de uitvoering en de resultaten van het plan, coördineert de voorbereiding van elk betalingsverzoek, wijst de projecten aan waar het risico bestaat dat mijlpalen en streefdoelen niet worden verwezenlijkt, en stelt oplossingen voor indien de risico’s werkelijkheid worden.
Een interministeriële conferentie voor Relance en Strategische Investeringen zal het betalingsplan en alle betalingsverzoeken goedkeuren. De interministeriële conferentie voor Strategische Investeringen, die bij een besluit van het Overlegcomité van 7 november 2018 is opgericht in het kader van het Nationaal Pact voor strategische investeringen, is omgedoopt tot de interministeriële conferentie voor Relance en Strategische Investeringen en zal worden ingezet voor de uitvoering van het plan. De conferentie wordt voorgezeten door de federale regering (staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen) en bestaat uit vertegenwoordigers van de federale staat, de gewesten en de gemeenschappen. De beheersverklaring bij elk nationaal betalingsverzoek zal worden ondertekend door de staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen. Deze documenten zullen vergezeld gaan van een beheersverklaring die door elk van de entiteiten wordt opgesteld. Elk van deze verklaringen bevat een samenvatting van de audits die in elke entiteit zijn uitgevoerd en wordt ondertekend door de bevoegde autoriteit.
Elke entiteit zal de voortgang van de investerings- en hervormingsprojecten in het kader van het plan voor herstel en veerkracht monitoren. Elk overheidsniveau zal een centrale coördinatie-eenheid oprichten die verantwoordelijk is voor de horizontale monitoring en coördinatie van de maatregelen die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. De centrale regionale/communautaire coördinatieniveaus zullen zorgen voor de monitoring en verslaglegging in een digitaal toezichtinstrument dat het interfederaal toezichtscomité in staat zal stellen de uitvoering van het plan te volgen.
Mijlpalen, streefdoelen en indicatoren
De mijlpalen en streefdoelen van het Belgische plan vormen een geschikt systeem voor de monitoring van de uitvoering van het plan. De monitoringindicatoren zijn over het algemeen voldoende duidelijk en uitgebreid om te garanderen dat de voltooiing ervan kan worden getraceerd en geverifieerd. De gekozen mijlpalen en streefdoelen vormen meestal de belangrijkste elementen van de maatregelen en kunnen als zodanig relevant worden geacht voor de uitvoering ervan. Ze weerspiegelen op adequate wijze het algemene ambitieniveau van het plan en lijken realistisch. De door de Belgische autoriteiten beschreven verificatiemechanismen, gegevensverzameling en verantwoordelijkheden lijken voldoende robuust om de betalingsverzoeken op adequate wijze te rechtvaardigen zodra de mijlpalen en streefdoelen zijn verwezenlijkt.
België heeft ook een breed scala van gedetailleerde indicatoren verstrekt, die zullen worden gebruikt om informeel de voortgang te monitoren van de uitvoering van afzonderlijke maatregelen tussen de betalingsverzoeken. Deze indicatoren bieden een adequaat systeem voor vroegtijdige waarschuwing om te garanderen dat België tijdig corrigerende maatregelen kan nemen als dat nodig is om te voorkomen dat de doelstelling die in de desbetreffende mijlpaal/het desbetreffende streefdoel vervat zit, niet wordt bereikt. Daarnaast bestrijken mijlpalen en streefdoelen op alomvattende wijze subinvesteringen, zodat alle maatregelen van het plan kunnen worden gemonitord.
Algemene organisatorische regelingen
De algemene organisatorische regelingen voor de uitvoering van het plan zijn duidelijk en geloofwaardig. In deel 4 van het plan worden de interfederale coördinatiemechanismen toegelicht die zijn ingesteld om het plan te monitoren en uit te voeren, en is een gedetailleerd overzicht op het niveau van de afzonderlijke entiteiten opgenomen.
Conclusie
De door België in zijn herstel- en veerkrachtplan voorgestelde regelingen zijn naar verwachting passend om te zorgen voor de doeltreffende monitoring en uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het beoogde tijdschema en de beoogde mijlpalen en streefdoelen alsmede de bijbehorende indicatoren. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.8 van bijlage V bij de RRF-verordening.
De in het plan opgenomen hervormingen en investeringen voldoen aan de in de verordening vastgestelde criteria om in aanmerking te komen. Alle maatregelen zijn pas na 1 februari 2020, de afsluitdatum voor in aanmerking komende kosten, aangevat en kosten beginnen te genereren. Volgens de geplande mijlpalen en streefdoelen en de bijbehorende betalingsverzoeken zal na 31 augustus 2026, de uiterste datum voor in aanmerking komende financieringsaanvragen, geen financiering worden aangevraagd. Het plan bevat over het
algemeen een gedetailleerde berekening van de kosten waaruit blijkt dat de belasting over de toegevoegde waarde (btw) niet is meegerekend. Tot slot dekt het plan geen terugkerende kosten, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen.
Redelijke kosten
België heeft afzonderlijke kostenramingen verstrekt voor alle investeringen in het herstel- en veerkrachtplan en voor de hervormingen in verband met de kosten, en de kostenspecificatie is over het algemeen relatief goed gedetailleerd en onderbouwd. De ramingen zijn grotendeels gebaseerd op kosten per eenheid die zijn geraamd op basis van vergelijkingen met eerdere aanbestedingscontracten voor soortgelijke diensten of eerdere investeringen van vergelijkbare aard of op basis van werkelijke offertes.
Volgens de beoordeling van de kostenramingen en bewijsstukken lijken de kosten voor de overgrote meerderheid van de projecten redelijk te zijn. Voor het grootste deel zijn er voldoende gedetailleerde gegevens en bewijsstukken waaruit blijkt dat de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan redelijk zijn, aangezien de berekeningen duidelijk omschreven zijn en het mogelijk is de gehanteerde methodologie en onderliggende aannames duidelijk vast te stellen. Eerdere projecten of aanbestedingscontracten in verband met de voorgestelde investeringen worden vaak gepresenteerd om als benchmark te dienen en om de kostenramingen per eenheid te rechtvaardigen.
In sommige gevallen voldoet de verstrekte kosteninformatie niet aan de eisen. Voor sommige investeringsprojecten volstaat de verstrekte informatie niet om de kostenraming duidelijk te rechtvaardigen. Voor een klein deel van de projecten ontbreekt een basisbeschrijving van de berekeningen die aan de kostenraming ten grondslag liggen.
Aannemelijke kosten
Voor de meeste projecten heeft België voldoende informatie en uitgebreid bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de voorgestelde bedragen in overeenstemming zijn met de aard en het type van de beoogde hervormingen en investeringen (aannemelijk). In de meeste gevallen heeft België informatie verstrekt over lopende of soortgelijke investeringsprojecten uit het verleden of over vergelijkende kostengegevens voor de belangrijkste kostenfactoren die het mogelijk maken de meeste kostenramingen te onderbouwen. Voor de meeste projecten bevat de kosteninformatie duidelijke bewijsstukken of/en relevante referenties ter rechtvaardiging van de referentiekosten per eenheid.
Voor verschillende projecten zijn de verstrekte duidelijke bewijsstukken onvolledig. Voor verschillende investeringen ontbreekt duidelijke uitleg over de wijze waarop soortgelijke projecten uit het verleden die als basis voor de ramingen worden gepresenteerd, zijn gebruikt of aangepast om te dienen als input voor de gepresenteerde kostenramingen. Zonder deze uitleg kan moeilijk worden geverifieerd hoe een deel van de verstrekte documentatie past in de kostenspecificatie per categorie. Bovendien zijn de kostenramingen voor verschillende investeringen weliswaar niet onaannemelijk, maar aan de hoge kant in vergelijking met de kosten
voor soortgelijke projecten die in het verleden EU-financiering hebben gekregen of waarnaar in studies wordt verwezen.
Geen dubbele EU-financiering
Hoewel de Commissie geen gevallen heeft vastgesteld waarin een hoog risico op dubbele financiering bestaat, verschaffen de afzonderlijke kostenfiches voor elke component niet op consistente wijze duidelijke informatie over aanvullende investeringen uit andere EU-fondsen. Dit wordt echter gecompenseerd door de beheers- en controlesystemen die in het punt hieronder worden beschreven. Op grond hiervan wordt België geacht voldoende informatie en bewijsstukken te hebben verstrekt waaruit blijkt dat de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan dat uit hoofde van de faciliteit moet worden gefinancierd, niet worden gedekt door bestaande of geplande financiering door de Unie.
Evenredige en kostenefficiënte kosten
Het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting bijdragen tot de aanpak van de uitdagingen die in de landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, met inbegrip van sommige van de begrotingsaspecten van de landspecifieke aanbevelingen. Voorts zijn de hervormingen en investeringen in het plan afgestemd op de Europese vlaggenschipinitiatieven van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021.
Bovendien bevat het herstel- en veerkrachtplan maatregelen om economische groei en economische cohesie op inclusieve wijze te ondersteunen. Dit heeft met name betrekking op het aanpakken van de zwakke punten van de Belgische economie, het boosten van het groeipotentieel, het stimuleren van jobcreatie en het verzachten van de negatieve gevolgen van de crisis. Verscheidene van deze maatregelen dragen ook op doeltreffende wijze bij tot de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, onder meer door het bevorderen van beleid voor kinderen en jongeren.
Conclusie
De door België verstrekte motivering van de geraamde totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan is - in redelijke mate - redelijk en aannemelijk en in overeenstemming met het kostenefficiëntiebeginsel, en de kosten staan in verhouding tot het verwachte nationale economische en sociale effect. België heeft voldoende informatie en bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat de geraamde totale kosten van de hervormingen en investeringen van het herstel- en veerkrachtplan die uit hoofde van de faciliteit moeten worden gefinancierd, niet worden gedekt door bestaande of geplande financiering door de Unie. Dit zou een score B rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.9 van bijlage V bij de RRF-verordening.
Robuustheid van het internecontrolesysteem en verdeling van rollen en verantwoordelijkheden
In het Belgische plan wordt het systeem voor de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in België op adequate wijze beschreven. Het plan specificeert in detail het internecontrolesysteem en de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden.
Op interfederaal niveau
De staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen coördineert de uitvoering van het plan, terwijl de monitoring op politiek niveau wordt uitgevoerd door de interministeriële conferentie en op administratief niveau door het interfederaal toezichtscomité. Volgens het plan wordt de interministeriële conferentie voorgezeten door de staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen en bestaat het uit vertegenwoordigers van de federale staat, de gewesten en de gemeenschappen. Het interfederaal toezichtscomité wordt voorgezeten door de permanente secretaris (FOD BOSA, de federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning) en is samengesteld uit vertegenwoordigers van alle entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de verslaglegging en de administratieve follow-up van de projecten die onder hun verantwoordelijkheid vallen. Het permanent secretariaat is ondergebracht bij de FOD BOSA en is in samenwerking met de staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen verantwoordelijk voor het garanderen van de continuïteit van de coördinatie van het plan en de contacten met de Europese Commissie.
Voor het plan wordt een interfederaal toezichtinstrument ontwikkeld, evenals gemeenschappelijke beginselen voor audits die in elke entiteit worden uitgevoerd. Het interfederaal toezichtscomité is ook verantwoordelijk voor de samenvoeging van de gegevens in een geautomatiseerd toezichtinstrument. Om het toezichtinstrument voor het Belgische plan te ontwikkelen, hebben de Belgische autoriteiten in maart 2021 een openbare aanbesteding uitgeschreven. Volgens de verstrekte informatie zal het contract naar verwachting in juni 2021 worden gegund en zal naar verwachting eind juni 2021 een functionele versie van het toezichtinstrument klaar zijn. Met betrekking tot de audit op interfederaal niveau hebben de Belgische autoriteiten meegedeeld dat de verantwoordelijkheden op het gebied van audit weliswaar onder de bevoegdheid van elke entiteit vallen, maar dat binnen de Inspectie van Financiën coördinatie plaatsvindt om gemeenschappelijke beginselen vast te stellen die door elke auditautoriteit zouden worden gevolgd, parallel met de specifieke kenmerken van hun eigen auditstrategie. De auditautoriteiten voor de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in België zijn overeengekomen dat er een comité van de Belgische RRF-auditautoriteiten wordt opgericht. “Dit comité, dat zal worden voorgezeten door de korpschef ad interim van de Inspectie van Financiën, zal de leden geen verplichte instructies geven, maar zal zoveel mogelijk naar harmonisatie van de methoden streven. Elk lid van het comité zal thema’s kunnen plaatsen op de agenda van de volgende vergaderingen. Het zal met andere woorden gaan om een forum om de uitwisseling van goede praktijken tussen de auditautoriteiten, de ontwikkeling van evenredige methodologieën en de oplossing van eventuele moeilijkheden te faciliteren, en waarin een beroep kan worden gedaan op de ervaring en deskundigheid van de inspecteurs van financiën die lid zijn.”
Op het niveau van elke entiteit
In het Belgische plan worden de verschillende instanties aangewezen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, de monitoring en de controle van de projecten in elk van de zes entiteiten (federale staat, Vlaams Gewest, Waals Gewest, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Franse Gemeenschap en Duitstalige Gemeenschap). Elke entiteit is verantwoordelijk voor het verzamelen van de gegevens over de projecten die onder hun verantwoordelijkheid vallen, en voor de regelmatige actualisering van de voortgang van die projecten in hun toezichtinstrumenten. De toezichtinstrumenten voor het interfederale toezichtscomité, de federale staat, en voor de Franse Gemeenschap zijn echter nog in ontwikkeling.
Het Belgische plan bevat een algemene beschrijving van de auditdoelstellingen en -aanpak. Twee entiteiten worden aangewezen als auditautoriteit, de Vlaamse Auditautoriteit (VAA) voor het Vlaams Gewest en het Interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën voor de federale staat en de overige gewesten en gemeenschappen (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Waals Gewest, Franse Gemeenschap en Duitstalige Gemeenschap). Beide entiteiten zijn ook belast met de audit van EU-fondsen onder gedeeld beheer en zijn onafhankelijk van de entiteiten die de herstel- en veerkrachtfaciliteit in België uitvoeren. Het plan vermeldt dat het zekerheidsmodel steunt op de combinatie van systeemaudits en projectaudits, zonder de frequentie en de reikwijdte van de uit te voeren auditwerkzaamheden te specificeren. De Belgische autoriteiten hebben echter later de auditstrategieën gepresenteerd voor de federale auditautoriteit, de Vlaamse Auditautoriteit, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de auditautoriteit van de Franse Gemeenschap en de auditautoriteit van de Duitstalige Gemeenschap.
Toereikendheid van de controlesystemen en andere relevante regelingen
Op planniveau hebben de Belgische autoriteiten per entiteit een gedetailleerd overzicht gegeven van de verschillende controleprocedures om fraude, corruptie en belangenconflicten te voorkomen, op te sporen en recht te zetten, en deze worden passend geacht. Het Belgische plan geeft aan dat alle entiteiten voornemens zijn systematisch gebruik te maken van het door de Commissie ter beschikking gestelde instrument voor datamining en risicoscoring. In het Belgische plan en in de verstrekte aanvullende informatie hebben de Belgische autoriteiten bevestigd dat alle op grond van artikel 22, lid 2, punt d), vereiste gegevens zullen worden verzameld (d.w.z. niet alleen op het niveau van de eindontvanger) en zullen worden opgeslagen in de IT-systemen van de verschillende entiteiten die de herstel- en veerkrachtfaciliteit in België uitvoeren. De ontwikkeling van de IT-toezichtsystemen voor de interfederale en de federale overheid en voor de Franse Gemeenschap is echter nog aan de gang. Om de Commissie zekerheid te verschaffen dat alle IT-systemen operationeel zullen zijn, met de basisfuncties om de mijlpalen en streefdoelen te volgen, voordat het eerste betalingsverzoek wordt ingediend, en dat alle categorieën gegevens die op grond van de RRF-verordening vereist zijn, zullen worden verzameld, is voorgesteld daartoe een mijlpaal in het plan op te nemen. Wat de melding van ernstige onregelmatigheden betreft, hebben de Belgische autoriteiten meegedeeld dat deze zullen worden gemeld in de beheersverklaring en aan OLAF.
Toereikendheid van regelingen om dubbele EU-financiering te voorkomen
Alle entiteiten hebben hun eigen procedures vastgesteld om dubbele EU-financiering te voorkomen, die in het Belgische plan en in de verstrekte aanvullende documentatie beschreven zijn. Deze maatregelen worden passend geacht en omvatten regelingen op het niveau van de eindontvanger op grond waarvan i) een lijst moet worden ingediend met alle projecten die andere EU-financiering ontvangen, ii) voor elk project een duidelijk spoor van de verschillende financieringsbronnen moet worden bewaard, en iii) elk project een afzonderlijk analytisch boekhoudsysteem moet hebben of een boekhoudcode ter identificatie van de door de medefinanciering gedekte kosten en inkomsten.
Daarnaast zijn de diensten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering (beheersautoriteiten), audit en controle (auditautoriteiten) ook belast met de verificaties van uit andere EU-fondsen gefinancierde projecten, namelijk ESF, EFRO, Elfpo en ETS, waardoor zij een totaalbeeld van de EU-financiering kunnen krijgen en het risico op dubbele financiering mede wordt verminderd.
Aangezien elke entiteit alleen verantwoordelijk is voor de verificatie op haar niveau, worden er op nationaal niveau echter geen kruiscontroles uitgevoerd. Het gebrek aan coördinatie tussen het interfederale niveau, de verschillende entiteiten en de verschillende EU-fondsen verhoogt het risico op dubbele EU-financiering. Om dit probleem aan te pakken, is in het plan een adequate mijlpaal opgenomen.
Wettelijke bevoegdheden en bestuurlijke capaciteit van de controlefunctie
In alle zes entiteiten zijn de eerstelijnscontroles (beheersverificaties) toegewezen aan verschillende overheidsinstanties die deel uitmaken van het bestaande internecontrolekader voor de uitvoering van de begroting in de verschillende entiteiten. Wat de audits betreft, vermeldt het Belgische plan dat de Vlaamse Auditautoriteit op 26 februari 2021 formeel is aangewezen door de Vlaamse regering en dat de auditautoriteit voor de overige entiteiten, het Interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën, nog bij formeel besluit moet worden aangewezen. In de aanvullende informatie die is verstrekt, hebben de Belgische autoriteiten het wettelijk mandaat voor alle entiteiten bevestigd na de goedkeuring van het Belgische plan door het Overlegcomité op 30 april 2021. Wat de administratieve capaciteit betreft, hebben de Belgische autoriteiten bevestigd dat de regeringen formeel hebben toegezegd dat de administratieve capaciteit van de auditautoriteiten zal worden versterkt. Voor de federale autoriteit heeft de ministerraad de staatssecretaris voor Begroting opgedragen controlerichtsnoeren op te stellen en na te gaan welke menselijke/financiële middelen dit systeem nodig heeft. Ook heeft hij de Inspectie van Financiën (federale auditeenheid voor EU-fondsen) opgedragen de auditstrategie uit te werken en na te gaan welke menselijke/financiële middelen daarvoor nodig zijn.
Conclusie
Het hoofdstuk over audit en controle en de verstrekte aanvullende informatie geven een vrij volledige beschrijving van de regelingen voor de uitvoering en controle van het plan in België. Het hoofdstuk bevat nadere bijzonderheden voor alle entiteiten en biedt redelijke zekerheid dat er een degelijke structuur bestaat om de toegewezen middelen uit de faciliteit te monitoren, uit te voeren en te controleren.
Er ontbreken echter een paar elementen en daarvoor zijn mijlpalen ingevoerd:
• Voor de interfederale coördinerende instantie, de federale overheid en de Franse Gemeenschap: voordat het eerste betalingsverzoek wordt ingediend, invoering van een register voor de monitoring van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtfaciliteit. Dit register moet minimaal over de volgende functies beschikken: a) verzameling van gegevens en monitoring van de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen; b) verzamelen, opslaan en raadplegen van de gegevens die op grond van artikel 22, lid 2, punt d), i) tot en met iii), van de RRF-verordening vereist zijn. Er wordt een specifiek auditverslag over het gebruikte systeem opgesteld. Indien tekortkomingen worden vastgesteld, worden in dat auditverslag corrigerende maatregelen aanbevolen. De Belgische autoriteiten moeten een zo groot mogelijke compatibiliteit garanderen met de toezichtinstrumenten die op alle bestuursniveaus zijn ontwikkeld.
• De uitvoering van adequate coördinatieregelingen, met inbegrip van kruiscontroles, moet worden ingevoerd op het niveau van het coördinerende orgaan op interfederaal niveau, zodat dubbele financiering uit de faciliteit en andere programma’s van de Unie kan worden voorkomen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer.
De door België in het herstel- en veerkrachtplan voorgestelde regelingen om corruptie, fraude en belangenconflicten bij het gebruik van de financiële middelen die afkomstig zijn van de faciliteit te voorkomen, op te sporen en recht te zetten, waaronder de regelingen die gericht zijn op het voorkomen van dubbele financiering uit de faciliteit en uit andere Unieprogramma’s, worden passend geacht. Dit zou een score A rechtvaardigen op grond van beoordelingscriterium 2.10 van bijlage V bij de RRF-verordening.
Het Belgische herstel- en veerkrachtplan presenteert een grotendeels samenhangende reeks hervormingen en investeringen. Deze ondersteunen de doelstellingen het herstel van de Belgische economie te stimuleren, bij te dragen aan haar groene en digitale transitie en haar veerkracht te vergroten op de weg naar duurzamere en inclusievere groei. De afzonderlijke maatregelen in het plan zijn in overeenstemming met de aangekondigde overkoepelende doelstellingen. Het plan bevat geen inconsistenties of tegenstrijdigheden tussen de inhoud van de verschillende componenten. Bovendien werd er goed voor gezorgd dat de tijdschema’s voor de uitvoering van de hervormingen en investeringen op elkaar werden afgestemd om een succesvolle uitvoering van de maatregelen te waarborgen.
De maatregelen binnen de componenten versterken elkaar en de componenten omvatten doorgaans een reeks grotendeels evenwichtige hervormingen en investeringen. De meeste
componenten omvatten een reeks hervormingen die de investering begeleiden, vergemakkelijken, aannemelijk maken en het effect ervan vergroten, met uitzondering van component 3.1 (fiets- en wandelinfrastructuur) en component 2.1 (cybersecurity)37 die geen hervormingen omvatten. Component 6.1 (uitgaventoetsingen) heeft bijna uitsluitend betrekking op hervormingen vanwege de aard van het onderwerp van die component.
Over het geheel genomen versterken de investeringen en hervormingsmaatregelen binnen een component elkaar. In component 3.2 wordt bijvoorbeeld het mobiliteitsbudget versterkt door de hervorming van de kwaliteit van de spoorwegdiensten, met inbegrip van de toezegging dat het voorstedelijke spoorwegnet rond Brussel zal worden voltooid (RER/GEN). In component
3.3 ondersteunt de uitrol van oplaadinfrastructuur de vergroening van de regeling voor bedrijfswagens, de stimulansen om collectief vervoer te gebruiken en de investeringen in spoor- en stadsvervoer. Tot slot ondersteunen in component 1.2 maatregelen om de waterstofmarkten te reguleren de ontwikkeling van een waterstofwaardeketen.
Veel maatregelen ondersteunen maatregelen in andere componenten die verband houden met hetzelfde beleidsterrein, en vullen die aan. De uitbreiding van het mobiliteitsbudget, de bouw van parkeervoorzieningen voor fietsen in treinstations en de integratie van fietsen in de investeringsmaatregel mobiliteit als een dienst (MaaS) van Brussel in component 3.2 ondersteunen bijvoorbeeld de ontwikkeling van fietspaden in component 3.1. Component 2.1 bevat investeringen ter versterking van de cyberbeveiliging in 5G, terwijl investeringen en hervormingen in verband met 5G deel uitmaken van component 2.3.
Investeringen in opleiding en vaardigheden versterken heel wat andere investeringen in het plan, aangezien ze tekorten aan vaardigheden aanpakken en het plan omzetten in kansen op het vinden van werk. De in de componenten 4.2 en 5.1 opgenomen investeringen in opleiding en een inclusieve arbeidsmarkt zijn gericht op het verminderen van de tekorten aan vaardigheden door middel van opleiding en activering, zodat op de huidige en toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt kan worden ingespeeld. Hoewel de investeringen betrekking hebben op een breed scala van vaardigheden, waaronder basisvaardigheden en groene vaardigheden, zijn ze sterk gefocust op het vergroten van de digitale vaardigheden, wat dan weer de digitale transitie ten goede komt.
Verscheidene maatregelen van het plan dragen bij tot een beter ondernemingsklimaat en ondersteunen de omzetting van de verschillende investeringen in concrete groeimogelijkheden. Het plan bevat in component 1.2 maatregelen ter ondersteuning van het ontstaan van een waterstofwaardeketen en in component 5.2 maatregelen ter ondersteuning van verschillende sectoren (bv. de lucht- en ruimtevaart). Het ontsluiten van overheidsgegevens in de componenten 2.2 en 3.2 zal ook zakelijke kansen creëren. Component 2.2 bevat maatregelen om
37 Hoewel het plan in de beschrijving van deze component verwijzingen bevat naar een aantal voorgenomen hervormingen, worden deze niet aangemerkt als specifieke maatregelen die deel uitmaken van het plan.
de hele procedure voor de oprichting en het beheer van een onderneming te herzien en te vereenvoudigen en, als gevolg daarvan, het grote aantal bestaande vormen voor het wijzigen van elementen van een onderneming te verminderen, alsook maatregelen om het “only once”- beginsel ook toe te passen op ondernemingen en burgers uit andere lidstaten (Single Digital Gateway). De uitgaventoetsingen in Vlaanderen zullen ook worden gefocust op het verminderen van de regeldruk, onder meer om “gold-plating” aan te pakken die leidt tot al te rigide uitvoering en al te strikte toepassing van de regelgeving.
Maatregelen om de afgifte van milieu- en bouwvergunningen te versnellen ondersteunen belangrijke investeringen in de groene en digitale transitie. Maatregelen met het oog op snellere procedures voor de toekenning van bouw- en milieuvergunningen voor burgers in Brussel (component 2.2) en Vlaanderen (component 5.2) zijn essentieel om renovatie- investeringen te vergemakkelijken dankzij de regelingen voor renovatiesubsidies (component 1.2). De componenten 2.2, 2.3 en 5.2 bevatten hervormingen op federaal en op gewestelijk niveau waarmee knelpunten in de regelgeving moeten worden weggewerkt voor de uitrol van 5G en voor de uitrol van ultrasnelle connectiviteitsinfrastructuur zoals glasvezel. Deze cruciale hervormingen zullen naar verwachting de overheidsinvesteringen in ultrasnelle connectiviteit die in component 2.3 van het plan zijn opgenomen, mogelijk maken en versterken en ook bevorderlijk zijn voor de belangrijke particuliere investeringen in connectiviteit die nodig zijn om een doeltreffende digitale transitie te waarborgen. Het gaat bijvoorbeeld om het dekken van witte zones (fiber) en het testen van 5G-technologietoepassingen in verschillende bedrijfssectoren.
Het plan had echter het volledige potentieel van sommige investeringen beter kunnen benutten door middel van verdergaande aanvullende hervormingen. De investeringen in onderwijs (bv. IT-infrastructuur, persoonlijke begeleiding in het leerplichtonderwijs) hadden bijvoorbeeld kunnen worden aangevuld met hervormingen om de educatieve voordelen van dergelijke investeringen voor studenten te vergroten, zoals hervormingen in de initiële lerarenopleiding en de nascholing van leraren. De investeringen in opleidingsfaciliteiten in Wallonië hadden kunnen worden aangevuld met een hervorming van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding in samenwerking met de Franse Gemeenschap. Hoewel het plan voorziet in maatregelen om de sociale inclusie te vergroten en de arbeidsmarkt inclusiever te maken, bevat het geen holistische en alomvattende strategie die op kwetsbare groepen gericht is.
Bovendien had het plan meer prikkels kunnen bevatten om particuliere renovaties op gang te brengen, met name door een duidelijke toezegging dat de energiebelastingen op verwarmingsbrandstoffen zullen worden hervormd met het oog op het afgeven van de juiste prijssignalen. Een verhoging van de accijnzen op fossiele brandstoffen die voor verwarming (olie en gas) worden gebruikt, had de aanzienlijke investeringen in de renovatie van gebouwen doeltreffender kunnen maken. De Belgische FOD Financiën schatte onlangs dat België jaarlijks subsidies ter waarde van 2,8 % van het bbp toekent aan fossiele brandstoffen,
waarvan meer dan een derde aan verwarmingsbrandstoffen38. De lage accijnzen op diesel, die op het EU-minimumniveau zijn vastgesteld, werden aangemerkt als een belangrijke kostenfactor. Een duidelijke toezegging dat de energiebelastingen zullen worden hervormd volgens de koolstof- en energie-inhoud van brandstoffen zou de meest energie-efficiënte brandstoffen en emissiearme technologieën kunnen bevorderen en het juiste prijssignaal afgeven om de renovatie van gebouwen te stimuleren. Tot slot bieden het verder ontwikkelen van financieringsmechanismen op basis van leningen voor de renovatie van particuliere gebouwen en het aanmoedigen van publiek-private partnerschappen voor de renovatie van openbare gebouwen nog steeds heel wat potentieel.
Daarnaast zijn de maatregelen in de assen digitale transformatie en mobiliteit weliswaar complementair, maar er is ruimte om de samenhang van de maatregelen in de assen duurzaamheid en productiviteit te verbeteren. De as digitale transformatie omvat zowel investeringen in connectiviteit als hervormingen om kritieke knelpunten voor 5G en connectiviteit met zeer hoge capaciteit weg te werken die naar verwachting alle aspecten van de digitalisering ten goede zullen komen. De cyberbeveiligingsmaatregelen dragen bij tot de weerbaarheid van de investeringen in digitalisering van het openbaar bestuur en justitie in deze as. Alle hervormingen op het gebied van mobiliteit, spoorvervoer en bedrijfswagens ondersteunen groen vervoer, modal shift en fietsen. In de as duurzaamheid zijn de maatregelen en hervormingen in verband met waterstof en CO2-afvang en -transport complementair, maar ze hanger minder samen met de andere maatregelen van de as duurzaamheid; de maatregelen ter verbetering van de sectorkoppeling en energie-efficiëntie kunnen nog verder worden geïntegreerd met de andere maatregelen van de as duurzaamheid (waaronder de renovatiemaatregelen). Ook al voorziet het plan in diverse maatregelen die gericht zijn op een hogere elektrificatiegraad en schone waterstofproductie, toch zijn de maatregelen om de productie van hernieuwbare energie verder te verhogen, vrij beperkt. Daarnaast bestaat de as productiviteit uit vrij heterogene maatregelen op het gebied van opleiding, circulaire economie, O&O en industriële steun, zonder duidelijke synergieën of complementariteit.
Veel hervormingen en investeringen worden niet op eenvormige en consistente wijze toegepast in het land, wat gerechtvaardigd zou zijn. Zo worden bijvoorbeeld hervormingen ter vermindering van de administratieve rompslomp gepresenteerd in Vlaanderen en Brussel, maar niet in Wallonië. Het plan voorziet in de ontwikkeling van twee individuele leerrekeningen (een op federaal niveau en een op regionaal niveau) in plaats van één geïntegreerde rekening te creëren, wat de beschikbare opleidingsstimulansen veel transparanter zou maken voor de burgers. De Belgische autoriteiten hebben echter toegezegd dat zij de uitvoering van deze maatregelen zullen coördineren. Om grotere samenhang tussen instrumenten te bevorderen, met name met de fondsen van het Europees cohesiebeleid, wordt een evenwichtige territoriale toewijzing van middelen aangemoedigd.