Contract
IV.8. ASSOCIATIEOVEREENKOMST MET DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND (PKN) OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15 LID 2 VAN HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT
B. TOELICHTING Artikel 3
De kern van de overeenkomst is dat we elkaar erkennen en herkennen als deel van de kerk van Christus (‘…wezenlijke overeenstemming in belijden’, artikel 15 huishoudelijk reglement) en dat we willen deelnemen aan elkaars kerkelijk leven.
Artikel 4
De partners houden hun eigen regelgeving en zijn daar zelf alleen verantwoordelijk voor.
Artikel 5
Dit artikel bevat de regeling betreffende het gastlidmaatschap, die overigens reeds van toepassing was met betrekking tot de Protestantse Kerk in Nederland. In de associatieovereenkomst is het verlenen van het actief en het passief kiesrecht opgenomen.
Artikel 6
In dit artikel wordt voorzien in het over en weer aanvaarden van attestaties. Ook hier gaat het om een regeling die al gold in de relatie tussen de Xxxx en de Protestantse Kerk in Nederland.
Artikel 7 en 8
De mogelijkheid om op plaatselijk niveau te komen tot een nauwe samenwerking (art. 7) en tot het houden van gemeenschappelijke kerkdiensten (art. 8) bestond reeds zowel in de relatie tussen de Bond en de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland. Intensieve samenwerking tussen gemeenten moet bekend zijn bij het comité, danwel er moet toestemming verleend worden door de classis. In een aantal plaatsen is reeds sprake van een zodanige samenwerking tussen een Vrije Evangelische Gemeente en een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland.
Bij de bepaling betreffende de samenwerking (art. 7) is vastgelegd welke procedure dient te worden gevolgd voor wat betreft de Vrije Evangelische Gemeente respectievelijk de gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland.
In het artikel over de gemeenschappelijke kerkdiensten (art. 8) is aangegeven dat
– als er met enige regelmaat gemeenschappelijke diensten worden gehouden – ook
afspraken gemaakt moeten worden over de toelating tot de doop en de deelname aan het avondmaal, etc.
Artikel 9
Dit artikel bevat een regeling voor het geval een Vrije Evangelische Gemeente en een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland willen verenigen.
In lid 1 is bepaald dat bij een zodanige vereniging de beide gemeenten verenigen tot een protestantse gemeente, die onderdeel is van de Protestantse Kerk in Nederland.
Achtergrond van deze bepaling is de structuur van de Protestantse Kerk in Nederland, zoals deze in de kerkorde is vastgelegd: de Protestantse Kerk is een kerk(genootschap) met gemeenten (als zelfstandige onderdelen). In de kerkorde wordt uitgegaan van een onlosmakelijke band tussen (landelijke) kerk en (plaatselijke) gemeenten: gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland als zodanig kunnen zich noch losmaken, noch afscheiden van de kerk in haar geheel. Voor een Vrije Evangelische Gemeente geldt dat deze wel als zodanig, dus als gemeente, het lidmaatschap van de Bond kan beëindigen.
Wil een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland komen tot een vereniging met een Vrije Evangelische Gemeente, dan kan dat - gelet op de structuur van de Protestantse Kerk in Nederland resp. de Bond - dus alleen doordat deze Vrije Evangelische Gemeente ‘opgaat’ in de gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland.
In de leden 2 t/m 4 is aangegeven welke procedure gevolgd dient te worden om tot vereniging te komen.
Een protestantse gemeente die is gevormd door vereniging met een Vrije Evangelische Gemeente kan - zo is in lid 5 verwoord - een relatie (blijven) onderhouden met (organen resp. organisaties) van de Bond (lid 5).
Artikel 10 en 11
In artikel 10 is sprake van de wederzijdse erkenning van de opleiding en het ambt van predikant; dit is niet nieuw, maar was ook al voor de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland het geval, althans voor wat betreft de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland.
De predikantsopleiding (het Seminarium) van de Bond was gevestigd bij de Universiteit te Utrecht en werkte samen met het Theologisch Wetenschappelijk Instituut.
In juni 2007 heeft de bondsvergadering besloten een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met de Protestantse Theologische Universiteit (PThU): predikanten van de Bond worden voortaan (deels) opgeleid
aan de vestiging Utrecht van de PThU; de docenten van het Seminarium van de Bond krijgen een werkplek aan de PThU. In de toekomst wordt gestreefd naar de vestiging van een bijzondere leerstoel vanuit de Bond aan de PThU.
Predikanten van de Bond konden in de Protestantse Kerk in Nederland reeds uitgenodigd worden om voor te gaan in een kerkdienst en doop en avondmaal te bedienen. Ook was het reeds mogelijk dat een Vrije Evangelische predikant andere ambtelijke werkzaamheden in een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland verrichtte. Beide mogelijkheden waren ook reeds aanwezig voor predikanten van de Protestantse Kerk in Nederland in een Vrije Evangelische Gemeente.
Toegevoegd is dat tot deze andere werkzaamheden ook (kunnen) behoren de bevestiging van predikanten (art. 10-2) en het verrichten van consulentswerkzaamheden (art. 11-1).
Is sprake van het verlenen van een opdracht voor enige tijd, dan dient eerst onderzocht te worden of de betrokken predikant het kerkelijk leven van de partnerkerk voldoende kent (art. 11-4). Als de betreffende predikant een opdracht naar een volgende gemeente van de partnerkerk aanvaardt, is in beginsel een overgang naar de partnerkerk aan de orde (art. 11-9).
Er zijn twee wijzen, waarop het verrichten van predikantswerkzaamheden in een gemeente van de partnerkerk geregeld kan worden: tegen betaling van een vergoeding (art. 11-5) dan wel via een detachering (art. 11-6 en 7).
In lid 8 van artikel 11 is vastgelegd hoe gehandeld dient te worden als zich problemen voordoen ten aanzien van de betrokken predikant.
Nadrukkelijk is vermeld dat de wederzijdse erkenning van de opleiding en het ambt van predikant niet betekent dat anderen (dan predikanten) die in de eigen kerk een preekbevoegdheid hebben, de bevoegdheid zouden hebben om voor te gaan in de partnerkerk (art. 10-3).
Artikel 12
In dit artikel is vastgelegd op welke wijze gehandeld dient te worden bij het (gezamenlijk) verkiezen en het beroepen van een predikant in een ‘samenwerkende gemeente’, d.w.z. een gemeente die bestaat uit een Vrije Evangelische Gemeente en een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland, die structureel samenwerken.
Artikel 13
In deze bepaling over de toelating tot het ambt wordt – bij overkomst van een predikant van de Bond - de procedure gevolgd die voor deze predikanten ook gold
in de Nederlandse Hervormde Kerk: de beroepbaarstelling vindt plaats door of vanwege de kleine synode, die daaraan voorwaarden kan verbinden.
Artikel 14
Gemeentelijk werkers (de aanduiding in de Bond) en kerkelijk werkers zijn niet zonder meer benoembaar in de partnerkerk.
Bevoegdheden die kerkelijk werkers eventueel krijgen in de partnerkerk, gelden niet in de eigen kerk. Dit betekent bijv. dat een kerkelijk werker van de Protestantse Kerk in Nederland die een aanstelling heeft in een Vrije Evangelische Gemeente en daar de bevoegdheid krijgt om voor te gaan in kerkdiensten, daaraan niet het recht kan ontlenen ook te mogen voorgaan in een kerkdienst van een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland.
Artikel 15
Tot nu toe was al sprake van het bezoeken - over en weer - van elkaars (landelijke) vergaderingen; de gasten van andere kerken hadden in dat geval in feite de ‘status’ van waarnemer. In de leden 1 en 2 van dit artikel is de gastvrijheid uitgebreid en is bepaald dat de vertegenwoordiger van de Protestantse Kerk als adviseur deelneemt aan de bondsvergaderingen, en dat de Bond het recht heeft een synodelid te benoemen. De Bond kan een vertegenwoordiger van de Protestantse Kerk geen stemrecht verlenen, omdat tijdens bondsvergaderingen alleen gemeenten stemrecht hebben.
Voor classicale vergaderingen van de Protestantse Kerk wordt uitgegaan van de mogelijkheid om een waarnemer uit te nodigen voor de vergaderingen.
Artikel 16
Dit artikel gaat over de samenwerking in andere organen dan de officiële vergaderingen van de Bond. Op verschillende terreinen is al sprake van deze samenwerking: zo participeren wij als Bond in Kerkinactie en in de Protestantse Raad voor Kerk en Israël en zijn er contacten op het gebied van het jeugd- en jongerenwerk. In dit artikel wordt geregeld dat leden van een protestantse gemeente gekozen kunnen worden in het bestuur van een deelorganisatie of het comité en diens adviesorganen.
Artikel 17
Het betreft hier (een intensivering van) de samenwerking in interkerkelijke en oecumenische organisaties.
Artikel 18
De wederzijdse informatie is in dit artikel geregeld.
Artikel 19
In dit artikel is vastgelegd dat - en op welke wijze - de Bond gebruik kan maken van faciliteiten en diensten van de Protestantse Kerk in Nederland. Expliciet worden genoemd:
- de behandeling van bezwaren inzake misbruik van pastorale of gezagsrelaties (art. 19-2; er is al sprake van samenwerking in het Interkerkelijk Bestuurlijk Overleg tegen Seksueel Misbruik in Pastorale relaties) en
- het onderzoek naar de geschiktheid voor het ambt van predikant.
Artikel 20, 21 en 22
Deze artikelen bevatten de gebruikelijke slotbepalingen over uitleg en wijziging van de overeenkomst (art. 20), ontbinding van de overeenkomst (art. 21) en inwerkingtreding van de overeenkomst.