CAO AFBOUW BTER 2017 – 2021
Integraal (13 oktober 2020)
CAO AFBOUW BTER 2017 – 2021
CAO AFBOUW BTER 2017-2021
HOOFDSTUK 1
DEFINITIES, WERKINGSSFEER EN OVEREENKOMST
Artikel 1 Definities
1. CAO: de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen met de daarbij behorende bepalingen.
2. CAO Afbouw: de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de Afbouw, lopende van 1 januari 20 20 tot en met 31 december 2021.
3. Werkgever: de werkgever die werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, verrichten of doet verrichten, alsmede:
a. rechtspersoonlijkheid bezittende coöperatieve woningbouw- en andere verenigingen;
b. stichtingen;
c. natuurlijke of rechtspersonen, die in eigen beheer bouwwerken uitvoeren of daaraan herstellings- en onderhoudswerkzaamheden doen verrichten,
x. xxxxxxxxxxxxxx die werkzaamheden als omschreven in artikel 2 verricht of doen verrichten,
een en ander voor zover de onder a, b, c of d bedoelde personen of instellingen daarbij werkzaamheden doen verrichten als bedoeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en niet vallen onder de werkingssfeer van een andere loonregeling of collectieve arbeidsovereenkomst.
4. Werknemer: degene, die voor een onderneming of een afdeling van een onderneming, vallende onder de werkingssfeer van deze CAO als omschreven in artikel 2, werkzaam is ingevolge een arbeidsovereenkomst. Niet als werknemer in de zin van deze overeenkomst worden beschouwd: stagiaires; vakantiewerkers. Onder vakantiewerkers worden verstaan de werknemers die als regel dagonderwijs volgen en in de periode mei tot en met augustus voor maximaal 6 weken in dienst van een werkgever zijn.
5. Administratiekantoor: APG zijnde het administratiekantoor voor de Afbouw.
6. (Vervallen)
7. Afbouwwerknemer: de werknemer die werkzaamheden op de bouw- of werkplaats verricht als omschreven in artikel 38 van de CAO Afbouw.
8. Uta-werknemer (uitvoerend, technisch en administratief personeel): de werknemer die werkuitvoerende, werkvoorbereidende, administratieve, commerciële of verzorgende werkzaamheden verricht als omschreven in artikel 39 van de CAO Afbouw.
Artikel 2 Werkingssfeer
1. De bepalingen van deze cao zijn van toepassing op alle werkgevers, die werkzaamheden verrichten of doen verrichten in ondernemingen op het gebied van het stukadoors-afbouwbedrijf, het plafond- en wandbedrijf, het vloerenbedrijf, het terrazzobedrijf, het blokkenstellersbedrijf en het natuursteenbedrijf en op alle werknemers, werkzaam in de ondernemingen op het hiervoor genoemde gebied. De bepalingen van deze cao zijn ook van toepassing op alle werkgevers als bedoeld in lid 8 van dit artikel en op alle werknemers, werkzaam in de ondernemingen als bedoeld in lid 8.
2. Onder stukadoors-afbouwbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als:
a. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van raapwerk aan wanden, plafonds of gevels met bijvoorbeeld de volgende materialen: kalk; zand; cement; natuurlijke en chemische handgipsen; natuurlijke en chemische spuitgipsen en alle andere soorten bindmiddelen;
b. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van pleisterwerk aan wanden, plafonds of gevels met een samenstelling van bijvoorbeeld de volgende materialen: kalk; gips; bindmiddel op basis van kunstharsen; cement; krijtwit; marmermeel; kwartsmeel; cellulose; kunsthars; steenslag en soortgelijke toeslagen;
c. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van schuurwerk aan wanden, plafonds of gevels met bijvoorbeeld de volgende materialen: fijn-zand; kalk; gips; cement; bindmiddel op basis van kunstharsen; krijtwit; marmermeel; kwartsmeel; cellulose; kunsthars; steenslag en soortgelijke toeslagen;
d. het met de hand dan wel mechanisch plaatsen dan wel aanbrengen van alle soorten gipskartonplaten; stucanet; riet of rietmatten; steengaas; ribbenstrekmateriaal; profielen; houtwol-cementplaten; kunststofschuimplaten; minerale en soortgelijke materialen die eventueel een ondergrond kunnen vormen voor verdere afwerking;
e. het met de hand dan wel mechanisch behandelen van plafonds, wanden, vloeren of gevels met een samenstelling van bijvoorbeeld de volgende materialen: kalk; natuurlijke of chemisch handgips; natuurlijke of chemisch spuitgips; zand en/of andere vulstoffen; gedolven, gebroken en/of gemalen steengruis; steen of kwartspoeder of soortgelijke materialen met cement, kalk, gips of andere bindmiddelen; marmermeel en/of soortgelijke vulstoffen met bindmiddelen;
f. het met de hand dan wel mechanisch behandelen van gevels met bijvoorbeeld de volgende materialen: kunststofschuimplaten; minerale dan wel mineraalgebonden platen; lijm; wapeningsweefsel en profielen; zand; cement; bindmiddelen;
g. het met de hand dan wel mechanisch behandelen dan wel herstellen van betonvlakken waarin al dan niet een wapening is opgenomen, met species bestaande uit cement of andere bindmiddelen en zand of andere vulstoffen, daaronder mede begrepen één of meer componenten kunststof reparatiespecies al dan niet onder toevoeging van andere stoffen;
h. het met de hand dan wel mechanisch vervaardigen of aanbrengen van ornamenten, lijstwerk of soortgelijke versieringen van bijvoorbeeld: gips; zand; cement; kalk; kunststof of soortgelijke materialen;
i. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van wit-, saus-, silicaat- of soortgelijk werk;
j. het met de hand dan wel mechanisch verwerken dan wel herstellen van ondergronden met bijvoorbeeld de volgende materialen: cement; gips of andere bindmiddelen; zand of andere vulstoffen al dan niet onder toevoeging van andere stoffen;
k. bij ieder van de hiervoor onder a tot en met j genoemde materialen, moet worden gelezen: dan wel elk ander materiaal, dat kan worden toegepast ook als dat een andere verwerkingsmethode tot gevolg heeft;
l. het vervaardigen van vloeren met cement of andere bindmiddelen en zand of andere vulstoffen al dan niet onder toevoeging van andere stoffen voor zover een en ander geschiedt in samenhang met het verrichten van de hiervoor onder a tot en met k beschreven handelingen;
m. het aanbrengen van: keramische en/of glazen en/of natuurstenen en/of kunststenen tegels; mineraal gebonden en/of kunststof gebonden producten, voor zover een en ander geschiedt in samenhang met het verrichten van de hiervoor onder a tot en met k beschreven handelingen;
n. het verrichten van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden van niet constructieve bouwkundige aard, die rechtstreeks voortvloeien uit, althans op gronden van praktische aard moeten worden beschouwd als nauw samen te hangen met, de hiervoor onder a tot en met k beschreven handelingen, als de onderhouds - en reparatiewerkzaamheden van niet constructieve bouwkundige aard een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsuitoefening in een bepaalde onderneming;
o. het al dan niet systeemmatig verwerken van riet of rietmatten dan wel houtwol-, gips-, gipskarton-, steenwol-, kunststofschuim- of soortgelijke platen tot een ondergrond voor raap-, pleister- of schuurwerk;
p. het stellen van steengaas, metaalgaas, kunststofgaas of soortgelijke pleisterdragers tot een ondergrond voor raap-, pleister- of schuurwerk;
q. het aanbrengen van raaplagen op wanden, muren en gevels;
r. het vertinnen van wanden, muren en gevels;
s. het vervaardigen van xxxxxxxxx’x;
t. het vervaardigen van fresco’s;
u. het aanbrengen en/of het verwerken van stucmarmer;
v. het aanbrengen en/of het verwerken van decoratieve pleisters.
3. Onder plafond- en wandbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als het met de hand, mechanisch dan wel op enigerlei andere wijze plaatsen dan wel aanbrengen dan wel monteren – ter vervaardiging – van al dan niet vrij hangende systeemplafonds, systeemwanden, mobiele systeemwanden en/of (verhoogde) systeemvloeren, waarbij worden verwerkt metalen en/of minerale producten, kunststof of enigerlei ander materiaal, inclusief alle bijkomende werkzaamheden, zoals daar onder meer zijn het aanbrengen van een raamwerk dan wel bevestigingselementen, het aanbrengen van profielen/strips en het aanbrengen van armaturen.
4. Onder vloerenbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als:
a. het vervaardigen of bewerken dan wel afwerken van vloeren door xxxxxxx xxx xxxxx, steenslag of zand of mengsels daarvan al dan niet met andere vulstoffen en/of vezels met cement of andere bindmiddelen en/of toeslagstoffen;
b. het monolithisch afwerken van vloeren door middel van het aanbrengen van een dunne pleisterlaag;
c. het vervaardigen of bewerken van vloeren door menging van korrels, poeder of vezelachtige vulstoffen hetzij van organische hetzij van anorganische aard met bindmiddelen dan wel componenten welke tezamen het bindmiddel vormen;
d. het in het werk uit een pasteuze of vloeibare massa vervaardigen en aanbrengen, of het bewerken van kunststof vloeren, slijtlagen, beschermlagen of andere afwerklagen al dan niet naadloos;
e. het prepareren, bewerken of afwerken van niet constructieve cementgeboden of kunststof vloeren door middel van vlinderen, frezen, stralen, schuren en/of andere soortgelijke werkzaamheden, inclusief alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van isolatiematerialen.
5. Onder terrazzobedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als:
a. het vervaardigen van kunstgraniet, terrazzo, sierbeton en andere soortgelijke door menging van zand, grind, steenslag (grof en gemalen) al dan niet uitsluitend met cement of andere bindmiddelen verkregen producten;
b. het bewerken en/of afwerken van terrazzoproducten en –vloeren met de bedoeling het oppervlak de beoogde structuur, samenstelling of gebruikseigenschappen te geven door middel van verdichten, s lijpen, schuren, boucharderen, polijsten en/of soortgelijke werkzaamheden.
6. Onder blokkenstelbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als het met de hand dan wel mechanisch plaatsen dan wel aanbrengen van: gips- en cellenbeton-, kalkzandsteenblokken of elementen en ander soorten bouwblokken.
7. Onder het natuursteenbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van activiteiten bestaan uit het be- of verwerken van natuursteen of het plaatsen van blokken, platen (ongeacht hun maat), halfproducten, eindproducten of tegels van natuursteen. Deze cao is ook van toepassing op bedrijven die deze zaken (doen) leveren en stellen op bouw- en begraafplaatsen. Onder ‘bewerken van natuursteen’ valt ook het kristalliseren, polijsten, schuren en slijpen van natuursteen, het onderhoud, repareren en restaureren van natuursteen, het aanbrengen, reinigen en restaureren van inscripties evenals het onderhoud van grafwerk. Kunststeen wordt gelijkgesteld aan natuursteen.
8. De bepalingen van deze CAO zijn mede van toepassing op de ondernemingen die voor minimaal 70% van hun omzet gericht zijn op ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van ondernemingen als bedoeld in de leden 2 t/m 7 van dit artikel. Onder ondersteunende werkzaamheden worden onder meer financiële, administratieve, logistieke, verzorgende, technische, commerciële, leidinggevende en/of organisatorische werkzaamheden verstaan. De werknemer die de ondersteunende werkzaamheden verricht voor een bedrijf als bedoeld in lid 2 t/m 6 wordt voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden geacht werkzaam te zijn in een bedrijf als bedoeld in lid 2 t/m 6. De werknemer
die de ondersteunende werkzaamheden verricht voor het bedrijf als bedoeld in lid 7 wordt voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden geacht werkzaam te zijn in het bedrijf als bedoeld in lid 7.
Artikel 3 Uitzendondernemingen (werkingssfeer)
1. De cao is ook van toepassing op uitzendondernemingen die worden gedreven voor rekening van werkgevers als bedoeld in artikel 1 lid 3, tenzij de uitzendonderneming voldoet aan de genoemde cumulatieve vereisten:
a. de bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW, én
b. de arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor ten minste 25% van de loonsom, of althans van het in de desbetreffende cao gehanteerde relevante kwantitatieve criterium (zoals arbeidsuren), betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van die andere cao omschreven, én
c. de werkgever zendt voor ten minste 15% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW,
zoals nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005,
Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering
sociale verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005.
Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit geldt dat de uitzendonderneming
aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling is vastgesteld, én
d. de uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeenverbindendverklaring gebonden is aan de desbetreffende andere cao, én
e. de uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
2. (Vervallen)
Artikel 4 Onderaanneming
1. (vervallen)
2. Uitbesteding van werkzaamheden aan andere werkgevers is uitsluitend toegestaan als deze alle premies voor de zogenoemde ‘bedrijfstakeigenregelingen’ afdragen aan de fondsen die daarvoor bij deze cao worden aangewezen. Deze verplichting geldt niet als op de werknemer een andere cao van toepassing is.
3. (vervallen)
Artikel 5 Nalevings- en werkingssfeeronderzoeken
1. De werkgever is gehouden de bepalingen van deze cao na te leven.
2. Cao-partijen Afbouw laten op eigen initiatief of op basis van meldingen onderzoeken uitvoeren naar de toepasselijkheid van deze cao op ondernemingen (werkingssfeeronderzoeken) en naar de naleving door werkgevers van deze cao (nalevingsonderzoeken). Meldingen kunnen worden ingediend bij het Loket Eerlijke Afbouw (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx).
3. De werkgever dient te allen tijde mee te werken aan een onderzoek naar de vraag of de hij de bepalingen van deze cao naleeft.
4. Wanneer de cao niet wordt nageleefd door de werkgever, kan een schadevergoedingsactie worden ingesteld ter dekking van de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade.
5. De Commissie Naleving en Werkingssfeer Afbouw is door partijen bij de cao belast met het houden van toezicht op de nalevingsonderzoeken en namens partijen beslissingsbevoegd om beslissingen de nemen over de nalevingonderzoeken.
6. Op de nalevingsonderzoeken is het Reglement Nalevings- en Werkingssfeeronderzoek van toepassing (bijlage 5).
Artikel 6 Duur van de overeenkomst
Deze CAO geldt van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2021.
Artikel 7 Beëindiging van de overeenkomst
Indien de overeenkomst niet ten minste drie maanden voor de afloopdatum door één der partijen is opgezegd, wordt zij geacht stilzwijgend voor de duur van een jaar te zijn verlengd.
Artikel 8 Vernieuwing van de overeenkomst
Voorstellen tot het aangaan van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst worden ter kennis gebracht aan ieder der deelnemende organisaties. Partijen zijn verplicht zo spoedig mogelijk in onderhandeling te treden over de ingediende voorstellen.
Artikel 9 Dispensaties
1. Een verzoek om dispensatie kan alleen worden toegekend indien:
- voldaan wordt aan de criteria die zijn benoemd in de cao bepaling waarvan dispensatie wordt gevraagd; of
- de werkgever aantoont dat van zodanige zwaarwegende omstandigheden sprake is dat in redelijkheid niet van hem kan worden verlangd dat de cao of onderdelen van de cao op hem van toepassing zijn.
2. Een dispensatieverzoek dient te zijn voorzien van een duidelijke motivatie met vermelding van de bepalingen waarvoor dispensatie wordt aangevraagd.
3. Een dispensatieverzoek wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris van cao-partijen Afbouw, Xxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxx Xxxx. De secretaris stuurt de indiener binnen één week na ontvangst een ontvangstbevestiging en vermeldt daarin de dispensatieprocedure.
4. Cao-partijen kunnen de indiener van het dispensatieverzoek schriftelijk om nadere informatie verzoeken, besluiten tot het doen van een hoorzitting en deskundigen inschakelen.
5. Cao-partijen nemen binnen drie maanden een beslissing op het dispensatieverzoek in de vorm van een schriftelijk, gemotiveerd besluit. De beslissingstermijn kan met één maand worden verlengd wanneer de indiener schriftelijk om nadere informatie wordt verzocht of wanneer er een hoorzitting is gepland.
HOOFSTUK 2
SOCIALE FONDS EN REGELINGEN
Artikel 10
1. De bepalingen van:
• de Statuten en het Financieringsreglement van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw (bijlagen 1 en 2);
• de regeling Fysiotherapie (artikel 15);
• de regeling Voorziening bij ongeval (artikel 16);
als ook nadere uitvoeringsvoorschriften van organisatorische en administratieve aard, welke door het bestuur van de genoemde stichting wordt gegeven binnen het kader en de doelstellingen van haar statuten en reglementen, binden de werkgever en werknemer, en maken integrerend onderdeel uit van deze CAO.
2. De hoogte van de premies worden jaarlijks – na overleg met de CAO-partijen – door de besturen van de betreffende fondsen bepaald. Voor de onderstaande fondsen en regelingen zijn per 1 januari 20 21 de volgende premies vastgesteld:
Regeling | Grondslag | Aandeel werkgever | Aandeel werknemer |
O&O Afbouw premie werknemer | bruto sv-loon | 1,6% | |
Fysiotherapie premie per werknemer Voorziening bij ongeval premie per werknemer | sv-dag sv-dag | € 0,12 € 0,13 | |
Het uurloon, dat wordt gebruikt voor de berekening van alle uurloon afhankelijke regelingen, komt tot stand door het garantie-uurloon te vermeerderen met (indien van toepassing) diplomatoeslag, voorliedentoeslag, prestatietoeslag en tariefloon. Onder garantieloon wordt verstaan het loon waarop de werknemer krachtens hoofdstuk 6 van de cao Afbouw recht kan doen gelden. |
3. In het geval dat een werknemer wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA/WAO minder dan 7½ uur per dag werkt, is de werkgever ten aanzien van deze werknemer aan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid bijdragen en premies verschuldigd waarvan de hoogte is afgestemd op het door hem verdiende loon.
HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 11 Levensloopregeling
De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Er is een overgangsregeling voor de levensloopregeling die loopt tot 1 januari 2022. Een werknemer kan alleen gebruik maken van de overgangsregeling als hij op 31 december 2011 een saldo van ten minste € 3.000,00 op de levenslooprekening had staan.
Artikel 12 Aanvulling pensioenopbouw bij werkloosheid
1. Een werkloze werknemer, als bedoeld in lid 9, die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van pensioenpremie heeft bij ontstaan van recht op een WW- uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds op aanvraag gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw door het fonds.
2. De in lid 1 genoemde voortzetting van de pensioenopbouw dient binnen 9 maanden na aanvang WW te worden aangevraagd bij het administratiekantoor.
3. Een gedeeltelijk werkloze werknemer heeft jegens het fonds over elk uur dat hij een deeltijd WW-uitkering ontvangt op aanvraag gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw door het fonds.
4. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw voor de maximale periode van 130 dagen ontstaan indien na het stoppen van de in lid 1 genoemd voortzetting wegens beëindiging van de uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.
5. Indien er sprake is van herleving van de uitkering heeft desbetreffende werknemer recht op voortzetting over maximaal 130 dagen minus het aantal dagen dat de werknemer tijdens eerdere perioden waarover de herleefde uitkering werd verstrekt het reeds recht had op voortzetting.
6. Een werkloze werknemer als bedoeld in lid 9 die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van pensioenpremie en is aangewezen op een ZW-uitkering heeft na het verstrijken van het eerste halfjaar recht op basis van lid1 en indien intreding in de WIA volgt, tevens recht op voortzetting van de pensioenopbouw over de periode tussen het eerste halfjaar van lid 1 en intreding in de WIA .
7. De in lid 6 genoemde voortzetting van de pensioenopbouw dient binnen 3 maanden na aanvang WIA te worden aangevraagd bij het administratiekantoor.
8. De voortgezette pensioenopbouw kan alleen plaatsvinden bij bpfBOUW.
9. Onder een werkloze ondernemer wordt verstaan de werknemer die van de uitvoeringsinstelling op de eerste werkloosheidsdag een uitkering als bedoeld in hoofdstuk II van de Werkloosheidswet ontvangt of in plaats daarvan op de eerste werkloosheidsdag een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt of uitsluitend op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onder b of c van de Ziektewet over de eerste twee dagen van de ongeschiktheid tot werken geen uitkering ontvangt.
Artikel 13 Eindejaarsuitkering
1. Een werknemer die op 1 november van het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering betaalbaar wordt gesteld, een WAO/WIA-uitkering ontvangt, heeft recht op een eindejaarsuitkering, tenzij hij voor de WAO/WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard.
2. Werknemers die vanaf 1 januari 2016 instromen in de WAO/WIA hebben geen recht op een eindejaarsuitkering. Dit lid geldt niet voor het natuursteenbedrijf als bedoeld in artikel 2 lid 7.
2a Werknemers die vanaf 1 januari 2017 instromen in de WAO/WIA hebben geen recht op een eindejaarsuitkering. Dit lid geldt uitsluitend voor het natuursteenbedrijf als bedoeld in artikel 2 lid 7.
3. De hoogte van de eindejaarsuitkering wordt bepaald door de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werknemer is ingedeeld op 1 november van het kalenderjaar waarop de eindejaarsuitkering betrekking heeft.
4. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december betaalbaar gesteld.
5. De eindejaarsuitkering kan tot en met 31 maart van het daarop volgende jaar worden aangevraagd met inachtneming van lid 3.
6. Een aanvraag voor de uitkering kan bij het administratiekantoor ingediend tot uiterlijk 6 maanden na de 1e WW/ZW dag.
Artikel 14 Overgangsregeling extra verlofdagen oudere werknemers (m.u.v. natuursteenbedrijf)
1. De werknemer die op 31 december 2015 55 jaar of ouder is en onafgebroken onder deze cao werkzaam blijft, heeft recht op 12 extra verlofdagen.
2. De werknemer die op 31 december 2015 57 jaar of ouder is en onafgebroken onder deze cao werkzaam blijft, heeft recht op 15 extra verlofdagen.
3. De extra verlofdagen moeten worden opgenomen in het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd.
4. De werkgever betaalt over deze extra verlofdagen 90% van het overeengekomen loon door. De pensioenopbouw van de werknemer blijft gebaseerd op 100% van het overeengekomen loon.
5. Het O&O fonds Afbouw vergoedt aan de werkgever de loonkosten van de extra opgenomen verlofdagen voor bouwplaatswerknemers. De loonkosten over de extra opgenomen verlofdagen die in een kalenderjaar zijn gemaakt dienen door de werkgever binnen 6 maanden na het verstrijken van dat kalenderjaar worden gedeclareerd bij het
administratiekantoor met het daartoe bestemde formulier. Na deze termijn ontvangen declaraties worden niet vergoed.
6. Dit artikel geldt niet voor het natuursteenbedrijf als bedoeld in artikel 2 lid 7.
Artikel 14 A Overgangsregeling extra verlofdagen oudere werknemers natuursteenbedrijf (vanaf 1-1-2017)
1. De werknemer die op 31 december 2016 53 jaar of ouder is en onafgebroken onder deze cao werkzaam blijft, heeft recht op 1 extra verlofdag.
2. De werknemer die op 31 december 2016 54 jaar of ouder is en onafgebroken onder deze cao werkzaam blijft, heeft recht op 2 extra verlofdagen.
3. De werknemer die op 31 december 2016 55 jaar of ouder is en onafgebroken onder deze cao werkzaam blijft, heeft recht op 13 extra verlofdagen.
4. De extra verlofdagen moeten worden opgenomen in het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd.
5. De werkgever betaalt over deze extra verlofdagen 90% van het overeengekomen loon door. De pensioenopbouw van de werknemer blijft gebaseerd op 100% van het overeengekomen loon.
6. Het O&O fonds Afbouw vergoedt aan de werkgever de loonkosten van de extra opgenomen verlofdagen. De loonkosten over de extra opgenomen verlofdagen die in een kalenderjaar zijn gemaakt dienen door de werkgever binnen 6 maanden na het verstrijken van dat kalenderjaar worden gedeclareerd bij het administratiekantoor met het daartoe bestemde formulier. Na deze termijn ontvangen declaraties worden niet vergoed.
7. Dit artikel geldt uitsluitend voor het natuursteenbedrijf als bedoeld in artikel 2 lid 7.
Artikel 14B Vierdaagse werkweek werknemer natuursteen van 59 jaar en ouder (t/m 5-7-2016)
1. De werknemer van 59 jaar en ouder heeft recht op een vierdaagse werkweek, in te vullen binnen het in de onderneming gebruikelijke werkrooster en in overleg tussen werkgever en werknemer.
2. Om de vierdaagse werkweek te kunnen realiseren, levert de werknemer vakantie- of roostervrije dagen in. Wel moeten minimaal 15 dagen resteren voor de aaneengesloten vakantie en er moet rekening worden gehouden met de verplichte roostervrije dagen, zoals die zijn geregeld in artikel 26 van de cao Afbouw. De benodigde aanvullende verlofdagen worden door de werkgever doorbetaald.
3. Het gaat bij deze regeling om maximaal 22 dagen op kalenderjaarbasis.
4. De werkgever ontvangt vanuit het O&O fonds achteraf per kalenderhalfjaar een tegemoetkoming in de loonkosten ten bedrage van 11 maal de loonsom (plus een tegemoetkoming voor de werkgeverslasten) over een dag.
5. De werkgever dient binnen 6 maanden na afloop van elk kalenderhalfjaar een ondertekende verklaring in te zenden, waaruit blijkt dat de werknemer deelneemt aan de vierdaagse werkweek voor 59 jaar en ouder. Deze verklaring moet ook door de betrokken werknemer zijn ondertekend en dient bij het O&O fonds (xxx.xxxxxxxxxx.xx) ingediend te zijn, voordat het fonds tot uitbetaling overgaat.
6. Deze regeling is per 5 juli 2016 beëindigd. De werknemer die op die datum en daarna onafgebroken gebruik maakt van deze regeling, behoudt dit recht.
7. Dit artikel geldt uitsluitend voor het natuursteenbedrijf als bedoeld in artikel 2 lid 7.
Artikel 15 Regeling fysiotherapie
1. Werknemers hebben recht op volledige vergoeding van de kosten voor fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar en oefentherapie Mensendieck voor zover deze niet worden gedekt door de basisverzekering en/of een aanvullende verzekering van de werknemer.
2. De premie voor de collectieve verzekering fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar en oefentherapie Mensendieck wordt afgedragen door de werkgever. De premie-inning is opgedragen aan het administratiekantoor.
3. De hoogte van de in lid 2 bedoelde premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.
4. De voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in het Reglement fysiotherapie (bijlage 3).
5. Van de in lid 2 opgelegde verplichting kan een werkgever dispensatie in de zin van artikel 9 verkrijgen, wanneer door hem wordt aangetoond, dat voor de werknemers een verzekering is afgesloten, waarvan de verzekerde bedragen ten minste gelijk zijn aan en de algemene en bijzondere voorwaarden niet minder gunstig dan de in lid 1 genoemde verzekering.
6. Indien de werkgever de in lid 5 genoemde dispensatie heeft verkregen, is hij de in lid 2 genoemde premie niet verschuldigd.
Artikel 16 Voorziening bij ongeval
1. De werkgever is verplicht voor de werknemers een verzekering af te sluiten, die een uitkering garandeert ingeval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval, de werknemer, in of buiten dienstverband, overkomen.
2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering van
€ 20.500,– in geval van overlijden dan wel € 41.840,– indien sprake is van blijvende algehele invaliditeit. Wanneer bij één gebeurtenis meer verzekerden betrokken zijn, wordt nooit meer uitgekeerd dan € 3.402.352,-. Is het totaal aan de schade-uitkeringen in zo’n geval meer dan € 3.402.352,- dan worden alle uitkeringen in dezelfde verhouding verlaagd.
3. De werkgever dient ter voldoening aan de in lid 1 genoemde verplichting deel te nemen aan de door of namens de werkgeversorganisaties afgesloten collectieve verzekering. De premie-inning is opgedragen aan het administratiekantoor.
4. De hoogte van de in lid 3 bedoelde premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.
5. Van de in lid 3 opgelegde verplichting kan een werkgever dispensatie in de zin van artikel 9 verkrijgen, wanneer
door hem wordt aangetoond, dat voor de werknemers een verzekering is afgesloten, waarvan de verzekerde bedragen ten minste gelijk zijn aan en de algemene en bijzondere voorwaarden niet minder gunstig dan de in lid 3 genoemde verzekering. De bevoegdheid tot het verlenen van deze dispensatie berust bij cao-Partijen Afbouw.
6. Indien de werkgever de in lid 5 genoemde dispensatie heeft verkregen, is hij de in lid 3 genoemde premie niet verschuldigd.
7. De voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in de algemene voorwaarden van de ongevallenverzekering (bijlage 4).
Artikel 17 Regeling zware beroepen
1. De afbouwwerknemer als bedoeld in artikel 1 lid 7 van deze cao heeft het recht om maximaal 3 jaar voor zijn AOW-leeftijd te stoppen met werken wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden die staan vermeld in het Reglement zware beroepen (bijlage 7).
2. De regeling geldt niet voor de uta-werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 8 van deze cao.
3. Instroom in de regeling is mogelijk vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.
BIJLAGE 1
STATUTEN VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS AFBOUW
DEEL I VAN DE STICHTING
Artikel 1 Naam en Zetel
De stichting draagt de naam: Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw, verder te noemen O&O Afbouw en is gevestigd te Amsterdam.
Artikel 2 Doel
1. De stichting heeft ten doel: het financieren van opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten en van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloeren- en natuursteenbedrijf. De stichting tracht dit doel te bereiken door gelden te innen bij ondernemingen in het stukadoors-, afbouw-, terrazzo-/vloeren- en natuursteenbedrijf en deze, met andere baten van de stichting aan te wenden voor de financiering van activiteiten als bedoeld in dit artikel. Deze activiteiten zijn:
a. de financiering van opleidingen voor het stukadoors-, afbouw-, terrazzo-/vloerenbedrijf en natuursteenbedrijf;
b. de bestrijding van verletkosten van in opleiding zijnde werknemers, onder meer door het zo nodig verstrekken van vergoedingen aan werkgevers bij wie betrokken werknemers in dienst zijn, en die door de werkgevers bij Savantis te Waddinxveen kunnen worden aangevraagd;
c. subsidiëren en het (doen) publiceren van de resultaten in de sector van onderzoeksactiviteiten voor het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het belang van de bedrijfstak;
d. de uitgifte van brochures, CAO-boekjes, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloeren- en natuursteenbedrijf in het belang van de arbeidsverhoudingen in het stukadoors-, afbouw- terrazzo-/vloerenbedrijf en natuursteenbedrijf;
e. het stimuleren en subsidiëren van de reïntegratie van arbeidsongeschikte of met werkloosheid bedreigde werknemers in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloeren- en natuursteenbedrijf;
f. financiering dan wel subsidiëring van werkzaamheden voor het doen van onderzoek en het (doen) publiceren van de resultaten in de sector en het ontwikkelen van projecten ten behoeve van de arbeidsomstandigheden en de bevordering en bescherming van de gezondheid in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloeren- en natuursteenbedrijf;
g. het doen van uitkeringen in verband met loonderving als gevolg van Rouwverlof, Palliatief verlof en Kortdurend verlof zoals bedoeld in het Verlofdeclaratiereglement O&O-fonds Afbouw;
h. het geven en/of doen geven van voorlichting over doelstellingen en activiteiten van het fonds;
i. het innen van premies ten behoeve van door de werkgeversorganisaties dan wel CAO-partijen afbouw aangegane collectieve verzekeringen;
j. de financiering van de Stichting Technisch Bureau Afbouw;
k. het direct dan wel indirect verstrekken van suppleties op door werknemers te ontvangen sociale verzekeringsuitkeringen;
l. het bevorderen van arbeidsmobiliteit van werknemers in het stukadoors-, afbouw-, terrazzo-/vloeren- en natuursteenbedrijf;
m. het financieren van verlofdagen oudere werknemers;
n. de verstrekking van een uitkering aan werknemers die maximaal drie jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd wegens zwaar werk stoppen met werken.
2. De gefinancierde en gesubsidieerde verenigingen, instellingen en personen dienen vooraf een begroting in te dienen welke moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten als hiervoor in lid 1 genoemd. Jaarlijks wordt door deze verenigingen, instellingen en personen een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overlegd over de besteding van de gelden, welke verklaring (ten minste) is gespecificeerd naar genoemde bestedingsdoelen e n activiteiten.
DEEL II VAN HET BESTUUR
Artikel 3 Bestuur
1. Het bestuur bestaat uit twaalf leden. De benoeming geschiedt als volgt:
- zes door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA);
- vier door FNV;
- twee door CNV Vakmensen.
2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door overlijden, door intrekking van de benoeming door het orgaan dat het betrokken bestuurslid heeft aangewezen of door het bedanken van betrokkene.
3. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
Artikel 4 Adviseurs en waarnemers
Het bestuur kan zich ter vergadering laten bijstaan door adviseurs. Indien door betrokken overheidsinstanties de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde instanties een waarnemer toegelaten. Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Waarnemers ontvangen alle ter zake dienende stukken.
Artikel 5 Voorzitter
Elk jaar wijst het bestuur uit haar midden een voorzitter aan met dien verstande dat de voorzitter wordt aangewezen uit de leden benoemd door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA). Tevens wijst het bestuur elk jaar uit haar midden een vicevoorzitter aan met dien verstande dat de vicevoorzitter wordt aangewezen uit de leden benoemd door FNV of CNV Vakmensen. Het bestuur, dan wel de voorzitter en vicevoorzitter dan wel twee andere daartoe speciaal aangewezen bestuursleden waarvan één wordt aangewezen uit de leden beno emd door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA) en één wordt aangewezen uit de leden benoemd door FNV of CNV Vakmensen vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte.
Artikel 6 Quorum en stemming
1. Voor het houden van vergaderingen en het nemen van besluiten is de aanwezigheid vereist van ten minste vier bestuursleden en/of plaatsvervangende bestuursleden. Bij vergaderingen dienen ten minste twee leden van werkgeverszijde en twee leden van werknemerszijde aanwezig te zijn.
2. De leden van het bestuur hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem indien de aantallen ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn. Indien ter vergadering meer leden van werkgeverszijde dan van werknemerszijde aanwezig zijn, of omgekeerd, brengen de leden van de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep waarvan leden aanwezig zijn.
Artikel 7 Staken der stemmen
Bij het staken der stemmen wordt in een volgende vergadering, welke ten hoogste één maand later plaatsvindt, andermaal over hetzelfde onderwerp gestemd. Staken de stemmen in tweede instantie wederom, dan wordt het in stemming gebrachte voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 8 Huishoudelijk Reglement
Het bestuur kan een huishoudelijk reglement vaststellen. Bepalingen in dit huishoudelijk reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 9 Bureau en secretariaat
Het bestuur kan, al dan niet uit het bestuur, een secretaris benoemen die het bestuur kan adviseren. Het bestuur kan de administratie van het fonds uitbesteden aan een administratiekantoor.
DEEL III VAN DE FINANCIERING
Artikel 10 Ontvangsten en uitgaven
De middelen van de stichting bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. bijdragen die door de ondernemers in de sector worden verstrekt ingevolge het bepaalde in een collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling, geldend in de sector;
c. eventuele andere baten.
Artikel 11 Financieringsreglement
Het bestuur stelt, de betrokken CAO-partijen gehoord hebbende, een financieringsreglement vast, waarin ten minste zijn geregeld de vaststelling en de hoogte van de bijdrage en de wijze van incasseren daarvan. Bepalingen in dit financieringsreglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 12 Beheer en administratie
1. De gelden van de stichting worden door het bestuur beheerd. Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden delegeren aan een door CAO-partijen aan te wijzen instantie en/of aan door het bestuur al dan niet geheel uit zijn midden benoemde paritaire commissies. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies en een door CAO-partijen aan te wijzen instantie uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.
2. De beleggingen zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat:
a. een redelijke spreiding naar aard en risico van de bezittingen en interesten wordt verkregen;
b. een optimaal rendement wordt verkregen;
c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.
3. De aan de stichting toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.
4. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.
5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
6. Het bestuur benoemt een externe registeraccountant aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.
7. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage in alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desgevraagd worden getoond.
8. De registeraccountant brengt ten minste een maal per jaar aan het bestuur verslag uit van zijn bevindingen.
9. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording af aan de in artikel 3 lid 1 van deze statuten genoemde partijen.
10. Het in het negende lid bedoelde verslag bevat:
a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar dat is gespecificeerd volgens de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen en activiteiten;
b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en ee n rekening van baten en lasten, gespecificeerd volgens de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen en activiteiten en vergezeld van een verklaring van de registeraccountant terzake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan, uit welke stukken blijkt dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan;
c. de in artikel 2, lid 2 genoemde verklaringen van subsidieontvangende verenigingen, instellingen of personen worden integraal in het financieel jaarverslag opgenomen;
d. in voorkomende gevallen, mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglementen hebben plaatsgehad.
11. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties genoemd in artikel 3 van deze statuten.
12. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het O&O Afbouw betrokken werkgevers en werknemers gelegd:
a. ten kantore van het O&O Afbouw;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
13. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het O&O Afbouw betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van de Stichting. Deze begroting ligt voor bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van de Stichting en wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 13 Beroep
Op beslissingen van het bestuur omtrent de financierings- en subsidieaanvragen kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 14 Rekening en verantwoording
Jaarlijks legt het bestuur omtrent het gevoerde en te voeren beleid rekening en verantwoording af aan de in artikel 3 genoemde organisaties.
DEEL IV SLOTBEPALINGEN
Artikel 15 Statutenwijziging en ontbinding
1. Statutenwijziging
a. Wijziging van de statuten, het huishoudelijk- en het financieringsreglement kan slechts plaatsvinden door het bestuur met goedkeuring van de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), FNV en CNV Vakmensen.
b. De statuten en reglementen en de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.
2. Ontbinding
Zowel de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), als ook FNV met CNV Vakmensen gezamenlijk, kunnen de stichting ontbinden door in een aangetekend schrijven aan het bestuur mede te stellen dat zij hun medewerking in de stichting beëindigen. Nadat twee jaar sinds bedoelde kennisgeving is verstrek en, is de stichting van rechtswege ontbonden. Het bestuur is alsdan belast met de liquidatie en geeft een bestemming aan het batig saldo van de stichting in overeenstemming met het doel van de Stichting.
BIJLAGE 2
FINANCIERINGSREGLEMENT VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS AFBOUW
Artikel 1 Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. de stichting: de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw;
b. de statuten: de statuten van de stichting voornoemd;
c. de werkgever: de werkgever als bedoeld in de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen voor zover deze CAO de werkgevers verplicht tot bijdragen aan de Stichting;
d. de werknemer: de werknemer als bedoeld in de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen;
e. Administratiekantoor: APG het administratiekantoor voor de Afbouw.
Artikel 2 Premieverplichting
1. De werkgever is aan de stichting een premie verschuldigd voor de financiering van de in de statuten omschreven doelstelling. De premie wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemers, vallende onder een CAO die de werkgever verplicht tot bijdragen aan de Stichting, uitbetaalde loon. Als loon wordt aangemerkt het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.
2. De premie is verschuldigd over maximaal anderhalf maal het maximumpremieloon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.
3. De hoogte van de in lid 1 bedoelde premie, alsmede de verdeling over de werknemer en werkgever wordt – na overleg met CAO-partijen - jaarlijks door het bestuur van de stichting vastgesteld.
4. De premie bedraagt per 1 januari 2021 1,6% van het bruto sv-loon, te betalen door de werkgever.
5. (vervallen)
Artikel 3 Premiebetaling
1. De invordering van de in artikel 2 bedoelde premie is opgedragen aan het administratiekantoor. De werkgever wordt ten aanzien van de premieverplichting gekweten door betaling van het verschuldigde bedrag aan het administratiekantoor.
2. De werkgever is de premie als bedoeld in artikel 2 per het einde van het kalenderjaar over het hele kalenderjaar verschuldigd. De betalingen van de bijdragen dienen per periode van 4 weken of per maand bij wijze van voorschot te worden voldaan aan het administratiekantoor.
3. De werkgever dient per loonbetalingstijdvak van vier weken of een kalendermaand opgave te doen van de actuele loongegevens. Als de werkgever niet voldaan heeft aan deze verplichtingen is de werkgever vaststellingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van het desbetreffende loonbetalingstijdvak. De vaststellingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.
4. Als de werkgever niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in lid 2 is de werkgever invorderingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van de dag waarop het voorschot is vastgesteld. De invorderingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.
5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.
6. Het administratiekantoor is bevoegd tot uitvoering van het bepaalde in de leden 3 en 4.
7. Indien de werkgever zijn premieverplichtingen niet nakomt, heeft de stichting een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgever. De premie is in elk geval per 31 december van het kalenderjaar terstond en ineens opeisbaar over het gehele kalenderjaar.
BIJLAGE 3
REGLEMENT FYSIOTHERAPIE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 15 VAN DEZE CAO
Artikel 1 Werkingssfeer
Werkgevers waarop de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen van toepassing is hebben een collectieve verzekering behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar en oefentherapie Mensendieck afgesloten. Iedere werknemer waarop de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen van toepassing is en waarvoor de verschuldigde premie is afgedragen heeft met inachtneming van de bepalingen van dit reglement recht op volledige vergoeding van de genoemde behandelingen.
Artikel 2 Premieverplichting
1. De hoogte van de premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.
2. De premie per 1 januari 2013 bedraagt voor de werkgever € 0,12 per werknemer per sv-dag.
Artikel 3 Premiebetaling
1. De invordering van de in artikel 2 bedoelde premie is opgedragen aan het administratiekantoor. De werkgever wordt ten aanzien van de premieverplichting gekweten door betaling van het verschuldigde bedrag aan het administratiekantoor.
2. De werkgever is de premie als bedoeld in artikel 2 per het einde van het kalenderjaar over het hele kalenderjaar verschuldigd. De betalingen van de bijdragen dienen per periode van 4 weken of per maand bij wijze van voorschot te worden voldaan aan het administratiekantoor.
3. De werkgever dient per loonbetalingstijdvak van vier weken of een kalendermaand opgave te doen van de actuele loongegevens. Als de werkgever niet voldaan heeft aan deze verplichtingen is de werkgever vaststellingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van het desbetreffende loonbetalingstijdvak. De vaststellingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.
4. Als de werkgever niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in lid 2 is de werkgever invorderingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van de dag waarop het voorschot is vastgesteld. De invorderingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.
5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.
6. Het administratiekantoor is bevoegd tot uitvoering van het bepaalde in de leden 3 en 4.
7. Indien de werkgever zijn premieverplichtingen niet nakomt, heeft de stichting een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgever. De premie is in elk geval per 31 december van het kalenderjaar terstond en ineens opeisbaar over het gehele kalenderjaar.
8. Met administratiekantoor wordt bedoeld APG het administratiekantoor voor de Afbouw.
Artikel 4 Voorwaarden
De volledige vergoeding voor behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck wordt toegekend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. de behandelingen moeten op medische indicatie zijn voorgeschreven door een arts of medisch-specialist;
2. de behandelingen moeten worden uitgevoerd door:
a. een fysiotherapeut die als zodanig geregistreerd staat in het register zoals bedoeld in artikel 3 wet BIG; onder een fysiotherapeut wordt tevens verstaan een heilgymnast masseur die geregistreerd staat in het register zoals bedoeld in artikel 108 wet BIG; of
b. een manueeltherapeut die als zodanig geregistreerd staat in het register zoals bedoeld in artikel 3 wet BIG en die tevens als manueeltherapeut geregistreerd staat in het Register Verbijzonderde Fysiotherapeuten van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapeuten; of
c. een oefentherapeut Cesar/Mensendieck die voldoet aan de eisen als vermeld in het zogenoemde “Besluit
diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist, en podotherapeut”;
3. de aanspraak op vergoeding van kosten van fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck wordt naar inhoud en omvang bepaald door de wetenschap en praktijk, dan wel - bij het ontbreken van een zodanige maatstaf - door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten. De verzekerde heeft slechts recht op zorg voor zover hij daarop naar de mening van de arts of medisch-specialist naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen;
4. de behandelingen moeten hebben plaatsgevonden gedurende zowel het dienstverband met een werkgever
waarop de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen van toepassing is als de looptijd van dit reglement.
Artikel 5 Uitgesloten van vergoeding
Er zal geen vergoeding worden gegeven indien:
1. behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck vallen onder de Basisverzekering volgens de Zorgverzekeringswet;
2. behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck vallen onder een door de werknemer vrijwillig gekozen eigen risico van de Basisverzekering volgens de Zorgverzekeringswet;
3. behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck (tevens) voor vergoeding in aanmerking komen op grond van enige wet of (sociale) voorziening of een andere (aanvullende of speciale) door of ten behoeve van de werknemer afgesloten verzekering, al dan niet van oudere datum, of voor vergoeding onder een andere verzekering in aanmerking zouden komen indien de door de werkgevers afgesloten collectieve verzekering voor fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck niet zou hebben bestaan;
4. behandelingen oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2013.
Artikel 6 Aanvraagprocedure
1. Aanvragen voor vergoeding dienen door de werknemer te worden ingediend bij: WUTHRICH
Afdeling schade Xxxxxxx 00000
0000 XX XXXXXXX
E-mail: xxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxx.xx
2. Aanvragen dienen door de werknemer te worden ingediend met behulp van het officiële declaratieformulier fysiotherapie CAO Afbouw. Dit formulier kan worden gedownload via xxx.xxxxxxxx.xx/xxxxx of worden aangevraagd bij CAO-partijen. De werknemer is gehouden de volgende bewijsstukken met het door de werknemer volledig ingevulde en ondertekende declaratieformulier mee te sturen:
a. verklaring (kopie uitkeringsbericht) van de zorgverzekeraar(s) dat kosten van behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck niet voor vergoeding in aanmerking komen op de Basisverzekering volgens de Zorgverzekeringswet en/of een eventueel afgesloten andere (aanvullende of speciale) verzekering;
b. voldoende gespecificeerde originele factuur van de behandelend fysiotherapeut, manuele therapeut, oefentherapeut Cesar of oefentherapeut Mensendieck; uit deze factuur dienen in ieder geval te blijken het aantal behandelingen, de behandelingsdata, het gehanteerde tarief en de volledige NAW-gegevens van de behandelend fysiotherapeut, manuele therapeut, oefentherapeut Xxxxx of oefentherapeut Mensendieck.
3. Indien door WUTHRICH in aanvulling op de stukken zoals vermeld in lid 2 van dit artikel voor de beoordeling van de aanvraag nadere gegevens of inlichtingen worden verlangd, is de werknemer gehouden deze informatie te verstrekken voor zover de aanvraag verband houdt met het verzoek over te gaan tot vergoeding van de behandelingen.
4. Aanvragen voor vergoeding kunnen worden ingediend tot uiterlijk 6 maanden na afloop van het kalenderjaar
waarin de behandeling heeft plaatsgehad.
Artikel 7 Uitbetalingsvergoeding
De vergoeding wordt, nadat de aanvraag door WUTHRICH akkoord is bevonden, binnen drie weken door XXXXXXXX xxxxxxxxxx gesteld op het door de werknemer aangegeven bank - of gironummer van de werknemer.
Artikel 8 Sanctiemaatregelen
Indien uit onderzoek van WUTHRICH (of een door haar aangewezen externe deskundige) dan wel werkgevers- of werknemersorganisaties welke partij zijn bij de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen blijkt dat een werknemer vergoeding voor behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck heeft gevorderd, terwijl niet aan de voorwaarden is voldaan, zal, indien de vergoeding daarvoor reeds heeft plaatsgevonden, terugvordering daarvan geschieden, zulks met inbegrip van de kosten van het onderzoek en de wettelijke rente over hetgeen wordt teruggevorderd.
Artikel 9 Slotbepaling
Werkgevers- of werknemersorganisaties welke partij zijn bij de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen dan wel WUTHRICH kunnen in gezamenlijk overleg nadere voorschriften geven teneinde een goed verloop van de uit dit reglement voortvloeiende rechten en plichten te waarborgen.
Artikel 10 Looptijd
Dit reglement heeft een looptijd van vijf jaar, te weten van 1 januari 2017 t/m 31 december 2021.
BIJLAGE 4
ALGEMENE VOORWAARDEN VAN DE ONGEVALLENVERZEKERING TEN BEHOEVE VAN WERKNEMERS IN DEZE CAO, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 16 VAN DEZE CAO
Artikel 1 Definities
In deze polis wordt verstaan onder:
1. ,,verzekerden’’:
a. Alle werknemers, werkzaam in: het stukadoors-, afbouw- en terrazzo/vloerenbedrijf in de zin van artikel 2 van de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen. Een en ander voor zover zij voor de toepassing van de sociale wetten verzekerd zijn bij de UWV Bouwnijverheid, blijkens vermelding op de jaarlijks bij de UWV Bouwnijverheid door de werkgever in te dienen verzamelloonstaat.
b. Een en ander voor zover de werknemers werkzaam zijn in een dienstverband, dat gebaseerd is op een werkweek van ten minste 10 werkuren. De leeftijdsgrens bedraagt 70 jaar.
2. ,,ongeval’’: een plotselinge, ongewilde schade toebrengende gebeurtenis binnen de verzekeringsperiode, die de dood of blijvende invaliditeit van Verzekerde ten gevolge heeft.
3. ,,blijvende invaliditeit’’: onherstelbaar verlies van functie of arbeidsvermogen, ongeacht het beroep van verzekerde.
4. ,,partijen’’: Assuradeuren, Makelaars, Contractant en Verzekerden.
5. Administratiekantoor: APG het administratiekantoor voor de Afbouw.
Artikel 2 Premieverplichting
1. De hoogte van de premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.
2. De premie per 1 januari 2017 bedraagt voor de werkgever € 0,13 per werknemer per sv-dag.
Artikel 3 Premiebetaling
1. De invordering van de in artikel 2 bedoelde premie is opgedragen aan het administratiekantoor. De werkgever wordt ten aanzien van de premieverplichting gekweten door betaling van het verschuldigde bedrag aan het administratiekantoor.
2. De werkgever is de premie als bedoeld in artikel 2 per het einde van het kalenderjaar over het hele kalenderjaar verschuldigd. De betalingen van de bijdragen dienen per periode van 4 weken of per maand bij wijze van voorschot te worden voldaan aan het administratiekantoor.
3. De werkgever dient per loonbetalingstijdvak van vier weken of een kalendermaand opgave te doen van de actuele loongegevens. Als de werkgever niet voldaan heeft aan deze verplichtingen is de werkgever vaststellingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van het desbetreffende loonbetalingstijdvak. De vaststellingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.
4. Als de werkgever niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in lid 2 is de werkgever invorderingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van de dag waarop het voorschot is vastgesteld. De invorderingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.
5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.
6. Het administratiekantoor is bevoegd tot uitvoering van het bepaalde in de leden 3 en 4.
7. Indien de werkgever zijn premieverplichtingen niet nakomt, heeft de stichting een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgever. De premie is in elk geval per 31 december van het kalenderjaar terstond en ineens opeisbaar over het gehele kalenderjaar.
Artikel 4 Uitbreiding van de risicodekking
1. De risicodekking omvat tevens verdrinking, verstikking, inademing van schadelijke stoffen, elke vorm van niet - bacteriële acute vergiftiging (ook door gebruik van schadelijke spijzen of dranken), bevriezing, zonnesteek, uitputting en ontbering bij afzondering van de buitenwereld als gevolg van enige rampspoed (watersnood, schipbreuk, noodlanding, instorting en dergelijke), alsmede alle persoonlijke risico’s verbonden aan pogingen tot redding of berging van mens, dier of goed.
2. Assuradeuren doen afstand van de eventuele bevoegdheid zich in geval van schade op artikel 276 Wetboek van Koophandel te beroepen, behoudens het in artikel 3 bepaalde.
Artikel 5 Beperking van de risicodekking
1. De risicodekking strekt zich niet uit tot:
a. ongevallen opzettelijk veroorzaakt door bij de verzekering belanghebbenden;
b. de gevolgen van kunstmatig tot stand gebrachte kernsplitsing of enige andere vorm van toepassing van atoomenergie;
x. xxxxxxxxxx rechtstreeks verband houdende met oorlog, burgeroorlog, bezetting, invasie, revolutie, militaire dienst (anders dan bij herhalingsoefeningen in vredestijd), deportatie en gevangenschap;
d. ongevallen bij deelneming aan:
1. wielerwedstrijden;
2. paardenraces en springconcoursen;
3. wedstrijden met motorrijtuigen waarbij hetzij snelheidselement overweegt – hieronder vallen in elk geval niet betrouwbaarheids-, puzzel-, oriëntatieritten, enzovoort – hetzij die niet geheel binnen Nederland worden gehouden, hetzij die langer dan 24 uur duren; alsmede de voorbereiding of training daartoe.
e. ongevallen bij jagen op groot wild buiten Europa, bij bobsleerijden en bij berg en gletschertochten die alpinistische ervaringen en dito uitrusting vereisen.
2. Aan deze verzekering kan geen aanspraak op uitkering worden ontleend ter zake van:
a. ingewands en tussenwervelschijfbreuken tenzij Verzekerde bewijst dat de breuk door een ongeval van buitenaf is veroorzaakt;
b. ongevallen aan Verzekerde overkomen gedurende de tijd dat hij kennelijk door anders dan op medisch voorschrift gebruik van verdovende of bedwelmende of opwekkende middelen buiten staat was alle maatregelen ter voorkoming van ongevallen te nemen, tenzij er geen oorzakelijk verband tussen het
,,gebruik’’ en het ,,ongeval’’ bestaat; alcoholische dranken worden geacht niet zulke middelen te zijn;
c. ongevallen veroorzaakt doordat Xxxxxxxxxx zich in een ziekelijke toestand bevond.
Artikel 6 Verzekeringsgebied
1. Deze verzekering is geldig over de gehele wereld.
2. Het vliegtuigrisico is alleen gedekt indien als passagier luchtreizen worden gemaakt en dan nog slechts indien dit niet geschiedt met militaire straalvliegtuigen.
Artikel 7 Uitkeringen bij blijvende invaliditeit
1. Blijvende algehele invaliditeit wordt o.a. aangenomen bij volledig verlies of algehele onbruikbaarheid van beide armen of handen, van beide benen of voeten, van een arm of hand tegelijk met een been of voet, bij volledige blindheid, bij ongeneeslijke stoornis der geestvermogens en bij algehele ongeneeslijke verlamming.
2. De uitkering bij blijvende gedeeltelijke invaliditeit is evenredig aan de mate der invaliditeit. Blijvende gedeeltelijke invaliditeit wordt onder andere aangenomen tot de hieronder vermelde percentages bij volledig verlies of algehele onbruikbaarheid van:
arm of hand 75% been of voet 70% duim 25%
wijsvinger 20%
ring of middelvinger 12% pink 10%
grote teen 10%
enige andere teen 5%
het gezichtsvermogen op een oog 60% het gehoor op een oor 30%
het gehoor op beide oren 65%
3. Bij gedeeltelijk verlies of gedeeltelijke onbruikbaarheid wordt een evenredig percentage uitgekeerd. Bij verlies of onbruikbaarheid van meer vingers van eenzelfde hand wordt nooit meer uitgekeerd dan voor verlies of onbruikbaarheid van de gehele hand. Bij verlies of onbruikbaarheid van meer lichaamsdelen of organen wordt nooit meer uitgekeerd dan de voor algehele invaliditeit verzekerde som.
4. In alle in de tabel niet genoemde gevallen van invaliditeit wordt deze, met inachtneming van de uit deze tabel af te leiden verhoudingen, door een vanwege Assuradeuren daartoe aangewezen deskundige vastgesteld.
5. Bij verlies of onbruikbaarheid van een lichaamsdeel of orgaan, dat reeds voor het ongeval gedeeltelijk verloren of gedeeltelijk onbruikbaar was, is de uitkering evenredig aan de door het ongeval veroorzaakte toeneming van de mate van invaliditeit.
6. Indien 6 maanden na een ongeval nog geen uitkering wegens blijvende invaliditeit heeft plaatsgehad, vergoeden Assuradeuren van dat moment af een rente van 6% per jaar over het bedrag dat uiteindelijk xxxxxxx van blijvende invaliditeit verschuldigd zal zijn. De uitkering voor blijvende invaliditeit moet uiterlijk na 2 jaar zijn vastgesteld.
Artikel 8 Verplichting bij ongeval
1. Men is verplicht binnen een week nadat de gevolgen van een ongeval zich openbaren kennis te geven van alle bijzonderheden met betrekking tot het ongeval en zijn gevolgen, en met name een ongevalsformulier volledig en waarheidsgetrouw in te vullen en alle verdere gevraagde inlichtingen dienaangaande volledig en waarheidsgetrouw te verstrekken. De betrokken ongevalsformulieren zijn verkrijgbaar bij de secretaris van de begeleidingscommissie (telefoon) door wie tevens inlichtingen worden verstrekt. De betrokken ongevalsformulieren zijn tevens verkrijgbaar bij partijen bij deze CAO.
2. Verzekerde moet bij een ongeval zorgen voor de vereiste geneeskundige behandeling en voorts alles doen wat redelijkerwijs herstel bevorderen of verwikkelingen voorkomen kan.
3. Verzekerde moet na een ongeval Assuradeuren in de gelegenheid stellen hem een door Assuradeuren aangewezen geneeskundige te laten onderzoeken op t ijd en plaats door die geneeskundige vast te stellen. De kosten verbonden aan een voor dit doel eventueel noodzakelijk blijkende verpleging in een inrichting komen ten laste van Assuradeuren.
4. Bij een dodelijk of levensgevaarlijk ongeval zijn de belanghebbenden verplicht daarvan binnen 72 uur, doch in ieder geval voor de begrafenis of crematie telegrafisch of per expresse aangifte te doen bij de Makelaars en onverwijld alle bijzonderheden waarover zij de beschikking hebben of krijgen in te zenden, met ove reenkomstige toepassing van lid 1.
5. Indien de in lid 1 en 4 bedoelde aangifte niet tijdig heeft plaatsgehad, vervalt elke aanspraak op uitkering tenzij ten genoegen van Assuradeuren wordt aangetoond dat redelijkerwijs van de verlate aangifte geen verwijt kan worden gemaakt of dat de belangen van Assuradeuren erdoor niet zijn geschaad.
6. Belanghebbenden zijn gehouden elke redelijkerwijs door Assuradeuren verlangde toestemming tot medewerking aan een onderzoek naar de doodsoorzaak te verlenen, zulks op straffe van verlies van elke aanspraak op uitkering.
Artikel 9 Geschillen
Alle geschillen, hoe ook genaamd, die uit deze overeenkomst voortvloeien, ook die welke door een der partijen als zodanig worden beschouwd zullen met uitsluiting van de gewone rechter worden beslecht door arbitrage. De partij, die arbitrage verlangt, zal daarvan schriftelijk mededeling doen aan de wederpartij en de benoeming van drie arbiters verzoeken aan de kantonrechter te Rotterdam. De scheidslieden stellen de regelen der procedure vast. De scheidslieden zullen uitspraak doen als goede mannen naar billijkheid en daarbij tevens beslissen omtrent de arbitragekosten. Zij zijn gemachtigd om de duur van hun last te verlengen in geval hun dat noodzakelijk mocht voorkomen. Alvorens een geschil tussen verzekerde en verzekeraars omtrent een uitkering na een ongeval aan arbitrage te onderwerpen, kan het geschil worden voorgelegd aan de Begeleidingscommissie Collectieve Ongevallenverzekering. De Begeleidingscommissie zal in het geschil bemiddelen teneinde te komen tot een redelijk vergelijk tussen verzekerde en verzekeraar.
Artikel 10 Mededelingen
Alle mededelingen die partijen aan elkaar wensen te doen of verplicht zijn te doen, gelden als gedaan zodra deze aan Wuthrich makelaars en Assuranties en Assuradeuren te Utrecht zijn afgezonden of op andere wijze te hunner kennis zijn gebracht.
Adres: Wuthrich makelaars en Assuranties en Assuradeuren, Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxxxxxx
Artikel 11 Aanvang en einde van risicodekking
De risicodekking voor nieuwe medewerkers vangt aan op de dag dat het dienstverband aanvangt te 00.00 uur. De risicodekking eindigt op de 28ste dag (te 24.00 uur) na de dag dat het dienstverband een einde neemt. Een en ander binnen de verzekeringstermijn.
Artikel 12 Begunstiging
1. Xxxxxxx van overlijden van de werknemer geschiedt de uitkering aan de echtgenote van de werknemer indien hij op het moment van overlijden gehuwd is. Is de werknemer op dat moment ongehuwd (dan wel ingeval van gelijktijdig overlijden) dan geschiedt de uitkering aan de testamentaire of bij gebreke van dien aan de wettelijke erfgenamen.
2. In afwijking daarvan kan de werknemer een of meermalen een ander als begunstigde aanwijzen, in welk geval de aldus aangewezen geldt als begunstigde vanaf het moment dat de Assuradeuren dan wel de Makelaars mededeling van die aanwijzing hebben ontvangen.
3. Ingeval van invaliditeit geschiedt de uitkering aan de Verzekerde zelf.
4. De aanwijzing van de begunstiging is voor de Contractanten onherroepelijk.
BIJLAGE 5
REGLEMENT NALEVINGS- EN WERKINGSSFEERONDERZOEK
Artikel 1 Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. Cao: de cao afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen, daaronder wordt mede verstaan de CAO Afbouw.
b. Verplichtstelling: de verplichtstelling tot deelneming in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
c. Partijen: de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao.
d. Werkingssfeeronderzoek: het onderzoeken naar de vraag of de onderneming werkzaamheden verrichten of gaan verrichten die al dan niet onder de werkingssfeer van de cao en de verplichtstelling vallen.
e. Nalevingsonderzoek: het onderzoek naar de vraag of een werkgever de bepalingen van de cao naleeft.
f. Werkgever: de werkgever als bedoeld in de cao en de verplichtstelling.
g. Werknemer: de werknemer als bedoeld in de cao en de verplichtstelling.
h. Commissie: de Commissie Naleving en Werkingssfeer Afbouw.
i. TBA: de stichting Technisch Bureau Afbouw, kantoorhoudende te Den Haag.
Artikel 2 Commissie Naleving en Werkingssfeer Afbouw
1. De Commissie Naleving en Werkingssfeer Afbouw is door partijen belast met het houden van toezicht op de werkingssfeeronderzoeken en de nalevingsonderzoeken.
2. De commissie is namens partijen beslissingsbevoegd om beslissingen te nemen over de werkingssfeeronderzoeken en de nalevingsonderzoeken.
3. De commissie bestaat uit 3 vertegenwoordigers van werkgeverszijde en 3 vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen.
4. Van werkgeverszijde worden drie vertegenwoordigers benoemd door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA).
5. Van werknemerszijde worden twee vertegenwoordiger benoemd door FNV Bouw en één vertegenwoordiger door CNV Vakmensen.
6. De commissie wijst uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan.
7. De commissie wordt ondersteund door een of meer medewerkers van TBA en laat zich - indien van toepassing - bijstaan door een medewerker van het extern onderzoeksbureau.
8. Het secretariaat wordt gevoerd door TBA.
9. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid. De werkgevers en werknemers kunnen elk afzonderlijk één stem uitbrengen. Binnen de delegatie beslist de meerderheid van stemmen. Medewerkers van TBA en het extern onderzoeksbureau hebben geen stemrecht.
10. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste één lid van werkgeverszijde en ten minste één lid van werknemerszijde aanwezig zijn.
11. Indien in een commissievergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden - of omgekeerd - dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.
12. Indien de commissie niet tot besluitvorming komt nadat een zaak twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen voorgelegd
Artikel 3 Melding
1. Een melding van het mogelijk niet toepassen of niet naleven van de cao kan worden gedaan door:
a. elk van de partijen;
b. iedere onderneming, voor wat betreft de eigen of een andere onderneming;
c. iedere werknemer werkzaam bij werkgever;
d. iedere derde.
2. Een melding wordt ingediend bij het Loket Eerlijke Afbouw van TBA.
3. De melding dient ten minste te bevatten:
a. naam en adres van de onderneming waarop de melding betrekking heeft;
b. bij werkingssfeeronderzoeken: een nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, vergezeld van de argumenten waaruit blijkt dat de cao en/of verplichtstelling in redelijkheid van toepassing kan worden geacht;
c. bij nalevingsonderzoeken: de argumenten waaruit blijkt dat de cao niet wordt nageleefd;
d. de dagtekening.
4. De melder verschaft desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van de melding nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
5. Indien of zodra de melding volledig is, wordt de melding in behandeling genomen.
6. Onder een ‘melding’ wordt tevens verstaan signaleringen die volgen uit bestandsvergelijkingen die zijn uitgevoerd door TBA.
Artikel 4 Onderzoek
1. TBA stelt namens partijen een werkingssfeeronderzoek of een nalevingsonderzoek in. Het werkingssfeeronderzoek wordt ook namens stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid uitgevoerd.
2. TBA oefent haar controletaak uit met inachtneming van de zorgvuldigheid die controlerende instanties in gelijksoortige situaties in acht dienen te nemen.
3. Het onderzoek bestaat in eerste instantie uit een bureauonderzoek. Indien op basis van het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor een beslissing, wordt een controle ter plaatse uitgevoerd.
4. Alle betrokkenen bij het onderzoek zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van hun betrokkenheid ter kennis komt.
5. De onderneming dient te allen tijde mee te werken aan een onderzoek.
6. Indien de onderneming weigert medewerking te verlenen of onvolledige of onjuiste informatie verstrekt bij een werkingssfeeronderzoek, is sprake van een gegrond vermoeden van toepasselijkheid van de cao en verplichtstelling.
7. Bij een nalevingsonderzoek is van een gegrond vermoeden van overtreding van de cao is in ieder geval of onder meer sprake indien:
a. TBA kennis neemt van signalen in de branche dat werkgevers de bepalingen van de cao overtreden en deze signalen concreet kunnen worden onderbouwd;
b. een aangeschreven onderneming weigert medewerking te verlenen;
c. een aangeschreven onderneming onvolledige of onjuiste informatie verstrekt;
d. TBA op basis van de aangeleverde bescheiden één of meer overtredingen constateert.
Artikel 5 Controle ter plaatse
1. Een controle ter plaatse kan worden verricht door een daartoe aan te wijzen extern onderzoeksbureau.
2. Een boekencontrole kan deel uitmaken van een controle.
3. De onderneming wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van het instellen van een controle. Minimaal twee weken voordat het onderzoek plaatsvindt, ontvangt de onderneming hiervan bericht met vermelding van datum en plaats van het onderzoek.
4. Indien de onderneming niet instemt met controle ter plaatse, kan een schriftelijk controle worden ingesteld.
5. Ingeval een schriftelijk controle wordt ingesteld ontvangt de onderneming bericht welke specifieke gegevens die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling. Deze gegevens dient de onderneming binnen drie weken te verschaffen aan het extern onderzoeksbureau.
Artikel 6 Beslissing
1. TBA legt de onderzoeksresultaten - voorzien van een aanbeveling - voor aan de commissie die een gemotiveerde beslissing neemt.
2. TBA deelt de beslissing van de commissie schriftelijk mede aan de onderneming waarop de beslissing betrekking heeft, waarbij wordt gewezen op de verder te volgen procedure en op de mogelijkheid om bij partijen bezwaar te maken tegen de uitspraak.
3. Wanneer bij een nalevingsonderzoek de beslissing inhoudt dat de werkgever de cao niet naleeft, wordt de werkgever in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken verbeteringen aan te brengen ten aanzien van de geconstateerde omissies, bij gebreke waarvan een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 7 kan worden ingesteld.
Artikel 7 Herstel met terugwerkende kracht
1. De commissie besluit per geval of een omissie in de naleving met terugwerkende kracht moet worden hersteld.
2. Als de commissie geen unaniem besluit kan nemen over een besluit tot herstel met terugwerkende kracht, besluiten partijen daarover.
3. Bij een besluit tot terugwerkende kracht moet de werkgever hier schriftelijk mededeling van doen aan de betrokken werknemers, inclusief een onderbouwing van de berekening.
Artikel 8 Herstel door de werkgever
1. De werkgever dient binnen zes weken na ontvang van het besluit als bedoeld in artikel 6 de geconstateerde omissies te herstellen.
2. De werkgever kan bij de commissie (Xxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxx Xxxx, xxxx@xxxxxxxx.xx) schriftelijk en gemotiveerd om verlenging van de termijn verzoeken als meer tijd voor herstel nodig is. Dit verzoek moet voor het verstrijken van de genoemde termijn door de commissie te zijn ontvangen. De commissie besluit binnen één werkweek schriftelijk op dit verzoek.
Artikel 9 Schadevergoedingsactie bij niet naleving van de cao
1. Partijen bij de cao besluiten tot het instellen van een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en artikel 3 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten.
2. Het mogelijk instellen van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in lid 1 laat het recht van de werknemer tot het instellen van (gerechtelijke) vorderingen jegens een werkgever tot nakoming van de bepalingen van deze cao of de wet onverlet.
3. Partijen bij de cao kunnen het TBA machtigen tot het incasseren van de schadevergoeding als bedoeld in lid 1.
4 De schadevergoeding wordt forfaitair vastgesteld op minimaal € 10.000 per geval. Deze forfaitaire schadevergoeding heeft het karakter van een boetebeding als bedoeld in artikel 6:91 BW.
5 Indien de werkelijke schade hoger is dat de forfaitaire schadevergoeding, dan zijn partijen bevoegd om vergoeding van deze werkelijke schade te vorderen van de werkgever en is de werkgever verplicht om deze gevorderde vergoeding te betalen.
6. De schadevergoeding kan worden opgelegd wanneer de werkgever niet meewerkt aan herstel. Daarvan is onder meer sprake wanneer de werkgever niet heeft voldaan aan artikel 8.
7. Wanneer een schadevergoeding wordt opgelegd, zullen de gronden voor en de omvang van de schadevergoeding schriftelijk aan de werkgever worden medegedeeld.
8. Betaling van de schadevergoeding laat onverlet dat de werkgever verplicht blijft alle geconstateerde omissies te herstellen.
9. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade. De ter deze zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van het O&O fonds Afbouw tot dekking van de kosten die zijn gemaakt. Partijen hoeven niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk hebben geleden.
Artikel 10 Bezwaar
1. De onderneming waarop de beslissing betrekking heeft, kan bij partijen schriftelijk bezwaar maken tegen de beslissing.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaar bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing schriftelijk bekend is gemaakt. Een na afloop van deze termijn ingediend bezwaar, is niet-ontvankelijk en wordt derhalve niet in behandeling genomen.
3. Het bezwaar heeft geen schorsende werking.
4. Het bezwaar wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris van cao-partijen afbouw (Xxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxx Xxxx, xxxx@xxxxxxxx.xx) onder vermelding van ‘Bezwaar’ en dient ten minste te vermelden:
a. naam en adres van de indiener;
b. ondertekening;
c. de gronden van het bezwaar;
d. de dagtekening.
5. Bij het bezwaarschrift dient een kopie gevoegd te worden van de beslissing waartegen het bezwaar zich richt.
6. De indiener van het bezwaarschrift ontvangt een ontvangstbevestiging van de indiening van het bezwaar.
7. De indiener van het bezwaarschrift heeft het recht om te worden gehoord. Daartoe ontvangt de indiener een uitnodiging.
8. Partijen doen schriftelijk en gemotiveerd uitspraak op bezwaar.
9. TBA deelt de uitspraak op bezwaar schriftelijk mede aan de indiener van het bezwaarschrift.
Artikel 11 Kosten
1. Aan het indienen van een melding respectievelijk een bezwaar en de behandeling ervan zijn voor de melder en de partij waarop de melding betrekking heeft, respectievelijk de indiener van het bezwaar, geen kosten verbonden.
2. De indiener van een melding en de partij waarop de melding betrekking heeft, respectievelijk de indiener van het bezwaar, dragen ieder de eigen kosten en komen niet in aanmerking voor vergoeding daarvan jegens elkander, de commissie, TBA, een eventuele derde aan wie onderzoekswerkzaamheden zijn opgedragen of partijen.
Artikel 12 Retournering dan wel vernietiging bescheiden
In zoverre de voor het werkingssfeeronderzoek noodzakelijk ontvangen bescheiden originelen bevatten, worden deze binnen acht weken na afronding van het onderzoek retour gezonden. Betreffen de ontvangen bescheiden kopieën, zal in diezelfde termijn worden overgegaan tot vernietiging, zulks behoudens in het geval een schriftelijk verzoek van de onderzochte onderneming wordt ontvangen om ook deze gegevens retour te ontvangen.
Artikel 13 Geheimhouding gegevens betreffende een werkgever
Ten aanzien van in dossiers opgeslagen gegevens betreffende een werkgever zijn in dit reglement genoemde partijen verplicht tot geheimhouding.
Artikel 14 Wijziging reglement
Partijen bij de cao zijn bevoegd dit reglement te wijzigen.
Artikel 15 Slotbepaling
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslissen partijen.
Artikel 16 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 september 2015 en is nadien gewijzigd.
BIJLAGE 6 VERLOFDECLARATIEREGLEMENT
Artikel 1 Definities
a. Werkgever: de werkgever volgens artikel 1 lid 3 van de cao Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen.
b. Werknemer: de werknemer volgens artikel 1 lid 4 van de cao Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen.
c. Fonds: het Opleiding- en Ontwikkelingsfonds Afbouw.
d. Cao-partijen: de werkgevers- en werknemersverenigingen betrokken bij de cao Afbouw.
e. Cao Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen: Cao Afbouw Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen lopende van 1 januari 2017 t/m 31 december 2021.
f. Een partner wordt gelijkgesteld aan de echtgenoot (echtgenote) als wordt overgelegd:
a. een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst; of
b. een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit blijkt dat de werknemer en zijn partner ten minste 1,5 jaar op hetzelfde adres zijn ingeschreven.
Een wettelijk geregistreerde partner wordt altijd gelijk gesteld aan een echtgenoot (echtgenote).
g. APG: het administratiekantoor van de bedrijfstakeigen regelingen voor de sector Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-/Vloerenbedrijf.
Artikel 2 Rouwverlof, palliatief verlof en kortdurend zorgverlof
1. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van xxxxxxxxxx in verband met het overlijden van de echtgenote of daarmee gelijkgestelde partner of een (pleeg)kind tot en met 27 jaar van de werknemer heeft recht op een vergoeding van de loonkosten over in totaal maximaal tien dagen na de dag van overlijden ten laste van het fonds.
2. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van palliatief verlof voor stervensbegeleiding van een terminaal zieke echtgenote of daarmee gelijkgestelde partner, (pleeg)kind of ouder heeft recht op een vergoeding van de loonkosten over in totaal maximaal tien dagen per jaar ten laste van het fonds.
3. De dagen palliatief verlof kunnen in overleg tussen werkgever en werknemer al dan niet aaneengesloten of in gedeelten van dagen worden opgenomen. De vergoeding vanuit het fonds bedraagt de loonwaarde over maximaal 10 dagen. Voor parttimers geldt dit naar rato.
4. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van kortdurend zorgverlof voor het bieden van hulp aan een inwonende zieke echtgenote of daarmee gelijkgestelde partner, zieke ouder of inwonend ziek (pleeg)kind, heeft recht op vergoeding van de maximaal 10 dagen per jaar dat conform de wet het loon doorbetaald moet worden en conform de cao wordt aangevuld (eerste drie dagen 100% resterende 7 dagen 70%).
5. Voor alle in dit artikel genoemde regelingen geldt dat jaarlijks een budget wordt vastgesteld.
Artikel 3 Wijze van declaratie rouwverlof
1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, moet de werkgever binnen 8 weken na het einde van de periode van rouwverlof, waarvoor vergoeding wordt gewenst, het volledig ingevulde en zowel door werkgever als werknemer ondertekende door APG voorgeschreven declaratieformulier inzenden, vergezeld van een kopie van de overlijdensakte.
2. Aanvragen die niet binnen 8 weken na afloop van het rouwverlof door APG zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.
3. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan APG een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA. Als het formulier niet wordt ondertekend, wordt de vergoeding uitgekeerd maar kan APG actie ondernemen om de vermelde gegevens op andere wijze te controleren.
Artikel 4 Wijze van declaratie palliatief verlof
1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, moet de werkgever binnen 8 weken na afloop van het palliatief verlof waarvoor vergoeding wordt gewenst het volledig ingevulde en zowel door de werkgever als de werknemer ondertekende door APG voorgeschreven declaratieformulier inzenden, vergezeld van een kopie van een doktersverklaring of een kopie van de overlijdensakte.
2. Aanvragen die niet binnen 8 weken na afloop van het palliatief verlof door APG zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.
3. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan APG een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA. Als het formulier niet wordt ondertekend door de werknemer wordt de vergoeding uitgekeerd maar kan APG actie ondernemen om de vermelde gegevens op andere wijze te controleren.
Artikel 5 Wijze van declaratie kortdurend zorgverlof
1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, moet de werkgever binnen 8 weken na afloop van de periode van het kortdurend zorgverlof, waarvoor vergoeding wordt gewenst, het volledig ingevulde en zowel door de werkgever als de werknemer ondertekende door APG voorgeschreven declaratieformulier inzenden, vergezeld van een kopie van een verklaring waarin een deskundige derde de noodzaak van h et kortdurend zorgverlof bevestigt.
2. Aanvragen die niet binnen 8 weken na afloop van het kortdurend zorgverlof door APG zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.
3. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan APG een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA. Als het formulier niet wordt ondertekend wordt de vergoeding uitgekeerd maar kan APG actie ondernemen om de vermelde gegevens op andere wijze te controleren.
Artikel 6 Hoogte van de vergoeding
1. De vergoeding bedraagt per uur, waarvoor recht op vergoeding bestaat, het vast overeengekomen uurloon, plus een opslag in de vorm van een gemiddeld percentage ter compensatie van de over dat uurloon verschuldigde werkgeversdelen van de premies.
2. Op de vergoeding worden uitkeringen in verband met rouwverlof, palliatief verlof of kortdurend zorgverlof uit anderen hoofde in mindering gebracht.
Artikel 7 Uitbetaling
De vergoeding wordt nadat APG de declaratie akkoord heeft bevonden binnen vier weken betaalbaar gesteld op het bij APG bekende bank- of gironummer van de werkgever.
Artikel 8 Informatieverstrekking
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht aan het Fonds desverlangd inzage te verlenen van gegevens, die direct of indirect betrekking hebben op grond van dit reglement verstrekte of te verstrekken uitkeringen, en alle inlichtingen te verschaffen, die ten behoeve van de uitvoering van de statuten en van dit reglement worden gevraagd.
2. Degene, die bij de uitoefening van de in dit artikel omschreven bevoegdheden enig bedrijfsgegeven ter kennis komt, is deswege jegens derden tot geheimhouding verplicht.
Artikel 9 Sanctiemaatregelen
1. Als uit een onderzoek, ingesteld door het Fonds blijkt, dat een werkgever uitkeringen van het Fonds heeft gevorderd, hoewel niet aan de voorwaarden is voldaan, zal, zo het Fonds de uitkeringen reeds heeft uitbetaald, terugvordering daarvan geschieden, terwijl, zulks ter beoordeling van het Bestuur, de kosten van het onderzoek en rente aan de werkgever in rekening kunnen worden gebracht.
2. Als uit een onderzoek, ingesteld door het Fonds blijkt, dat een werkgever uitkeringen van het Fonds heeft gevorderd, hoewel niet aan de voorwaarden is voldaan, kunnen, zo het Fonds de uitkeringen nog niet heeft uitbetaald, ter beoordeling van het Bestuur de kosten van het onderzoek aan de werkgever in rekening gebracht worden.
3. Het Fonds behoudt zich het recht voor, indien, bij vordering door de werkgever, niet aan de voorwaarden is voldaan, deze handeling aan het oordeel van de rechter te doen onderwerpen.
Artikel 10 Slotbepaling
Nadere voorschriften, teneinde een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren, kunnen door het Be stuur, in overeenstemming met de bepalingen der statuten en van dit reglement, gegeven worden.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2011.
Artikel 12 Citeertitel
Dit reglement wordt aangehaald als: Verlofdeclaratiereglement O&O-fonds Afbouw.
BIJLAGE 7
REGLEMENT ZWARE BEROEPEN VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS AFBOUW
Artikel 1 Definities
1. Rechthebbende: de rechthebbende bedoeld in artikel 3 lid 1
2. Werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de cao zijnde geen uta-werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 8 van de cao.
3. Cao: cao Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen 2017-2021.
4. APG: APG, vestiging Amsterdam, die belast is met de uitvoering van de regeling zware beroepen.
5. De Stichting: de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw.
6. Uittredingsdatum: de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn werkgever op verzoek van de werknemer feitelijk is beëindigd. De uittredingsdatum voor deelname aan de regeling zware beroepen ligt maximaal 3 jaar voor de AOW-leeftijd.
Artikel 2 Instroom in de regeling
Instroom in de regeling is mogelijk vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.
Artikel 3 Voorwaarden voor deelname
1. Rechthebbende in de zin van deze voorwaarden is degene:
a. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden voor de uittredingsdatum, werknemer was; en
b. die als oudere werknemer vanwege de zwaarte van het beroep niet kan doorwerken. Daarvan is in de volgende gevallen sprake:
1. De werknemer is in de periode van 15 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum ten minste 10 jaar werkzaam geweest in een onderneming vallend onder de werkingssfeer van de cao als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2. Perioden van maximaal 6 maanden niet of elders werken tellen mee als gewerkte tijd, met dien verstande dat de werknemer in ieder geval gedurende het laatste jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid en werkloosheid werkzaam dient te zijn geweest als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2.; of
2. De werknemer is in de periode direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, gedurende een periode van minimaal 45 jaar als werknemer werkzaam is geweest in de bouwnijverheid waaronder wordt verstaan de werkzaamheden vallende onder de werkingssferen van de xxx Xxxx & Infra en de cao Afbouw. Perioden van maximaal 6 maanden niet of elders werken tellen mee als gewerkte tijd, met dien verstande dat de werknemer in ieder geval gedurende het laatste jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid werkzaam dient te zijn geweest als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2. Voor de berekening van deze periode van 45 jaar wordt tevens in aanmerking genomen de periode dat rechthebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO Afbouw, mits voor de werknemer een vervroegd uittredingsregeling van toepassing was, vergelijkbaar met deze regeling; en
c. die op de dag, voorafgaande aan de in sub d bedoelde datum, zijn woonplaats in Nederland heeft; en
d. wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum is geëindigd.
e. De jaren die de werknemer als uta-werknemer heeft gemaakt, tellen bij b. niet mee.
2. a. Geen recht op een uitkering heeft degene wiens registratie bij APG direct voorafgaand aan de uittredingsdatum is gewijzigd, al dan niet met terugwerkende kracht, van uta-werknemer in de zin van artikel 1 lid 8 van de cao in werknemer in de zin van artikel 1 lid 7 van de cao.
b. Van het bepaalde in a. kan door de Stichting dispensatie als bedoeld in artikel 15 worden verleend. Aangetoond dient te worden dat de wijziging niet het doel had gebruik te kunnen maken van deze regeling.
3. De Stichting is bevoegd dispensatie als bedoeld in artikel 15 te verlenen met betrekking tot onderbrekingen van korte duur in het in lid 1 bedoelde arbeidsverleden.
Artikel 4 Inperking van rechten na langdurige werkloosheid
Voor rechthebbenden die in de 12 maanden direct voorafgaand aan de uittredingsdatum langer dan 3 maanden werkloos zijn geweest, geldt als extra voorwaarde dat zij in een periode van 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum minimaal 18 maanden moeten hebben gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Cao.
Artikel 5 Beslissingsbevoegdheid
Op verzoeken om toekenning van een uitkering wordt door het bestuur van de Stichting beslist.
Artikel 6 Uitvoering
APG is belast met de uitvoering van deze regeling. De uitvoering van deze regeling geschiedt onder verantwoordelijkheid, toezicht en in opdracht van het bestuur van de Stichting.
Artikel 7 Wijze van verzoeken
1. De rechthebbende die voor de uitkering op grond van deze regeling in aanmerking wenst te komen dient minimaal 3 maanden vóór de gewenste uittredingsdatum een daartoe strekkend verzoek in. Het verzoek wordt ingediend bij APG onder bijvoeging van de gevraagde bewijsstukken.
2. Het verzoek wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar
waarheid wordt ingevuld en ondertekend.
3. Bij het indienen van het verzoek geeft rechthebbende toestemming aan APG om alle over hem/haar bekende gegevens, die nodig zijn voor de berekening van de hoogte van de uitkering op te vragen bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de bouwnijverheid.
Artikel 8 Uitkering
1. Aan de rechthebbende wordt op zijn verzoek door de Stichting een uitkering in de zin van deze regeling toegekend met ingang van de in artikel 3 lid 1 sub d bedoelde datum.
2. De uitkering wordt voor maximaal 36 maanden toegekend en eindigt op de AOW-leeftijd. De uitkering wordt in maandelijkse gelijke bedragen uitbetaald.
3. De bruto uitkering per maand is 1,3*(A+B) min C en maximaal de gebruteerde netto AOW-uitkering voor een alleenstaande per maand per 1 januari van het jaar.
A: het op de uittredingsdatum opgebouwde ouderdomspensioen per maand, onder aftrek van het ouderdomspensioen uit de aanvullingsregeling voor deelnemers die zijn geboren na 1949 (aanvullingsregeling 55min) conform artikel 30 van het pensioenreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de bouwnijverheid, zonder rekening te houden met keuzes die leiden tot een hoger of lager ouderdomspensioen.
B: 2 keer de bruto AOW-uitkering voor gehuwden inclusief vakantietoeslag per maand op 1 januari van het jaar van de uittredingsdatum.
C. het ouderdomspensioen uit de aanvullingsregeling voor deelnemers die zijn geboren na 1949 (aanvullingsregeling 55min) conform artikel 30 van het pensioenreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de bouwnijverheid, contant gemaakt, gedeeld door 36.
4. Aan de rechthebbende wordt geen vakantietoeslag toegekend.
5. Indien de uitkering voor minder dan 36 maanden wordt aangevraagd dan is de maandelijkse uitkering gelijk aan die voor 36 maanden zou worden toegekend.
6. Het maximale bedrag uit lid 3 wordt voor de toekenning van nieuwe uitkeringen jaarlijks per 1 januari geïndexeerd bij ministeriële regeling.
7. De Stichting is bevoegd lopende uitkeringen te indexeren en zal jaarlijks uiterlijk in december van ieder kalenderjaar daarover een besluit nemen, waarbij het wettelijk maximum in acht wordt genomen.
Artikel 9 Kortingen op de uitkeringen
1. a. Het is verboden om tijdens de looptijd van de uitkering op grond van deze regeling binnen de bedrijfstak bouwnijverheid werkzaamheden, van wat voor aard dan ook en tegen welke voorwaarden of beloning dan ook, te verrichten. Dit verbod is uitdrukkelijk ook van toepassing op het verrichten van werkzaamheden ‘om niet’ of tegen een onkostenvergoeding.
b. Het bestuur van de Stichting kan, onverminderd het bepaalde in artikel 11 lid 2, schriftelijk ontheffing verlenen van het in sub a opgenomen verbod. Het bestuur kan aan de ontheffing nadere voorwaarden verbinden.
c. Het is toegestaan om, onverminderd het bepaalde in artikel 11 lid 2, met toestemming van het bestuur van de Stichting werkzaamheden te verrichten buiten de bedrijfstak bouwnijverheid. Het bestuur kan aan de toestemming nadere voorwaarden verbinden.
d. Het bestuur van de Stichting is bevoegd om bij overtreding van het in sub a opgenomen verbod of bij het niet of niet volledig nakomen van een op grond van de in sub b of c gestelde voorwaarde een sanctie, als bedoeld in artikel 13, op te leggen.
2. a. Op de uitkering van de rechthebbende wordt in mindering gebracht de uitkering bij arbeidsongeschiktheid krachtens de Ziektewet en/of AAW/WAO/WAZ/WIA/WGA.
b. Voor de toepassing van het bepaalde onder a van dit lid wordt rechthebbende geacht een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid te genieten indien rechthebbende vrijwillig van het recht hierop afstand doet, met dien verstande dat de uitkering geheel wordt ingehouden indien de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer zou zijn berekend.
3. Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de rechthebbende verschuldigd is aan loonbelasting/premie volksverzekeringen en andere wettelijke verplichte inhoudingen.
Artikel 10 Uitbetaling
De uitkering op grond van deze regeling wordt maandelijks door APG aan de rechthebbende uitbetaald.
Artikel 11 Einde van de uitkering
1. Het recht op uitkering op grond van deze regeling eindigt op de dag waarop de rechthebbende de AOW-leeftijd bereikt of bij overlijden op de eerste dag van de volgende maand.
2. Het recht op uitkering eindigt voor de in het eerste lid bedoelde datum indien de rechthebbende in of buiten de bouwnijverheid opnieuw een dienstbetrekking aanvaardt en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is.
3. Het recht op uitkering eindigt voor de in het eerste lid bedoelde datum indien de rechthebbende in of buiten de bouwnijverheid zich als ondernemer vestigt en wel met ingang van de vestigingsdatum.
Artikel 12 Plicht tot verstrekken van inlichtingen
1. De rechthebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen, die door APG met het toezicht zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op uitkering en van de hoogte daarvan
van belang kunnen zijn.
2. De rechthebbende doet indien er sprake is van inkomen uit arbeid gedurende de looptijd van de uitkering, ten minste één keer per jaar opgave aan APG van de inkomsten uit arbeid, verricht in de periode waarover hij uitkering ontvangt, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend.
Artikel 13 Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering
1. Indien de rechthebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet of onjuist verstrekt, kan het bestuur een besluit tot toekomstige uitkering, dan wel tot een reeds lopende uitkering, intrekken en tevens betrokkene uitsluiten voor iedere toekomstige uitkering vanwege de stichting. Rechthebbende wordt in het kader van dit lid geacht de bedoelde inlichtingen niet te hebben verstrekt, indien binnen twee maanden, na ontvangst van de eerste oproep daartoe of het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij rechthebbende, de stichting de inlichtingen nog niet heeft ontvangen. Rechthebbende wordt in het kader van dit lid geacht de inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de stichting daarbij voor mee r dan
€ 5.000 is benadeeld.
2. Indien de rechthebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet tijdig of onjuist verstrekt, kan een uitkering worden verlaagd. De verlaging bedraagt maximaal 30% en duurt maximaal 12 maanden, naar gelang de xxxxx van de overtreding, blijkende uit recidive. Rechthebbende wordt geacht de bedoelde inlichtingen niet tijdig te hebben verstrekt, indien na het verstrijken van de daarvoor gegeven termijn in de eerste oproep daartoe, dan wel na vier weken het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij rechthebbende, de stichting de bedoelde inlichtingen nog niet heeft ontvangen. Rechthebbende wordt in het kader van dit lid geacht inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de stichting daarbij voor ten minste € 50 en voor maximaal € 5.000 is benadeeld. Het bestuur van de stichting heeft de mogelijkheid om de sanctiemogelijkheden van lid 1 mede toe te passen in het geval rechthebbende voor de derde maal onjuiste inlichtingen heeft verstrekt ingevolge dit lid.
3. Indien rechthebbende niet voldoet aan enig in deze regeling gestelde voorwaarde, kan een waarschuwing worden gegeven.
4. Het bestuur is bevoegd de sancties, zoals genoemd in lid 2 en lid 3, te combineren.
5. De stichting is bevoegd de door de stichting opgelopen schade als gevolg van door rechthebbende niet, niet tijdig of onjuist verstrekte inlichtingen of anderszins niet voldoen aan de in deze regeling gestelde voorwaarden, al dan niet bestaand uit teveel betaalde uitkeringen, sociale lasten en rente, te verhalen op rechthebbende. Daarbij behoudt de stichting zich het recht voor verhaal te halen door middel van vermindering van de lopende uitkering.
6. Het bestuur is bevoegd aangifte te doen bij de daarvoor bedoelde instelling in het geval het bestuur een gerechtvaardigd vermoeden heeft dat rechthebbende zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in civiel rechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onverschuldigde betalingen, op rechthebbende te verhalen.
7. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de rechthebbende van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het niet kennen van de inhoud van deze regeling.
8. In alle gevallen, waarin een sanctie wordt opgelegd, wordt daarvan schriftelijk melding gedaan aan rechthebbende. Tevens wordt aan rechthebbende gemeld wat de sanctie inhoudt en waarom en op grond waarvan deze is opgelegd. Verder wordt melding gemaakt van de mogelijkheden voor bezwaar als bedoeld in artikel 16.
9. Alle baten en/of opbrengsten, die voortvloeien uit op grond van deze regeling opgelegde sancties, zullen worden gebruikt in overeenstemming met het doel van de stichting.
Artikel 14 Verblijf in het buitenland
De rechthebbende behoeft, voor een verblijf in het buitenland voor een aaneengesloten tijdvak van langer dan 4 weken gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt, vooraf schriftelijk toestemming van het bestuur van de stichting. Verzoeken voor deze toestemming dienen een maand voor de voorgenomen vertrekdatum te worden ingediend.
Artikel 15 Dispensaties
1. Een verzoek om dispensatie kan alleen worden toegekend indien de rechthebbende aantoont dat van zodanige zwaarwegende omstandigheden sprake is dat in redelijkheid niet van hem kan worden verlangd dat deze regeling of onderdelen van de regeling op hem van toepassing zijn.
2. Een dispensatieverzoek dient te zijn voorzien van een duidelijke motivatie met vermelding van de bepalingen waarvoor dispensatie wordt aangevraagd.
3. Een dispensatieverzoek wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris van de Stichting, Xxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxx Xxxx (xxxx@xxxxxxxx.xx). De secretaris stuurt de indiener binnen één week na ontvangst een ontvangstbevestiging en vermeldt daarin de dispensatieprocedure.
4. Het bestuur van de Stichting kan de indiener van het dispensatieverzoek schriftelijk om nadere informatie verzoeken, besluiten tot het doen van een hoorzitting en deskundigen inschakelen.
5. Het bestuur van de Stichting neemt binnen drie maanden een beslissing op het dispensatieverzoek in de vorm van een schriftelijk, gemotiveerd besluit. De beslissingstermijn kan met één maand worden verlengd wanneer de indiener schriftelijk om nadere informatie wordt verzocht of wanneer er een hoorzitting is gepland.
Artikel 16 Bezwaar
In geval van een bezwaar omtrent de uitvoering van deze voorwaarden wordt een beslissing genomen door het bestuur van de Stichting (Mauritskade 27, 2514 HD Den Haag (xxxx@xxxxxxxx.xx)). De behandeling van het bezwaar
laat de uit andere hoofde aan de rechthebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.
Artikel 17 Bijzondere hardheid
Het bestuur van de Stichting kan in individuele gevallen afwijken van de bepalingen in dit reglement indien de toepassing van dit reglement voor betrokkene leidt tot een niet bedoelde en ongewenste situatie.
Artikel 18 Garantiebepaling
Na beëindiging van deze regeling blijven de aanspraken en rechten van deze overeenkomst gelden en worden de daaruit voortvloeiende lasten afgefinancierd.
Artikel 19 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2021.
Artikel 20 Citeertitel
Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement zware beroepen.