PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2012/121
PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2012/121
Officiële naam regeling: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Limburg Citeertitel: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Limburg Naam ingetrokken regeling: n.v.t.
Besloten door: Xxxxxxxxxxxx Staten in hun vergadering van 18 december 2012 Onderwerp: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Limburg Wettelijke grondslag(en) of
bevoegdheid waarop de
regeling is gebaseerd: artikel 11 Wet inrichting landelijk gebied Datum inwerkingtreding: 1 januari 2013
Looptijd regeling: (10 april 2009) van de dag na bekendmaking in Provinciaal Blad tot (geen
einddatum) Verantwoordelijke afdeling: Landelijk Gebied
Bekendmaking Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Limburg
maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Provinciewet bekend de nieuwe integrale tekst van de:
Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Limburg
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. wet: de Wet inrichting landelijk gebied;
b. meerjarenprogramma: provinciaal Meerjarenprogramma plattelandsontwikkeling van de Provincie Limburg als bedoeld in artikel 4 van de wet;
c. plattelandsontwikkelingsprogramma, POP-2: het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005 (Pb L 277);
d. as 3-maatregel: maatregel van het POP-2, in de bijlage bij deze verordening onder ‘Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders’ aangeduid en beginnend met het cijfer 3;
e. aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad,
d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134/114);
f. steunmodule: een regeling voor de verstrekking van een subsidie die als steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet wordt beschouwd.
g. Social Return on Investment: het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in inkoop-, aanbestedings- en subsidieverleningstrajecten zodat de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het provinciaal beleid ten aanzien van:
− bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie;
− bevorderen van maatschappelijke participatie. De concrete invulling hiervan gebeurt in dit verband
aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet actieve burgers en activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, sport en bewegen, onderwijs, (informele) zorg, burgerparticipatie, welzijn en vrijwilligerswerk.
Artikel 2 Subsidieverstrekking
1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies waarop de Subsidieregeling natuurbeheer Limburg, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Limburg of de Subsidieverordening Natuur- en Landschapbeheer Limburg van toepassing is.
2. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het meerjarenprogramma en die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening of in de maatregelen van het plattelandsontwikkelingsprogramma.
3. Voor zover de in het tweede lid genoemde subsidie een steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet is en niet bij of krachtens het EG-Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een steunmodule.
4. Subsidie wordt slechts verstrekt:
a. voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;
b. als de begroting sluitend is.
5. Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.
6. Gedeputeerde Staten kunnen steunmodules vaststellen.
7. Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen, al dan niet voor bepaalde categorieën van activiteiten.
8. Gedeputeerde Staten kunnen slechts subsidies verstrekken voor zover dit niet in strijd is met Europeesrechtelijke verplichtingen.
9. Voor POP -2 subsidie wordt als plangebied aangehouden: het niet-verstedelijk deel van Nederland, inclusief dorpen en kleinere steden tot een maximum van 30.000 inwoners.
10.Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger ten aanzien van Social Return on Investment nadere verplichtingen opleggen.
Artikel 3 Niet subsidiabele kosten
Er wordt geen subsidie verstrekt voor:
a. kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;
b. kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;
c. verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;
d. kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;
e. kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;
f. kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;
g. kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;
x. xxxxxx van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;
i. exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.
Aanvraag en subsidieverlening
Artikel 4 Aanvraag
1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten of bij een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.
2. Gedeputeerde Staten kunnen tijdstippen of periodes vaststellen voor het indienen van een aanvraag, al dan niet voor afzonderlijke categorieën van activiteiten. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij selectiecriteria aangeven of prioriteiten naar gebied, gemeente, doelstelling of activiteit.
Artikel 5 Gegevens
Naast het formulier zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 4 bevat de aanvraag in ieder geval:
a. voor zover gevraagd wordt om financiering uit het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2);
− documenten waaruit blijkt dat de bekostiging door medefinanciers zeker is (verklaringen van medefinanciers);
− de financiële planning/het kasritme in perioden van vier maanden;
b. een liquiditeitsprognose gedurende de looptijd van het project bij een aanvraag vanaf
€ 125.000;
c. de aanvraag moet bevoegdelijk (indien van toepassing conform de statuten, inschrijving KvK) ondertekend zijn.
Artikel 6 Beslistermijn verlening
1. Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvraag binnen twaalf weken na ontvangst of, in voorkomend geval, binnen twaalf weken na afloop van een termijn als bedoeld in artikel 4, tweede lid.
2. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Voorschotten
Artikel 7a Bevoorschotting provinciale subsidie
1. Op subsidies tot € 125.000 zal direct bij de subsidieverleningsbeschikking een voorschot worden verleend van 80%.
2. Voor subsidies vanaf € 125.000 zal in de subsidieverleningsbeschikking op basis van de ingediende liquiditeitsprognose van de aanvrager, een schema voor een automatische bevoorschotting worden opgenomen tot maximaal 80%.
Artikel 7b Bevoorschotting en termijnbetaling POP2
1. Voor een subsidie die voortvloeit uit het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) wordt slechts een voorschot verstrekt indien:
− provinciale cofinanciering aan de orde is;
− het voorschot betrekking heeft op zowel POP2 alsook nationale middelen;
− het investeringen (50%) en beheerskosten van Leadergroepen betreft;
− Gedeputeerde Staten een garantieverklaring van 110% voor dit voorschot hebben afgegeven, en
− de subsidieontvanger heeft aangetoond dat zijn liquiditeitsbehoefte zodanig is dat een voorschot noodzakelijk is ten behoeve van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit.
2. Het totale bedrag aan voorschotten is niet groter dan 80% van het maximaal verleende subsidiebedrag.
3. De termijnbetaling voor subsidies die voortvloeien uit het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde kosten.
4. Een verzoek tot bevoorschotting/termijnbetaling moet zijn vergezeld van het formulier aanvraag termijnbetaling en het formulier voortgangsrapportage.
5. Bij subsidieverlening in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) zijn kasritmewijzigingen binnen de in de subsidieverleningsbeschikking vastgestelde projectperiode, welke vertraging in de termijnbetalingen/bevoorschotting tot gevolg hebben niet geoorloofd.
Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 8 Uitvoering activiteiten
1. De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.
2. De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
Artikel 9 Opdrachten aan derden
1. Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting:
a. als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze bij de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring;
b. als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor het verstrekken van opdrachten aan derden de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring toe te passen. Hiervan kan door Xxxxxxxxxxxx Staten ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat haar eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.
2. Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd of als meer dan € 225.000,00 subsidie wordt verleend, dient de subsidieontvanger voor het verstrekken van opdrachten aan derden de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring toe te passen. Hiervan kan door Xxxxxxxxxxxx Staten ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.
3. Als een mede door de provincie gesubsidieerde opdracht op grond van vigerende Europese of nationale bepalingen verleend moet worden overeenkomstig de Europese aanbestedingsrichtlijnen neemt de subsidieontvanger die richtlijnen in acht.
4. De subsidieontvangende aanbestedende dienst voldoet bij de besteding van een subsidie die voortvloeit uit het plattelandsontwikkelingsprogramma, bij het verstrekken van opdrachten onder de aanbestedingsdrempels aan de algemene Europeesrechtelijk uitgangspunten inzake transparantie, non-discriminatie en de mogelijkheid van rechtbescherming.
Artikel 10 Boekhouding
1. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:
a. alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;
b. bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.
2. De administratie wordt bewaard tot 5 jaar na vaststelling van de subsidie en ten minste tot 2015, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
3. De subsidieontvanger is verplicht aan Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te verstrekken.
Artikel 11 Voortgang uitvoering
1. De subsidieontvanger brengt eenmaal per jaar, of zo vaak als in de beschikking is bepaald, aan de hand van het daarvoor bestemd formulier, schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.
2. Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking als bedoeld in het eerste lid bepalen dat rapportage over de voortgang geheel achterwege kan blijven.
Artikel 12 Publiciteit
1. De subsidieontvanger vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de provincie en, indien van toepassing, van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.
2. Voor zover dit niet in strijd is met Europeesrechtelijke verplichtingen kunnen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de verplichting als bedoeld in het eerste lid niet of slechts gedeeltelijk geldt.
3. Indien de subsidie voortvloeit uit het plattelandsontwikkelingsprogramma gelden de regels voor publiciteit als vermeld in artikel 58 van Verordening (EG) 1974/2006 en de daarbij behorende bijlage VI, onder 2.2 en 3.
Artikel 13 Informatieverstrekking
De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.
Vaststelling
Artikel 14 Aanvraag subsidievaststelling
1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van subsidie in binnen drie maanden na afloop van de activiteiten, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
2. De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag als het gaat om:
a. vaststelling van een verleend subsidiebedrag dat € 125.000 of meer bedraagt: een eindrapportage aan de hand van de daarvoor bestemde formulieren. Het financieel overzicht van de gerealiseerde subsidiabele projectkosten en de gerealiseerde inkomsten, gespecificeerd overeenkomstig de definitieve begroting, moet zijn voorzien van een (goedkeurende) controleverklaring van een onafhankelijke accountant;
b. vaststelling van een verleend subsidiebedrag van minder dan € 125.000: facturen en bewijsstukken van de betaling. Waar dit niet mogelijk is, worden de betalingen gestaafd door stukken met vergelijkbare bewijskracht;
c. vaststelling van een POP2-subsidie (ongeacht de hoogte van de subsidie): facturen en bewijsstukken van de betaling. Waar dit niet mogelijk is, worden de betalingen gestaafd door stukken met vergelijkbare bewijskracht. Een goedkeurende accountantsverklaring hoeft niet te worden voorgelegd.
3. De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag een inhoudelijke eindrapportage.
4. De aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten of een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.
Artikel 15 Beslistermijn vaststelling
1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Zij kunnen de beslissing eenmaal met ten hoogste twaalf weken verdagen.
Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling
Artikel 16 Instandhouding
De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zo lang als in de bijlage bij deze verordening of in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.
Artikel 17 Terugbetaling vergoeding
1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.
2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.
3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.
4. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de activiteiten worden door een ander overgenomen;
b. de realisatie van de doelstelling komt niet in gevaar;
c. de activa en passiva worden tegen boekwaarde overgenomen.
Bijzondere en slotbepalingen
Artikel 18 Intrekking en terugvordering
1. De subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden gewijzigd of worden ingetrokken als subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de provincie geldende verplichtingen.
2. Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.
3. De wijziging of intrekking werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de wijziging of intrekking anders is bepaald.
Artikel 19 Afwijkingsbevoegdheid
1. Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 2, derde lid, en 3, onderdelen a, c en g.
3. De afwijkingsbevoegdheid bedoeld in het eerste lid geldt niet als de toepassing ervan in strijd met Europeesrechtelijke verplichtingen is.
Artikel 20 Toezicht
Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.
Artikel 21 Overgangsbepaling in verband met intrekking bestaande subsidieregels
1. De Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg d.d. 19 december 2006, laatst gewijzigd bij besluit van 25 november 2008, wordt ingetrokken.
2. De bepalingen van de regeling genoemd in lid 1 blijven van kracht voor subsidies die zijn aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 22 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.
Artikel 23 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg.
Bijlage bij Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg
Inhoudsopgave van de bijlage
Inhoudsopgave van de bijlage 8
Begrippen 9
Hoofdstuk 1 Landbouw 10
1.1 Herverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst ten behoeve van structuurverbetering in de landbouw 10
1.2 Projectmatige ontwikkeling LOG’s 11
1.3 Verplaatsing intensieve veehouderijen uit extensiveringsgebieden 12
1.4 Samenvoeging bedrijfslocaties intensieve veehouderij op duurzame locaties 12
1.5 Verbetering kennis en innovatie in de landbouw 13
1.6 Kenniscirkels landbouw 14
1.7 Verbeteren kennis en innovatie in de landbouw 15
1.8 Product-markt combinaties (PMC’s) 16
1.9 Extensivering melkveehouderijen 17
1.10 Duurzame grondgebonden landbouwproductie 18
1.11 Onderzoek voor toepassing “nieuwe mest” als kunstmestvervanger 19
1.12 Verkenningen samenwerking ten behoeve van landschapskwaliteit en afzetbevordering streekproducten 20
1.14 Verplaatsing van melkveehouderijen en rundveehouderijen op eigen grond 21
1.15 Duurzaam bedrijfsmodel melkveehouderijen 23
1.16 Bio-energie 24
1.17 Scans energiebesparing 25
1.18 Demo-bedrijven energiezelfvoorziening 26
1.19 Sloop glastuinbouwbedrijven 27
1.20 Herstructurering concentratiegebieden glastuinbouw Noord- en Midden-Limburg 29
1.21 Uitvoering Verklaring van Roermond 2010 31
Hoofdstuk 2 Toerisme en recreatie 33
2.1 Gebiedsontwikkeling Leisure 33
Hoofdstuk 3 Wonen, werken en leefbaarheid 36
3.1 Brede maatschappelijke voorzieningen en sportieve omgevingen 36
Hoofdstuk 4 Natuur 40
4.1 Soortenbeleid 40
Hoofdstuk 5 Landschap en cultuurhistorie 42
5.1 Aanleg en herstel van natuurlijke, halfnatuurlijke en cultuurhistorische landschapseenheden 42
5.2 Herstel historisch waardevolle bouwwerken en cultuurhistorisch erfgoed 43
5.3 Landschappelijke inpassing van kernen, gebouwen en gehuchten en het zichtbaar maken van culturele of historische bouwwerken 44
5.4 Herstel en toegankelijk maken van nog niet opengestelde cultuurhistorisch of aardkundig waardevolle objecten en terreinen 46
5.5 Het realiseren van ontbrekende schakels in routenetwerken en overige voorzieningen tot verbetering van de toegankelijkheid en beleefbaarheid van het landschap 47
5.6 Sloop van buiten gebruik zijnde agrarische bedrijfsbebouwing en voormalige agrarische bedrijfsbebouwing 48
5.7 Ontwikkeling van nieuwe landgoederen met een integraal karakter 49
Hoofdstuk 6: Water en bodem 52
6.1 Herstel verdroogde natuurgebieden 52
6.2 Herstel beken met specifiek-ecologische functie 55
Hoofdstuk 7 Platteland algemeen - internationale samenwerking /stad en land 56
7.1 Veldmakelaars groenblauwe diensten 56
Begrippen
In deze bijlage wordt verstaan onder:
BBL: Bureau Beheer Landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer; De-minimis-verordening: Verordening van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimis-steun (EG nr. 1998/2006);
De-minimis-verordening landbouwsector: Verordening van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimis-steun in de landbouwproductiesector (XX xx. 0000/0000);
XXX: Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
DOP: Dorpsomgevingsprogramma;
EHS: Ecologische Hoofdstructuur, zoals aangewezen in de ‘POL-herziening op onderdelen EHS’ (Provinciale Staten, 14 oktober 2005) inclusief latere herzieningen en wijzigingen van dat besluit; GGOR: gewenst grond- en oppervlaktewaterregime;
Herijking: Herijking Plan van aanpak Zuid-Limburg Vitaal Platteland (Provinciale Staten, 16 december 2005);
ILG: Investeringsbudget landelijk gebied; investeringsbudget als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wilg;
IKL: Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen;
landbouwontwikkelingsgebied: als zodanig in het Reconstructieplan aangewezen gebied;
MHAL: grensoverschrijdend samenwerkingverband gericht op ontwikkelingen in het gebied tussen de steden Maastricht, Hasselt, Aken en Luik;
NGE: Nederlandse grootte eenheid, eenheid om de omvang van bedrijven aan te duiden, ontwikkeld door het LEI te Wageningen;
nieuwe natuur: als zodanig in een Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap aangeduid gebied;
OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;
pMJP: Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied provincie Limburg 2007-2013 (Provinciale Staten, 15 december 2006), meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van deze verordening;
POG: Provinciale Ontwikkelingszone groen, zoals aangewezen in de ‘POL-herziening op onderdelen EHS’ (Provinciale Staten, 14 oktober 2005) inclusief latere herzieningen en wijzigingen van dat besluit;
POL: Provinciaal Omgevingsplan Limburg (Provinciale Staten, 22 september 2006) inclusief latere herzieningen en wijzigingen van dat plan;
POP-2: Plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van deze verordening; Reconstructieplan: Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg (Provinciale Staten, 5 maart 2004) en de Formulering operationele doelen Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg 2007-2013 (Gedeputeerde Staten, 28 maart 2006);
SAN: Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Limburg (Provinciaal Blad 2006/79);
SEF-beek: Beek met een specifiek ecologische functie;
SN: Subsidieregeling Natuurbeheer Limburg (Provinciaal Blad, 2006/79);
TOP-gebieden: verdroogde natuurgebieden die zijn opgenomen op de provinciale TOP-lijst waar de verdrogingsbestrijding prioriteit krijgt;
verwevingsgebied: als zodanig in het Reconstructieplan aangewezen gebied; Vrijstellingsverordening landbouw: Verordening van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikel 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren (XX xx. 0000/0000)
Xxxx: Wet inrichting landelijk gebied.
Hoofdstuk 1 Landbouw
1.1 Herverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst ten behoeve van structuurverbetering in de landbouw
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L1.2.1 Herijking: zL3.1 |
Beoogde activiteiten | 1. Herverkaveling als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wilg; 2. Ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Wilg; |
Aanvrager | • Voorbereiding: overheden en organisaties met een publieke activiteit. • Uitvoering: Landbouwers en samenwerkingsverbanden van landbouwers, provincies, waterschappen en gemeenten, landbouworganisaties, samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties en stichtingen voor kavelruil. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie |
Subsidiabele kosten | • Voorbereiding: kosten van ruilproces en proceskosten ten behoeve van opstellen ruilplan en voorbereiden overeenkomsten. • Uitvoering: Notariskosten, kadasterkosten en kosten van technische maatregelen)*. Dit zijn technische maatregelen die nodig zijn om binnen de nieuw gevormde kavels te komen tot percelen die naar grootte, vorm, bereikbaarheid, ligging van het maaiveld en ontwateringstoestand in redelijke mate vergelijkbaar zijn met de door de eigenaar ingebrachte percelen. Alleen de technische maatregelen genoemd in maatregel 125 POP-2 komen voor subsidie in aanmerking. |
Subsidiepercentage/bedrag | De subsidie bestaat uit: Voorbereiding: 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300,-- per ha. Uitvoering: Notariskosten en kadasterkosten; 90% van de subsidiabele kosten; Kosten technische maatregelen; 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 940,-- per ha. (dan wel maximaal 40% van de subsidiabele kosten van technische maatregelen als het investeringen in of door een ondernemer betreft) minus de subsidie voor de kosten van Kadaster en notaris. |
Met het subsidiebedrag per ha wordt bij herverkaveling op basis van een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wilg of een qua vorm en inhoud daarmee vergelijkbaar plan, met daarin aangegeven herverkavelingsblokken, het bedrag per hectare grond in het betreffende herverkavelingsblok bedoeld, en bij de overige gevallen, het bedrag per geruilde hectare. | |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Op projectniveau dient sprake te zijn van een duidelijk landbouwkundig nut, dat wil zeggen verbetering van de verkavelingstructuur gericht op een efficiëntere bedrijfsvoering of vergroting van het multifunctioneel grondgebruik ten behoeve van de landbouw, met name op hellingen in beekdalen of –laagten. Het betreft met name meer grond bij huis, grotere en beter gevormde kavels of gebruikspercelen, afstandsverkorting van de veldkavels, verbetering van de bereikbaarheid en vergroting van het multifunctioneel grondgebruik. De betekenis van de verschillende aspecten is sterk afhankelijk van het bedrijfstype en de aard van de gebieden. EU: • Voorbereiding: Maatregel 125 POP-2 (infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw), kosten van notaris en Kadaster: (indien aanvrager een landbouwer is) Artikel 13 Vrijstellingsverordening landbouw (steun voor ruilverkavelingen). • Uitvoering: Kosten van notaris en Kadaster en technische maatregelen: Maatregel 125 POP-2 (infrastructuur voor de ontwikkeling aanpassing van land- en bosbouw). |
Noot | *) Op grond van artikel 4 van de Vrijstellingsverordening landbouw mag geen subsidie aan draineerwerkzaamheden worden verleend tenzij dergelijke investeringen leiden tot een daling van het waterverbruik met ten minste 25%. Op grond van maatregel 125 POP-2 kan de drainage van aanpassing op het nieuwe slotenstelsel na ruiling wel voor subsidie in aanmerking komen. |
1.2 Projectmatige ontwikkeling LOG’s
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Ldb 2.1 |
Beoogde activiteiten | Projectmatige inrichting van landbouwontwikkelingsgebieden gericht op nieuwvestiging van intensieve veehouderij: • Voorbereidingsfase: haalbaarheidsonderzoeken, plankosten, opstellen gebiedsvisies voor het LOG. |
• Realisatiefase (exclusief grondverwerving): aanleg publieke infrastructuur, civiele werken, landschappelijke inpassing, bouwrijp maken van locaties binnen een LOG. Aantal: 3 LOG’s . | |
Aanvrager | Gemeenten. |
Toepassingsgebied | Landbouwontwikkelingsgebieden in Noord- en Midden Limburg. |
Subsidiabele kosten | Kosten van de activiteiten genoemd onder ‘Beoogde activiteiten’ van externe partijen. |
Subsidiepercentage/bedrag | Voorbereidingskosten: maximaal 50% van de kosten tot een maximum van € 150.000 per LOG. Realisatiefase: maximaal 60% van de kosten tot een totaal maximum van € 1.500.000.per LOG. Voorbereidingskosten en kosten realisatiefase samen: maximaal € 1.500.000.per LOG. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Het project moet gericht zijn op het realiseren van nieuwvestiging van meerdere intensieve veehouderijbedrijven in een door de gemeente aangewezen LOG en er moet sprake zijn van een samenhangende aanpak gericht op ruimtelijke gebiedskwaliteiten en stimulering van duurzame en innovatieve ontwikkelingen en samenwerking. EU: Subsidie verleend aan overheden is geen steun als de werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en aan ondernemers geen economisch voordeel toekomt. |
1.3 Verplaatsing intensieve veehouderijen uit extensiveringsgebieden
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 2.2.1 |
Beleidskader en Subsidiekader is opgenomen in respectievelijk de Beleidsregels Project Verplaatsing Intensieve Veehouderijen Noord- en Midden-Limburg (Provinciaal Blad 2005/62) en de Subsidieregels Project Verplaatsing Intensieve Veehouderijen Noord- en Midden-Limburg (Provinciaal Blad 2005/63). |
1.4 Samenvoeging bedrijfslocaties intensieve veehouderij op duurzame locaties
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 2.3.1 |
Beoogde activiteiten | Het opstellen van voorbeelduitvoeringsplannen, voor samenvoeging van intensieve veehouderijlocaties op duurzame locaties. Aantal: 6 voorbeelduitvoeringsplannen. |
Aanvrager | Landbouwers, gemeenten, agrarische adviesbureaus. |
Toepassingsgebied | Noord- en Midden-Limburg. |
Subsidiabele kosten | Kosten van het opstellen van het voorbeelduitvoeringsplan. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000,-- per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | In een voorbeelduitvoeringsplan dienen ten minste de volgende aspecten aan de orde te komen: • opstellen bedrijfsontwikkelingsplan gericht op (gefaseerde) samenvoeging; • uitwerken planologische hergebruikmogelijkheden van een regeling voor de te saneren locaties; • uitwerken toekomstgerichte planologische regeling en milieuvergunning op nieuwe locatie; • uitwerken privaatrechtelijke afspraken in het kader van BOM+. Van samenvoeging is sprake indien een bedrijf met meerdere bedrijfslocaties de bedrijfsactiviteiten op één duurzame locatie gaat concentreren en op (een deel van) de overige locaties de intensieve veehouderijactiviteit beëindigt. Samenvoeging is alleen mogelijk op een duurzame locatie in verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied volgens de beste locatiemethode. EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 4 Vrijstellingsverordening landbouw (investeringen in landbouwbedrijven). Het project moet met name gericht zijn op de doelstellingen genoemd in het derde lid van dit artikel. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader |
1.5 Verbetering kennis en innovatie in de landbouw
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 4.1.1 |
Beoogde activiteiten | Opzetten van kennisnetwerkstructuren waarbij diverse partijen kennis uitwisselen gericht op nieuwe innovatieve concepten in de landbouw. Aantal: 5 projecten en 1 ontwikkeling Greenport-concept. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, gemeenten, onderzoeksinstellingen en particulieren en andere private partijen. |
Toepassingsgebied | Noord- en Midden-Limburg. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van organisatie van opleidingen; • Alleen voor Greenport-concept: maatregelen op het gebied van kennis en innovatie in de landbouw als beschreven in het Businessplan ontwikkeling Greenport/Klavertje Vier. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-- per structuur per jaar. Alleen voor Greenport-concept: maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.250.000,-- voor het gehele project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Greenport-concept: artikel 4 Vrijstellingsverordening landbouw (investeringen in landbouwbedrijven). Het project moet met name gericht zijn op de doelstellingen genoemd in het derde lid van dit artikel. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
1.6 Kenniscirkels landbouw
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 4.2.1 Herijking: zL 1.2 |
Beoogde activiteiten | Kennisontwikkeling en -uitwisseling binnen de landbouwsector en tussen landbouw en andere relevante sectoren, in de vorm van themabijeenkomsten, cursussen, demonstratie en voorlichting ter verbetering van vakmanschap en ondernemerschap. Aantal: 30 kenniscirkels in Noord- en Xxxxxx-Xxxxxxx xx 0 xx Xxxx-Xxxxxxx. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten, instellingen die opleidings-, voorlichtings- en demonstratieprojecten verzorgen. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van organisatie van opleidingen. |
Subsidiepercentage/bedrag | Noord- en Midden-Limburg: maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 63.000,-- per kenniscirkel. Zuid-Limburg: maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000,-- per kenniscirkel. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
1.7 Verbeteren kennis en innovatie in de landbouw
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Ldb 4 |
Beoogde activiteiten | Kennisdoorstroming en - toepassing voor bevordering van perspectiefvolle (nieuwe) marktactiviteiten gericht op innovatie en duurzame landbouwproductie met de nadruk op multifunctionele en biologische landbouw en ontwikkelingen die betrekking hebben op: • professionaliseren/doorontwikkelen van bestaande concepten; • ontwikkeling/implementatie van kansrijke nieuwe concepten; • bevorderen van samenwerking tussen (agrarische) ondernemers; • reproduceerbaar/opschaalbaar zijn. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere instellingen of bedrijven die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten, demonstratieprojecten of kennisoverdracht. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten | Kosten van door derden geleverde adviesdiensten voor haalbaarheidsstudies en/of businessplannen. |
Subsidiepercentage/bedrag | Voor individuele projecten: maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per project. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging). |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Subsidieaanvragen uitsluitend gericht op waardecreatie (productontwikkeling, -vernieuwing gericht op afzet) komen niet in aanmerking voor deze subsidieparagraaf; hiervoor is het Innovatie en Technologie Centrum bedoeld. EU-kader: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren (Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun). Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
1.8 Product-markt combinaties (PMC’s)
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 4.2.3 Herijking: zL 1.4 |
Beoogde activiteiten | Opstellen van businessplannen en haalbaarheidsstudies ten behoeve van het opzetten van Product-markt combinaties (PMC’s) waarbij sprake is van ketensamenwerking tussen ondernemers. |
Aantal: 100 PMC’s in Noord- en Midden-Limburg en 50 in Zuid-Limburg. | |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,-- per project. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging) |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
1.9 Extensivering melkveehouderijen
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 5.1.3 Herijking: zL 3.2, zW1.2 |
Beoogde activiteiten | Maatregelen gericht op extensivering van melkveehouderij in kwetsbare gebieden zoals: • Vergroten graslandareaal in bedrijfsvoering; • Verhogen grondwaterstand; • Terugdringing ammoniakuitstoot en fosfaatbelasting; • Uitruil akker- grasland / verbeteren verkaveling; • Afkoop aspergepercelen; • Waterhuishoudkundige maatregelen (putverplaatsing, ondiepere drainages). |
Alleen Zuid-Limburg: • Realisatie grasland op hellingen steiler dan 5% onder voorwaarden mestproductie en –gebruik; • Compensatie via overbedeling grond. | |
Aanvrager | Landbouwers. |
Toepassingsgebied | Noord- en Midden-Limburg: binnen de projecten Evertsoord- Grauwveen en Heukelomse Beek. Zuid-Limburg: binnen de landinrichtingsprojecten Centraal Plateau en Mergelland-Oost. |
Subsidiabele kosten | Kosten van de maatregelen als bedoeld onder ‘beoogde activiteiten’. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 60% van de subsidiabele kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen zoals opgenomen in de uitvoeringsprogramma’s voor de genoemde projecten. EU: Artikel 4 Vrijstellingsverordening landbouw (investeringen in landbouwbedrijven). Het project moet met name gericht zijn op de doelstellingen genoemd in het derde lid van dit artikel. Voor niet-productieve investeringen geldt geen EU-kader. |
1.10 Duurzame grondgebonden landbouwproductie
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 5.2.1 |
Beoogde activiteiten | Verduurzaming grondgebonden landbouw en verbetering biodiversiteit, door middel van minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting en een gezonder bodemleven. • communicatie naar grondeigenaren; • voorlichting, advisering perceelsgebruikers; • onderzoeken netto effecten (bedrijfseconomische en biodiversiteit); • demonstratie van resultaten; • kennisverspreiding. Aantal: 2200 ha. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 900,-- per ha. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging) |
Voorwaarden/verplichtingen | • Uitvoering in aaneengesloten gebied agrarische cultuurgrond met een minimale omvang van 100 ha. gelegen binnen of aansluitend aan Perspectief 2 of 3- gebieden, zoals aangeduid in het POL; • Xxxxxxxx deelname 3 jaar en principebereidheid tot voortzetting daarna zonder subsidie bij een positief projectresultaat. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. |
1.11 Onderzoek voor toepassing “nieuwe mest” als kunstmestvervanger
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: L 6.1.2 |
Beoogde activiteiten | Onderzoek naar de mogelijkheden voor verwerking en toepassing van digestaat als kunstmestvervanger. Aantal: 3 onderzoeken of pilots. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, |
Toepassingsgebied | Noord- en Midden-Limburg |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,-- per project. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging) |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. |
1.12 Verkenningen samenwerking ten behoeve van landschapskwaliteit en afzetbevordering streekproducten
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Herijking: zL 1.1 |
Beoogde activiteiten | Verkenningen naar kansen voor regionale (grensoverschrijdende) samenwerking tussen ondernemers uit agrarische- en andere sectoren gericht op innovatie en/ of ketensamenwerking om nieuwe product-marktcombinaties of afzetmogelijkheden te creëren. Aantal: 7 verkenningen. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten. |
Toepassingsgebied | Zuid-Limburg. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van organisatie van opleidingen; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000,-- per verkenning. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging) |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. |
1.13 Kennistoepassing gericht op verbetering milieukwaliteit
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Herijking: zL 1.5, zL 3.4 |
Beoogde activiteiten | Demonstratie, kennisontwikkeling , en onderzoek voor projecten in de grondgebonden landbouw die verder gaan dan de wettelijke eisen of de goede landbouwpraktijk. Aantal: 10 projecten. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten, instellingen die demonstratieprojecten verzorgen. |
Toepassingsgebied | Zuid-Limburg. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van organisatie van opleidingen; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 23.000,-- per project. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging) |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
1.14 Verplaatsing van melkveehouderijen en rundveehouderijen op eigen grond
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Ldb 1.3 |
Beoogde activiteiten | Verplaatsing van melkvee- of rundveebedrijven gericht op verbetering landschaps- en omgevingskwaliteit. Aantal: 10 verplaatsingen. |
Aanvrager | Landbouwers. |
Toepassingsgebied | Zuid-Limburg binnen Nationaal Landschap |
Subsidiabele kosten | Voor de melkvee-/rundveetak van het bedrijf: de kosten van sloop op uitplaatsingslocatie, verhuizing en opbouw/inrichting op nieuwe locatie, inclusief kosten van voorbereiding, met uitzondering van eigen uren ondernemer. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 8% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000 per verplaatsing. Indien de verplaatsing een gemengd bedrijf betreft (bedrijf met naast een melkvee- of rundveehouderijtak een andere bedrijfstak) bedraagt de subsidie maximaal 8% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 33.000. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | 1. Het melkvee- of rundveebedrijf wordt volledig verplaatst. 2. Het melkvee- of rundveebedrijf heeft op de huidige locatie onvoldoende ontwikkelingsruimte. 3. Het melkvee- of rundveebedrijf heeft op de locatie waarnaar verplaatst wordt, bij aanmelding, een beoogde productiecapaciteit van ten minste 100 NGE. Als het een gemengd bedrijf is, heeft het melkvee- of rundveegedeelte op de nieuwe locatie, bij aanmelding, een beoogde productiecapaciteit van ten minste 50 NGE (waarbij in de NGE bepaling gras- en ruwvoerareaal voor het vee wordt meegenomen). 4. Indien binnen 10 jaar na vaststelling van de subsidieverlening de melkvee- of rundveehouderij ter plaatse wordt beëindigd, vervreemd of de productiecapaciteit wordt verlaagd tot een omvang kleiner dan bedoeld onder punt 3, is de subsidieontvanger gehouden tot volledige terugbetaling van de vastgestelde subsidie. 5. Indien in geval van vervreemding als hierboven bedoeld de subsidieontvanger de continuïteit van de melkvee- of rundveehouderij en de minimale productiecapaciteit garandeert tot een omvang bedoeld onder punt 3, door middel van een contractueel vastgelegd kettingbeding met de nieuwe eigenaar, hoeft geen terugbetaling plaats te vinden. Als de subsidieontvanger hiervoor kiest stelt hij Gedeputeerde Staten hiervan vóór de vervreemding op de hoogte. 6. Bij de subsidieaanvraag is een verklaring gevoegd van een bank waaruit blijkt dat de verplaatsing financieel realiseerbaar is. 7. Bij de subsidieaanvraag is een schriftelijke verklaring gevoegd van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de locatie ligt waarnaar verplaatst wordt, waaruit blijkt dat vestiging en uitbreiding tot een omvang als bedoeld onder punt 3 op die locatie planologisch mogelijk is. |
8. De milieuvergunning van de vertreklocatie wordt aangepast (activiteiten voor melkvee- rundveetak beëindigen) en het bouwblok m.b.t. de agrarische bestemming opgeheven of aangepast. 9. Bij vaststelling dient uit de milieuvergunning en de bouwvergunning van de nieuwe locatie de gevraagde omvang te blijken. EU: Artikel 6 Vrijstellingsverordening landbouw (verplaatsing van landbouwbedrijven in het algemeen belang). |
1.15 Duurzaam bedrijfsmodel melkveehouderijen
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Herijking: zL 3.3 |
Beoogde activiteiten | Onderzoek naar nieuwe organisatievormen voor duurzame melkveehouderijen. Aantal: 3 pilots. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten. |
Toepassingsgebied | Zuid-Limburg. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,-- per project. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging). |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. |
1.16 Bio-energie
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: AS 4.1.2 Herijking zL 4.2 |
Beoogde activiteiten | Regionale projecten gericht op opwekking van energie met biomassa. Aantal: 10 projecten in Noord- en Xxxxxx-Xxxxxxx xx 0 xx Xxxx-Xxxxxxx. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers,ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten, overheden. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van organisatie van opleidingen; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. . |
Subsidiepercentage/bedrag | Noord- en Midden-Limburg: maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-- per project. Zuid-Limburg: maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000,-- per project. Als onderdeel van deze bedragen wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging) |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
1.17 Scans energiebesparing
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: AS 4.1.3 |
Beoogde activiteiten | Scans gericht op de mogelijkheden voor energiebesparing bij bedrijven in de melkveehouderij, glastuinbouw en intensieve veehouderij. Aantal: scans op 300 bedrijven verspreid over genoemde sectoren. |
Aanvrager | Landbouwers en samenwerkingsverbanden van landbouwers, ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten. |
Toepassingsgebied | Noord- en Midden Limburg. |
Subsidiabele kosten | Kosten van door derden geleverde adviesdiensten. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.250,-- per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: De-minimis-verordening landbouwsector: totale steun aan de ondernemer is maximaal € 7.500,-- over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. |
1.18 Demo-bedrijven energiezelfvoorziening
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Reconstructieplan: AS 4.1.5 |
Beoogde activiteiten | Uitvoeren van onderzoek om op bedrijfsniveau te komen tot energiezelfvoorziening. Aantal: 3 demobedrijven. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere ondernemers, ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van verwerking of afzet van landbouwproducten. |
Toepassingsgebied | Noord- en Midden Limburg. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van door derden geleverde adviesdiensten; • Kosten van organisatie van opleidingen; • Kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de ondernemer in verband met opleiding. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 30.000,-- per project. Als onderdeel van dit bedrag wordt maximaal € 27,50 per uur subsidie verleend voor kosten van vervangende diensten (op basis van tarief bedrijfshulp uit de Catalogus Groenblauwe diensten/CAO bedrijfsverzorging) |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Aanvrager is een landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw); De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is dan maximaal € 200.000,-- over een periode van 3 belastingjaren. |
1.19 Sloop glastuinbouwbedrijven
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Ldb 3.3 |
Beoogde activiteiten | Sloop van kassen, gebouwen en verhardingen opgericht ten behoeve van de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf bij te beëindigen of beëindigde bedrijven. Subsidie kan alleen worden aangevraagd als de regeling van deze paragraaf door een bekendmaking door Xxxxxxxxxxxx Staten is opengesteld. Een ondernemer kan zich vrijwillig inschrijven op de provinciale tenderregeling die gedurende een aantal weken wordt opengesteld. |
Aanvrager | Glastuinders die hun bedrijfsvoering reeds hebben beëindigd en tuinders die hun glastuinbouwactiviteiten gaan beëindigen. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg. Vergoedingen kunnen bij overinschrijving van de regeling worden geprioriteerd op basis van onder andere de gebiedswaarden (als aangeduid in POL2006), waarbij in volgorde van prioriteit de bedrijfslocatie geheel of meer dan de helft gelegen moet zijn in: 1. Provinciale ontwikkelingszone groen (P2) 2. Stroomvoerend winterbed van de Maas (P3) 3. Waterbergend winterbed van de Maas (P3) 4. (Beek)dalen en laagtes buiten het Maasdal (P3) 5. Overige knelgevallen (overige P’s). Bij de openstelling van deze regeling kunnen Gedeputeerde Staten een nadere prioritering stellen. De tenderregeling is niet van toepassing op bedrijven gelegen in de Ecologische hoofdstructuur (P1). Deze bedrijven kunnen aanspraak maken op de gelden uit het pMJP 2007-2013 bestemd voor de opkoop van kavels gelegen in de EHS. Ook sloop in concentratiegebieden en projectvestigingen voor glastuinbouw (POL2006, kaart 5i) valt buiten deze regeling. |
Subsidiabele kosten | De sloopvergoeding wordt bepaald op basis van een vaste vergoeding per m2. Sloop van de woning valt buiten de regeling. Te slopen materie Subsidievergoeding per m2 Glasopstand € 4 Betonnen teeltvloer (geen gangpaden) € 2,50 Bebouwing € 25 |
De sloopvergoeding is mede afhankelijk van de grootte van de locatie: Oppervlakte ondergrond per m2 Aanvullende vergoeding per m2 glasopstand 0 - 10.000 € 0 10.000 - 20.000 € 2 20.000 - 40.000 € 3 Meer dan 40.000 € 5 | |
Subsidiepercentage | Zie het vermelde onder subsidiabele kosten. Voor de periode 2009 tot en met 2013 geldt het volgende subsidieplafond: € 2.800.000.- |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Deelnemende bedrijven aan de sloopregeling dienen de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf ter plekke geheel te beëindigen en mogen deze uitoefening elders niet voortzetten. De planologische bestemming evenals de vergunningen ten behoeve van de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf dienen te worden aangepast aan de nieuwe situatie, waarbij vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf uitgesloten wordt. Bij de openstelling kunnen Gedeputeerde Staten nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen stellen. De door de provincie betaalde sloopsubsidie wordt als voorfinanciering voor gemeenten ingezet. In een overeenkomst tussen provincie en gemeente worden afspraken gemaakt over terugbetaling van de subsidiegelden. De terugbetaling van de voorfinanciering is aan de orde wanneer de gemeente kwaliteitsbijdragen voor uitbreiding van glastuinbouwbedrijven ontvangt via toepassing van de beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu. De ontwerp-beleidsregel ligt vanaf 24 juni 2009 tot 1 september 2009 voor een ieder ter inzage in de gemeentehuizen van de Limburgse gemeenten en het Gouvernement overeenkomstig de aldaar gebruikelijke wijze. EU: geen EU-kader Er is geen sprake van een steunmaatregel: subsidie wordt verstrekt aan particulieren (voormalig glastuinders) of glastuinders welke hun bedrijf beëindigen en niet meer als onderneming aan economisch verkeer deelnemen. |
1.20 Herstructurering concentratiegebieden glastuinbouw Noord- en Midden-Limburg
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP: Ldb 3.1 |
Beoogde activiteiten | Activiteiten ter verbetering/optimalisering van de (ruimtelijke) structuur van de concentratiegebieden glastuinbouw, te weten activiteiten in: • De voorbereidingsfase: haalbaarheidsonderzoeken, inrichtingsplannen, businessplannen. • De realisatiefase: ondergrondse en bovengrondse infrastructurele werken, ontsluiting, landschappelijke inpassing van het gebied, bouwrijp maken van locaties, samenvoeging van meerdere bedrijfslocaties, verplaatsing, etc. |
Aanvrager | Land- en tuinbouwers en samenwerkingsverbanden van tuinders, overheden en andere instanties die zich bezig houden met projecten gericht op structuurverbetering in de concentratiegebieden glastuinbouw. |
Toepassingsgebied | Concentratiegebieden glastuinbouw (zie POL2006, kaart 5i, actualisatie 2008). |
Subsidiabele kosten | Kosten van activiteiten genoemd onder ‘Beoogde activiteiten’. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 45% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 144.000 per concentratiegebied. Maximaal 15% (tot een maximum van € 48.000) van de subsidiabele kosten mogen aangewend worden voor activiteiten van de voorbereidingsfase. Wanneer de normbedragen voor de subsidiegelden niet (volledig) besteed worden in één concentratiegebied, bestaat de mogelijkheid deze in overleg met de belanghebbenden aan te wenden voor een ander concentratiegebied. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Indien de subsidieaanvrager geen gemeente is, dient de aanvrager aan te tonen dat de gemeente bereid is mee te werken aan het project. Het project moet gericht zijn op het scheppen van mogelijkheden voor de realisatie van een geclusterde nieuwvestiging/uitbreiding van meerdere glastuinbouwbedrijven. Tevens dient er sprake te zijn van een gebiedsgerichte aanpak waarbij verbetering van ruimtelijke gebiedskwaliteiten het uitgangspunt is. |
EU: Aanvrager is een landbouwer. Haalbaarheidsonderzoeken, inrichtingsplannen en busimessplannen; artikel 15, lid, onder c, van de Vrijstellingverordening Landbouw. De steun wordt in natura in de vorm van gesubsidieerde diensten toegekend en mag niet de vorm aannemen van rechtstreekse geldelijke betalingen aan de producent. Bouwrijp maken van locaties; artikel 4, lid 4, onder a, van de Vrijstellingverordening Landbouw. Subsidiepercentage alle overheden samen maximaal 40%. Samenvoeging van meerdere bedrijfslocaties: artikel 13, van de Vrijstellingverordening Landbouw. Beperkt tot juridische en administratieve kosten, waaronder de opmetingskosten, van een ruilverkaveling. Landschappelijke inpassing van het gebied: De minimis Landbouw. De totale steun aan de ondernemer is maximaal € 7.500 over een periode van 3 belastingjaren. Ondergrondse en bovengrondse infrastructurele werken, ontsluiting; artikel 20, sub b, onder v juncto artikel 30 van verordening 1698/2005. Verplaatsing; artikel 6 van de Vrijstellingverordening Landbouw. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
1.21 Uitvoering Verklaring van Roermond 2010
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Ldb 2.4 |
Beoogde activiteiten | Kennisdoorstroming en -toepassing voor bevordering van perspectiefvolle (nieuwe) marktactiviteiten gericht op innovatie én duurzame veehouderij met de nadruk op de aspecten markt, dierenwelzijn, gezondheid en milieu. Deze activiteiten dienen betrekking te hebben op: • professionaliseren/doorontwikkelen van (bestaande) concepten; • ontwikkeling/implementatie van kansrijke nieuwe (keten) concepten; • bevorderen van samenwerking tussen (agrarische) ondernemers; • demonstratiefunctie via permanente zichtlocatie. |
Aanvrager | Samenwerkingsverbanden van landbouwers al dan niet met andere instellingen of bedrijven die activiteiten verrichten op het gebied van productie, verwerking of afzet van landbouwproducten, demonstratieprojecten of kennisoverdracht. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | Kosten van door derden geleverde adviesdiensten die betrekking hebben op bovengenoemde activiteiten. Uitsluitend met betrekking tot de demonstratiefunctie via permanente zichtlocatie zijn investeringskosten subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag | Voor individuele projecten: maximaal 55% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per project. Voor de demonstratiefunctie via permanente zichtlocatie maximaal 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000 per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU-kader: Aanvrager is landbouwer: artikel 15 Vrijstellingsverordening landbouw (technische ondersteuning in de landbouw). De subsidieverlening kan niet plaatsvinden in de vorm van een rechtstreekse geldelijke betaling aan een landbouwer. Aanvrager is een andere ondernemer: de-minimis- verordening. De totale steun aan de ondernemer is maximaal € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren (Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun. |
Met betrekking tot de demonstratiefunctie via permanente zichtlocatie geldt voor landbouwers de de-minimis voor de landbouw. De totale steun aan de ondernemer is maximaal € 7.500 over een periode van 3 belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
Hoofdstuk 2 Toerisme en recreatie
2.1 Gebiedsontwikkeling Leisure
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP XX.XX 1, 2 en 4 |
Beoogde activiteiten | Stimuleren integrale gebiedsontwikkeling waarbij Leisure een belangrijke economische drager is en Leisure een positieve bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij vindt duurzame afstemming plaats tussen economische ontwikkeling (Leisure) in relatie tot ruimtelijke en sociale kwaliteit van een gebied of regio. Leisure wordt hiermee een duurzame economische factor. Steun wordt verleend voor: • Visie- en planvorming onderdeel Leisure binnen integrale gebiedsontwikkelingsprocessen, waarbij Leisure een belangrijke economische drager is. Deze visie- planvorming dient tot stand te komen door samenwerking tussen publieke en private partners. • Stimulering van de totstandkoming van strategische allianties, d.w.z. publiek-private samenwerking tussen partners binnen en buiten de Leisure sector. • Ontwikkeling en toepassing van regionale beeldverhalen als integraal onderdeel van het gebiedsontwikkelingsproces. • Innovatieve pilotprojecten op het vlak van Leisure die een positieve bijdrage leveren aan de integrale gebiedsontwikkeling. • Het ontwikkelen, overbrengen en benutten van kennis bij partners op het vlak van leisure en gebiedsontwikkeling en regionale beeldverhalen. • Investeringen in de fysieke toeristische infrastructuur als onderdeel van de integrale gebiedsontwikkeling dan wel investeringen in algemene infrastructuur die een positieve bijdrage leveren aan de toeristische ontsluiting van het gebied. • Aankoop van gronden die nodig voor het realiseren van de gewenste Leisure-ontwikkeling binnen een beeld bepalende ontwikkeling. |
Aanvrager | Overheden en alle natuurlijke of rechtspersonen, niet zijnde een lid van het landbouwhuishouden als bedoeld onder maatregel 311 POP-2. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | • De bouw of verbetering van onroerende goederen; kosten voor de aankoop, aanleg en verbetering (incl. het opheffen van knelpunten, verbetering van de verkeersveiligheid) van lineaire recreatieve infrastructuur zoals fietsroutes, wandelroutes, vaarroutes en ruiterpaden met de daarbij behorende toeristische voorzieningen zoals picknickbanken, fietsrekken, informatieborden, schuilhutten en bijbehorende beplanting. • Grondverwerking: grondaankopen zijn subsidiabel tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele projectkosten. • Eenmalige kosten voor het tot stand komen van integrale visie- en planvorming betreffende het onderdeel Leisure. Het betreft voorbereidings-, proces-, plan- en organisatiekosten, architectenkosten, ingenieurbureaus, adviesondersteuning. • Eenmalige kosten voor totstandkoming publiek-private samenwerking (proceskosten, voorbereidingskosten, businessplan) en opstarten samenwerkingsprojecten. • Loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de aanvrager in het kader van het project. Bijdragen in natura (Verordening (EG) nr. 1974/2006 art. 54) Investeringen met bijdragen in natura van een begunstigde uit de overheids- of de privésector, nl. de levering van goederen of diensten waarvoor geen facturen of gelijkwaardige stukken gestaafde betaling in geld wordt gedaan, zijn subsidiabel. Voorwaarde is dat het bijdragen betreft in de vorm van de inbreng van grond of onroerend goed, bedrijfsuitrusting of grondstoffen, onderzoeks- of beroepsactiviteiten of onbetaald vrijwilligerswerk. Hierbij dient de financiële waarde ervan onafhankelijk te worden beoordeeld en geverifieerd. In geval van de inbreng van grond of onroerend goed wordt de waarde gecertificeerd door een onafhankelijke bevoegde taxateur of bevoegde officiële instantie. In het geval van onbetaald vrijwilligerswerk wordt de waarde van dat werk bepaald met inachtneming van de eraan bestede tijd en van het uur- en dagtarief van de beloning voor vergelijkbaar werk, zulks voor zover relevant op basis van een vooraf bepaald stelsel om normbedragen voor kosten toe te passen, waarbij als voorwaarde geldt dat het controlesysteem een redelijke zekerheid moet bieden dat het werk is uitgevoerd. De door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) medegefinancierde overheidsuitgaven die bijdragen tot een concrete actie waarbij bijdragen in natura worden geleverd, mogen aan het einde van de concrete actie niet hoger zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief die bijdragen in natura. |
Niet subsidiabel zijn: • Beheers- en exploitatiekosten; • Gewone vervangingsinvesteringen. | |
Subsidiepercentage/bedrag | Steunintensiteit • In geval van overheden is het steunbedrag maximaal 100% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van • € 100.000,00 per project. • Voor investeringen en uitgaven in of door ondernemingen bedraagt de subsidie maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,00 per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Voorwaarden maatregel Steun wordt alleen verleend aan: • gebiedsontwikkelingstrajecten die behoren tot één van de beeldbepalende ontwikkelingen van de Provincie Limburg, en waarbij Leisure een integraal onderdeel vormt; • de projecten binnen de overige prioriteiten van Leisure vallen. Wat betreft de overige voorwaarden wordt verwezen naar maatregel 313 POP 2. Beoordelingscriteria In geval van ondernemingen: de mate waarin het project innovatief is en voldoende economisch perspectief heeft, blijkens de economische onderbouwing in het ondernemingsplan. De mate waarin het beheer en indien relevant, de exploitatie voor de langere termijn gedekt is. EU: Maatregel 313 POP 2 De aan overheden verleende financiering is geen staatssteun als werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en geen economische voordeel toekomt aan ondernemers. In het geval van steun aan een onderneming is tevens de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,00. Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. |
Hoofdstuk 3 Wonen, werken en leefbaarheid
3.1 Brede maatschappelijke voorzieningen en sportieve omgevingen
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP PA.Lfb.1 |
Beoogde activiteiten | Het versterken van de sociale infrastructuur door verbetering van het basisvoorzieningenniveau in kernen en wijken door middel van het realiseren van brede maatschappelijke voorzieningen en sportieve omgevingen. |
Aanvrager | Gemeenten. |
Toepassingsgebied | Het niet-verstedelijkte deel van de provincie, inclusief dorpen en kleinere steden tot een maximum van 30.000 inwoners. |
Subsidiabele kosten | • Kosten van de nieuwbouw van een brede maatschappelijke voorziening. • Kosten van de verbouwing van een rijksmonument of een historisch beeldbepalend bouwwerk ten behoeve van de herbestemming tot brede maatschappelijke voorziening. • De navolgende kosten voor het realiseren van een sportieve omgeving: bouwkosten, inrichtingskosten en de kosten van de aanleg van sportvelden |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,-- per brede maatschappelijke voorziening of sportieve omgeving en tot ten hoogste het bedrag dat door de gemeente hiervoor beschikbaar wordt gesteld. De subsidie bedraagt ten hoogste het door Gedeputeerde Staten als redelijk aanvaarde tekort, waarbij aantoonbaar sprake moet zijn van een maximale complementaire inzet van financiële bijdragen van samenwerkingspartners. Subsidie kan pas worden verstrekt als andere overheden dan de provincie Limburg zorgen voor de cofinanciering van POP 2. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Begrippen: In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. brede maatschappelijke voorziening: voorziening met een bovenlokaal verzorgingsgebied en met ten minste vier maatschappelijke functies, waaronder onderwijs, cultuur, zorg, welzijn, sport, toerisme of dienstverlening voor specifieke doelgroepen. b. bovenlokaal: Tenminste de helft van de gebruikers van tenminste één van de functies van de brede maatschappelijke voorziening woont buiten de kern waar de accommodatie ligt. |
c. historisch beeldbepalend bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in pijler 3 van het Subsidiekader MONULISA, pijlers 2 en 3 (Provinciaal Blad, 2008/16). d. Sportieve omgeving: een voorziening met een bovenlokaal verzorgingsgebied met de hoofdfunctie sport waarbinnen op loopafstand van elkaar meerdere sportaanbieders zijn gevestigd in diverse accommodaties met een centrale ontmoetingsruimte. Deze voorziening is gericht op tenminste drie doelgroepen uit de sectoren sport, cultuur, onderwijs, zorg of bedrijfsleven. Subsidiecriteria: • Het project draagt bij aan de doelstellingen van het provinciaal beleid zoals vastgelegd in het coalitieakkoord 2007-2011, meer specifiek de programma’s Investeren in steden en dorpen en Investeren in mensen, nader uitgewerkt in de Limburgse wijkenaanpak. • Het voorzieningenniveau in het betreffende gebied staat onder grote druk, hetgeen blijkt uit een programma gericht op verbetering van de leefbaarheid van het gebied, opgesteld door de gemeente samen met belanghebbende organisaties en georganiseerde inwoners, zoals dorps- of wijkraden. Laatstgenoemden worden ook betrokken bij de planontwikkeling. • Er is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar tenminste drie aspecten: de organisatie (inhoudelijke samenwerking en programmering), de huisvesting en de financiën. • Bij de realisering van het project wordt rekening gehouden met de aspecten bouwkundige en functionele duurzaamheid en met de mogelijkheden van zelfwerkzaamheid van inwoners en gedeeltelijke uitvoering als leerlingbouwplaats of eventueel andere mogelijkheden van social return on investments. • De ruimtelijke ordeningsprocedures zijn positief afgerond, een sluitend financieringsplan is beschikbaar en de exploitatie voor de komende 5 jaren is gegarandeerd. • Het project draagt aantoonbaar bij aan de versterking van de sociale cohesie in de betreffende gemeenschap, bijvoorbeeld door samenwerking tussen verschillende doelgroepen bij de programmering van gezamenlijke en onderling afgestemde activiteiten. • De subsidieontvanger is bereid om na afloop van het project medewerking te verlenen aan activiteiten in het kader van de Limburgse wijkenaanpak om de opgedane kennis en ervaring beschikbaar te stellen aan derden. |
Aanvragen: Bij de subsidieaanvraag voegt de aanvrager documenten waaruit blijkt dat het project voldoet aan alle onder ‘subsidiecriteria’ genoemde criteria. EU: POP: maatregel 321 (Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking). De aan overheden verleende financiering is geen staatssteun als werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en geen economische voordeel toekomt aan ondernemers. |
3.2 Versterken werkgelegenheid in karakteristieke beeldbepalende vrijkomende agrarische bebouwing door middel van nieuwe economische dragers en/of verbrede vormen van grondgebonden landbouw- en tuinbouw.
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP PA.Lfb.2 |
Beoogde activiteiten | Projecten gericht op behoud van karakteristieke en beeldbepalende vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) waarop een agrarische bestemming rust. Het dient te gaan om initiatieven die direct of indirect de werkgelegenheid bevorderen en landschappelijk goed zijn ingepast. Een tweetal situaties kunnen in aanmerking komen. 1. Het vestigen van een nieuwe economische drager in karakteristieke en beeldbepalende bebouwing, waarbij de bestaande agrarische bestemming omgezet wordt in een passende niet-agrarische bestemming. 2. Het benutten van de karakteristieke en beeldbepalende bebouwing voor een verbrede vorm van grondgebonden landbouw en tuinbouw (multifunctionele landbouw). In dit geval blijft de agrarische bestemming behouden. Bij verbrede vormen van land- en tuinbouw kan men denken aan agrarische bedrijven die naast hun veehouderij-, akker- of tuinbouwbedrijf andere activiteiten uitoefenen. Vaak betreft dit activiteiten die een verbinding leggen tussen primaire en andere activiteiten en tussen boer en burger. Voorbeelden zijn zorg, recreatie, educatie, kinderopvang, natuur- en landschapsbeheer, gastronomie en verkoop van streekproducten. Aantal: 28 projecten in heel Limburg. |
Aanvrager | Eigenaren en/of gebruikers van karakteristieke, beeldbepalende bebouwing waarop een agrarische bestemming rust. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | 1. Kosten van aan de buitenkant zichtbare bouwkundige verbeteringen (geen sloop, herbouw van bouwwerken en werkzaamheden tengevolge van achterstallig onderhoud). Kosten voor herbouw komen alleen in aanmerking indien een gebouw in de oorspronkelijk staat wordt teruggebouwd (historificatie). 2. Concrete maatregelen voor landschappelijke inpassing niet zijnde plan- of adviseurkosten Voor zover deze maatregelen vereist zijn op grond van een tegenprestatie (BOM+ c.q. Limburgs Kwaliteitsmenu), vallen deze buiten de subsidiabele kosten. Karakteristieke, beeldbepalende bebouwing waarbij de agrarische functie wordt omgezet naar woondoeleinden komen niet voor subsidie in aanmerking. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000,- per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | • Het project betreft een object of gebied dat door het rijk, provincie of gemeente is aangewezen als object of gebied met te beschermen culturele, archeologische of landschappelijke waarde . • Er mag geen sprake zijn van toename bebouwingsvolume. • Aantoonbaar bevorderen van de directe of indirecte werkgelegenheid in de omgeving. • Projecten dienen te voldoen aan de Handreiking Ruimtelijke ontwikkeling Limburg. • Voor het indienen van de subsidieaanvraag moeten de noodzakelijke planologische procedures en/of vergunningen doorlopen zijn. De milieuvergunningen dienen in overeenstemming gebracht te worden met de nieuwe situatie. EU: Maatregel 323 POP-2 (instandhouding en opwaardering van het landelijke erfgoed). De aan overheden verleende financiering is geen staatssteun als werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en geen economische voordeel toekomt aan ondernemers. In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. |
Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. In het geval van steun aan een landbouwer ten behoeve van de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen op landbouwbedrijven is het steun bedrag maximaal 40%, met een maximum van 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren. |
Hoofdstuk 4 Natuur
4.1 Soortenbeleid
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Ntr 5.2 |
Beoogde activiteit | 1. Eenmalige maatregelen die niet via de (actueel opengestelde) Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg kunnen worden gesubsidieerd en praktijkgericht onderzoek voor de instandhouding van de leefgebieden en populaties van prioritaire soorten (genoemd in de Beleidsnota natuur en landschapsbeheer 2010-2020) en publicatie van gegevens. Projecten en publicaties komen slechts dan voor subsidie in aanmerking als verwacht mag worden dat de resultaten relevant en bruikbaar zullen zijn voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de bedoelde soorten of hun leefgebieden. 2. Praktijkgericht onderzoek met betrekking tot de interactie tussen diersoorten en andere belangen, in het kader van door Gedeputeerde Staten goedgekeurde faunabeheerplannen of ten behoeve van het opstellen daarvan. 3. Aanleg faunavoorzieningen ten behoeve van bovengenoemde prioritaire soorten. |
Aanvrager | Grondeigenaren en grondgebruikers, gemeenten, waterschappen, onderzoeksinstituten en particulieren, instellingen zonder winstoogmerk en intermediërende instellingen (zoals IKL, Bosgroep Zuid-Nederland). |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | Kosten van onderzoek, publicatie en kosten van eenmalige maatregelen mits het geen productieve investeringen betreft. |
Subsidiepercentage/bedrag | Ad. 1 & 2 Maximaal 90% van de subsidiabele kosten. Inzet vrijwilligers kan dienen als cofinanciering op basis van uurtarief € 27,50. Ad 3 Faunavoorzieningen: Maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000 per faunavoorziening. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | De subsidieontvanger is verplicht om een gebied of (fauna)voorziening gedurende ten minste 10 jaar na subsidievaststelling deugdelijk te beheren en moet bij schade aan de voorziening of verlies van natuurwaarden tengevolge van ondeugdelijk beheer de subsidie geheel of gedeeltelijk terugbetalen. Stapeling van subsidies in het kader van agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer met subsidies voor soortenbeleid is niet mogelijk. Aanvrager is een landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader mits het niet-productieve investeringen betreft. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. Maatregel 323 POP-2 (Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed): zie POP-maatregel voor steunintensiteit. |
Hoofdstuk 5 Landschap en cultuurhistorie
5.1 Aanleg en herstel van natuurlijke, halfnatuurlijke en cultuurhistorische landschapseenheden
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP XX.Xx. 1 |
Beoogde activiteiten | • Aanleg en herstel van vlakelementen: broekbos en bosjes kleiner dan 5 ha, bloemrijk gras/hooiland, nat en droog struweel, grasland met struweel. • Aanleg van lijnelementen: houtwallen/singels, bomenrijen en –lanen, knotbomenrijen, kruidenrijke stroken/akkerranden, natuurvriendelijke oevers, heggen, graften, holle wegen. • Aanleg van puntelementen: solitaire bomen. |
Aanvrager | Particulieren, landbouwers, agrarische natuurverenigingen, waterschappen, gemeenten, IKL en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied | Op particuliere gronden waar toepassing van de huidige subsidieregeling SNL en de subsidieregeling groenblauwe diensten van de provincie Limburg niet aan de orde is en die voldoen aan de uitgangspunten van de Landschapsvisie Zuid-Limburg en het landschapskader Noord- en Midden- Limburg. |
Subsidiabele kosten | Kosten van aanleg en herstel. |
Subsidiepercentage/bedrag | • Maximaal 80% van de subsidiabele kosten. • Voor investeringen door ondernemers (inclusief landbouwers) bedraagt de subsidie maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten. . |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Maatregel 323 POP-2 (instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed). In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. |
In het geval van steun aan een landbouwer ten behoeve van de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen op landbouwbedrijven is het steunbedrag maximaal 40%, met een maximum van € 200.000,- over een periode van drie belastingjaren. Aanvrager is een landbouwer: artikel 5 (instandhouding traditionele landschappen en gebouwen) van de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
5.2 Herstel historisch waardevolle bouwwerken en cultuurhistorisch erfgoed
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP PA.Lc.1 |
Beoogde activiteiten | 1. Herstel van voor de regionale culturele identiteit van belang zijnde historisch waardevolle bouwwerken en cultuurhistorisch erfgoed. 2. Het behoud en herstel van kleine cultuurhistorische waardevolle bouwkundige landschapselementen (kleine bouwwerken en/of cultuurhistorische elementen). |
Aanvrager | Eigenaren van cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | Kosten van herstel. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag | − Maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000,- per project als genoemd onder 1 en € 2.000,- per cultuurhistorisch landschapselement als genoemd onder 2 bij beoogde activiteiten − Voor investeringen door een ondernemer bedraagt de subsidie maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Maatregel 323 POP-2 (instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed). In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. |
Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. In het geval van steun aan een landbouwer ten behoeve van de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen op landbouwbedrijven is het steunbedrag maximaal 40%, met een maximum van 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren. Aanvrager is een landbouwer: artikel 5 (instandhouding traditionele landschappen en gebouwen) van de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
5.3 Landschappelijke inpassing van kernen, gebouwen en gehuchten en het zichtbaar maken van culturele of historische bouwwerken.
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP PA.Lc.1 |
Beoogde activiteiten | Landschappelijke inpassing van kernen, gebouwen en gehuchten en het zichtbaar maken van culturele of historische bouwwerken zoals kastelen door verwijdering beplanting, aanleg passende nieuwe beplanting zoals laanbeplanting en hoogstam, aanleg visvijvers bij kastelen, aanleg laanbeplanting bij culturele of historische boerderijen, inrichting en beplanting openbare ruimte binnen kernen met culturele of historische bebouwing. |
Aanvrager | Particulieren, landbouwers, agrarische natuurverenigingen, gemeenten, waterschappen, IKL, en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg, (in overeenstemming met de uitgangspunten van de Landschapsvisie Zuid-Limburg en het Landschapskader N/M-Limburg). |
Subsidiabele kosten | Kosten van de aanleg, inrichting of verwijdering. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,- per project. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Maatregel 323 POP-2 (instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed). In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 op deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. In het geval van steun aan een landbouwer ten behoeve van de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen op landbouwbedrijven is het steunbedrag maximaal 40%, met een maximum van 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren. Aanvrager is een landbouwer: artikel 5 (instandhouding traditionele landschappen en gebouwen) van de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. |
5.4 Herstel en toegankelijk maken van nog niet opengestelde cultuurhistorisch of aardkundig waardevolle objecten en terreinen
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP XX.Xx. 3 |
Beoogde activiteiten | 1. Herstel cultuurhistorisch of aardkundig waardevolle objecten en terreinen. 2. Toegankelijk maken van nog niet opengestelde cultuurhistorisch of aardkundig waardevolle objecten en terreinen. |
Aanvrager | Gemeenten, waterschappen, particulieren, landbouwers, agrarische natuurverenigingen, IKL, en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten | Ad 1. Kosten van inrichting en herstel. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. Ad 2. Kosten van het toegankelijk maken waaronder de aanleg van voetpaden of kosten van grondaankoop. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag | • 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 37.500,- per project als genoemd onder 1 en € 22.000,- per project als genoemd onder 2 bij beoogde activiteiten. • Voor investeringen door ondernemers (inclusief landbouwers) bedraagt de subsidie maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Met de natuurbeherende instanties en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk wordt ten behoeve van POP-2-middelen een uitvoeringsovereenkomst afgesloten. EU: Ad 1. POP-2: maatregel 323 (instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed). In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. |
In het geval van steun aan een landbouwer ten behoeve van de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen op landbouwbedrijven is het steunbedrag maximaal 40%, met een maximum van 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren. Aanvrager is geen landbouwer of andere ondernemer: geen EU-kader. Ad 2. Maatregel 313 POP-2 (bevordering van toeristische activiteiten). In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. |
5.5 Het realiseren van ontbrekende schakels in routenetwerken en overige voorzieningen tot verbetering van de toegankelijkheid en beleefbaarheid van het landschap.
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP XX.Xx. 2 |
Beoogde activiteiten | 1. Het realiseren van ontbrekende schakels in routenetwerken, zoals wandel-, fiets- en ruiterroutes en het realiseren van overige voorzieningen in relatie tot een verbetering van de toegankelijkheid van het landschap, zoals rust- en picknickgelegenheden. 2. Het realiseren van informatiedragers (zoals kijkvensters) langs toeristische routestructuren die informatie geven en/of verhalen vertellen over de ondergrond, de archeologie of het landschap in het algemeen. |
Aanvrager | Gemeenten, waterschappen, IKL, agrarische natuurverenigingen, particulieren en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | Ad 1. Kosten van kleinschalige infrastructuur, voorzieningen en recreatieve infrastructuur. Ad 2. Kosten van de realisatie van de informatiedragers. Kosten van onderhoud en beheer zijn niet subsidiabel. |
Subsidiepercentage/bedrag | Ad 1. • 50% van de subsidiabele kosten. • Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten indien de aanvrager een ondernemer is. Ad 2. • 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 12.000,- per project. • Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten indien de aanvrager een ondernemer is. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Met de natuurbeherende instanties en instellingen met een aantoonbaar landschaps-, cultuur- of natuuroogmerk wordt ten behoeve van POP-2-middelen een uitvoeringsovereenkomst afgesloten. EU: Maatregel 313 POP-2 (bevordering van toeristische activiteiten). De aan overheden verleende financiering is geen staatssteun als werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en geen economische voordeel toekomt aan ondernemers. In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. |
5.6 Sloop van buiten gebruik zijnde agrarische bedrijfsbebouwing en voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP XX.Xx. 1 |
Beoogde activiteiten | Subsidie kan alleen worden aangevraagd als de regeling van deze paragraaf door een aparte bekendmaking door Gedeputeerde Staten is opengesteld. Voorwaarden voor de subsidieontvanger zijn in ieder geval dat de subsidieontvanger • instemt met intrekking van de milieuvergunning van het agrarische bedrijf; |
• instemt met wijziging van de agrarische bouwkavel in een andere bestemming; • nog geen vergoeding heeft ontvangen voor de sloop van deze bebouwing en niet deelneemt aan een ander project of andere regeling waarvoor vergoeding voor de sloop van deze bebouwing kan worden gegeven; • niet reeds verplicht is tot de sloop van deze bebouwing op grond van een ander besluit of andere afspraak; • sloopt en sloopmateriaal afvoert overeenkomstig de voorwaarden van de sloopvergunning en wettelijke eisen. | |
Aanvrager | Landbouwers, landbouwers die hun bedrijfsvoering reeds hebben beëindigd, particulieren. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg met uitzondering van de landbouwontwikkelingsgebieden. Toepassingsgebied kan bij de openstelling worden beperkt. |
Subsidiabele kosten | Zie onder ‘Subsidiepercentage/bedrag’. |
Subsidiepercentage/bedrag | Vaste bedragen per m2 vloeroppervlak voor gebouwen, asbest, kelders, sleufsilo’s, vloerplaten, tot maximaal € 25,- per m2 gebouw. Exacte bedragen worden bij openstelling van de regeling bekend gemaakt. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Bij de openstelling kunnen Gedeputeerde Staten nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen stellen. EU: Xxxx XX-xxxxx. |
5.7 Ontwikkeling van nieuwe landgoederen met een integraal karakter
Sluit aan op operationeel doel (code) | pMJP PA.Lc.1 |
Beoogde activiteiten | Opstellen van een ontwikkelingsplan landgoed: fase 1 voorbereiding (niet subsidiabel) Opstellen startdocument waaruit kansrijkdom van het project blijkt: • analyse plangebied en beleid • marktanalyse • opstellen programma van eisen • ontwikkelingsvisie op hoofdlijnen Op basis van het startdocument wordt beslist of het project daadwerkelijk voor deze subsidie in aanmerking komt. |
fase 2, ontwerpverkenning Ontwikkelen landgoedconcept met enkele varianten: • locatiestudie • varianten/opties • marktverkenning • volumestudie • landschappelijke inpassing/ beeldkwaliteitsplan bebouwingskavel(s) • planeconomische onderbouwing fase 3, voorlopig landgoedontwerp Opstellen van een voorlopig landgoedontwerp, met ontwerp plankaart (schaal 1:1000/2000 (A3)), dat voldoet aan het programma van eisen en leidt tot een convenant tussen de betrokken partijen (initiatiefnemer, gemeente, provincie en eventuele andere partijen). | |
Aanvrager | Particulieren, agrariërs en andere ondernemers. |
Toepassingsgebied | In het nationaal landschap Zuid-Limburg: aansluitend op bestaande waardevolle bebouwing. In het overig deel van Limburg: bij voorkeur aansluitend op bestaande waardevolle bebouwing. |
Subsidiabele kosten | Kosten voor een ontwerpverkenning (fase 2) en het opstellen van een voorlopig landgoedontwerp (fase 3). |
Subsidiepercentage/bedrag | Maximaal 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van; - € 5.000,- ingeval van ontwikkeling van minimaal 5 hectare natuur en landschap; - € 7.500,- ingeval van ontwikkeling van minimaal 10 hectare natuur en landschap; - € 10.000,- ingeval van ontwikkeling van minimaal 15 hectare natuur en landschap. Het subsidieplafond voor deze regeling tot 2013 bedraagt € 400.000,-. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kader | - De ontwerpverkenning (fase 2) en het opstellen van een voorlopig landgoedontwerp (fase 3) dienen te worden uitgevoerd door adviseurs aangesloten bij het NVTL alsmede bij BNSP. - Architectonische en Bouwkundige aspecten zijn niet subsidiabel. - Aan het convenant kunnen geen rechten worden ontleend/worden geen toezeggingen gedaan over de uitkomsten van de verdere procedures en vergunningverlening. |
- Deze regeling is van toepassing op de ontwikkeling van nieuwe (NSW-) landgoederen waarbij het uitgangspunt is dat in principe buiten de Ecologische hoofdstructuur minimaal 5 hectare nieuwe natuur wordt ontwikkeld. - Als het voorlopig ontwerp niet de instemming heeft van alle partijen en het bijbehorende convenant niet is getekend, zal de toegezegde subsidie niet worden toegekend. EU-kader: In het geval van steun aan een onderneming is tevens de de minimisverordening (EG) Nr. 1998/2006 voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan steun dat aan een eindbegunstigde over een periode van drie belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt € 200.000,-. Onder belastingjaar wordt verstaan: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1860/2004, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG- verdrag op de minimis-steun van de landbouwsector. De totale steun is dan maximaal € 7.500,- over een periode van 3 belastingjaren. De subsidie die wordt versterkt aan particulieren is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 87 en verder van het EG-Verdrag. |
Hoofdstuk 6: Water en bodem
6.1 Herstel verdroogde natuurgebieden
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Wtr 2.1 |
Beoogde activiteiten | Maatregelen die zijn gericht op of het gevolg zijn van hydrologisch of ecologisch herstel van TOP-gebieden (zowel kwantiteit als kwaliteit), verdeeld in de volgende categorieën: 1. Waterhuishoudkundige maatregelen in bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS, gericht op het realiseren van het GGOR in de TOP-gebieden. 2. Waterhuishoudkundige maatregelen buiten bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS, gericht op het realiseren van het GGOR in de TOP-gebieden. 3. Fysieke maatregelen of de inzet van een ander instrument ter voorkoming, beperking of opheffing van de externe werking van maatregelen zoals bedoeld in categorie 1 en 2 of financiële vergoeding van voorziene schade door genoemde maatregelen. 4. Voorbereidings- en proceskosten van 1, 2 en 3. |
Aanvrager | Een ieder. |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | Categorie 1: Kosten van maatregelen binnen bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS ten behoeve van het bereiken van het GGOR. Categorie 2: Kosten van: a) het verondiepen van waterlopen; b) het aanleggen van stuwen en dammen; c) het dempen van waterlopen of greppels; d) het omleiden van waterlopen; e) andere waterhuishoudkundige maatregelen buiten bestaande natuur of verworven nieuwe natuur in de EHS, gericht op het realiseren van het GGOR in de TOP- gebieden. Categorie 3: Kosten van: a) het aanpassen en vervangen van bestaande drainage door peilgestuurde en aanleg van nieuwe peilgestuurde drainage; b) het aanbrengen van greppels; |
c) het aanvullen van terreinen die ten gevolge van de uitvoering van het maatregelenpakket GGOR te nat worden; d) andere fysieke maatregelen ter voorkoming, beperking of opheffing van de externe werking van ten behoeve van de TOP-gebieden getroffen maatregelen; e) herverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst voor zover deze noodzakelijk is voor het gewenste grondgebruik (overeenkomstig paragraaf 1.1 van deze bijlage; als de aanvrager een landbouwer is gelden de aldaar genoemde subsidiepercentages); f) eenmalige vergoeding van de gekapitaliseerde waardevermindering van de grond als gevolg van noodzakelijke wijziging of beperking van het agrarisch grondgebruik. Categorie 4: a) Kosten van de voorbereiding van een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wilg of een qua vorm en inhoud daarmee vergelijkbaar plan; b) kosten van voorbereiding (of proceskosten): planvorming, ontwerpen, bestekken, advies en onderzoek, management en coördinatie, directievoering en communicatie. De kosten genoemd onder categorie 1 tot en met 3 worden gezien als uitvoeringskosten, die onder categorie 4 als voorbereidings- en proceskosten. | |
Subsidiepercentage/bedrag | Categorie 1: Maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Categorie 2: Maximaal 75% van de subsidiabele kosten; Categorie 3: a) maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.765,per ha voor nieuwe drainage, maximaal 60% met een maximum van € 960 per ha voor ombouw met verdichting en maximaal 50% met een maximum van € 400 per ha voor alleen ombouw; b t/m d) maximaal 75% van de subsidiabele kosten; e) maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.310 per ha. Als de aanvrager landbouwer is gelden de in paragraaf 1.1 van deze bijlage genoemde subsidiepercentages. f) maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000 per ha. |
Categorie 4: Maximaal 75% van de subsidiabele kosten. Van de subsidiabele kosten genoemd onder de categorieën 1 tot en met 3 kan maximaal 15% worden aangevraagd voor voorbereidings- en proceskosten. | |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Een aanvraag wordt getoetst aan het doelbereik van de GGOR-rapporten van de waterschappen. Dit houdt in dat de maatregelen zoals opgenomen in die GGOR-rapporten als uitgangspunt worden genomen. Van meer of andere maatregelen wordt – met instemming van de waterschappen - de noodzaak of meerwaarde aangetoond en de bijdrage ervan aan het doel moet ten minste gelijkwaardig zijn. Categorie 3: Financiële vergoeding van voorziene schade betreft een vergoeding van die schade die voorzien is in de GGOR- rapporten van de waterschappen of die berekend en/of begroot wordt bij de nadere voorbereiding en/of uitwerking van de maatregelen uit die GGOR-rapporten. Financiële vergoeding van voorziene schade kan worden toegepast als fysieke maatregelen of een ander instrument, zoals genoemd in deze categorie, geen toereikend alternatief is om schade te voorkomen, beperken of op te heffen. Categorie 4: De verhouding tussen subsidiabele uitvoeringskosten zoals bedoeld in categorie 1 t/m 3 en subsidiabele voorbereidings- en/of proceskosten zoals bedoeld in categorie 4 is maximaal 85:15. Voor de maatregelen waar subsidie voor wordt aangevraagd mag niet ook subsidie zijn aangevraagd of verleend op grond van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Limburg. EU: Subsidie verleend aan overheden is geen steun als de werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en aan ondernemers geen economisch voordeel toekomt. |
6.2 Herstel beken met specifiek-ecologische functie
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP Wtr 4.1 |
Beoogde activiteiten | • Beekherstel; de beken worden voorzien van beekdalzones die ruimte bieden aan de natuurlijke processen, zoals: - vrije meandering (erosie en sedimentatie); - natuurlijke peilfluctuaties (inundatie en kwel); - natuurlijke ontwikkeling aquatische en terrestrische levensgemeenschappen. • Aanleg bypass/voorziening voor beekgebonden fauna ten behoeve van de ecologische doorgankelijkheid om obstakels te vermijden (bijvoorbeeld waterrad) of ten behoeve van wateroverlast (waterkwantiteit) in de oorspronkelijke beekloop. |
Aanvrager | Waterschappen. Subsidie voor de kosten van planvoorbereiding kan ook door andere overheden worden aangevraagd. |
Toepassingsgebied | SEF-beken in de gehele provincie Limburg. |
Subsidiabele kosten | • Uitvoeringskosten beekherstel (inclusief grondverwerving). • Kosten van de voorbereiding van een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wilg of een qua vorm en inhoud daarmee vergelijkbaar plan; • kosten van besteksgereed maken plannen en beekherstel-gerelateerde uitvoering, waaronder grondaankoop; • kosten van herverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst voor zover het beken binnen de POG betreft. |
Subsidiepercentage/bedrag | SEF-Beken binnen TOP-gebieden: maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 240.000 per km beek. Uitgangspunt voor het bepalen van het subsidiebedrag is het aantal gerealiseerde aantal kilometers beekomlegging om het TOP-gebied heen. SEF-Beken buiten TOP-gebieden: maximaal 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 120.000 per km beek. Uitgangspunt voor het bepalen van het subsidiebedrag is het bestaande aantal kilometers SEF-beek. Van de subsidiabele kosten kan maximaal 15% worden aangevraagd voor voorbereidings- en proceskosten (waaronder niet wordt begrepen grondverwerving). |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | EU: Subsidie verleend aan overheden is geen steun als de werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en aan ondernemers geen economisch voordeel toekomt. |
Hoofdstuk 7 Platteland algemeen - internationale samenwerking /stad en land
7.1 Veldmakelaars groenblauwe diensten
Sluit aan bij operationeel doel (code) | pMJP PA.L.c.1 tot met 4 |
Beoogde activiteiten | Subsidieverlening voor adviesdiensten aan agrariërs en particulieren bij het verkrijgen van een subsidie op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg (GBD). |
Aanvrager | Agrariërs en particulieren |
Toepassingsgebied | Gehele provincie Limburg |
Subsidiabele kosten | Kosten m.b.t. door derden geleverde adviesdiensten voor het verkrijgen van subsidie op grond van de Subsidieregeling voor groenblauwe diensten Limburg. |
Subsidiepercentage/bedrag | De subsidie wordt bepaald op basis van een vaste vergoeding per gehonoreerde subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg. Deze vaste vergoeding bedraagt € 500,-. Een agrariër/particulier komt slechts één keer per twee jaar in aanmerking voor deze subsidie. |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Subsidie voor een advies wordt slechts verstrekt indien de adviserende dienst één van de maximaal acht door Gedeputeerde Staten erkende instellingen betreft zonder winstoogmerk met een aantoonbaar landschaps, cultuurhistorisch of natuuroogmerk en de GBD- subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg is gehonoreerd. Aanvragen: Bij deze subsidieaanvraag voor adviesdiensten voegt de aanvrager: een kopie van de toekenningsbrief voor GBD-subsidie (dit is de brief waarin het besluit staat vermeld op de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling groenblauwe diensten Limburg); een verklaring van de adviserende dienst waaruit blijkt dat zij de aanvrager van advies hebben voorzien m.b.t. de indiening van de GBD-subsidieaanvraag; gegevens waaruit blijkt dat de adviserende dienst zonder winstoogmerk opereert en een landschaps, cultuurhistorisch of natuuroogmerk nastreeft; het bankrekeningnummer van de adviserende dienst. Deze subsidie voor adviesdiensten geldt bovendien alleen voor nieuwe GBD-aanvragen en niet voor verlengingen van lopende (GBD) contracten. De subsidie wordt rechtstreeks betaald aan de adviserende dienst. EU: Indien subsidie wordt verleend aan agrariërs: artikel 15, lid 2, onder c van de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006. De steun wordt in natura in de vorm van gesubsidieerde diensten toegekend en mag niet de vorm aannemen van rechtstreekse geldelijke betalingen aan de producent. Voor zover subsidie wordt verleend aan particulieren is er geen sprake van staatssteun. |
Toelichting algemeen
Het gebiedsgericht werken en subsidie
De afgelopen jaren hebben rijk en provincie voortdurend verbetering gezocht van het gebiedsgerichte werken aan de ontwikkeling van het platteland. De provincies hebben in dit verband de planningen steeds verbeterd in nauwe samenwerking met alle betrokkenen in het gebied, zoals waterschappen, gemeenten, gebiedscommissies, bedrijven en belangenorganisaties. De aldus ontstane samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen heeft vorm gekregen in de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg).
Deze wet beoogt enerzijds een vereenvoudiging van het wettelijk landinrichtingsinstrumentarium en anderzijds een decentralisatie van taken van het Rijk naar de provincies en een deregulering. De Wilg regelt enkele belangrijke instrumenten. In het Rijksmeerjarenprogramma geeft het Rijk aan welke doelen het voor het gebiedsgerichte beleid wil realiseren. De provincie geeft in het provinciale meerjaren- programma (PMJP) aan welke bijdrage zij kan leveren aan het bereiken van die doelen. In de bestuursovereenkomst maken Rijk en provincie op basis van het provinciaal meerjarenprogramma afspraken met betrekking tot door het Rijk ter beschikking te stellen middelen in de vorm van een investeringsbudget en personele capaciteit van de Dienst Landelijk Gebied (hierna: DLG) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna LNV). Het betreft een investeringsbudget voor een periode van zeven jaar. Dit budget dient te worden aangewend om een bijdrage te leveren aan het bereiken van de doelen van het gebiedsgerichte beleid van het Rijk, hetgeen onder meer kan geschieden door het verstrekken van subsidies. Daarnaast worden uit dit budget bijdragen verstrekt in de kosten voor uitvoering van opdrachten van de provincie voor gebiedsinrichting en grondverwerving.
Deze verordening geeft de juridische basis voor het verstrekken van subsidies. Zij regelt alle subsidies die de provincie verleent voor de inrichting van het landelijk gebied als bedoeld in PMJP en POP-2, maar niet de subsidies voor agrarisch en particulier natuurbeheer waarvoor twee aparte provinciale verordeningen gelden (zie artikel 2, eerste lid).
PMJP, POP-2 en subsidiekader (bijlage)
De verordening bevat de juridische grondslag voor subsidieverstrekking en daarnaast in hoofdzaak procedurele aspecten (in ruime zin), evenals subsidiabele kosten, algemene subsidievoorwaarden, rapportageplicht, evaluatie en toezicht.
In het provinciale meerjarenprogramma (PMJP) en in het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2(POP-2) is aangegeven voor welke doelen subsidies kunnen worden verstrekt. In de bijlage bij deze verordening wordt een subsidiekader gegeven: hoe en aan wie subsidie kan worden verstrekt, waarvoor en onder welke voorwaarden. Tevens is in de bijlage er rekening mee gehouden hoe in voorkomende gevallen subsidie zal worden verstrekt met inachtneming van de Europese vrijstellingsverordeningen of overeenkomstig door de Europese Commissie goedgekeurde steunmodules. Dit biedt niet alleen flexibiliteit in de uitvoering maar ook transparantie en werkbaarheid van de verordening. DLG zal voor POP-2 optreden als betaalorgaan.
Staatssteun en steunmodules
Hoewel een groot deel van de subsidies geen staatssteun zullen betreffen, bijvoorbeeld die aan overheden, moet het anderzijds van tevoren toch wél voldoende duidelijk zijn hoe aan belangrijke vereisten, zoals die van de EU voor staatssteun, wordt voldaan. Dat gebeurt in artikel 2, tweede lid en de bij de verordening behorende bijlage.
Op grond van de de-minimis-verordeningen (EG) nr. 1998/2006 voor het Midden- en Kleinbedrijf en (EG) nr. 1535/2007 voor de landbouw mag in een periode van drie belastingjaren per ondernemer niet
meer dan € 200.000 respectievelijk € 7.500 steun worden verleend. Het gaat hier om steun in welke vorm dan ook en van welke overheid dan ook. Deze de-minimis steun is vrijgesteld van de goedkeuringsprocedure zoals bedoeld in artikel 88 van het EG-Verdrag.
Vervolgens zijn er Europese vrijstellingsverordeningen (EG) nr. 70/2001 voor het Midden- en Kleinbedrijf en (EG) nr 2006/1857 voor de landbouw. Als subsidie wordt verstrekt met toepassing van deze verordeningen kan worden volstaan met een kennisgeving aan de Europese Commissie. De provincie maakt van deze vrijstellingsverordeningen gebruik door de toepassing ervan op te nemen in het subsidiekader. Ten derde kan op basis van POP-2 subsidie worden verstrekt voor de daar geregelde maatregelen, die immers door de Europese Commissie zijn goedgekeurd. In de vierde plaats kan de Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten 2007, waarmee de Europese Commissie heeft ingestemd, een basis voor subsidies vormen. Tenslotte kan subsidie worden verstrekt overeenkomstig de daarvoor geldende steunmodule, die eveneens door de Europese Commissie is goedgekeurd. Deze worden in samenwerking tussen alle provincies, dan wel de provincies die het aangaat, en het Rijk ontwikkeld en door Gedeputeerde Staten vastgesteld en gepubliceerd.
Sturing en kwaliteit van subsidieprojecten
De Gebiedscommissies plattelandsontwikkeling geven in belangrijke mate vorm aan het gebiedsgerichte werken. Projectideeën worden ontwikkeld met betrokkenheid van de Gebiedscommissies, die over de uiteindelijk ingediende aanvraag ook advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengen. Door de meeste projecten via de Gebiedscommissies te leiden wordt gestreefd naar projecten met een zo hoog mogelijke kwaliteit en uitvoerbaarheid en die een zo groot mogelijke bijdrage leveren aan de (integrale) verbetering van het gebied, aan de doelstellingen die voor het gebied van belang zijn. Dit zijn belangrijke criteria bij de toekenning van de subsidies.
Versterking van de voortgang in de uitvoering
Een aantal bepalingen zijn gericht op een versterking van de voortgang in de uitvoering. De provincie wil hier, met als uitgangspunt dat projecten uitvoeringsgereed zijn en na de subsidieverlening onmiddellijk kunnen starten, bevorderen dat de projecten ook professioneel en snel worden uitgevoerd en afgerekend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bevoorschotting (artikel 7) de uitvoering (artikel 8) en uit de manier waarop de voortgangsrapportages worden geregeld (artikel 11). De frequentie van voortgangsrapportages zal in de beschikking eveneens afgestemd kunnen worden op de frequentie waarmee over voortgang van
POP-2 door het rijk aan de EU moet worden gerapporteerd.
Aanvraagformulieren
Er zijn formulieren beschikbaar voor de aanvraag tot verlening van een subsidie, de aanvraag van een voorschot en de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Ook is er een formulier voor voortgang- en eindrapportages.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2
Dit artikel geeft de rechtsbasis voor het verstrekken van subsidie.
In het eerste lid is aangegeven dat voor subsidies voor agrarisch en particulier natuurbeheer twee aparte regelingen gelden, op welke subsidies deze verordening dus niet van toepassing is. Die regelingen worden overigens vooralsnog door de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV uitgevoerd.
De werking van het tweede lid, waar de beleidsmatige aspecten en inhoudelijke regels voor subsidieverstrekking worden genoemd, is in het algemene deel toegelicht. POP-2 is een landelijk programma. Hoewel niet alle activiteiten of maatregelen van het landelijke programma overal nuttig zijn, is geen beperking aangebracht en kunnen in beginsel alle activiteiten of maatregelen van het POP-2 voor financiering in aanmerking komen. In het PMJP of bij gelegenheid van het uitschrijven van tenders of het vaststellen van subsidieplafonds kan de mogelijkheid van subsidiëring worden gepreciseerd. In de bijlage is aangegeven hoe subsidie zal worden verstrekt in concrete gevallen.
Het vierde lid vereist dat de begroting van een project, met inbegrip van de gevraagde subsidie, sluitend is.
In het vijfde lid is geregeld dat Gedeputeerde Staten voor een goede uitvoering van deze verordening nadere regels kunnen stellen. Het betreft dus onderwerpen die op de uitvoering betrekking hebben, zoals bij de aanvraag te verstrekken gegevens, precisering van subsidiabele kosten, de bekendmaking van resultaten van activiteiten of het geven van informatie over gesubsidieerde activiteiten door de subsidieontvanger, of andere nadere technische uitwerkingen.
Op grond van het zesde lid kunnen Gedeputeerde Staten een algemeen subsidieplafond instellen dan wel voor afzonderlijke categorieën activiteiten of in verband met uit te schrijven tenders.
Artikel 3
In dit artikel worden beperkingen gesteld aan de subsidiabele kosten.
Kosten die op grond van een andere regeling of ander besluit al zijn of worden gesubsidieerd kunnen niet ook nog eens op grond van deze verordening worden gesubsidieerd. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat door stapeling in totaal meer subsidie wordt verkregen dan de werkelijke kosten. Dit betekent dus dat binnen een project of projectonderdeel stapeling met subsidies die uit andere regelingen worden ontvangen in principe wel mogelijk is. Dit kent echter wel zijn grenzen: stapeling van subsidies aan ondernemers kan aanlopen tegen plafondbedragen of -percentages die voortvloeien uit Europese staatssteunkaders.
Onder voorbereidingskosten als bedoeld onder b wordt mede verstaan de kosten van gronden die in het verleden werden aangekocht en voor het gesubsidieerde project worden ingezet. Op die manier kan, afhankelijk van de mate van subsidie, een deel van de verwervingskosten worden vergoed.
Investeringen in milieumaatregelen, waarmee slechts wordt voldaan aan bestaande wettelijke eisen, of investeringen of activiteiten die behoren tot de goede landbouwpraktijk of andere kwaliteitseisen zijn nooit subsidiabel. Ook kosten van maatregelen waartoe men zich reeds verplicht heeft op grond van een overeenkomst bijvoorbeeld gesloten in het kader van de toepassing van de bouwkavel op maat plus (BOM+) systematiek, de regeling Ruimte voor Ruimte, Rood voor Groen of het Contourenbeleid en de daaraan gekoppelde verhandelbare ontwikkelingsrechtenmethode (VORm) komen niet voor subsidie in aanmerking.
Exploitatiekosten met betrekking tot een activiteit die gesubsidieerd wordt, komen alleen in de aanloopfase voor subsidie in aanmerking. Hiermee wordt niet gedoeld op de andersoortige exploitatiekosten van organisaties die hun activiteiten richten op de bevordering van provinciale doelen. Bijdragen voor laatstgenoemde activiteiten van dergelijke organisaties zijn mogelijk.
Artikel 7b
Voor subsidies die voortvloeien uit het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) gelden andere voorwaarden omtrent bevoorschottingen en termijnbetalingen dan voor subsidies die alleen met provinciale middelen worden verstrekt (zie ook de algemene subsidievoorwaarden POP2).
Het totale bedrag aan voorschotten is niet groter dan 80% van het maximaal verleende subsidiebedrag.
Voor formulieren genoemd onder lid 3 zie xxx.xxxxxxx.xX/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx, documenten, algemeen.
Het gestelde onder lid 5 is van belang, omdat de lidstaat Nederland en de provincie te maken hebben met een zgn. N+2opgave in het kader van het POP2programma. Dit betekent dat gelden die door de provincie van Europa zijn verkregen in het jaar N binnen 2 jaar na ontvangst ook daadwerkelijk uitgegeven moeten zijn. Indien dit niet het geval is vloeien de gelden terug naar Europa. Lopende dit POP2programma blijkt het steeds moeilijker te zijn om deze N+2opgave te halen. We hebben ook als provincie Limburg herhaaldelijk te maken met aanvragers die wijzigingsverzoeken indienen die betrekking hebben op het kasritme van gehonoreerde projecten. In verband hiermee is het noodzakelijk om maatregelen te nemen die het behalen van deze N+2opgave bevorderen. Dit betekent dat wij in het vervolg de geldende regels strikt gaan volgen en hier niet van zullen afwijken.
Artikel 8
Bij subsidieverleningsbeschikkingen in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) zijn tevens de Algemene subsidievoorwaarden POP van toepassing.
Artikel 9
Boven daarvoor geldende drempels moet worden voldaan aan de Europese aanbestedingsregels. Met dit artikel wordt verzekerd dat ook onder die drempels zal worden voldaan aan de Europese eisen van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie. De onderdelen a en b betreffen overheidsorganen en overheidsinstellingen (dat zijn de aanbestedende diensten als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad d.d. 31 maart 2004 (Pb L 134/114) betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten). Deze kunnen het eigen beleid toepassen, omdat verondersteld wordt dat het aan de te stellen eisen zal voldoen. Voor publiekrechtelijke instellingen is in onderdeel b bepaald dat zij, indien beschikbaar, het eigen beleid mogen toepassen, maar dat ze dan eerst moeten aantonen dat het aan alle eisen voldoet.
Het tweede lid bepaalt dat alle overige subsidieontvangers (niet aanbestedende diensten, dus niet overheidsorganen of -instellingen), die meer dan 50% subsidie ontvangen (de situatie als bedoeld in artikel 8 van de richtlijn) of bij verlening van meer dan € 225.000,-- ook aan de genoemde eisen moeten voldoen. De beperking van genoemd artikel van de richtlijn tot werken en wat daarmee in verband staat is niet overgenomen, zodat alle aanbestedingen moeten voldoen aan de gestelde eisen.
Achtergrond van het vierde lid is dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat overheidsopdrachten die onder de aanbestedingsdrempel liggen, toch moeten voldoen aan een aantal algemene Europeesrechtelijke uitgangspunten: transparantie, non-discriminatie en de mogelijkheid van rechtsbescherming. Dit betekent dat overheidsorganen aan dergelijke voorgenomen opdrachten een passende mate van bekendheid geven om zo potentiële marktpartijen de gelegenheid te bieden mee te dingen naar de overheidsopdracht. Vooralsnog geldt een uitzondering voor opdrachten onder € 527.800,-
- voor werken en € 42.200,-- voor levering van diensten. Omdat het POP-2 deels wordt gefinancierd met Europese gelden, is het van belang dat de door de Europese Commissie aangegeven handelswijze wordt gevolg. Dit om in de toekomst terugvorderingen van de Europese gelden te voorkomen.
Artikel 10
De administratie moet zolang bewaard worden dat zij beschikbaar blijft voor de eindafrekening van het ILG-budget tussen minister en de provincie en in verband met de eindafrekening over het POP-2. De bewaartermijn genoemd in het tweede lid vloeit voort uit het POP-2.
Artikel 11
Het uitgangspunt is dat ten minste eenmaal per jaar een voortgangsrapportage moet worden gedaan. In de gevallen dat een hogere frequentie nodig is of als gelet op de aard of omstandigheden van een project een lagere frequentie of helemaal geen rapportage mogelijk wordt gevonden zal in de beschikking terzake een voorschrift worden gegeven.
Artikel 14
Bij de subsidievaststelling hoeft geen goedkeurende accountantsverklaring te worden voorgelegd indien het om een EU-POP-subsidie (inclusief eventueel cofinanciering provinciale middelen) gaat (lid 2 ad c). Er kan volstaan worden met kopieën van facturen en betaalbewijzen. De Europese Commissie legt de controle volledig bij Dienst Landelijk Gebied en heeft te kennen gegeven dat er geen goedkeurende accountantsverklaring meer hoeft te worden voorgelegd ongeacht de hoogte van de subsidie.
Een (goedkeurende)controleverklaring van de onafhankelijke accountant moet voldoen aan het “Controleprotocol eindverantwoording verleende subsidies Provincie Limburg” (te vinden op website xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxxxx > subsidiestelsel 2012). Voor de opmaak van de controleverklaring kan gebruik worden gemaakt van het bij het controleprotocol gevoegde format.
Artikel 17
De provincie zal een vergoeding eisen bij overdracht van activiteiten aan een ander, tenzij aan alle drie de genoemde vereisten wordt voldaan.
Artikel 18
Intrekking en wijziging van verleende subsidies, tussentijds of bij gelegenheid van de vaststelling, is in meerdere situaties en om meerdere redenen mogelijk, zoals aangegeven in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.
In ieder geval, zo is de strekking van het eerste lid, is dat ook mogelijk bij strijd met de Europese bepalingen. Op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 (Pb 1999 L83) kan de Europese Commissie immers beschikken dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen moet nemen om onrechtmatige steun van de begunstigde terug te vorderen.
De Commissie geeft daarbij aan welk wettelijk rentepercentage passend is. Deze is dan verschuldigd vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot aan de daadwerkelijke terugbetaling.
Het tweede lid biedt de publiekrechtelijke grondslag die ingevolge jurisprudentie (bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak, 11 januari 2006, zaaknummer 200503463/1) voor de terugvordering van wettelijke rente vereist is. Zo wordt, in afwachting van de nieuwe afdeling 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht over bestuursrechtelijke geldschulden, voorkomen dat ingevolge de genoemde jurisprudentie óók een civielrechtelijke procedure zou moeten worden gevoerd.
Artikel 22
De verordening treedt in werking de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad. Vóór de bekendmaking is de verordening op grond van artikel 11, vierde lid, van de Wilg, goedgekeurd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Toelichting bij de bijlage
Deze bijlage bevat het subsidiekader dat hoort bij de operationele doelen als opgenomen in het provinciaal Meerjarenprogramma (pMJP). De doelen van het pMJP zijn dezelfde als de operationele doelen opgenomen in de Herijking Plan van aanpak Zuid-Limburg Vitaal Platteland (Herijking), vastgesteld door Provinciale Staten op 16 december 2005 en de operationele doelen in de Formulering operationele doelen Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg (Gedeputeerde Staten, 28 maart 2006) maar met een aangepaste financiële onderbouwing. De operationele doelen voor Noord- en Midden-Limburg sluiten aan op de lange termijndoelen van het Reconstructieplan Noord- en Midden- Limburg (Provinciale Staten, 5 maart 2004). De Herijking bevat naast de operationele doelen ook de lange termijndoelen voor Zuid-Limburg. Het Reconstructieplan en de Herijking bevatten de inhoudelijke onderbouwing van de lange termijndoelen en operationele doelen.
Alle operationele doelen hebben betrekking op de periode 2007-2013.
Op grond van het in deze bijlage opgenomen subsidiekader wordt beoordeeld of projecten en activiteiten die worden ondernomen ter uitvoering van een bepaald doel voor subsidie in aanmerking komen. De operationele doelen zijn ingedeeld in een aantal thema’s. Deze indeling sluit aan bij de indeling van het Reconstructieplan en de Herijking. Het betreft:
Hoofdstuk 1 Landbouw
Hoofdstuk 2 Toerisme en recreatie
Hoofdstuk 3 Wonen, werken en Leefbaarheid Hoofdstuk 4 Natuur
Hoofdstuk 5 Landschap en cultuurhistorie Hoofdstuk 6 Water en bodem
Hoofdstuk 7 Stad en land
Elk hoofdstuk is ingedeeld in paragrafen. Een paragraaf bevat het subsidiekader voor een operationeel doel. In sommige gevallen is uit het oogpunt van doelmatigheid het subsidiekader voor meerdere doelen in één paragraaf opgenomen. Elke paragraaf heeft de volgende indeling:
Nummer paragraaf en naam van het operationele doel | |
Sluit aan bij operationeel doel (code) | Code Reconstructieplan (operationele doelen 2007-2013). Code Herijking (aan deze code is ter verduidelijking een ‘z’ toegevoegd). Dezelfde codes zijn ook gehanteerd in het pMJP. Aan de hand van deze codes kan in het Reconstructieplan en de Herijking een nadere beschrijving van het operationele doel worden gevonden. Mede op grond van deze beschrijving kan worden beoordeeld of een projectvoorstel waarvoor subsidie wordt aangevraagd past binnen het operationele doel. Voor wat betreft de kwantitatieve invulling van het doel en de beschikbare financiele middelen zijn niet het Reconstructieplan en de Herijking leidend geweest maar het pMJP |
Beoogde activiteiten | Voor zover nodig is het operationele doel hier verder omschreven. Dit is zo beperkt mogelijk gehouden. De nadere omschrijving en onderbouwing van het doel zijn immers al opgenomen in het Reconstructieplan en/of de Herijking. Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag zal altijd getoetst worden of het project past binnen deze inhoudelijke kaders. Hier staat ook het aantal projecten vermeld dat in de periode 2007-2013 kan worden gesubsidieerd. Deze getallen zijn gebaseerd op het pMJP. Als het hier genoemde aantal projecten is gesubsidieerd is de maximum subsidie die voor dit doel beschikbaar is, bereikt. Dat betekent dat eventuele nieuwe subsidieaanvragen zullen worden afgewezen. |
Aanvrager | Hier staat wie subsidie kunnen aanvragen. Met aanvrager wordt tevens bedoeld degene aan wie de subsidie uiteindelijk ten goede komt, de eindbegunstigde. |
Toepassingsgebied | Hier staat in welk deel van de provincie een project waarvoor subsidie kan worden aangevraagd kan liggen. Dat kan zijn: gehele provincie, alleen Zuid-Limburg of alleen Noord- en Midden-Limburg maar er kunnen ook nadere delen van de provincie worden genoemd. Noord- en Midden-Limburg is het reconstructiegebied met de voormalige gemeente Echt (grenzen van vóór 1 januari 2003) als meest zuidelijke gemeente. Zuid-Limburg is de rest van de provincie. In sommige gevallen zal de omschrijving van het doel een nadere specificatie van het toepassingsgebied met zich meebrengen (bijvoorbeeld subsidie voor de aankoop van gronden alleen als het gronden betreft die liggen binnen een gebied dat als nieuwe natuur in het Stimuleringsplan natuur, bos en landschap is aangeduid). |
Subsidiabele kosten | Hier staat voor welk type kosten van een project dat binnen het operationele doel past, subsidie kan worden verstrekt. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat de aanleg of het herstel van een object wel voor subsidie in aanmerking komt maar het onderhoud ervan niet. |
Subsidiepercentage/bedrag | Hier staat welk percentage van de subsidiabele kosten maximaal gesubsidieerd kan worden. Ook kan het voorkomen dat de subsidie een vast bedrag per eenheid betreft. In veel gevallen zal er sprake zijn van een maximaal percentage (bijvoorbeeld 50%) tot een maximum van een vast bedrag (bijvoorbeeld € 20.000,--). |
Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders | Hier staan specifieke eisen vermeld die aan de subsidieontvanger worden gesteld. Verdere voorwaarden en verplichtingen worden aan de subsidiebeschikking verbonden. Ook wordt hier verwezen naar de specifieke eisen die de EU stelt voor de gevallen waarin de subsidie aan een ondernemer wordt verstrekt. De eisen van de EU zijn gericht op het voorkomen van ongeoorloofde staatssteun. De relevante EU-kaders worden hieronder genoemd. |
Niet alle operationele doelen uit het pMJP zijn in dit subsidiekader opgenomen. Het ontbreken van een doel in deze bijlage kan een van de volgende redenen hebben:
• Het doel wordt niet gerealiseerd door middel van subsidieverlening maar op een andere wijze zoals
het uitvoeren van onderzoek, het verlenen van een vergunning of het geven van een specifieke opdracht;
• Het doel wordt gerealiseerd door subsidieverlening op grond van een andere regeling zoals de
Subsidieregeling natuurbeheer Limburg (SN) of de subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Limburg (SAN);
• Er is sprake van slechts één vooraf bepaalde subsidieontvanger, zoals de Stichting Instandhouding
Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) of de Stichting Ondersteuning Overlegorganen Nationale Parken. De ontvanger is geen ondernemer zodat geen EU-kader van toepassing is;
• Voor de realisatie van het doel is nog geen subsidiekader beschikbaar, bijvoorbeeld omdat er nog
geen financiele middelen voor zijn of omdat nog een nadere uitwerking vereist is. Een dergelijk subsidiekader zal in de loop van de investeringstermijn 2007-2013 worden toegevoegd. Dit geldt bijvoorbeeld voor doelen op het gebied van recreatie en toerisme, de glastuinbouw en Zandmaas pakket II.
Het subsidiekader is getoetst aan de geldende Europese regels op het gebied van staatssteun en POP 2. Dit betreft met name:
• Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) 2007-2013 voor Nederland;
• Verordening betreffende de toepassing van de artikel 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimis- steun (EG nr. 1998/2006);
• Verordening betreffende de toepassing van de artikel 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimis- steun in de landbouwsector en de visserijsector (EG nr. 1535/2007);
• Verordening betreffende de toepassing van de artikel 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren (EG nr. 1857./2006) (dit is de opvolger van Verordening EG nr. 1/2004);
• Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (EG nr. 70/2001);
• Verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (EG nr. 1698/2005) en het daarop gebaseerde POP-2 met bijbehorende maatregelen;
• Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten 2007, steunnummer N577/2006.
Doordat deze toets heeft plaatsgevonden zullen de subsidies die door ondernemingen op grond van de onderhavige verordening worden aangevraagd gewoonlijk passen binnen de mogelijkheden die de Europese Unie biedt met betrekking tot overheidssteun aan ondernemingen. Als dat in een specifiek individueel geval niet zo is dan zal de subsidieaanvraag op grond van artikel 2, derde lid, van de verordening moeten worden afgewezen of zullen het subsidiebedrag of de geldende voorwaarden zodanig worden aangepast dat het wel past binnen de Europese kaders.
De specifieke verplichtingen die de Europese regels opleggen aan de ontvangers van steun (bijvoorbeeld met betrekking tot verantwoording en rapportage) zullen als voorwaarden aan de subsidiebeschikking worden verbonden.
Aldus vastgesteld in vergadering d.d. 18 december 2012 van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.
Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Xxxxxx, voorzitter
mr. X.X.X.X. xx Xxxxx, secretaris
Uitgegeven, 20 december 2012 De secretaris,
mr. X.X.X.X. xx Xxxxx