OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven
DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,
DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd, en
DE REPUBLIEK KAAPVERDIË, hierna „Kaapverdië” genoemd,
VASTBESLOTEN hun samenwerking te versterken teneinde illegale immigratie doeltreffender te bestrijden;
GEZIEN de verplichting om op verzoek van een van de partijen onderhandelingen over een overnameovereenkomst te beginnen, die is vervat in artikel 13, lid 5, onder c), ii), van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en herzien te Luxemburg op 25 juni 2005, hierna de „over eenkomst van Cotonou” genoemd;
GELEID DOOR DE WENS het voor de partijen eenvoudiger te maken de verplichting tot overname van hun eigen onderdanen na te leven, overeenkomstig artikel 13, lid 5, onder c), i), van de overeenkomst van Xxxxxxx;
GEZIEN de gemeenschappelijke verklaring van 5 juni 2008 over het partnerschap voor mobiliteit tussen de Europese Unie en Kaapverdië, volgens welke de partijen een dialoog tot stand zullen brengen over de kwestie van de overname van personen die illegaal in een land verblijven, teneinde te komen tot een doeltreffende samenwerking met het oog op hun terugkeer;
VERLANGEND door middel van deze overeenkomst en op basis van wederkerigheid snelle en doeltreffende procedures vast te stellen voor de identificatie en de veilige en ordelijke overdracht van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Kaapverdië of van een van de lidstaten van de Unie, en de doorgeleiding van dergelijke personen in een geest van samenwerking te vergemakkelijken;
EROP WIJZEND dat deze overeenkomst geen afbreuk doet aan de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de Unie, haar lidstaten en Kaapverdië die voortvloeien uit het internationaal recht en met name uit het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen;
OVERWEGEND dat het Verenigd Koninkrijk en Ierland krachtens Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, niet deelnemen aan deze overeenkomst, tenzij zij overeenkomstig dat protocol te kennen geven dat wel te wensen;
OVERWEGEND dat de bepalingen van deze overeenkomst, die onder de werkingssfeer van titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie valt, niet van toepassing zijn op het Koninkrijk Denemarken overeenkomstig het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) „overeenkomstsluitende partijen”: Kaapverdië en de Unie;
b) „onderdaan van Kaapverdië”: iedere persoon die de nationa liteit van Kaapverdië bezit;
c) „onderdaan van een lidstaat”: iedere persoon die de natio naliteit van een lidstaat bezit, in de zin van de definitie van de Unie;
d) „lidstaat”: iedere lidstaat van de Unie die door deze over eenkomst is gebonden;
e) „onderdaan van een derde land”: iedere persoon die een andere nationaliteit bezit dan die van Kaapverdië of van een van de lidstaten;
f) „staatloze persoon”: iedere persoon die van geen enkele staat de nationaliteit bezit;
g) „verblijfsvergunning”: een door Kaapverdië of door een van de lidstaten afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, die een persoon het recht geeft om op het grondgebied van Kaapverdië respectievelijk een van de lidstaten te verblijven. Hieronder vallen niet de tijdelijke vergunningen om in ver band met de behandeling van een asielverzoek of de aan vraag van een verblijfsvergunning op het grondgebied te verblijven;
h) „visum”: een door Kaapverdië of door een van de lidstaten afgegeven vergunning of genomen beslissing die vereist is voor de toegang tot of een doorreis over het grondgebied van Kaapverdië respectievelijk een van de lidstaten. Lucht haventransitvisa vallen hier niet onder;
i) „verzoekende staat”: de staat (Kaapverdië of een van de lid staten) die een overnameverzoek in de zin van artikel 7 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 14 van deze overeenkomst indient;
j) „aangezochte staat”: de staat (Kaapverdië of een van de lid staten) tot welke een overnameverzoek in de zin van arti kel 7 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 14 van deze overeenkomst is gericht;
k) „bevoegde autoriteit”: iedere nationale autoriteit van Kaap verdië of van een van de lidstaten die is belast met de uitvoering van deze overeenkomst op basis van artikel 19, lid 1, onder a);
l) „doorgeleiding”: de doorreis van een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon over het grondgebied van de aangezochte staat op weg van de verzoekende staat naar het land van bestemming;
m) „grensregio”: een maximaal 30 kilometer breed gebied vanaf het grondgebied van zeehavens, met inbegrip van dou anezones, en internationale luchthavens van de lidstaten en Kaapverdië.
AFDELING I
OVERNAMEVERPLICHTINGEN VAN KAAPVERDIË
Artikel 2
Overname van eigen onderdanen
1. Overeenkomstig artikel 13, lid 5, onder c), i), van de overeenkomst van Cotonou, neemt Kaapverdië, op verzoek van een lidstaat en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, iedere persoon over die niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden voor binnen komst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de ver zoekende lidstaat, mits wordt aangetoond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan worden gemaakt dat de betrokken persoon onderdaan is van Kaapverdië.
2. Kaapverdië neemt ook de volgende personen over:
a) minderjarige ongehuwde kinderen van de in lid 1 vermelde personen, ongeacht hun geboorteplaats of nationaliteit, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in de verzoekende lidstaat hebben;
b) echtgenoten van de personen vermeld in lid 1 die een andere nationaliteit bezitten, mits zij het recht hebben of krijgen om op het grondgebied van Kaapverdië binnen te komen en te
verblijven, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in de ver zoekende lidstaat hebben.
3. Kaapverdië neemt ook iedere persoon over aan wie de nationaliteit van Kaapverdië is ontnomen of die daaraan heeft verzaakt sinds hij het grondgebied van een lidstaat is binnen gekomen, tenzij die persoon ten minste een naturalisatietoezeg ging van een lidstaat heeft gekregen.
4. Nadat Kaapverdië het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post van Kaapverdië, ongeacht de wens van de over te nemen per soon, onverwijld en uiterlijk binnen vier werkdagen het voor de terugkeer vereiste reisdocument met een geldigheidsduur van zes maanden. Indien Kaapverdië niet binnen vier werkdagen het reisdocument heeft afgegeven, wordt het geacht in te stem men met het gebruik van het standaardreisdocument van de Europese Unie voor verwijderingsdoeleinden (1).
5. Indien de betrokken persoon om juridische of feitelijke redenen niet binnen de geldigheidsduur van het oorspronkelijk afgegeven reisdocument kan worden overgedragen, verstrekt de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post van Kaap verdië binnen vier werkdagen een nieuw reisdocument met dezelfde geldigheidsduur. Indien Kaapverdië niet binnen vier werkdagen het reisdocument heeft afgegeven, wordt het geacht in te stemmen met het gebruik van het standaardreisdocument van de Europese Unie voor verwijderingsdoeleinden (2).
Artikel 3
Overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen
1. Kaapverdië neemt, op verzoek van een lidstaat en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, iedere onderdaan van een derde land en iedere staat loze persoon over die niet of niet meer voldoet aan de voor waarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de verzoekende lidstaat, wanneer wordt aange toond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan wor den gemaakt dat die persoon:
a) in het bezit is of bij aankomst op het grondgebied in het bezit was van een geldig, door Kaapverdië afgegeven visum en een wettig bewijs van legale binnenkomst op het grond gebied of een geldige, door Kaapverdië afgegeven verblijfsti tel; of
b) rechtstreeks vanuit Kaapverdië illegaal het grondgebied van een lidstaat is binnengekomen en vaststaat dat hij zich voor dien op het grondgebied van Kaapverdië bevond.
2. De in lid 1 bedoelde overnameplicht is niet van toepassing wanneer:
a) de onderdaan van een derde land of de staatloze slechts in luchthaventransit is geweest via een internationale lucht haven in Kaapverdië; of
(1) Overeenkomstig het formulier dat is aangenomen bij de EU-aan beveling van de Raad van 30 november 1994 (PB C 274 van 19.9.1996, blz. 18).
(2) Ibid.
b) de verzoekende lidstaat aan de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon vóór of na de binnenkomst op zijn grondgebied een visum of verblijfsvergunning heeft afgege ven, tenzij:
i) de betrokken persoon in het bezit is van een door Kaap verdië afgegeven visum en een wettig bewijs van legale binnenkomst op het grondgebied van Kaapverdië of van een door Kaapverdië afgegeven geldige verblijfstitel met een langere geldigheidsduur, of
ii) de betrokken persoon de volgens het visum toegestane verblijfsduur heeft overschreden of op het grondgebied van de verzoekende lidstaat volgens het visum niet-toe gestane activiteiten heeft ontplooid.
3. Nadat Kaapverdië het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt de verzoekende lidstaat de persoon van wie de over name is aanvaard het standaardreisdocument van de Europese Unie voor verwijderingsdoeleinden (3).
AFDELING II
OVERNAMEVERPLICHTINGEN VAN DE UNIE
Artikel 4
Overname van eigen onderdanen
1. Overeenkomstig artikel 13, lid 5, onder c), i), van de overeenkomst van Cotonou, neemt een lidstaat, op verzoek van Kaapverdië en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, iedere persoon over die niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden voor binnen komst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Kaap verdië, mits wordt aangetoond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan worden gemaakt dat de betrokken per soon onderdaan is van die lidstaat.
2. Een lidstaat neemt ook de volgende personen over:
a) minderjarige ongehuwde kinderen van de in lid 1 vermelde personen, ongeacht hun geboorteplaats of nationaliteit, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in Kaapverdië hebben;
b) echtgenoten van de in lid 1 vermelde personen die een andere nationaliteit bezitten, mits zij het recht hebben of krijgen om op het grondgebied van de aangezochte lidstaat binnen te komen en te verblijven, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in Kaapverdië hebben.
3. Een lidstaat neemt ook de personen over aan wie de na tionaliteit van een lidstaat is ontnomen of die daarvan afstand hebben gedaan sinds zij het grondgebied van Kaapverdië zijn binnengekomen, tenzij die personen ten minste een naturalisa tietoezegging van Kaapverdië hebben gekregen.
4. Nadat de lidstaat het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post van deze lidstaat, ongeacht de wens van de over te nemen
(3) Ibid.
persoon, onverwijld en uiterlijk binnen vier werkdagen het voor de terugkeer vereiste reisdocument met een geldigheids duur van zes maanden.
5. Indien de betrokken persoon om juridische of feitelijke redenen niet binnen de geldigheidsduur van het oorspronkelijk afgegeven reisdocument kan worden overgedragen, verstrekt de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post van de lid staat binnen vier werkdagen een nieuw reisdocument met de zelfde geldigheidsduur.
Artikel 5
Overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen
1. Een lidstaat neemt, op verzoek van Kaapverdië en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, iedere onderdaan van een derde land en iedere staat loze persoon over die niet of niet meer voldoet aan de voor waarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Kaapverdië, wanneer wordt aangetoond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan worden ge maakt dat die persoon:
a) in het bezit is of bij aankomst op het grondgebied in het bezit was van een geldig, door de aangezochte lidstaat afge geven visum en een wettig bewijs van legale binnenkomst op het grondgebied van de aangezochte lidstaat of een geldige, door de aangezochte lidstaat afgegeven verblijfstitel; of
b) rechtstreeks vanuit de aangezochte lidstaat illegaal het grond gebied van Kaapverdië is binnengekomen en vaststaat dat hij zich voordien op het grondgebied van de aangezochte lid staat bevond.
2. De in lid 1 bedoelde overnameplicht is niet van toepassing wanneer:
a) de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon slechts in luchthaventransit is geweest via een internationale luchthaven in de aangezochte lidstaat; of
b) Kaapverdië aan de onderdaan van een derde land of de staat loze persoon vóór of na de binnenkomst op zijn grond gebied een visum of verblijfsvergunning heeft afgegeven, ten zij:
i) de betrokken persoon in het bezit is van een door de aangezochte lidstaat afgegeven visum en een wettig bewijs van legale binnenkomst op het grondgebied van de aan gezochte lidstaat of van een door de aangezochte lidstaat afgegeven geldige verblijfstitel met een langere geldig heidsduur, of
ii) de betrokken persoon de volgens het visum toegestane verblijfsduur heeft overschreden of op het grondgebied van Kaapverdië volgens het visum niet-toegestane activi teiten heeft ontplooid.
3. De in lid 1 vervatte overnameverplichting rust op de lid staat die een visum of verblijfsvergunning heeft afgegeven. In dien twee of meer lidstaten een visum of verblijfsvergunning hebben afgegeven, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplich ting op de lidstaat die het document met de langste geldigheids duur heeft afgegeven of, indien een of meer daarvan reeds zijn vervallen, het document dat nog steeds geldig is. Indien alle documenten reeds zijn vervallen, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat die het document met de meest recente vervaldatum heeft afgegeven. Indien dergelijke documenten niet kunnen worden overgelegd, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat waarvan het grondgebied op de meest recente datum is verlaten.
4. Nadat de lidstaat het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt Kaapverdië de persoon van wie de overname is aan vaard, het voor diens terugkeer vereiste reisdocument.
AFDELING III
OVERNAMEPROCEDURE
Artikel 6
Beginselen
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de leden 2 en 3, wordt voor elke overdracht van een op grond van een verplich ting als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 over te nemen persoon een schriftelijk overnameverzoek dat in overeenstem ming is met artikel 7, ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat.
2. De overdracht kan plaatsvinden zonder dat de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat een overnameverzoek of schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 11, lid 1, hoeft in te dienen:
a) voor eigen onderdanen van de aangezochte staat: indien de over te nemen persoon in het bezit is van een geldig reis document of een geldige identiteitskaart;
b) voor onderdanen van derde landen of staatloze personen: indien de over te nemen persoon is aangehouden toen hij rechtstreeks vanuit de aangezochte staat aankwam op de luchthaven van de verzoekende staat.
3. Onverminderd lid 2, is voor de overdracht van onder danen van derde landen of staatloze personen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument en een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning, afgegeven door de aangezochte staat, alleen de in artikel 11, lid 1, bedoelde schriftelijke mede deling van de verzoekende staat aan de aangezochte staat nodig.
4. Onverminderd lid 1, en in afwijking van lid 2, is voor de overdracht van personen die moeten worden begeleid, altijd de in artikel 11, lid 1, bedoelde schriftelijke mededeling van de verzoekende staat aan de aangezochte staat nodig.
5. Onverminderd de leden 2 en 3, kan de verzoekende staat, indien een persoon in de grensregio van de verzoekende staat is
aangehouden nadat hij rechtstreeks vanaf het grondgebied van de aangezochte staat op illegale wijze de grens heeft overschre den, binnen twee werkdagen na de aanhouding van deze per soon een overnameverzoek indienen (versnelde procedure).
Artikel 7
Overnameverzoek
1. Overnameverzoeken worden schriftelijk ingediend en be vatten, voor zover mogelijk, de volgende gegevens:
a) de persoonsgegevens van de over te nemen persoon (bv. naam, voornamen, geboortedatum en zo mogelijk geboorte plaats en laatste verblijfplaats) en, in voorkomend geval, de persoonsgegevens van minderjarige ongehuwde kinderen en/of echtgeno(o)t(e);
b) voor eigen onderdanen: vermelding van de middelen waar mee het bewijs van of het prima facie bewijs inzake de nationaliteit zal worden geleverd, conform het bepaalde in respectievelijk bijlage 1 en bijlage 2;
c) voor onderdanen van derde landen en staatloze personen: vermelding van de middelen waarmee het bewijs van of het prima facie bewijs inzake het voldoen aan de voorwaarden voor de overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen zal worden geleverd, conform het be paalde in respectievelijk bijlage 3 en bijlage 4;
d) een foto van de over te nemen persoon.
2. Overnameverzoeken bevatten, voor zover mogelijk, ook de volgende aanvullende gegevens:
a) een verklaring waaruit blijkt dat de over te dragen persoon hulp of verzorging nodig kan hebben, mits de betrokken persoon uitdrukkelijk met die verklaring heeft ingestemd;
b) andere beschermings- of veiligheidsmaatregelen dan wel ge gevens over de gezondheid van de persoon die voor de overdracht van die persoon nodig kunnen zijn.
3. Een gemeenschappelijk formulier voor overnameverzoe ken is in bijlage 5 bij deze overeenkomst opgenomen.
4. Overnameverzoeken kunnen met behulp van elk com municatiemiddel worden ingediend, ook elektronisch of per fax.
Artikel 8
Bewijsmiddelen met betrekking tot de nationaliteit
1. Het bewijs van de nationaliteit overeenkomstig artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 1 vermelde documenten, ook indien de geldigheidsduur ervan is verstreken. Wanneer dergelijke docu menten worden voorgelegd, erkennen de lidstaten en Kaapver dië de nationaliteit zonder dat daarvoor verder onderzoek nodig is. Het bewijs van de nationaliteit kan niet door middel van valse documenten worden geleverd.
2. Prima facie bewijs van de nationaliteit overeenkomstig artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 2 vermelde documenten, ook indien de geldigheidsduur ervan is verstreken. Wanneer dergelijke documenten worden overgelegd, nemen de lidstaten en Kaapverdië aan dat de nationaliteit is vastgesteld, tenzij zij het tegendeel kunnen bewijzen. Valse documenten kunnen niet als prima facie bewijs inzake de nationaliteit dienen.
3. Indien geen van de in bijlage 1 of bijlage 2 genoemde documenten kan worden overgelegd, neemt de bevoegde diplo matieke of consulaire post van de aangezochte staat op basis van een in het overnameverzoek opgenomen verzoek daartoe, de nodige maatregelen om de over te nemen persoon binnen een redelijke termijn en uiterlijk binnen drie kalenderdagen na de datum van het verzoek te ondervragen teneinde diens na tionaliteit vast te stellen. De procedure voor dergelijke onder vragingen kan worden vastgesteld in de op basis van artikel 19 vastgestelde uitvoeringsprotocollen.
Artikel 9
Bewijsmiddelen met betrekking tot onderdanen van derde landen en staatloze personen
1. Het bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van on derdanen van derde landen en staatloze personen kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 3 vermelde bewijsmiddelen. Dit bewijs kan niet door middel van valse do cumenten worden geleverd. Dit bewijs wordt door de lidstaten en Kaapverdië erkend zonder dat daarvoor verder onderzoek wordt verlangd.
2. Prima facie bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 4 ver melde bewijsmiddelen. Dit bewijs kan niet door middel van valse documenten worden geleverd. Wanneer dergelijk prima facie bewijs wordt overgelegd, nemen de lidstaten en Kaapverdië aan dat aan de voorwaarden is voldaan, tenzij zij het tegendeel kunnen bewijzen.
3. Het illegale karakter van de binnenkomst, de aanwezigheid of het verblijf wordt vastgesteld aan de hand van de reisdocu menten van de betrokken persoon waarin het vereiste visum of de vereiste verblijfsvergunning voor het grondgebied van de verzoekende staat ontbreekt. Een verklaring van de verzoekende staat dat de betrokken persoon niet in het bezit was van de vereiste reisdocumenten, het vereiste visum of de vereiste ver blijfsvergunning kan evenzo als prima facie bewijs dienen voor het illegale karakter van de binnenkomst, de aanwezigheid of het verblijf.
Artikel 10
Termijnen
1. Het verzoek tot overname van een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon wordt bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat ingediend binnen één jaar nadat het de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat ter
kennis is gekomen dat de betrokken persoon niet of niet meer aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf voldoet. Indien er juridische of feitelijke belemmeringen zijn waardoor het verzoek niet tijdig kan worden ingediend, wordt de termijn op verzoek van de verzoekende staat verlengd, doch uiterlijk totdat de belemmeringen zijn opgeheven.
2. Het overnameverzoek wordt schriftelijk beantwoord:
a) binnen twee werkdagen wanneer het overnameverzoek in het kader van de versnelde procedure is ingediend (artikel 6, lid 5);
b) binnen acht kalenderdagen in alle andere gevallen.
Deze termijn begint te lopen vanaf de datum van ontvangst van het overnameverzoek. Wordt binnen deze termijn niet geant woord, dan wordt aangenomen dat met de overdracht wordt ingestemd.
Het antwoord op een overnameverzoek kan met behulp van elk communicatiemiddel worden ingediend, ook elektronisch of per fax.
3. De afwijzing van een overnameverzoek wordt schriftelijk gemotiveerd.
4. Nadat met het overnameverzoek is ingestemd of, in voor komend geval, nadat de in lid 2 bedoelde termijn is verstreken, wordt de betrokken persoon binnen drie maanden overgedra gen. Deze termijn kan op verzoek van de verzoekende staat worden verlengd met de tijd die nodig is om juridische of praktische belemmeringen op te heffen.
Artikel 11
Wijze van overdracht en van vervoer
1. Onverminderd artikel 6, leden 2 en 3, stellen de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat de bevoegde autoriteiten van de aangezochte staat ten minste 48 uur voordat een per soon wordt overgedragen schriftelijk in kennis van de datum van overdracht, de plaats van binnenkomst, eventuele begelei ders en andere voor de overdracht relevante informatie.
2. Vervoer kan plaatsvinden door de lucht of over zee. De overdracht door de lucht is niet beperkt tot het gebruik van de nationale luchtvaartmaatschappijen van Kaapverdië of van de lidstaten en kan ook plaatsvinden met gebruikmaking van lijn- en chartervluchten. In het geval van begeleide overdracht mogen naast de gemachtigde personen van de verzoekende staat ook gemachtigde personen uit Kaapverdië of een van de lidstaten de over te dragen persoon begeleiden.
Artikel 12
Onterechte overname
De verzoekende staat neemt een persoon die door de aange zochte staat is overgenomen terug, indien binnen 3 maanden na de overdracht van de betrokken persoon wordt vastgesteld dat niet was voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 2 tot en met 5.
In dergelijke gevallen zijn mutatis mutandis de procedurevoor schriften van deze overnameovereenkomst van toepassing en worden alle beschikbare gegevens met betrekking tot de werke lijke identiteit en nationaliteit van de terug te nemen persoon verstrekt.
AFDELING IV
DOORGELEIDING
Artikel 13
Beginselen
1. De lidstaten en Kaapverdië trachten doorgeleiding van on derdanen van derde landen en staatloze personen te beperken tot gevallen waarin die personen niet rechtstreeks aan de staat van bestemming kunnen worden overgedragen.
2. Kaapverdië staat de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen over zijn grondgebied echter toe indien een lidstaat daarom verzoekt, en een lidstaat staat de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen over zijn grondgebied toe indien Kaapverdië daarom verzoekt, wanneer de verdere reis in eventuele andere staten van doorgeleiding en de overname door de staat van bestemming verzekerd zijn.
3. Doorgeleiding kan door Kaapverdië of een lidstaat worden geweigerd:
a) indien de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon een reëel gevaar loopt in de staat van bestemming of een andere staat van doorgeleiding te worden onderwor pen aan marteling, aan onmenselijke of vernederende behan deling of bestraffing, aan de doodstraf of aan vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep, of politieke overtuiging;
b) indien de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon in de aangezochte staat of een andere staat van doorgeleiding blootstaat aan strafrechtelijke sancties; of
c) om redenen van volksgezondheid, binnenlandse veiligheid, openbare orde of andere nationale belangen van de aange zochte staat.
4. Kaapverdië of een lidstaat kan elke afgegeven vergunning intrekken indien zich later omstandigheden zoals bedoeld in lid 3 voordoen die de doorgeleiding belemmeren of indien de ver dere reis in eventuele staten van doorreis of de overname door de staat van bestemming niet meer gewaarborgd is. In dat geval neemt de verzoekende staat de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon zo nodig onverwijld terug.
Artikel 14
Doorgeleidingsprocedure
1. Doorgeleidingsverzoeken worden schriftelijk ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat en bevatten de volgende gegevens:
a) type van doorgeleiding (door de lucht, over zee of over land), eventuele andere staten van doorgeleiding en beoogde eindbestemming;
b) de persoonsgegevens van de betrokken persoon (bv. naam, voornaam, meisjesnaam, andere namen die de betrokken persoon gebruikt of waaronder hij bekend staat, geboorte datum, geslacht en zo mogelijk geboorteplaats, nationaliteit, taal, aard en nummer van het reisdocument);
c) voorgenomen plaats van binnenkomst, tijdstip van over dracht en eventueel gebruik van begeleiders;
d) een verklaring waarin wordt gesteld dat volgens de verzoe kende staat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, en dat er geen redenen bekend zijn voor een afwijzing op grond van artikel 13, lid 3.
Een gemeenschappelijk formulier voor doorgeleidingsverzoeken is in bijlage 6 bij deze overnameovereenkomst opgenomen.
Doorgeleidingsverzoeken kunnen met behulp van elk communi catiemiddel worden ingediend, ook elektronisch of per fax.
2. Binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek brengt de aangezochte staat de verzoekende staat schriftelijk op de hoogte van de toelating, met bevestiging van de plaats van binnenkomst en het geplande tijdstip van toelating, of van de afwijzing van de toelating en de redenen daarvoor. Indien er niet wordt geantwoord binnen drie werkdagen, dan wordt aan genomen dat met de doorgeleiding wordt ingestemd.
Het antwoord op een doorgeleidingsverzoek kan met behulp van elk communicatiemiddel worden ingediend, ook elektro nisch of per fax.
3. Indien de doorgeleiding door de lucht gebeurt, worden de over te nemen persoon en eventuele begeleiders vrijgesteld van de verplichting een luchthaventransitvisum aan te vragen.
Indien de doorgeleiding naar de eindbestemming door over macht niet op de geplande wijze kan verlopen, verstrekt de aangezochte staat onverwijld het benodigde visum voor de over te nemen persoon en diens eventuele begeleiders voor de periode die nodig is tot de doorgeleiding kan worden voort gezet.
4. De bevoegde autoriteiten van de aangezochte staat ver lenen in onderling overleg steun aan de doorgeleiding, met name door toezicht op de betrokkenen, en stellen daartoe ge schikte voorzieningen beschikbaar.
AFDELING V
KOSTEN
Artikel 15
Kosten van vervoer en van doorgeleiding
Onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten om de aan de overname verbonden kosten van de over te nemen persoon of derde partijen terug te vorderen, komen alle ver voerskosten in verband met overname en doorgeleiding uit hoofde van deze overeenkomst tot aan de grens van de staat van eindbestemming ten laste van de verzoekende staat.
AFDELING VI
GEGEVENSBESCHERMING EN ONVERMINDERDE TOEPASSE LIJKHEID
Artikel 16
Gegevensbescherming
Persoonsgegevens worden alleen verstrekt wanneer dit nodig is voor de uitvoering van deze overeenkomst door, naar gelang van het geval, de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië of van een lidstaat. De verwerking en de behandeling van persoons gegevens in een bepaald geval zijn onderworpen aan de wetge ving van Kaapverdië en, wanneer de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie een bevoegde autoriteit van een lidstaat is, aan de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG (4) en de nationale wetgeving van die lidstaat die uit hoofde van die richtlijn is vastgesteld. Daarnaast zijn de volgende beginselen van toepassing:
a) de persoonsgegevens moeten eerlijk en rechtmatig worden verwerkt;
b) de persoonsgegevens moeten voor het welbepaalde, uitdruk kelijk omschreven en gerechtvaardigde doel van de tenuit voerlegging van deze overeenkomst worden verkregen en mogen door de meedelende of ontvangende autoriteit niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel;
c) de persoonsgegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn in verhouding tot het doel waarvoor zij worden verkregen en/of verder verwerkt; de verstrekte per soonsgegevens mogen met name uitsluitend betrekking heb ben op:
i) de identiteit van de betrokken persoon (bijvoorbeeld voornamen, familienaam, vroegere namen, andere namen die de betrokken persoon gebruikt of onder welke hij bekend staat, geslacht, burgerlijke staat, plaats en datum van geboorte, huidige en eventuele vroegere nationaliteit);
ii) paspoort, identiteitskaart of rijbewijs (nummer, geldig heidstermijn, datum van afgifte, afgevende autoriteit, plaats van afgifte);
iii) stopplaatsen en reisroutes;
iv) andere voor identificatie van de over te dragen persoon of voor het onderzoek van de overnamevereisten uit hoofde van deze overeenkomst dienstige gegevens;
d) de persoonsgegevens moeten nauwkeurig zijn en moeten zo nodig worden bijgewerkt;
e) de persoonsgegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt om de betrokkenen te identificeren, niet langer wor den bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of ver volgens worden verwerkt;
(4) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
f) de mededelende en de ontvangende autoriteit treffen alle redelijke maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor een passende correctie, uitwissing of afscherming van per soonsgegevens wanneer de verwerking ervan niet in over eenstemming is met de bepalingen van dit artikel, met name omdat deze persoonsgegevens niet toereikend, ter zake dienend of nauwkeurig zijn, of omdat zij bovenmatig zijn in verhouding tot het doel van de verwerking. Dit be helst tevens de kennisgeving van elke correctie, uitwissing of afscherming aan de andere partij;
g) op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de mededelende autoriteit in kennis van het gebruik dat van de verstrekte gegevens is gemaakt en van de daardoor verkregen resulta ten;
h) persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de bevoegde auto riteiten worden verstrekt. Voor de mededeling aan andere instanties is de voorafgaande toestemming van de medede lende autoriteit vereist;
i) de mededelende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht de mededeling en ontvangst van persoonsgegevens schrifte lijk te registreren.
Artikel 17
Onverminderde toepasselijkheid
1. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de Unie, de lid staten en Kaapverdië die voortvloeien uit het internationaal recht, met inbegrip van internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn, en met name:
— het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, als gewijzigd bij het Protocol van 31 januari 1967;
— het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescher ming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
— internationale overeenkomsten waarbij wordt bepaald welk land bevoegd is voor de behandeling van ingediende asiel aanvragen;
— het Verdrag van 10 december 1984 tegen foltering en an dere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of be straffing;
— internationale verdragen inzake uitwijzing en doorgeleiding;
— multilaterale internationale verdragen en overeenkomsten over de overname van vreemde onderdanen.
2. Niets in deze overeenkomst belet de terugkeer van een persoon op basis van andere formele of informele regelingen tussen de aangezochte en de verzoekende staat.
AFDELING VII
TENUITVOERLEGGING EN TOEPASSING
Artikel 18
Gemengd Comité overname
1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar weder zijds bijstand bij de toepassing en interpretatie van deze over eenkomst. Daartoe stellen zij een Gemengd Comité overname (hierna „het comité” genoemd) in, dat met name:
a) toezicht houdt op de toepassing van deze overeenkomst;
b) uitvoeringsregelingen vaststelt die nodig zijn voor de een vormige toepassing van deze overeenkomst;
c) geregeld gegevens uitwisselt over de uitvoeringsprotocollen die door de afzonderlijke lidstaten en Kaapverdië op grond van artikel 19 zijn opgesteld;
d) aanbevelingen doet voor wijziging van deze overnameover eenkomst en de bijlagen daarbij.
2. De beslissingen van het comité zijn bindend voor de over eenkomstsluitende partijen.
3. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en van Kaapverdië.
4. Het comité komt als dit nodig is bijeen op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen.
5. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 19
Uitvoeringsprotocollen
1. Op verzoek van een lidstaat of van Kaapverdië, stellen Kaapverdië en die lidstaat een uitvoeringsprotocol op dat onder andere betrekking heeft op de regels inzake:
a) de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten, de plaatsen voor het overschrijden van de grenzen en de uitwisseling van contactpunten;
b) de voorwaarden voor begeleide terugkeer, met inbegrip van de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staat loze personen onder begeleiding;
c) andere middelen en documenten dan die vermeld in de bij lagen 1 tot en met 4;
d) de wijze van overname in het kader van de versnelde pro cedure;
e) de procedure voor ondervragingen.
2. De in lid 1 bedoelde uitvoeringsprotocollen treden pas in werking nadat het Gemengd Comité overname, bedoeld in ar tikel 18, ervan in kennis is gesteld.
3. Kaapverdië stemt ermee in om alle bepalingen van een met een lidstaat gesloten uitvoeringsprotocol ook toe te passen in zijn betrekkingen met een andere lidstaat, op verzoek van die laatstbedoelde lidstaat.
Artikel 20
Verhouding tot bilaterale overnameovereenkomsten of overnameregelingen van de lidstaten
De bepalingen van deze overnameovereenkomst hebben voor rang boven de bepalingen van alle bindende rechtsinstrumenten inzake de overname van zonder vergunning op het grondgebied verblijvende personen die op basis van artikel 19 tussen afzon derlijke lidstaten en Kaapverdië zijn of kunnen worden gesloten, voor zover de bepalingen van dit instrument onverenigbaar zijn met die van deze overnameovereenkomst.
AFDELING VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 21
Territoriaal toepassingsgebied
1. Onverminderd het bepaalde in lid 2, is deze overeenkomst van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag betref fende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, alsook op het grond gebied van Kaapverdië.
2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op het grond gebied van Ierland en van het Verenigd Koninkrijk, tenzij de Unie Kaapverdië hiervan kennis geeft. Deze overnameovereen komst is niet van toepassing op het grondgebied van het Ko ninkrijk Denemarken.
Artikel 22
Inwerkingtreding, duur en opzegging
1. Deze overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen bekrachtigd of goedgekeurd volgens hun eigen procedu res.
2. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de overeen komstsluitende partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in lid 1 bedoelde procedures zijn vervuld.
3. Deze overeenkomst is van toepassing op Ierland en het Verenigd Koninkrijk vanaf de eerste dag van de tweede maand na de in artikel 21, lid 2, bedoelde kennisgeving.
4. Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
5. Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeen komst door officiële kennisgeving aan de andere overeenkomst sluitende partij opzeggen. De overeenkomst verstrijkt zes maan den na de datum van genoemde kennisgeving.
Artikel 23
Bijlagen
De bijlagen 1 tot en met 6 maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.
Opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slo veense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij al deze teksten gelijkelijk authentiek zijn.
Съставено в Брюксел на осемнадесети април две хиляди и тринадесета година. Hecho en Bruselas, el dieciocho de abril de dos mil trece.
V Bruselu dne osmnáctého dubna dva tisíce třináct. Udfærdiget i Bruxelles den attende april to tusind og tretten.
Geschehen zu Brüssel am achtzehnten April zweitausenddreizehn.
Kahe tuhande kolmeteistkümnenda aasta aprillikuu kaheksateistkümnendal päeval Brüsselis.
Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα οκτώ Απριλίου δύο χιλιάδες δεκατρία.
Done at Brussels on the eighteenth day of April in the year two thousand and thirteen. Fait à Bruxelles, le dix-huit avril deux mille treize.
Fatto a Bruxelles, addi diciotto aprile duemilatredici.
Briselē, divi tūkstoši trīspadsmitā gada astoņpadsmitajā aprīlī.
Priimta du tūkstančiai tryliktų metų balandžio aštuonioliktą xxxxxx Xxxxxxxxx.
Xxxx Xxxxxxxxxxx, a kétezer-tizenharmadik év április havának tizennyolcadik napján. Magħmul fi Brussell, fit-tmintax-il jum ta’ April tas-sena elfejn u tlettax.
Gedaan te Brussel, de achttiende april tweeduizend vier dertien.
Sporządzono w Brukseli dnia osiemnastego kwietnia roku dwa tysiące trzynastego. Feito em Bruxelas, em dezoito de abril de dois mil e treze.
Întocmit la Bruxelles la optsprezece aprilie două mii treisprezece. V Bruseli osemnásteho apríla dvetisíctrinásť.
V Bruslju, dne osemnajstega aprila leta dva tisoč trinajst.
Tehty Brysselissä kahdeksantenatoista päivänä huhtikuuta vuonna kaksituhattakolmetoista. Som skedde i Bryssel den artonde april tjugohundratretton.
Pela República de Cabo Verde
За Република Кабо Верде
Por la República de Cabo Verde Za Kapverdskou republiku
For Republikken Kap Verde Für die Republik Kap Verde Cabo Verde Vabariigi nimel
Για τη Δημοκρατία του Πράσινου Ακρωτηρίου
For the Republic of Cape Verde Pour la République du Cap Vert Per la Repubblica del Capo Verde Kaboverdes Republikas vārdā – Žaliojo Kyšulio Respublikos vardu A Zöld-foki Köztársaság részéről Għar-Repubblika Tal-Kap Verde Voor de Republiek Kaapverdië
W imieniu Republiki Zielonego Przylądka Pentru Republica Capului Verde
Za Kapverdskú republiku
Za Republiko Zelenortski otoki Kap Verden tasavallan puolesta För Republiken Kap Verde
Pela União Europeia За Европейския съюз Por la Unión Europea Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union Für die Europäische Union Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση For the European Union Pour l'Union européenne Per l'Unione europea Eiropas Savienības vārdā – Europos Sąjungos vardu Az Európai Unió részéről Għall-Unjoni Ewropea Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej Pentru Uniunea Europeană Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo Euroopan unionin puolesta För Europeiska unionen
BIJLAGE 1
GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN DIE KUNNEN DIENEN ALS BEWIJS VAN DE NATIONALITEIT
(ARTIKEL 2, LID 1, ARTIKEL 4, LID 1, EN ARTIKEL 8, LID 1)
Wanneer de aangezochte staat een lidstaat of Kaapverdië is:
— alle soorten paspoorten (nationale paspoorten, diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten, collectieve paspoorten en paspoortvervangende documenten, met inbegrip van paspoorten voor kinderen);
— door de aangezochte staat afgegeven laissez-passer;
— alle soorten identiteitskaarten (ook tijdelijke en voorlopige identiteitskaarten);
— militaire zakboekjes en militaire identiteitskaarten;
— monsterboekjes en schippersbewijzen;
— burgerschapscertificaten en andere officiële documenten waaruit duidelijk het staatsburgerschap blijkt. Wanneer de aangezochte staat Kaapverdië is:
— bevestiging van de identiteit na raadpleging van het visuminformatiesysteem (1),
— in het geval van lidstaten die het visuminformatiesysteem niet gebruiken: positieve identificatie op basis van visum aanvraagdossiers van die lidstaten.
Wanneer de aangezochte staat een lidstaat is:
— positieve identificatie op basis van visumaanvraagdossiers van Kaapverdië.
(1) Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).
BIJLAGE 2
GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN DIE KUNNEN DIENEN ALS PRIMA FACIE BEWIJS VAN DE NATIONALITEIT
(ARTIKEL 2, LID 1, ARTIKEL 4, LID 1, EN ARTIKEL 8, LID 2)
— fotokopieën van de in bijlage 1 genoemde documenten;
— rijbewijzen of fotokopieën daarvan;
— geboorteakten of fotokopieën daarvan;
— bedrijfspassen of fotokopieën daarvan;
— getuigenverklaringen;
— verklaringen van de betrokken persoon en de door hem gesproken taal, onder meer door middel van een officieel onderzoeksresultaat;
— vingerafdrukken;
— andere documenten die kunnen bijdragen tot het vaststellen van de nationaliteit van de betrokken persoon.
BIJLAGE 3
GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN DIE WORDEN BESCHOUWD ALS BEWIJS DAT IS VOLDAAN AAN DE VOORWAARDEN VOOR DE OVERNAME VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN EN STAATLOZE PERSONEN
(ARTIKEL 3, LID 1, ARTIKEL 5, LID 1, EN ARTIKEL 9, LID 1)
— visum met bewijs van binnenkomst op het grondgebied van de aangezochte staat en/of verblijfsvergunning die is afgegeven door de aangezochte staat;
— inreis-/uitreisstempels of soortgelijke aantekeningen in het reisdocument van de betrokkene of andere bewijzen van inreis/uitreis (bv. fotografische);
— alle soorten documenten, certificaten en rekeningen (bv. hotelrekeningen, afspraakkaarten voor bezoek aan arts/tand arts, toegangsbewijzen voor openbare/particuliere instellingen, autoverhuurcontracten, kredietkaartreçu's, enz.) waaruit duidelijk blijkt dat de betrokken persoon op het grondgebied van de aangezochte staat heeft verbleven;
— reisbiljetten op naam en/of passagierslijsten voor vlieg-, trein-, bus- of bootreizen waaruit de aanwezigheid van de betrokken persoon en zijn reisroute op het grondgebied van de aangezochte staat kunnen worden afgeleid;
— inlichtingen waaruit blijkt dat de betrokkene gebruik heeft gemaakt van de diensten van een reisbegeleider of reis bureau;
— officiële verklaringen van met name grensbeambten en andere personen die kunnen getuigen dat de betrokkene de grens heeft overschreden;
— officiële verklaringen van de betrokken persoon in gerechtelijke of administratieve procedures.
BIJLAGE 4
GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN DIE WORDEN BESCHOUWD ALS PRIMA FACIE BEWIJS DAT IS VOLDAAN AAN DE VOORWAARDEN VOOR DE OVERNAME VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN EN STAATLOZE PERSONEN
(ARTIKEL 3, LID 1, ARTIKEL 5, LID 1, EN ARTIKEL 9, LID 2)
— door de aangezochte staat afgegeven visum;
— omschrijving van de plaats waar en omstandigheden waaronder de betrokkene na binnenkomst van het grondgebied van de verzoekende staat is aangetroffen, verstrekt door de bevoegde autoriteiten van die staat;
— gegevens met betrekking tot de identiteit en/of het verblijf van een persoon die door een internationale organisatie zijn verstrekt (bv. UNHCR);
— rapportage/bevestiging van de inlichtingen door familieleden, reisgenoten, enz.;
— verklaring van de betrokken persoon;
— vingerafdrukken.
BIJLAGE 5
BIJLAGE 6
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 3 en 5
De verdragsluitende partijen streven ernaar alle onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de juridische voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op hun respectieve grondgebie den, naar hun land van herkomst terug te zenden.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Koninkrijk Denemarken
De overeenkomstsluitende partijen nemen er nota van dat deze overeenkomst niet van toepassing is op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, noch op onderdanen van het Koninkrijk Denemarken. Daarom is het wenselijk dat de Republiek Kaapverdië en het Koninkrijk Denemarken een overnameover eenkomst sluiten die vergelijkbaar is met deze overnameovereenkomst.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek Ijsland en het Koninkrijk Noorwegen
De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en de Repu bliek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, met name uit hoofde van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis van 18 mei 1999. Daarom is het wenselijk dat de Republiek Kaapverdië met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen een overnameovereenkomst sluit die vergelijkbaar is met deze overnameovereen komst.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Zwitserse Bondsstaat
De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en de Zwit serse Bondsstaat, met name uit hoofde van de op 1 maart 2008 in werking getreden Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitser land wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Het is daarom wenselijk dat de Republiek Kaapverdië met de Zwitserse Bondsstaat een overnameovereenkomst sluit die vergelijkbaar is met deze overeenkomst.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het vorstendom Liechtenstein
De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en het Vorstendom Liechtenstein, met name uit hoofde van het op 7 april 2011 in werking getreden Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechten stein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Het is daarom wenselijk dat de Republiek Kaapverdië met het Vorstendom Liechtenstein een overnameovereenkomst sluit die vergelijkbaar is met deze overeenkomst.