GEVESTIGD TE AMSTERDAM
PENSIOENREGLEMENT B-excedent VAN
“STICHTING PENSIOENFONDS PROVISUM”
GEVESTIGD TE AMSTERDAM
Versie 2024-02
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 3
Artikel 5 Informatie 9
Artikel 6 Klachten en bezwaar 10
Artikel 7 Hardheidsclausule 10
HOOFDSTUK 2 BESCHIKBARE PREMIE 11
Artikel 8 Beschikbare premie 11
Artikel 9 Beleggen van de beschikbaar gestelde premie tot 1 juli 2024 11
Artikel 9a. Inkoop van de beschikbaar gestelde premie vanaf 1 juli 2024 11
Artikel 9b. Inkoop van het kapitaal uit waardeoverdracht vanaf 1 juli 2024 11
Artikel 10 Aanwending van het pensioenkapitaal 12
Artikel 11 Partnerpensioen en wezenpensioen gedurende het deelnemerschap 13
Artikel 12 Arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA excedent) 16
Artikel 13 Beschikbare premie bij arbeidsongeschiktheid 177
HOOFDSTUK 3 BIJZONDERE PENSIOENBEPALENDE SITUATIES 18
Artikel 14 Partnerpensioen bij overlijden van de gewezen deelnemer 18
Artikel 15 Bijzonder partnerpensioen (bij beëindiging relatie) 18
Artikel 16 Verevening ouderdomspensioen (bij beëindiging huwelijk of geregistreerd partnerschap)
Artikel 17 Tussentijds ontslag en afkoop 20
Artikel 18 Voortzetting van het deelnemerschap bij werkloosheid 20
Artikel 19 Waardeoverdracht 20
Artikel 20 Voortzetting verzekering partnerpensioen bij onbetaald verlof 21
Artikel 20a C&A Seniorenregeling 21
Artikel 22 Het fiscale maximum van de pensioenen 22
Artikel 23 Fiscale glijclausule 22
Artikel 24 Vermindering en beëindiging bijdragebetaling 23
Artikel 26 Wijziging reglement 24
Artikel 27 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen 24
Bijlage bij het reglement B-excedent 25
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt voorts verstaan onder:
a. de basisregeling | : | De middelloonregeling die is vastgelegd in Pensioenreglement B van de Stichting Pensioenfonds Provisum, gevestigd te Amsterdam. |
b. de excedentgrondslag c. de vermogensbeheerder | : : | Het positief verschil tussen het ‘pensioengevend jaarsalaris’ en het ‘maximum pensioengevend jaarsalaris’ zoals die worden gehanteerd in de basisregeling. Een door het bestuur aan te wijzen vermogensbeheerder die is onderworpen aan het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten. |
d. het reglement e. de stichting f. het bestuur | : : : | Het pensioenreglement B-excedent van de stichting. Voorts komen de begrippen die worden gehanteerd in dit reglement overeen met de begrippen zoals gehanteerd in het reglement van de basisregeling en die in artikel 1 van het pensioenreglement waarin de basisregeling is vastgelegd, en als hieronder weergegeven. Stichting Pensioenfonds Provisum. Het bestuur van de stichting. |
g. C&A | : | De commanditaire vennootschap C&A Nederland, gevestigd te Amsterdam of zijn rechtsopvolger. |
h. de werkgever | : | C&A of een door C&A aangewezen vennootschap of rechtspersoon. |
i. de werknemer | : | Xxxxxx die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever. |
j. pensioenovereenkomst | : | Hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. |
x. xx xxxxxxxxx | : | De werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft als bedoeld in de in dit reglement omschreven pensioenregeling. |
l. de gewezen deelnemer | : | De werknemer of de gewezen werknemer door wie geen pensioen meer wordt verworven op grond van de bepalingen in dit reglement en die bij beëindiging van de deelneming een aanspraak op een pensioenkapitaal heeft behouden jegens de stichting. |
x.xx gepensioneerde | : | De (gewezen) deelnemer voor wie op grond van de bepalingen in het basisreglement een ouderdomspensioen is ingegaan. |
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxxx | : | De (gewezen) deelnemer of diens nabestaande(n) voor wie op grond van de bepalingen in dit reglement een pensioen is ingegaan. |
o. de partner p. het samenlevingsverband | : : | a. Degene met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de (gekozen) pensioeningangs- datum door huwelijk is verbonden. b. Degene met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de (gekozen) pensioeningangs- datum een geregistreerd partnerschap is aangegaan. c. De ongehuwde man of vrouw, niet zijnde een familielid in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de (gekozen) pensioeningangsdatum een samenlevingsverband is aangegaan. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan voor de toepassing van dit reglement en de daaruit voortvloeiende aanspraken en rechten niet meer dan één partner tegelijk hebben. Indien op enig moment meer dan één persoon aan de definitie voldoet, is het bestuur bevoegd om te bepalen hoe de aanspraken en rechten uit hoofde van dit reglement worden verdeeld. De gemeenschappelijke huishouding van de ongehuwde en niet geregistreerde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde én de ongehuwde partner die moet blijken uit een, bij notariële akte, vastgelegd contract én de inschrijving op één adres in de Basisregistratie Personen (BRP). Voor de toepassing van het pensioenreglement wordt de gemeenschappelijke huishouding geacht te zijn aangevangen op de datum van verlijden van de notariële akte danwel, indien later, de datum van de gezamenlijke inschrijving op hetzelfde adres en wordt deze geacht te zijn geëindigd door: 1. opzegging van het contract bij notariële akte; 2. overlijden van de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of de partner; 3. huwelijk of het aangaan van een geregistreerd partnerschap van de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde en/of de partner; 4. het niet meer op één adres ingeschreven staan bij de Basisregistratie Personen (BRP) van de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde en de partner. |
q. het kind | : | Elk kind met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staat; voorts een stief- of pleegkind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. |
x. xx xxxxxxxxxxx | : | De partner of het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. |
s. de pensioendatum | : | De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. |
t. de pensioeningangsdatum | : | De eerste dag van de maand waarop voor de (gewezen) deelnemer een uitkering inzake ouderdomspensioen ingaat. Dit ouderdomspensioen gaat niet eerder in dan op de eerste dag van de kalendermaand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die tien jaar lager is dan de voor het betreffende kalenderjaar geldende pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet. |
u. de datum waarop een deelnemer pensioengerechtigd wordt | : | De dag waarop de AOW(-uitkering) ingaat. |
v. parttime percentage | : | Het aantal arbeidsuren gedeeld door het bij de werkgever gebruikelijke aantal arbeidsuren maal 100%, naar boven afgerond op gehele procenten. |
w. het pensioengevend jaarsalaris | : | Het op hele euro’s afgeronde bruto jaarsalaris dat geldt per aanvang van het deelnemerschap en vervolgens bij iedere wijziging per de eerste van de betreffende maand. Voor deelnemers op maandsalaris wordt onder bruto jaarsalaris begrepen 12 maal het bruto maandsalaris, vermeerderd met het vakantiegeld, op fulltime basis. Indien het maandsalaris meer dan 12 maal per kalenderjaar wordt uitbetaald, wordt dat hogere aantal in aanmerking genomen bij de vaststelling van het pensioengevend jaarsalaris. Voor deelnemers op uurloon wordt onder bruto jaarsalaris begrepen 52 maal de volledige arbeidstijd uitgedrukt in uren per week, zoals bij de werkgever gebruikelijk is, maal het vaste uurloon, vermeerderd met het vakantiegeld. |
x. het maximum pensioengevend jaarsalaris (van de basisregeling) | : | Het op 1 januari van enig jaar geldende bedrag als bedoeld in artikel 17 lid 1 eerste volzin van de Wet financiering sociale verzekeringen. Per 1 januari 2024 is het maximum pensioengevend jaarsalaris € 71.628. |
y. grensbedrag arbeids- ongeschiktheidspensioen | : | Het grensbedrag waaronder geen arbeidsongeschikt- heidspensioen wordt toegekend omdat de WIA van toepassing is. Dit bedrag is even hoog als het maximum pensioengevend salaris (van de basisregeling). |
z. indexatie | : | Een verhoging van een pensioenaanspraak of pensioenrecht. |
aa. de loonindex | : | De loonontwikkeling in de CAO retail non-food die wordt gehanteerd in de basisregeling. |
ab. CPI | : | De Consumentenprijsindex, alle bestedingen, zoals die wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. |
ac. de prijsindex | : | Het voor 1 januari van enig jaar vastgestelde quotiënt van het CPI voor de maand oktober in het voorafgaande jaar en het CPI voor de maand oktober in het daaraan voorafgaande jaar (dit betreft de voorlopig gepubliceerde cijfers oktober, zoals bekend op moment van besluitvorming over de indexatie). |
ad. Anw | : | Algemene nabestaandenwet. |
ae. WIA | : | Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. |
af. PW | : | De Wet van 7 december 2006 houdende regels betreffende pensioenen (Staatsblad 2006 - 705), inclusief de wijzigingen die daarop hebben plaatsgevonden. |
ag. de verzekeraar | : | Een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen. |
ah. vermogensbeheerder | : | Een door het bestuur aan te wijzen vermogensbeheerder die is onderworpen aan het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten. |
ai. levensloopregeling | : | Vervallen. |
aj.pensioenuitvoeringsovereen- komst ak. pensioenkapitaal | : : | De overeenkomst tussen C&A en de stichting over de uitvoering van de pensioenovereenkomst. Deze geldt tevens voor de overige aangesloten vennootschappen. Het saldo dat op basis van dit reglement op enig moment op de ten behoeve van de deelnemer geopende beleggingsrekening bij de vermogensbeheerder staat, bestemd voor inkoop van pensioen. |
: | De directeur van het Pensioenfonds als bedoeld in artikel 15 van de statuten van de stichting. | |
am. Geschilleninstantie Pensioenfondsen | : | Een door de overheid aangewezen onpartijdige en onafhankelijke instantie voor geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden en het pensioenfonds. |
an. partner- respectievelijk wezenpensioen | : | Het pensioen van de partner respectievelijk het kind van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. |
ao. nabestaandenpensioen | : | Een (bijzonder) partnerpensioen en/of een wezenpensioen. |
ap. UPA | : | Uniforme Pensioen Aangifte: is een standaard voor het volautomatisch uitwisselen van salarisgegevens tussen C&A en Provisum. |
aq. Voortschrijdend gemiddeld parttime percentage | : | Het gemiddelde van het aantal gewerkte arbeidsuren gedeeld door het bij de werkgever gebruikelijke aantal gewerkte arbeidsuren maal 100%, over de laatste 12 maanden, naar boven afgerond op gehele procenten. |
ar. Seniorenregeling | : | De seniorenregeling die van toepassing is voor personeel dat valt onder CAO retail non-food. |
Artikel 2 Algemeen
1. De werknemer en de werkgever hebben een pensioenovereenkomst gesloten waarin de basisregeling het karakter heeft van een uitkeringsovereenkomst en de B-excedent regeling het karakter van een premieovereenkomst.
2. De pensioenaanspraken die uit de pensioenovereenkomst voortvloeien zijn door de werkgever bij de stichting ondergebracht. Hiertoe hebben de werkgever en de stichting een pensioenuitvoeringsovereenkomst gesloten.
3. De pensioenaanspraken en pensioenrechten uit hoofde van dit reglement luiden op jaarbasis en in euro’s.
4. Overal waar in dit reglement de mannelijke vorm wordt gebruikt, impliceert dat tevens de vrouwelijke vorm.
Artikel 3 Deelnemerschap
3. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het deelnemerschap in de basisregeling.
Artikel 4 Aanspraken
1. Het deelnemerschap in de B-excedentregeling geeft aanspraak op:
a. Een pensioenkapitaal gevormd uit premies tot 1 juli 2024, dat op de pensioeningangsdatum omgezet dient te worden in een ouderdomspensioen krachtens de basisregeling bij de stichting dan wel bij een andere pensioenuitvoerder in de zin van de PW en zover is toegestaan door de PW. Bij overlijden vóór de pensioeningangsdatum wordt het pensioenkapitaal aangewend voor nabestaanden- en/of wezenpensioen in de basisregeling.
b. Een pensioenaanspraak gevormd uit premies vanaf 1 juli 2024 die direct worden aangewend voor inkoop van aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen in de basisregeling.
c. Nabestaandenpensioen voor de partner op risicobasis.
d. Aanvulling op de WIA bij arbeidsongeschiktheid.
e. Voortzetting van de premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid, een en ander als in dit reglement omschreven.
2. De aanspraken op grond van dit reglement van een deelnemer of gewezen deelnemer kunnen zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen die deelnemer of gewezen deelnemer en de stichting of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
3. De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en de stichting of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop.
4. Elk beding, strijdig met het bepaalde in het tweede en derde lid, is nietig.
Artikel 5 Informatie
1. De stichting verstrekt de deelnemer binnen drie maanden na opname in de regeling schriftelijk de informatie als bedoeld in de PW en informeert de deelnemer over de mogelijkheid om het geldende reglement en de geldende statuten bij de stichting op te vragen. De stichting informeert de deelnemer binnen drie maanden schriftelijk over wijzigingen van het reglement en van de statuten en over de mogelijkheid om het gewijzigde reglement of de gewijzigde statuten bij de stichting op te vragen. De stichting verstrekt (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op verzoek alle informatie die de stichting gehouden is te verstrekken op grond van bepalingen in de PW en in op de PW gebaseerde uitvoeringsbesluiten. De stichting verstrekt (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden tijdig informatie met betrekking tot het eventueel korten van pensioenaanspraken en uitkeringen. Ook zal het fonds communicatie inspanningen verrichten richting deelnemers o.a. in het kader van keuzebegeleiding. Tevens verstrekt het fonds periodiek informatie aan het pensioenregister als bedoeld in de PW.
2. a. De stichting verstrekt aan de deelnemer elk jaar een pensioenopgave waarin –op basis van de bij de stichting bekende gegevens- onder meer is vermeld de hoogte van het opgebouwde pensioenkapitaal, de aanspraken die op basis daarvan ingekocht kunnen worden bij de stichting en de te bereiken pensioenaanspraken, en opgave van de pensioenaangroei (factor A) overeenkomstig de bepalingen bij of krachtens de Wet inkomstenbelasting 2001, in welke pensioenopgave ten minste de bij of krachtens de PW vereiste informatie over de indexatie wordt verstrekt.
b. De stichting verstrekt aan de gewezen deelnemer, zo spoedig mogelijk na het einde van zijn deelnemerschap, een opgave van het pensioenkapitaal en de daarmee te verwerven pensioenaanspraken, informeert de gewezen deelnemer over de ten minste bij of krachtens de PW vereiste informatie over de indexatie van die aanspraken en verstrekt alle specifiek in het kader van de beëindiging van het deelnemerschap relevante informatie.
c. De stichting verstrekt bij het einde van het deelnemerschap elk jaar aan de gewezen deelnemer een opgave van diens pensioenaanspraken en de ten minste bij of krachtens de PW vereiste informatie over de indexatie daarvan.
d. De stichting verstrekt aan de ex-partner, zo spoedig mogelijk nadat een aanspraak verkregen wordt op een bijzonder partnerpensioen, een opgave van het pensioen waarop deze aanspraak jegens de stichting heeft verkregen en verstrekt de ex- partner ten minste de bij of krachtens de PW vereiste informatie over de indexatie daarvan.
e. De stichting verstrekt ten minste eens in de vijf jaar aan de ex-partner een opgave van diens aanspraak op bijzonder partnerpensioen en de ten minste bij of krachtens de PW vereiste informatie over de indexatie daarvan.
3. Uitsluitend aan het reglement kunnen aanspraken en rechten worden ontleend.
4. a. De werkgever en elke (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde zijn verplicht alle gegevens en stukken te verstrekken die de stichting voor de uitvoering van het reglement nodig acht. In dit kader draagt de werkgever er zorg voor dat aan- en afmeldingen van deelnemers bij de stichting tijdig, correct en volledig zijn.
b. De werkgever en elke (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde dienen elke voor hem kenbare (vermoedelijke) onjuistheid of onvolledigheid in pensioenopgaven en/of correspondentie van de stichting, zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de stichting te melden.
c. Indien gegevens of (salaris-)opgaven niet, niet juist, niet tijdig of niet volledig aan de stichting zijn verstrekt of bij de stichting zijn geadministreerd, is het bestuur met inachtneming van de betreffende wet- en regelgeving bevoegd de daaruit voortvloeiende wijzigingen in aanspraken, rechten en/of premieheffing – al dan niet met terugwerkende kracht – aan te brengen.
Artikel 6 Klachten en bezwaar
1. Een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde, die een klacht heeft die betrekking heeft op de stichting, kan zich te allen tijde mondeling of schriftelijk richten tot de directeur van de stichting. Onder een klacht jegens de stichting wordt verstaan een uiting van onvrede die een belanghebbende richt aan de stichting.
2. De Stichting heeft een Klachten- en geschillenregeling opgesteld waarin ook de procedure is omschreven. Hiervoor wordt verwezen naar xxx.xxxxxxxx.xx.
Artikel 7 Hardheidsclausule
1. In gevallen, niet van algemene aard zijnde, waarin het reglement niet voorziet of waarin dit naar de mening van het bestuur tot onredelijkheid of onbillijkheid zou leiden tegenover een (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of een andere belanghebbende, is het bestuur bevoegd in voor deze persoon gunstige zin te beslissen. Hierbij zal de geldende wet- en regelgeving in acht worden genomen.
HOOFDSTUK 2 Beschikbare premie Artikel 8 Beschikbare premie
1. De excedentgrondslag wordt vastgesteld zodra de deelneming begint en vervolgens maandelijks per de eerste dag van enige maand.
2. De maandelijkse beschikbare premie wordt vastgesteld zodra de deelneming aan de regeling begint en vervolgens maandelijks op de eerste dag van de maand, op basis van de volgende tabel:
Leeftijd deelnemer | Jaarlijkse beschikbare premie (percentage van de excedentgrondslag) |
18 en 19 jaar | 5,3% |
20 tot en met 24 jaar | 5,9% |
25 tot en met 29 jaar | 6,9% |
30 tot en met 34 jaar | 8,0% |
35 tot en met 39 jaar | 9,3% |
40 tot en met 44 jaar | 10,8% |
45 tot en met 49 jaar | 12,6% |
50 tot en met 54 jaar | 14,7% |
55 tot en met 59 jaar | 17,3% |
60 tot en met 64 jaar | 20,4% |
65 en 66 jaar | 23,7% |
Voor de toepassing van deze tabel wordt een maximum excedentgrondslag in acht genomen die overeenkomt met het bedrag genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 (per 1 januari 2024 € 137.800) minus het maximum pensioengevend jaarsalaris (van de basisregeling).
3. De ter beschikking gestelde premie wordt vermenigvuldigd met het parttime percentage zoals dat bekend is in de basisregeling.
4. Als de deelneming aan de pensioenregeling begint of eindigt in de loop van een jaar wordt de beschikbare premie voor dat jaar naar rato vastgesteld. Hierbij geldt dat de maand waarin de deelneming aan de pensioenregeling begint volledig - en de maand waarin de deelneming eindigt niet in aanmerking wordt genomen.
5. Naast de in lid 2 omschreven premie stelt de werkgever ter beschikking:
a. de (risico)premies als ten behoeve van:
- artikel 11 (partnerpensioen en wezenpensioen gedurende het deelnemerschap)
- artikel 12 (arbeidsongeschiktheidspensioen, WIA excedent)
- artikel 13 (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) en
b. de administratiekosten; zoals nader vastgesteld in de bijlage.
Artikel 9 Beleggen van de beschikbaar gestelde premie tot 1 juli 2024
1. De conform artikel 8 beschikbaar gestelde premie wordt tot 1 juli 2024 gestort op een door de stichting op haar naam ten behoeve van de deelnemer bij een vermogensbeheerder geopende beleggingsrekening. De stichting zal nimmer rente verschuldigd zijn wegens te late overschrijving.
2. Bij de toepassing van het vorige lid wordt de premie verdeeld over een of meer beleggingsfondsen (stortingsmix) als omschreven in de door de stichting en de
vermogensbeheerder gesloten overeenkomst (volledig beheer). De stortingsmix die bij een deelnemer van toepassing is, is afhankelijk van de resterende periode tot de pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico, gerelateerd aan de pensioeninkoop, kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Het beleggingsrisico (positief of negatief) is geheel voor rekening van de deelnemer.
3. De stichting draagt zorgplicht met betrekking tot de beleggingen van de deelnemer. De (gewezen) deelnemer kan deze verantwoordelijkheid overnemen door zelf een keuze te maken met betrekking tot de stortingsmix (eigen beheer). De stortingsmixen waaruit betrokkene kan kiezen, zijn door het bestuur beperkt tot negen beleggingsfondsen uit de standaard-mixen die in volledig beheer van toepassing zijn (de brochure inzake de werking van volledig en eigen beheer is te downloaden op de website van de stichting).
4. Indien de (gewezen) deelnemer heeft gekozen voor ‘eigen beheer’ draagt de stichting er zorg voor dat door de vermogensbeheerder een klant- en risicoprofiel wordt opgemaakt. Dit profiel bestaat uit een beleggingsprofiel met inachtneming van de financiële positie van de (gewezen) deelnemer, zijn risicobereidheid en kennis en ervaring met beleggen. De stichting draagt zorg voor advisering door de vermogens- beheerder van de (gewezen) deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert.
De stichting draagt er zorg voor dat door de vermogensbeheerder ten minste een keer per jaar wordt onderzocht of de beleggingen zich binnen de gestelde grenzen bevinden en dat de (gewezen) deelnemer hierover wordt geïnformeerd.
De stichting is op geen enkele wijze aansprakelijk voor (de gevolgen van) de door de (gewezen) deelnemer gemaakte keuze.
5. Het pensioenfonds machtigt de vermogensbeheerder om met betrekking tot de beleggingsrekening rechtstreeks informatie te verstrekken aan de deelnemer ten behoeve van wie de rekening is geopend.
Ten aanzien van foutieve mutaties op deze rekening door de vermogensbeheerder, is artikel 5 lid 4 sub b (informatie) van dienovereenkomstige toepassing. Indien de deelnemer de inhoud van transactie-bevestigingen of andere opgaven in bovenbedoelde zin niet heeft betwist, respectievelijk zijn bezwaren tegen een transactie niet aan de Stichting of de vermogensbeheerder heeft medegedeeld binnen 13 (dertien) maanden na beschikbaarstelling door de vermogensbeheerder, wordt de deelnemer geacht met de verrichte transactie en het beleggingsbeleid in te stemmen, behoudens door de deelnemer te leveren tegenbewijs.
Artikel 9a. Inkoop van de beschikbaar gestelde premie vanaf 1 juli 2024
1. De conform artikel 8 beschikbaar gestelde premie wordt vanaf 1 juli 2024 aangewend voor inkoop van extra pensioen conform pensioenreglement B.
2. Bij de inkoop als bedoeld in het vorige lid vindt omzetting plaats in een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100:70.
3. Op de inkoop zijn alle betreffende bepalingen van het pensioenreglement B rechtstreeks van toepassing met inbegrip van hoofdstuk 6 en 7 ten aanzien van respectievelijk de pensioenuitkering en de indexatie.
4. De tarieven die gelden bij deze inkoop zijn weergegeven in de bijlage sub 2 van het pensioenreglement B.
Artikel 9b. Inkoop van het kapitaal uit waardoverdracht vanaf 1 juli 2024
1. Het conform artikel 19 vastgestelde kapitaal uit waardeoverdracht wordt vanaf 1 juli 2024 aangewend voor inkoop van een levenslang pensioen conform pensioenreglement B.
2. Bij de inkoop als bedoeld in het vorige lid vindt omzetting plaats in een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100:70.
3. Op de inkoop zijn alle betreffende bepalingen van het pensioenreglement B rechtstreeks van toepassing met inbegrip van hoofdstuk 6 en 7 ten aanzien van respectievelijk de pensioenuitkering en de indexatie.
Artikel 10 Aanwending van het pensioenkapitaal
1. Op de pensioeningangsdatum van de basisregeling dient het pensioenkapitaal aangewend te worden voor inkoop in de basisregeling volgens artikel 16 van het pensioenreglement B danwel voor aankoop van een pensioen bij een andere pensioenuitvoerder in de zin van de PW.
2. Indien de deelnemer met deeltijdpensioen gaat, wordt een evenredig gedeelte van het pensioenkapitaal aangewend voor inkoop als bedoeld in het vorige lid. De evenredigheid wordt vastgesteld aan de hand van de mate waarin de arbeidsovereenkomst is beëindigd.
3. De (gewezen) deelnemer dient zijn keuze voor de aanwending van het pensioenkapitaal ten minste drie maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk aan de stichting kenbaar te maken. Indien één maand vóór pensioeningangsdatum nog geen pensioenuitvoerder is geselecteerd of indien de onmiddellijke aanwending jegens de geselecteerde pensioenuitvoerder niet mogelijk is, vindt aanwending plaats jegens de stichting.
4. Bij inkoop in de basisregeling vindt omzetting plaats in een recht op levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100 : 70. Hierna kan binnen de basisregeling gebruik gemaakt worden van de keuzemogelijkheden van hoofdstuk 3 van pensioenreglement B.
5 Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de pensioeningangsdatum wordt het pensioenkapitaal aangewend ten bate van het partnerpensioen en bij ontstentenis daarvan in een eventueel wezenpensioen als hierna omschreven in artikel 11. Bij ontstentenis van beide vervalt het pensioenkapitaal aan het fonds.
6. Op de in de basisregeling ingekochte pensioenen zijn alle betreffende bepalingen van reglement B rechtstreeks van toepassing met inbegrip van de indexatiebepalingen. Indien wordt gekozen voor aanwending jegens een andere uitvoerder zijn de indexatiebepalingen niet van toepassing op de aangekochte pensioenen.
Artikel 11 Partnerpensioen en wezenpensioen gedurende het deelnemerschap
1. Tijdens het deelnemerschap wordt voor de deelnemer met een partner op risicobasis een partnerpensioen verzekerd ter grootte van:
1. 1,225% van de excedentgrondslag over de deelnemingsjaren van aanvang van de deelneming tot en met 31 december 2014;
2. 1,16% van de excedentgrondslag over de deelnemingsjaren van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017, en
3. 1,089% van de excedentgrondslag over de deelnemingsjaren van 1 januari 2018 tot aan de pensioendatum.
Op alle perioden is het parttime percentage als bedoeld in lid 3 van toepassing.
Voor deelnemingsjaren als bedoeld in de vorige volzin wordt vanaf 1 januari 2015 een maximum excedentgrondslag in acht genomen die overeenkomt met het bedrag genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 (per 1 januari 2024
€ 137.800).
2. Tijdens het deelnemerschap wordt voor ieder kind een jaarlijks wezenpensioen verzekerd van:
1. 0,245% van de excedentgrondslag over de deelnemingsjaren van aanvang van de deelneming tot en met 31 december 2014;
2. 0,232% van de excedentgrondslag over de deelnemingsjaren van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017, en
3. 0,218% van de excedentgrondslag over de deelnemingsjaren van 1 januari 2018 tot aan de pensioendatum.
Op alle perioden is het parttime percentage als bedoeld in lid 3 van toepassing.
Voor deelnemingsjaren als bedoeld in de vorige volzin wordt vanaf 1 januari 2015 een maximum excedentgrondslag in acht genomen die wordt berekend met een pensioengevend salaris waarop een maximum is toegepast dat overeenkomt met het bedrag genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 (per 1 januari 2024 € 137.800).
3. In voorgaande leden wordt een parttime percentage in acht genomen dat een gemiddelde betreft van het parttime percentage:
1. zoals gehanteerd in de basisregeling tot en met de laatste dag van de maand van overlijden, en
2. zoals bestond vlak vóór het moment van overlijden voor de doortelling tot de pensioendatum.
3. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het actuele parttime percentage maandelijks worden verwerkt en zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddelde parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap.
4. a. Bij het aantal deelnemingsjaren als bedoeld in de voorgaande leden wordt mede rekening gehouden met de jaren die in de basisregeling zijn verkregen op grond van waardeoverdracht.
b. Op het aantal jaren als bedoeld in de voorgaande leden wordt in mindering gebracht het aantal jaren als bedoeld in artikel 25 van dit reglement (overgangsrecht).
5. Ingeval er sprake is van een bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 15 worden bij deelnemingsjaren als bedoeld in de leden 1 en 2 het aantal jaren waarover het bijzonder partnerpensioen is opgebouwd in mindering gebracht.
6. Op het partnerpensioen zoals vastgesteld in lid 1 worden de aanspraken op partnerpensioen die voortkomen uit de directe inkoop van de beschikbaar gestelde premie als bedoeld in artikel 9a. en de inkoop van het kapitaal uit waardeoverdracht als bedoeld in artikel 9b., vermeerderd met de toegekende indexaties zoals genoemd in artikel 33 van het pensioenreglement B, in mindering gebracht.
7. In aanmerking voor een partnerpensioen respectievelijk wezenpensioen als bedoeld in de vorige leden komt iedere nabestaande dan wel kind van een deelnemer die ten gevolge van het overlijden van die deelnemer volgens de basisregeling recht heeft partnerpensioen respectievelijk wezenpensioen.
Beperking van het recht op deze pensioenen vindt eveneens plaats overeenkomstig de basisregeling zoals nader geregeld in artikel 17 van reglement B.
Het partnerpensioen en/of wezenpensioen gaat in en eindigt gelijktijdig met het partnerpensioen of wezenpensioen in de basisregeling.
8. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien dat het geval is binnen de basisregeling.
9. Het partnerpensioen en wezenpensioen als bedoeld in deze bepaling vormt een geheel met het partner- en wezenpensioen dat is opgebouwd in de basisregeling en na vaststelling zijn hierop de bepalingen van reglement B inzake partnerpensioen integraal van toepassing.
Artikel 12 Arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA excedent)
1. Een deelnemer, die direct aansluitend op twee jaar ziekte, een WIA-uitkering ontvangt, komt na deze twee jaar in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen indien het pensioengevend jaarsalaris vermenigvuldigd met het parttime percentage zoals dat bestond direct voorafgaand aan de ziekte hoger is dan het grensbedrag arbeidsongeschiktheidspensioen. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop de WIA-uitkering is aangevangen en wordt uitgekeerd tot de datum waarop een deelnemer pensioengerechtigd wordt of, indien eerder, tot de datum waarop de deelnemer overlijdt of de datum waarop de WIA-uitkering wordt beëindigd.
2. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt in geval van volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het met het parttime percentage vermenigvuldigde pensioengevend jaarsalaris verminderd met het grensbedrag arbeidsongeschiktheids- pensioen, zoals deze golden direct voorafgaande aan de aanvang van de ziekte. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt jaarlijks aangepast aan de prijsindex als bedoeld in de basisregeling.
3. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt voor de vaststelling van het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen, het uitkeringspercentage van 70% zoals bedoeld in lid 2 vervangen door het uitkeringspercentage op grond van de volgende tabel:
Bij een arbeidsongeschiktheid van | is het uitkeringspercentage |
80% tot 100% 65% tot 80% 55% tot 65% 45% tot 55% 35% tot 45% 25% tot 35% 15% tot 25% | 70% 50,75% 42% 35% 28% 21% 14% |
4. Bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de leden 2 en 3 wordt een maximum pensioengevend salaris aangehouden van maximaal € 259.179 (2024). Dit maximum wordt jaarlijks aangepast aan de loonindex in de basisregeling.
5. In geval van een toegenomen mate van arbeidsongeschiktheid wordt deze wijziging uitsluitend toegepast indien de deelnemer op het moment van wijziging van het percentage arbeidsongeschiktheid voor zijn arbeidsgeschikte gedeelte deelnemer is aan de in dit reglement omschreven pensioenregeling van de stichting. Het percentage arbeidsongeschiktheidspensioen wijzigt niet indien een indeling in een hogere klasse van arbeidsongeschiktheid plaatsvindt nadat de deelname inzake het resterende arbeidsgeschikte gedeelte is beëindigd.
6. Aan deelnemers die bij de aanvang van hun deelnemerschap reeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt waren, wordt arbeidsongeschiktheidspensioen verleend indien en voor zover een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid tijdens het deelnemerschap leidt tot een indeling in een hogere klasse van arbeidsongeschiktheid.
Artikel 13 Beschikbare premie bij arbeidsongeschiktheid
1. Een deelnemer, die direct aansluitend op twee jaar ziekte, een WIA-uitkering ontvangt, komt na deze twee jaar in aanmerking voor een (gedeeltelijke) voortzetting van de in artikel 8 genoemde premiebetaling door de stichting alsmede de premiebetaling voor de dekking van het partner- en wezenpensioen gedurende het deelnemerschap (artikel 11). Deze voortzetting gaat in op de dag waarop de WIA-uitkering is aangevangen en eindigt op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer pensioengerechtigd wordt of, indien eerder, op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt of waarop de WIA-uitkering wordt beëindigd.
2. De vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld over de laatst vastgestelde pensioengrondslag, rekening houdend met een beschikbare premie percentage volgens de leeftijdsstaffel weergegeven in artikel 8, aangevuld met een risicopremie voor partnerpensioen. De pensioengrondslag wordt hierbij jaarlijks aangepast aan de loonindex als bedoeld in de basisregeling.
3. In geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid vindt de premievrije voortzetting plaats op grond van de in de volgende tabel vermelde voortzettingspercentages.
Bij een arbeidsongeschiktheid van | is het voortzettingspercentage |
80% tot 100% 65% tot 80% 55% tot 65% 45% tot 55% 35% tot 45% 25% tot 35% 15% tot 25% | 100% 72,5% 60% 50% 40% 30% 20% |
4. In geval van een toegenomen mate van arbeidsongeschiktheid wordt deze wijziging uitsluitend toegepast indien de deelnemer op het moment van wijziging van het percentage arbeidsongeschiktheid voor zijn arbeidsgeschikte gedeelte deelnemer is. Het voortzettingspercentage wijzigt niet indien een indeling in een hogere klasse van arbeidsongeschiktheid plaatsvindt nadat de deelname inzake het resterende arbeidsge- schikte gedeelte is beëindigd.
5. Aan deelnemers die bij de aanvang van hun deelnemerschap reeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt waren, wordt premievrije voortzetting verleend indien en voor zover een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid tijdens het deelnemerschap leidt tot een indeling in een hogere klasse van arbeidsongeschiktheid.
HOOFDSTUK 3 BIJZONDERE PENSIOENBEPALENDE SITUATIES
Artikel 14 Partnerpensioen bij overlijden van de gewezen deelnemer
Als de gewezen deelnemer vóór de pensioeningangsdatum overlijdt, wordt het pensioenkapitaal aangewend voor de inkoop van extra partnerpensioen en/of wezenpensioen in de basisregeling, mits in de basisregeling aanspraak op partnerpensioen en/of wezenpensioen ontstaat. Het kapitaal wordt zodanig verdeeld opdat de verkregen verhouding van de aanspraak tussen partnerpensioen en wezenpensioen gelijk is aan de verhouding in de basisregeling. Voor de vaststelling van de looptijd van het wezenpensioen geldt de bepaling zoals opgenomen in artikel 12 lid 1 van de basisregeling.
Artikel 15 Bijzonder partnerpensioen (bij beëindiging relatie)
1. Ingeval er aanspraak ontstaat op een bijzonder partnerpensioen in de basisregeling wordt er op het moment van het ontstaan van die aanspraak, ten laste van het pensioenkapitaal, ten behoeve van de rechthebbende extra bijzonder partnerpensioen ingekocht in de basisregeling ter grootte van de aanspraak op partnerpensioen die ontstaat bij inkoop in de basisregeling op basis van artikel 16 lid 3 van reglement B.
2. De ex-partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
3. Op het bijzonder partnerpensioen is het bepaalde in artikel 17 van de basisregeling (beperking van het partnerpensioen) van overeenkomstige toepassing.
4. Een tot stand te brengen afwijkende overeenkomst van het onder lid 1 bepaalde is slechts geldig indien de deelnemer en partner bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap, samenlevingsovereenkomst of bij een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Met die overeenkomst wordt slechts rekening gehouden als hieraan een verklaring van de stichting is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
5. Het pensioen waarop de ex-partner volgens dit artikel recht heeft, wordt jaarlijks, indien en voorzover de middelen van de stichting het naar oordeel van het bestuur toelaten, conform artikel 33 van de basisregeling (indexatie) verhoogd.
6. Indien het bijzonder partnerpensioen bij scheiding minder bedraagt dan het in artikel 66, lid 1 van de PW bedoelde bedrag, vindt binnen 6 maanden nadat de scheiding aan de stichting is gemeld afkoop plaats.
7. Voor de afkoop als bedoeld in lid 7 stelt het bestuur sekseneutrale afkoopfactoren vast op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen.
8. Indien de ex-partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt en nog geen ouderdomspensioen ontvangt, maakt de aanspraak op het bijzonder partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de ex-partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer. Na omzetting zoals omschreven in artikel 16 lid 4 vindt deze toevoeging niet plaats.
Artikel 16 Verevening ouderdomspensioen (bij beëindiging huwelijk of geregistreerd partnerschap)
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder scheiding verstaan echtscheiding, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of scheiding van tafel en bed van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Als scheiding wordt niet beschouwd de beëindiging van het geregistreerd partnerschap door een huwelijk met dezelfde partner of een omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap.
2. De ex-echtgeno(o)t(e) of ex-geregistreerde partner verkrijgt, op verzoek gedaan op het daarvoor wettelijk voorgeschreven formulier binnen twee jaar nadat de scheiding rechtens is komen vast te staan (het tijdstip van de scheiding), een recht op 50% van het pensioenkapitaal dat is opgebouwd gedurende de deelnemersjaren die liggen tussen de datum waarop het huwelijk is gesloten of het geregistreerd partnerschap is aangegaan en het tijdstip van de scheiding (pensioenverevening). Dit pensioenkapitaal wordt vastgesteld door het pensioenkapitaal te vermenigvuldigen met een breuk waarbij de deelnemingsperiode die samenloopt met de huwelijkse periode de teller, en de totale deelnemersperiode de noemer is. Het in de vorige volzin bedoelde pensioenkapitaal betreft het kapitaal nadat daarvan de onttrekking plaats heeft gevonden van het bijzonder partnerpensioen.
Een pensioen wordt niet verevend indien op het tijdstip van scheiding het deel van het ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat niet meer bedraagt dan het in artikel 66 PW genoemde bedrag. Voor de bepaling van het recht op uitbetaling wordt daarbij uitgegaan van de aanwending van het kapitaal voor een aanspraak conform artikel 10 van dit reglement en worden de aanspraken uit de basisregeling en de excedentregeling als één geheel beschouwd.
3. Bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden bij het aangaan van het geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met het oog op de scheiding kunnen de beide (ex-)echtgenoten of (ex-) geregistreerde partners overeenkomen van het bepaalde in lid 2 van dit artikel af te wijken of af te zien. Hiertoe ontvangt de stichting binnen twee jaar na de scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst.
4. Bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden aangegaan bij een geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met het oog op de scheiding kunnen de beide (ex-)echtgenoten of (ex-)geregistreerde partners overeenkomen dat het recht op verevening als omschreven in lid 2 van dit artikel en het bijzonder partnerpensioen, worden omgezet in recht op pensioen op het leven van de (ex-)echtgeno(o)t(e) of (ex-)geregistreerde partner. Hiertoe dient de stichting binnen twee jaar na de scheiding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst te ontvangen. De stichting kan alvorens akkoord te gaan met de omzetting, welke op actuarieel neutrale basis plaatsvindt, nadere voorwaarden stellen. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxx is de stichting bereid om de waarde van dit recht op pensioen over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de (ex-) echtgeno(o)t(e) of (ex-) geregistreerde partner, mits hierom binnen twee maanden na de datum van omzetting is verzocht.
5. Het pensioenkapitaal ten behoeve van de (ex-)echtgeno(o)t(e) of (ex-)geregistreerde partner wordt gestort op een gesepareerde rekening en hij ontvangt een bewijs van het recht uit hoofde van verevening of omzetting. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt een kopie van dit bewijs.
6. Op de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer wordt, naast het pensioenkapitaal van de (gewezen) deelnemer, ook het pensioenkapitaal ten behoeve van de ex-echtgeno(o)t(e) of ex-geregistreerde partner omgezet in een ouderdomspensioen dat rechtstreeks aan hem wordt uitgekeerd. De uitkeringswijze volgt daarbij de uitkeringskeuze van de deelnemer.
7. Na overlijden van een (ex-)echtgeno(o)t(e) of (ex-)geregistreerde partner, die aanspraak heeft op een deel van het pensioenkapitaal uit hoofde van het bepaalde in lid 2 van dit artikel, zal dit kapitaal worden toegevoegd aan het pensioenkapitaal van de betrokken (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Na omzetting zoals omschreven in lid 4 van dit artikel geldt deze toevoeging niet.
8. De stichting behoudt zich het recht voor in verband met het gestelde in dit artikel kosten in rekening te brengen bij de belanghebbenden en nadere richtlijnen te geven.
Artikel 17 Tussentijds ontslag en afkoop
1. Indien het deelnemerschap eindigt vóór de pensioeningangsdatum anders dan door overlijden of pensionering, eindigt de risicoverzekering van het partner- en het wezenpensioen, de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en behoudt de gewezen deelnemer een aanspraak op het pensioenkapitaal. Hij behoudt het recht op aanwending van dat kapitaal bij de stichting op pensioeningangsdatum.
2. De gewezen deelnemer die aansluitend aan de deelneming aan de pensioenregeling recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt ten behoeve van zijn nabestaande gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld aan de hand van het aantal deelnemingsjaren tot het moment van tussentijds ontslag.
3. De gewezen deelnemer ontvangt een bewijs van het in lid 1 genoemde opgebouwde pensioenkapitaal op het moment van beëindiging van het deelnemerschap.
4. Voor de mogelijkheid van afkoop van pensioen wordt de aanspraak uit de basisregeling en de aanspraak die kan worden verworven bij aanwending van het pensioenkapitaal als een geheel beschouwd. Indien zodoende voldaan wordt aan de afkoopgrens als bedoeld in artikel 66 van de PW vindt afkoop plaats volgens de regels van - en met de afkoopfactoren zoals gehanteerd in de basisregeling.
Artikel 18 Voortzetting van het deelnemerschap bij werkloosheid
Indien een bijdrage wordt ontvangen krachtens de Bijdrageregeling FVP 1995 wordt deze bijdrage enkel aangewend in de basisregeling.
Artikel 19 Waardeoverdracht
1. a. Indien de gewezen deelnemer in dienst treedt van een andere werkgever, wordt de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken overgedragen op verzoek van de gewezen deelnemer via het uitvoeringsorgaan van de pensioenregeling van de nieuwe werkgever en vervallen de aanspraken uit hoofde van deze pensioenregeling jegens de stichting.
b. Bij de berekening van de over te dragen waarde en de daarbij te volgen procedure zullen de regels worden gevolgd zoals die zijn neergelegd in de PW en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten.
c. Bij de overdracht zullen de aanspraken uit de basisregeling en de aanspraken op basis van dit reglement als één geheel worden beschouwd. Het is dus niet mogelijk enkel de aanspraken vanuit de basisregeling of uit de excedentregeling over te dragen.
2. De in lid 1 bedoelde waardeoverdracht vindt slechts plaats indien er sprake is van individueel ontslag.
3. a. De stichting is verplicht de waarde van de pensioenaanspraken opgebouwd bij een vorige werkgever te accepteren indien een deelnemer de stichting verzoekt om waardeoverdracht. De overdrachtswaarde wordt aangewend voor inkoop van extra pensioen als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de basisregeling danwel extra pensioen als bedoeld in artikel 9b. van dit reglement. Daarbij wordt de inkomende waarde over deze regelingen zodanig verdeeld dat het aantal fictieve jaren dat betrokkene verkrijgt in de basisregeling even groot is als het aantal jaren dat de inkomende waarde op het inkoopmoment vertegenwoordigt aan beschikbare premie binnen dit reglement.
b. Het bepaalde in lid 1 sub b is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20 Voortzetting beschikbare premie en verzekering partnerpensioen bij onbetaald verlof en betaald verlof
1. De inkoop van extra pensioen wordt voortgezet op basis van het dienstverband dat van toepassing was direct voorafgaande aan de periode van onbetaald verlof en/of betaald verlof indien sprake is van perioden als bedoeld onder artikel 10a lid 1a en lid 2 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, met dien verstande dat geen hogere inkoop van extra pensioen plaatsvindt dan in die regeling is voorzien. Over deze periode wordt een parttime percentage toegepast zoals bestond op het moment voorafgaande aan het onbetaald verlof en/of betaald verlof.
2. Indien de deelnemer gebruik maakt van lid 1, wordt de bijdrage van de deelnemer eveneens gebaseerd op het van toepassing zijnde dienstverband direct voorafgaande aan de periode van onbetaald of betaald verlof.
3. Indien gedurende een periode van onbetaald verlof of betaald verlof van maximaal achttien maanden geen of slechts gedeeltelijk inkoop van extra pensioen plaatsvindt, is dat niet van invloed op de dekking van het partnerpensioen.
Artikel 20a C&A Seniorenregeling
1. Indien de deelnemer gebruik maakt van een seniorenregeling van de werkgever die recht geeft op voortzetting van de pensioenopbouw wordt, in afwijking van artikel 9 lid 3, de pensioenopbouw voortgezet op basis van het parttime percentage dat van toepassing was direct voorafgaande aan de periode van ingang van deze regeling.
2. Indien de deelnemer gebruik maakt van de seniorenregeling zoals bedoeld in lid 1, wordt de bijdrage van de deelnemer eveneens gebaseerd op het van toepassing zijnde parttime percentage direct voorafgaande aan de ingang van de seniorenregeling.
HOOFDSTUK 4 FINANCIERING
Artikel 21 Financiering
1. De door de werkgever aan de stichting af te dragen bijdragen als bedoeld in artikel 8 worden, overeenkomstig de pensioenuitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de stichting voldaan.
2. In de pensioenuitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de stichting zijn de wijze, de voorwaarden en de hoogte van deze bijdragen en de overige kosten nader geregeld. De pensioenuitvoeringsovereenkomst kan door iedere (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde en belanghebbende worden opgevraagd bij de stichting.
Artikel 22 Het fiscale maximum van de pensioenen
1. Bij het toetsen van het fiscale afkoopverbod als omschreven in artikel 36 van het reglement B van Provisum wordt voor deelnemers die tevens onder het reglement B-excedent vallen, het pensioen dat voortvloeit uit deze laatste regeling ingerekend. Het pensioen inclusief de toegekende indexatie gaat daarbij zowel per jaar als in totaal niet uit boven een middelloonpensioen binnen de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Indien en voor zover onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van het pensioen, een pensioenkapitaal uit hoofde van de beschikbare premieregeling of de aanvullende pensioenregeling zal leiden tot een overschrijding van de fiscaal geldende maximale pensioenen, zal het deel van het pensioenkapitaal dat zou leiden tot overschrijding van deze maxima worden uitgekeerd aan de rechthebbende en direct worden belast als inkomsten uit tegenwoordige arbeid, tegen het alsdan geldende tarief voor de inkomstenbelasting voor belastingplichtigen tot AOW-leeftijd. Hierbij wordt rekening gehouden met het in lid 3 bepaalde.
3. Indien en voor zover de overschrijding als bedoeld in lid 2 plaatsvindt op grond van pensioen opgebouwd op grond van deze excedentregeling met ingang van 1 januari 2015, zal een daarop betrekking hebbend overschot vervallen aan het pensioenfonds.
4. Voor deelnemers in de B-excedentregeling wordt de toets als bedoeld in het 1e lid uitgevoerd op alle momenten als bedoeld in bijlage IV van het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 12 februari 2013, nr. BLKB 2013/43M, dan wel het Besluit dat daarvoor in de plaats treedt. Deze toets heeft dan alleen betrekking op het pensioen dat is opgebouwd in deze excedentregeling uit pensioenkapitaal dat ontstaat uit stortingen met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 23 Fiscale glijclausule
Indien de onderhavige pensioenregeling niet in overeenstemming is met de opvattingen van de belastingdienst en/of de belastingrechter en dientengevolge de pensioenregeling niet of niet volledig als zodanig wordt aanvaard, zal de regeling worden vervangen door een regeling die wel in overeenstemming is met de daaraan te stellen eisen.
Het fonds is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. De aanpassing vindt automatisch met terugwerkende kracht plaats tot de datum van invoering of wijziging van de onderhavige pensioenregeling in het geval de aanpassing het gevolg is van een beschikking van de belastinginspecteur op de voor de datum van invoering of wijziging voorgelegde regeling.
Bij de aanpassing wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de toezegging die het fonds in deze pensioenregeling heeft gedaan.
Artikel 24 Vermindering en beëindiging bijdragebetaling
1. De werkgever kan zijn bijdragen aan de stichting ter zake van de pensioenen slechts verminderen of staken in het geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, mits de pensioenuitvoeringsovereenkomst daarin voorziet.
2. Indien van de in de lid 1 vermelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zullen de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden daarvan onverwijld in kennis worden gesteld.
3. Indien van de in de lid 1 vermelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt zal het bestuur zich beraden over een aanpassing van het reglement aan de gewijzigde omstandigheden, waarbij geen inbreuk zal worden gemaakt op de pensioenkapitalen die op grond van de verrichte betalingen zijn verkregen.
4. Als in de basisregeling een korting zou plaatsvinden als bedoeld in artikel 134 van de PW heeft dit geen gevolgen voor de op basis van dit reglement opgebouwde pensioenkapitalen zolang deze niet zijn aangewend voor de inkoop van aanspraken in de basisregeling.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 25 Partnerpensioen
Artikel 26 Wijziging reglement
Dit reglement kan door het bestuur van de stichting, met inachtneming van het daaromtrent in de statuten bepaalde, worden gewijzigd dan wel worden beëindigd:
a. indien en voorzover nieuwe wettelijke voorzieningen met betrekking tot de verzorging van de oude dag en/of van partner of wezen worden ingevoerd, dan wel te dezen bestaande voorzieningen door wetgeving, jurisprudentie of anderszins worden gewijzigd;
b. indien een werkgever ten aanzien van de onder dit pensioenreglement van de stichting vallende deelnemers toetreedt tot een bedrijfstakpensioenfonds;
c. bij wijziging van de aan dit reglement ten grondslag liggende pensioenovereenkomst welke schriftelijk door de werkgever aan de stichting is gemeld en waarbij is voldaan aan hetgeen daaromtrent in de statuten van de stichting en/of in de uitvoeringsovereenkomst is bepaald.
Artikel 27 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
Bijlage bij het reglement B-excedent
De kosten en risicopremies als bedoeld in artikel 8 lid 5
1. De risicopremie als bedoeld in artikel 8 lid 5 onder a, eerste gedachtestreepje, inzake partner- en wezenpensioen als bedoeld in artikel 11, wordt bepaald door het door het fonds vastgestelde risicokapitaal te vermenigvuldigen met de tarieven conform de voorwaarden van de herverzekeraar.
2. De risicopremie als bedoeld in artikel 8 lid 5 onder b, tweede gedachtestreepje, inzake arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA excedent) als bedoeld in artikel 12, wordt bepaald door het door het fonds vastgestelde risicokapitaal te vermenigvuldigen met de tarieven conform de voorwaarden van de herverzekeraar.
3. De risicopremie als bedoeld in artikel 8 lid 5 onder a, derde gedachtestreepje, inzake premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 13, wordt bepaald door het door het fonds vastgestelde risicokapitaal te vermenigvuldigen met de tarieven conform de voorwaarden van de herverzekeraar.
4. De administratiekosten als bedoeld in artikel 8 lid 5 onder b, bedragen met ingang van 1 januari 2011: 4,5% van de beschikbare premie als bedoeld in artikel 8 lid 2.