Subsidieovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en vzw Midzeelhoeve over de werking van ‘t Grom als bovenlokaal ingedeeld museum voor de beleidsperiode 2024-2028
Subsidieovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en vzw Midzeelhoeve over de werking van ‘t Grom als bovenlokaal ingedeeld museum voor de beleidsperiode 2024-2028
De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor wie optreedt de xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management;
en
Xxx Xxxxxxxxxxxx, vertegenwoordigd door Xx Xxxxxxxx, voorzitter, en Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx, bestuurslid;
KWAMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen en beleidskader
Afdeling 1 Definities
Artikel 1. In deze subsidieovereenkomst wordt verstaan onder:
1° Cultureelerfgoeddecreet: Decreet van 23 december 2021 houdende de ondersteuning van cultureelerfgoedwerking;
2° Uitvoeringsbesluit: Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het Cultureelerfgoeddecreet van 23 december 2021;
3° Strategische Visienota voor Cultureel Erfgoed: de Strategische Visienota voor Cultureel Erfgoed van minister Xxx Xxxxxx, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31 maart 2021;
4° Administratie: de administratieve dienst, bevoegd voor de uitvoering van het Cultureelerfgoeddecreet, met name het Departement Cultuur, Jeugd en Media;
5° ‘t Grom: de naam van de cultureel-erfgoedwerking waarvoor de werkingssubsidie wordt toegekend. De werking is een onderdeel van de rechtspersoon vzw Midzeelhoeve, waarmee deze overeenkomst wordt gesloten.
Afdeling 2 Voorwerp van de subsidieovereenkomst
Art. 2. De subsidieovereenkomst volgt uit de beslissing van de Vlaamse Regering van 29 september 2023 over de werkingssubsidies voor de beleidsperiode 2024-2028.
De subsidieovereenkomst verduidelijkt waarvoor de Vlaamse Regering een werkingssubsidie toekent aan ‘t Grom als bovenlokaal ingedeeld museum.
Afdeling 3. Duur van de subsidieovereenkomst
Art. 3. De subsidieovereenkomst wordt gesloten voor een beleidsperiode van vijf jaar, die start op 1 januari 2024 en eindigt op 31 december 2028.
Hoofdstuk 2. Doelstellingen en aandachtspunten Afdeling 1. Decretale doelstelling waarvoor de subsidie wordt toegekend
Art. 4. ‘t Grom is als collectiebeherende organisatie ingedeeld bij het bovenlokale niveau. ‘t Grom voert de cultureel-erfgoedwerking blijvend uit op een bovenlokaal niveau rekening houdend met de indelingscriteria zoals bepaald in het Cultureelerfgoeddecreet, artikel 26.
‘t Grom geeft uitvoering aan de cultureel-erfgoedwerking op bovenlokaal niveau door het realiseren van de doelstellingen zoals bepaald in artikel 5 van deze overeenkomst.
Afdeling 2. Doelstellingen
Art. 5. ‘t Grom voert gedurende de beleidsperiode onderstaande doelstellingen uit. De doelstellingen zijn gebaseerd op de ingediende aanvraag 2024-2028. De doelstellingen houden rekening met het advies en de geformuleerde aandachtspunten in de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 2.
1. Herkennen & verzamelen
In dialoog met belanghebbenden binnen en buiten de historische groentestreek tussen Antwerpen en Brussel is het collectieprofiel van ‘t Grom aangescherpt en onderscheiden. Het Vlaams cultureel- erfgoedveld wordt verrijkt met een collectie die gewaardeerd wordt als enerzijds representatief voor een eeuw van deze leidinggevende tuinbouwregio in Vlaanderen, en anderzijds als bijzonder en samenhangend op zichzelf en aanvullend op collega-erfgoedorganisaties.
1.1 ‘t Grom verruimt, verdiept en vernieuwt het potentieel bereik van zijn deelcollecties, in samenspraak met bestaande en nieuwe erfgoedpartners en beheerders van cultureel erfgoed.
1.2 ‘t Grom ontzamelt via het waarderingsproces collectiestukken en deelcollecties om te groeien als de referentiecollectie voor tuinbouwerfgoed in Vlaanderen.
1.3 ‘t Grom participeert in erfgoednetwerken en -databanken voor het versterken van zowel de eigen als collega-collecties.
2. Behouden & borgen
Voor de toekomst van de verschillende cultureel-erfgoedvormen binnen het museum worden bijkomende criteria van standaarden en richtlijnen expliciet opgevolgd en gerapporteerd. ’t Grom hanteert en ontwikkelt bewarings- en borgingsmethodieken op maat van de noden van het respectievelijke erfgoed.
2.1 ’t Grom beheert zijn erfgoedsite duurzaam en dynamisch volgens lokale tradities en gewoontes.
2.2 ’t Grom optimaliseert zijn depot volgens de fases van het re-org workbook en afgestemd op het aangescherpte collectieprofiel.
2.3 ’t Grom schrijft een eerste stappenplan uit voor de bewaring van regionale historische agrobiodiversiteit in museumtuinen.
2.4 ’t Grom bereidt de inrichting voor van een nieuw en permanent werkatelier met fotostudio binnen de herbestemming van Midzeelhoeve 2.
2.5 ‘t Grom bevordert de raadpleegbaarheid van een hybride vakbibliotheek met daarin documentatie over het immaterieel, roerend of onroerend tuinbouwerfgoed.
2.6 OD: ‘t Grom bevordert de digitale collectieregistratie en –ontsluiting via samenwerking en gedeelde systemen zoals de Vlaamse erfgoeddatabanken met aandacht voor de uitwisselbaarheid van data en de kennis over auteursrechten.
3. Onderzoeken
‘t Grom verruimt, verdiept en verduurzaamt eigen onderzoek en dat van derden naar tuinbouwpioniers en innovatie uit de traditionele groentestreek. Het museum vergroot zijn maatschappelijke relevantie door hiervoor te rade te gaan bij een rijk palet aan particulieren, verenigingen, bedrijven, koepelorganisaties, heemkringen en andere musea. Hun inzichten en verhalen bieden het museum een andere kijk op de collectie en de museale beleving. Zo creëert ‘t Grom meerwaarde voor anderen en onderstreept het museum zijn relevantie als bovenlokale erfgoedspeler in de traditionele groentestreek en erbuiten.
3.1 ’t Grom voegt meerwaarde toe aan basisonderzoek van relevante erfgoedpartners in de gehele traditionele groentestreek, en van bovenlokale, landelijke en internationale instellingen.
3.2 ’t Grom maakt het onderzoekspotentieel van tuinbouwerfgoed zichtbaarder voor onderzoekers, studenten en het brede publiek.
3.3 ’t Grom voegt inhoudelijke meerwaarde toe aan het onderzoek van bovenlokale, landelijke en internationale netwerken rond het erfgoed van landbouw en voeding.
3.4 ’t Grom vergroot de bekendheid van onderzoeksresultaten bij erfgoedprofessionals, het bestaande publiek en onbekenden via aanvullende digitale platformen.
4. Presenteren en toeleiden
Het publieksaanbod is nauwkeurig afgestemd op welgekozen, prioritaire doelgroepen na overleg met of inbreng van belanghebbenden. Daarbij bewandelen we telkens twee sporen, die van makers en vernieuwers. Ambachtelijke handwerk wordt in ervaringsgerichte vorm overgedragen. Handige innovaties worden beleefd via ‘immersive experiences’. De aantrekkingskracht van ‘t Grom bestaat uit de fysieke context en de digitale content.
4.1 ’t Grom bestendigt en actualiseert zijn educatieve werking voor lagere scholen en jonge gezinnen.
4.2 ’t Grom diversifieert zijn museale opstellingen en groepsrondleidingen met STEM-thema's voor volwassenen en ouderen.
4.3 ’t Grom moderniseert de museale opstellingen met aandacht voor fysieke toegankelijkheid en nieuwe verhalen.
4.4 ’t Grom lanceert de vernieuwende ontsluiting en presentatie van deelcollecties, de museumsite en publieksactiviteiten met aandacht voor versterkende digitale tools.
4.5 OD: ’t Grom levert inspanningen om voor de bezoekcijfers een groei te realiseren tot de minimumdrempel voor het bovenlokale niveau.
5. Participeren
‘t Grom zet met volle goesting zijn deuren open voor de initiatieven van anderen en laat zich verrassen door de inzichten van anderen op de collectie en de museumsite. Nieuwe content, divers publiek en verhoogde maatschappelijke aandacht zijn hierbij meetbare resultaten.
5.1 ’t Grom betrekt vrijwilligers bij de dagelijkse werking.
5.2 ’t Grom coproduceert met erfgoeddragers succesvolle workshops rond vakmanschap en ambachten voor creatievelingen en makers.
5.3 ’t Grom werkt met non-profit partners vacatures uit gericht op welzijn, empowerment en educatie.
5.4 ’t Grom faciliteert uiteenlopende (burger)wetenschapsprojecten in zijn groene ruimte.
5.5 ’t Grom bouwt een performant en relevant netwerk uit van overheidsdiensten en van organisaties uit de prioritaire beleidsdomeinen landbouw, toerisme en wetenschap.
6. Zakelijk & financieel beheer
Cultureel ondernemerschap in alle niveaus en onderdelen van het museum als niet-gemeentelijke vzw zorgt voor groei in financiële, materiële en personeelsmatige middelen. Dit sluit aan bij het DNA van ‘t Grom dat zijn sterkte heeft gevonden in het meerwaarde creëren voor zichzelf en partners doorheen activiteiten en projecten met erfgoed als inzet.
6.1 OD: ’t Grom investeert in de duurzame en digitale groei van zijn interne structuur en menselijk kapitaal op bovenlokaal niveau.
6.2 OD: ’t Grom investeert in de duurzame groei van zijn infrastructuur en museale inrichting op bovenlokaal niveau.
6.3 OD: ’t Grom ontwikkelt een strategie om de financiële basis te versterken met hulp van externe begeleiding.
6.4 OD: ’t Grom ontwikkelt een strategisch marketingplan.
6.5 OD: ’t Grom verknoopt het beleidsplan met een transparante meerjarenbegroting aan de hand van acties, tijdschema’s, indicatoren alsook personele en financiële middelen.
Afdeling 3. Aandachtspunten
Art. 6. De Vlaamse Regering formuleerde bij haar beslissing volgende generieke aandachtspunten: 1° Blijf bij de uitvoering van de werking aandacht hebben voor de beleidsprioriteiten en
aandachtspunten van de Strategische Visienota Cultureel Erfgoed.
2° Hou de financiering van de organisatie op peil. De extra ondersteuning door Vlaanderen mag niet tot gevolg hebben dat de inrichtende macht haar inbreng vermindert.
3° Stem het digitale beleid van de organisatie af met de overkoepelende Vlaamse initiatieven op het vlak van digitalisering.
De Vlaamse Regering formuleerde bij haar beslissing volgende specifieke aandachtspunten: 1° Versterk de financiële basis van de werking. Zoek hierbij ook externe begeleiding (zie
doelstellingen, 6.3);
2° Leg in het beleidsplan de link tussen de geplande acties, timing, indicatoren en de inzet van personele en financiële middelen. Zorg voor een transparante meerjarenbegroting die gekoppeld is aan de realisatie van de doelstellingen. Breng hierbij alle kosten en opbrengsten in beeld (zie doelstellingen, 6.5);
3° Zet in op een duurzame groei van de werking en schaal de werking stapsgewijs verder op naar het bovenlokale niveau. Bouw aan een voldoende breed personeelsbestand. Xxxxx inspanningen om de bezoekcijfers de komende jaren terug op peil te krijgen en een groei te realiseren zodat de minimumdrempel voor de bezoekcijfers wordt behaald (zie doelstellingen, 2.6., 6.1, 4.5);
4° Versterk de digitale maturiteit in het ganse team. Zet in op digitale collectieregistratie en - ontsluiting, en heb hierbij voldoende aandacht voor de uitwisselbaarheid van data en de kennis over auteursrechten. Gezien de schaalgrootte van het team en de beperkte expertise is het belangrijk om te blijven inzetten op samenwerking en gedeelde systemen zoals de Vlaamse Erfgoeddatabanken (zie doelstellingen, 6.1, 2.6, 1.3);
5° Zet in op de vernieuwing van de presentatie en bekijk daarbij ook hoe digitale tools de presentatie kunnen versterken (zie doelstellingen, 4.4).
‘t Grom engageert zich om, bij de uitvoering van deze overeenkomst, gevolg te geven aan deze aandachtspunten. Met de aandachtspunten werd rekening gehouden bij het bepalen van de doelstellingen in artikel 5.
Hoofdstuk 3. Bepalingen over goed bestuur
Art. 7. ‘t Grom engageert zich om te voldoen aan de principes van goed bestuur, zoals bepaald in artikel 68 van het uitvoeringsbesluit bij het Cultureelerfgoeddecreet.
Hoofdstuk 4. Middelen
Afdeling 1. Subsidiebedrag
Art. 8. De Vlaamse Gemeenschap geeft in uitvoering van het Cultureelerfgoeddecreet en in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering een jaarlijkse werkingssubsidie van 243.000 euro voor de beleidsperiode 2024-2028 voor de uitvoering van deze subsidieovereenkomst.
Het subsidiebedrag kan eenzijdig door de subsidieverstrekker naar beneden worden bijgesteld wegens beleidswijzigingen of besparingsmaatregelen zoals bepaald door artikel 20 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën.
De werkingssubsidie van de Vlaamse Gemeenschap wordt toegekend ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten.
De werkingssubsidie wordt, binnen de perken van de jaarlijkse begrotingsdecreten, jaarlijks geïndexeerd zoals bepaald door artikel 86 van het Cultureelerfgoeddecreet.
Afdeling 2. Uitbetaling
Art. 9. De werkingssubsidie wordt, zoals bepaald door artikel 59 van het Uitvoeringsbesluit, jaarlijks beschikbaar gesteld in de vorm van twee voorschotten en een saldo:
1° een eerste voorschot van 45% van de werkingssubsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald vanaf 1 februari;
2° een tweede voorschot van 45% van de werkingssubsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald vanaf 1 juli;
3° het saldo van 10 % van de werkingssubsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald na de uitvoering van het jaarlijkse toezicht.
Openstaande financiële verplichtingen ten opzichte van de Vlaamse Gemeenschap kunnen verrekend worden op de voorschotten en het saldo, vermeld in artikel 59, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit.
Afdeling 3. Reserve
Art. 10. Bij het jaarlijkse toezicht stelt de administratie de reserves vast die ten laste van subsidies zijn aangelegd. Na afloop van de beleidsperiode worden de reserves, die niet voldoen aan de bepalingen van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019, ingehouden door of teruggestort aan de Vlaamse overheid.
Conform artikel 72 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019 gelden de volgende regels voor reservevorming:
1° Maximaal 20% van het op jaarbasis toegewezen subsidiebedrag kan worden aangewend voor de aanleg van reserves.
De totale gecumuleerde reserves kunnen maximaal 50% van het subsidiebedrag van de laatst gesubsidieerde werkingsperiode bedragen.
Na motivering kan in de subsidiebeslissing of de rechtsgrond ervan worden afgeweken van de hoger vermelde maximumpercentages.
2° Reserves die ten laste van subsidies aangelegd zijn conform 1°, mogen alleen worden aangewend voor de doelstelling waarvoor de initiële subsidie is toegekend.
3° Reserves die ten laste van de subsidie zijn aangelegd, worden teruggevorderd op het einde of bij de vervroegde stopzetting van de gesubsidieerde activiteit.
4° Een sociaal passief aanleggen ten laste van de subsidie kan alleen als er daarvoor in een rechtsgrond is voorzien in een decreet of reglementaire bepaling.
Hoofdstuk 5. Communicatie Afdeling 1. Beschikbaar stellen van informatie
Art. 11. Beide partijen engageren zich om optimaal de informatie beschikbaar te stellen die van belang is voor de andere partij. Er wordt hierbij rekening gehouden met eventuele vertrouwelijkheid van informatie of de privacy. Beide partijen engageren zich om de andere partij zo vroeg mogelijk in te lichten bij evoluties of ontwikkelingen die voor de andere partij of voor de uitvoering van de overeenkomst van belang zijn.
Afdeling 2. Communicatieve Return
Art. 12. ‘t Grom moet, in uitvoering van artikel 35 van het Cultureelerfgoeddecreet, de steun van de Vlaamse Gemeenschap vermelden bij alle publieke communicatie in het kader van de cultureelerfgoedwerking door de standaard logo's en de bijbehorende tekst en baselines te gebruiken die zijn vastgesteld door de Vlaamse Regering.
Afdeling 3. Openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten
Art. 13. ‘t Grom maakt de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten bekend. De organisatie maakt die resultaten bekend via de website van de organisatie.
Afdeling 4. Gebruik van het Nederlands
Art. 14. ‘t Grom erkent het belang van het gebruik van het Nederlands bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.
Hoofdstuk 6. Toezicht en Evaluatie Afdeling 1. Jaarlijkse verantwoording
Art. 15. ‘t Grom bezorgt jaarlijks uiterlijk op 1 april een verantwoording over het voorgaande jaar aan de administratie.
De jaarlijkse verantwoording bestaat uit:
1° een functionele verantwoording waarin gerapporteerd wordt over de doelstellingen waarvoor de werkingssubsidie is toegekend.
De functionele verantwoording mag de verantwoording zijn die ook voor het eigen bestuur wordt opgemaakt. Indien deze verantwoording een andere structuur heeft, wordt een duidelijke koppeling gemaakt met de doelstellingen in deze overeenkomst. De functionele verantwoording mag beknopt zijn. Het schetst kort de acties die werden gerealiseerd ter uitvoering van de doelstellingen. Een goede verantwoording beschrijft niet louter de acties maar geeft ook weer in hoeverre deze bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen en in welke mate de doelstellingen gerealiseerd zijn. Er wordt gevraagd om dit evaluerend aspect steeds op te nemen in de rapportage.
2° een financiële verantwoording die bestaat uit:
a) de jaarrekening, die bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting, van de rechtspersoon. De jaarrekening wordt opgesteld conform de standaardmodellen die de Nationale Bank van België ter beschikking stelt;
b) het verslag van een erkende accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken is bij de dagelijkse werking van de organisatie, met commentaar bij de waarheidsgetrouwe weergave van de balans en de resultatenrekening;
c) een overzicht van de individuele bezoldigingen, waarin de totale loonkost per werknemer vermeld wordt.
3° een lijst met beleidsrelevante gegevens, zoals voorzien in het model van het jaarverslag.
De jaarlijkse verantwoording verloopt via het digitaal subsidieportaal van de administratie.
Als er naast de werking waarvoor de organisatie op basis van het Cultureelerfgoeddecreet een werkingssubsidie ontvangt nog andere activiteiten worden georganiseerd, dan moet de gesubsidieerde werking zowel functioneel als financieel apart identificeerbaar zijn. Als dat niet blijkt uit de documenten vermeld in het tweede lid, wordt in voorkomend geval bij het functionele en financiële verslag een aparte rapportage bijgevoegd die betrekking heeft op de werking waarvoor de organisatie op basis van het Cultureelerfgoeddecreet een werkingssubsidie ontvangt.
Als ‘t Grom voor de uitvoering van de doelstellingen een beroep doet op een ondersteunende organisatie en deze organisatie een deel van de subsidie ontvangt, dienen de jaarrekening en eventuele andere relevante documenten van deze ondersteunende organisatie toegevoegd te worden aan de jaarlijkse verantwoording.
De administratie kan op ieder ogenblik aanvullende informatie en documenten vragen. Afdeling 2. Jaarlijks toezicht op de werkingssubsidie
Art. 16. De administratie oefent een jaarlijks toezicht uit op de aanwending van de werkingssubsidie.
De administratie kan alle initiatieven nemen die ze nodig acht voor de uitoefening van het toezicht op de aanwending van de werkingssubsidie.
Afdeling 3. Evaluatie van de uitvoering van de subsidieovereenkomst
Art. 17. De administratie, eventueel bijgestaan door externe experten, voert minstens twee keer een evaluatie uit:
1° een tussentijdse evaluatie; 2° een eindevaluatie;
De tussentijdse evaluatie omvat een zakelijk-beheersmatige evaluatie en een inhoudelijke evaluatie van de doelstellingen en aandachtspunten. Bij de zakelijk-beheersmatige evaluatie wordt het engagement om te voldoen aan de principes van goed bestuur getoetst. De inhoudelijke evaluatie betreft een globale inschatting over de mate waarin de doelstellingen zoals vermeld in artikel 5 werden uitgevoerd.
De administratie zal in het verslag van de tussentijdse evaluatie ook bevindingen vermelden die kunnen wijzen op het niet voldoen aan de criteria voor indeling. De administratie neemt enkel een signaalfunctie op. Indien de administratie op basis van de tussentijdse evaluatie het blijven beantwoorden aan de indelingscriteria onvoldoende kan garanderen, zal een beoordelingscommissie in de volgende aanvraagronde gevraagd worden om de werking opnieuw te toetsen aan de indelingscriteria en daarover een globaal advies te formuleren.
De tussentijdse evaluatie gebeurt mede op basis van een zelfevaluatie door de organisatie. De administratie geeft daarover tijdig instructies. De bevindingen van de tussentijdse evaluatie worden meegedeeld uiterlijk zes maanden voor het indienen van een aanvraag voor een werkingssubsidie voor de volgende beleidsperiode.
De eindevaluatie wordt uitgevoerd na het indienen van de jaarlijkse verantwoording voor het laatste jaar van de beleidsperiode. De bevindingen van de eindevaluatie worden meegedeeld binnen twee maanden na de uitvoering van de eindevaluatie.
De administratie kan alle initiatieven nemen die ze nodig acht voor de evaluatie. Afdeling 4. Participatie aan onderzoek
Art. 18. ‘t Grom engageert zich om deel te nemen aan onderzoek, georganiseerd door de administratie en steunpunten, met het oog op het verzamelen van beleidsrelevante informatie.
‘t Grom verleent aan de Vlaamse Gemeenschap en steunpunten een kosteloos, niet-exclusief gebruiksrecht om de informatie die wordt opgevraagd in functie van de aanvraag, de verantwoording, en de evaluatie van de subsidie, met inbegrip van de documenten die er onderdeel van uitmaken en de intellectuele eigendomsrechten die erop rusten, geheel of gedeeltelijk te reproduceren en te delen. Op basis van dit gebruiksrecht kunnen de Vlaamse Gemeenschap en steunpunten deze informatie aanwenden om hun beleid voor te bereiden of te evalueren en om beleidsrelevant onderzoek uit te voeren, of uit te laten voeren. Dit gebruiksrecht is niet beperkt in de tijd noch in ruimte.
Afdeling 5. Delen van informatie
Art. 19. Indien in het kader van artikel 18 informatie wordt overgemaakt die persoonsgegevens bevat, zien de partijen erop toe dat hierbij steeds de bepalingen van Hoofdstuk 7 van het Cultureelerfgoeddecreet, en de principes van de Algemene Verordening Gegevensbescherming worden nageleefd.
Hoofdstuk 7. Sanctionering
Art. 20. Als er bij het jaarlijkse toezicht of de evaluatie ernstige tekortkomingen worden vastgesteld kunnen volgende maatregelen opgelegd worden, zoals bepaald in artikel 42 van het Cultureelerfgoeddecreet:
1° inhouding of terugvordering van een deel van of van de volledige toegekende werkingssubsidie; 2° definitieve stopzetting van de werkingssubsidie.
De maatregel die wordt opgelegd, staat in een redelijke verhouding tot de vastgestelde tekortkomingen.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Afdeling 1. Decretale kader
Art. 21. Deze subsidieovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het Cultureelerfgoeddecreet. De bepalingen in het Cultureelerfgoeddecreet en in de besluiten die genomen worden in uitvoering van dit decreet hebben steeds voorrang op de bepalingen in deze subsidieovereenkomst.
Afdeling 2. Wijzigingen
Art. 22. Bijsturingen en eventuele daaruit voortvloeiende wijzigingen van deze subsidieovereenkomst zijn mogelijk, op verzoek van elke partij en mits beide partijen akkoord gaan.
Opgemaakt als digitaal document dat iedere partij verklaart ontvangen te hebben.
Voor de Vlaamse Gemeenschap,
De Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management
Xxx XXXXXX
Digitaal
Voor Vzw Midzeelhoeve,
Digitaal ondertekend
An Goossens ondertekend door
(Authenticat
An Goossens
(Authentication)
BOULANGE door XXXXXXXXX
Xxxxxxxxx
ion)
Datum: 2024.02.13
13:39:20 +01'00'
R Ankatrien Datum: 2024.01.17
10:47:23 +01'00'
voorzitter An GOOSSENS | bestuurslid Xxxxxxxxx XXXXXXXXX |