Te huur
Geïntegreerd werken aan algemene en sociale vakken (GASV - PAV - ASPV)
T
S
A
G
werkbladen
voor
de leerlingen
Te downloaden via xxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxx
ACTIVITEIT 1 WOONDROOM
a. Mijn woon - top drie
Op de wandeling hebben jullie verschillende soorten woningen gezien, bijvoorbeeld een appartement of een rijtjeshuis. Op de buiten heb je nog andere soorten woningen zoals boerderijen of fermettes. Er zijn ook hele grote woningen zoals kastelen of villa’s en hele kleine zoals hutjes en tenten. Kortom, voor elk wat wils. Maar wat wil jij?
→ Op de foto’s zien jullie twaalf soorten woningen. Welk huis vinden jullie het knapst en waar zouden jullie willen wonen? Maak een top drie van de huizen op de foto’s.
1.
2.
3.
b. Mijn paleis
Dromen mag ook wel eens. Xxxxx je in dat geld geen probleem is en dat alles kan. In wat voor huis zou je dan willen wonen en waar zou dat huis staan? Weet jij hoe je droomhuis er uitziet?
→ Antwoord eerst voor jezelf op de vragen hieronder. Schrijf het antwoord op.
→ Bespreek je antwoorden met je buur.
Is je droomhuis een kamer, een flat, een loft of een huis?
Als je in een huis wil wonen, wat voor huis is dat dan? Een herenhuis, een boerderij, een villa, een landhuis, een kasteel?
Waar zou je droomhuis staan? In de stad of op het platteland? In een bos, aan zee, in de bergen?
Zou je in België willen wonen of in het buitenland? In welk land?
Wil je een modern huis of een klassiek huis?
Wil je een groot huis of een klein huis?
Hoeveel kamers zou je droomhuis hebben en welke kamers zouden dat zijn?
Wat zou je allemaal nog willen bij je droomhuis: paardenstallen, een zwembad, een tennisveld, een park?
→ Beschrijf nu je droomhuis. Je mag het huis ook tekenen of er een afbeelding van zoeken en uitknippen of kopiëren.
HET WOONFORMULIER
a. Wat wil je?
Voor activiteit 2 mocht je dromen. Maar in het echt kan je niet zomaar wonen waar je wil en hoe je wil. Je moet ook rekening houden met praktische zaken. Bijvoorbeeld hoeveel plaats je nodig hebt en of je dicht bij het werk wil wonen. Als je een woning kiest, moet je aan veel zaken denken. Om je hierbij te helpen, kan je het grote woonformulier gebruiken. Dat gaat over jouw situatie en jouw keuzes. Zo zet je alles eens op een rijtje.
→ Lees de vragen onder A van het grote woonformulier.
Overloop stukje per stukje. Er zijn altijd verschillende mogelijkheden. Maak de juiste bolletjes zwart en vul in.
→ Vergelijk je resultaten achteraf met die van je buur.
b. Wat kan je betalen?
Spijtig genoeg: ook geld speelt een belangrijke rol. Hoe groot zal je inkomen zijn, wat zal je verdienen of hoeveel geld krijg je van thuis of van de staat? Dat moet je een beetje weten, want daar hangt van af hoeveel je aan een huis kan uitgeven. Denk er eens over na: ga je werken als je van school komt, krijg je geld van thuis, heb je recht op een uitkering (bijvoorbeeld kindergeld)? Probeer te schatten wat het totaal van die inkomsten samen is.
Van dat geld moet je de belangrijkste dingen kunnen kopen: eten, drinken, kleren, enzoverder. Pas als je dan nog iets overhoudt, kan je de huur en de kosten van een huis betalen.
→ Schrijf onder B van het grote woonformulier je kosten op.
Probeer te schatten welke inkomsten jij na je schooltijd zal hebben: ga je werken, krijg je geld van thuis, krijg je een uitkering (bijvoorbeeld kindergeld)? Bereken het totaal van je inkomsten.
→ Hoeveel van je inkomsten kan je aan huur en kosten besteden?
ACTIVITEIT 3 JONGEN / MEISJE ZKT HUIS
a. Xxxx, Xxxx, Kaat en Xxx zkn een huis
In het woonformulier hebben jullie ingevuld wat jullie graag willen en nodig hebben. Je hebt ook berekend wat je ongeveer zou kunnen betalen. Nu je dat allemaal op een rijtje hebt gezet, kan je zoektocht beginnen. Maar: waar moet je zoeken?
→ Xxxxxxx op hoe je op zoek kan gaan om een huurhuis te vinden en waar je goede informatie vindt.
Xxxx, Xxxx, Kaat en Xxx zoeken ook een woning. Hieronder vind je een beschrijving van deze vier jonge mensen. Zij hebben elk een woonformulier ingevuld. Daar staat ook in wat ze graag willen, wat ze nodig hebben en wat ze kunnen betalen.
→ De leerkracht zegt voor wie jij een huis moet zoeken. Duid de persoon aan in de lijst. Xxxx de beschrijving van het personage. Xxxx het woonformulier en bespreek met je groepje: waar moet je op letten? Hoe ga je dat zoeken? Schrijf op.
→ Xxxx op het internet en in kranten en tijdschriften in de hoeken van de klas een woning voor je personage. Je mag in elke hoek tien minuten zoeken. Verdeel het werk. Zoek ook in de informatiehoek. Kies huizen die gepast zijn voor je personage.
→ Kopieer de advertenties van de huizen of print ze af.
Kies het huis dat het best bij je personage past. Bespreek in je groepje.
→ Schrijf op: Welk huis kies je voor je personage en waarom?
Xxxx Xxxxxxxxx: Xxxx is twintig en heeft een kindje van veertien maanden, Free. Ze wil graag dicht bij haar familie wonen in Tienen. Xxxx blijft bij een onthaalmoeder en die woont ook in Tienen. Xxxx werkt als winkelbediende. Ze houdt van moderne dingen en ze is gek op haar zoontje. ’s Avonds als Free slaapt, kijkt Xxxx graag nog gezellig wat tv.
Stef Woud: Stef is drieëntwintig. Hij is heel rustig en houdt van de natuur. Stef heeft een hond, Scotch. Hij werkt aan de zaagmachine in een houthandel. ’s Avonds werkt hij vaak nog verder om de computer van de houthandel te programmeren. Ofwel maakt hij zelf houten meubeltjes. Daarom wil hij graag een atelier. Luxe heeft Stef niet nodig.
Xxxx Xxxxx: Kaat is zeventien en zit in het vijfde jaar verzorging. Zij heeft problemen thuis en daarom gaat ze alleen wonen. Ze krijgt nog geld van thuis, maar niet genoeg om rond te komen. Gelukkig heeft ze een baantje in restaurant Keizershof in Gent. Xxxx gaat graag uit en zit niet graag alleen. Ze sms’t veel met haar vrienden.
Xxx Xxxxxxx: Xxx is negentien en zijn lievelingskleur is zwart. Hij kleedt zich helemaal in het zwart. Daarom ziet hij er misschien wat raar uit maar hij is heel ok. Xxx heeft een zwarte kat en hij houdt van zware muziek. Zelf speelt hij een beetje elektrische gitaar. Xxx wil samen met twee andere jongens een huis met een tuintje huren in de buurt van Genk. Zijn andere vrienden wonen daar ook. Xxx moet van een uitkering leven maar hij wil de huur en de kosten van de woning delen.
b. Leerling zkt huis
Zelf heb je ook een woonformulier ingevuld met je eigen noden en wensen. Dat ga je nu gebruiken om je eigen huurhuis te zoeken.
→ Xxxx op het internet en in kranten en tijdschriften in de hoeken van de klas een woning voor jezelf. Je mag in elke hoek tien minuten zoeken. Werk samen. Zoek ook in de informatiehoek. Kies gepaste huizen. Kopieer de advertenties van de huizen of print ze af. Kies nu het huis dat het best bij je past.
→ Schrijf op: Welk huis kies je voor jezelf en waarom?
ACTIVITEIT 4 WOONLIJSTJES MAKEN
a. Lijstje maken: waar op letten als je een huurwoning zoekt?
Je hebt nu goed nagedacht over het soort huis dat je wil en over wat je kan betalen. Je hebt ook al geschikte huurhuizen gezocht. De volgende stap is: de huurhuizen uit de advertenties bezoeken. Daarna moet je beslissen welk huis je huurt. Maar hoe doe je dat en waar moet je op letten?
→ Kijk naar het filmpje. Wat is er in orde in het huis en wat niet? Bespreek met je buur en schrijf de positieve en de negatieve punten op. Zou je dit huis huren; waarom wel of niet?
Positieve punten huis:
Negatieve punten huis:
Ik zou het huis wel / niet huren (schrappen wat niet past) omdat
→ Waar moet je nog op letten als je een huis gaat huren? Bespreek opnieuw met je buur en schrijf je ideeën op.
→ De vorige oefeningen heb je samen met je buur opgelost. Met twee mensen weet je meer dan één. Je kan ook best met twee mensen een huis bekijken. Dan zie je meer. Wat zijn nog tips over hoe je best een huurhuis bezoekt? Schrijf ze hieronder op.
b. Lijstje maken: wat te doen als je verhuist?
Als je alleen gaat wonen, moet je allerlei papieren in orde brengen. Als je papieren niet in orde zijn, kan je veel moeilijkheden krijgen. Bijvoorbeeld omdat je rekeningen op een verkeerd adres komen of omdat je geen geld terugkrijgt van de ziekteverzekering. Dat kan je beter vermijden. Je moet dus goed nadenken over wat je allemaal moet doen om in orde te zijn.
→ Wat moet je allemaal doen als je alleen gaat wonen? Welke papieren moet je in orde brengen?
→ Bespreek met je buur en vul de lijst hieronder aan.
Je nieuwe adres:
Aansluitingen (water, gas, elektriciteit; kabel, internet, televisie):
Verzekeringen:
c. Lijstje maken: lijst van nuttige adressen
Als je verhuist, kom je meestal in een andere buurt terecht. En als je alleen gaat wonen, moet je op je eentje de dokter of de apotheker in je buurt vinden. Daarom is het een goed idee om voor de verhuis een lijst te maken met nuttige adressen, telefoonnummers en e-mails. Bijvoorbeeld de telefoonnummers van vrienden of familie die je kan bellen in geval van nood. Of het adres van je bank als je een inlichting nodig hebt of een verrichting wil doen. Die lijst kan je ergens leggen of ophangen in je nieuwe huis. Dan heb je de belangrijke adressen altijd dicht bij je.
→ Xxxxxx wat voor jou de belangrijkste adressen zijn als je alleen woont en schrijf ze in een lijst.
Lijst van nuttige adressen en telefoons:
ACTIVITEIT 5 HULP BIJ HUREN
a. Turen in een folder over huren
Je weet nu hoe je een huis moet zoeken en waar je op moet letten. Je weet ook wat de eerste stappen zijn die je moet ondernemen om op eigen benen te staan. Maar ken je ook de regels over huren? Die zijn niet zo gemakkelijk. Gelukkig vind je alle informatie die je nodig hebt terug in onze folders over huren. Per folder wordt één onderwerp uitgelegd.
→ Xxxxxx met je groepje één folder. Xxxx de folder of verdeel het leeswerk zodat iedereen één stukje heeft gelezen. Xxxx ook de vragen en antwoorden aan het eind van de folder.
→ Bespreek samen wat er in de folder staat. Xxxx de vraagjes hieronder, ze kunnen je helpen bij de bespreking.
→ Schrijf de belangrijkste zaken uit je folder op. Zorg dat je ze daarna kan uitleggen aan de andere groepjes. Je mag op het internet of ergens anders voorbeelden zoeken. In het vijfde hoofdstuk van de folder staan ook voorbeelden.
Wij hebben hoofdstuk gelezen over
De belangrijkste zaken uit de folder zijn:
De hulpvraagjes:
1. Het huurcontract
Wat staat er allemaal in een huurcontract en waar moet je op letten als je een contract tekent?
Welk contract neem je best als je ergens korte tijd wil blijven? En als je lang wil blijven?
Wat moet je doen als je uit je huis wil en hoe gaat dat in zijn werk?
Wat is de waarborg en wanneer kan er ruzie komen over de waarborg; hoe kan je dat vermijden?
Wanneer is een contract in orde?
2. Rechten en plichten van de huurder en de verhuurder
Wat kan de huurder doen als er vanalles aan het huurhuis scheelt? Welke verzekering moet je zeker nemen als je een huis huurt?
Mag de verhuurder het huurhuis bezoeken?
Welke herstellingen zijn voor de huurder en welke voor de verhuurder?
3. Financiële hulp bij het huren
Waar vind je informatie over goedkoper wonen? Heeft iedereen recht op een sociale woning?
Krijg je onmiddellijk een sociale woning als je er één aanvraagt?
Wat is een belangrijke voorwaarde om een huursubsidie en een installatiepremie te krijgen?
4. Diensten en organisaties in verband met huren
Wat kost het meest: huren bij een commercieel verhuurkantoor of huren bij een sociale huisvestingsmaatschappij van de VMSW?
Bij welke organisaties kan je sociale woningen huren? Wat is de ‘specialiteit’ van de woonwinkels?
Waar kunnen ze je bij de huurdersbonden mee helpen?
Kan je bij het JIP of het JAC ook nog voor andere zaken dan huren terecht?
b. Het antwoord van een huurspecialist
Kan jij zelf problemen over huren oplossen nu je al deze informatie hebt?
Beeld je in: je bent een medewerker van een JAC (jongeren adviescentrum) met een JIP of informatiepunt. Of je werkt bij een huurdersbond. Je krijgt van andere jongeren allerlei vragen over huren. Je kan zelf wel in folders of brochures zoeken, bijvoorbeeld in de folders over huren van (a). Je mag ook op internet surfen en informatie zoeken op de website van organisaties in verband met wonen
(zie folder).
→ Probeer de vragen zo goed mogelijk op te lossen.
→ Schrijf op wat het antwoord volgens jou is. Schrijf erbij waar je de informatie hebt gevonden. Je kan de huurders ook doorverwijzen naar de organisatie die hen het best kan helpen. Vergeet het e-mailadres niet te geven.
ACTIVITEIT 6 SAMENLEVEN: VECHTEN OF VERZOENEN?
a. Samenleven als kat en hond
Samenleven in een buurt is niet altijd gemakkelijk. Spijtig genoeg maken buren soms ruzie. Maar dat kan worden opgelost. Xxxxxx krijgen een fiche met een verhaal over een probleem in de buurt. Je groepje gaat uitzoeken welk probleem dat is, hoe je zou reageren en hoe je het probleem kan oplossen. Daar kan je dan een toneeltje over maken.
→ Lees de fiche. Bespreek met je groepje: wat is de situatie en hoe zou je zelf reageren?
Beschrijf je reactie.
→ Xxxx een oplossing voor het probleem. Beschrijf de oplossing.
→ Xxxx een toneeltje over de situatie en de oplossing.
Verdeel de rollen: wie speelt de buren, wie speelt de verzoener. De Verzoener is een personage dat xxxxx probeert te verzoenen. De Verzoener moet tussenbeide komen en de situatie oplossen.
→ Schrijf de verdeling van de rollen op. Als je wil, kan je ook de tekst van het toneeltje opschrijven.
→ Over samenleven bestaan regels. Jullie krijgen een blad waar sommige van die regels beschreven staan. Elke regel hoort bij een situatie die door een groepje werd gespeeld.
Lees de regels. Xxxxx wet zegt iets over het probleem van xxxxxx fiche? Schrijf het nummer van de regel op. Was de oplossing van de Xxxxxxxxx uit het toneel juist?
b. Beter een goede buur
Elk jaar is er een dag van de buur. Xxx zijn er allerlei acties waardoor buren elkaar beter leren kennen. Want burenruzies kan je maar beter vermijden. En als je samen leuke dingen doet, maak je misschien minder ruzie. Bovendien kan een goede buur nuttig zijn. Samen met je klasbuur kan je daarom bedenken wat je op de dag van de buren kan doen en hoe je voor die dag een folder of affiche kan maken.
→ Xxxx de vraagjes en bespreek ze met je klasbuur.
Welke actie zou je plannen op de dag van de buur? Zet je dat in de folder? Wat kunnen buren voor elkaar doen? Zet je dat in de folder?
Wat komt er nog in de folder en hoe gaat die er uit zien?
→ Maak een plan voor de dag van de buur. Schrijf dat hieronder op.
→ Maak met je klasbuur een ontwerp voor een affiche of folder van de dag van de buur.
Schrijf of schets hieronder enkele ideeën:
c. Het toiletpapier is weer op
Niet alleen buren hebben hun goeie en slechte momenten. Samenleven onder één dak is ook niet zo simpel. Dat ondervond je misschien thuis al. Er is ruzie over het televisieprogramma dat je gaat bekijken of over de xxxxxx in huis. Voor buren bestaan er regels en wetten. Misschien zijn afspraken in huis ook een goed idee.
→ Xxxxx je in dat je samen met andere jongeren in een gemeenschapshuis woont.
Bespreek met je buur volgende vraagjes:
Welke afspraken zou je dan in het huisreglement schrijven? Hoe zorg je er voor dat iedereen zich daar aan houdt?
Misschien is een reglement alleen niet de oplossing. Misschien helpt het bijvoorbeeld ook om samen dingen te doen, net als in een buurt. Wat denk jij daarvan?
Welke activiteiten zou jij in een gemeenschapshuis organiseren?
→ Maak een huisreglement. Schrijf de regels hieronder op. Schrijf ook op hoe je de afspraken kan controleren. Maak een lijst met dingen die je in het gemeenschapshuis kan organiseren.
Huisreglement:
Voorbeeld: Als je ’s nachts laat thuiskomt, probeer dan stil te zijn voor de mensen die al slapen.
-
-
-
Controle van de afspraken:
Voorbeeld: Elke maand is er een vergadering. Daar wordt besproken hoe iedereen zich aan de afspraken houdt.
-
-
-
Acties in het gemeenschapshuis:
Voorbeeld: Op dinsdagavond wordt er samen gegeten. Ieder om beurt kookt.
-
-
-
ACTIVITEIT 7 KLUSSEN IN HUIS
a. Meubelen en huisgerief
Je hebt iets gehuurd. Nu moet je je nieuwe woning nog inrichten. De keuken en de badkamer zijn meestal al gemeubeld. Maar sommige dingen moet je zelf meebrengen. Misschien zijn er ook extra dingen die je echt niet kan missen. Bijvoorbeeld een televisie of een muziekinstallatie. Als je pas alleen woont, heb je meestal nog niet veel geld om iets in te richten. Daarom moet je goed berekenen wat je wel kan kopen en wat niet.
Bedenk wat je zeker moet hebben om goed te kunnen leven. Maak een lijst.
→ Je hebt een budget van 750 euro.
Kijk in catalogi en schrijf de prijzen op. Wat kost het allemaal? Tel op. Wat kan je met je budget betalen? Xxx je alles van je lijst kopen of moet je dingen schrappen?
Meubels en huisgerief voor mijn woning
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
TOTAAL: euro
Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip - Tip Je hoeft niet alles nieuw te kopen. In tweedehandswinkels vind je soms goedkope en toch mooie spullen. De Vlaamse Kringloopcentra hebben winkels over heel Vlaanderen. Voor meer informatie kan je bellen naar de Koepel van de Vlaamse Kringloopcentra (03/ 281 03 30) of surfen naar xxx.xxxxxxxxx.xxx. Verder vind je tweedehands in de winkels van het Leger des Heils, Spullenhulp en Oxfamsolidariteit. Je kan ook altijd eens een rommelmarkt proberen. Misschien vind je er mooi antiek of hippe vintage voor een prijsje.
b. Doe het zelf
Je bespaart natuurlijk geld als je in je nieuwe huis zelf kan klussen. Sommige klussen zijn niet zo moeilijk. Per groepje kan je één klus zelf leren en daarna uitleggen aan je klasgenoten.
→ Bekijk de film één of meer keren.
Schrijf op welke klus jouw groepje gaat uitvoeren.
→ Maak een lijstje van het materiaal dat je nodig hebt voor de klus.
Schrijf op wat je moet meten en berekenen. Maak een stappenplan.
Schrijf opmerkingen of tips op die je in het filmpje zag.
KLUS:
materiaal:
meten en berekenen:
stappenplan:
tips en opmerkingen:
→ Vraag hulp aan een praktijkleerkracht. Ga met hem het materiaal kopen en voer de klus samen uit.
Werk een voorbeeld uit. Je kan de technieken ook tonen op een plaats die je met de leerkracht afspreekt.
→ Leg alles goed uit aan je klasgenoten. Vertel hen wat de belangrijkste dingen zijn om op te letten. Antwoord op hun vragen. Misschien heb je nog extra tips voor hen? Bijvoorbeeld: een idee voor een originele lampenkap of voor een speciale verftechniek?