HERVORMING VAN DE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING VOOR DE AMBTENAREN – KOSTPRIJSBEREKENING
HERVORMING VAN DE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING VOOR DE AMBTENAREN – KOSTPRIJSBEREKENING
DOOR XXX XXXXXXX*, XXXXX XX XXXXX** EN XXX XXXXXXX***1
* Gewoon hoogleraar, UAntwerpen
** Postdoctoraal onderzoeker, UAntwerpen
*** Tijdelijk wetenschappelijk medewerker, UAntwerpen
1. INLEIDING
1. In opdracht van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid2 voerde onze onderzoeksgroep Management & Bestuur van de Universiteit Antwerpen in de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 september 2017 het onderzoeksproject uit “betreffende het inschatten van de financiële gevolgen van een door de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 voorgestelde hervorming van de ziektepensioenregeling van de ambtenaren”.3
2. De centrale doelstelling van dit onderzoek is het in kaart brengen van de kostprijs van de bestaande statutaire ziekteverlofregelingen, in combinatie met het systeem betreffende de ziektepensioenen voor de ambtenaren.4 Het komt erop aan om het resultaat daarvan te vergelijken met de kostprijs van het hervormingsvoorstel, meer bepaald wanneer de ambtenaren onder de
(1) De onontbeerlijke bijdrage van Xxx Xxxxxxx bestond in de verwerking van de data en het maken van de berekeningen waarop deze studie is gestoeld.
(2) Het betreft de overheidsopdracht 2016/DGSTRAT/ZIEKPENS-2 en de daarmee verbonden aanvullende opdracht.
(3) Onze bijzondere dank gaat uit naar Xxxxx Xxxxxxxxxxxxx (Universiteit Amsterdam) voor zijn begeleiding en voor de grondige en kritische nalezing van de voorliggende studie.
(4) We gebruiken diverse benamingen voor de ‘ambtenaar’. Om het woordgebruik wat te variëren, noemen we de ambtenaren soms ook ‘de statutairen’ of ‘de benoemde personeelsleden’. Voor ons is een ambtenaar een personeelslid in overheidsdienst met een definitieve of daarmee gelijkgestelde benoeming. Vanuit dat oogpunt staat de notie ambtenaar tegenover het begrip (overheids)- contractant, te weten degene die op basis van een arbeidsovereenkomst verbonden is met de overheidswerkgever. Vanuit onze, hoofdzakelijk sociaalrechtelijk geïnspireerde, benadering is een contractueel ambtenaar veeleer een contradictio in terminis.
toepassing van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen (en van het werkloosheidsstelsel)5 zouden worden gebracht, met uiteindelijk de overgang naar het rustpensioen op de wettelijke pensioenleeftijd.
3. Vooreerst staan we pro memorie stil bij de huidige regeling van het ziektepensioen (infra, 2). Daarna lichten we de essentie van het hervormingsvoorstel van de Commissie Pensioenhervorming 2020-20406 toe en vergelijken we dit met de visie van de federale regering-Xxxxxx. We gaan tevens dieper in op de achterliggende motieven die het genoemde hervormingsvoorstel schragen (infra, 3).
4. In de volgende titel komen we tot de kern van onze onderzoeksopdracht, meer bepaald de kostprijsberekening van het hervormingsvoorstel (infra, 4). Het gebrek aan populatiedata over het statutair ziekteverlof verplichtte ons tot het werken via caseonderzoek. Hoe we de cases hebben geselecteerd, welke data we hebben verzameld en wat de resultaten zijn, zetten we uitgebreid uiteen. Daarbij is het van het grootste belang de theoretische vertrekpunten en beperkingen in het achterhoofd te houden, net als de methodologische uitgangsposities.
We geven de kostprijs van het nieuwe systeem weer op kruissnelheid, dit wil zeggen na de transitieperiode waarin de bestaande ziektepensioenen nog verder lopen en uiteindelijk in ons onderzoeksopzet aflopen op de leeftijd van 65 jaar.
5. In een voorlaatste deel besteden we ook nog aandacht aan de gevolgen van de (nieuwe) regelgeving op het vlak van de re-integratie bij arbeidsongeschiktheid in een overheidscontext (infra, 5). Dit vormt een thema dat nauw samenhangt met de hervorming van de ziekte(pensioen)regeling, precies omdat die hervorming en een doorgedreven re-integratiebeleid hand in hand (moeten) gaan.7
(5) Bij de kostprijsberekening zullen wij ons enkel focussen op de kost voor de sector ZIV- uitkeringen, en niet de eventuele kost voor de sector werkloosheid. De overwegingen die ons ertoe hebben geleid om abstractie te maken van het eventuele werkloosheidsrisico bij semi- arbeidsongeschiktheid, komen later aan bod (infra, 4.4.3.4).
(6) Afgekort als CPH 2020-2040.
(7) Zie ook Hand. Kamer comm. Sociale Zaken 2017-18, 20 maart 2018, nr. 847, 19-21, xxx.xxxxxxx.xx/xxx/XXXX/xxx/00/xx000.xxx.
6. Bij wijze van afsluiter formuleren we een aantal voorzichtige conclusies die wij uit ons onderzoek kunnen distilleren, en enkele aanbevelingen (infra, 6). Tegelijk behouden wij ons het recht voor om, als onafhankelijke onderzoekers, enkele kanttekeningen te plaatsen bij de richting waarin dit dossier politiek evolueert. Het is geenszins onze bedoeling om in de plaats te treden van de politiek verantwoordelijken, verre van. Wij beogen vooral een constructieve bijdrage te leveren aan een verder en open debat, om de slaagkansen van het voorstel tot hervorming van de statutaire ziekte(pensioen)regeling, te verhogen.
7. Hoewel bijlagen meestal weinig extra in petto hebben, zijn wij van mening dat dit mogelijke voorbehoud in deze studie niet helemaal opgaat.
De eerste bijlage geeft een overzicht, per case, van de samenstelling van de totale personeelspopulatie en de interne verzuimpercentages op 31 december 2015, voor zover de door onze respondenten aangereikte informatie ons toeliet een dergelijk overzicht te maken. Aangezien het gaat om niet publiek beschikbare informatie en het verzamelen van deze gegevens ons best wel wat moeite heeft gekost, lijkt het ons nuttig deze te delen.
De tweede bijlage is voer voor gevorderden. In deze methodologische nota laten we zien hoe wij concreet tewerk zijn gegaan bij het verwerken van de ons aangereikte ruwe data. Betrouwbaarheid en validiteit zijn de sleutelwoorden. Wij hopen met deze specificaties aan te tonen dat wij op methodologisch vlak zeer zorgzaam zijn omgegaan met de chaos aan data aan de inputzijde, om uiteindelijk een correcte onderzoeksoutput te garanderen.
De derde bijlage biedt een overzicht van de vele tabellen en figuren die in deze studie aan bod komen, naast een lijst van legenda.
2. HUIDIGE REGELING VAN HET ZIEKTEPENSIOEN8
8. Wanneer de bevoegde pensioencommissie9 een ambtenaar definitief medisch ongeschikt acht voor het ambt waarin hij is benoemd, kan die ambtenaar op eender welke leeftijd en na om het even welk aantal aanneembare dienstjaren op rust worden gesteld.10 In voorkomend geval opent dit een recht op een vroegtijdig rustpensioen om gezondheidsredenen of medische ongeschiktheid, ook wel betiteld als het ziektepensioen. De diverse rechtspositieregelingen bevatten doorgaans wel de regel dat die vroegtijdige pensionering pas
(8) Zie, met een cijfermatige analyse, X. Xxxxxxx en X. Xxxxxx, "Doorlichting van pensionitis: wat met de oppensioenstelling van arbeidsongeschikte ambtenaren?" in Recht in beweging, Antwerpen, Maklu, 2015, 213-232.
(9) Voor een goed begrip is het aangewezen te verduidelijken dat deze pensioencommissie totaal geen uitstaans heeft met de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040.
De bevoegde geneeskundige instantie die zich voor het overgrote deel van de ambtenaren uitspreekt over de vroegtijdige pensionering om gezondheidsredenen, is de pensioencommissie van het Bestuur van de Medische Expertise, afgekort als Medex (zie art. 117, § 2, eerste lid wet 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel (BS 15 februari 1961) (hierna: wet 14 februari 1961)). Medex is de opvolger van de voormalige Administratieve Gezondheidsdienst (AGD) (zie KB 1 december 2013 houdende regeling van het Bestuur voor medische expertise (BS 13 december 2013)). Medex maakt deel uit van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, zie xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/Xxxxxxxxxx/ MedicalExpertise/index.htm.
(10) Art. 2 algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, die het voorwerp uitmaakt van de wet van 11 april 2005 houdende aanpassing van de Franse tekst en vaststelling van de Nederlandse tekst van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen (BS 10 juni 2005).
effectief uitwerking heeft11 nadat de ambtenaar zijn in het statuut geregelde ziekteverlofdagen heeft uitgeput.12
9. Verder zijn er twee situaties die sinds 1978 aanleiding geven tot ambtshalve, met andere woorden automatische, pensionering om gezondheidsredenen. De eerste hypothese betreft de ambtenaar die de leeftijdskaap van toentertijd zestig jaar heeft overschreden en die de pensioencommissie definitief lichamelijk ongeschikt heeft verklaard. Deze ambtenaar kan nog maximum 365 kalenderdagen ziekteverlof genieten, zelfs al is zijn restant aan statutaire ziekteverlofdagen (supra, nr. 8) hoger dan dat.13 Verder gold in het algemeen dat als een ambtenaar vanaf de dag nadat hij zestig is geworden, meer dan 365 kalenderdagen afwezig is geweest wegens ziekte, hij vanzelf wordt gepensioneerd, ongeacht of die ambtenaar al dan niet definitief arbeidsongeschikt is14, dus zonder dat hij via de pensioencommissie dient te passeren.
(11) De meeste besturen sturen de ambtenaar overigens pas door naar de pensioencommissie nadat zijn ziektekrediet al is uitgeput. Wij merken hierbij op dat deze gang van zaken teruggaat op de rechtspositieregelingen en volledig los staat van de pensioenwetgeving die daartoe niet verplicht, tenzij wanneer er sprake is van een ambtshalve pensionering met toepassing van de federale ambtenarenpensioenregeling.
(12) Zie, voor een bredere situering van deze problematiek, R. Janvier en X. Xxxxx, "Leçon 3 – Les circuits d’incapacités dans le secteur public: labyrinthes sans issue" in R. Xxxxxxx (ed.), Le droit social de la fonction publique, Collection de l’Association belge pour le droit du travail et de la sécurité sociale, nr. 9, Brugge, la Charte, 2015, 117-183; X. Xxxxx en R. Xxxxxxx, "Arbeidsongeschiktheidscircuits in de publieke sector, met de focus op de ambtenaren", TSR 2015/1-2, 101-179; X. Xxxxx en
R. Xxxxxxx, "Arbeidsongeschiktheidscircuits in de publieke sector, met de focus op de ambtenaren" in R. Janvier en X. Xx Xxxxxx (eds.), De rechtspositie van het overheidspersoneel in beweging / Le statut juridique du personnel des services publics en évolution, Reeks Seminaries Belgisch Genootschap voor het Arbeidsrecht en het Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx, xx. 0, Xxxxxx, die Keure, 2015, 87-158.
Zie ook R. Xxxxxxx, X. De Wilde en X. Xxxxx, Arbeidsongeschiktheidscircuits in de publieke sector – Een juridische analyse van de regelingen in geval van arbeidsongeschiktheid van het statutair en het contractueel personeel bij de Vlaamse overheid, Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen, 2016, xxvii + 550 p. Dit rapport is opvraagbaar via xxxxxxxxxxxx.xx/xxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx/x0X000000. htm.
(13) Art. 83, § 2 wet 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen (BS 17 augustus 1978) (hierna: wet 5 augustus 1978).
(14) Art. 83, § 3 wet 5 augustus 1978.
Vanaf 1 juli 2016 is die leeftijdsgrens van zestig jaar echter verhoogd tot 62 jaar. Met ingang van 1 januari 2017 is die op 62 jaar en zes maanden gebracht en per 1 januari 2018 beloopt die 63 jaar.15
10. Om een idee te geven van de frequentie van de verschillende types van beslissing uitgaande van de pensioencommissie van Medex, geven we hieronder in tabel 1 daarvan een overzicht, met opgave van de evolutie tussen 2011 en 2017.
(15) Zie art. 2 wet 27 juni 2016 tot wijziging van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen in verband met de ambtshalve opruststelling na dagen afwezigheid wegens ziekte (BS 29 juni 2016). Voor een verdere toelichting naar aanleiding van een aantal concrete vragen, zie Federale Pensioendienst, Administrateur-generaal, Aanschrijving 28 september 2017, Ambtshalve pensionering na 365 dagen afwezigheid wegens ziekte – toepassing van artikel 83 van de wet van 5 augustus 1978 – wijzigingen ingevolge de wet van 27 juni 2016, kenmerk HS1-16.2178-mdn.
TABEL 1: FREQUENTIE VAN DE BESLISSINGEN VAN MEDEX ALS PENSIOENCOMMISSIE (2011-2017)16
BESLISSING | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
A0 | Al eerder werkhervatting | 16,01% | 16,90% | 11,73% | 11,94% | 13,19% | 14,29% | 16,19%17 |
A1 | Geschikt18 | 4,45% | 3,92% | 3,69% | 4,12% | 3,83% | ||
A2 | Tijdelijk ongeschikt | 30,29% | 37,80% | 35,53% | 38,59% | 37,38% | 37,26% | 34,48% |
A3 | Tijdelijk geschikt voor aangepast werk19 | 3,14% | 2,90% | 2,95% | 3,25% | 3,53% | 4,40% | 4,47% |
A4 | Enkel geschikt voor specifieke functies | 3,39% | 1,26% | 1,47% | 1,80% | 2,38% | 2,28% | 2,21% |
B | Tijdelijk vroegtijdig pensioen | 2,97% | 2,86% | 5,08% | 5,09% | 4,44% | 4,48% | 4,61% |
C | Definitief vroegtijdig pensioen | 44,20% | 38,28% | 38,79% | 35,41% | 35,39% | 33,16% | 34,21% |
Totaal | 100,00% | 100,00% | 100,00% | 100,00% | 100,00% | 100,00% | 100,00% |
17 18 19
(16) Bron: Medex, met dank aan de xxxx Xxxx Xxxxx, diensthoofd pensioenen van het Bestuur van de medische expertise voor de terbeschikkingstelling van deze data.
(17) De stijging van het aantal beslissingen A0 heeft volgens de xxxx Xxxx Xxxxx te maken met het feit dat de behandelingsduur van de dossiers steeds langer wordt ingevolge het chronische gebrek aan artsen. Dezelfde verklaring ligt ten grondslag aan de daling van het aantal C-beslissingen tot definitieve vroegtijdige pensionering (bron: e-mail de dato 5 maart 2018 van de xxxx Xxxx Xxxxx, diensthoofd pensioenen van het Bestuur van de medische expertise).
(18) Sinds de start van het nieuwe informaticasysteem Mediflow in juni 2012 heeft Medex de oorspronkelijke beslissing A1 onderverdeeld in een A1 (bevel tot werkhervatting) en een A0 (vaststelling dat het werk reeds hervat was op het ogenblik van het medisch onderzoek). Op die wijze is het mogelijk een verdere nuancering door te voeren in de statistieken, maar het spreekt voor zich dat dit enkel kan gelden vanaf 2013.
(19) De facto komt een A3-beslissing tegenwoordig in meer dan de helft van de gevallen neer op een vorm van verminderde prestaties, voor een maand, te verlengen volgens de normale procedure (bron: e-mail de dato 11 augustus 2015 van de xxxx Xxxx Xxxxx, diensthoofd pensioenen van het Bestuur van de medische expertise).
11. De definitieve lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid opent een recht op een definitief vroegtijdig pensioen om gezondheidsredenen. Het toekennen van een dergelijk pensioen is voorbehouden voor het geval dat de ambtenaar voorgoed ongeschikt is om op een regelmatige wijze zijn vroegere, ofwel andere functies te vervullen. Het gaat om functies die hem via wedertewerkstelling of wederbenuttiging kunnen worden opgelegd in een ander ambt, dat beter in overeenstemming is met zijn fysieke geschiktheid, en met toepassing van de geldende reglementen ter zake.20
12. In de andere gevallen wordt een tijdelijk pensioen wegens gezondheidsredenen toegekend voor zes tot achttien maanden, binnen een maximumduur van twee jaar of 24 maanden.21 Met andere woorden, een tijdelijk pensioen strekt zich uit over een tijdvak van minimum zes maanden en maximum achttien maanden. Opeenvolgende verlengingen van het tijdelijke pensioen kunnen hoogstens binnen de absolute tijdsbeperking van 24 maanden.
Het tijdelijke pensioen wordt definitief wanneer het personeelslid, voor het verstrijken van de periode van twee jaar, definitief ongeschikt wordt verklaard.22 Dat is ook het geval indien de betrokkene na afloop van die tijdspanne van twee jaar niet opnieuw in dienst werd genomen of niet kon worden wedertewerkgesteld of wederbenuttigd23 en in elk geval zodra de ambtenaar de normale pensioengerechtigde leeftijd bereikt.24 Hetzelfde geldt vanaf de eerste dag van de maand waarin de ambtenaren 365 dagen afwezigheid telt wegens ziekte na de leeftijd van – per 1 januari 2018 – 63 jaar25 (supra, nr. 8).
13. De beslissing van het type A4 houdt op zijn beurt in dat de ambtenaar volgens de bevoegde pensioencommissie vanuit medisch standpunt op het ogenblik van het onderzoek niet aan de voorwaarden voldoet om vroegtijdig te worden gepensioneerd. Tegelijk komt dezelfde commissie daarbij tot het besluit dat de betrokken ambtenaar definitief ongeschikt is om op een normale en regelmatige wijze zijn vroegere werkzaamheden te hervatten, maar wel
(20) Art. 117, § 1, eerste lid wet 14 februari 1961.
(21) Art. 117, § 1, eerste lid wet 14 februari 1961.
(22) Art. 117, § 1, vierde lid, eerste zin wet 14 februari 1961.
(23) Art. 117, § 1, vierde lid, 1° wet 14 februari 1961.
(24) Art. 117, § 1, vierde lid, 2° wet 14 februari 1961.
(25) Daartoe wordt het tijdelijke pensioen, met het oog op de berekening van de termijn van 365 kalenderdagen, gelijkgesteld met een afwezigheid wegens ziekte (art. 83, § 4 wet 5 augustus 1978).
geschikt is om onder bepaalde condities te worden wedertewerkgesteld. In die hypothese zal de betrokkene die bij het verstrijken van een termijn van twaalf maanden na deze beslissing niet opnieuw aan de slag is, ambtshalve een definitief pensioen wegens gezondheidsredenen verkrijgen dat ingaat op de eerste dag van de maand na afloop van de genoemde termijn.26
De niet-wedertewerkstelling binnen de twaalf maanden is de enige en voldoende voorwaarde voor het definitief en ambtshalve verkrijgen van het pensioen. Het gaat om een soort vermoeden van volledige ongeschiktheid voor elke andere functie gesteund op het feit dat er na een jaar nog steeds geen geschikt werk kon worden aangeboden.27
3. TOEKOMSTIGE HERVORMING VAN DE ZIEKTEPENSIOENREGELING
3.1. VOORSTEL COMMISSIE PENSIOENHERVORMING 2020-2040
14. Een van de voorstellen van de CPH 2020-2040 bestaat in “de afschaffing van de aparte regeling betreffende de ziektepensioenen in het overheidspensioenstelsel, met een vergaande toenadering tot de regeling voor de overheidscontractanten en de werknemers in de particuliere sector28, en dit vanuit twee belangrijke oogmerken: enerzijds het bieden van een betere sociale bescherming aan ambtenaren die op jonge leeftijd of na een korte loopbaan in de publieke sector definitief ongeschikt worden verklaard voor hun ambt, en anderzijds het vermijden dat het circuit van de ziektepensioenen onterecht wordt gebruikt om eerder uit het arbeidsproces te stappen.”29
15. Na het verkennen van meerdere mogelijke denksporen30 is de CPH 2020- 2040 tot het besluit gekomen “dat de meest coherente oplossing erin bestaat om
(26) Art. 117, § 3, derde lid wet 14 februari 1961.
(27) RvS, 9 maart 2010, nr. 201.768, Evers.
Zie, voor een toepassing, RvS, 9 september 2014, nr. 228.312, XXXX t./ Vlaamse Gemeenschap.
(28) Commissie Pensioenhervorming 2020-2040, Een sterk en betrouwbaar sociaal contract
– Voorstellen van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 voor een structurele hervorming van de pensioenstelsels, Algemeen rapport, juni 2014, 116, punt 15.1.h), xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx.
(29) Zie ook Commissie Pensioenhervorming 2020-2040, Een sterk en betrouwbaar sociaal contract
– Voorstellen van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 voor een structurele hervorming van de pensioenstelsels, Algemeen rapport, juni 2014, 118, punt 15.2.2.
(30) Xxxxx andere denksporen zijn onderzocht, vindt de lezer terug in R. Janvier en X. Xxxxxxxx, De toekomst van de ambtenarenpensioenen, Brugge, die Keure, 2014, 205-208.
alle vastbenoemde personeelsleden eveneens onder de toepassing te brengen van het uitkeringsstelsel van de regeling betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering en van het werkloosheidsstelsel”.31
16. Het was (en is nog steeds) de bedoeling van de CPH 2020-2040 om op de definitief benoemde en daarmee gelijkgestelde overheidspersoneelsleden de sectoruitkeringeninhetraamvandeverplichteziekte- eninvaliditeitsverzekering onverkort toepasselijk te verklaren (hierna: het ZIV-scenario), net als de sector werkloosheid. Aangezien de sociale zekerheid alsnog goeddeels een federale materie is, vergt dit technisch enkel een aanpassing van het uitvoeringsbesluit van de RSZ-Wet.32
Tegelijk is het voorstel om in de federale ZIV-wetgeving een soort van carenzperiode in te lassen die erop neerkomt dat de ambtenaar slechts gerechtigd zal zijn op ZIV-uitkeringen na verloop van een tijdspanne die overeenstemt met de periode van gewaarborgd loon dat conform de Arbeidsovereenkomstenwet33 verschuldigd zou zijn geweest voor een bediende voor lange duur, met andere woorden na uitputting van dertig kalenderdagen.34 Op deze wijze wordt tegelijk een parallellisme gerealiseerd met de regeling voor de overheidscontractanten.
(31) Commissie Pensioenhervorming 2020-2040, Een sterk en betrouwbaar sociaal contract – Voorstellen van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 voor een structurele hervorming van de pensioenstelsels, Algemeen rapport, juni 2014, 123-124, punt 15.2.4.
(32) De wet 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS 25 juli 1969) (hierna: RSZ-Wet) vestigt het principe dat het aan de federale uitvoerende macht toekomt om bij in ministerraad overlegd koninklijk besluit en onder de daarin vastgelegde voorwaarden de toepassing van deze wet uit te breiden “tot de personen die, zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn verbonden, tegen loon arbeidsprestaties onder het gezag van een ander persoon verrichten” (art. 2, § 1, 1° RSZ-Wet). De statutair tewerkgestelde overheidspersoneelsleden beantwoorden zonder twijfel aan deze omschrijving. Het KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS 5 december 1969, err. BS 22 december 1970) (hierna: Uitvoeringsbesluit RSZ-Wet) omvat trouwens nu ook al een aantal “bepalingen betreffende de personen die in de openbare sector tewerkgesteld worden” (zie art. 9 tot en met art. 15 Uitvoeringsbesluit RSZ-Wet).
(33) Het betreft de wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (BS 22 augustus 1978) (hierna: Arbeidsovereenkomstenwet).
(34) Art. 70 Arbeidsovereenkomstenwet. Het is daarbij de bedoeling dat ook de regels in geval van herval toepassing vinden (zie art. 73, § 1 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx).
00. De verruiming van de toepassingssfeer van de sector ZIV-uitkeringen zal bovendien een aantal praktische problemen uit de wereld helpen. Het schoolvoorbeeld bij uitstek betreft de situatie van de leerkrachten die deels in vast dienstverband zijn benoemd en deels nog een tijdelijke aanstelling genieten. Zij ressorteren voor het deel waarvoor zij definitief zijn benoemd onder de regeling van de ziektepensioenen voor de ambtenaren, en voor hun tijdelijke aanstelling onder de ziekteverzekering, sector uitkeringen.
3.2. VISIE XXX XX XXXXXXXX-XXXXXX00
00. Het federaal regeerakkoord van 9 oktober 2014 heeft de baseline van het voorstel van de CPH 2020-2040 (supra, 3.1) overgenomen: “De regering zal, in overleg met de Gewesten, de Gemeenschappen en de lokale besturen, onderzoeken hoe het ziektepensioen voor ambtenaren kan worden vervangen door arbeids- ongeschiktheidsuitkeringen in het kader van het ziekte- en invaliditeitsstelsel voor werknemers.” 36
19. In zijn beleidsnota van 27 oktober 2016 maakt de minister van Pensioenen de plannen van de federale regering concreter. Er wordt aan de deelstaten en aan de lokale overheden een voorstel voorgelegd met het oog op het vervangen van het pensioen wegens ongeschiktheid door een stelsel van ongeschiktheids- en invaliditeitsuitkeringen van hetzelfde type als deze toegekend aan de werknemers.37 Dit nieuwe stelsel zal aan de ambtenaar die arbeidsongeschikt of invalide is, reële mogelijkheden tot professionele re-integratie38 bieden door het opzetten van een re-integratiecommissie binnen Medex en een
(35) Zie, voor een stand van zaken, Hand. Kamer comm. Sociale Zaken 2016-17, 30 mei 2017, nr. 676, 13-15, xxx.xxxxxxx.xx/xxx/XXXX/xxx/00/xx000.xxx; Hand. Kamer 2017-18, 8 maart 2018, nr. 217, 24-25, xxx.xxxxxxx.xx/xxx/XXXX/xxx/00/xx000.xxx; Hand. Kamer comm. Sociale Zaken 2017-18, 20 maart 2018, nr. 847, 19-21, xxx.xxxxxxx.xx/xxx/XXXX/xxx/00/xx000.xxx.
(36) Zie federaal regeerakkoord 9 oktober 2014, 36, punt 2.3. Het federaal regeerakkoord van 9 oktober 2014 is consulteerbaar via xxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxxx.
(37) Zie ook Kabinet van de Minister van Pensioenen, Nota aan de ministerraad de dato 15 mei 2017 – Onderwerp: Hervorming van het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid.
(38) Zie ook de algemene beleidsnota sociale zaken 17 oktober 2017 (Xxxx.Xx. Kamer 2017-18, nr. 2708/007, 13, punt 3.2.2, xxx.xxxxxxx.xx/xxx/XXXX/xxx/00/0000/00X0000000.xxx).
P&O39 re-integratiepool.40 De beleidsnota van 19 oktober 201741 vanwege de pensioenminister bevestigt enkel het voorgaande.
20. In het raam van de begrotingsnotificaties van de begroting 2016- 17 werden de ministers van Sociale Zaken, van Ambtenarenzaken en van Pensioenen gemandateerd om, in uitvoering en binnen het afsprakenkader van de notificatie van de begrotingscontrole 2016, de dialoog aan te gaan met de deelstaten. Daartoe werd een technische werkgroep opgericht met als opdracht het overleg over de overwogen hervorming te leiden.42 Het is de bedoeling om de afschaffing van het ziektepensioen, wat tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort, aan te grijpen als een gelegenheid om de ziekteregelingen op alle bestuursniveaus te hervormen. De hervorming van de ziekteregeling, behalve uiteraard voor de federale ambtenaren zelf, valt echter buiten de scoop van de federale regering. De deelstaten moeten zelf het initiatief nemen om voor hun ambtenaren de ziekteregeling te enten op het afschaffen van de ziektepensioenen. Er moet dus ook bij de deelstaten worden gezocht naar een draagvlak voor die globale hervorming.
21. Belangrijk om voor ogen te houden, is dat er een politiek akkoord bestaat over het zogenaamde sui generis-scenario. Dit scenario wijkt af van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie Pensioenhervorming (supra, nr. 16), in die zin dat de arbeidsongeschikte ambtenaren pas na twaalf maanden arbeidsongeschiktheid zouden terugvallen op invaliditeitsuitkeringen in het raam van de ZIV-wetgeving. Het initiële voorstel van de Commissie Pensioenhervorming – het ZIV-scenario – daarentegen ging uit van de toepassing van de sector ZIV-uitkeringen na een periode van het equivalent van het gewaarborgd loon zoals voor de arbeidsongeschikte contractuele personeelsleden. In het sui generis-scenario zou de ambtenaar tijdens het eerste jaar arbeidsongeschiktheid voor rekening van de overheidswerkgever een (vervangings)inkomen blijven genieten, waarvan de omvang en de
(39) P&O staat voor de Federale Overheidsdienst Personeel & Organisatie. Inmiddels is deze FOD herdoopt tot de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning (zie xxxx.xxxxxxx.xx/xx).
(40) Algemene beleidsnota pensioenen 27 oktober 2016, 13, punt 2.1.2.2. (Xxxx.Xx. Kamer 2016- 17, nr. 2111/016, 19 p., xxx.xxxxxxx.xx/xxx/XXXX/xxx/00/0000/00X0000000.xxx).
(41) Algemene beleidsnota pensioenen 19 oktober 2017, 21, punt 3.3.3. (Xxxx.Xx. Kamer 2017-18, nr. 2708/016, 25 p., xxx.xxxxxxx.xx/xxx/XXXX/xxx/00/0000/00X0000000.xxx).
(42) Kabinet van de Minister van Pensioenen, Nota aan de ministerraad de dato 15 mei 2017 – Onderwerp: Hervorming van het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid.
modaliteiten kunnen (en allicht zullen) verschillen naargelang van de tewerkstellende overheid.
22. Aangezien wij doorheen deze studie geregeld verwijzen naar deze twee verschillende scenario’s, vatten wij de essentie van beide hieronder samen in de legenda 1.
In tabel 2 geven wij vervolgens de afwegingen weer waarop de regering-Xxxxxx zich heeft gebaseerd om het sui generis-scenario te verkiezen boven het ZIV- scenario. In onze conclusie komen wij hier nog uitgebreid op terug (infra, 6.4).
LEGENDA 1: ESSENTIE VAN HET ZIV-SCENARIO VERSUS HET SUI GENERIS-SCENARIO
Voorstel | Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 | Federale regering-Xxxxxx |
Scenario | ZIV-scenario | Sui generis-scenario |
1e-30e dag arbeidsongeschiktheid | Analoge toepassing gewaarborgd loon | Gewaarborgd loon? |
Volgende elf maanden arbeidsongeschiktheid | Primaire arbeidsongeschiktheid (ZIV) | Statutaire ziekteverlofregeling |
Vanaf de twaalfde maand arbeidsongeschiktheid | Invaliditeit (ZIV) | Invaliditeit (ZIV) |
TABEL 2: ARGUMENTEN VAN DE REGERING-XXXXXX CONTRA HET ZIV-SCENARIO EN PRO HET SUI GENERIS-SCENARIO
Argumenten | Contra ZIV-scenario | Pro sui generis-scenario |
Financiering | Eerste maand door de werkgever Na een maand: via werkgeversbijdragen Budgettaire weerslag moeilijk in te schatten (black box) | Eerste jaar door de werkgever Na een jaar: via werkgeversbijdragen Stabieler budget |
Responsabilisering | Minder responsabilisering in vergelijking met de huidige situatie, omdat de overheidswerkgever enkel gewaarborgd loon verschuldigd is en de verplichting om een werkgeversbijdrage te betalen, minder impact heeft als incentive | Responsabilisering in het licht van het gegeven dat de uitgaven tijdens het eerste jaar arbeidsongeschiktheid voor rekening komen van de overheidswerkgever |
Re-integratie | Gebrek aan kennis van de overheidssector bij de verzekeringsinstellingen-ZIV Tekort aan adviserend artsen bij de ziekenfondsen Voor de federale overheid: moeilijk, maar mogelijk Voor de andere bestuursniveaus: onmogelijk op korte termijn Lang tijdsverloop vooraleer werk kan worden gemaakt van re- integratie | Knowhow Medex, FOD BOSA, Empreva Omvorming pensioencommissie Medex tot federale re- integratiecommissie Federale pool van integratie Te ontwerpen protocol (van akkoord) voor re-integratie tussen de bestuursniveaus Mogelijk om – met het oog op re-integratie – kort op de bal te spelen wat belangrijk is aangezien de literatuur aangeeft dat de kans op een succesvolle re-integratie na zes maanden arbeidsongeschiktheid met de helft afneemt |
23. Uit een oriëntatienota van het kabinet van de minister van pensioenen43 blijkt dat men voor de federale ambtenaren44 overweegt om na een primaire arbeidsongeschiktheid van dertig dagen aan 100% van het loon (i.e. het equivalent van het gewaarborgde loon), de overgang te maken naar een vervangingsinkomen a rato van 60% van een begrensd loon. Het gaat daarbij om een vervangingsinkomen dat identiek zou zijn aan de primaire arbeids- ongeschiktheidsuitkering, maar met dien verstande dat deze uitgave op conto komt van de federale overheidsdienst. Vervolgens zou de ambtenaar na twaalf maanden arbeidsongeschiktheid dan aanspraak kunnen maken op invaliditeitsuitkeringen volgens de ZIV-wetgeving, voor rekening van de sociale zekerheid.
3.3. MOTIVERING
24. Het voorstel van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 (supra, 3.1) is niet zo maar uit de lucht gegrepen, maar steunt op tal van argumenten. We zullen deze hierna kort bespreken. Die overwegingen zijn belangrijk voor een goed begrip van wat volgt.
3.3.1. Betere sociale bescherming van de definitief arbeidsongeschikte ambtenaar
25. Op het eerste gezicht lijkt een arbeidsongeschikte ambtenaar op een vrij gunstige regeling te kunnen bogen. Hij geniet een statutaire ziekteverlofregeling die hem een meer dan behoorlijke sociale bescherming biedt.45 Deze stelling gaat echter enkel op zolang de ambtenaar tijdelijk arbeidsongeschikt is. Anders is het wanneer een ambtenaar wegens gezondheidsredenen definitief ongeschikt is om op een regelmatige wijze zijn of andere functies te vervullen. Indien deze ambtenaar nog vrij jong is en/of slechts op een relatief korte loopbaan in overheidsdienst kan terugblikken, bevindt hij zich in het geval van een vroegtijdige pensionering in een alles behalve benijdenswaardige
(43) Kabinet van de Minister van Pensioenen, Nota aan de ministerraad de dato 15 mei 2017 – Onderwerp: Hervorming van het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid.
(44) Voor de al in dienst zijnde personeelsleden zal een overgangsregeling worden ingebouwd. Zo zou iedere federale ambtenaar op de laatste dag voor de datum van inwerkingtreding, zijn op dat ogenblik opgebouwde kapitaal aan ziektedagen behouden, met een maximum van 214 werkdagen. Enkel de afwezigheden wegens ziekte of ongeval privéleven die zich situeren tussen de 31e tot en met de 365e dag, zullen worden aangerekend op het gefixeerde ziektekapitaal.
(45) Voor een uitgebreide analyse verwijzen we naar R. Xxxxxxx, X. De Wilde en X. Xxxxx, Arbeidsongeschiktheidscircuits in de publieke sector. Een juridische analyse van de regelingen in geval van arbeidsongeschiktheid van statutair en contractueel personeel bij de Vlaamse overheid, Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen, 2016, xxvii + 550 p.
positie (supra, nr. 14). Zijn rustpensioen zal worden berekend op basis van het aantal aanneembare diensten en als dat aantal beperkt is, gaat dat evenzeer op voor het bedrag van het ziektepensioen, zij het dat wel een minimum wordt gewaarborgd.46
26. De situatie van een definitief arbeidsongeschikte ambtenaar op het vlak van het vervangingsinkomen is in geen enkel opzicht te vergelijken met die waarin een contractant definitief arbeidsongeschikt zou zijn voor de overeengekomen arbeid. In voorkomend geval zal deze laatste namelijk pas bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd van (momenteel) 65 jaar op pensioen worden gesteld.47 De daaraan voorafgaande tijdspanne zal de contractant die niet opnieuw aan het werk kan, gerechtigd zijn op uitkeringen vanwege de ziekteverzekering of de werkloosheidsregeling, afhankelijk van het antwoord op de vraag of hij al dan niet voldoet aan de vereiste arbeidsongeschiktheid in de zin van de ZIV-Wet.48 Daarenboven is de regel dat de tijdvakken waarin de contractant een vervangingsinkomen heeft genoten voor rekening van de sociale zekerheid, met gewerkte perioden worden gelijkgesteld voor de opbouw van het rust- en het overlevingspensioen.49
27. Wanneer de ambtenaar onder de toepassing van de sector ZIV-uitkeringen en werkloosheid zou worden gebracht, zal die – net zoals de contractanten – wel verder pensioenrechten opbouwen (zie ook infra, 4.9), wat moet resulteren in een betere sociale bescherming van de definitief arbeidsongeschikte ambtenaar.
3.3.2. Vroegtijdige pensionering als alternatief voor vervroegde pensionering
28. De regeling betreffende de ambtshalve vroegtijdige pensionering hield een gevaar in voor oneigenlijk gebruik. Tot 1 juli 2016 was de regel dat een ambtenaar automatisch vroegtijdig werd gepensioneerd zodra hij 365 kalenderdagen afwezig was geweest wegens ziekte of ongeval te rekenen
(46) Xxx, voor meer informatie over dat minimum, R. Janvier en X. Xxxxxxxx, De toekomst van de ambtenarenpensioenen, Brugge, die Keure, 2014, 86-87.
(47) Art. 2, § 1 KB 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (BS 17 januari 1997), zoals bekrachtigd bij wet 13 juni 1997 (BS 19 juni 1997).
(48) Cf. art. 100, § 1 ZIV-Wet 1994.
(49) Zie art. 15, 3° KB nr. 50, 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers (BS 27 oktober 1967) en art. 34 KB 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers (BS 16 januari 1968).
vanaf zijn zestigste verjaardag (supra, nr. 9). Daardoor ontstond de mogelijkheid om eventueel vroegtijdig op pensioen te gaan vanaf de leeftijd van 61 jaar, ongeacht of de ambtenaar door de pensioencomissie definitief ongeschikt was bevonden. De ambtshalve pensionering om gezondheidsredenen doorkruiste dus de toepassing van de normale vereisten voor vervroegde pensionering. We geven in tabel 3 een overzicht van de evolutie van de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden met het oog op de toegang tot het vervroegd pensioen.
TABEL 3: LEEFTIJDS- EN LOOPBAANVOORWAARDEN MET HET OOG OP DE TOEGANG TOT HET VERVROEGD PENSIOEN
REGEL | UITZONDERINGEN | |||
JAAR | Minimum- leeftijd | Loopbaan- voorwaarde | Loopbaan op 60 jaar | Loopbaan op 61 jaar |
Pensioenhervorming-Di Rupo | ||||
2012 | 60 jaar | 35 jaren | ||
2013 | 60,5 jaar | 38 jaren | 40 jaren | |
2014 | 61 jaar | 39 jaren | 41 jaren | |
2015 | 61,5 jaar | 40 jaren | 41 jaren | |
2016 | 62 jaar | 40 jaren | 42 jaren | 41 jaren |
Pensioenhervorming-Michel50 | ||||
2017 | 62,5 jaar | 41 jaren | 43 jaren | 42 jaren |
2018 | 63 jaar | 41 jaren | 43 jaren | 42 jaren |
2019 | 63 jaar | 42 jaren | 44 jaren | 43 jaren |
29. Het risico was dat de ambtenaar zou opteren voor de piste van het ‘vroegtijdig’ ziektepensioen om op die manier op de leeftijd van 61 jaar ‘vervroegd’ toegang tot het rustpensioen te verwerven. Door de verhoging van die leeftijdsgrens van zestig jaar, is dat gevaar voor een goed deel geweken. Vanaf 2018 is een vroegtijdige ambtshalve pensionering alleen nog mogelijk na 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte of ongeval na de 63e verjaardag van de ambtenaar (supra, nr. 9).
(50) Zie art. 46 wet 15 mei 1984 tot harmonisering van de pensioenregelingen (BS 22 mei 1984, hierna Wet-Mainil), zoals gewijzigd bij art. 1 wet 10 augustus 2015 tot verhoging van de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen, de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen en de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen (BS 21 augustus 2015 (ed. 2)), in werking getreden op 1 januari 2017 (zie art. 11 wet 10 augustus 2015).
3.3.3. Bijkomende argumenten
30. Behalve de voorgaande afwegingen zijn er nog andere argumenten ter staving van het antwoord op de vraag waarom de bestaande ziektepensioenregeling voor de ambtenaren aan een grondige herziening toe is.51
31. Het ziektepensioen bestaat al sinds 1844 en is bijgevolg zo oud als het ambtenarenpensioenstelsel zelf.52 In die tijd was het eigenlijk niet meer dan logisch dat de overheid zorg droeg voor haar (gezags)getrouwe ambtenaren53 die het ongeluk hadden om door een ernstige medische aandoening te worden geveld.54 Op dat ogenblik zou het trouwens nog welgeteld honderd jaar duren alvorens een verplichte ziekteverzekering voor de werknemers uit de privésector van de grond is gekomen.55
32. De huidige regeling in verband met de ziektepensioenen (supra, nr. 8) gaat terug op de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, ook wel de Eenheidswet genoemd. Het definitieve karakter van de inrustestelling was begrijpelijk in een context waarin vele aandoeningen ongeneeslijk bleken en/of de revalidatiemogelijkheden beperkt waren. Intussen heeft de medische wetenschap aanzienlijke vooruitgang geboekt en is de kans groter dat iemand na een periode van (langdurige) afwezigheid wegens ziekte terug actief kan worden. Vandaar kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij het definitieve karakter van de inrustestelling. Indien de vroegtijdig gepensioneerde ambtenaar weer aan de slag zou willen gaan in de publieke sector, moet hij van vooraf aan opnieuw de aanwervingsprocedure doorlopen. Wie zich deze moeite getroost, weet zich daarna geconfronteerd met de cumulatiebeperkingen op het vlak van
(51) Zie R. Janvier en X. Xxxxxxxx, De toekomst van de ambtenarenpensioenen, Brugge, die Keure, 2014, 141-142.
(52) Art. 3 tot en met art. 5 oorspronkelijke algemene wet 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen.
(53) Zie, voor een zeer beknopt antwoord op de vraag ‘waarom een aparte pensioenregeling voor ambtenaren’, R. Janvier en X. Xxxxxxxx, De toekomst van de ambtenarenpensioenen, Brugge, die Keure, 2014, 1-20.
(54) In geval van werkonbekwaamheid rustte op de Staat als het ware een morele plicht ten overstaan van de betrokken ambtenaren: “La loi a dû leur accorder le droit à la pension de retraite, par la raison que, dans l’hypothèse donnée, ils se trouvent dans l’impossibilité de continuer leur service” (Pasinomie, deel 14, 3e serie, 1844, 144-146).
(55) Zie Besluitwet 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS 30 december 1944).
de toegelaten arbeid voor gepensioneerden, boven op de invloed van het verwerven van een beroeps- of vervangingsinkomen op het bedrag van het eventuele minimum van het ziektepensioen.
33. Verder blijkt uit de praktijk dat de A4-beslissing waarbij een ambtenaar definitief ongeschikt wordt verklaard voor de uitoefening van zijn ambt, maar geschikt voor de uitoefening van een ander ambt (supra, nr. 13), zelden of nooit resulteert in een effectieve wedertewerkstelling. Daarvoor zijn er meerdere redenen. Veel hangt af van de ingesteldheid en de bereidheid van zowel de overheidswerkgever als het individu. Het onderzoek naar de wedertewerkstellings- mogelijkheden zal doorgaans beperkt blijven tot die ene overheidswerkgever, wat zeker bij kleinere overheidsdiensten weinig slaagkansen oplevert. Verder moeten vele administraties, vanuit diversiteitsperspectief, bepaalde quota halen op het vlak van de tewerkstelling van personen met een handicap.56 De wedertewerkstelling van een ambtenaar die definitief ongeschikt is verklaard voor zijn ambt, telt echter niet mee voor dat quotum. Op de kwestie van de re-integratie komen we nog meer in detail terug (infra, 5).
Soms speelt een budgettaire drijfveer: voor de tewerkstellende overheid is het financieel voordelig om een (definitief ) arbeidsongeschikte ambtenaar te laten doorstromen naar de ziektepensioenregeling, waarvan de lasten niet langer (rechtstreeks) voor rekening van de individuele overheidswerkgever komen. In voorkomend geval kan die overheidswerkgever dan de te pensioneren, doorgaans duurdere, ambtenaar met een hoge(re) anciënniteit vervangen door een goedkopere arbeidskracht met weinig of geen anciënniteit.
4. KOSTPRIJSBEREKENING
4.1. OPBOUW
34. Na bovenstaande achtergrondinformatie over het wat en het waarom van het hervormingsvoorstel (supra, 3), komen we bij de kern van ons onderzoek: de kostprijsberekening van de overwogen hervorming van de ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren.
Vooraleer we de resultaten van onze berekeningen gestructureerd weergeven, staan we stil bij de gebruikte methode (caseonderzoek) (infra, 4.2), de dataverzameling (infra, 4.3) en de theoretische vertrekpunten annex beperkingen waarmee de lezer rekening moet houden (infra, 4.4). Verder
(56) Zie xxx.xxxxx.xx/xx/xxxxxxx-xxxxxx/xxxxxxxx-xxx-xxx-xxxxxxxx,-xxxxxxxxxxxx-xx-xxxxxx/.
lichten we ook onze methodologische uitgangsposities nader toe (infra, 4.5). Het is belangrijk om die informatie grondig door te nemen om de resultaten van onze berekeningen op een correcte wijze te kunnen interpreteren.
35. We geven vervolgens per case (de evolutie van) de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling weer, om daarna de vergelijking te kunnen maken met de geschatte kostprijs na de invoering van het hervormingsvoorstel (infra, 4.6). We hebben eveneens tabellen gemaakt waarin we voor elke case per uitgavenpost een overzicht bieden van de omvang van de kost en voor wiens rekening die uitgaven komen (infra, 4.7). We ronden af met een berekening van de kostprijs als percentage van de totale statutaire weddemassa (infra, 4.8).
36. Los van de verschuiving van de – noem het de directe – kost van de hervorming, beseffen wij dat hiermee ook nog een aantal andere – indirectere
– kosten gepaard gaan.
Zo is er de kwestie van de ‘gelijkstelling’ van de afwezigheden wegens arbeidsongeschiktheid in de ambtenarenpensioenregeling, dan wel in het werknemerspensioenstelsel (infra, 4.9).
Bovendien zal de structurele hervorming van de ziektepensioenregeling voor de ambtenaren ook resulteren in een andere taakverdeling tussen de betrokken actoren en de daarbij behorende administratiekosten (infra, 4.10).
4.2. CASES
37. Bij de start van het onderzoek waren wij ons er al van bewust dat we voor onze dataverzameling op een alternatieve wijze op zoek moesten gaan naar cijfermateriaal. Zo zijn er voor de statutaire ziekteverlofregelingen geen algemene populatiegegevens voorhanden. De huidige gegevensstromen zijn geconcipieerd op basis van de behoeften van de socialezekerheidsinstellingen, vooral dan met het oog op een correcte toepassing van de socialezekerheidswetgeving ten aanzien van de sociaalverzekerden. De socialezekerheidsaangifte maakt bij de codes geen onderscheid tussen gewerkte dagen en afwezigheden wegens ziekte met behoud van 100% van de wedde. Het verlof met weddebehoud heeft geen enkele weerslag op het ambtenarenpensioen en moet niet met een specifieke code worden aangegeven in de DmfA/DmfAPPL. Daardoor is het niet mogelijk om de kostprijs van de statutaire ziekteverlofregelingen te berekenen op het niveau van de totale ambtenarenpopulatie. Die beperkingen op het vlak van de populatiedata over het statutair ziekteverlof noopten ons tot het werken via caseonderzoek. Onze keuze van cases is gestoeld op twee uitgangspunten: enerzijds een vertegenwoordiging van alle overheidsechelons
en anderzijds de keuze voor bij voorkeur grote(re) overheidswerkgevers binnen hun overheidsniveau.
38. Conform de overheidsopdracht 2016/DGSTRAT/ZIEKPENS-2 en de aanvullende opdracht was het de bedoeling om de verkennende studie, die we eerder hadden gemaakt,57 uit te breiden tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en het onderwijs van de Franse Gemeenschap.
Tijdens de vergadering van de interfederale kabinettenwerkgroep (IKW) op 24 mei 2017 is beslist om ook de Duitstalige Gemeenschap (in casu het ministerie en het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, het Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft, de Belgischer Rundfunk en het Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand) als één te onderzoeken case mee te nemen, zodat op basis van een voldoende personeelsaantal58 kon worden gewerkt (infra, tabel 5).
39. Verder hebben we de oefening verruimd met een aantal lokale besturen.
A priori hebben we vier opties voorgesteld:
▪ alle dertien Vlaamse en alle negen Xxxxxx xxxxxxxxxxxxx (Xxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxx, Xxxxxx, Charleroi, Doornik, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, La Louvière, Leuven, Luik, Mechelen, Moeskroen, Namen, Oostende, Roeselare, Seraing, Sint-Niklaas, Turnhout en Verviers), Brussel en de tien Belgische provincies;
▪ de relevantste stad per provincie op basis van het aantal benoemde ambtenaren en het aantal contractanten (Aarlen, Antwerpen, Brugge,
(57) Voor een weergave van (een deel van) de resultaten van die initiële studie verwijzen we naar
R. Xxxxxxx, X. Van Camp en X. Xxxxxxxxxxxxx, "De ziekte(pensioen)regeling van de ambtenaren in het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap: van ‘(re)visited’ tot ‘(re)calculated’", TORB 2015- 2016, nr. 01, 33-52.
Die eerdere studie kaderde in de masterproef van Xxxx Xxxxxxxxxx met het oog op het behalen van de titel van Master in de Sociaal-Economische Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Zijn caseonderzoek beperkte zich tot vijf overheden: de federale overheid in het algemeen (op basis van de data van Medex) en de FOD Financiën in het bijzonder, de Vlaamse overheid, het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, de provincie Antwerpen en de stad annex het OCMW Antwerpen. Ook in het voorliggende onderzoek zijn deze cases opnieuw opgenomen en hebben wij de data geactualiseerd.
(58) De samenstelling van het personeel van elk van de onderdelen van de case Duitstalige Gemeenschap is terug te vinden in de bijlage 1.
Charleroi, Genk, Gent, Leuven, Luik, Namen en Waver), Brussel en de tien Belgische provincies;
▪ Antwerpen en Gent, hun tegenhangers Charleroi en Luik, Brussel, een Vlaamse en een Waalse provincie, net als de provincie Vlaams-Brabant en haar tegenhanger Waals-Brabant;
▪ een combinatie van de tweede en de derde optie.
40. Optie 1 was weinig realistisch, gezien de grote tijdsinvestering om de nodige data te verwerven. De relevantste stad per provincie in optie 2 was een degelijk criterium, maar het was volgens ons minder zinvol om alle tien de Belgische provincies in het onderzoek te betrekken. We hebben daarom voorgesteld om te opteren voor de provincies Henegouwen en Luik, die de grootste personeelsaantallen hebben, en de provincie Vlaams-Brabant, waarmee we voordien reeds contact hadden gelegd. De provincie Antwerpen hadden wij eerder al als case bestudeerd, zodat het voor de hand lag om hiermee verder aan de slag te gaan op basis van geactualiseerde data. Onmiddellijk moeten wij hieraan toevoegen dat de keuze voor optie 2 met zich meebrengt dat sommige van de geselecteerde lokale besturen relatief weinig ambtenaren tewerkstellen (infra, tabel 5). Dit is met name het meest uitgesproken het geval voor het OCMW Aarlen, het OCMW Genk en het OCMW Waver. Zulks maakt dat zeer omzichtig moet worden omgesprongen met de resultaten van de berekeningen die op deze cases betrekking hebben, om de eenvoudige reden dat deze vertekend kunnen zijn door veeleer toevallige factoren, bijvoorbeeld de langdurige arbeidsongeschiktheid van een op zich klein aantal ambtenaren.
41. Uiteraard waren wij afhankelijk van de welwillendheid van de onderscheiden overheden om ons de nodige data ter beschikking te stellen. Onze vraag was voor vrijwel alle overheden allesbehalve evident in zoverre zij extra inspanningen dienden te leveren om de door ons gevraagde data (infra, nr. 43) aan te reiken.
Wij hebben alles in het werk gesteld om alle geselecteerde overheidswerkgevers duidelijk te informeren en vooral ook te enthousiasmeren. We hebben honderden informatieve mails en herinneringsberichten gestuurd. Wij zijn in een groot aantal gevallen ter plaatse afgestapt om tekst en uitleg te geven bij het opzet van ons onderzoek.
Tabel 4 geeft een overzicht van de geselecteerde overheden en of deze al dan niet hun medewerking verleenden aan dit onderzoek. Wij maken hierbij graag van de gelegenheid gebruik om alle overheden die zich hebben ingespannen om ons onderzoek te doen slagen, hartelijk te danken.
TABEL 4: GESELECTEERDE CASES MET RESPONS
Overheidswerkgever | Respons |
Federale overheid | OK |
FOD Financiën | OK |
Vlaamse overheid | OK |
Onderwijs Vlaamse Gemeenschap | OK |
Waalse overheid | OK |
Franse Gemeenschapscommissie | OK |
Ministerie van de Federatie Wallonië-Brussel | OK |
Onderwijs Franse Gemeenschap | Geen data ontvangen |
Duitstalige Gemeenschap s.l. (inclusief onderwijs) | OK |
Stad Antwerpen | OK |
OCMW Antwerpen | OK |
Stad Aarlen | Onmogelijkheid datalevering |
OCMW Aarlen | OK |
Stad Brugge | Geen reactie |
OCMW Brugge | Geen reactie |
Stad Brussel | Geen data ontvangen |
OCMW Brussel | Geen reactie |
Stad Charleroi | OK |
OCMW Charleroi | OK |
Stad Genk | OK |
OCMW Genk | OK |
Stad Gent | OK |
OCMW Gent | OK |
Stad Leuven | Geen data ontvangen |
OCMW Leuven | Weigering datalevering |
Stad Luik | Geen reactie |
OCMW Luik | Geen reactie |
Stad Namen | Weigering datalevering |
OCMW Namen | Ontbrekende data |
Gemeente Waver | Geen data ontvangen |
OCMW Waver | OK |
Provincie Antwerpen | OK |
Provincie Henegouwen | OK |
Provincie Luik | Geen data ontvangen |
Provincie Vlaams-Brabant | OK |
42. In tabel 5 geven we de totale dekkingsgraad59 weer van de overheidswerkgevers die op onze vraag naar datalevering in verband met de huidige statutaire ziekteverlofregeling zijn ingegaan.
(59) Merken wij hierbij op dat het klassieke federaal openbaar ambt uiteraard een veel kleiner aantal ambtenaren telt dan het totale aantal vermeld in tabel 4. In dat totaal zijn immers ook nog andere federale overheden, zoals de federale openbare instellingen (zie xxx.xxxxx.xx/xxxxx/xxx_ stat_form_dyn.php?pagetitle=menu19) en de bijzondere korpsen (zie xxx.xxxxx.xx/xxxxxxxx_xx/ archives_sc.php?pagetitle=menu19ter) begrepen. Die bijzondere korpsen zijn in het totaal goed voor 56.043 ambtenaren op 30 juni 2016, een vermindering met 210 eenheden ten opzichte van 30 juni 2015.
Het zou als een manco van het voorliggende onderzoek kunnen worden gezien dat het leger en de politie bijvoorbeeld niet mee zijn opgenomen, te meer omdat in het andere geval de dekkingsgraad nog aanzienlijk hoger zou uitvallen. Het probleem in deze onderzoekscontext is dat het leger uitsluitend statutaire en dus geen contractuele personeelsleden in dienst heeft. Dezelfde vaststelling gaat ook voor een goed deel op voor de politie waar slechts een zeer kleine minderheid met een arbeidsovereenkomst aan het werk is. Daardoor zouden we geen berekeningen kunnen maken voor de twee gedragshypothesen die wij voor ogen hadden, namelijk bij ongewijzigd ziektegedrag van de ambtenaren, dan wel in het geval van een ziektegedrag zoals dat van de contractanten in dienst van dezelfde overheid (infra, 4.4.3.3).
(60) Reeds inbegrepen in het totaal van de federale overheid (Medex).
(61) Exclusief de tijdelijke statutaire personeelsleden.
(62) Het ministerie van de Federatie Wallonië-Brussel kon ons geen gedetailleerde data betreffende de personeelsaantallen bezorgen. Enkel het totale aantal ambtenaren op 30 juni 2015 is ons meegedeeld.
(63) De stad en het OCMW Antwerpen vormen twee aparte cases, alleen de personeelsaantallen zijn samengevoegd.
(64) Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, Loontrekkende tewerkstelling (RSZ) voor het vierde kwartaal 2015, II. Aantal tewerkgestelde werknemers op het einde van het kwartaal, 29, tabel 2
– Indeling van de tewerkgestelde werknemers naar sector en overheidstype, geslacht en statuut op 31 december 2015, xxx.xxx.xxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxx.
(65) Zie vorige voetnoot.
(66) Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels, HalPaarlijkse statistieken – Brochure 4de kwartaal 2015 – Definitieve cijfers, tabel 3H.
TABEL 5: DEKKINGSGRAAD CASEONDERZOEK
Overheidswerkgever (betrokken in het caseonderzoek) | Aantal ambtenaren (n) (op 31 december 2015) |
Federale overheid (Medex) | 44.270 |
FOD Financiën | [19.908]60 |
Vlaamse overheid | 12.086 |
Onderwijs Vlaamse Gemeenschap61 | 139.085 |
Waalse overheid | 5.729 |
Franse Gemeenschapscommissie | 492 |
Ministerie van de Federatie Wallonië-Brussel62 | 3.018 |
Duitstalige Gemeenschap s.l. (inclusief onderwijs) | 1.375 |
Stad en OCMW Antwerpen63 | 3.812 |
OCMW Aarlen | 00 |
Xxxx Xxxxxxxxx | 1.302 |
OCMW Charleroi | 522 |
Stad Genk | 327 |
OCMW Genk | 96 |
Stad Gent | 2.555 |
OCMW Gent | 827 |
OCMW Waver | 25 |
Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx | 000 |
Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx | 3.023 |
Provincie Vlaams-Brabant | 460 |
Totaal (N) van de cases | 219.835 |
Aantal ambtenaren per overheidsniveau (op 31 december 2015) | |
Federale overheid64 | 162.401 |
Gewesten en gemeenschappen65 | 267.476 |
Provinciale en plaatselijke overheden66 | 130.810 |
Totaal | 560.687 |
Dekkingsgraad (%) | 39,21% |
Bij gebrek aan algemene populatiegegevens die toelaten om de kostprijs van de huidige statutaire ziekteverlofregeling op de onderscheiden overheidsechelons in kaart te brengen, waren wij aangewezen op caseonderzoek. Wij hebben in het totaal 21 cases geanalyseerd die samen een dekkingsgraad van 39,21% van het totaal van de ambtenarenpopulatie opleveren.
4.3. DATAVERWERVING
4.3.1. Variabelen statutair ziekteverlof
43. Cruciaal voor onze berekeningen was (voldoende) informatie over het statutair ziekteverlof. Om die gegevens op een consistente wijze te verzamelen, zijn we vertrokken van een lijst met variabelen, zoals opgesomd in tabel 6. Voor de gegevensaanvragen bij de cases hebben wij die lijst telkens gecommuniceerd, vergezeld van het verzoek om de variabelen bij voorkeur op individueel niveau en vanaf de datum van indiensttreding weer te geven.
TABEL 6: VARIABELEN DATA-AANVRAAG – STATUTAIR ZIEKTEVERLOF
Variabele | Toelichting |
Persoonsgebonden variabelen | |
Identificatienummer | Random met het oog op anonimiteit |
Geslacht | / |
Geboortedatum of geboortejaar | / |
Woonplaats | / |
Opleidingsniveau | / |
Werkgerelateerde variabelen | |
Tewerkstellingswijze | Ambtenaar, contractant (tijdelijk statutair) |
Datum van benoeming | / |
Overheidswerkgever | KBO-nummer |
Niveau van tewerkstelling | Eventuele data van in- en uittrede bij verschuivingen |
Loonvariabele | / |
Ziektegerelateerde variabelen | |
Datum van intrede van ziekte | Kan meerdere malen voorkomen |
Datum van uittrede van ziekte | Kan meerdere malen voorkomen |
Oorsprong arbeidsongeschiktheid | Ziekte / ongeval / arbeidsongeval / beroepsziekte |
Datum van onderzoek door pensioencommissie | / |
Beslissing van pensioencommissie | / |
44. Door de verscheidenheid aan systemen waarmee de onderscheiden overheidswerkgevers de arbeidsongeschiktheid van hun personeelsleden registreren, konden niet altijd alle gevraagde variabelen worden aangeleverd. Als gevolg hiervan hebben we sommige variabelen, zoals het opleidingsniveau, niet verder in onze analyse kunnen betrekken.
4.3.2. Data ziektepensioen
45. Behalve gegevens over het statutair ziekteverlof, hadden we ook nood aan data in verband met de ziektepensioenen. We richtten onze vraag niet alleen tot de Federale Pensioendienst. Ook Ethias werd betrokken, aangezien Ethias nog steeds heel wat ambtenarenpensioenen uitbetaalt, waaronder ziektepensioenen.
46. Aan de Federale Pensioendienst en Ethias bezorgden we een overzicht van de gewenste variabelen op individueel niveau, zoals af te lezen in tabel 7.
TABEL 7: VARIABELEN DATA-AANVRAAG – ZIEKTEPENSIOEN
Variabele | Toelichting |
Persoonsgebonden variabelen | |
Identificatienummer | Random met het oog op anonimiteit |
Geslacht | / |
Geboortejaar | / |
Ziektegerelateerde variabelen | |
Startjaar ziektepensioen | / |
Brutobedrag ziektepensioen | / |
Jaar van uitbetaling | / |
4.3.3. Overige data
47. Aanvullend op de data van de hiervoor vermelde partners, hebben we nog enkele andere databronnen geraadpleegd, dit om lacunes in de data op te vangen (Capelo), om methodologische uitgangspunten te bepalen (RIZIV en Sigedis) of om het geheel te kaderen (RSZ / vroegere DIBISS). Wij bieden daarvan een overzicht in tabel 8.
TABEL 8: OVERIGE DATA(PARTNERS)
Datapartner | Data | Motivering |
Capelo | Overzicht van het aantal ambtenaren, contractanten en mandatarissen in dienst op 31 december 2013, 31 december 2014 en 31 december 2015 per KBO-nummer, annex overheidswerkgever | Dekkingsgraad case Medex (supra, tabel 5) |
Capelo | Gemiddelde kwartaalwedden van het overheidspersoneel voor de periode 2011-2016 volgens statuut, geslacht, geboortejaar en KBO- nummer | Inbreng ontbrekende loongegevens in data Medex |
RIZIV | Absolute frequentie van personen in de verschillende gezinssituaties in het tijdvak van invaliditeit, verfijnd volgens geslacht en leeftijdscategorie | Toekenning gewogen vergoedingspercentage in het tijdvak van invaliditeit (infra, nr. 81) |
RSZ (DIBISS) | Overzicht van het aantal ambtenaren en contractanten binnen de onderscheiden overheidsniveaus | Berekening dekkingsgraad (supra, tabel 5) |
Sigedis | Overzicht van het aantal ziektedagen van contractanten in overheidsdienst in primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit op individueel niveau met toevoeging van loon, geslacht, leeftijd en KBO-nummer | Tweede gedragshypothese (infra, nr. 66) |
4.4. THEORETISCHE VERTREKPUNTEN EN BEPERKINGEN
4.4.1. Algemeen
4.4.1.1. Indexering
48. De aangeleverde data van de jaarwedden en de ziektepensioenen zijn de werkelijke uitgaven van een bepaald jaar. Een correcte interpretatie van de kostprijs(evolutie) moet vanzelfsprekend vertrekken vanuit vergelijkbare waarden. De bedragen werden daarom geïndexeerd, waardoor alle gebruikte data de reële waarde weerspiegelen op 30 juni 2016. De omschakeling van de
bedragen tussen het observatiemoment en het rapporteringsmoment gebeurde op basis van de toepasselijke verhogingscoëfficiënten.67
4.4.1.2. Vergoedingsdagen
49. De kostprijs van een ziekteperiode per individu hebben wij steeds berekend op basis van enerzijds een dagbedrag en anderzijds het aantal vergoedingsdagen. Het concept ‘vergoedingsdagen’ is momenteel onbekend in het ambtenarenstelsel en is ontleend aan de werknemersregeling. De vergoedingsdagen worden uitgedrukt in termen van een zesdaagse werkweek en dienen dus te worden onderscheiden van de noties ‘werkdagen’ en ‘kalenderdagen’. De keuze voor deze analoge berekeningswijze volgt uit de begrenzingen van het dagbedrag die van toepassing zijn in het raam van de sector ZIV-uitkeringen (infra, nr. 80). Deze begrensde dagbedragen zijn uitgedrukt vanuit het perspectief van de zesdaagse werkweek.
4.4.2. Met toepassing van de huidige ziekteverlofregeling
4.4.2.1. Abstractie van het onderscheid tussen verlof en disponibiliteit wegens ziekte
50. Tijdens het verlof wegens ziekte behoudt de ambtenaar 100% van zijn onbegrensde wedde. Indien de ambtenaar na uitputting van het opgebouwde ziektekrediet in disponibiliteit wegens ziekte terecht komt, valt hij (meestal) terug op een wachtgeld ten belope van 60% van zijn laatste activiteitswedde. Idealiter maken we in de berekeningen dus een onderscheid tussen het verlof wegens ziekte en de disponibiliteit wegens ziekte. Om dit onderscheid te kunnen maken, zouden we voor iedere individuele ambtenaar in elk van de cases68 over informatie moeten beschikken aangaande zijn anciënniteit
(67) Het gaat om de verhogingscoëfficiënt die voortvloeit uit de toepassing van de wet 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld (BS 12 maart 1977). De wedden en pensioenen van de ambtenaren zijn gekoppeld aan index 138,01 en dienen te worden vermenigvuldigd met de vanaf een bepaalde datum geldende coëfficiënt om het geïndexeerde bedrag op dat moment te verkrijgen. Telkens als de spilindex wordt overschreden, resulteert dit in een verhoging van deze verhogingscoëfficiënt met 1,02.
Zie, voor meer details, xxx.xxxxxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxx.xxx#Xx_xxxxxxxxxx_xxx_xx_ sociale_uitkeringen_en_de_lonen_in_de_openbare_sector.
(68) Enkel voor de federale overheid beschikken we via Persopoint over een overigens moeilijk te ordenen dataset met opgave van het aantal federale ambtenaren in disponibiliteit wegens ziekte en van de bedragen van de in het jaar 2015 uitgekeerde wachtgelden zoals vermeld op de belastingfiches 281.12 en 281.18.
(gegeven dat het ziektekrediet doorgaans afhankelijk is van de opgebouwde anciënniteit), en over de door het individu al opgebruikte ziektedagen. Die informatie is echter niet voorhanden in de data die we hebben verzameld. Een sluitende methodologie om deze informatie alsnog aan te vullen, is ook geen evidentie.69
51. Er zijn overigens meerdere argumenten om te verdedigen dat een dergelijke geschatte verfijning relatief weinig zin heeft vanuit een macroperspectief. Primo beschikken niet alle overheden over een disponibiliteitsregeling. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de Vlaamse overheid, en ook voor de provincie Antwerpen. Voor deze overheden heeft een opdeling dan ook geen enkele toegevoegde waarde.
Secundo zullen vele ambtenaren, zeker degenen met een hoge anciënniteit en een dito kapitaal aan ziektedagen in de anciënniteitsgerelateerde ziekteverlofsystemen, pas na uitputting van een aanzienlijk aantal ziektedagen in disponibiliteit wegens ziekte worden geplaatst. We kunnen veronderstellen dat die groep ambtenaren langdurig arbeidsongeschikt is en wellicht niet lang in de disponibiliteitsregeling zal vertoeven omdat ze vrij snel zullen worden doorverwezen naar de pensioencommissie met het oog op een vroegtijdige pensionering wegens definitieve medische ongeschiktheid.
Tertio is het weliswaar de regel dat een ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte aangewezen is op een wachtgeld aan 60% van zijn activiteitswedde, maar op die regel bestaan ook uitzonderingen. Zo kan met toepassing van onder andere de federale regeling aan de ambtenaar ook tijdens de disponibiliteit wegens ziekte een wachtgeld a rato van 100% van zijn wedde worden betaald, voor zover de ambtenaar lijdt aan een ernstige en langdurige aandoening. Dit
(69) Wat de gegevens van de federale ambtenaren (Medex) betreft, is er slechts informatie over ziekteperiodes van elk individu voor een beperkt aantal jaren. Op basis van een aantal variabelen
– beroepsklasse, effectieve leeftijd en geslacht – zou een analyse kunnen worden gemaakt die het aantal ziektedagen op jaarbasis verklaart. Met de geschatte parameters kunnen dan de ziektedagen voor de niet-geobserveerde jaren worden aangevuld. We gaan er dan vanuit dat de relatie in de geobserveerde jaren ook onveranderd van toepassing was in de voorafgaande jaren. De onzekerheid over de gebruikte parameters kan in rekening worden gebracht door de imputatieoefening meerdere malen uit te voeren met parameterwaarden die binnen een geschat interval liggen. Er ontbreekt echter informatie over het jaar waarin de ambtenaar zijn intrede deed in het ambtenarenkorps. Het is daarom niet mogelijk om het verzamelde krediet aan ziektedagen correct te schatten. Een oplossing zou zijn om het jaartal van intrede vast te leggen op het jaar nadat de ambtenaar het diploma dat overeenkomt met het niveau waarin hij tewerkgesteld is, zou hebben verworven, al dan niet met een zekere correctie voor onderwijsvertraging. Dat zou echter een zeer sterke vereenvoudiging van de werkelijkheid zijn.
impliceert dat er in sommige gevallen ook tijdens de disponibiliteit wegens ziekte sprake is van een behoud van de integrale wedde.
Quarto is het voor een overheidswerkgever financieel voordeliger om een (definitief ) arbeidsongeschikte ambtenaar zo snel mogelijk na uitputting van het ziektekrediet door te verwijzen naar de pensioencommissie. Tijdens de periode van disponibiliteit wegens ziekte blijft de ambtenaar immers ten laste van de betrokken overheidswerkgever, daar waar na een beslissing tot vroegtijdige pensionering om gezondheidsredenen de last wordt doorgeschoven naar het (al dan niet semi-gesolidariseerde) pensioensysteem. Dit is vanzelfsprekend slechts een vooronderstelling, maar tegelijk een bijkomend argument om de verfijning tussen het verlof en de disponibiliteit wegens ziekte achterwege te laten.
52. Op basis van voorgaande overwegingen hebben we daarom beslist om in dit macrogeoriënteerde onderzoek geen rekening te houden met periodes van disponibiliteit. Dit betekent dat voltijdse afwezigheden wegens ziekte of ongeval privéleven steeds aan 100% van de wedde zijn verrekend.
4.4.2.2. Abstractie van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte
53. De data die we hebben ontvangen, laten niet toe om een opdeling te maken tussen het verlof wegens ziekte en het verlof voor verminderde of deeltijdse prestaties om medische redenen of ziekte. Bij gebrek aan die verfijnde gegevens gaan we ervan uit dat ook bij een deeltijdse wedertewerkstelling met toepassing van een stelsel van verminderde of deeltijdse prestaties, er sprake is van een doorbetaling van de wedde aan 100% alsof daar geen deeltijdse arbeidsprestaties zouden tegenover staan.
4.4.2.3. Xxxxxxxxxxxxxxxxx van 65 jaar
54. Indien een ziektepensioen werd toegekend aan een individu, loopt dat pensioen verder door na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd, met andere woorden zonder dat dit pensioen de kwalificatie als ziektepensioen verliest. Om ervoor te zorgen dat een vergelijking mogelijk is tussen de kostprijs van de huidige regeling en die van de toekomstige regeling, moet bijgevolg de actuele totale kost van de ziektepensioenen worden opgesplitst in een luik dat per hypothese voor rekening zal komen van het budget van de ZIV-regeling (c.q. de werkloosheidsregeling70
– infra, 4.4.3.4) en een luik dat ten laste zal blijven van de rustpensioenregeling.
(70) Art. 108, 1° ZIV-Wet 1994.
55. We leggen dit scharniermoment op 65 jaar. De wettelijke pensioenleeftijd is weliswaar niet voor alle ambtenaren 65 jaar, maar het zou ons te ver leiden om een dergelijke verfijning door te voeren. De grens van 65 jaar is bovendien ook logisch in het licht van de sociale zekerheid voor werknemers waar het recht op ZIV-uitkeringen71 (en werkloosheidsuitkeringen)72 in principe vooralsnog eindigt bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.
In de toekomst zal de klassieke wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar verhogen tot 66 jaar voor pensioenen die ingaan tussen 1 februari 2025 en 31 januari 2030, en tot 67 jaar vanaf 1 februari 2030.73 Daarvan hebben wij abstractie gemaakt in onze berekeningen.
4.4.3. In het raam van het hervormingsvoorstel
4.4.3.1. Gelijkblijvende populatie van het jaar 2015
56. De verhouding tussen het aantal ambtenaren en het aantal contractanten kent een grote variatie naargelang van de betrokken overheidswerkgever.74 Dit houdt slechts gedeeltelijk verband met een verschillend juridisch kader, de aanwervingspolitiek is daarbij doorslaggevender.75 Bovendien kan die verhouding bepaalde evoluties ondergaan, al dan niet als een direct gevolg van een versoepeling van de regelgeving. Die evoluties hebben een invloed op de kostprijs van de ziekte(pensioen)regeling van de ambtenaren, niet in het minst omdat de huidige ambtenarenpopulatie gemiddeld ouder is
(71) Art. 108, 1° ZIV-Wet 1994.
(72) Art. 64, eerste lid, KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31 december 1991, err. BS 13 maart 1992) (hierna: Werkloosheidsbesluit 1991).
(73) Zie, wat de ambtenaren betreft, art. 46, § 3 Wet-Mainil, zoals gewijzigd bij art. 2, 5° wet 10 augustus 2015, wijziging die in werking is getreden op 1 januari 2017 (zie art. 11 wet 10 augustus 2015). In feite heeft deze bepaling betrekking op de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen. Ze stelt bij wijze van uitzondering op de regel dat er een toegang tot het pensioen ontstaat vanaf een bepaalde leeftijd, ook als niet is voldaan aan de daaraan voorafgaand beschreven loopbaanvoorwaarde.
(74) Cf. R. Xxxxxxx, "Leçon 1 - Travailler dans la fonction publique: hier, aujourd’hui et demain", in
R. Janvier (ed.) Le droit social de la fonction publique, Collection de l’Association belge pour le droit du travail et de la sécurité sociale, n° 9, Brugge, la Charte, 2015, 13-15; R. Xxxxxxx, X. De Wilde en
X. Xxxxx, "Leçon 2 - Uniformité, équité et gestion des ressources humaines", in R. Janvier (ed.) Le droit social de la fonction publique, Collection de l’Association belge pour le droit du travail et de la sécurité sociale, nr. 9, Brugge, la Charte, 2015, 82, tabel 20.
(75) Cf. I. Xx Xxxxx, Flexibiliteit of paradoxale rigiditeit? De wijzigbaarheid van de arbeidsvoorwaarden van de overheidscontractant, Administratieve rechtsbibliotheek, Bijzondere reeks, Brugge, die Keure, 2017, 90-97.
dan de contractantenpopulatie (infra, bijlage 1) en dus relatief snel uit de kostprijsberekening van de arbeidsongeschiktheid stroomt bij een keuze voor contractuele aanwervingen. In ons onderzoek houden we echter geen rekening met een veranderende verhouding tussen de aantallen benoemde en contractuele personeelsleden. Dit impliceert eveneens dat we geen correcties uitvoeren om tegemoet te komen aan een eventuele verander(en)de demografische samenstelling van het ambtenarenkorps in de toekomst.
57. Om die facetten in de analyse te betrekken, zouden we een model moeten ontwerpen waarmee we per case een projectie in de toekomst maken van de verhouding tussen de statutairen en de contractanten en hun demografische kenmerken op basis van gegevens uit het verleden. Het opstellen van een dergelijk model ligt echter buiten het bereik van ons onderzoek. Bovendien rijst de vraag of een hervormde ziekte(pensioen)regeling voor ambtenaren sowieso geen invloed zal (kan) hebben op het aanwervingsproces van de overheidswerkgevers. Om met die veronderstelling rekening te houden, zouden we het model moeten uitbreiden met diverse gedragshypothesen. Dit is echter een zeer netelige oefening die volgens ons vanuit wetenschappelijk oogpunt weinig toegevoegde waarde biedt.
58. Bij de schatting van de kostprijs van het hervormingsvoorstel zijn we bijgevolg vertrokken van een ambtenarenpopulatie in de toekomst die qua grootte en demografische kenmerken volledig gelijkaardig is aan de ambtenarenpopulatie in het jaar 2015.
4.4.3.2. Schatting op kruissnelheid
59. We berekenen de kostprijs van het nieuwe systeem op kruissnelheid. We gaan ervan uit dat de transitieperiode van de hervormingen voorbij is. Omdat het interessant is om een idee te hebben van de lengte van die transitieperiode, geven we hierna per case een overzicht van de leeftijdsverdeling van de ambtenaren die momenteel een ziektepensioen ontvangen. Dit is wat ons betreft, de enige betrouwbare indicator voor de lengte en de extra kost tijdens de transitieperiode. Het is zeer waarschijnlijk dat personen die al een ziektepensioen ontvangen, dit in de toekomst zullen behouden. De figuren 1 tot en met 21 tonen aan dat een grote meerderheid van de ziektegepensioneerden al een hoge leeftijd heeft. Dit betekent dat de transitiekost hoog zal zijn bij aanvang, maar in snel tempo zal uitdoven.
Om de kostprijs van het hervormingsvoorstel in verband met de ziekte(pensioen)regeling voor de ambtenaren te berekenen, zijn we uitgegaan van een schatting op kruissnelheid, met andere woorden na afloop van een transitieperiode. De eerste jaren zal de kost van de lopende ziektepensioenen nog behoorlijk hoog zijn, maar die kost zal snel afnemen.
Wel hebben we in ons overzicht van de kostprijs per uitgavepost, voor elk van de onderzochte cases (infra, tabellen 33 tot en met 53), aangegeven hoeveel de uitgaven bedragen van de lopende ziektepensioenen tijdens het jaar 2015.
250
200
150
100
50
0
64 62 60 58 56 54 52 50 48 46 44 42 40 38 36 34 32 29 27
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 1: FEDERALE OVERHEID (MEDEX): LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 2.432)
160
140
120
100
80
60
40
20
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 41 40 39 38 37 35 34 33
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 2: FOD FINANCIEN: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 1.341)
70
60
50
40
30
20
10
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 41 40 39 38 37
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 3: VLAAMSE OVERHEID: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 424)
700
600
500
400
300
200
100
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 41 40 39 38 37 36 35 34 33 32 30
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 4: ONDERWIJS VLAAMSE GEMEENSCHAP: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 5.733)
60
50
40
30
20
10
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 40 39
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 5: WAALSE OVERHEID: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 327)
3
2
1
0
62
61
60
Xxxxxxxx
00
52
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 6: FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 7)
25
20
15
10
5
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 47 46 45 44 43 39 38 33
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 7: MINISTERIE VAN DE FEDERATIE WALLONIE-BRUSSEL: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 149)
12
10
8
6
4
2
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 50 48 47
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 8: DUITSTALIGE GEMEENSCHAP: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 62)
40
35
30
25
20
15
10
5
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 42 41 39 38 37 35 34 33 32 31
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 9: STAD ANTWERPEN: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 348)
40
35
30
25
20
15
10
5
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 40 35
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 10: OCMW ANTWERPEN: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 303)
4
3
2
1
0
64
63
62
59
57
55
52
45
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 11: OCMW AARLEN: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 12)
30
25
20
15
10
5
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 51 50 49 48 47 46 41 38
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 12: STAD CHARLEROI: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 190)
14
12
10
8
6
4
2
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 47 40
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 13: OCMW CHARLEROI: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 78)
4
3
2
1
0
63
62
61
59
Xxxxxxxx
00
50
44
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 14: STAD GENK: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 12)
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
64
63
62
61
60 59 58
Xxxxxxxx
00
54
53
50
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 15: OCMW GENK: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 32)
30
25
20
15
10
5
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 47 46 45 43 40 38 36 34
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 16: STAD GENT: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 212)
12
10
8
6
4
2
0
64 63 62 61 60 59 58 56 55 54 53 52 51 50 47 46 45 43 39
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 17: OCMW GENT: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 61)
4
3
2
1
0
63
61
Xxxxxxxx
00
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 18: OCMW WAVER: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 5)
12
10
8
6
4
2
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 50 49 45 44 43 39
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 19: PROVINCIE ANTWERPEN: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 57)
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 42 41
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 20: PROVINCIE HENEGOUWEN: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 610)
8
7
6
5
4
3
2
1
0
64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 51 46
Leeftijd
Aantal personen met ziektepensioen
FIGUUR 21: PROVINCIE VLAAMS-BRABANT: LEEFTIJDSPROFIEL VAN PERSONEN MET EEN ZIEKTEPENSIOEN OP 31 DECEMBER 2015 (N = 44)
4.4.3.3. Twee gedragshypothesen
a. Opzet
60. Een hervorming van de ziekte(pensioen)regeling zou een invloed kunnen hebben op het gedrag van de ambtenaren bij ziekte. Het hervormingsvoorstel komt tegemoet aan de idee dat personen, ondanks hun arbeidsongeschiktheid,
de kans moeten krijgen om (deeltijds) tewerkgesteld te blijven. Het hervormingsvoorstel dient gepaard te gaan met belangrijke inspanningen op het vlak van de wedertewerkstelling van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte personeelsleden. Die idee van re-integratie (infra, 5) contrasteert sterk met het definitieve pensioen om medische redenen in het huidige systeem bij ambtenaren. De beperkte periode van gewaarborgd loon, gevolgd door een vervangingsinkomen berekend volgens de regels van de sector ZIV-uitkeringen, is een stimulans om ziekteperiodes zo veel als mogelijk te beperken in de tijd en wedertewerkstelling aan te moedigen. We kunnen dus aannemen dat op macroniveau het ziektepatroon van ambtenaren er in de toekomst enigszins anders zal uitzien. De vraag rijst in welke mate het gedrag van de ambtenaren zal veranderen.
61. Om hierop een antwoord te bieden, zouden we een arbeidsaanbodmodel moeten maken dat aantoont in welke mate ambtenaren kiezen voor ‘ziek worden’ en ‘ziek blijven’ met toepassing van de nieuwe regels. Het opstellen van een dergelijk model gaat ons onderzoeksopzet te buiten. We willen echter niet blind zijn voor de gedragsveranderingen die het hervormingsvoorstel kan teweegbrengen. Daarom hebben we de kostprijs van het hervormingsvoorstel berekend voor twee gedragshypothesen.
De eerste gedragshypothese gaat ervan uit dat geen gedragswijziging plaatsvindt. Het ziektepatroon dat de ambtenaren vertonen, blijft hetzelfde na het doorvoeren van de hervorming.
De tweede gedragshypothese schat de kostprijs indien ambtenaren na de hervorming een ziektepatroon zouden vertonen dat analoog is aan dat van de overheidscontractanten. Gelet op het feit dat de hervorming van de ziekte(pensioen)regeling grote overeenkomsten vertoont met het arbeidsongeschiktheidsstelsel van de werknemers, is deze gedragshypothese volgens ons plausibel.
Wat de berekening volgens de tweede gedragshypothese betreft, weten we ons echter geconfronteerd met opnieuw een aantal beperkingen, die we hierna zullen duiden.
b. Ongewijzigd intredegedrag
62. In het ziektepatroon van een persoon kunnen we twee elementen onderscheiden: het intredegedrag in een ziekteperiode en de lengte van de ziekteperiode. We zijn ervan uitgegaan dat het hervormingsvoorstel geen invloed heeft op het intredegedrag, maar wel op de lengte van de ziekteperiode. Die veronderstelling is noodzakelijk bij gebrek aan data die toelaten ook het intredegedrag betrouwbaar te modelleren.
63. Bovendien kunnen we dit uitgangspunt als volgt verder onderbouwen. Tussen het arbeidsongeschiktheidsbegrip in het raam van het statutaire ziekteverlof en het arbeidsongeschiktheidsbegrip met toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet, is er een zeker parallellisme. Om uit te maken of iemand ziek is, vormt de uitgeoefende functie het uitgangspunt. Men zou dus kunnen veronderstellen dat soortgelijke arbeidsongeschiktheidsprincipes worden toegepast bij intrede in het stelsel en er in die zin geen verschillen zijn in het intredegedrag.
Tegelijk verschillen beide regelingen wel degelijk van elkaar. In de ambtenarenregeling blijft het arbeidsongeschiktheidsbegrip onveranderd ongeacht de duur van de arbeidsongeschiktheid: het volstaat dat de ambtenaar ziek is en daardoor niet in staat is om zijn functie uit te oefenen. Dat is anders in het raam van de ZIV-wetgeving, die een ander arbeidsongeschiktheidsbegrip hanteert dat daarenboven strenger wordt doorheen de tijd (infra, nr. 69). Dit maakt dat de duur van de arbeidsongeschiktheid een ander effect kan hebben voor het stelsel waarin de ambtenaren, dan wel de contractanten zich (zullen) bevinden.
In het hervormingsvoorstel is er geen verschil tussen de vergoeding die ambtenaren ontvangen in de eerste ziekteperiode – de periode van het gewaarborgde loon – en de vergoeding die de contractuele personeelsleden tijdens hetzelfde tijdvak wordt gegarandeerd. Het vervangingsinkomen tijdens de eerste maand afwezigheid wegens ziekte vormt alvast geen (financiële) stimulans om een ander intredegedrag te vertonen.
c. Enkel wijziging van de duur van de primaire arbeidsongeschiktheid
64. De projectie van de ziekteduur van de contractanten op de ambtenaren passen we enkel toe voor ziekteperiodes die langer duren dan het tijdvak van het gewaarborgde loon. Concreet betekent dit dat slechts de duur van de tijdvakken primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit zouden kunnen worden gemanipuleerd. Dit hangt samen met het werken met de data van Sigedis, die pas ziekteperiodes registreren na afloop van het tijdvak van het gewaarborgde loon (infra).
65. Methodologisch (infra, d) zagen we ons daarenboven genoodzaakt om voor de personen afkomstig uit het ziektepensioen en de respondenten uit het statutair ziekteverlof die een langdurige arbeidsongeschiktheid vertonen, per hypothese voor de periode van invaliditeit het maximale aantal vergoedingsdagen van 312 toe te kennen. De veronderstelling is dat er geen uitstroom is uit invaliditeit voor deze groep (infra, nr. 85).
Dit leidt ertoe dat het verschil tussen de eerste en de tweede gedragshypothese enkel betrekking heeft op degenen met meer dan 30 en minder dan 312 dagen arbeidsongeschiktheid. Bijgevolg zal de voorgenomen verfijning, door het in aanmerking nemen van de twee beschreven gedragshypothesen, enkel relevant zijn in het ZIV-scenario en niet in het sui generis-scenario (supra, legenda 1). Wij stellen dit schematisch voor in onderstaande tabel 9.
TABEL 9: SCOOP VAN DE TWEE GEDRAGSHYPOTHESEN
Gewaarborgd loon | Primaire arbeidsongeschiktheid | Invaliditeit |
Ongewijzigd intredegedrag | ||
Geen loonverlies Gebrek aan data | Eerste gedragshypothese Ongewijzigd ziektegedrag van de ambtenaren | Geen differentiatie mogelijk door veronderstelling van gebrek aan uitstroom |
Tweede gedragshypothese Hetzelfde ziektegedrag als de contractanten |
d. Data van Sigedis en de daaruit voortvloeiende begrenzingen
66. Voor het simuleren van de tweede gedragshypothese, namelijk in de veronderstelling dat de ambtenaren qua duur hetzelfde ziektegedrag zouden gaan vertonen zoals de contractanten in dienst van dezelfde overheidswerkgever, hebben wij ons (kunnen) verlaten op data vanwege Sigedis. Hoewel deze data zeer betrouwbaar zijn, leveren deze enkele limieten op in het licht van ons onderzoeksopzet.
De data van Sigedis bevatten (een schat aan) informatie over de ziekteduur van de (overheids)contractanten voor de jaren 2003 tot en met 2015, maar wel pas na het verstrijken van de periode van gewaarborgd loon (supra, nr. 64).
Een andere beperking bestaat erin dat de data van Sigedis slechts toelaten om het ziektegedrag van de ambtenaren te spiegelen aan dat van de contractanten op basis van drie kenmerken, te weten geslacht, leeftijdsklasse en looncategorie.76
67. Voor de goede orde lichten wij ook even kort toe hoe wij tewerk zijn gegaan, zoals dat ook terug te vinden is in de bijlage 2, sub 1.4.
(76) Idealiter zouden bijvoorbeeld ook het type functie, de gezinssituatie en het opleidingsniveau deel uitmaken van een dergelijke analyse, maar door de onbeschikbaarheid van de daartoe noodzakelijke data, was een dergelijke oefening niet mogelijk.
Omdat voor elke case dezelfde informatie over de ziekteperiodes van de contractanten noodzakelijk is, worden in alle cases de Sigedis-variabelen gebruikt, en dat voor de totale contractantenpopulatie. Binnen elke case worden de ambtenaren dan op dezelfde manier gedifferentieerd naar geslacht, leeftijds- en loonklasse als die populatie.
Het databestand van Sigedis bevat, op basis van het werknemersnummer, het aantal aansluitende ziektedagen (in zesdaagse werkweek), waarmee kan worden aangegeven dat – indien er geen onderbreking van de arbeidsongeschiktheid is – ook in jaar+1 ziektedagen voorkomen. Op die manier krijgen we een beter beeld van de effectieve ononderbroken ziekteperiode.
Via een aggregatie per contractant kan aan de hand van het aantal aansluitende ziektedagen het totale aantal ziektedagen over de volledig geobserveerde periode in de data worden bepaald, waarna voor elke respondent de gemiddelde ziekteduur op jaarbasis wordt berekend.
68. Doordat we gebruik hebben gemaakt van de gegevens van Sigedis, en in het licht van de kenmerken die we hebben gehanteerd om tot een zo correct mogelijke spiegeling te komen, mag de aandachtige lezer zich niet laten misleiden door de verzuimpercentages betreffende het jaar 2015, zoals die per case terug te vinden zijn in de bijlage 1. Bij enkele overheidswerkgevers ligt het verzuimpercentage bij de contractanten namelijk hoger dan bij de ambtenaren. Dat vertaalt zich echter niet (noodzakelijk) in een hogere kost in het ZIV- scenario met gedragswijziging in vergelijking met het ZIV-scenario zonder gedragswijziging, uitgedrukt als een percentage van de totale statutaire weddemassa (infra, tabel 58). Een bijkomende verklaring voor deze schijnbare tegenstelling is dat in de verzuimpercentages ook de kortlopende afwezigheden van minder dan dertig dagen begrepen zijn, die niet zijn opgenomen in de berekeningen van de tweede gedragshypothese (supra, tabel 9). Bovendien laat onze manipulatie van de data van Sigedis toe dat we een veel meer verfijnde, zelfs tot op het individuele niveau geaggregeerde inschatting kunnen maken betreffende de duur van de arbeidsongeschiktheid van de overheidscontractanten over meerdere jaren.
4.4.3.4. Abstractie van het eventuele werkloosheidsrisico bij semi arbeidsongeschiktheid
69. Volgens het hervormingsvoorstel zou de toepassing van de sociale zekerheid voor de statutaire personeelsleden worden verruimd tot de sector van de ZIV-uitkeringen en tot de werkloosheidsregeling. Het zal echter veeleer zelden gebeuren dat een (definitief ) arbeidsongeschikte ambtenaar effectief aangewezen zal zijn op uitkeringen in het raam van het werkloosheidsstelsel.
Dit zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen wanneer een ambtenaar niet meer beantwoordt aan de notie arbeidsongeschiktheid in het raam van de ZIV-wetgeving77, maar wel nog steeds arbeidsongeschikt is in de zin van de op hem toepasselijke statutaire ziekteverlofregeling. Doorgaans geldt voor de toepassing van de statutaire ziekteverlofregeling het criterium van het eigen ambt of de eigen functie.78 In het raam van de ZIV-wetgeving gaat het daarentegen om een loonkundige schatting, te weten de vermindering van het verdienvermogen met (minstens) twee derde van wat een maatpersoon kan verdienen. Tijdens de eerste zes maanden gebeurt de beoordeling daarvan in het licht van het beroep van het individu op het moment van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid. Na zes maanden – of eerder indien de ambtenaar lijdt aan een aandoening die niet vatbaar is voor genezing of een gunstig verloop op korte termijn – wordt bij de evaluatie van de arbeidsongeschiktheid in de zin van de ZIV-wetgeving getoetst aan de beroepencategorie, rekening houdend met een aantal socio-economische criteria.79
In het (vooral theoretische) geval dat de ambtenaar arbeidsgeschikt is volgens de ZIV-wetgeving80, maar nog steeds arbeidsongeschikt is conform de statutaire ziekteverlofregeling, komt de ambtenaar in tijdelijke werkloosheid (wegens overmacht) terecht.81
70. Een andere hypothese is dat de ambtenaar – alle maatregelen en pogingen tot re-integratie ten spijt – als definitief arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Voor zover het statuut deze toestand zou aanmerken als een grond tot definitieve ambtsneerlegging, komt er een einde aan de statutaire arbeidsrelatie en zal de gewezen ambtenaar terugvallen op uitkeringen in het raam van de sociale zekerheid. Dan is het plausibel om aan te nemen dat de ambtenaar voldoet aan het arbeidsongeschiktheidsbegrip in het raam van de ZIV-wetgeving (supra, nr. 69). Mocht dat echter niet het geval is, dan
(77) Uit de definitie zoals vervat in art. 100, § 1, eerste lid ZIV-Wet 1994, volgt dat er aan drie voorwaarden cumulatief moet zijn voldaan opdat er sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid:
(i) de werknemer moet alle arbeid stopzetten, (ii) als gevolg van letsels of functionele stoornissen,
(iii) resulterend in een verminderd verdienvermogen van minstens twee derden of 66%.
(78) Zie in dit verband X. Xxxxx en R. Xxxxxxx, "Arbeidsongeschiktheidscircuits in de publieke sector, met de focus op de ambtenaren", TSR 2015/1-2, 101-179.
(79) Zie art. 100, § 1, eerste lid en vierde lid ZIV-Wet 1994.
(80) Het trekken van de grens tussen het ziekte- en het werkloosheidsrisico is vaak een lastige opgave. De reglementering legt vooral het accent op het vrij evidente verbod van cumulatie van beide soorten van vervangingsinkomens (zie art. 61, § 1, eerste lid Werkloosheidsbesluit).
(81) Zie xxx.xxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/x00#x0_0.
zou de ambtenaar van wie de tewerkstelling in overheidsdienst een einde heeft genomen, een beroep moet kunnen doen op de bescherming van het werkloosheidssysteem.
71. Het is onze overtuiging dat de omstandigheden waarin de ambtenaar aangewezen is op een werkloosheidsuitkering, veeleer zelden zullen voorkomen. Wij zijn er in ons onderzoek dan ook van uitgegaan dat een definitief arbeidsongeschikte ambtenaar wellicht tot bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd van (momenteel) 65 jaar gerechtigd is en blijft op een invaliditeitsuitkering overeenkomstig de ZIV-wetgeving.
72. Een bijkomend argument om bij onze berekeningen abstractie te maken van de kostprijs van het werkloosheidsrisico, is dat dit risico in de huidige stand van de wetgeving onmogelijk kan worden geobjectiveerd. Het gaat hierboven immers om loutere vooronderstellingen van situaties die zich in de toekomst zouden kunnen voordoen nadat de hervorming heeft plaatsgevonden, zonder enig ijkingspunt in het heden en het verleden.
73. Merken wij in de marge op dat zonder dat de ambtenaren onder de toepassing van de werkloosheidsregeling worden gebracht, nu ook al een regeling bestaat om de ambtenaren van wie de statutaire arbeidsrelatie een einde neemt, te beschermen.
De wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen82 waarborgt namelijk de toepassing van onder meer de verzekering tegen werkloosheid tot voordeel van de definitief benoemde en daarmee gelijkgestelde83 personeelsleden in overheidsdienst van wie de arbeidsverhouding een einde neemt omdat de overheid ze eenzijdig verbreekt84 of omdat de benoemingsakte wordt vernietigd, ingetrokken, opgeheven of niet hernieuwd. In voorkomend geval worden de ambtenaren zonder onderbreking onder de toepassing van onder andere de werkloosheidsregeling gebracht. Daartoe stort de tewerkstellende
(82) Zie art. 7 t.e.m. art. 13 wet 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen (BS 1 augustus 1991).
(83) Het gaat om degenen die een weddetoelage voor rekening van een gemeenschap genieten, met andere woorden de vaste personeelsleden in dienst van het vrij onderwijs.
(84) Dit systeem vindt geen uitwerking op de personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ambtshalve worden ontslagen met een onmiddellijk recht op pensioen. Het geldt evenmin in het geval de ambtenaar zelf ontslag neemt (zie in dit verband ook GwH 10 juli 2008, nr. 103/2008).
overheid de normaal verschuldigde werkgevers- en werknemersbijdragen85 voor de werkloosheidsregeling voor de periode die overeenstemt met het aantal arbeidsdagen dat de ontslagen persoon – volgens zijn leeftijdsgroep – moet bewijzen om gerechtigd te zijn op werkloosheidsuitkeringen.86
Persoonlijk zijn wij dit systeem niet echt genegen al was het maar omdat dit afbreuk doet aan de solidariteitsgedachte die onze sociale zekerheid schraagt. Wij halen deze regeling enkel aan om aan te tonen dat er zelfs de lege lata mogelijkheden zijn om de ambtenaar toch de bescherming van het werkloosheidssysteem te garanderen.
4.4.3.5. Gewaarborgd loon naar het model van de contractanten?
74. De onderscheiden overheidswerkgevers zijn autonoom om een eigen invulling te geven aan de statutaire ziekteverlofregeling tot voordeel van hun ambtenaren. De federale wetgever is op dit punt niet bevoegd. Het is niet eenvoudig te voorspellen hoe de verschillende overheidswerkgevers de statutaire ziekteverlofregeling zullen aanpassen zodra de ambtenaren – in het sui generis-scenario (supra, legenda 1) pas na de periode van primaire arbeidsongeschiktheid – onder het toepassingsgebied worden gebracht van de federale socialezekerheidsregeling, sector van de ZIV-uitkeringen.
75. Louter theoretisch87 zouden de overheidsbesturen en -instellingen – althans in het ZIV-scenario (supra, legenda 1) – kunnen beslissen om in hun statuut in te schrijven dat de ambtenaren geen aanspraak meer kunnen maken op het behoud van hun wedde en vanaf de eerste dag van hun arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval privéleven terugvallen op uitkeringen vanwege de ziekteverzekering, al dan niet aangevuld met een bepaald in het statuut vast te leggen bedrag. Om dit soort van praktijken tegen te gaan, bepleitte de CDPH 2020-2040 om in de federale ZIV-wetgeving een soort van carenztijd vast te leggen, met andere woorden een periode van niet-vergoedbare primaire arbeidsongeschiktheid, die overeenstemt met het equivalent van het gewaarborgd loon voor de contractanten. Ambtenaren vallen niet onder de
(85) Behalve wanneer een premie, toelage of vergoeding wegens ontslag verschuldigd is of een opzeggingstermijn moet worden nageleefd, komen ook de werknemersbijdragen voor rekening van de tewerkstellende overheid.
(86) Zie art. 30, eerste lid Werkloosheidsbesluit 1991.
(87) Het gaat om een strikt theoretische benadering, want de recente rechtspraak aangaande het
standstill-principe zou ongetwijfeld voor een behoorlijke nuancering zorgen.
regels van het gewaarborgd loon op grond van de Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx, 00
maar via dit ezelsbruggetje is het mogelijk hetzelfde resultaat te bereiken.
76. Aangezien het onze bedoeling was om de kostprijs te begroten van het hervormingsvoorstel, nemen wij de periode van niet-vergoedbare primaire arbeidsongeschiktheid mee als assumptie bij onze berekeningen, met andere woorden dat de ambtenaren pas een recht kunnen doen gelden op ZIV- uitkeringen na een zekere tijdspanne. In het ZIV-scenario (supra, legenda 1) zijn wij in onze kostprijsberekening vertrokken van een tijdvak van gewaarborgd loon gedurende dertig kalenderdagen.89 In het sui generis-scenario (supra, legenda 1) beloopt de carenzperiode als het ware twaalf maanden en zal de ambtenaar pas een uitkering genieten na afloop van de periode van primaire arbeidsongeschiktheid, kortom vanaf het tijdvak van invaliditeit.
(88) Conform art. 1, tweede lid Arbeidsovereenkomstenwet is deze wet enkel van toepassing op de personeelsleden in overheidsdienst “wier toestand niet statutair geregeld is”.
(89) Een moeilijkheid op het vlak van het gewaarborgd loon voor de contractanten is wel het onderscheid tussen arbeiders en bedienden. Arbeiders hebben maar gedurende veertien dagen recht op een gewaarborgd loon dat volledig voor rekening komt van hun werkgever (art. 52 Arbeidsovereenkomstenwet; een en ander is nog genuanceerder (zie X. Xxxxxxx (ed.), X. Xxxxxx (ed.), X. Xxxxxxx, X. Xxxxxxx, X. Xxxxx, X. Xxx xxx Xxxxxxxxxxx en X. Xxx Xxxxxxxxxxx, Synopsis van het Belgische Arbeidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, zesde editie, 116-117, nr. 202)). Na afloop daarvan genieten arbeiders een uitkering van de ziekteverzekering die tot de dertigste dag wordt aangevuld door de werkgever tot het niveau van hetzelfde belastbare inkomen. Dezelfde regels vinden ook uitwerking ten overstaan van de zogenaamde bedienden voor korte duur (art. 71 Arbeidsovereenkomstenwet en X. Xxxxxxx (ed.), X. Xxxxxx (ed.), X. Xxxxxxx, X. Xxxxxxx, X. Rauws,
K. Xxx xxx Xxxxxxxxxxx en X. Xxx Xxxxxxxxxxx, Synopsis van het Belgische Arbeidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, zesde editie, 117, nr. 204). Bedienden voor lange duur daarentegen kunnen aanspraak maken op dertig dagen gewaarborgd loon dat volledig op conto van de werkgever komt (art. 70 Arbeidsovereenkomstenwet). Hierbij dient opgemerkt dat in de publieke sector relatief weinig arbeiders zijn tewerkgesteld en dat de meeste contractanten de status van bediende genieten. Intussen is er bovendien – naar aanleiding van een uitspraak van het Grondwettelijk Hof – een veralgemeende beweging aan de gang, richting een eenheidsstatuut op alle vlakken. Dit komt erop neer dat het de bedoeling is om de bestaande verschillen tussen arbeiders en bedienden weg te werken, inclusief deze op het vlak van het gewaarborgde loon in geval van arbeidsongeschiktheid. Vanuit die optiek zou het contraproductief zijn om binnen de groep van de ambtenaren een kunstmatig onderscheid te maken tussen ambtenaren die voornamelijk hoofdarbeid verrichten, en degenen die hoofdzakelijk handenarbeid presteren. Dit onderscheid raakt achterhaald, los dan nog van het feit dat ambtenaren meestal kenniswerkers zijn die per analogie tot de groep van de bedienden mogen worden gerekend.
4.4.3.6. Invaliditeitsuitkeringen op basis van een gewogen percentage
77. In ons onderzoek is een volgend uitgangspunt dat het vervangingsinkomen dat de ambtenaar in de toekomst ontvangt tijdens zijn afwezigheid wegens ziekte – gespreid over de tijdvakken van gewaarborgd loon, primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit – op dezelfde wijze zal worden berekend als dat van de werknemers in de particuliere sector en de overheidscontractanten. Of de betrokken overheidswerkgever al dan niet een aanvulling wenst toe te kennen bij deze vervangingsinkomens berekend volgens de parameters van de sociale zekerheid, behoort tot zijn autonomie. Het is belangrijk om te onthouden dat met dergelijke aanvullende uitkeringen geen rekening wordt gehouden bij de berekeningen uit dit onderzoek. Die eventuele meerkost maakt dus geen deel uit van de kostprijsberekening van het hervormingsvoorstel.
78. Tijdens de periode van primaire arbeidsongeschiktheid hebben alle gerechtigden – zonder onderscheid volgens hun gezinstoestand – recht op een vervangingsinkomen ten belope van 60% van hun gederfde loon.90 Vanaf de eerste dag van de zevende maand in primaire arbeidsongeschiktheid speelt de gezinssituatie wel een zekere rol, om in voorkomend geval te bepalen welk minimum van toepassing is op de uitkering.
79. In de periode van invaliditeit wordt een meer uitgesproken onderscheid gemaakt naargelang van de gezinssituatie91, meer bepaald tussen invaliden met gezinslast, alleenstaanden en samenwonenden, om de omvang van het vervangingsinkomen te bepalen.
Xxxxx beschouwd als een werknemer met personen ten laste, degene die samenwoont met zijn echtgenoot, met een persoon waarmee hij een feitelijk gezin vormt, met een of meer kinderen of met een of meer bloed- of aanverwanten tot de derde graad.92
Het uitgangspunt is dat deze personen slechts als persoon ten laste kunnen fungeren als zij geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen en niet werkelijk het genot hebben van een pensioen, een rente, een tegemoetkoming of een
(90) Art. 87, tweede lid ZIV-Wet 1994 en art. 211, § 1, eerste lid KB 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (BS 31 juli 1996) (hierna: Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet).
(91) Art. 93, zevende lid ZIV-Wet 1994.
(92) Art. 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4° Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet; cf. art. 93, zevende lid ZIV-Wet 1994.
uitkering uit kracht van een Belgische of een vreemde wetgeving.93 Er wordt echter geen rekening gehouden met het beroepsinkomen of de andere sociale voordelen voor zover het totaal ervan niet hoger ligt dan 970,67 EUR per maand.94
Bovendien is vereist dat deze personen financieel ten laste zijn van de gerechtigde zelf, en niet van een andere persoon die tot hetzelfde gezin behoort.95
De alleenwonende gerechtigde die een alimentatiegeld sensu lato van minstens 111,55 EUR per maand verschuldigd is, wordt evenzeer als een werknemer met gezinslast aangezien.96
Wanneer de betrokkene samenleeft met een echtgenoot of partner die niet de status heeft van persoon ten laste, is het feit dat een of meer kinderen en/of ascendenten wel ten laste zijn, niet ter zake dienend. Deze gerechtigde zal dan niet de kwalificatie van werknemer met gezinslast krijgen.97
Ingeval de gerechtigde zonder echtgenoot of partner samenwoont met nog een of meer andere personen, andere dan zijn kind(eren) en/of ascendent(en), behoudt hij slechts de hoedanigheid van werknemer met persoon ten laste op voorwaarde dat die anderen geen arbeids-, noch vervangingsinkomen ontvangen, dat de eerder aangehaalde grens van 970,67 EUR op maandbasis overtreft.98
Een werknemer zonder personen ten laste aan wie een hogere uitkering toekomt wegens verlies van enig inkomen,99 is degene die hetzij alleen woont zonder bovendien een alimentatiegeld van een zekere omvang te moeten betalen, hetzij uitsluitend samenwoont met personen die geen enkel inkomen genieten en die niet als persoon ten laste worden beschouwd.100
Niettemin laat nog een tweede plafond toe dat bepaalde personen als alleenstaande zouden worden beschouwd: het gaat om degenen die personen ten laste hebben waarvan het maandelijkse bruto beroepsinkomen hoger ligt dan 970,67 EUR, maar kleiner is dan of gelijk is aan 1.562,59 EUR.101 En dan
(93) Art. 225, § 1, achtste lid Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(94) Art. 225, § 3 Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(95) Art. 225, § 1, achtste lid, in fine Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(96) Art. 225, § 1, eerste lid, 5° Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(97) Art. 225, § 2, tweede lid Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(98) Art. 225, § 2, eerste lid Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(99) Cf. art. 93, zevende lid ZIV-Wet 1994.
(100) Art. 226 Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(101) Art. 226bis Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
is er nog een derde grensbedrag om als alleenstaande te worden gekwalificeerd, meer bepaald als het maandelijkse bruto vervangingsinkomen uitstijgt boven 970,67 EUR, maar niet boven 1.068,28 EUR.
Tot de restgroep behoort eenieder die niet in een van beide vorige categorieën thuishoort, te weten de persoon die feitelijk samenwoont met anderen, die niet de kinderen zijn, die een arbeids- of vervangingsinkomen dan wel bruto beroepsinkomsten hebben waarbij de hierboven vermelde maandgrenzen zijn overschreden.
Als de werknemer enkel samenleeft met een of meer kinderen waarvan er ten minste één recht geeft op kinderbijslag, is de hoogte van het eventuele inkomen van de betrokken kinderen niet van belang, zodat deze persoon dan wel de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft.
80. De arbeidsongeschikte werknemer met gezinslast ontvangt een invaliditeitsuitkering van 65% van zijn gederfde, in voorkomend geval begrensde loon.102 Een alleenstaande valt terug op een vervangingsinkomen van 55% van dat loon. Voor een samenwonende gaat het nog slechts om 40%.103 Het in aanmerking te nemen loon mag niet hoger zijn dan een bepaalde maximumgrens.104 Concreter stemt – per 1 oktober 2017 – de maximale daguitkering bij primaire arbeidsongeschiktheid aan 60% overeen met 83,84 EUR. Omgerekend impliceert dit dat het gederfde brutoloon wordt geplafonneerd tot 139,7388 EUR per dag in de zesdaagse werkweek.105 Op maandbasis is het begrensde loon gelijk aan 3.633,21 EUR. Tabel 10 geeft een overzicht van de maximumbedragen van de ZIV-uitkeringen.
(102) Art. 213, eerste lid Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(103) Art. 213, tweede lid Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
(104) Art. 87, eerste lid, in fine (primaire arbeidsongeschiktheid) en art. 93, zesde lid ZIV-Wet 1994 (invaliditeit).
(105) Art. 212 Uitvoeringsbesluit ZIV-Wet.
TABEL 10: MAXIMUMBEDRAGEN ZIV-UITKERINGEN106
Periode / Gezinssituatie | Maximum |
Per 1 oktober 2017 voor de arbeidsongeschiktheden die na 1 januari 2018 zijn aangevangen | |
Primaire arbeidsongeschiktheid | |
Alle gerechtigden (60%) | 2.179,84 EUR |
Invaliditeit | |
Werknemer met gezinslast (65%) | 2.361,58 EUR |
Alleenstaande werknemer (55%) | 1.998,36 EUR |
Samenwonende werknemer (40%) | 1.453,40 EUR |
81. Wat het tijdvak van primaire arbeidsongeschiktheid betreft, kunnen de regels betreffende de uitkering en het begrensde loon worden toegepast op de beschikbare gegevens. Voor het tijdvak van invaliditeit ontbreken echter de nodige data over de gezinssituatie van de betrokkene.
Om deze lacune in te vullen, heeft het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) ons gegevens ter beschikking gesteld over de frequentie van de onderscheiden gezinssituaties bij personen in invaliditeit in het jaar 2015. Met deze informatie konden we een gewogen vergoedingspercentage107 volgens geslacht108 berekenen voor het tijdvak van invaliditeit.
4.5. METHODOLOGISCHE UITGANGSPOSITIES
4.5.1. Bij de berekening van de reële kostprijs
82. Voor de berekening van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)- regeling bij ambtenaren, i.e. de actuele toestand, hebben we een beroep gedaan op de geobserveerde gegevens binnen elke case. Dit betekent dat we de kostprijs van het statutair ziekteverlof hebben berekend uitgaande van het werkelijk
(106) Zie voor een overzicht van de recentste uitkeringsbedragen in het raam van de ZIV- wetgeving, xxx.xxxxx.xxxx.xx/xx/xxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/Xxxxxxx/xxxxxxx.xxxx#. Vgj3wLSiHUc.
(107) Het gewogen vergoedingspercentage werd berekend op basis van de relatieve frequentie van elke gezinscategorie en het bijbehorende vergoedingspercentage.
(108) De data van het RIZIV laten toe om ook een onderscheid te maken in leeftijdsklassen. De beperkte verschillen die zich op dit vlak laten optekenen, brachten ons ertoe om alleen een onderscheid te maken op basis van geslacht.
geobserveerde aantal vergoedingsdagen109 (ZV_duur_real) en het onbegrensde dagbedrag110 (ZV_bedrag_real). De kostprijs van het systeem van de ziektepensioenen is becijferd uitgaande van de werkelijk uitgekeerde bedragen voor het ziektepensioen op jaarbasis111 (ZP_bedrag_real_jaar). De gemiddelde kostprijs per jaar van het huidige systeem hebben we per case uitgeteld voor de jaren waarvoor zowel informatie bestaat over het statutair ziekteverlof als de ziektepensioenen. De werkelijke kostprijs van het hervormingsvoorstel, rekening houdend met de twee gedragshypothesen (supra, tabel 9), hebben we berekend uitgaande van de relatieve verhouding van de kosten die volgen uit de simulatiemodellen.
4.5.2. Bij de simulatiemodellen
4.5.2.1. Uitbreiding met ziektepensioendata
83. In het hervormingsvoorstel wordt het systeem van de ziektepensioenen afgeschaft. Dit betekent dat, zodra de hervorming zich op kruissnelheid bevindt (supra, 4.4.3.2), ambtenaren die zich in een situatie bevinden, vergelijkbaar met de actuele ziektegepensioneerden, terechtkomen in het systeem van de invaliditeit. De data over de ziekteperiodes dienden we dus uit te breiden met het aantal individuen dat in 2015 recht had op een ziektepensioen (ZP_pens
= 1).
4.5.2.2. Toekenning van ziekteduur binnen de onderscheiden tijdvakken
84. Het hervormingsvoorstel vertrekt van een drieledig onderscheid van de afwezigheden: een periode gewaarborgd loon, een periode primaire arbeidsongeschiktheid en een periode invaliditeit. Om die opsplitsing door te trekken in de geobserveerde gegevens vanuit het ambtenarensysteem en voor
(109) Indien het totale aantal vergoedingsdagen voor respondenten hoger was dan het maximum van 312, hebben we dit gecorrigeerd naar het maximum. De oorsprong van deze uitschieters ligt in een dubbele registratie van de ziekteperiodes.
(110) Sommige respondenten vertonen voor deze variabele zeer lage waarden. Bij gebrek aan een algemeen geldend gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen (GGMMI) voor ambtenaren analoog aan het GGMMI voor de werknemers in de privésector, werd op deze bedragen geen correctie uitgevoerd. Indien het loonbedrag nul was, werd wel het gemiddelde loonbedrag uit de Capelo-data geïmputeerd, op basis van geslacht en leeftijdsklasse.
(111) Sommige respondenten vertonen voor deze variabele zeer lage waarden. Dit is het gevolg van de geldende cumulatieregels waardoor het ziektepensioen niet volledig wordt uitgekeerd. Ook op deze bedragen hebben wij geen correctie aangebracht.
een simulatie die de periode van één jaar bestudeert, hebben wij de volgende criteria gebruikt:
▪ Personen afkomstig uit het stelsel van de ziektepensioenen (ZP_pens = 1), worden geacht in sterke mate arbeidsongeschikt te zijn (supra, nr. 83). Zij werden binnen de simulatiemodellen dan ook verondersteld zich in het tijdvak invaliditeit te bevinden. Hierbij moeten we opmerken dat er mogelijk een overschatting gebeurt van het aantal personen in het tijdvak van invaliditeit. Dat is meer bepaald het geval voor personen die een ziektepensioen genieten als gevolg van de ambtshalve inrustestelling op basis van afwezigheden wegens ziekte na de leeftijd van in het jaar 2015 nog steeds zestig jaar (supra, nr. 9). Van die groep kan niet met zekerheid worden gesteld dat zij een mate van arbeidsongeschiktheid ervaren die zou leiden tot een uitkering in het raam van de invaliditeit. Het ziektepensioen werd hun namelijk niet toegekend na een beoordeling van hun definitieve arbeidsongeschiktheid door de pensioencommissie.
▪ Het tijdvak invaliditeit is pas van toepassing na één jaar (primaire) arbeidsongeschiktheid. Aangezien we de kostprijs op jaarbasis in beeld wilden brengen, was het van belang om een maatstaf te creëren voor de duur van de arbeidsongeschiktheid voorafgaand aan het jaar waarin de kostprijs wordt berekend voor personen afkomstig uit het systeem van het statutair ziekteverlof. Anders zouden zij eenvoudigweg enkel een kost laten optekenen voor de periode gewaarborgd loon en primaire arbeidsongeschiktheid. Personen met een gemiddeld aantal vergoedingsdagen dat hoger ligt dan 156, en dit alleen op basis van het aantal jaren waarin minstens één vergoedingsdag werd geregistreerd, worden verondersteld zich in het tijdvak invaliditeit te bevinden. Dit gemiddelde betekent namelijk dat ze meer dan waarschijnlijk een ononderbroken periode van arbeidsongeschiktheid ervaren die langer dan een jaar aan de gang is. Deze personen worden gekenmerkt via een extra variabele (ZV_inv = 1).
▪ Voor de overige respondenten afkomstig uit het systeem van het statutair ziekteverlof, geldt dat zij afhankelijk van het aantal vergoedingsdagen recht hebben op, in eerste instantie, gewaarborgd loon en na de eerste maand op een vergoeding binnen het tijdvak van primaire arbeidsongeschiktheid.
4.5.2.3. Aantal vergoedingsdagen
85. In tegenstelling tot wat het geval is bij de berekening van de reële kostprijs, maken we in de simulatiemodellen over het hervormingsvoorstel geen gebruik van het werkelijke aantal vergoedingsdagen in het jaar 2015.
De observaties die we hebben ingedeeld in het tijdvak invaliditeit, met name de personen afkomstig uit het ziektepensioen en de respondenten uit het statutair ziekteverlof die een langdurige arbeidsongeschiktheid vertonen (supra, nr. 84), krijgen het maximale aantal vergoedingsdagen toebedeeld van 312 (ZV_duur_sim). Dit betekent dat we veronderstellen dat er geen uitstroom is uit invaliditeit voor deze groep.
86. Voor de overige personen hebben we een gemiddeld aantal vergoedingsdagen berekend over alle beschikbare jaren in de dataset (ZV_ duur_sim). Deze werkwijze creëert een fictieve situatie waarbij we het bestaan van onderbroken ziekteperiodes compleet negeren. Een individu dat in werkelijkheid meerdere periodes van gewaarborgd loon had, kan in dit simulatiemodel als langdurig ziek worden ingedeeld. Gelet op de analogie van deze fout in alle simulaties, is dit volgens ons geen onoverkomelijk probleem.
87. In het simulatiemodel waarbij we aannemen dat het ziektegedrag van de statutairen zal veranderen – i.e. de tweede gedragshypothese –, hebben we het aantal vergoedingsdagen tijdens de periode van primaire arbeidsongeschiktheid vervangen door het gemiddelde aantal vergoedingsdagen in dit tijdvak van contractanten met hetzelfde geslacht, leeftijds-, annex loonklasseprofiel (supra, nr. 67).
4.5.2.4. Dagvergoeding
88. Bij onze simulaties gaan we uit van de werkelijk geobserveerde dagvergoeding – gegeven het recht op de doorbetaling van een onbegrensde wedde tijdens het statutair ziekteverlof – en van het werkelijk geobserveerde ziektepensioen.
Bij de berekeningen conform het hervormingsvoorstel hebben we een begrensd dagbedrag (ZV_bedrag_sim_grens) geconstrueerd op basis van de geldende parameters uit de sociale zekerheid (supra, nr. 80).
89. We hebben het gebrek aan informatie over de laatst gekende wedde voor de respondenten met een ziektepensioen opgelost via imputatie van een fictief loon. Die imputatie vult de ontbrekende waarden voor de dagvergoeding aan, aan de hand van een regressieanalyse waarin het geslacht, de leeftijd en een geschatte loonvariabele op basis van het ziektepensioen fungeren als onafhankelijke variabelen. Er werd met andere woorden een waarde geïmputeerd op basis van informatie over ambtenaren die gelijkaardig zijn qua geslacht, leeftijd en inkomen.
4.6. RESULTATEN CASEONDERZOEK
4.6.1. Toelichting
90. We geven hierna een overzicht van de resultaten van onze berekeningen per casus aan de hand van de figuren 22 tot en met 42 en de tabellen 11 tot en met 31. In die figuren en tabellen gaan we uit van de gecumuleerde kostprijs, dus zonder dat we een opsplitsing maken van wie welke kost draagt. Dat doen we wel in de overzichtstabellen 33 tot en met 53 per case en, samenvattend, in tabel 54 (infra, 4.7).
91. In de volgende figuren 22 tot en met 42 geven we weer wat de uitgaven zijn op het vlak van de ziektepensioenen voor elk van de in ons onderzoek betrokken cases, en dat op zijn vroegst vanaf het jaar 2004 tot en met het jaar 2015.
Wat betreft de kost van de huidige statutaire ziekteverlofregeling, die in dezelfde figuren wordt gevisualiseerd, tonen wij de uitgaven over een bepaalde periode. Die verschilt naargelang van de beschikbare data voor de onderscheiden cases. Het patroon dat zich daarbij aftekent, vertoont behoorlijk wat verschillen (infra, nr. 92).
In de toelichting bij de figuren geven we voor een aantal van de onderzochte cases – in de mate dat onze gegevensverzameling dit toeliet – ook de gemiddelde ziekteduur anno 2015 weer, en eventueel het percentage binnen de groep van de actieve statutaire personeelsleden waarvoor we minstens één ziektedag hebben geobserveerd (zie ook infra, bijlage 1).
92. Wanneer we de kostprijs van de statutaire ziekteverlofregeling over meerdere jaren onder de loep nemen, komen we tot de volgende bevindingen. Enerzijds zijn er een aantal overheden waar die kostprijs een dalende trend vertoont. Dit is het geval voor de FOD Financiën (infra, figuur 23), daar waar voor de federale overheid in het algemeen die uitgaven zijn toegenomen tot en met het jaar 2014 om vervolgens in 2015 af te nemen (infra, figuur 22). Die dalende trend vinden we ook terug bij de Franse Gemeenschapscommissie (infra, figuur 27) en de stad Antwerpen (infra, figuur 30).
Anderzijds zien we bij de meeste cases dat die kostprijs in stijgende lijn gaat. Dat geldt voor de Vlaamse overheid (infra, figuur 24), het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (infra, figuur 25), het ministerie van de Federatie Wallonië-Brussel (infra, figuur 28), het OCMW Antwerpen (infra, figuur 31), het OCMW Charleroi (infra, figuur 34), de stad Genk (infra, figuur 35), het OCMW Genk (infra, figuur 36), de stad Gent (infra, figuur 37), het OCMW Gent (infra, figuur 38), het OCMW Waver (infra, figuur 39) en de provincie Henegouwen (infra, figuur 41).
Verder moeten we vaststellen dat de uitgaven op het vlak van het statutair ziekteverlof bij bepaalde overheden – over de jaren heen – behoorlijk wat schommelingen vertonen, meer bepaald bij de Duitstalige Gemeenschap (infra, figuur 29), het OCMW Aarlen (infra, figuur 32) en de provincie Antwerpen (infra, figuur 40).
Ten slotte zijn er overheidswerkgevers die zich met een zo goed als constant uitgavenpatroon geconfronteerd weten, zoals de Waalse overheid (infra, figuur 26), xx xxxx Xxxxxxxxx (xxxxx, xxxxxx 00) xx xx xxxxxxxxx Xxxxxx-Xxxxxxx (infra, figuur 42).
Voor zover we over de data beschikten betreffende de kostprijs van de statutaire ziekteverlofregeling over meerdere jaren, hebben we die gegevens in kaart gebracht. Deze oefening laat zien dat er behoorlijk wat variatie zit op die kostprijs over de jaren heen. Dit brengt met zich mee dat zeer behoedzaam dient te worden omgesprongen met de resultaten van onze andere berekeningen die uitsluitend betrekking hebben op het jaar 2015.
93. Aangezien we niet voor alle cases een gemiddelde konden maken van de kostprijs van de huidige ziekteverlofregeling over eenzelfde tijdspanne, hebben we – met het oog op de vergelijkbaarheid – voor onze verdere berekeningen het jaar 2015 als referentiejaar genomen.
Dat is in de eerste plaats het geval bij de berekening van de kost van de statutaire ziekteverlofregeling per capita. Het gaat om de totale uitgaven voor het jaar 2015 gedeeld door het totale aantal ambtenaren in dienst van dezelfde overheid tijdens het jaar 2015. We geven daar ook nog een apart overzicht van, voor alle cases samen, in tabel 32.
In analoge zin beperken wij ons tot het jaar 2015 zowel voor de berekening van de absolute kost (uitgedrukt in miljoen EUR) als bij het bepalen van de relatieve kostenverhouding na hervorming.
De resultaten hiervan maken het voorwerp uit van de tabellen 11 tot en met 31. Dezelfde lijn hebben wij uiteraard aangehouden bij de kostprijsberekening per uitgavepost in de tabellen 33 tot en met 53 (infra, 4.7), die verder bouwen op onze bevindingen in de volgende punten. Het betreft een momentopname die uitsluitend betrekking heeft op het jaar 2015.
94. Bij het berekenen van de geschatte kostprijs na de invoering van het hervormingsvoorstel maken we als zodanig geen onderscheid tussen het ZIV- scenario en het sui generis-scenario (supra, legenda 1). In de tabellen 11 tot en met 31 gaan we uit van de totaliteit van de uitgaven aan – per hypothese – het gewaarborgde loon voor de eerste maand arbeidsongeschiktheid, de
primaire arbeidsongeschiktheidsuitkeringen tijdens de volgende elf maanden en de invaliditeitsuitkeringen na twaalf maanden arbeidsongeschiktheid. Wij baseren ons daarvoor op de geobserveerde duur van de arbeidsongeschiktheid van de individuen in dienst van de betrokken overheidswerkgever (supra, nr. 84). We voegen daaraan ook de huidige ziektegepensioneerden toe, die wij voor onze berekeningen beschouwen als personen die tijdens het jaar 2015 zich gedurende 312 vergoedingsdagen in invaliditeit bevonden (supra, nr. 83). Wel brengen we een verdere verfijning aan rekening houdend met de verschillende gedragshypothesen (supra, tabel 9). Wij herhalen dat de eerste gedagshypothese uitgaat van een ongewijzigd ziektegedrag van de ambtenaren wat de duur van de afwezigheid betreft. De tweede gedragshypothese houdt in dat we veronderstellen dat – door de toepassing van dezelfde regels, ongeacht de aanwervingswijze – de ambtenaren hetzelfde ziektegedrag zullen vertonen als de contractanten in dienst van dezelfde overheidswerkgever.
LEGENDA 2: RESULTATEN CASEONDERZOEK
BEREKENINGEN | REFERENTIEPERIODE | VINDPLAATS |
Reële kostprijs van de huidige ziektepensioenen | Evolutie doorheen de tijd, op zijn vroegst vanaf 2004 tot 2015 | Figuren 22 tot en met 42 |
Reële kostprijs van de huidige ziekteverlofregeling | Evolutie doorheen de tijd, minstens over 2014 en 2015 | Figuren 22 tot en met 42 |
Reële kostprijs per capita van de huidige ziekteverlofregeling | Jaar 2015 | Tabel 32 |
Geschatte kostprijs na de invoering van het hervormingsvoorstel | Jaar 2015 | Tabellen 11 tot en met 31 |
Kostprijs per uitgavenpost | Jaar 2015 | Tabellen 33 tot en met 53 |
Gecumuleerde kostprijs per uitgavenpost | Jaar 2015 | Tabel 54 |
Kostprijs invaliditeit als % totale statutaire weddemassa | Jaar 2015 | Tabel 55 |
Kostprijs PAO en invaliditeit als % totale statutaire weddemassa | Jaar 2015 | Tabellen 56 en 57 |
4.6.2. Federale overheid
4.6.2.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
95. Figuur 22 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de federale overheid. In de periode 2011-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 87,309 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 41,359 miljoen EUR. In totaal bedroegen de uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling jaarlijks gemiddeld 128,668 miljoen EUR.
In 2015 was de gemiddelde ziekteduur 20 dagen.
160
140
120
100
80
60
40
20
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 22: FEDERALE OVERHEID: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.2.2. Geschatte kostprijs na de invoering van het hervormingsvoorstel
96. Tabel 11 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de federale overheid betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel (eerste gedragshypothese), zou de kostprijs na hervorming 26,14% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten (tweede gedragshypothese), zou de kostprijs na hervorming 30,42% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 11: FEDERALE OVERHEID: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 128,668 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 73,86 | 95,041 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 69,58 | 89,524 |
4.6.3. FOD Financiën
4.6.3.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
97. Figuur 23 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de FOD Financiën. In de periode 2010-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 57,806 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 26,688 miljoen EUR. In totaal bedroegen de uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling in deze periode jaarlijks gemiddeld 84,495 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de FOD Financiën (n=19.908), is de kostprijs per capita 2.692,70 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 25 dagen en bij 73,87% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 23: FOD FINANCIEN: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.3.2. Geschatte kostprijs na de invoering van het hervormingsvoorstel
98. Tabel 12 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de FOD Financiën betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 29,74% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 32,82% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 12: FOD FINANCIEN: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 84,495 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 70,26 | 59,370 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 67,18 | 56,760 |
4.6.4. Vlaamse overheid
4.6.4.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
99. Figuur 24 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de Vlaamse overheid. In de periode 2007-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 29,954 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 8,363 miljoen EUR. In totaal bedroegen de uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling in deze periode jaarlijks gemiddeld 38,317 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de Vlaamse overheid (n=12.086), bedraagt de kostprijs per capita 2.961,12 EUR.
In 2015 was de gemiddelde ziekteduur 30 dagen en bij 71,77% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 24: VLAAMSE OVERHEID: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.4.2. Geschatte kostprijs na de invoering van het hervormingsvoorstel
100. Tabel 13 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de Vlaamse overheid betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 34,37% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 37,75% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 13: VLAAMSE OVERHEID: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 38,317 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 65,63 | 25,147 |
Hervormingsvoorstel: Gedragswijziging = contractanten | 62,25 | 23,852 |
4.6.5. Onderwijs Vlaamse Gemeenschap
4.6.5.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
101. Figuur 25 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de definitief benoemde of aangestelde personeelsleden in dienst van het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. In de periode 2004-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 269,248 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 154,219 miljoen EUR. In totaal bedroegen de uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling in deze periode jaarlijks gemiddeld 423,468 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve definitief benoemde of aangestelde personeelsleden in de schoot van het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (n=139.085), is de kostprijs per capita 2.443,62 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 28 dagen en bij 58,88% van de actieve definitief benoemde of aangestelde personeelsleden werd minstens één ziektedag geobserveerd.
500
450
400
350
300
250
200
150
100
50
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 25: ONDERWIJS VLAAMSE GEMEENSCHAP: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.5.2. Geschatte kostprijs na de invoering van het hervormingsvoorstel
102. Tabel 14 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 37,53% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 38,79% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 14: ONDERWIJS VLAAMSE GEMEENSCHAP: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 423,468 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 62,47 | 264,557 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 61,21 | 259,194 |
4.6.6. Waalse overheid
4.6.6.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
103. Figuur 26 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de Waalse overheid. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 15,236 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 5,543 miljoen EUR. In totaal bedroegen de uitgaven in deze periode jaarlijks gemiddeld 20,779 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de Waalse overheid (n=5.729), bedraagt de kostprijs per capita 2.628,34 EUR.
In 2015 is de gemiddelde ziekteduur 28 dagen en bij 68,81% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
25
20
15
10
5
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
0
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 26: WAALSE OVERHEID: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.6.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
104. Tabel 15 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de Waalse overheid betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 31,51% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 36,78% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 15: WAALSE OVERHEID: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 20,779 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 68,49 | 14,232 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 63,22 | 13,136 |
4.6.7. Franse Gemeenschapscommissie
4.6.7.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
105. Figuur 27 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de Franse Gemeenschapscommissie. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 1,147 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 0,081 miljoen EUR. In totaal bedroegen de uitgaven in deze periode jaarlijks gemiddeld 1,228 miljoen EUR. Indiendekostprijsvanhetstatutairziekteverlofuithetjaar2015wordtgeprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de Franse Gemeenschapscommissie (n=492), bedraagt de kostprijs per capita 2.230,64 EUR.
In 2015 is de gemiddelde ziekteduur 21 dagen en bij 80,08% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
1.4
1.2
1.0
0.8
0.6
0.4
0.2
0.0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 27: FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.7.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
106. Tabel 16 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 18,96% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 23,74% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 16: FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 1,228 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 81,04 | 0,995 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 76,26 | 0,936 |
4.6.8. Ministerie van de Federatie Wallonië-Brussel
4.6.8.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
107. Figuur 28 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor ambtenaren in dienst van het ministerie van de Federatie Wallonië- Brussel. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 6,622 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 2,492 miljoen EUR. In totaal bedroegen de uitgaven van de ziekte(pensioen)- regeling in deze periode jaarlijks gemiddeld 9,115 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij het ministerie van de Federatie Wallonië-Brussel (n=3.018), is de kostprijs per capita 2.523,22 EUR. In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 27 dagen en bij 73,89% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
12
10
8
6
4
2
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 28: MINISTERIE VAN DE FEDERATIE WALLONIE-BRUSSEL: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.8.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
108. Tabel 17 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor het ministerie van de Federatie Wallonië- Brussel betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 27,59% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de
contractanten, zou de kostprijs na hervorming 32,98% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 17: MINISTERIE VAN DE FEDERATIE WALLONIE-BRUSSEL: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 9,115 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 72,41 | 6,600 |
Hervormingsvoorstel: Gedragswijziging = contractanten | 67,02 | 6,108 |
4.6.9. Duitstalige Gemeenschap
4.6.9.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
109. Figuur 29 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de Duitstalige Gemeenschap sensu lato.112 In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 2,471 miljoen EUR en voor de ziektepensioenen 1,401 miljoen EUR. In totaal werd in deze periode jaarlijks gemiddeld 3,872 miljoen EUR besteed aan de ziekte(pensioen)regeling.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de Duitstalige Gemeenschap sensu lato (n=1.375), is de kostprijs per capita 1.787,16 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 21 dagen en bij 59,13% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
(112) Het gaat om het ministerie en het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, het Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft, de Belgischer Rundfunk en het Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand.
4.5
4.0
3.5
3.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 29: DUITSTALIGE GEMEENSCHAP: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.9.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
110. Tabel 18 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de Duitstalige Gemeenschap sensu lato betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van de benoemde personeelsleden niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 28,48% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 33,39% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 18: DUITSTALIGE GEMEENSCHAP: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 3,872 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 71,52 | 2,769 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 66,61 | 2,579 |
4.6.10. Stad Antwerpen
4.6.10.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
111. Figuur 30 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de stad Antwerpen. In de periode 2014-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 9,024 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 5,017 miljoen EUR. In totaal werd in deze periode jaarlijks gemiddeld 14,041 miljoen EUR besteed aan de kosten voor de ziekte(pensioen)regeling.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de stad en het OCMW Antwerpen (n=3.812) samen,113 is de kostprijs per capita 3.056,49 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 37 dagen en bij 75,21% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
16
14
12
10
8
6
4
2
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 30: STAD ANTWERPEN: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.10.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
112. Tabel 19 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de stad Antwerpen betreffende het jaar
(113) Wij hebben enkel de samengevoegde data ontvangen over de samenstelling van de totale personeelspopulatie en de interne verzuimpercentages (2015) betreffende de stad en het OCMW Antwerpen, zoals mag blijken uit tabel 70.
2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van de ambtenaren niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 30,92% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 38,48% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 19: STAD ANTWERPEN: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 14,041 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 69,08 | 9,699 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 61,52 | 8,638 |
4.6.11. OCMW Antwerpen
4.6.11.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
113. Figuur 31 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van het OCMW Antwerpen. In de periode 2014-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 1,407 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 4,892 miljoen EUR. In totaal werd in deze periode jaarlijks gemiddeld 6,298 miljoen EUR besteed aan de ziekte(pensioen)regeling van de statutaire personeelsleden. Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de stad en het OCMW Antwerpen (n=3.812) samen,114 is de kostprijs per capita 3.056,49 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 35 dagen.
(114) Wij hebben enkel de samengevoegde data ontvangen over de samenstelling van de totale personeelspopulatie en de interne verzuimpercentages (2015) betreffende de stad en het OCMW Antwerpen, zoals mag blijken uit tabel 70.
7
6
5
4
3
2
1
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 31: OCMW ANTWERPEN: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.11.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
114. Tabel 20 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor het OCMW Antwerpen betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 34,51% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 36,54% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 20: OCMW ANTWERPEN: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 6,298 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 65,49 | 4,125 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 63,46 | 3,997 |
4.6.12. OCMW Aarlen
4.6.12.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
115. Figuur 32 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van het OCMW Aarlen. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof
153.132 EUR en van de ziektepensioenen 140.487 EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling in deze periode bedroeg jaarlijks gemiddeld 293.619 EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij het OCMW Aarlen (n=49), is de kostprijs per capita gelijk aan 2.921,25 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 36 dagen en bij 71,43% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
350
300
250
200
150
100
50
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (kEUR)
FIGUUR 32: OCMW AARLEN: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (KEUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.12.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
116. Tabel 21 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor het OCMW Aarlen betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 25,54% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 37,10% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 21: OCMW AARLEN: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (kEUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 293,619 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 74,46 | 218,623 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 62,90 | 184,684 |
4.6.13. Stad Charleroi
4.6.13.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
117. Figuur 33 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de stad Charleroi. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 6,013 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 2,924 miljoen EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling in deze periode bedroegen jaarlijks gemiddeld 8,936 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de stad Charleroi (n=1.302), is de kostprijs per capita 4.748,76 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 46 dagen en bij 87,56% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 33: STAD CHARLEROI: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.13.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
118. Tabel 22 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de stad Charleroi betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 31,88% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 37,66% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 22: STAD CHARLEROI: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 8,936 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 68,12 | 6,088 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 62,34 | 5,571 |
4.6.14. OCMW Charleroi
4.6.14.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
119. Figuur 34 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van het OCMW Charleroi. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 1,840 miljoen EUR en voor de ziektepensioenen 1,288 miljoen EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling in deze periode bedragen jaarlijks gemiddeld 3,128 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij het OCMW Charleroi (n=522), is de kostprijs per capita 3.891,81 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 38 dagen en bij 79,50% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
3.5
3.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 34: OCMW CHARLEROI: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.14.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
120. Tabel 23 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor het OCMW Charleroi betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van de ambtenaren niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 31,24% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 36,07% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 23: OCMW CHARLEROI: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 3,128 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 68,76 | 2,151 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 63,93 | 1,999 |
4.6.15. Stad Genk
4.6.15.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
121. Figuur 35 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de stad Genk. In de periode 2013- 2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 0,601 miljoen EUR en voor de ziektepensioenen 0,166 miljoen EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling bedroegen in deze periode jaarlijks gemiddeld 0,766 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de stad Genk (n=327), bedraagt de kostprijs per capita 1.914,12 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 25 dagen en bij 69,11% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
0.9
0.8
0.7
0.6
0.5
0.4
0.3
0.2
0.1
0.0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 35: STAD GENK: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE- (PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.15.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
122. Tabel 24 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de stad Genk betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutaire personeelsleden niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 18,91% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 22,57% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 24: STAD GENK: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 0,766 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 81,09 | 0,622 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 77,43 | 0,593 |
4.6.16. OCMW Genk
4.6.16.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
123. Figuur 36 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van het OCMW Genk. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 0,224 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 0,402 miljoen EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling bedraagt in deze periode jaarlijks gemiddeld 0,626 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij het OCMW Genk (n=96), is de kostprijs per capita 2.596,15 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 34 dagen en bij 59,38% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
0.7
0.6
0.5
0.4
0.3
0.2
0.1
0.0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 36: OCMW GENK: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE- (PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.16.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
124. Tabel 25 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor het OCMW Genk betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 35,19% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 37,52% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 25: OCMW GENK: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 0,626 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 64,81 | 0,406 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 62,48 | 0,391 |
4.6.17. Stad Gent
4.6.17.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
125. Figuur 37 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de stad Gent. In de periode 2013- 2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 7,014 miljoen EUR en voor de ziektepensioenen 3,551 miljoen EUR. De totale uitgaven bedroegen in deze periode jaarlijks gemiddeld 10,565 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve statutaire personeelsleden bij de stad Gent (=2.555), is de kostprijs per capita 2.905,27 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 40 dagen en bij 60,51% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
12
10
8
6
4
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2
0
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 37: STAD GENT: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE- (PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.17.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
126. Tabel 26 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de stad Gent betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 33,33% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 37,88% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 26: STAD GENT: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGS- VOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 10,565 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 66,67 | 7,044 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 62,12 | 6,563 |
4.6.18. OCMW Gent
4.6.18.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
127. Figuur 38 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van het OCMW Gent. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs van het statutair ziekteverlof 1,937 miljoen EUR en van de ziektepensioenen 0,920 miljoen EUR. De totale uitgaven in deze periode bedroegen jaarlijks gemiddeld 2,857 miljoen EUR. Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve statutaire personeelsleden bij het OCMW Gent (n=827), is de kostprijs per capita 2.882,94 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 36 dagen en bij 66,75% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
3.5
3.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 38: OCMW GENT: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE- (PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.18.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
128. Tabel 27 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties bij het OCMW Gent betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van de ambtenaren niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 31,90% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 36,67% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 27: OCMW GENT: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 2,857 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 68,10 | 1,946 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 63,33 | 1,809 |
4.6.19. OCMW Waver
4.6.19.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
129. Figuur 39 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van het OCMW Waver. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 40.938 EUR en voor de ziektepensioenen 89.324 EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling bedroegen in deze periode jaarlijks gemiddeld 130.262 EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve statutaire personeelsleden bij het OCMW Waver (n = 25), is de kostprijs per capita 2.373,52 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 36 dagen en bij 36,00% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
160
140
120
100
80
60
40
20
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Jaar
Kostprijs (kEUR)
FIGUUR 39: OCMW WAVER: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE- (PENSIOEN)REGELING (KEUR)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
4.6.19.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
130. Tabel 28 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor het OCMW Waver betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van de statutaire personeelsleden niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 29,03% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 32,19% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 28: OCMW WAVER: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (kEUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 130,262 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 70,97 | 92,442 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 67,81 | 88,333 |
4.6.20. Provincie Antwerpen
4.6.20.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
131. Figuur 40 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de provincie Antwerpen. In de periode 2008-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 2,311 miljoen EUR en voor de ziektepensioenen 0,373 miljoen EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling bedragen in deze periode jaarlijks gemiddeld 2,684 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de provincie Antwerpen (n=782), is de kostprijs per capita 2.955,23 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 28 dagen en bij 84,14% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
4
3
3
2
2
1
1
0
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
Jaar
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 40: PROVINCIE ANTWERPEN: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.20.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
132. Tabel 29 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de provincie Antwerpen betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van statutairen niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 27,02% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 28,90% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 29: PROVINCIE ANTWERPEN: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 2,684 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 72,98 | 1,959 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 71,10 | 1,908 |
4.6.21. Provincie Henegouwen
4.6.21.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
133. Figuur 41 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de provincie Henegouwen. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 9,139 miljoen EUR en voor de ziektepensioenen 8,060 miljoen EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling bedroegen in deze periode jaarlijks gemiddeld 17,199 miljoen EUR.
Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de provincie Henegouwen (n=3.023), is de kostprijs per capita 3.453,20 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 34 dagen en bij 86,24% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
20
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 41: PROVINCIE HENEGOUWEN: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.21.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
134. Tabel 30 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de provincie Henegouwen betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van de statutaire personeelsleden niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 30,18% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de contractanten, zou de kostprijs na hervorming 33,95% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 30: PROVINCIE HENEGOUWEN: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 17,199 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 69,82 | 12,008 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 66,05 | 11,359 |
4.6.22. Provincie Vlaams-Brabant
4.6.22.1. Evolutie van de reële kostprijs van de huidige ziekte(pensioen)regeling
135. Figuur 42 brengt de kostprijs in beeld van de huidige ziekte(pensioen)- regeling voor de ambtenaren in dienst van de provincie Vlaams-Brabant. In de periode 2013-2015 was de gemiddelde jaarlijkse kostprijs voor het statutair ziekteverlof 0,895 miljoen EUR en voor de ziektepensioenen 0,878 miljoen EUR. De totale uitgaven voor de ziekte(pensioen)regeling bedragen in deze periode jaarlijks gemiddeld 1,773 miljoen EUR. Indien de kostprijs van het statutair ziekteverlof uit het jaar 2015 wordt geprojecteerd op het aantal actieve ambtenaren bij de provincie Vlaams-Brabant (n=460), is de kostprijs per capita 1.975,19 EUR.
In 2015 bedroeg de gemiddelde ziekteduur 26 dagen en bij 63,48% van de actieve ambtenaren werd minstens één ziektedag geobserveerd.
2.0
1.8
1.6
1.4
1.2
1.0
0.8
0.6
0.4
0.2
0.0
Statutair ziekteverlof Ziektepensioen
Totaal
2013
2014
Jaar
2015
Kostprijs (miljoen EUR)
FIGUUR 42: PROVINCIE VLAAMS-BRABANT: EVOLUTIE VAN DE REELE KOSTPRIJS VAN DE HUIDIGE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING (MILJOEN EUR)
4.6.22.2. Geschatte kostprijs na invoering van het hervormingsvoorstel
136. Tabel 31 geeft een overzicht van de relatieve en absolute kost op basis van de doorgevoerde simulaties voor de provincie Vlaams-Brabant betreffende het jaar 2015. Indien de lengte van de ziekteperiodes van de statutaire personeelsleden niet wijzigt als gevolg van het hervormingsvoorstel, zou de kostprijs na hervorming 30,11% lager liggen dan de huidige kostprijs. Indien de lengte van de ziekteperiodes wel wijzigt en analoog wordt aan die van de
contractanten, zou de kostprijs na hervorming 32,89% lager liggen dan de huidige kostprijs.
TABEL 31: PROVINCIE VLAAMS-BRABANT: GESCHATTE KOSTPRIJS NA DE INVOERING VAN HET HERVORMINGSVOORSTEL (2015)
Relatieve kostenverhouding (%) | Absolute kost (miljoen EUR) | |
Huidige ziekte(pensioen)regeling | 100,00 | 1,773 |
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 69,89 | 1,239 |
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 67,11 | 1,190 |
4.6.23. Kostprijs huidige ziekteverlofregeling per capita
137. In de volgende tabel 32 bieden wij een samenvattend overzicht van de kostprijs van de huidige ziekteverlofregeling per capita, zoals hierboven per case aangegeven.
TABEL 32: KOSTPRIJS (IN EUR) VAN DE HUIDIGE ZIEKTEVERLOFREGELING PER CAPITA OP JAARBASIS (2015)
Overheidswerkgever | Aantal (=n) | Per capita op jaarbasis |
FOD Financiën | 19.908 | 2.692,70 EUR |
Vlaamse overheid | 12.086 | 2.961,12 EUR |
Onderwijs Vlaamse Gemeenschap | 139.085 | 2.443,62 EUR |
Waalse overheid | 5.729 | 2.628,34 EUR |
Franse Gemeenschapscommissie | 492 | 2.230,64 EUR |
Ministerie van de Federatie Wallonië- Brussel | 3.018 | 2.523,22 EUR |
Duitstalige Gemeenschap | 1.375 | 1.787,16 EUR |
Stad en OCMW Antwerpen | 3.812 | 3.056,49 EUR |
OCMW Aarlen | 49 | 2.921,25 EUR |
Stad Charleroi | 1.302 | 4.748,76 EUR |
OCMW Charleroi | 522 | 3.891,81 EUR |
Xxxx Xxxx | 000 | 1.914,12 EUR |
OCMW Genk | 96 | 2.596,15 EUR |
Stad Gent | 2.555 | 2.905,27 EUR |
OCMW Gent | 827 | 2.882,94 EUR |
OCMW Waver | 25 | 2.373,52 EUR |
Provincie Antwerpen | 782 | 2.955,23 EUR |
Provincie Henegouwen | 3.023 | 3.453,20 EUR |
Provincie Vlaams-Brabant | 460 | 1.975,19 EUR |
GEWOGEN GEMIDDELDE | 2.557,40 EUR |
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 3e TRIMESTER 2017
4.7.
OVERZICHT VAN DE KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST
4.7.1.
Kostprijsoverzicht per case
138. De tabellen 33 tot en met 53 bieden een overzicht van de kostprijs voor de geanalyseerde cases waarbij we, per uitgavenpost, aangeven wie de betrokken kost voor zijn rekening neemt. We gaan in deze overzichten uit van de kostprijs van de huidige statutaire ziekteverlofregeling voor het jaar 2015 (supra, nr. 93).
428
TABEL 33: FEDERALE OVERHEID: OVERZICHT KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST (MILJOEN EUR) (2015)
Federale overheid | Federale overheid | Federale overheid | RIZIV | Schatkist/ Gesolidari- seerd | Totaal | |
Statutair ziekteverlof | Gewaarborgd loon | PAO | Invaliditeit | Ziekte- pensioen | ||
Huidige ziekte(pensioen)- regeling | 87,309 | 41,359 | 128,668 | |||
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 50,663 | 10,783 | 33,594 | 95,04 | ||
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 50,663 | 5,267 | 33,594 | 89,525 |
HERVORMING VAN DE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING VOOR DE AMBTENAREN – KOSTPRIJSBEREKENING
TABEL 34: FOD FINANCIEN: OVERZICHT KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST (MILJOEN EUR) (2015)
FOD Financien | FOD Financien | FOD Financien | RIZIV | Schatkist/ Gesolidariseerd | Totaal | |
Statutair ziekte- verlof | Gewaarborgd loon | PAO | Invaliditeit | Ziektepensioen | ||
Huidige ziekte(pensioen)- regeling | 57,806 | 26,688 | 84,495 | |||
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 31,109 | 5,628 | 22,633 | 59,370 | ||
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 31,109 | 3,018 | 22,633 | 56,760 |
429
TABEL 35: VLAAMSE OVERHEID: OVERZICHT KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST (MILJOEN EUR) (2015)
Vlaamse overheid | Vlaamse overheid | Vlaamse overheid | RIZIV | Schatkist/ Gesolidariseerd | Totaal | |
Statutair ziekte- verlof | Gewaarborgd loon | PAO | Invaliditeit | Ziektepensioen | ||
Huidige ziekte(pensioen)- regeling | 29,954 | 8,363 | 38,317 | |||
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 12,221 | 2,568 | 10,357 | 25,147 | ||
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 12,221 | 1,274 | 10,357 | 23,852 |
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - 3e TRIMESTER 2017
430
TABEL 36: ONDERWIJS VLAAMSE GEMEENSCHAP: OVERZICHT KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST (MILJOEN EUR) (2015)
Onder- wijs Vlaamse Gemeenschap | Onder- wijs Vlaamse Gemeenschap | Onder- wijs Vlaamse Gemeenschap | RIZIV | Schatkist/ Gesolidariseerd | Totaal | |
Statutair ziekte- verlof | Gewaarborgd loon | PAO | Invaliditeit | Ziektepensioen | ||
Huidige ziekte(pensioen)- regeling | 269,248 | 154,219 | 423,468 | |||
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 121,976 | 17,093 | 125,489 | 264,557 | ||
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 121,976 | 11,730 | 125,489 | 259,194 |
TABEL 37: WAALSE OVERHEID: OVERZICHT KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST (MILJOEN EUR) (2015)
Waalse overheid | Waalse overheid | Waalse overheid | RIZIV | Schatkist/ Gesolidariseerd | Totaal | |
Statutair ziekte- verlof | Gewaarborgd loon | PAO | Invaliditeit | Ziektepensioen | ||
Huidige ziekte(pensioen)- regeling | 15,236 | 5,543 | 20,779 | |||
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 6,746 | 1,933 | 5,552 | 14,232 | ||
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 6,746 | 0,838 | 5,552 | 13,136 |
HERVORMING VAN DE ZIEKTE(PENSIOEN)REGELING VOOR DE AMBTENAREN – KOSTPRIJSBEREKENING
TABEL 38: FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE: OVERZICHT KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST (MILJOEN EUR) (2015)
Franse Gemeen- schapscommissie | Franse Gemeen- schapscommissie | Franse Gemeen- schapscommissie | RIZIV | Schatkist/ Gesolidariseerd | Totaal | |
Statutair ziekte- verlof | Gewaarborgd loon | PAO | Invaliditeit | Ziektepensioen | ||
Huidige ziekte(pensioen)- regeling | 1,147 | 0,081 | 1,228 | |||
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 0,736 | 0,133 | 0,126 | 0,995 | ||
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 0,736 | 0,074 | 0,126 | 0,936 |
431
TABEL 39: MINISTERIE VAN DE FEDERATIE WALLONIE-BRUSSEL: OVERZICHT KOSTPRIJS PER UITGAVENPOST (MILJOEN EUR) (2015)
Federatie Wallonie- Brussel | Federatie Wallonie- Brussel | Federatie Wallonie- Brussel | RIZIV | Schatkist/ Gesolidariseerd | Totaal | |
Statutair ziekte- verlof | Gewaarborgd loon | PAO | Invaliditeit | Ziektepensioen | ||
Huidige ziekte(pensioen)- regeling | 6,622 | 2,492 | 9,115 | |||
Hervormingsvoorstel: geen gedragswijziging | 3,417 | 0,914 | 2,268 | 6,600 | ||
Hervormingsvoorstel: gedragswijziging = contractanten | 3,417 | 0,423 | 2,268 | 6,108 |