STATUTEN
Concept-akte van statutenwijziging STICHTING ACHTERHOEK VO
STATUTEN
Artikel 1 Naam en zetel van destichting
1. De stichting draagt de naam: Stichting Achterhoek VO.
2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Doetinchem.
3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd, doch ten minste voor vijf jaren.
Artikel 2 Doel en middelen van de stichting
1. De stichting heeft zonder winstoogmerk ten doel de behartiging en de bevordering van het voortgezet onderwijs. Daartoe zal openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen worden verzorgd in afzonderlijke scholen voor openbaar onderscheidenlijk bijzonder onderwijs conform artikel 53c van de Wet op het Voortgezet Onderwijs en beoogt de stichting tevens een of meerdere samenwerkingsscholen in stand te houden als bedoeld in artikel 53d van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, waarin zowel openbaar als bijzonder onderwijs wordt aangeboden.
2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
(a) het (doen) oprichten, overnemen en als bevoegd gezag in de zin van de onderwijswetgeving besturen van een of meer katholieke scholen, protestants-christelijke scholen en algemeen bijzondere scholen voor voortgezet onderwijs, dan wel samenwerking van deze richtingen in één school, en door het overnemen en als bevoegd gezag in de zin van de onderwijswetgeving (doen) besturen van een of meer openbare scholen en scholen
voor voortgezet onderwijs en door het doen van een verzoek tot het stichten van openbare scholen voor voortgezet onderwijs en door het instandhouden van tenminste een samenwerkingsschool in de zin van artikel 53d van de Wet op het Voortgezet Onderwijs;
(b) het medewerken aan de vorming van een samenhangend regionaal onderwijsbeleid met name door het samenwerken met instellingen en organisaties die een (soort)gelijk doel nastreven en zonodig deelnemen in het bestuurervan;
(c) het geven van cursussen en/of het verrichten van contractactiviteiten;
(d) het gebruiken van alle andere wettige middelen die tot de verwezenlijking van het doel kunnen leiden;
(e) zich aan te sluiten bij relevante belangenbehartigende organisaties.
Artikel 3 Grondslag van de stichting: het karakter van het openbaar onderwijs en de identiteit van het bijzonder onderwijs
1. De levensbeschouwelijke vorming en maatschappelijke bewustwording van de leerling maakt een wezenlijk bestanddeel uit van het bijzonder en openbaar onderwijs van de stichting. Iedere leerling wordt met respect voor de overtuiging van anderen, mede door het onderwijs tot volle rijping van zijn eigen levensbeschouwing, gestimuleerd.
2. Het openbaar onderwijs in openbare scholen en het algemeen bijzonder onderwijs in algemeen bijzondere scholen van de stichting draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse samenleving en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden. Het openbaar en algemeen bijzonder onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensbeschouwing.
3. Het onderwijs op de katholieke scholen wordt gegeven vanuit de katholieke grondslag. De stichting handelt daarbij volgens de regelingen voor het katholieke onderwijs, die op grond van het gezamenlijk overleg van de Nederlandse Katholieke Schoolraad te Utrecht (hierna: "NKSR") zijn vastgesteld alsmede volgens het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs.
4. Het onderwijs aan protestants-christelijke scholen wordt gegeven vanuit het Evangelie van Xxxxx Xxxxxxxx zoals het tot ons komt vanuit de Bijbel en zoals het door de kerken wordt uitgedragen.
5. In een samenwerkingsschool wordt zowel openbaar onderwijs als bijzonder onderwijs aangeboden.
6. De openbare scholen, de algemeen bijzondere scholen en de samenwerkingsscholen zijn toegankelijk voor alle leerlingen, zonder onderscheid naar godsdienst of levensbeschouwing van henzelf, of van hun ouders of verzorgers.
7. De rooms-katholieke en protestants-christelijke scholen staan open voor alle leerlingen, op voorwaarde dat de leerlingen, hun ouders of verzorgers instemmen met de doelstelling en de grondslag van de school.
8. Bij de benoeming van het aan de scholen te verbinden personeel, waaronder rectoren, zal de stichting zich ervan verzekeren dat het
personeel de grondslag van de stichting onderschrijft en loyaal mee zal werken aan de doelstellingen van de school zoals die in de statuten en in het schoolplan van de betreffende school mede ten aanzien van de identiteit en/of het openbare karakter zijn omschreven. De stichting zal bij de benoeming, overplaatsing en noodzakelijke vermindering van personeel, zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij de identiteit respectievelijk het openbaar karakter van de school en de levensbeschouwelijke overtuiging van het betrokken personeelslid.
9. Benoeming en ontslag van rooms-katholieke godsdienstleraren aan de onder het bevoegd gezag van de stichting staande scho(o)l(en) geschieden overeenkomstig de regelingen in het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs.
10. Het personeel dat te werk is gesteld aan een openbare school en aan de samenwerkingsschool is, voor zover het betreft openbaar onderwijs, op gelijke voet benoembaar.
11. Elke bijzondere school stelt een commissie in die in het bijzonder belast is met het vormgeven aan en bewaken van de levensbeschouwelijke identiteit van de school. De samenstelling, bevoegdheden en taken van die commissie(s) worden geregeld in een per school vast te stellen reglement. Daarbij handelen het 'Ludger College' te Doetinchem en het 'Almende College' te Silvolde/Ulft en hun commissies volgens de regelingen overeenkomstig hetgeen daaromtrent in het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs is bepaald. In het schoolplan van de scholen wordt het bepaalde in dit artikel nader uitgewerkt in een eigen schooldoelstelling of schoolverklaring. Het College van Bestuur en de NKSR sluiten een overeenkomst waarin zij uitwerken op welke wijze zij invulling geven aan de in het Algemeen Reglement voor het Katholiek onderwijs bepaalde normen voor katholiek onderwijs (artikel 1.2). Deze overeenkomst mag niet in strijd met de statuten zijn.
Artikel 3a Identiteitscommissie samenwerkingsschool
1. Indien de stichting een samenwerkingsschool bestuurt als bedoeld in artikel 53d van de Wet op het Voortgezet Onderwijs dan stelt
het bestuur een identiteitscommissie in als bedoeld in het vijfde lid van genoemd artikel 53d, die aan de samenwerkingsschool is verbonden.
2. Onverminderd de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en de gemeenteraad van de gemeente waarin de samenwerkingsschool is gelegen, is de identiteitscommissie belast met:
a) het gevraagd en ongevraagd adviseren van het bestuur en de rector of directeur over alle aangelegenheden die
betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het openbare karakter en de identiteit van de
samenwerkingsschool;
b) het desgewenst doen van voorstellen over de onder a. vermelde aangelegenheden.
3. Bij de samenstelling van de identiteitscommissie is sprake van een evenwichtige verdeling tussen openbaar en bijzonder onderwijs.
4. De leden van de identiteitscommissie zijn afkomstig uit ouders en personeel van de samenwerkingsschool. Ze worden benoemd door het bestuur voor een periode van vier jaar en kunnen eenmaal herbenoemd worden.
5. De identiteitscommissie kan de rector of directeur en een lid van het bestuur uitnodigen de vergaderingen van de identiteitscommissie bij te wonen. Zij hebben geen stemrecht.
6. Het lidmaatschap van de identiteitscommissie is onverenigbaar met:
a) het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad van de samenwerkingsschool of de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de stichting;
b) het zijn van bestuurder van de stichting, directeur, adjunct- directeur, rector of conrector van de samenwerkingsschool;
c) het hebben van een zodanige relatie of verwantschap met een aan de stichting verbonden persoon dat het functioneren in de identiteitscommissie daardoor mogelijk wordt belemmerd;
d) het lidmaatschap van de Raad van Toezicht;
e) het lidmaatschap van de Raad van de gemeente waarin de samenwerkingsschool is gelegen.
7. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een geschillenregeling voor het beslechten van geschillen tussen het bevoegd gezag en de identiteitscommissie.
8. De identiteitscommissie stelt zelf zijn eigen werkwijze vast en legt deze ter goedkeuring voor aan het bestuur. In het reglement van de identiteitscommissie wordt in ieder geval nadere uitwerking gegeven aan de benoeming, herbenoeming, duur van de benoeming, werkwijze, inrichting en bevoegdheden van de identiteitscommissie, met inachtneming van het in de Wet op het Voortgezet Onderwijs en deze statuten bepaalde.
Artikel 4 Vermogen
Het vermogen van de stichting bestaat uit:
(a) het bij de oprichting tot verwezenlijking van haar doel bestemde bedrag en de opbrengstendaarvan;
(b) rijksbijdragen en andere subsidies;
(c) ouder- en anderebijdragen;
(d) inkomsten uitcursussen;
(e) schenkingen, erfstellingen (welke alleen onder het recht
van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard) en legaten;
(f) alle andere verkrijgingen enbaten.
Artikel 5 Organen
De stichting kent als statutaire organen:
(a) het bestuur, hierna het College van Bestuur te noemen;
(b) de Raad van Toezicht.
Artikel 5a Goed onderwijsbestuur
De Raad van Toezicht en het college van bestuur zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling, naleving en handhaving van goed onderwijsbestuur, waarbij in elk geval de wettelijke eisen terzake en de Code Goed Onderwijsbestuur worden nageleefd.
Artikel 5b Onverenigbare functies en hoedanigheden, tegenstrijdig belang
1. Geen lid van het College van Bestuur of de Raad van Toezicht kunnen zijn, personen die:
a) zitting hebben in een organisatie van ouders, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en/of een medezeggenschapsraad verbonden aan een van de door de stichting in stand gehouden scholen;
b) als bestuurslid verbonden zijn aan of in dienst van een organisatie welke pleegt betrokken te zijn bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers;
3. Leden van het College van Bestuur of de Raad van Toezicht evenals hun
bloed- en aanverwanten tot de tweede graad mogen geen enkel rechtstreeks of zijdelings persoonlijk voordeel genieten uit leveringen aan of overeenkomsten met de stichting.
Artikel 6 College van Bestuur, samenstelling, benoeming en ontslag
1. Het College van Bestuur van de stichting bestaat uit een door de Raad van Toezicht te bepalen aantal van minimaal één en maximaal twee leden. De Raad van Toezicht stelt het aantal leden vast en stelt één van de leden van het bestuur in de functie van voorzitter. De Raad van Toezicht stelt na ingewonnen advies van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de stichting het profiel vast voor de leden van het bestuur.
2. De leden van het College van Bestuur worden benoemd, geschorst en ontslagen door de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht stelt voor het benoemen van een bestuurder een sollicitatiecommissie in waarvan in elk geval deel uitmaken een lid dat afkomstig is uit of namens het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen, en een lid dat afkomstig is uit of namens het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders of de leerlingen is gekozen. Een besluit tot benoeming, schorsing of ontslag van de leden van het College van Bestuur wordt, nadat advies is ingewonnen van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ingeval van een voorgenomen benoeming of ontslag, in afwijking van het elders in deze statuten bepaalde, genomen bij gekwalificeerde meerderheid van drie vierde van de leden van de Raad van Toezicht in een vergadering waarin alle zittende leden van de Raad van Toezicht aanwezig zijn.
3. Tot leden van het College van Bestuur zijn slechts benoembaar personen, die de grondslag en het doel van de stichting onderschrijven.
4. De Raad van Toezicht stelt de rechtspositie en de bezoldiging van het College van Bestuur vast.
5. Een lid van het College van Bestuur defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c. door zijnvrijwillig aftreden;
x. door zijn ontslag door de rechtbank;
e. door zijn ontslag verleend door de Raad van Toezicht.
6. Bij ontstentenis of belet van één lid van het College van Bestuur, neemt het overblijvende lid het gehele bestuur waar. Bij ontstentenis of belet
van alle leden van het College van Bestuur of van het enige (overgebleven) lid wordt het bestuur waargenomen door een door de Raad van Toezicht daartoe aangewezen interim-bestuurder. Als de raad van toezicht niet tot een zodanige benoeming overgaat, dan kan de rechtbank van het arrondissement waar de stichting statutair is gevestigd, op verzoek van één of meer belanghebbende(n) of het openbaar ministerie in de vervulling van het College van Bestuur voorzien.
7. Bij het ontstaan van één (of meer) vacature(s) in het College van Bestuur, zal de Raad van Toezicht op zo kort mogelijke termijn na het ontstaan van de desbetreffende vacature daarin voorzien door de benoeming van één (of meer) nieuw(e) lid (leden). Een niet voltallig College van Bestuur behoudt zijn bevoegdheden.
Artikel 7 Bevoegdheid College van Bestuur
1. Het College van Bestuur vormt het bestuur van de stichting in de zin van de wet en is belast met het besturen van de stichting.Aan het College van Bestuur komen, met in acht neming van het volgende lid, alle uit de wet en als bestuur en deze statuten voortvloeiende taken en bevoegdheden ten aanzien van de stichting en de scholen toe, voor zover in deze statuten niet toegekend aan de Raad van Toezicht. De besluitvorming over de opheffing van een onder het bevoegd gezag van de stichting staande openbare school wordt, conform het bepaalde in artikel 53c lid 3 Wet op het Voortgezet Onderwijs, uitgeoefend door de gemeenteraad van de gemeente waarin de betreffende openbare school is gelegen.
2. Het College van Bestuur is, na schriftelijk voorafgaande verkregen goedkeuring van de Raad van Toezicht, bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Op het ontbreken van de goedkeuring van de Raad van Toezicht kan jegens derden wel beroep worden gedaan. Het bestuur houdt rekening met het bepaalde in artikel 76q van de Wet op het Voortgezet Onderwijs.
3. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het College van Bestuur. Daarnaast is elk lid van het College van Bestuur afzonderlijk bevoegd de stichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
4. Het College van Bestuur kan aan rectoren of directeuren en één of meer andere personen een (beperkte) volmacht verlenen. De gevolmachtigde vertegenwoordigt de stichting met inachtneming van de grenzen van zijn volmacht. Een (beperkte) volmacht wordt schriftelijk vastgelegd en kan
deel uitmaken van het managementstatuut
5. Indien de stichting een tegenstrijdig belang heeft met het College van Bestuur, zulks ter beoordeling van de Raad van Toezicht, wordt de stichting vertegenwoordigd door de Raad van Toezicht, onverminderd de bevoegdheid van de Raad van Toezicht om één of meer personen, al dan niet uit zijn midden, aan te wijzen om de stichting te vertegenwoordigen.
6. Het College van Bestuur is verantwoording verschuldigd aan de Raad van Toezicht over de uitvoering van zijn taken en de resultaten van haar handelen. Het College van Bestuur verstrekt de Raad van Toezicht tijdig gevraagd en ongevraagd alle informatie omtrent alle onderwerpen de Stichting betreffende die voor een goed functioneren van de Raad van Toezicht naarhetoordeel van de Raad van Toezicht nodig ofdienstigzijn.
Artikel 8 Raad van Toezicht: samenstelling en benoeming
1. De Raad van Toezicht van de stichting bestaat uit ten minste vijf (5) en maximaal zeven (7) natuurlijke personen. Het aantal leden van de Raad van Toezicht wordt - met inachtneming van het in de vorige zin bepaalde
- door de Raad van Toezicht vastgesteld met een gekwalificeerde meerderheid van drie vierde van de stemmen, in een vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
2. Leden van de Raad van Toezicht worden benoemd door de Raad van Toezicht, met inachtneming van het in de volgende twee leden van dit artikel bepaalde.
3. De benoeming van leden van de Raad van Toezicht, geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen. De Raad stelt het profiel vast na hierover advies ingewonnen te hebben van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de stichting. Twee leden van de Raad van Toezicht dienen voorstander te zijn van onderwijs in openbare scholen. Twee leden van de Raad van Toezicht dienen voorstander te zijn van onderwijs in confessionele scholen, waarvan er één van katholieke huize is en één met een protestants-christelijke achtergrond. De andere leden van de Raad van Toezicht dienen de grondslag van de scholen van de stichting als omschreven in artikel 2 en 3 van de statuten te onderschrijven. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de stichting, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap op scholen, wordt in de gelegenheid gesteld een bindende voordracht te doen voor één lid met in achtneming van het vastgestelde profiel. De Raad van Toezicht stelt een reglement op waarin de procedure voor benoeming van leden van de Raad van Toezicht nader wordt geregeld.
4. Leden van de Raad van Toezicht worden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar. De leden van de Raad van Toezicht treden af volgens een door de Raad van Toezicht op te maken rooster van aftreden. Een volgens het rooster aftredend lid is maximaal twee maal herbenoembaar,
zo lang de totale zittingstermijn niet meer is dan acht jaar.
5. Een niet voltallige Raad van Toezicht behoudt zijn bevoegdheden, doch neemt onverwijld maatregelen ter aanvulling.
6. Een lid van de Raad van Toezicht kan te allen tijde door de Raad van Toezicht worden geschorst en ontslagen. Terzake van schorsing, handhaving of opheffing van de schorsing of ontslag besluit de Raad van Toezicht met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen. Het betrokken lid van de Raad van Toezicht wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van de Raad van Toezicht te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een vertrouwenspersoon.
7. De schorsing van een lid van de Raad van Toezicht vervalt, indien de Raad van Toezicht niet binnen drie maanden na de datum van ingang van de schorsing besluit tot ontslag, tot opheffing of handhaving van de schorsing. Een schorsing kan eenmaal voor ten hoogste drie maanden worden gehandhaafd, ingaande op de datum waarop het besluit tot handhaving van de schorsing werd genomen.
8. De leden van de Raad van Toezicht hebben recht op een honorering voor hun werkzaamheden. Daarnaast hebben de leden van de Raad van Toezicht recht op vergoeding van de in redelijkheid gemaakte onkosten. De hoogte wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht met inachtneming van de vigerende regelgeving. De hoogte van het honorarium en de vergoede onkosten worden in het jaarverslag vermeld.
9. Jaarlijks beoordeelt de Raad van Toezicht het functioneren van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur, evenals hun onderlinge functioneren en het functioneren van ieder lid van de Raad van Toezicht en ieder lid van het College van Bestuur afzonderlijk. De wijze waarop deze beoordeling plaatsvindt, kan worden uitgewerkt in het reglement van de Raad van Toezicht.
Artikel 9 Beëindiging lidmaatschap Raad van Toezicht
Een lid van de Raad van Toezicht defungeert:
(a) door overlijden;
(b) door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
(c) door schriftelijke opzegging door het lid;
(e) door ontslag door de rechtbank;
(t) door ontslag door de Raad van Toezicht;
(g) door periodiek aftreden zonder herbenoeming;
(h) doordat een lid niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 8 lid 4.
Artikel 10 Taken en bevoegdheden Raad van Toezicht
1. De Raad van Toezicht heeft tot taak om toezicht te houden op het beleid van het College van Bestuur en de algemene gang van zaken in de
stichting en staat het College van Bestuur met raad ter zijde. Ook heeft de Raad tot taak de (realisering van de) in de statuten verankerde grondslag en de doelstelling van de stichting te bewaken.
2. De Raad van Toezicht benoemt de registeraccountant als bedoeld in artikel 14.
3. Met inachtneming van de wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van privacy en persoonsgegevens, na overleg met het College van Bestuur en na een bepaaldelijk daartoe genomen besluit, heeft de Raad van Toezicht of één of meer door de Raad van Toezicht gemachtigde leden, toegang tot alle lokaliteiten van de stichting en het recht om te allen tijde inzage te krijgen in alle bescheiden en boeken van de stichting. De Raad van Toezicht kan zich daarbij, voor rekening van de stichting, na overleg met het bestuur, doen bijstaan door de (register)accountant van de stichting dan wel een door de Raad van Toezicht aan te wijzen deskundige aan wie inzage van de volledige administratie dient te worden verleend
4. Aan de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht zijn, onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, onderworpen de besluiten van het College van Bestuur tot:
(a) de vaststelling en wijziging van het strategisch beleidsplan van de stichting;
(b) de vaststelling van de exploitatie- en investeringsbegroting, het jaarverslag en de jaarrekening van de stichting;
(c) de aanvraag van faillissement of surseance van betaling van de stichting;
(d) het aangaan of verbreken van duurzame samenwerkingsverbanden met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de stichting of de door haar in stand gehouden instellingen;
(e) opheffing, samenvoeging of overdracht van een onder het bevoegd gezag van de stichting staande school, niet zijnde een openbare school, alsmede het stichten van een nieuwe school, dan wel het aanvaarden van het bevoegd gezag over een school;
(f) het doen van een voorstel tot opheffing of samenvoeging van een openbare school aan de gemeenteraad van de gemeente waarin de betreffende openbare school is gelegen;
(g) wijziging van de aard of identiteit van een onder het bevoegd gezag van de stichting staandeschool;
(h) juridische fusie of juridische (af-)splitsing;
(i) wijziging van dezestatuten;
(j) ontbinding van de stichting.
5. De Raad van Toezicht stelt met inachtneming van het bepaalde in deze
statuten en na advies ingewonnen te hebben van het College van Bestuur een reglement vast, dat nadere regels bevat over:
(a) de wijze waarop hij zijn toezichthoudende taak ten opzichte van het College van Bestuur uitoefent;
(b) de wijze waarop leden van de Raad van Toezicht worden geworven;
(c) de voorschriften voor het bijeenroepen van vergaderingen;
(d) de wijze van besluitvorming tijdens en buiten vergaderingen;
(e) de verslaglegging vanvergaderingen;
(f) reglementen met betrekking tot de werkzaamheden van door de Raad van Toezicht in te stellen commissies, waaronder in ieder geval een auditcommissie.
Artikel 11 Vergaderingen en besluitvorming College van Bestuur Indien het College van Bestuur uit meer dan één lid bestaat gelden de onderstaande bepalingen ten aanzien van de vergaderingen van het College van Bestuur:
1. Het College van Bestuur vergadert zo vaak als hij dat nodig acht.
2. In het door het College van Bestuur na voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht vast te stellen reglement College van Bestuur worden nadere regels gesteldover:
(a) de voorschriften voor het bijeenroepen van vergaderingen;
(b) de wijze van besluitvorming tijdens en buiten vergaderingen;
(c) de verslaglegging vanvergaderingen.
3. Het besluit over de vaststelling van het reglement College van Bestuur wordt genomen bij consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, wordt het reglement opnieuw geagendeerd voor een volgende vergadering van het College van Bestuur, die niet eerder plaatsvindt dan een week na de betreffende vergadering. Als ook dan geen consensus kan worden bereikt is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Het College van Bestuur informeert de Raad van Toezicht over de besluitvorming in het College van Bestuur inzake het reglement College van Bestuur.
Artikel 12 Vergaderingen en besluitvorming Raad van Toezicht
1. De Raad van Toezicht vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als een lid van de Raad van Toezicht het nodig acht.
2. De vergaderingen van de Raad van Toezicht worden bijgewoond door de leden van het College van Bestuur, tenzij de Raad van Toezicht anders besluit. Leden van het College van Bestuur hebben in de vergadering een adviserende stem.
3. In het door de Raad van Toezicht vast te stellen reglement Raad van Toezicht worden nadere regels gesteld over:
(a) de voorschriften voor het bijeeroepen van vergaderingen;
(b) de wijze van besluitvorming tijdens en buiten vergaderingen;
(c) de verslaglegging vanvergaderingen.
4. Indien het College van Bestuur uit één lid bestaat, worden besluiten tot het oprichten, het opheffen, overdragen, of fuseren van katholieke en protestants-christelijke scholen en het veranderen van de grondslag van een katholieke of protestants-christelijke school en besluiten aan de gemeenteraad over het overdragen, of fuseren van openbare scholen, het oprichten en het omzetten van een openbare school genomen in een gezamenlijke vergadering, waarin behalve het lid van het College van Bestuur ook alle leden van de Raad van Toezicht aanwezig zijn. Besloten wordt bij gekwalificeerde meerderheid van drie vierde van de stemmen.
5. Het in het vierde lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op samenwerkingsscholen.
Artikel 12a Commissies en reglementen
1. Het bestuur kan besluiten tot de instelling en opheffing van één of meer (tijdelijke) commissies.
2. De taken en bevoegdheden van een commissie, alsmede haar samenstelling, en werkwijze, worden door het bestuur nader vastgelegd in een reglement.
3. Het bestuur is in aanvulling op de in deze statuten genoemde reglementen bevoegd één of meer reglementen vast te stellen waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.
4. Het bestuur is te allen tijde bevoegd een dergelijk reglement te wijzigen of in te trekken, met inachtneming van het in de wet bepaalde.
5. Indien de stichting een samenwerkingsschool als bedoeld in artikel 53d van de Wet op het Voortgezet Onderwijs bestuurt, is aan de school een Commissie identiteit samenwerkingsschool verbonden. Het bepaalde in artikel 3a van deze statuten regelt in afwijking van het onderhavige artikel 12a de totstandkoming en de positie van deze Identiteitscommissie.
6. Een reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
Artikel 13 Openbaarheid vergadering College van Bestuur
1. Het College van Bestuur vergadert in het openbaar. Het kan slechts met gesloten deuren vergaderen, voor zover naar zijn oordeel onderwerpen aan de orde zijn, waarvan behandeling in een openbare vergadering, bij afweging van het belang of het belang gelegen in de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, niet gerechtvaardigd is.
2. De deuren worden gesloten, indien in het College van Bestuur ten minste één van de aanwezige leden daarom verzoekt.
3. Het College van Bestuur kan over de inhoud van de stukken welke aan hun leden worden voorgelegd geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het College van Bestuur haaropheft.
Artikel 14 Boekjaar en jaarstukken van de stichting
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het College van Bestuur sluit per de laatste dag van het boekjaar de boeken van de stichting af en maakt daaruit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, een balans en een staat van baten en lasten op over het verstreken boekjaar. De omvang en opbouw van de bezoldiging van de College van Bestuursleden alsmede de hoogte van de in enig jaar aan de College van Bestuursleden en de leden van de Raad van Toezicht verstrekte vergoedingen worden opgenomen in het jaarverslag van de stichting.
3. Het College van Bestuur laat, alvorens tot de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten over te gaan, deze stukken doen onderzoeken door een door de Raad van Toezicht aan te wijzen registeraccountant.
4. Deze deskundige brengt betreffende zijn onderzoek een goedkeurende verklaring gelijktijdig uit aan het College van Bestuur en de Raad van Toezicht.
5. Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad van de gemeente waarin de door de stichting bestuurde openbare school of samenwerkingsschool is gelegen over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Dit verslag wordt bekendgemaakt en toegezonden aan de gemeente op wier grondgebied de openbare school of samenwerkingsschool van de stichting is gelegen.
Artikel 15 Statutenwijziging
1. Het College van Bestuur is, met in acht neming van artikel 16 lid 6, bevoegd te besluiten tot het wijzigen van deze statuten, met dien verstande dat als de wijziging van de statuten, voor zover die betrekking heeft op de regeling over de commissie identiteit samenwerkingsschool, slechts mogelijk is indien het College van Bestuur en deze commissie daartoe gezamenlijk besluiten.
2. Het besluit tot verlenen van toestemming voor de wijziging van de statuten wordt door de Raad van Toezicht genomen met een meerderheid
van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen.
3. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.
Artikel 16 Externe betrokkenheid bij besluitvorming van de stichting
1. Indien het besluit als bedoeld in artikel 10 lid 4 onder (g) of (h) een openbare school of een samenwerkingsschool als bedoeld in artikel 53d van de Wet op het Voortgezet Onderwijs betreft, is de voorafgaande goedkeuring vereist van de gemeentera(a)d(en) waar de betreffende school is gevestigd.
2. Ten aanzien van een besluit als bedoeld in artikel 10 lid 4 onder (b) dient het College van Bestuur vooraf overleg te plegen met de gemeenteraden van gemeenten waarin de stichting openbaar onderwijs in stand houdt.
3. Indien het besluit als bedoeld in artikel 10 lid 4 onder (e), (g) of (h) een rooms-katholieke school betreft, is de goedkeuring van het bestuur van de NKSR vereist.
4. Het College van Bestuur doet jaarlijks verslag aan de gemeenteraden van gemeenten waarin de stichting openbaar onderwijs in stand houdt over haar werkzaamheden voor zover die het openbaar onderwijs betreffen. Dit verslag wordt bekend gemaakt.
5. In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het openbaar onderwijs betreft, neemt de gemeenteraad van de gemeente waar de openbare school, dan wel de samenwerkingsschool gevestigd is, de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het openbaar onderwijs betreft. Ingeval van een samenwerkingsschool wordt de feitelijke samenwerking beëindigd op 1 augustus van het jaar na een daartoe door de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is, en het bevoegd gezag van de samenwerkingsschool gezamenlijk genomen besluit.
6. Een besluit tot statutenwijziging van de stichting behoeft:
(a) voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de NKSR voor zover de wijziging betreft artikel 1, artikel 2, artikel 3 lid 3, 7, 8, 9 en 11, artikel 6, lid 3, artikel 8 lid 3, artikel 10 lid 1 en 4 sub e, g en i, en artikel 16 lid 3
en 6;
(b) voorafgaande schriftelijke instemming van de gemeenteraden van gemeenten waarin de stichting openbaar onderwijs in stand houdt. Instemming kan slechts worden onthouden indien overheersende invloed van de overheid in het bestuur niet is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft. ;
(c) voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Raad van Toezicht.
7. Een besluit tot ontbinding van de stichting behoeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de gemeenteraden van gemeenten waarin de stichting openbaar onderwijs in stand houdt. Goedkeuring kan slechts worden onthouden indien in de regeling overheersende invloed van de overheid in het bestuur niet is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.
8. Een besluit tot ontbinding van de stichting behoeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de NKSR.
9. Overdracht, opheffing of samenvoeging van de samenwerkingsschool is slechts mogelijk na instemming van de gemeenteraad van de gemeente waar de samenwerkingsschool gevestigd is.
Artikel 17 Vrijwaring (schadevergoedingsbepaling)
1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan de leden van het college van bestuur vergoed:
(a) de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie als bestuurder;
(b) de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van een andere functie alsbestuurder of toezichthouder die zij op schriftelijk verzoek van de stichting, binnen de groep waartoe deze behoort, vervullen of hebben vervuld;
(c) eventuele schadevergoedingen die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder a. of b. vermeld handelen of nalaten; en
(d) eventuele schikkingen die zij met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de stichting treffen in verband met een hierboven als onder a. of b. vermeld handelen of nalaten.
2. De stichting zal een lid van het college van bestuur, in aanvulling op het hiervoor bepaalde, ook de over enig aan een derde te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente vergoeden, alsmede de proceskosten welke een lid van het college van bestuur is gehouden te voldoen, door autoriteiten opgelegde boetes, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan, en de met het verweer daartegen verbonden kosten van rechtsbijstand, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot het belang van de procedure.
3. De stichting zal een lid van het college van bestuur schadeloos stellen voor de redelijke en noodzakelijke kosten die verbonden zijn aan het instrueren van een externe public relations deskundige om
schade aan de reputatie van een lid van het college van bestuur door een procedure, onderzoek of aansprakelijkstelling als gedekt door deze bepaling te verminderen.
4. Mocht de stichting een lid van het college van bestuur aansprakelijk stellen ter zake van schade die de stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van het lid van het college van bestuur, dan vergoedt de stichting eveneens de redelijke kosten van het voeren van verdediging van het lid van het college van bestuur. Na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak inhoudende de aansprakelijkheid van de betrokkene jegens de stichting, is de betrokkene gehouden tot terugbetaling van het aldus door de stichting vergoede bedrag. Alvorens de stichting tot betaling overgaat kan de stichting zekerheid eisen voor het geval de betrokkene gehouden blijkt tot terugbetaling.
5. Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor in dit artikel bedoeld indien en voor zover (i) door de Nederlandse rechter bij een in kracht van gewijsde gegane uitspraak is vastgesteld dat het handelen of nalaten van de betrokkene kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, of (ii) de kosten of het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heft uitbetaald. De stichting kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.
6. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op voormalige leden van het college van bestuur, alsmede op erfgenamen en legatarissen van leden van het college van bestuur en voormalige leden van het college van bestuur. Het bepaalde in dit artikel is voorts van overeenkomstige toepassing op leden van de raad van toezicht en voormalige leden van de raad van toezicht, alsmede op erfgenamen of legatarissen van leden van de raad van toezicht en voormalige leden van de raad van toezicht.
Artikel 18 Ontbinding envereffening
1. Het College van Bestuur is, met in acht neming van het bepaalde in artikel 16 lid 8, bevoegd te besluiten tot ontbinding van de stichting.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. Bij de ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het College van Bestuur, onder toezicht van de Raad van Toezicht.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
5. Een overschot na vereffening wordt uitgekeerd zoals door de vereffenaars te bepalen, doch in ieder geval in overeenstemming met het doel van de stichting.
6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren bemsten onder de door de vereffenaars aan te wijzen persoon.
Artikel 19 Slotbepalingen