WERKBEDRIJF ARBEID VOOR ALLEN (WAVA) juli 2024
WERKBEDRIJF ARBEID VOOR ALLEN (WAVA) juli 2024
Preambule
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Altena, Drimmelen, Geertruidenberg en Oosterhout
Overwegende dat
- de Gemeenten tot doel hebben in hun rechtsgebieden de Wet sociale werkvoorziening uit te voeren en daarnaast zo doelmatig mogelijk taken en bevoegdheden op de terreinen van de gesubsidieerde arbeid en de arbeidsre-integratie, die voortvloeien uit de Participatiewet uit te voeren;
- de Gemeenten in het kader van voornoemd doel besloten hebben om met elkaar samen te werken;
- de Gemeenten sinds 21 januari 1954 samenwerken en daarom de Gemeenschappelijke Regeling Werkbedrijf Arbeid Voor Allen (WAVA) zijn aangegaan;
- GR WAVA sinds 1999 een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid heeft opgericht;
- Deze besloten Xxxxxxxxxxxx met KvK-nummer 20094680 met ingang van 1 januari 2019 de naam MidZuid heeft gekregen. Waarna uitsluitend met de naam MidZuid naar buiten gecommuniceerd zal worden;
- een wijziging van de Regeling noodzakelijk is, omdat de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 een aantal wijzigingen heeft ondergaan. Deze wijzigingen dienen uiterlijk binnen twee jaar na de wetswijziging te zijn opgenomen in de Regeling.
- het voornoemde noodzaakt tot aanpassing van de Regeling.
Gelet op
de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet sociale werkvoorziening en de Participatiewet;
1. per 1 juli 2024 de Gemeenschappelijke Regeling Werkbedrijf Arbeid Voor Xxxxx van 1 januari 2019, vastgesteld bij zijn besluit van 28 februari 2019 in te trekken;
2. per 1 juli 2024 vast te stellen de Gemeenschappelijke Regeling Werkbedrijf Arbeid Voor Xxxxx als volgt:
HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen
Artikel 1
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Regeling: Gemeenschappelijke Regeling Werkbedrijf Arbeid Voor Allen
(WAVA);
b. colleges: colleges van burgemeester en wethouders van de aan de
Regeling deelnemende gemeenten, die de Regeling tevens aangaan;
c. Gemeenten: aan de Regeling deelnemende gemeenten;
d. Gedeputeerde Staten: college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
e. Wsw: Wet sociale werkvoorziening;
f. Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen;
g. beschut werk: participatievoorziening als bedoeld in artikel 10b van de
Participatiewet;
h. adviseur: onafhankelijk lid van het dagelijks bestuur op basis van
deskundigheid;
i. directeur: de door het algemeen bestuur benoemde directeur van
WAVA, respectievelijk de directeur/bestuurder van de vennootschap als bedoeld onder k;
j. WAVA: het op artikel 8 Wgr gebaseerde rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam WAVA;
k. de B.V.: MidZuid met KvK-nummer 20094680 als bedoeld in artikel 2 lid 3 Wsw waarin de bedrijfsmatige activiteiten van WAVA zijn ondergebracht; deelneming participatie door deze B.V. in andere rechtspersonen;
l. werknemer: Wsw medewerker die een arbeidsovereenkomst heeft met WAVA;
2. Waar in de Regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘college van burgemeester en wethouders’ en ‘de burgemeester’ onderscheidenlijk gelezen: ‘WAVA’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de
HOOFDSTUK 2 Het rechtspersoonlijkheid bezittend
lichaam
Artikel 2
1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd ‘Werkbedrijf
Arbeid Voor Allen’, handelend onder de naam ‘WAVA’ dat is gevestigd te Oosterhout.
2. Het rechtsgebied van WAVA omvat het grondgebied van de Gemeenten.
HOOFDSTUK 3 Doel en taken
Artikel 3
WAVA heeft tot doel in zijn rechtsgebied de Wsw uit te voeren en daarnaast zo doelmatig mogelijk taken en bevoegdheden op het terrein van werkgeversdienstverlening, beschut werk, gesubsidieerde arbeid en arbeidsre-integratie, die voortvloeien uit de Participatiewet uit te voeren.
Artikel 4
1. In het kader van zijn doelstelling heeft WAVA en de aan hem verbonden organisaties tot taak het in dienst nemen van personen die op grond van de Wsw en de Participatiewet daarvoor in aanmerking komen, alsmede het aanbieden van passende arbeid en bevordering van re-integratie, voortvloeiend uit de Participatiewet.
2. WAVA heeft voorts als taak de uitvoering van alle overige in de Wsw aan de Gemeenten opgedragen taken.
3. Ter effectuering van deze doelen is door WAVA een B.V. opgericht. WAVA is enig aandeelhouder van de B.V.. WAVA kan separate
overeenkomsten met de B.V. en / of haar (toekomstige) deelnemingen sluiten.
4. Vaststelling van de statuten van de B.V. alsmede wijziging ervan behoeft voorafgaande goedkeuring van het algemeen bestuur van WAVA.
5. Aan WAVA is het ten behoeve van de in de leden 1 tot en met 3 genoemde taken toegestaan te besluiten tot het oprichten van en deelnemen in andere rechtspersonen. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.
6. Een taak is om een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten met de B.V., waarin de juridische structuur wordt verduidelijkt en vastgelegd. Wijziging van deze overeenkomst is mogelijk en wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.
1. Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 dragen de colleges alle ter zake van de uitvoering van de Wsw aan de colleges toekomende bevoegdheden en verplichtingen over aan WAVA.
2. Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 zullen colleges taken en budget geven in het kader van de Participatiewet. De taken hebben betrekking op werkgeversdienstverlening, participatiebanen, beschut werk en re-integratie.
3. Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 dragen de colleges een gezamenlijke verantwoording om uitvoeringstaken duurzaam vast te leggen.
Artikel 6
De Gemeenten en hun colleges zijn verplicht tot het medewerken bij het vinden en beschikbaar stellen van voldoende en geëigende werkzaamheden voor de Wsw-geïndiceerde werknemers en voor alle vanuit de Participatiewet geplaatste medewerkers.
HOOFDSTUK 4 Het bestuur
Artikel 7
Het Bestuur van WAVA bestaat uit:
a. het algemeen bestuur;
b. het dagelijks bestuur; en
c. de voorzitter.
Artikel 8 De samenstelling van het algemeen bestuur
1. Het algemeen bestuur bestaat uit tweemaal zoveel leden als het aantal Gemeenten dat aan de Regeling deelneemt. Iedere gemeente wordt door twee leden vertegenwoordigd. Elk college heeft het recht om, al dan niet tijdelijk, een plaatsvervangend lid aan te wijzen.
2. De leden van het algemeen bestuur worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twaalf weken na aanvang van de zittingsperiode van het college door die colleges uit hun midden aangewezen.
3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het moment dat de deze ophoudt wethouder te zijn van de desbetreffende gemeente
4. Indien de leden van het algemeen bestuur ophouden lid van het college te zijn houden zij van rechtswege tevens op lid van genoemd bestuur te zijn. Dat college voorziet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twaalf weken, in de vacature.
5. Van elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur geeft het college van burgemeester en wethouders dat het aangaat binnen één week kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur.
heeft aangewezen, niet meer bezit, kan door dat college als zodanig worden ontslagen. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
7. Een lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van de gemeenteraad, van de gemeente die hij vertegenwoordigt, niet meer bezit, kan door die raad overeenkomstig de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet, ontslagen worden. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
8. Het bepaalde in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel is mede van toepassing op de plaatsvervangende leden, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Artikel 9 De samenstelling van het dagelijks bestuur
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit:
a. de voorzitter, tevens voorzitter van het algemeen bestuur;
b. drie leden die door en uit het algemeen bestuur worden gekozen, zodat inclusief de voorzitter elke gemeente vertegenwoordigd is;
c. twee onafhankelijke leden door het algemeen bestuur aan te wijzen, niet zijnde lid van het algemeen bestuur of van het bestuur van de Gemeenten, zulks op grond van hun bijzondere deskundigheid op het terrein van de sociale werkgelegenheid, werkgeversdienstverlening en / of deskundigheid op het terrein van financiën en bedrijfsvoering met als doel te voorzien in de door de Gemeenten noodzakelijk geachte deskundigheid en bestuurlijke continuïteit.
2. Een lid van het dagelijks bestuur dat het vertrouwen van de algemeen bestuur niet meer bezit, kan door het algemeen bestuur als zodanig worden ontslagen. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
3. Hij, die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn met uitzondering van de in lid 1.c van dit artikel door het algemeen bestuur aangewezen leden.
4. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur ten spoedigste, doch in elk geval binnen twaalf weken een nieuw lid.
5. Onverminderd het bepaalde in lid 6 van dit artikel, blijft degene die geen lid meer is van het dagelijks bestuur, zijn functie uitoefenen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.
6. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn op de leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter inbegrepen, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10 De voorzitter en de ambtelijk secretaris
Het algemeen bestuur benoemt bij het begin van elke zittingsperiode uit zijn leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De directeur van WAVA is tevens ambtelijk secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.
bestuursorganen
Artikel 11 De bevoegdheden van het algemeen bestuur
1. Het algemeen bestuur treedt ten aanzien van WAVA in de bevoegdheden van de colleges.
2. Bij of krachtens de door het algemeen bestuur vast te stellen organisatieverordening worden regels gesteld omtrent de ambtelijke organisatie, werkwijze en mandatering.
3. Aan het algemeen bestuur behoren met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling van WAVA alle bevoegdheden, die bij deze Regeling niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.
4. Het algemeen bestuur oefent namens WAVA alle rechten van de algemene vergadering van aandeelhouders van de B.V. uit, waaronder het toezicht houden op de door de directeur van de B.V. gevoerde bedrijfsvoering, hetgeen ook geldt voor mogelijk toekomstig op te richten rechtspersonen, tenzij het vennootschappen betreft waarvoor de B.V. als houdstermaatschappij optreedt.
5. Alle bij statuten van de B.V. en mogelijk in de toekomst op te richten rechtspersonen, aan WAVA toegekende bevoegdheden worden namens WAVA uitgeoefend door het algemeen bestuur.
6. Door het algemeen bestuur wordt een reglement van orde opgesteld, waarin de wijze van stemming wordt geregeld.
7. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden, voor zover de aard ervan zich hier niet tegen verzet, bij organisatieverordening of mandaatregeling opdragen aan de directeur van WAVA.
8. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks een opdracht met betrekking tot het te voeren beleid vast in een herziene begroting die tevens toeziet op de aan WAVA gelieerde organisaties.
Artikel 12 De bevoegdheden van het dagelijks bestuur
1. Aan het dagelijks bestuur behoren:
a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;
b. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur voor zover niet opgedragen aan de directeur of de voorzitter van het dagelijks bestuur;
c. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
d. het doen van bekendmakingen;
e. het verstrekken van inlichtingen aan de besturen van de Gemeenten;
naar burgerlijk recht, alsook het schorsen en ontslaan van Wsw-werknemers.;
2. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dit bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:
a. het vaststellen en wijzigen van de begroting;
b. het vaststellen van de rekening;
c. het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;
d. het nemen van besluiten over het instellen van commissies.
3. Het dagelijks bestuur kan zijn bevoegdheden, voor zover de aard ervan zich hier niet tegen verzet, bij organisatieverordening of mandaatregeling opdragen aan de directeur van WAVA.
Artikel 13 De bevoegdheden van de voorzitter en de ambtelijk secretaris
1. Aan de voorzitter is de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur opgedragen.
2. De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. Het algemeen en dagelijks bestuur kunnen, onder eigen verantwoordelijkheid, het tekenen van bepaalde stukken, welke van het algemeen of dagelijks bestuur uitgaan, opdragen aan de directeur van WAVA.
3. De voorzitter vertegenwoordigt WAVA in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde. Indien de door de voorzitter vertegenwoordigde gemeente partij is in het geding waarbij WAVA betrokken is, wordt WAVA door de vicevoorzitter vertegenwoordigd.
4. De voorzitter, bij diens afwezigheid de vicevoorzitter, brengt namens WAVA de stem van algemene vergadering van aandeelhouders van de B.V. uit, een en ander conform het bepaalde in de door het reglement van orde gereguleerde voorvergadering.
5. De ambtelijk secretaris heeft in het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur een adviserende stem.
Artikel 14 Interne inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht lid dagelijks bestuur
1. Het Dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het Dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Het Dagelijks bestuur geeft het Algemeen bestuur alle inlichtingen die het Algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
3. Het Algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen bestuur. Daarbij kan het Algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzagelegging kan worden
voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 15 Externe inlichtingen- en verantwoordingsplicht
1. Het Algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter geven aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen, waaronder periodieke beleidsrapportages, die voor een juiste beoordeling van het door het Algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.
2. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van dat college of schriftelijk verstrekt.
3. Inlichtingen worden schriftelijk verstrekt. Het Algemeen bestuur stelt nadere regels over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.
4. Een lid van het Algemeen bestuur geeft aan het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door het college, of één of meer leden daarvan, worden gevraagd.
5. Een lid van het Algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het Algemeen bestuur gevoerde beleid.
Artikel 16
Besluiten van het Algemeen Bestuur worden niet aan zienswijzen van de raden van de gemeenten onderworpen, tenzij de Wgr of deze regeling dat expliciet voorschrijft dan wel wanneer het Algemeen Bestuur beslist dat de raden een zienswijze voorafgaande aan het nemen van een besluit naar voren mogen brengen.
Artikel 17
Burgerparticipatie vindt plaats via inspraak in cliëntenraden sociaal domein bij de deelnemende gemeenten. Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen daarnaast via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
HOOFDSTUK 6 De werkwijze van de bestuursorganen
Artikel 18 De werkwijze van het algemeen bestuur
1. Het algemeen bestuur vergadert separaat van het dagelijks bestuur zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste één lid van het
verzoekt.
2. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis.
3. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de notulen het vereiste quorum van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
4. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19
1. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar.
a. De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter het nodig oordeelt;
b. Artikel 25 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
c. Het Algemeen Bestuur kan conform artikel 23 Wgr geheimhouding opleggen, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1. van de Wet open overheid, over het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen Bestuur worden overgelegd. Die geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen in acht genomen, totdat het Algemeen Bestuur haar opheft.
2. In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd noch een besluit genomen over:
a. het vaststellen of wijzigen van de begroting;
b. het voorlopig vaststellen van de rekening;
c. het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen.
Artikel 20
Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één stem. De stemming in het algemeen bestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één van de leden verzoekt om schriftelijke stemming.
Artikel 21 De werkwijze van het dagelijks bestuur
1. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of één van de leden dit nodig oordeelt in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.
2. De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29, 30 en 56 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
stem. De stemming in het dagelijks bestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één van de leden verzoekt om schriftelijke stemming.
4. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.
Artikel 22
De onafhankelijke leden van het dagelijks bestuur ex artikel 9.1.c van deze Regeling kunnen een tegemoetkoming in de kosten genieten. Het algemeen bestuur stelt de bedragen van deze tegemoetkoming en vergoeding vast, analoog aan de wettelijke regelingen hieromtrent.
Artikel 23 Adviseurs
Tot de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen adviseurs worden toegelaten.
HOOFDSTUK 7 De directeur
Artikel 24
1. Aan het hoofd van WAVA staat de directeur die belast is met de dagelijkse leiding en het beheer van WAVA;
a. Het algemeen bestuur benoemt de directeur van WAVA. Het algemeen bestuur kan de directeur van WAVA met inachtneming van het in de wet bepaalde ontslaan en schorsen;
b. De directeur van WAVA is qualitate qua aangesteld als statutair directeur van de B.V.. Verlies van de hoedanigheid van directeur van WAVA leidt tot beëindiging van de aanstelling als statutair directeur van de B.V., tenzij door de aandeelhouder(s) van de B.V. anders besloten wordt. De statutair directeur van de B.V. kan ook op andere gronden ontslagen worden door de aandeelhouder(s) van de B.V.
2. De directeur woont, voor zover het algemeen bestuur respectievelijk het dagelijks bestuur niet anders beslist, de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bij. Hij heeft daarin een adviserende stem. Het dagelijks bestuur kan een vervanger van de directeur als ambtelijk secretaris aanwijzen.
3. De directeur kan in zijn werkzaamheden worden bijgestaan door één of meer nader aan te wijzen medewerkers van het bedrijf.
4. De directeur is ambtelijk secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. De artikelen 102 tot en met 104 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.
de op te dragen bevoegdheden nader geregeld.
HOOFDSTUK 8 De rechtspositieregeling Wsw
Artikel 25
Op Wsw medewerkers is de CAO Wsw van toepassing evenals de personeelsgids van MidZuid.
HOOFDSTUK 9 Financiële bepalingen
Artikel 26 Financieel beheer
1. De geldmiddelen van WAVA worden zelfstandig beheerd.
2. Het algemeen bestuur stelt bij of krachtens de financiële verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet nadere regels ten aanzien van de financiële administratie en het geldverkeer.
3. Ten aanzien van de controles op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212, 213, 213a, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27 Boekjaar
Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 28 De begroting
1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de Gemeenten.
2. De raden van de Gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.
3. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4. De begroting wordt vastgesteld en binnen veertien dagen na de vaststelling door het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten gezonden.
5. Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de Gemeenten die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
6. Het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.
overschrijvingen betreft. Het maximum bedrag hiervoor wordt door het algemeen bestuur bij afzonderlijke verordening vastgesteld. Het dagelijks bestuur zendt deze besluiten ter kennisneming aan het algemeen bestuur en de raden van de Gemeenten. Het bepaalde in lid 5 is op deze besluiten niet van toepassing.
8. Indien Gemeenten ook andere taken dan de Wsw-taak aan WAVA opdragen, kan het algemeen bestuur besluiten om het financiële resultaat van die taken apart weer te geven in de begroting.
Artikel 29
Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende Gemeenten.
Artikel 30 Gemeentelijke bijdrage
1. Iedere deelnemende gemeente is verplicht jaarlijks de voor dat boekjaar in de begroting genoemde bijdrage ter uitvoering van de Wsw-taak te verlenen.
2. De bijdrage is opgebouwd uit twee componenten, namelijk een vaste component ter dekking van vaste lasten en een variabele component ter dekking van de uitvoering van taken en doelstellingen van WAVA ten behoeve van de Gemeenten.
3. De vaste component wordt volgens een vaste verdeelsleutel, welke door het algemeen bestuur op basis van historische gegevens is vastgesteld, over de Gemeenten verrekend, ongeacht of een individuele gemeente in het bewuste boekjaar meer of minder gebruik zal maken van WAVA als uitvoeringsbedrijf.
4. De variabele component wordt jaarlijks, na afloop van het boekjaar, naar rato van het aantal geplaatste Wsw-werknemers van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, vastgesteld volgens de bij de begroting gehanteerde systematiek.
5. De Gemeenten betalen bij wijze van voorschot elk kwartaal 1/4 deel van de in de leden 1,2,3 en 4 genoemde bijdragen, zoals deze geprognosticeerd zijn in de begroting voor dat boekjaar. Jaarlijks worden bij vaststelling van de jaarstukken de definitieve bijdragen vastgesteld en verrekend met Gemeenten.
6. Indien het algemeen bestuur, conform artikel 28 lid 8 van deze Regeling, tot een gescheiden financieel resultaat heeft besloten ten aanzien van andere taken dan de Wsw-taak, wordt dit financieel resultaat van die andere taken buiten beschouwing gelaten bij de berekening van de gemeentelijke bijdrage conform dit artikel, en zal het algemeen bestuur besluiten op welke wijze dat gescheiden financieel resultaat verrekend zal worden met de gemeenten die bij hebben gedragen aan de totstandkoming van dat resultaat.
7. Wanneer niet-deelnemende partijen gebruik wensen te maken van de diensten van WAVA wordt met deze partijen een afzonderlijk contract afgesloten, waarbij de kosten van deze diensten aan deze partijen worden doorberekend.
1. Het dagelijks bestuur doet uiterlijk 1 mei aan het algemeen bestuur verantwoording over het afgelopen jaar in aansluiting op de posten van de begroting, onder overlegging van de door de directeur opgestelde jaarrekening, de daarbij behorende bescheiden en een rekening van de door de Gemeenten te betalen bedragen. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de op grond van artikel 32 aangewezen accountant.
2. In de jaarrekening wordt de, door elke afzonderlijke gemeente, over het desbetreffende jaar, werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.
3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening, inclusief de bestemming van het resultaat, uiterlijk twee werkdagen vóór 15 juli vast.
4. Indien het algemeen bestuur, conform artikel 28 lid 8 van deze Regeling, tot een gescheiden financieel resultaat heeft besloten ten aanzien van andere taken dan de Wsw-taak, wordt dit financieel resultaat verrekend met de gemeenten die bij hebben gedragen aan de totstandkoming van dat resultaat.
5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de Gemeenten en Gedeputeerde Staten.
6. Het besluit van het algemeen bestuur houdende vaststelling van de rekening strekt, voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft, het dagelijks bestuur en het rekeningplichtig personeel van WAVA tot ontlasting, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.
7. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 30 bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de in het derde lid bedoelde vaststelling van de jaarrekening.
Artikel 32 Controle
1. De controle op de administratie en het beheer van de vermogenswaarde van WAVA wordt opgedragen aan een door het algemeen bestuur aan te wijzen accountant. Deze controle dient onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.
2. Gedeputeerde Staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar de wijze waarop de administratie en het beheer, bedoeld in het eerste lid worden gevoerd.
Artikel 33 Geldmiddelen
De Gemeenten waarborgen jegens derden de voldoening van rente, aflossing en kosten van door WAVA te sluiten vaste geldleningen alsmede van gelden die WAVA in rekening-courant of bij wijze van geldlening zal opnemen, naar evenredigheid van het aantal geplaatste Wsw-
gesloten.
HOOFDSTUK 10 Archief
Artikel 34
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van WAVA overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen Regeling, hierbij uitgaande van Archiefwet 1995, artikel 40.
2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden.
3. De archiefbescheiden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995 worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats aangewezen bij aanwijzingsbesluit van de archivaris.
4. De beheerder van de archiefbewaarplaats, de archivaris, oefent toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van WAVA, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
HOOFDSTUK 11 Toetreding, uittreding, wijziging,
opheffing
Artikel 35
1. De toetreding van een gemeente tot de Regeling behoeft de instemming van het algemeen bestuur.
2. Aan de toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.
3. Van elk bericht van toetreding van een gemeente wordt kennis gegeven aan de Gemeenten en Gedeputeerde Staten.
Artikel 36
1. Een college kan geheel of gedeeltelijk uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college en na verkregen toestemming van de betreffende raad. Onder gedeeltelijk uittreden wordt verstaan het vanaf een bepaalde datum niet langer afnemen van diensten van c.q. niet langer delegeren van tot dan toe gedelegeerde taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling.
2. In het geval diensten, taken en bevoegdheden door alle colleges die de betreffende diensten, taken en bevoegdheden afnemen hebben gedelegeerd met ingang van dezelfde datum niet langer worden afgenomen c.q. niet langer worden gedelegeerd, stellen de colleges met elkaar een plan op waarin alle aspecten en gevolgen daarvan
3. Een college zendt het besluit tot uittreding aan het Algemeen Bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het Algemeen Bestuur het besluit heeft ontvangen.
4. Tenzij het Algemeen Bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de (gedeeltelijke) uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het derde kalenderjaar volgend op de datum van de in het tweede lid bedoelde ontvangstdatum.
5. Het Dagelijks Bestuur zendt een besluit tot (gedeeltelijke) uittreding van een college aan de colleges van de overige Gemeenten.
6. De colleges van de overige Gemeenten kunnen gedurende een periode van 3 maanden na de toezending als bedoeld in het vorige lid een zienswijze toezenden aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur betrekt de zienswijzen bij het opstellen van het uittredingsplan.
Artikel 37
1. Het Algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding voor zowel de regeling zelf als ook voor de onderliggende entiteiten.
2. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële -, juridische -, personele - en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.
3. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.
4. De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, een reëel aandeel in het vermogen van andere entiteiten bedoeld in artikel 4 en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 40, lid 1.
5. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door de Regeling en onderliggende entiteiten die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.
6. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door de Regeling en onderliggende entiteiten die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
7. De Regeling brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 40, lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.
8. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.
9. De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op: a. Relevante regelgeving; b. Relevante jurisprudentie; c. Feiten en omstandigheden die bekend
opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
10. De Regeling alsmede de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
11. Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het vierde lid wordt een risico-opslag van tien procent toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen.
12. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.
Artikel 38
1. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het Algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het Algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het Algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het Uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.
2. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige en overige ingeschakelde deskundigen vallen onder de frictiekosten als bedoeld in artikel 37, lid 5.
3. Het Algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het Algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het Algemeen bestuur.
Artikel 39
1. Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 37, derde lid en op de jaarrekening van de Regeling over het meest recent verstreken begrotingsjaar.
2. Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 37, derde lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het Algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het Algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.
Artikel 40
1. De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van de Regeling en onderliggende entiteiten die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van de Regeling en onderliggende entiteiten die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.
Artikel 41
1. De Regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Wijziging of opheffing van de Regeling vindt plaats indien de colleges van tenminste twee derde van de Gemeenten daartoe besluiten. Wgr artikel 1 lid 2-3 zijn hierop van toepassing.
3. In geval van opheffing van de Regeling stelt het algemeen bestuur een Regeling vast met betrekking tot de gevolgen van de opheffing.
4. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen overeenkomstig artikel 4, lid 1, Archiefwet 1995.
5. Zo nodig blijven de bestuursorganen functioneren tot de liquidatie voltooid is.
6. Van elk besluit tot opheffing of tot wijziging van deze Regeling wordt terstond bericht gezonden aan de Gemeenten en Gedeputeerde Staten.
HOOFDSTUK 12 Overgangsbepaling
Artikel 42
[vervallen]
Artikel 43
1. De Regeling wordt niet periodiek geëvalueerd.
2. Een verzoek tot evaluatie kan ten alle tijden worden ingediend en een evaluatie zal op aanvraag plaats kunnen vinden.
Artikel 44
1. De Regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024 en kan worden aangehaald onder de titel ‘Gemeenschappelijke Regeling WAVA 2024’, doch niet eerder dan deze bekend is gemaakt als bedoeld in artikel 26 Wgr.
2. Het gemeentebestuur van de gemeente Oosterhout is aangewezen als het gemeentebestuur bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
3. Het dagelijks bestuur voegt in het register, als bedoeld in artikel 136, eerste lid, Wgr, de gegevens toe als bedoeld in artikel 136, tweede lid, Wgr.
4. In alle gevallen waarin deze Regeling niet voorziet beslist het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 14 Ondertekening
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Altena:
De burgemeester, secretaris,
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Drimmelen:
De burgemeester, secretaris,
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Geertruidenberg: De burgemeester, secretaris,
De burgemeester, secretaris,