ARTIKEL 1
STATUTEN Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonproductenindustrie
ARTIKEL 1
Definities
In deze statuten en in de pensioenreglementen wordt verstaan onder:
a. het fonds:
de in artikel 2 genoemde stichting;
b. de wet:
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628);
c. de betonproductenindustrie:
het uitsluitend of in hoofdzaak, elders dan op bouwwerken, vervaardigen van betonproducten hetzij voor derden, hetzij voor een onderdeel van de eigen onderneming waarin een ander bedrijf wordt uitgeoefend;
d. betonproducten:
al dan niet bewerkte producten vervaardigd uit een bindmiddel (hydraulische kalk of kalk en tras of cement) met zand en/of steenstukken, grind of andere stoffen van anorganische aard of organische aard een mortel gevend, welke door toevoeging van water versteent;
e. met betonproducten vergelijkbare producten:
met betonproducten vergelijkbare producten zoals producten waarbij bij de vervaardiging in plaats van cement en water kunsthars wordt toegevoegd en in plaats van anorganisch materiaal organisch materiaal;
f. de werkgever:
1. de in artikel 4, sub a., bedoelde werkgever, die in een onderneming of een onderdeel van een onderneming de betonproductenindustrie uitoefent;
2. de in artikel 4, sub b., bedoelde werkgever, die in een onderneming of een onderdeel van een onderneming uitsluitend of in hoofdzaak, elders dan op bouwwerken, met betonproducten vergelijkbare producten vervaardigt of in ondernemingen alsmede onderdelen van ondernemingen werkzaamheden verricht, die in relatie staan tot het fabrieksmatig vervaardigen van betonproducten.
g. de werknemer:
xxxxxx, die in dienst is van een werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst.
h. de accountant:
degene als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, artikel 2:393, eerste lid.
i. de Toezichthouder:
de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet.
j. ontstentenis:
Hiervan is sprake als een bestuurslid/lid van de raad van toezicht niet langer in functie is, bijvoorbeeld door overlijden of door ontslag.
k. belet:
i. schorsing;
ii. ziekte;
iii. onbereikbaarheid;
iv. tegenstrijdig belang.
In gevallen bedoeld onder sub ii en sub iii zonder dat gedurende een termijn van tien (10) dagen de
mogelijkheid van contact tussen het betreffende bestuurslid en het fonds heeft bestaan, tenzij de raad van toezicht in een voorkomend geval een andere termijn voorstelt.
l. beletfunctionaris:
De persoon die conform het reglement belet en ontstentenis tijdelijk bestuurstaken of toezichtstaken kan waarnemen.
ARTIKEL 2
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonproductenindustrie.
2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.
ARTIKEL 3
Doel en middelen; werkingssfeer
1. Het fonds heeft ten doel om overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en pensioenreglementen van het fonds werknemers en gewezen werknemers en hun eventuele nagelaten betrekkingen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. overeenkomstig de bij reglement te stellen regels uitkeringen toe te kennen;
b. volgens door het bestuur nader te stellen regels aangesloten werkgevers en deelnemers de mogelijkheid te bieden tot het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot een aanvulling op de pensioenaanspraken die volgen uit de pensioenreglementen en voor zover dit mogelijk is op grond van de geldende wetgeving; en
c. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. De geldmiddelen van het fonds ter uitvoering van het in het vorige lid gestelde bestaan uit:
a. betaalde premies en aanvullende bijdragen;
b. inkomsten uit beleggingen;
c. overige baten.
4. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 6 van de Pensioenwet.
Het bestuur van het fonds legt de nota en iedere wijziging daarvan binnen twee (2) weken na de totstandkoming van die wijziging over aan de Toezichthouder.
5. Zodra het fonds verplichtingen heeft ten aanzien waarvan geen herverzekering, overdracht of onderbrenging als bedoeld in artikel 149 van de Pensioenwet plaats heeft gevonden, doet het bestuur van het fonds daarvan onverwijld mededeling aan de Toezichthouder. Het bestuur legt de in verband daarmee aangebrachte wijziging van de actuariële en bedrijfstechnische nota binnen twee
(2) weken na de totstandkoming van die wijziging over aan de Toezichthouder.
6. De werkingssfeer van het fonds strekt zich uit tot de aangesloten werkgevers als bedoeld in artikel 4.
ARTIKEL 4
Aangesloten werkgevers en vrijwillge aansluiting
1. Aangesloten werkgever is de werkgever die:
a. onder de verplichtstelling krachtens artikel 2 van de wet valt, of
b. met inachtneming van de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 4A op een daartoe strekkend verzoek ten behoeve van zijn werknemers door het bestuur als zodanig is aanvaard.
2. Vrijwillige aansluiting is slechts mogelijk indien:
a. de loonontwikkeling bij deze werkgever ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 4, sub a; en/of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een werkgever als bedoeld in artikel 4, sub a; en/of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
3. De vrijwillige aansluiting wordt neergelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de vrijwillig aan te sluiten werkgever. Het fonds bepaalt bij aanvang, verlenging van de vrijwillige aansluiting en tussentijdse beëindiging door de werkgever of er sprake is van een verzekeringstechnisch nadeel. Het fonds is bevoegd in deze overeenkomst nadere voorwaarden te stellen.
ARTIKEL 5
Deelnemers
1. Deelnemer is:
a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet;
b. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het bestuur na aanmelding door de werkgever als deelnemer is toegelaten;
c. degene, die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deelneming individueel voortzet.
2. De toelating van een deelnemer, als bedoeld in het vorige lid onder b, is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt.
3. Voortzetting van de deelneming, als bedoeld in het eerste lid onder c, geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens de pensioenreglementen.
4. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen, indien en zolang de premie volgens de bepalingen van de pensioenreglementen in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan.
ARTIKEL 6
Aanmelding
De aangesloten werkgever is gehouden de in zijn dienst zijnde werknemers, die verplicht zijn tot deelneming, op een door het bestuur bepaalde wijze als deelnemers bij het fonds aan te melden, zodra de verplichting tot deelneming ontstaat.
ARTIKEL 7
Beleggingen
Het fonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person regel en is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden;
b. het totaal van beleggingen in de ondernemingen van aangesloten werkgevers wordt beperkt tot ten hoogste vijf procent (5%) van de portefeuille als geheel en ingeval de onderneming tot een groep behoort, wordt het totaal van beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als een onderneming van een aangesloten werkgever behoren, beperkt tot ten hoogste tien procent (10%) van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het fonds premies betaalt, geschieden beleggingen in deze ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie;
c. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
ARTIKEL 8
Bestuur
1. Het fonds heeft een paritair plus bestuur. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. 1. Het bestuur bestaat voor een periode tot uiterlijk een half jaar na de datum waarop de pensioenregeling van het fonds wordt uitgevoerd op grond van het nieuwe pensioencontract, uit maximaal tien (10) leden. De leden van het bestuur worden, na het horen van de raad van toezicht, benoemd door het bestuur, van wie:
a. vier (4) leden op voordracht van de Bond van Fabrikanten van Betonproducten in Nederland (BFBN), gevestigd te Woerden;
b. één (1) lid op voordracht van CNV Xxxxxxxxx.xx, gevestigd te Utrecht;
c. één (1) lid op voordracht van Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), gevestigd te Utrecht;
d. één (1) lid op gezamenlijke voordracht vanuit CNV Vakmensen en FNV.
e. één (1) lid namens pensioengerechtigden (met inachtneming van de verkiezingsprocedure). Het bestuur legt de verkiezingsprocedure vast in een verkiezingsreglement;
f . twee (2) leden, die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het fonds, waarbij:
- één (1) van deze leden in ieder geval beschikt over deskundigheid op het kennisgebied vermogensbeheer en balansmanagement; en
- het andere lid in ieder geval beschikt over deskundigheid op het kennisgebied (integraal) risicomanagement.
2. Na het half jaar na de datum waarop de pensioenregeling van het fonds wordt uitgevoerd bestaat het bestuur uit maximaal acht (8) leden. De acht (8) leden worden, na het horen van de raad van toezicht, benoemd door het bestuur, van wie:
a. drie (3) leden op voordracht van de Bond van Fabrikanten van Betonproducten in Nederland (BFBN), gevestigd te Woerden;
b. één (1) lid op voordracht van CNV Xxxxxxxxx.xx, gevestigd te Utrecht;
c. één (1) lid op voordracht van Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), gevestigd te Utrecht;
d. één (1) lid namens pensioengerechtigden (met inachtneming van de verkiezingsprocedure). Het bestuur legt de verkiezingsprocedure vast in een verkiezingsreglement;
e. twee (2) leden, die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het fonds, waarbij:
- één (1) van deze leden in ieder geval beschikt over deskundigheid op het kennisgebied vermogensbeheer en balansmanagement; en
- het andere lid in ieder geval beschikt over deskundigheid op het kennisgebied (integraal) risicomanagement.
De werknemersverenigingen als bedoeld onder b, en c kunnen in onderling overleg afwijken van het hiervoor genoemde aantal voordrachten per werknemersvereniging.
De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Voordracht en benoeming vinden plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste geschiktheid en het benodigde
tijdsbeslag vastgelegd. Voorgenomen benoeming vindt niet plaats indien het bestuur van oordeel is dat de voorgedragen persoon niet voldoet aan het functieprofiel. Het bestuur legt de overwegingen vast, waarom een voorgedragen persoon al dan niet wordt benoemd. Het vorengaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid. Het bestuur legt iedere voorgenomen benoeming voor aan de raad van toezicht.
3. De werkgeversbestuursleden en de werknemersbestuursleden en het pensioengerechtigdenbestuurslid tezamen kiezen uit hun midden een voorzitter van het bestuur en een secretaris van het bestuur. De voorzitter en secretaris vormen samen het dagelijks bestuur. Jaarlijks evalueert het bestuur het functioneren van de gekozen voorzitter en secretaris.
4. De benoeming van een bestuurslid geschiedt voor een tijdvak van ten hoogste vier (4) jaar. Een aftredend bestuurslid is terstond voor twee (2) keer herbenoembaar, tenzij het bestuur met reden omkleed anders besluit. De bestuursleden treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster.
5. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur door:
a. bedanken;
b. overlijden;
c. een daartoe met reden omkleed strekkend besluit van de organisatie, welke het lid heeft voorgedragen.
d. door ondercuratelestelling, faillissement of surseance van betaling;
e. door ontslag door de Rechtbank als bedoeld in artikel 2:298 lid 1 Burgerlijk Wetboek;
f. door ontslag als bedoeld in lid 8 van dit artikel. Een bestuurslid wordt ontslagen na het horen van de raad van toezicht over de procedure.
6. Ingeval van een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan:
a. door de vereniging die, gelet op het bepaalde in lid 2 van dit artikel, daarvoor in aanmerking komt, een opvolger voorgedragen op basis van het door het bestuur verstrekte functieprofiel; of
b. indien de vacature betrekking heeft op een bestuurslid dat namens pensioengerechtigden is benoemd, voorzien op basis van de uitslag van de laatst gehouden verkiezing voor vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur. Als op deze wijze niet in de vacature kan worden voorzien, gaat het bestuur over tot het houden van een verkiezing; of
c. indien de vacature betrekking heeft op één (1) van de bestuursleden die niet een directe vertegenwoordiger is van de belanghebbenden bij het fonds, voorzien door het bestuur.
Bij vervulling van een tussentijdse vacature heeft het nieuwe lid zitting voor een nieuwe vierjaarlijkse periode, en is na afloop van die termijn opnieuw benoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.
7. Het bestuur kan - ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert en na het horen van de raad van toezicht - de voordragende partij vragen een ander bestuurslid voor te dragen, mits het besluit hiertoe met twee derde (2/3) meerderheid, zoals beschreven in lid 9, wordt genomen.
8. Met in achtneming van het bepaalde in lid 9 van dit artikel, kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst of ontslagen, indien het desbetreffende bestuurslid:
a. naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap.
e. zich naar het oordeel van het bestuur niet houdt aan de richtlijnen van de gedragscode.
Een bestuursbesluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht. Het bestuur informeert de vereniging, die het betreffende lid heeft voorgedragen, daarover.
De raad van toezicht kan het bestuur wegens disfunctioneren schorsen. Het bepaalde in lid 10 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.
9. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd in de gevallen als genoemd in het vorige lid, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden.
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 6, dient een besluit tot schorsing te worden genomen via een schriftelijke stemming met gekwalificeerde meerderheid van twee derde (2/3) in een rechtsgeldige vergadering met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens schorsing wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten.
Een schorsing die niet wordt gevolgd binnen drie (3) maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of tot ontslag eindigt door het verloop van die termijn.
10. De raad van toezicht kan het bestuur wegens disfunctioneren ontslaan. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake als het bestuur een besluit heeft genomen zonder de benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de belanghebbenden of voortvloeit uit een aanwijzing van de Toezichthouder, een last onder dwangsom of een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht maakt slechts van de bevoegdheid om het bestuur te ontslaan gebruik nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het disfunctioneren ongedaan te maken.
11. In geval van zodanige ontstentenis of belet van een bestuurslid of het bestuur dat de bestuurbaarheid van het fonds als zodanig in het gedrang komt, is de raad van toezicht bevoegd het bestuur tijdelijk aan één (1) of meer natuurlijke personen, al dan niet uit zijn midden, op te dragen. Xxxxxxx het bestuur tijdelijk aan een lid van de raad van toezicht wordt opgedragen, zal dit lid zijn werkzaamheden als lid van de raad van toezicht opschorten zolang hij/zij in de hoedanigheid van beletfunctionaris bestuurswerkzaamheden verricht.
12. Bij belet of ontstentenis van alle de bestuursleden, treft de raad van toezicht de benodigde voorzieningen zodat zo spoedig mogelijk in nieuwe bestuursleden wordt voorzien, waarbij de raad van toezicht onverminderd alle bepalingen van deze statuten in acht neemt. Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 en 2 worden de eerste twee nieuwe bestuursleden benoemd door de raad van toezicht. De overige nieuwe bestuursleden zullen, in de in dit lid benoemde situatie, benoemd worden door het bestuur.
13. Bij ontstentenis van alle leden van de raad van toezicht, zal het bestuur een nieuwe raad van toezicht benoemen.
ARTIKEL 9
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste vier (4) leden zulks wenselijk achten, doch ten minste zes (6) maal per jaar. Vergaderingen kunnen, ter beoordeling van de voorzitter en/of secretaris, ook rechtsgeldig online of telefonisch worden gehouden. Indien tenminste vier (4) leden een fysieke vergadering wenselijk achten, wordt een vergadering die telefonisch of online was georganiseerd alsnog als fysieke vergadering belegd.
2. De voorzitter heeft de leiding van alle vergaderingen van het bestuur. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter leidt de secretaris de vergadering. Bij ontstentenis of belet van beiden voorzien de in de vergadering aanwezige werkgeversbestuursleden, werknemersbestuursleden en het pensioengerechtigdenbestuurslid in de leiding van de vergadering.
3. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten of de pensioenreglementen daaromtrent anders bepalen, slechts genomen worden in een (fysieke, telefonische en/of online) vergadering, waarin ten minste zes (6) bestuursleden aanwezig zijn. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen fysieke of online aanwezigheid.
4. In geval van belet of ontstentenis, kunnen geldige bestuursbesluiten worden genomen bij een minimum aanwezigheid van vijf (5) bestuurders, waarbij (eventueel door de beletfunctionaris) de werknemers- en werkgeversgeleding zijn vertegenwoordigd.
5. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, maar niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen besluit kon worden genomen, besluiten worden genomen ongeacht het aantal aanwezige leden, mits met ten minste twee derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen.
6. Indien de voorzitter en de secretaris dit wenselijk achten, kunnen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden besluiten schriftelijk en/of elektronisch van het bestuur worden gevraagd. Het besluit dient echter te worden genomen in een (fysieke, telefonische en/of online) vergadering van het bestuur, indien door één (1) of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de voorzitter gestelde termijn bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke en/of elektronische voorlegging of het voorgelegde ontwerpbesluit.
7. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De leden van het bestuur hebben ieder één (1) stem. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.
8. Xxxxxxxx over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Xxxxxxxx over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.
9. Bij staking van stemmen over zaken of personen wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel over zaken geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot.
ARTIKEL 10
Oproep voor de vergaderingen van het bestuur
1. De convocatie voor vergaderingen van het bestuur geschiedt in opdracht van de voorzitter en, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste zeven (7) dagen. In afwijking hiervan dient de convocatie van een tweede vergadering, als bedoeld in artikel 9 lid 4 en artikel 28 lid 2, te geschieden op een termijn van ten minste drie (3) dagen. De convocatie voor vergaderingen van het bestuur die op verzoek van de leden worden bijeengeroepen geschiedt schriftelijk in opdracht van deze leden en op een termijn van ten minste zeven (7) dagen.
2. De convocatiebrieven vermelden, behalve het tijdstip en de plaats van de vergadering, de te behandelen onderwerpen en bevatten als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en onderwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld.
3. In de vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn.
4. Het bestuur legt de vergoedingsregeling voor de leden van het bestuur vast. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel.
ARTIKEL 11
Dagelijks beleid, deskundigheid bestuur
1. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door het bestuur.
2. De geschiktheid van het bestuur van het fonds dient naar het oordeel van de Toezichthouder voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden.
3. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet de Toezichthouder naar aanleiding van een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden tot het oordeel is gekomen dat de betrouwbaarheid niet meer buiten twijfel staat. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds de Toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
4. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
5. Het bestuur van het fonds brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan de Toezichthouder.
6. Een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt niet doorgevoerd indien de Toezichthouder binnen zes (6) weken na ontvangst van de melding, of, indien de Toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes (6) weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
7. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het derde lid, stelt het bestuur van het fonds de Toezichthouder daarvan schriftelijk in kennis.
ARTIKEL 12
Bestuursbevoegdheden
1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en de pensioenreglementen.
2. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
3. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk het fonds in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris xxxxxx in zijn plaats een van de andere werkgeversbestuursleden, werknemersbestuursleden of het pensioengerechtigdenbestuurslid op.
4. De leden van het bestuur zijn verplicht geheim te houden hetgeen uit hoofde van hun functie als geheim te hunner kennis is gekomen.
5. Het bestuur kan bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de administrateur of aan een of meer door het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies.
De gemandateerde is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur.
6. Ieder van de bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering van het bestuur door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste een vierde (1/4) van de bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
Indien de meerderheid van de bestuursleden van mening is dat de kosten en/of de omvang van de inschakeling van de deskundige niet in een redelijke verhouding staan ten opzichte van het doel daarvan, kan het bestuur besluiten de vergoeding van de desbetreffende kosten te begrenzen op een niveau dat passend wordt geacht voor het doel.
7. Bestuur legt de taken en verantwoordelijkheden van het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies vast in een huishoudelijk reglement.
ARTIKEL 13
Commissies
1. Door het bestuur zijn ter ondersteuning van het bestuur de volgende commissies ingesteld:
a. Beleggingsadviescommissie (BAC);
b. Pensioen- en communicatiecommissie;
c. Integraal risico management commissie (IRM-commissie);
d. Jaarwerkcommissie.
2. Het bestuur kan naast de in het eerste lid genoemde commissies nog andere commissies of werkgroepen instellen. Deze beschrijving ligt vast in het huishoudelijk reglement commissies.
3. Voor zover de samenstelling en taak van een commissies niet is opgenomen in deze statuten, wordt deze beschreven in een door het bestuur vast te stellen reglement voor die commissie.
4. Het bestuur kan besluiten dat in een commissie externe deskundigen zitting zullen hebben.
ARTIKEL 14
Samenstelling en taken Beleggingsadviescommissie
1. Het bestuurslid genoemd onder artikel 8 lid 2 sub e, dat beschikt over een geschiktheidsniveau conform bestuurdersprofiel ten aanzien van vermogensbeheer en balansmanagement, treedt op als voorzitter van de commissie.
2. De verdere samenstelling van de commissie wordt bepaald door het bestuur.
3. De commissie heeft als taak het bestuur te adviseren ten aanzien van het vermogensbeheer en balansmanagement in de ruimste zin van het woord. Hieronder valt, binnen het taakgebied van de commissie, in ieder geval het voorbereiden van het beleid en de eventuele actualisering daarvan alsmede de voorbereiding voor de selectie, de monitoring en evaluatie van de bij deze commissie relevante uitbestedingspartijen. Zaken ter besluitvorming worden met het advies van de commissie, rekening houdend met de opinie van de risicobeheerfunctie, voorgelegd aan het bestuur.
ARTIKEL 15
Samenstelling en taken Pensioen- en Communicatiecommissie
1. Een van de bestuursleden, als zodanig aangewezen door het bestuur, treedt op als voorzitter van de commissie.
2. De verdere samenstelling van de commissie wordt bepaald door het bestuur.
3. De commissie heeft als taak het bestuur te adviseren ten aanzien van wijzigingen in de (vastlegging en uitvoering) van de pensioenregeling in de ruimste zin van het woord.
Hieronder valt, binnen het taakgebied van de commissie, in ieder geval het voorbereiden van het beleid en de eventuele actualisering daarvan alsmede de voorbereiding voor de selectie, de monitoring en evaluatie van de bij deze commissie relevante uitbestedingspartijen. Zaken ter besluitvorming worden met het advies van de commissie, rekening houdend met de opinie van de risicobeheerfunctie, voorgelegd aan het bestuur.
De commissie heeft voorts als taak het bestuur te adviseren en in overeenstemming met een verstrekt mandaat te besluiten over communicatie-uitingen ten aanzien van het fonds en de (inhoud en uitvoering) van de pensioenregeling van het fonds.
ARTIKEL 16
Samenstelling en taken Commissie Integraal Risicomanagement
1. Het bestuurslid genoemd onder artikel 8 lid 2 sub e, dat beschikt over een geschiktheidsniveau conform bestuurdersprofiel ten aanzien van (integraal) risicomanagement, treedt op als voorzitter van de commissie.
2. De verdere samenstelling van de commissie wordt bepaald door het bestuur.
3. De commissie heeft als taak het bestuur te adviseren ten aanzien van alle aspecten met betrekking tot (integraal) risicomanagement waaronder de inrichting en werking van het integraal risicomanagement in overeenstemming met de door het bestuur vastgestelde uitgangspunten en het door het bestuur vastgestelde beleid.
Hieronder valt, binnen het taakgebied van de commissie, in ieder geval het voorbereiden van het beleid en de eventuele actualisering daarvan alsmede de voorbereiding voor de selectie, de monitoring en evaluatie van de bij deze commissie relevante uitbestedingspartijen. Zaken ter besluitvorming worden met het advies van de commissie, rekening houdend met de opinie van de risicobeheerfunctie, voorgelegd aan het bestuur.
ARTIKEL 17
Jaarwerkcommissie
1. Xxx (1) van de bestuursleden, als zodanig aangewezen door het bestuur, treedt op als voorzitter van de Jaarwerkcommissie.
2. De verdere samenstelling van de commissie wordt bepaald door het bestuur.
3. De commissie heeft als taak het bestuur te adviseren ten aanzien van alle aspecten met betrekking tot het jaarverslag en het jaarwerk van het fonds in de meest ruime zin van het woord. Hieronder valt, binnen het taakgebied van de commissie, in ieder geval het voorbereiden van het beleid en de eventuele actualisering daarvan alsmede de voorbereiding voor de selectie, de monitoring en evaluatie van het jaarwerkproces. Zaken ter besluitvorming worden met het advies van de commissie, rekening houdend met de opinie van de risicobeheerfunctie, voorgelegd aan het bestuur
ARTIKEL 18
Verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit zeven (7) leden.
2. Het verantwoordingsorgaan kent drie (3) geledingen: vertegenwoordigers van deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers.
In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding.
3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. drie (3) leden vertegenwoordigen de deelnemers;
b. drie (3) leden vertegenwoordigen de pensioengerechtigden;
c. één (1) lid vertegenwoordigt de werkgevers.
4. De in artikel 8, lid 2, onder b en c genoemde werknemersverenigingen benoemen ieder een lid dat de deelnemers vertegenwoordigt.
5. De in artikel 8, lid 2, onder b en c genoemde werknemersverenigingen of verenigingen die volledige rechtsbevoegdheid bezitten en mede als statutair doel hebben het behartigen van de belangen van haar pensioengerechtigde leden als belanghebbenden bij een pensioenfonds, benoemen in onderling overleg de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
6. De in artikel 8, lid 2, onder a genoemde werkgeversvereniging benoemt het lid dat de werkgevers vertegenwoordigt.
7. In afwijking van de leden 1 tot en met 6, kunnen ook personen die niet direct vertegenwoordiger zijn van de belanghebbenden bij het fonds, lid worden van het verantwoordingsorgaan. Het bepaalde in dit lid geldt alleen onder de voorwaarden dat:
a. de kandidaat is gekozen met inachtneming van de verkiezingsprocedure die door het bestuur is vastgelegd in een verkiezingsreglement;;
b. de betrokkene deelnemer is in het fonds;
c. de betrokkene voldoet aan de door het verantwoordingsorgaan vastgelegde eisen in haar competentievisie; en
d. er sprake blijft van een evenredige vertegenwoordiging op basis van onderlinge getalsverhoudingen van de deelnemers en de pensioengerechtigden.
Het lid van het verantwoordingsorgaan dat niet direct vertegenwoordiger is van de belanghebbenden bij het fonds, wordt benoemd door het bestuur.
8. Ontslag van een lid van het verantwoordingsorgaan vindt plaats door het verantwoordingsorgaan, na het horen van het betreffende lid en de raad van toezicht. Een besluit tot ontslag van een lid kan door het verantwoordingsorgaan alleen worden genomen met twee derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste drie vierde (3/4) van het totaal aantal leden aanwezig is en waarbij het lid over wiens ontslag besloten wordt niet meetelt.
Ontslag van een lid van het verantwoordingsorgaan kan voorts plaatsvinden door het bestuur in de volgende situaties:
a. een lid ontvangt geen verklaring omtrent gedrag meer die relevant is voor financiële instellingen; of
b. een lid overtreedt de interne gedragscode van het fonds;
en tevens, na goedkeuring van de raad van toezicht, in de volgende situaties:
c. een lid voldoet niet meer aan de kwalificatie die bij benoeming werd gevraagd (actieve deelnemer of pensioengerechtigde); of
d. er is een andere zwaarwegende reden die erom vraagt dat een benoeming eindigt.
9. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht.
10. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de raad van toezicht.
11. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste twee (2) maal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
12. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
13. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reiskosten.
14. Het bestuur stelt een reglement van het verantwoordingsorgaan vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd.
ARTIKEL 19
Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn neergelegd in de Pensioenwet. Deze taken en bevoegdheden zijn nader uitgewerkt in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
ARTIKEL 20
Raad van toezicht
1. De raad van toezicht bestaat uit drie (3) onafhankelijke deskundigen. De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht.
2. Het bestuur benoemt de voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur ontslaat de leden van de raad van toezicht na bindend advies van het verantwoordingsorgaan.
3. De leden van de raad van toezicht zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Van de leden van de raad van toezicht staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. Het bepaalde in artikel 11, lid 3 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
4. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste twee (2) maal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
5. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
6. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van de raad van toezicht wordt vastgelegd.
ARTIKEL 21
Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds.
2. De taken en bevoegdheden van de raad van toezicht zijn neergelegd in de Pensioenwet. Deze taken en bevoegdheden zijn nader uitgewerkt in het reglement van de raad van toezicht.
3. Indien de raad van toezicht geen goedkeuring verleent op een voorgenomen besluit van het bestuur dat op basis van de Pensioenwet onderworpen is aan de goedkeuring van de raad van toezicht, zal het bestuur dat besluit heroverwegen, met inachtneming van de door de raad van toezicht aangevoerde argumenten, en goedkeuring vragen op een gewijzigd voorgenomen besluit. Indien het bestuur het voorgenomen besluit niet wijzigt, licht het bestuur dit mondeling aan de raad van toezicht toe. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht tast de
vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Indien het zonder goedkeuring genomen besluit, naar het oordeel van de raad van toezicht, afbreuk doet aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van het fonds, kan de raad van toezicht zijn bezwaren tegen dat besluit melden aan de Toezichthouder.
ARTIKEL 22
Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.
2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Deze opdracht, vergezeld van een instructie, wordt door het bestuur vastgesteld.
3. De administrateur is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen, indien het bestuur zulks verlangt. Voor de vergaderingen, welke hij moet bijwonen, ontvangt de administrateur een oproeping.
ARTIKEL 23
Financiering
1. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen.
2. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd.
ARTIKEL 24
Actuaris en accountant
1. Door het bestuur wordt een actuaris benoemd die tot taak heeft het bestuur voor te lichten omtrent de financiële opzet van het fonds, de grondslagen waarop het rust en een verklaring af te geven over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten.
2. Door het bestuur wordt een accountant benoemd die tot taak heeft op de boekhouding geregeld toezicht te houden. De accountant controleert het in artikel 27 bedoelde verslag. De accountant voorziet de jaarrekening van een verklaring omtrent getrouwheid en ondertekend deze, zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, artikel 2: 393, vijfde lid.
3. De accountant en actuaris zijn verplicht desgevraagd aan de Toezichthouder inzicht te bieden in de werkzaamheden als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede aan de Toezichthouder alle overige inlichtingen te verstrekken die in redelijkheid geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de bij of krachtens de Pensioenwet opgelegde taak.
4. De actuaris en de accountant zijn gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage behoort tot de juiste vervulling van de taak.
ARTIKEL 25
Risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie
1. Door het bestuur wordt een risicobeheerfunctie, een interne auditfunctie en actuariële functie ingericht bij het fonds waarbij de houders van die functies hun taken op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke wijze kunnen vervullen.
2. De risicobeheerfunctie wordt ingevuld door een sleutelfunctiehouder en een vervuller. De houder heeft zitting in het bestuur. Deze rol wordt ingevuld door het bestuurslid genoemd onder artikel 8 lid 2 sub e. De nadere invulling van de rol wordt vastgelegd in de functiebeschrijving van de sleutelfunctiehouder risicobeheer die door het bestuur is vastgesteld. Bij de vervulling van de rol kan het bestuur besluiten een externe partij in te schakelen.
3. De interne auditfunctie wordt ingevuld door een sleutelfunctiehouder interne audit. De sleutelfunctiehouder kan zitting hebben in het bestuur of deze rol wordt ingevuld door een externe partij aangewezen door het bestuur. De nadere invulling van de rol wordt vastgelegd in de functiebeschrijving van de sleutelfunctiehouder interne auditfunctie die door het bestuur is vastgesteld.
4. De actuariële functie wordt ingevuld door een sleutelfunctiehouder die geen zitting heeft in het bestuur. Deze rol kan worden ingevuld door de certificerende actuaris of een andere actuaris aangewezen door het bestuur. De nadere invulling van de rol wordt vastgelegd in de functiebeschrijving van de sleutelfunctiehouder actuariële functie die door het bestuur is vastgesteld.
ARTIKEL 26
Boekjaar; informatieverplichting aan de Toezichthouder
1. Het boekjaar van het fonds loopt van één (1) januari tot en met eenendertig (31) december.
2. Het bestuur van het fonds legt aan de Toezichthouder jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een bestuursverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van die kamer blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
3. Het bestuur van een fonds legt aan de Toezichthouder bovendien jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van een actuaris.
ARTIKEL 27
Rekening en verantwoording van het bestuur
1. Jaarlijks na de afloop van het boekjaar stelt het bestuur een balans en een rekening van baten en lasten vast en brengt het verslag uit over de toestand van het fonds.
2. Ten blijke van de vaststelling van de in het eerste lid genoemde stukken worden deze ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
3. Na vaststelling van de in het eerste lid genoemde stukken worden deze ter kennisneming toegezonden aan de in het eerste lid van artikel 8 genoemde organisaties.
4. Het bestuur draagt zorg, dat de inhoud van het verslag, eventueel in beknopte vorm, ter kennis wordt gebracht van de deelnemers en van de aangesloten werkgevers.
ARTIKEL 28
Wijziging van de statuten of de pensioenreglementen
1. De statuten en de pensioenreglementen kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 9 is daarbij van toepassing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen:
- in een bestuursvergadering, waarin ten minste twee derde (2/3) van het totaal aantal leden aanwezig is; en
- met ten minste twee derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen.
Indien geen besluit kon worden genomen, omdat het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig was, wordt binnen één (1) maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig dan kan een besluit worden genomen ongeacht het aantal aanwezige leden, mits met ten minste twee derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen.
3. Een wijziging van de pensioenreglementen treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip.
4. Een wijziging van de statuten wordt in een notariële akte neergelegd en treedt in werking nadat deze wijziging door de notaris in een akte is neergelegd en wel op het in de akte vermelde tijdstip.
ARTIKEL 29
Ontbinding en liquidatie van het fonds
1. Het fonds kan, na overleg met de in het eerste lid van artikel 8 genoemde organisaties, worden ontbonden door een besluit van het bestuur.
Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts worden genomen in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in artikel 28, tweede lid, is van toepassing.
2. De liquidatie geschiedt door het bestuur, dat aanblijft tot de liquidatie is geëindigd.
3. Indien het bestuur besluit dat de liquidatie niet of niet verder meer voor rekening van het fonds zal geschieden, worden door het bestuur voorzieningen aangegaan van gelijke aard en omvang als de toegekende pensioenen en de verleende aanspraken op uitgesteld pensioen. De voorzieningen zullen worden aangegaan bij een of meer verzekeraars in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
4. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden alle rechten naar evenredigheid verlaagd.
5. De in het eerste lid van artikel 8 genoemde organisaties geven een advies over de slotafrekening van liquidateurs.
ARTIKEL 30
Indien de Toezichthouder zulks noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fonds binnen de daarvoor door de Toezichthouder gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 149 van de Pensioenwet.
ARTIKEL 31
Klachten en geschillen
1. Er is een klachtencommissie en er is een geschillencommissie van wie de samenstelling en de in acht te nemen procedures wordt geregeld in een klachten-, respectievelijk een geschillenreglement. Het klachten-, respectievelijk een geschillenreglement wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur.
2. Er bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid bij de klachtencommissie een klacht in te dienen met betrekking tot het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering) die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De kring van belanghebbenden is vastgelegd in het klachtenreglement.
3. Er bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid zich te wenden tot de geschillencommissie die adviseert. Na het uitbrengen van het advies kan de belanghebbende, indien hij zich niet kan verenigen met het advies, het geschil aan de rechter ter inhoudelijke beoordeling voorleggen. De geschillencommissie zal zich onbevoegd verklaren zodra de belanghebbende het geschil aan de rechter ter beoordeling heeft voorgelegd.
Terzake van geschillen waarvoor niet een eigen aparte rechtsgang dwingend is voorgeschreven kan het fonds, in geval van zwaarwegende omstandigheden, met de werkgever overeenkomen dat een
tussen hun bestaand geschil ter beoordeling aan de geschillencommissie kan worden voorgelegd. De geschillencommissie kan in een dergelijk geschil alleen adviseren.
De geschillencommissie moet zich onmiddellijk onbevoegd verklaren zodra blijkt dat voor de behandeling van dit geschil een eigen dwingend voorgeschreven rechtsgang is bepaald.
4. In het klachtenreglement en in het geschillenreglement zijn bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende bepalingen in de principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals aangewezen op grond van artikel 33 lid 2 Pensioenwet.
ARTIKEL 32
Informatieverstrekking
Het bestuur van het fonds stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en de geldende pensioenreglementen kennis te nemen.