Voorwoord 7
Uitvoeringsagenda
Schone Lucht Akkoord 2021 - 2023
Uitvoeringsagenda
Schone Lucht Akkoord 2021 - 2023
Inhoud
Voorwoord 7
1 Inleiding 8
Bouwstenen van de uitvoeringsagenda 8 Doel uitvoeringsagenda 9
Afbakening 9
Leeswijzer 9
2 Hoe we samenwerken 10
Inleiding 10
Stuurgroep 10
Werkgroep 10
Themagroepen 11
SLA brede samenwerking en kennisdeling 12 Participatie van stakeholders 13
Samenhang met andere relevante beleidsdoelen 13 Toetreden nieuwe deelnemers 13
3 Hoe we werken aan gezonde lucht voor iedereen en een permanente verbetering van de luchtkwaliteit 15
Permanente verbetering 15 Streefwaarden per thema 16 Kennisagenda 17
Pilots 19
4 Monitoring 20
Monitoring voortgang van de maatregelen en pilots 20 Monitoring doelen SLA: luchtkwaliteit en gezondheidsindicator 21 Doorontwikkeling van de gezondheidsindicator 22
Wensen voor de doorontwikkeling van de monitoring Schone Lucht Akkoord 23 Evaluatie en herijking uitvoeringagenda 23
5 Hoogblootgestelde gebieden en gevoelige groepen 24
1 Hoogblootgestelde locaties 25
2 Hooggevoelige groepen 25
6 Mobiliteit 27
1 Gezondheidsdoelen in verkeers- en vervoersplannen en regionale mobiliteitsprogramma’s 27
2 Verduurzaming eigen voertuigen en transportdiensten 28
3 Voertuigemissies 29
4 Internationaal bronbeleid 31
7 Mobiele werktuigen 32
Samenhang met ander rijksbeleid en stakeholderinitiatieven 32 Maatregelen vanuit het Schone Lucht Akkoord 33
1 Routekaart naar emissieloze mobiele werktuigen (spoor 1) 34
2 Contracteren en handhaven (spoor 2) 35
3 Internationale inzet (spoor 3) 37
8 Industrie 38
Maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord 38 Stakeholders 39
1 Vergunnen (spoor 1) 39
2 Handhaving: kansen inventariseren en afspraken met ILT (spoor 1) 40
3 Advisering over toepassen BBT (spoor 1) 41
4 Actualiseren factsheets reductietechnieken (spoor 1 en 2) 41
5 Actualiseren algemene regels (spoor 2) 42
6 Internationale inzet (spoor 3) 42
9 Houtstook en particuliere huishoudens 43
De maatregelen 43
Stakeholders 44
1 Voorlichting en informatie (spoor 1) 44
2 Regelgeving uitstoot (spoor 2) 46
3 Handhaving houtrook (spoor 3) 47
4 Pilot houtrook 48
5 Factsheet en werkplan 49
10 Binnenvaart en havens 50
Uitwerking van de zeven afspraken uit het Schone Lucht Akkoord 50
1 Realiseren van walstroomvoorzieningen 51
2 Gebruik walstroom en verduurzaming binnenvaart 51
3 Gunningscriteria bij aanbesteding van infrastructurele werkzaamheden 52
4 Stimuleren van elektrificatie van de eigen vloot als launching customer 52
5 Gunningscriteria bij veerdiensten, watertaxi’s en pleziervaart 52
6 EU-fonds stimulering schone motoren 53
7 Duurzame binnenhaven 53
11 Landbouw 54
De maatregelen 54
1 Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) 55
2 Sectorale afspraken over integrale brongerichte reducties 55
3 Reductie primair fijnstof in pluimvee sector 56
4 Invoering generieke emissie-eisen voor biologisch gehouden kippen en varkens 56
5 Verbeteren van effectiviteit van emissiearme stallen 57
6 Subsidie Brongerichte Verduurzaming (SBV) stal- en management- maatregelen (spoor 2) 58
7 Experiment Crisis- en herstelwet 59
8 Inzet instrumenten van de Omgevingswet 60 Samenhang met relevante Green Deals en akkoorden 60
12 EU-beleid en internationale inzet 62
De maatregelen 62
1 Ambitieus internationaal luchtbeleid (spoor 1) 63
2 Afstemmen Europees bronbeleid (spoor 2) 64
3 Xxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxx 00
4 Internationale regelingen en innovatiefondsen 65
13 Participatie en citizen science 66
1 Landelijke jongerentop 66
2 Inwoners en bedrijven actief informeren 67
3 Citizen science 67
Voorwoord
Op 13 Januari 2020 ondertekenden 46 overheden het Schone Lucht Akkoord. Dit deden ze vanuit een gezamenlijke ambi- tie om gezonde lucht voor iedereen in Nederland te realise- ren. Inmiddels is het aantal bij het akkoord aangesloten provincies en gemeenten bijna verdubbeld, en het aantal blijft groeien. Dat is van groot belang. Luchtvervuiling houdt zich niet aan grenzen. Alleen samen kunnen we de lucht schoner maken.
De luchtkwaliteit is de afgelopen decennia sterk verbeterd. Toch is de urgentie om verdere stappen te zetten groot.
De COVID-19-pandemie heeft het belang van een goede gezondheid pijnlijk duidelijk gemaakt. Een goede lucht- kwaliteit kan veel bijdragen aan een goede gezondheid. Jaarlijks overlijden gemiddeld 11.000 mensen in Nederland als gevolg van blootstelling aan luchtverontreiniging.
In het afgelopen jaar hebben we anders geleefd dan het jaar daarvoor. Dankzij minder reizen, minder transport, minder industriële productie en minder vuurwerk is de lucht- kwaliteit verbeterd en dit heeft ons ervan laten proeven hoe het ook kan. Die goede luchtkwaliteit willen we, zodra de coronamaatregelen worden versoepeld, graag behouden en verder verbeteren. Daar zetten de partijen uit het Schone Lucht Akkoord op in.
Deze uitvoeringsagenda vormt een per thema geordende uitwerking van de afspraken uit het Akkoord. En is het resultaat van een jaar werken, met grote inzet en veel ener- gie, door mensen van gemeenten, provincies en de rijks- overheid. Zij hadden dit niet kunnen doen zonder de inbreng, steun en soms kritische noten van experts uit kennisinstellingen, jongeren, bedrijven en milieu- en gezondheidsorganisaties.
We kijken met trots en waardering naar de inzet die zij hebben geleverd om het Schone Lucht Akkoord van papier naar uitvoering te brengen. Ook nog onder buitengewone omstandigheden, waarin velen hun werk op zolderkamers of samen met hun kinderen aan keukentafels hebben ver- richt. Dit heeft de kwaliteit van dit gezamenlijke product zeker niet in de weg gestaan. De goede samenwerking in themagroepen, werkgroepen en in regio’s zorgt dat we vol vertrouwen kijken naar de komende jaren. Luchtkwaliteit is en blijft een dynamisch onderwerp. Regelmatig komen er nieuwe inzichten op en dat vraagt bijstelling van geplande activiteiten of ontwikkeling van nieuwe. We zijn er van overtuigd dat de gezamenlijke ambitie en de goede samen- werking een uitgelezen basis vormen om hier tegelijkertijd koersvast én flexibel op in te kunnen spelen.
De Stuurgroep van het Schone Lucht Akkoord,
Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxxx, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Xxx xxx Xxxxxxxx, gedeputeerde provincie Utrecht
Xxx Xxxxxx xxx xxx Xxxxxx, wethouder gemeente Xxx Xxxxxxx Xxxxxxx, wethouder gemeente Nijmegen Xxxx Xxxxx, wethouder gemeente Rotterdam
1
Inleiding
Op 13 januari 2020 tekenden 46 partijen het Schone Lucht Akkoord (SLA) met als doel: gezondheidswinst voor ieder- een door een permanente verbetering van de luchtkwaliteit. Steeds meer partijen doen mee. Dat is van groot belang.
Luchtvervuiling houdt zich immers niet aan de grenzen van een gemeente of provincie. Partijen werken vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid aan de doelen en ambi- ties uit het SLA.
Bouwstenen van de uitvoeringsagenda
• 10 oktober 2017: regeerakkoord, afspraak om te komen tot “een nationaal actieplan luchtkwaliteit dat zich richt op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit”.
• 2017 - 2019: onderzoek en co-creatieproces met stake- holders.
• 2018: advies Gezondheidsraad, Gezondheidswinst door schonere lucht.
Artikel 1: Doelen en ambities
1. Partijen streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren. Waarbij wordt toegewerkt naar de WHO advieswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof in 2030.
2. Partijen stellen tot doel om landelijk in 2030 gemiddeld minimaal 50% gezondheidswinst ten opzichte van 2016 te behalen voor de negatieve gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse bronnen.
3. Partijen onderschrijven de ambitie om in de sectoren (weg)verkeer, inclusief mobiele werk tuigen, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens een dalende trend in de zetten van emissies van stikstofdioxide en fijn stof naar de lucht.
4. Partijen erkennen dat eenieder verantwoordelijk is voor de eigen bijdrage aan de doelstelling en dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van het akkoord.
• 2019: rapport Interdepartementaal Beleidsonderzoek, IBO luchtkwaliteit.
• 2019: Methoderapport gezondheidsindicatoren en door- rekening indicatief maatregelenpakket met de gezond- heidsindicator.
• Juni 2019: publicatie hoofdlijnen Schone Lucht Akkoord.
• 13-1-2020: ondertekening Schone Lucht Akkoord (46 deelnemers).
• Juni 2020: verslag van de internetconsultatie.
• November 2020: jongerenpanel.
• 13-1-2021: eerste Schone Xxxxx Xxxxxxxxxxx; groei naar 82 deelnemers.
In deze uitvoeringsagenda staat hoe de deelnemende partijen de afspraken in het SLA uitvoeren om de doelen te behalen. Deze uitvoeringsagenda wordt jaarlijks geactuali- seerd. Tweejaarlijks wordt berekend of we op koers liggen of dat herijking van de afspraken gewenst is.
Doel uitvoeringsagenda
In het SLA is afgesproken dat er een uitvoeringsagenda wordt opgesteld.
Artikel 3. Uitvoering en samenwerking
3. Partijen stellen een gezamenlijke uitvoeringsagenda op, ter uitwerking en uitvoering van het Schone Lucht Akkoord. De Rijksoverheid neemt hiertoe het initiatief en committeert zich hieraan.
De Stuurgroep stelt de uitvoeringsagenda vast. De uit- voeringsagenda gaat over de gezamenlijke aanpak van de deelnemers van het Schone Lucht Akkoord. In de uitvoe- ringsagenda staat welke maatregelen, pilots en activiteiten de deelnemers uitvoeren om de afspraken in praktijk te brengen. Dit betreft de (verdere uitwerking van) de afspra- ken uit het Schone Lucht Akkoord. Daarnaast stellen gemeenten en provincies hun eigen decentrale uitvoerings- plannen vast. Daarin nemen ze de relevante afspraken uit het Schone Xxxxx Akkoord op en geven ze aan welke aanvul- lende maatregelen ze nemen. De decentrale uitvoerings- plannen bieden dus ruimte voor lokaal maatwerk en aan- vullende ambities. Het doel van de uitvoeringsagenda is dus het uitwerken van de afspraken uit het SLA. Het gaat om de antwoorden op de volgende vragen:
1. Hoe we samenwerken: afspraken over de organisatie van de samenwerking en de governance van het SLA: Stuurgroep, werkgroep en themagroepen en het betrekken van stake- holders.
2. Hoe we de afspraken uitwerken naar concrete maatregelen: afspra- ken over wie, wanneer en hoe de maatregelen uitgevoerd worden.
3. Hoe we de voortgang meten en we kansen en knelpunten signaleren: afspraken over monitoring, evaluatie en herijking van de uitvoeringsagenda.
De uitvoeringsagenda geeft richting, maar is geen statisch document. De afspraken kunnen worden aangevuld en herijkt om in te springen op nieuwe kansen en ontwikkelin- gen. Daartoe bespreken partijen jaarlijks of en zo ja welke aanpassingen gewenst zijn.
Afbakening
1. De uitvoeringsagenda gaat alleen over de gezamenlijke afspraken uit het SLA. Aanvullende eigen maatregelen van gemeenten en provincies om de luchtkwaliteit te verbeteren zijn opgenomen in de decentrale uitvoerings- plannen.
2. Afspraken uit het Akkoord kunnen niet via de uitvoerings- agenda gewijzigd worden. Voor wijziging van het Akkoord is instemming van alle partijen nodig.
3. De uitvoeringsagenda geeft richting aan de uitvoering in de periode 2021 tot en met 2023. In 2023 wordt op basis van de resultaten van de doorrekening, de voortgang van maatregelen en de resultaten van de pilots en kennis- agenda een uitvoeringsagenda voor de periode na 2023 vastgesteld.
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 staat de uitwerking van de algemene bepalin- gen uit het SLA. Hoofdstuk 2 beschrijft de organisatie van de samenwerking en de governance. Hoofdstuk 3 schetst hoe we de permanente verbetering van de gezondheid vorm- geven. Hoofdstuk 4 gaat over de monitoring en hoofdstuk 5 over hoogblootgestelde groepen en kwetsbare bestem- mingen.
Het tweede deel van deze uitvoeringsagenda – de hoofd- stukken 6 t/m 13 – beschrijven achtereenvolgens de uit- voering van de thema’s uit de bijlage van het SLA: mobiliteit (6), mobiele werktuigen (7), industrie (8), houtstook (9), binnenvaart en havens (10), landbouw (11), internationaal luchtbeleid (12) en ten slotte participatie en citizen science (13).
De uitvoeringsagenda volgt zo veel mogelijk de structuur van het SLA. Per afspraak wordt aangeven hoe de activitei- ten en maatregelen worden uitgevoerd, wanneer dat gebeurt en wie dit doet.
2
Hoe we samenwerken
Inleiding
Centraal in de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord (SLA) staan de themagroepen. Hierin werken deelnemende partijen per thema aan de uitvoering van afspraken, de uitvoering van pilots en de ontwikkeling van effectieve maatregelen en manieren van aanpak om de lucht gezonder te maken. De kennis en ervaringen worden actief gedeeld met andere deelnemers in het SLA via bijeenkomsten voor alle deelnemers, via de nieuwsbrief en via de samen- werkingsruimte op de website. De overkoepelende werk- groep van het SLA coördineert de inzet over de thema’s heen en bereidt besluitvorming in de Stuurgroep voor. Externe stakeholders, zoals bedrijven, gezondheids- en milieu- organisaties en kennisinstellingen, worden betrokken bij de uitwerking van maatregelen in de themagroepen en bij het opstellen en actualiseren van de kennisagenda. Ook worden ze betrokken via het Schone Xxxxx Xxxxxxxxxxx, de website en de nieuwsbrieven. Zie figuur 1.
Stuurgroep
De Stuurgroep van het SLA bestaat uit bestuurlijke vertegen- woordigers van de deelnemende partijen. De rijksoverheid wordt vertegenwoordigd door de staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Verder is er één verte- genwoordiger voor de provincies en zijn er drie voor de gemeenten. Zij zijn dusdanig gekozen dat de provincies en gemeenten zich vertegenwoordigd weten. Het gaat om een gedeputeerde van de provincie Utrecht en wethouders van de gemeenten Ede, Nijmegen en Rotterdam.
De Stuurgroep heeft in 2020 een Reglement van Orde opgesteld waarin de taken en bevoegdheden zijn vastge- legd.
Werkgroep
De werkgroep van het SLA bestaat uit ambtelijk vertegen- woordigers van deelnemende partijen. De werkgroep bespreekt de voortgang van het SLA, signaleert kansen en knelpunten, bereidt besluitvorming door de Stuurgroep voor, ondersteunt deze waar nodig en voert door de Stuurgroep opgedragen taken uit. De samenstelling van de werkgroep is dusdanig dat partijen zich vertegenwoordigd voelen en dat er een gespreide vertegenwoordiging is uit verschillende thema’s, regio’s en expertise. Voor specifieke onderwerpen kunnen anderen dan de vaste werkgroepleden worden uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan de werkgroepvergadering. Dit kunnen vertegenwoordigers van gemeenten en provincies, belangenorganisaties of deskun- digen zijn.
Figuur 1: De organisatie van het Schone Lucht Akkoord
Werkgroep
Stakeholders consultatie + betrekken bij maatregelen
Themagroepen
• Maatregelen
• Pilots
• Kennisdeling
Inter- nationaal
Hoog blootgestelde gebieden
Monitoring
Participatie en citizens science
Landbouw
Binnenvaart en havens
Houtstook
Industrie
Mobiele werktuigen
Mobiliteit
Stuurgroep
Kennisdeling via landelijke bijeenkomsten, website, nieuwsbrieven
Deelnemers aan de werkgroep zijn: rijksoverheid (mini- sterie van IenW), de provincies Utrecht, Noord-Brabant, Zuid-Holland en Noord-Holland, de gemeenten Rotterdam, Nijmegen, Ede, Den Haag, Utrecht en Amsterdam, Interprovinciaal Overleg (IPO), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, agendalid) en RIVM (adviserend lid).
Themagroepen
In de themagroepen werken partijen samen aan:
• Maatregelen uitwerken, concretiseren en periodiek herijken voor de uitvoering door partijen per thema.
• Pilots opzetten, uitvoeren en evalueren.
• (Externe) stakeholders betrekken bij de uitvoering van maatregelen en pilots.
• Afstemmen en, waar effectief, samenwerken met activiteiten op aanpalende beleidsterreinen.
• Kennis ontwikkelen en delen binnen de themagroep en actief informeren van alle bij het SLA betrokken partijen.
• Input leveren ten behoeve van de monitoring, de aanpak van hoogblootgestelde gebieden en participatie.
In de themagroepen werken deelnemende partijen maatre- gelen uit en voeren ze de pilots en/of de kennisagenda uit. De themagroepen komen minimaal twee keer per jaar, of zo veel vaker als wenselijk, bijeen om de voortgang van de uitvoering van maatregelen en pilots, nieuwe ontwikkelin- gen en kennisvragen te bespreken. Deelname aan thema- groepen staat open voor alle partijen die een actieve bij- drage aan de uitwerking van de maatregelen willen leveren. De leden van de themagroep kunnen naar behoefte (tijde- lijke) werkgroepen oprichten om maatregelen en pilots uit te werken.
Per thema zijn één tot drie coördinatoren (‘trekkers’) actief. Zij bekijken de voortgang per thema, organiseren thema- brede bijeenkomsten en informeren de werkgroep en de Stuurgroep over de voortgang. De rijksoverheid faciliteert de uitvoering waar nodig en wenselijk. Alle deelnemers kunnen voorstellen doen aan de Stuurgroep voor de oprich- ting van aanvullende themagroepen en (tijdelijke) werk- groepen. Bij de jaarlijkse herijking van de uitvoerings- agenda kunnen wijzigingen in de themagroepen worden opgenomen in de uitvoeringsagenda.
Tabel 1 Overzicht themagroepen
Thema | Coördinatoren | Deelnemers pilots | Deelnemers themagroep |
Monitoring | Rijksoverheid. | Niet van toepassing. | Provincies: Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord- Brabant. |
Gemeenten: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Alblasserdam;. | |||
Omgevingsdiensten: Zuid-Holland Zuid (OZHZ), Omgevings- dienst Midden-Holland (ODMH) | |||
Agenda-leden: Breda, Zeeland, Nijmegen, Omgevingsdienst IJsselland. | |||
Hoogblootgestelde locaties en kwetsbare | Rijksoverheid, RIVM. | Nog in te vullen, er vinden gesprekken plaats. | Provincies: Noord-Holland, Utrecht, Noord-Brabant. Gemeenten: Amsterdam, Arnhem, Haarlem, Rotterdam, |
bestemmingen | Utrecht. | ||
Omgevingsdienst IJmond, GGD Haaglanden, Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM). | |||
Mobiliteit (start in 2021) | Rijksoverheid. | Geen pilots afgespro- ken in het akkoord. | Nog in te vullen. |
Mobiele werktuigen | Rijksoverheid. | Provincie Gelderland. Gemeenten: Amsterdam, Arnhem, | Provincie Gelderland. Gemeenten: Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Rotterdam, |
Den Haag, Rotterdam, Utrecht. | Utrecht. |
Thema | Coördinatoren | Deelnemers pilots | Deelnemers themagroep |
Industrie | Provincie Noord-Holland, rijksoverheid. | Rijksoverheid, Rijkswaterstaat Leefomgeving en deelnemers aan themagroep. | Provincies: Zuid-Holland, Noord-Holland, Zeeland, Noord- Brabant, Drenthe, Flevoland, Gelderland, Fryslân, Groningen, Overijssel, Utrecht. Omgevingsdiensten: DCMR Milieudienst Rijnmond, Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO), Omgevings- dienst Groningen, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OD MWB), Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG), Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Drenthe, Omge- vingsdienst Regio Nijmegen (ODRN). |
Houtstook | Rijksoverheid. | Gemeenten: Helmond, Nijmegen, Utrecht. | Provincies: Gelderland, Utrecht, Noord Brabant. Gemeenten: Utrecht, Helmond, Den Haag, Nijmegen, Haarlem, |
Amersfoort, Waddinxveen, Zuidplas, Delft, Papendrecht, Breda, Venray, Rotterdam, Barneveld, Ede, Veenendaal, Arnhem. GGD werkgroep luchtkwaliteit Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid | |||
Binnenvaart en havens | Provincie Zuid-Holland, rijksoverheid. | Provincies: Gelderland, Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland. | Provincies: Gelderland, Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland. Gemeenten: Rotterdam, Nijmegen, Arnhem, Schiedam, |
Gemeenten: | Utrecht. | ||
Rotterdam, Nijmegen, Arnhem, Schiedam, Utrecht. | |||
Landbouw | Provincie Noord-Brabant, gemeente Ede, | Nog in te vullen. | Provincies: Drenthe, Gelderland, Limburg, Overijssel, Utrecht. Gemeenten: Boxtel, Ede/Foodvalley, Leudal, Nederweert, |
rijksoverheid. | Sint-Michielsgestel, Venray, Uden. Omgevingsdienst de Vallei. | ||
Internationaal | Provincie Utrecht, rijksoverheid. | Niet van toepassing. | Provincies: Gelderland, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland. |
Gemeenten: Utrecht, Rotterdam, Nieuwegein, Arnhem, Amsterdam, Nijmegen. | |||
Participatie en citizen science | Provincie Zuid-Holland, rijksoverheid, RIVM. | Provincies: Noord Brabant, Zeeland Gemeenten: Eindhoven, Rotterdam, gemeenten uit de foodvalley | Nog in te vullen. |
Rijksoverheid, gemeenten en provincies voeren binnen de eigen taken en bevoegdheden de afspraken in het Akkoord en aanvullende maatregelen in de decentrale uitvoerings- plannen uit. Partijen hoeven maatregelen niet uit te voeren als deze betrekking hebben op bronnen die voor hen niet relevant zijn. Zo kunnen gemeenten zonder havenfacili- teiten, zonder landbouw of zonder industrie van betekenis ervoor kiezen om de afspraken uit het akkoord voor deze thema’s niet uit te voeren. Partijen informeren de andere SLA-deelnemers hierover bij het indienen van de uitvoe- ringsplannen.
SLA brede samenwerking en kennisdeling
De kennis en praktijkervaringen uit de themagroepen en de pilots worden actief gedeeld met andere partijen in het SLA. Dit gebeurt tijdens themabijeenkomsten die openstaan voor alle deelnemers, via de nieuwsbrief en de website en op het Schone Xxxxx Xxxxxxxxxxx. De rijksoverheid faciliteert dit proces.
In deze uitvoeringsagenda staan afspraken over welke pilots partijen uitvoeren. Voor aanvullende activiteiten en pilots kunnen partijen hun voorstellen bespreken binnen de themagroep en/of bij het ministerie van IenW.
Participatie van stakeholders
Het SLA is een akkoord tussen overheden. Ook andere partijen zijn belangrijk bij de uitvoering van het Akkoord: burgers, bewoners, bedrijfsleven, milieu- en gezondheids- organisaties en kennisinstellingen. Deze partijen worden actief geïnformeerd over en betrokken bij de uitwerking, uitvoering en doorontwikkeling van de plannen. Dit wordt per themagroep georganiseerd door de partijen die in de themagroep deelnemen. Daarnaast betrekken de deelne- mers zelf relevante partijen voor de eigen uitvoerings- plannen en de eigen aanvullende maatregelen. In het SLA zijn twee afspraken opgenomen in de algemene bepalingen en is een specifieke themagroep opgericht rondom het thema participatie en citizen science.
Artikel 8. Participatie en informatie
1. Partijen betrekken inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven bij de uitwerking van de maatregelen van het Schone Lucht Akkoord.
2. Partijen dragen zorg voor een adequate informatie voorziening over de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord onder meer via de website van de Rijksoverheid.
Trekker: de themagroepen organiseren het betrekken van stakeholders bij de verschillende maatregelen.
Rijksoverheid, provincies en gemeenten betrekken rele- vante stakeholders bij de eigen uitvoeringsplannen en aanvullende maatregelen. Overkoepelend worden stake- holders betrokken bij het opstellen en actualiseren van de kennisagenda, via het Schone Xxxxx Xxxxxxxxxxx, de website en de nieuwsbrieven. In 2020 is het SLA ter consultatie gelegd en is een jongerenpanel georganiseerd. De ideeën, kennis en praktijkervaringen van jongeren, bedrijfsleven, milieu en gezondheidsorganisaties worden ook de komen- de jaren betrokken bij herijkingsmomenten van de uitvoe- ringsagenda en voor het opstellen van de kennisagenda in 2021. De uitvoering hiervan komt terug in hoofdstuk 3, Hoe we werken aan gezonde lucht voor iedereen en een permanente verbete- ring van de luchtkwaliteit (de paragraaf over de kennisagenda) en in hoofdstuk 13, Participatie en citizen science.
Samenhang met andere relevante beleidsdoelen
Het SLA is nauw verweven met andere beleidsdoelen. Zo kunnen de Stikstofaanpak, het Klimaatakkoord, de Agenda Fiets, Regionale Energie Strategieën, Regionale Mobiliteitsstrategieën, de Green Deal Binnenvaart en Havens, de Luchtvaartnota en de verduurzaming van de
landbouw ook voor gezondheidswinst door schonere lucht zorgen. In het SLA is daarom opgenomen: “Het Schone Lucht Akkoord maakt die gezondheidswinst zichtbaar en voegt alleen waar nodig en effectief maatregelen en activi- teiten toe.” De maatregelen uit de andere beleidsdoelen worden daarvoor ook doorgerekend met de gezondheids- indicator. Uitgangspunt voor de uitvoering van het SLA is dat de maatregelen worden afgestemd met de initiatieven en maatregelen voor klimaat en natuur. Ook is het uitgangs- punt dat de uitvoering van beleid ten behoeve van natuur(stikstof ), klimaat en gezondheid zo veel mogelijk worden geïntegreerd en afgestemd.
In het SLA wordt voor elke sector de emissies in Nederland en de bijbehorende gezondheidseffecten in beeld gebracht, zo ook voor de luchtvaart. Afspraken over de aanpak staan echter uitgewerkt in de Luchtvaartnota en worden onder andere uitgewerkt in luchthavenbesluiten. De maatregelen die hieruit voortvloeien, worden meegenomen in de door- rekening van de gezondheidsindicator. Zo staat in de Luchtvaartnota het doel om te komen tot een stelsel van normen en maatregelen om de gezondheidseffecten van ultrafijn stof rond de luchthavens aantoonbaar te vermin- deren. De rijksoverheid zet hiervoor de hoofdlijn uit die per luchthaven nader wordt uitgewerkt met de luchthaven en de omgeving. Uitgangspunt is dat dit beleid aansluit bij het doel van het SLA, namelijk 50% gezondheidswinst afkom- stig van binnenlandse bronnen in 2030 ten opzichte van 2016.
Toetreden nieuwe deelnemers
Luchtvervuiling houdt zich niet aan grenzen. De emissies uit de ene gemeente of provincie kunnen grote invloed hebben op de lucht in gemeenten en provincies in de omge- ving. Hoe meer partijen meedoen, hoe groter de winst is.
Begin 2020 ondertekenden 36 gemeenten, 9 provincies en de rijksoverheid het SLA. Op 13 januari 2021 stonden er 82 handtekeningen van overheden onder het Akkoord: die van het rijk, 11 provincies en 70 gemeenten. Maar de ambitie is om door te groeien naar deelname van alle provincies en meer gemeenten.
Deelname aan het SLA staat open voor alle gemeenten en provincies die de doelen van het Akkoord onderschrijven en de afspraken willen uitvoeren. Gemeenten en provincies kunnen namens het bevoegd gezag een verzoek tot toe- treding aan de Stuurgroep van het SLA indienen. Een over- zicht van de deelnemende partijen staat op de website van het SLA (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx).
Op het Schone Xxxxx Xxxxxxxxxxx dat elk jaar in januari plaatsvindt, wordt een ondertekenmoment georganiseerd voor nieuwe deelnemers. Als zich halverwege het jaar
verschillende nieuw leden hebben aangemeld, kan een aanvullend tekenmoment worden georganiseerd. De rijks- overheid organiseert voor de nieuwe leden minimaal één keer per jaar een startbijeenkomst.
Provincies, regio’s en bestaande samenwerkingsverbanden (G40 en andere) spelen een belangrijke rol bij de werving van gemeenten. Ze informeren gemeenten over deelname en nodigen hen uit om mee te doen. Daarnaast spelen leden van de Stuurgroep en de werkgroep een actieve rol in het informeren van gemeenten over deelname.
3
Hoe we werken aan gezonde lucht voor iedereen en een permanente verbetering van de luchtkwaliteit
Sturen op gezondheidswinst verschilt van sturen op grens- waarden, emissies en concentraties. De gezondheidswinst is de optelsom van de blootstelling aan emissies naar lucht, het aantal mensen dat hieraan is blootgesteld en de gezond- heidseffecten van de verschillende stoffen.
Om het sturen op gezondheidswinst mogelijk te maken, hebben we instrumenten nodig die gezondheidseffecten en gezondheidswinst zichtbaar en doorrekenbaar maken. Het RIVM heeft daarvoor de gezondheidsindicator ontwikkeld. Een beschrijving hiervan staat in hoofdstuk 4, Monitoring.
Permanente verbetering
Met het Schone Lucht Akkoord (SLA) willen partijen de luchtkwaliteit permanent verbeteren en gezondheidswinst realiseren. Voor luchtkwaliteit bestaat geen veilige grens; iedere verdere verlaging van de concentratie levert gezond- heidswinst op, ook op plekken waar al wordt voldaan aan de Europese normen voor luchtkwaliteit of aan de advies- waarden voor luchtkwaliteit van de Wereldgezondheids- organisatie (WHO). Deze ambitie is omschreven in de doelen en ambities uit het Akkoord in Artikel 1.
Emissies NO3, kjnstof en ammoniak
Concentraties NO3 en kjnstof
Blootstelling aan NO3 en kjnstof
Gezondheidseffecten
Input: emissies per gebied
Input: verspreiding emissies
Aantal mensen dat per gebied is blootgesteld
Gezondheidsimpact van NO3 en
kjnstof samen
Artikel 1. Doelen en ambities
1. Partijen streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren, waarbij wordt toegewerkt naar de WHOadvieswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof in 2030.
2. Partijen stellen als doel om landelijk in 2030 gemiddeld minimaal 50% gezondheidswinst ten opzichte van 2016 te behalen, voor de negatieve gezondheidseffecten afkomstig van binnenlandse bronnen.
3. Partijen onderschrijven de ambitie om in de sectoren (weg)verkeer, inclusief mobiele werk tuigen, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens een dalende trend in te zetten van emissies van stikstofdioxide en fijn stof naar de lucht.
In bijlage I van het akkoord zijn per sector streef waarden opgenomen
Streefwaarden per thema
Deze nieuwe benadering vergt ook een nieuwe methode om luchtkwaliteitsdoelen mee te wegen bij het opstellen van ander beleid. Er kan immers niet meer simpelweg worden getoetst of een plan of project zorgt voor overschrijding van de normen. In het SLA is daarom afgesproken dat de rijks- overheid verkent hoe permanente verbetering van de lucht- kwaliteit en gezondheid beter kunnen worden verankerd in relevante sectoren en beleidsterreinen. Daarbij gaat het om beleid met meekoppelkansen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit en de gezondheid. Denk aan klimaatbeleid voor mobiliteit, de stikstofaanpak en de Agenda Fiets. Het gaat ook om beleid dat zonder aanvullende maatregelen
tot een toename van emissies en negatieve gezondheids- effecten kan leiden. Denk aan de inzet van biomassa voor verwarming, stedelijke verdichting in hoogblootgestelde gebieden en infrastructurele projecten.
Streefdoel reductie van de negatieve gezondheidseffecten van luchtemissies in 2030 t.o.v. 2016
70%
reductie
75%
reductie
35%
reductie
Verdere ontkoppeling groei en uitstoot en het realiseren van een continue daling van emissies naar de lucht
Dalende trend van emissies naar de lucht
35% Sterke
reductie* afname van xxxxxxxx uit
het buitenland een aanscherping van bronbeleid
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Mobiliteit | Mobiele | Landbouw | Industrie | Houtstook | Binnenvaart | Internationaal |
werktuigen | en havens | beleid |
* Reductie van de emissies van verontreinigende stoffen van de binnenvaart van ten minste 35% in 2035 ten opzichte van 2015.
Artikel 4. Algemene afspraken en verplichtingen
3. De Rijksoverheid verkent de wijze waarop perma nente verbetering van de luchtkwaliteit en gezond heidsdoelen beter kunnen worden verankerd in relevante sectoren en beleidsterreinen en maakt nadere afspraken met partijen en derden over de doorwerking en verankering van deze kansen.
De focus ligt op beleid met grote impact op de luchtkwaliteit en/of waar overheden een belangrijke voorbeeldfunctie hebben zoals de eigen bedrijfs voering en inkoop, fiscaal beleid, energie- en klimaatplannen, mobiliteitsbeleid, ruimtelijke plannen en vergunningverlenende en toezicht houdende taken. In 2020 wordt de verkenning afgerond en worden de resultaten verankerd in
de uitvoeringsagenda.
In het SLA zijn hiervoor de volgende afspraken opgenomen.
Artikel 6. Implementatie in beleid
1. Partijen implementeren de doelen en ambities zoals benoemd in artikel 1 uit het Schone Lucht Akkoord, binnen de eigen taken en bevoegdheden, zo snel mogelijk in hun omgevingsvisies, plannen en
programma’s en voor zover mogelijk in andere beleidsinstrumenten.
2. Partijen nemen waar nodig en wenselijk maat- regelen om de effectiviteit van bestaand beleid te borgen en te versterken.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid, gemeenten en provincies; ieder werkt vanuit de eigen verantwoorde- lijkheid aan het implementeren van de doelen en ambities uit het SLA in omge- vingsvisies, -plannen en -programma’s
en voor zover mogelijk in andere beleids- instrumenten. Ook delen ze informatie over de wijze van uitvoering.
Beoogd effect Emissiereductie en minder blootstelling van mensen aan emissies door luchtkwaliteit en gezondheidsdoelen aan de voorkant mee te nemen in omgevingsbeleid en dit te facilite- ren en te stimuleren door kennisdeling.
Daarnaast zijn in het SLA per thema een aantal concrete afspraken opgenomen die binnen de themagroepen wor- den uitgewerkt. Bijvoorbeeld voor mobiliteit:
• Partijen streven ernaar gezondheidsdoelen voor schonere lucht op te nemen in verkeers- en vervoersplannen.
• Rijksoverheid en geïnteresseerde gemeenten en provin- cies verkennen de mogelijkheden om de negatieve gezondheidseffecten van luchtemissies te berekenen bij effectstudies voor projecten waarvan een mogelijk sub- stantieel effect wordt verwacht. Hierbij worden bestaande instrumenten betrokken, zoals de methode van Gezondheidseffectscreening (GES).
• De rijksoverheid onderzoekt mogelijkheden voor het verder reduceren van negatieve gezondheidseffecten van luchtemissies bij de vormgeving van de autobelastingen.
Kennisagenda
Om een permanente verbetering mogelijk te maken, wer- ken we in het Akkoord zowel aan maatregelen die op korte termijn de lucht gezonder maken als aan activiteiten om ook op langere termijn extra gezondheidswinst te boeken. Sommige van die afspraken zijn direct uit te voeren; andere vergen eerst een verkenning of een uitwerking of test van een maatregel of methode. Innovatie, kennisontwikkeling en actieve kennisdeling vormen de motor voor de perma- nente verbetering.
Een gedegen kennisbasis is van groot belang voor een effec- tieve en efficiënte uitvoering van lucht- en gezondheids- beleid. Er is al veel robuuste informatie beschikbaar, maar er zijn ook nog belangrijke kennisvragen over de gezond- heidseffecten van componenten, effectieve meet- en monitoringsstrategieën, praktijkemissies van verschillende bronnen en de effectiviteit van oplossingsstrategieën. Ook
Overige
stakeholders
Het ministerie van BZK en andere relevante
departementen en afdelingen bij gemeen- ten en provincies.
is nog veel winst te behalen door onderzoeksresultaten vroegtijdig te delen en door bedrijfsleven, milieu en gezondheidsorganisaties en kennisinstellingen er actiever
Planning 2021-2030: uitvoering.
De rijksoverheid is een verkenning gestart naar de wijze waarop permanente verbete- ring kan worden verankerd in relevante sectoren en beleidsterreinen. In 2021 worden de resultaten van deze verkenning en de afspraken die hieruit voortkomen gedeeld met partijen.
bij te betrekken. Dat voorkomt dat verschillende partijen hetzelfde onderzoek moeten uitvoeren en het zorgt ervoor dat meer partijen gebruik kunnen maken van de ontwik- kelde kennis. Om de kennisbasis te versterken, is in het SLA afgesproken dat een gezamenlijke kennis- en innovatie- agenda wordt uitgewerkt.
Artikel 5. Kennisdeling en innovatie
1. Partijen werken samen aan een kennis en innovatie agenda om beter inzicht te verkrijgen in de luchtkwaliteit en gezondheidseffecten, en om innovatieve maatregelen en effectiviteit van beleid te realiseren. Kosteneffectiviteit is hierbij een belangrijk aandachtpunt. De Rijksoverheid onderzoekt als onderdeel van deze kennisagenda het effect van piekconcentraties op de gezondheids klachten en het welzijn van hooggevoelige groepen en onderzoekt welke maatregelen mogelijk zijn om piekconcentraties te verminderen en wat de effectiviteit van deze maatregelen is. De Rijksoverheid werkt verder aan de ontwikkeling van een monitoringsinstrumentarium, waaronder de gezondheidsindicator en instrumenten om gezondheidseffecten op kleinere schaal in beeld te brengen. Daarnaast vraagt de Rijksoverheid de Gezondheidsraad om advies over ultrafijnstof.
5b Onderzoek naar effect van piekconcentraties op gezondheids- klachten en welzijn van hooggevoelige groepen en naar mogelijkheden en effectiviteit van maatregelen
Uitvoerders
Trekker RIVM.
Overige stake- Gezondheidsorganisaties, rijksoverheid,
holders
gemeenten, provincies, GGD GHOR Nederland.
5a Kennis- en innovatieagenda
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid en RIVM.
Planning Eerste kwartaal 2021: onderzoeksopzet bespreken en vaststellen.
Eind 2021: publicatie van eerste onderzoeks- resultaten.
Beoogd effect Beter inzicht in het belang van piekconcen- traties voor met name gevoelige groepen en inzicht in de vraag of gericht beleid effectief is, en zo ja, welk beleid dat is.
5c Ontwikkeling van een monitoringsinstrumentarium Bij de doorontwikkeling van het monitorings- instrumentarium wordt gekeken naar:
• doorontwikkeling van de gezondheidsindicator (zie hoofdstuk 4, Monitoring);
• tools om de gezondheidswinst van maatregelen en de gezondheidswinst van Schone Lucht-plannen van gemeenten en provincies inzichtelijk te maken. RIVM
Overige
stakeholders
Gemeenten, provincies, GGD GHOR
Nederland, kennisinstellingen, bedrijfs- leven, milieu- en gezondheidsorganisaties en jongeren(organisaties).
ontwikkelt hiervoor in 2021 een vereenvoudigde reken- tool. GGD GHOR heeft daarnaast een GCN-tool (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland) ontwik- keld voor gemeenten en omgevingsdiensten.
Planning 2021: kennisagenda opstellen in samen-
werking (co-creatie) met kennisinstellingen en stakeholders.
Eerste kwartaal 2022: publicatie van de kennisagenda op het Schone Xxxxx Xxxxxxxxxxx.
2023 en verder: minimaal tweejaarlijks herijking.
Beoogd effect Vergroten effectiviteit van beleid door ver- sterken kennisbasis en voorkomen van dubbel werk door vroegtijdige kennisdeling tussen kennisinstellingen, overheden en maatschappelijke partners.
5d Advies ultrafijn stof Gezondheidsraad
De staatssecretaris van IenW heeft de Gezondheidsraad gevraagd om de stand van de wetenschap rond de gezond- heidseffecten van ultrafijn stof te actualiseren. En om in beeld te brengen welk onderzoek nog nodig is om voldoen- de zicht te krijgen op gezondheidseffecten en welke aan- grijpingspunten er zijn voor luchtkwaliteitsbeleid. Om deze vragen te beantwoorden, heeft de raad een tijdelijke Commissie Ultrafijn stof ingesteld.
Uitvoerders
Trekker Gezondheidsraad (adviesvraag van rijks- overheid).
Overige stakeholders
Gemeenten en provincies.
Planning In 2021 wordt het advies verwacht.
Beoogd effect Inzicht in kennis over gezondheidseffecten ultrafijn stof en mogelijke aangrijpings- punten voor beleid.
Pilots
Voor de thema’s houtrook, industrie, binnenvaart en havens, landbouw, en participatie en citizens science zijn of worden pilots gestart. Een omschrijving hiervan is per thema weergegeven. Voor mobiliteit voor het SLA is geen pilot afgesproken. Voor dit thema worden in aanpalende beleidsterreinen door rijksoverheid, gemeenten en provin- cies verschillende innovatieve aanpakken ontwikkeld, zoals emissieloze stadslogistiek. Het doel van de pilots is om nieuwe aanpakken te ontwikkelen waar geschikte maatrege- len nog onvoldoende beschikbaar zijn. Na afronding van de pilots worden de uitkomsten geëvalueerd. Wat zijn de erva- ringen, zijn er effectieve maatregelen en aanpakken uit naar
voren gekomen, zijn deze toepasbaar voor andere deel- nemers, zijn hier ook voor andere thema’s lessen uit te trekken en komen er nog kennisvragen uit de pilots naar voren? Bij een positieve evaluatie kunnen partijen besluiten om relevante nieuwe aanpakken en maatregelen aan de uitvoeringsagenda toe te voegen of om deze in de eigen uitvoeringsplannen als aanvullende maatregel op te nemen voor de eigen provincie, gemeente of regio. Ook kunnen partijen voorstellen om nieuwe pilots te starten.
Bijvoorbeeld omdat er in de uitvoering van maatregelen en pilots knelpunten optreden of omdat er nieuwe kansen en risico’s voor het terugdringen van de emissies en de nega- tieve gezondheidseffecten ontdekt worden. De Stuurgroep kan deze pilots toevoegen aan de uitvoeringsagenda.
Figuur 2: Proces voor de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord
2020 2021 2023 2025 e.v. 2030
Monitoring
Participatie en
communicatie
Ontwikkelen: kennis, innovatie
en pilots
Uitvoering maatregelen/ activiteiten
Uitvoeringsplan per
deelnemer
Uitvoerings- agenda
Akkoord afspraken SLA
• Minimaal 50% gezondheidswinst
• Toewerken naar WHO- advieswaarden
• Dalende trend in alle sectoren
• Streefwaarden gezondheids- winst per sector
Herijken
4
Monitoring
2. De Rijksoverheid draagt zorg voor het noodzakelijke monitoringsinstrumentarium, waaronder de gezondheidsindicator en monitoring van de luchtkwaliteit. De Rijksoverheid draagt zorg voor de verdere doorontwikkeling van deze instrumenten en betrekt gemeenten en provincies daarbij. De Rijksoverheid ondersteunt Partijen bij het aanleve ren van gegevens ten behoeve van de monitoring.
3. Partijen werken nadere xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx uit en leggen deze voor aan de Stuurgroep. Hierbij wordt bekeken hoe deze zo goed mogelijk kunnen aansluiten op andere monitoringsafspraken, zoals de klimaat en energieverkenning. De Rijksoverheid neemt daarbij het initiatief.
Monitoring van de voortgang van maatregelen en de pilots en van luchtemissies en gezondheidseffecten is belangrijk om te evalueren of de deelnemende partijen op koers liggen om de doelen te halen, of dat herijking van de aanpak nodig of wenselijk is.
Artikel 11. Monitoring
1. Partijen monitoren:
a. Jaarlijks de voortgang van de uitvoering van de uitvoeringsagenda en de decentrale uitvoeringsplannen.
b. Ten minste driejaarlijks de ontwikkeling in (lokale en regionale) luchtkwaliteit (NO2, PM10 en PM2,5). Partijen leveren daartoe de benodigde informatie aan, waaronder (voor de betreffende partijen) de informatie die jaarlijks wordt aangeleverd volgens voorschriften in Wet Milieubeheer en na inwerkingtreding van de Omgevingswet.
c. Ten minste driejaarlijks het doelbereik van het Schone Lucht Akkoord via de gezondheids indicator. Partijen leveren daartoe de benodigde informatie aan.
Monitoring voortgang van de maatregelen en pilots
Jaarlijks rapporteren alle SLA-deelnemers over de voortgang van de uitvoering van maatregelen en pilots. Het ministerie van IenW heeft in 2020 een format laten ontwikkelen voor de uitvoeringsplannen van gemeenten en provincies. Dit for- mat dient tegelijk om jaarlijks de voortgang te rapporteren.
Rijkswaterstaat Leefomgeving verzorgt de overkoepelende rapportage op basis van de geleverde input. Deze rappor- tage bevat de beschrijvingen van de (vaste en aanvullende) maatregelen en pilots en de fase van uitvoering waarin de maatregel of pilot zich bevindt. Op basis van de rapportages bespreekt de Stuurgroep of er aanvullende activiteiten nodig zijn om eventuele knelpunten op te lossen of kansen te benutten.
In 2021 werkt de themagroep het plan voor de jaarlijkse rapportage en de communicatie hiervan verder uit. Waar mogelijk wordt aangesloten bij de monitoring vanuit ande- re akkoorden om dubbel werk te voorkomen. Daarnaast wordt onderzocht voor welke thema’s en maatregelen aan- vullende activiteiten nodig zijn om een goed beeld te krij- gen van de doorwerking in de praktijk en de effectiviteit van maatregelen.
De individuele gemeenten en provincies leveren elk een eigen uitvoeringsplan aan, ook als ze de uitvoering van het SLA (deels) in regionale samenwerking oppakken. Bij (regio- nale) samenwerking worden de gezamenlijke maatregelen dus in elk uitvoeringsplan van de samenwerkende deel- nemers opgenomen.
Uitvoerders
Trekker Alle SLA-deelnemers voor hun eigen rap- portage; Rijkswaterstaat Leefomgeving voor de overkoepelende rapportage.
bij de ontwikkeling van maatregelen zijn hoe groot de bekendheid ermee is en hoe deze zich ontwikkelt, hoe de gebruikersvriendelijkheid van de maatregelen wordt ervaren en of ze leiden tot agendasetting en gedragsver- andering. Door dit onderzoek periodiek uit te voeren,
ontstaat de mogelijkheid om de effecten van maatregelen te monitoren en uitspraken te doen over de mate van realisatie.
• Voor mobiele werktuigen is nog veel onzekerheid over de huidige samenstelling van het ‘werktuigenpark’. De rijksoverheid heeft, in samenwerking met de sector, TNO
opdracht gegeven om een nulmeting uit te voeren via een enquête onder bouwbedrijven. De resultaten worden gepubliceerd in 2021.
• Luchteisen in aanbestedingen zijn een belangrijke maat- regel voor de thema’s mobiliteit, mobiele werktuigen en binnenvaart en havens. Voor de monitoring is het van belang om er zicht op te hebben in hoeverre de afspraken zich succesvol doorvertalen in aanbestedingen. Bekeken wordt hoe dit efficiënt te monitoren is.
• Het RIVM publiceert jaarlijks emissiegegevens op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. De gegevens worden jaarlijks geëvalueerd in de verschillende themagroepen, zoals voor Houtstook en Industrie.
Monitoring doelen SLA: luchtkwaliteit en gezondheidsindicator
Overige stakeholders
RIVM, themagroepen.
Het RIVM stelt een keer in de twee jaar een monitorings-
Planning 1 maart 2021: gemeenten, provincies en de rijksoverheid leveren hun uitvoeringsplan in.1
Eind 2021: vaststellen plan voor monitoring voortgang maatregelen.
Vanaf 2022: de deelnemers rapporteren jaarlijks op 1 maart over de voortgang van de maatregelen.
Beoogd effect Zicht op de voortgang van de uitvoering van maatregelen en signalering van eventuele knelpunten en kansen.
Voorbeelden van aanvullende monitoringsactiviteiten:
• Themagroep Houtstook wil een onderzoek opzetten onder burgers: stokers en gehinderden. Veel maatregelen zijn bedoeld om – met provincies en gemeenten als inter- mediair – burgers te doordringen van de negatieve
milieu- en gezondheidseffecten van houtstook. En ze een handelingsperspectief te geven voor bewust stoken en melden van en omgaan met overlast. Belangrijke vragen
1 Gemeenten die later dan 13 januari 2020 zijn toegetreden, mogen er ook voor kiezen om een jaar later (1 maart 2022) een uitvoeringsplan in te dienen.
rapportage op over de ontwikkeling van de concentraties en het bereiken van de doelen uit het SLA. Hier is voor gekozen om aan te sluiten bij de luchtramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) die ook tweejaarlijks verschij- nen. De Stuurgroep stelt deze rapportage vast. Daarna wordt de rapportage aan de Tweede Kamer verzonden. De eerste rapportage wordt in 2021 gemaakt en zal gaan over het jaar 2020. Daarna wordt tweejaarlijks een nieuwe rapportage opgesteld. Daarmee sluiten we aan op de rapportage van
de luchtramingen door het PBL.
De rapportage bevat de volgende onderdelen:
• Rapportage van de emissies: emissies op landelijk niveau per sector van in ieder geval de fijnstoffen PM10 en PM2,5 en van NO2 voor het gepasseerde jaar en een prognose voor de zichtjaren 2025 en 2030.
• Rapportage van de luchtkwaliteit: concentraties op gemeentelijk niveau van de stoffen PM10, PM2,5 en NO2 voor het gepasseerde jaar en een prognose voor de zicht- jaren 2025 en 2030. Daarbij wordt vermeld in welke gemeenten de WHO-advieswaarden wel of niet gehaald zijn en worden in 2030. In 2021 wordt nog niet gerekend voor het zichtjaar 2025.
• Rapportage van de gezondheidseffecten: landelijke, provinciale en gemeentelijke gemiddelde gezondheids- winst en de voortgang ten opzichte van de doelstelling (landelijk gemiddeld 50% gezondheidswinst ten opzichte van 2016) voor het gepasseerde jaar en voor de zichtjaren 2025 en 2030. Deze winst wordt uitgedrukt in levensduur- verlenging in maanden en verloren levensjaren (YLL). In het SLA zijn geen doelstellingen voor gezondheidswinst voor gemeenten en provincies afzonderlijk opgenomen. In 2021 wordt nog niet gerekend voor het zichtjaar 2025.
• Uitsplitsing van de emissies, concentraties en relatieve
maatregelen geen representatief jaar was en omdat dit het mogelijk maakt de doorrekening sneller uit te voeren.
SLA-deelnemers leveren daarvoor uiterlijk 1 maart 2021 hun decentrale uitvoeringsplan met aanvullende maatregelen aan. De rijksoverheid (ministerie van IenW en het RIVM) zorgen voor de doorrekening van de maatregelen. Het streven is na de zomer 2021 de rapportage over het doel- bereik van het SLA aan te bieden aan de Tweede Kamer.
Uitvoerders
Trekker RIVM voor de doorrekening en rapportage.
bijdragen aan gezondheidseffecten naar de sectoren industrie, (weg)verkeer, mobiele werktuigen, landbouw, scheepvaart en havens, houtstook en luchtvaart van en
Overige stakeholders
Deelnemende gemeenten, provincies, ministerie van IenW en Rijkswaterstaat, PBL.
naar Nederlandse luchthavens. Daarbij wordt vermeld of de dalende trend in de sectoren wordt gerealiseerd en of het SLA op koers ligt om de streefwaarde per sector te behalen.
Deelnemers aan het SLA leveren jaarlijks tussen maart en eind mei gegevens over verkeer en veehouderij aan in de monitoringstool. Dit zijn gegevens over het gepasseerde jaar, en voor verkeer ook een prognose over de zichtjaren 2025 en 2030. Dit is dezelfde monitoringstool als die van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en voor de monitoring onder de Omgevingswet. SLA- deelnemers die deze gegevens al aanleveren voor het NSL
en de monitoring van de luchtkwaliteit onder de Omgevingswet, hoeven deze gegevens dus niet dubbel
aan te leveren. De SLA-deelnemers -en daarmee de bijbeho- rende SLA-activiteiten- worden meegenomen in de monito- ringscyclus en bijbehorende procesafspraken die jaarlijks geactualiseerd worden voor de monitoring van de lucht- kwaliteit.
Eind mei sluit de monitoringstool en gaat het RIVM reke- nen. Voor de monitoring van de luchtkwaliteit en de con- centraties van luchtverontreinigende stoffen gebruikt het RIVM de GCN-kaarten. Deze geven de concentraties van PM10, PM2,5 en NO2 in vakken van 1 km2 weer. Deze gegevens vult het RIVM aan met verkeers- en veehouderijgegevens om
Planning 2021: eerste rapportage 2021; daarna elke
twee jaar.
Beoogd effect Zicht op ontwikkeling van emissies en gezondheidseffecten en toetsing of de doelstellingen van het SLA binnen bereik zijn of dat aanvullende activiteiten gewenst zijn.
Doorontwikkeling van de gezondheidsindicator
Het RIVM werkt aan het uitbreiden van de gezondheids- indicator. Deze indicator bevat nu twee indicatoren die iets zeggen over vroegtijdige sterfte door gecombineerde bloot- stelling aan PM10 en NO2. Het wensbeeld is dat de indicator ook inzicht gaat geven in:
• de gezondheidswinst uitgedrukt in indicatoren die iets zeggen over ziekte, zoals vermeden ziektelast;
• de totale blootstelling aan luchtverontreiniging door in de gecombineerde blootstelling (input van de berekenin- gen van de gezondheidsindicator) ook PM2,5 en roet mee te nemen.
Uitvoerders
Trekker RIVM voor de doorrekening en rapportage.
op een hoger detailniveau te kunnen rekenen. In 2021 wor- den de veehouderijgegevens op een hoger detailniveau nog niet meegenomen in de berekeningen van de gezondheids-
Overige
stakeholders
Xxxxxxxxxx xxx XxxX (als opdrachtgever),
gemeenten en provincies uit de themagroep monitoring, GGD GHOR Nederland.
indicator, dit gebeurt vanaf 2023. De monitoringsrapportage wordt jaarlijks in december aangeboden aan de Stuurgroep en gepubliceerd en is daarmee openbaar. De rapportage voor het SLA wordt los van de wettelijk verplichte NSL- rapportage uitgebracht.
In 2021 wordt een ander proces gevolgd dan in de jaren erna. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit en gezond- heidseffecten gebruikt het RIVM de verkeersgegevens over 2019 die in het kader van het NSL aangeleverd zijn. Hier is voor gekozen omdat 2020 vanwege de COVID-19-
Planning 2021: uitwerking plan van aanpak. dooront-
wikkeling en implementatie in Uiterlijk 2022: start van de monitoring gezondheid in het SLA.
Beoogd effect Doorontwikkeling van de gezondheids- indicator zodat een bredere weergave van gezondheidseffecten ontstaat.
Wensen voor de doorontwikkeling van de monitoring Schone Lucht Akkoord
De themagroep Monitoring zal wensen voor de doorontwik- keling van monitoring bespreken en de mogelijkheden onderzoeken. Dit zijn op het gebied van emissies en con- centraties in ieder geval de onderstaande punten. Voor de gezondheidsindicator moet hier nog nader naar gekeken worden.
• Verder verfijnen van de GCN-kaart naar bijvoorbeeld
250 m2 voor die bronnen waarvoor meer specifieke infor- matie over emissies op dat schaalniveau bekend zijn.
Hierbij hoort ook:
- onderzoeken of voor relevante bronnen ook meer gedetailleerde emissiegegevens beschikbaar kunnen komen;
- onderzoeken of gegevens uit citizen science voor het beter afleiden van gradiënten op meer gedetailleerd schaalniveau te gebruiken zijn, waarbij de mate van betrouwbaarheid een criterium vormt.
• Emissies en concentraties monitoren en rapporteren van ultrafijn stof en roet/elementair koolstof en PAK’s (in relatie tot houtstook), en nagaan hoe condensables beter mee te nemen zijn in modellen.
Evaluatie en herijking uitvoeringagenda
De Stuurgroep bespreekt jaarlijks de voortgang van de uit- voering van vaste maatregelen, pilots en aanvullende maat- regelen aan de hand van de daartoe opgestelde interne rapportage. Als het nodig en wenselijk is, doet de werkgroep voorstellen aan de Stuurgroep voor herijking van de uitvoe- ringsagenda. Als blijkt dat één of meer SLA-deelnemers maatregelen niet uitvoeren, dan bespreekt de Stuurgroep dit met de betreffende deelnemers. Op basis van de door- rekening van de effecten op de luchtkwaliteit en de gezond- heidseffecten evalueren SLA-deelnemers of de partijen op koers liggen om de doelen uit artikel 1 van het SLA te halen. Is dit niet het geval, dan voegen SLA-deelnemers maatrege- len toe aan de uitvoeringsagenda of aan de eigen uitvoe- ringsplannen. Besluiten partijen dat een wijziging van de afspraken uit het akkoord zelf noodzakelijk is, dan is toe- stemming van de deelnemers nodig.
Uitvoerders
Trekker De Stuurgroep van het SLA is verantwoorde- lijk voor de evaluatie en het doen van voor- stellen voor herijking.
• Een module ontwikkelen om gegevens over houtstook, mobiele werktuigen, binnenvaart en havens en aanvul-
Overige
stakeholders
Alle deelnemers aan het SLA.
lende gegevens voor de industrie en landbouw toe te voegen ten behoeve van de berekeningen van de lucht- kwaliteit op hoger detailniveau dan GCN (1 km2).
• Resultaten van pilots met citizen science en verbeteringen en verfijningen in databronnen gebruiken om lucht- kwaliteitsmodellen te verbeteren als dit mogelijk blijkt.
• Gebruik door RIVM van aanvullende databronnen voor gebieden buiten het SLA en de aandachtsgebieden.
• Ook andere zichtjaren dan 2030 gebruiken, bijvoorbeeld 2025 en 2040.
• Verder verfijnen van de prognoses: rekenen met klimaat- scenario’s, verfijnen van de demografie, meer rekening houden met structuurwijzigingen in Nederland (zoals wijken van het gas af, bijbouwen van 1 miljoen wonin- gen).
Uitvoerders
Trekker Themagroep Monitoring.
Planning 2021 en verder: jaarlijkse evaluatie van de
voortgang van de maatregelen, en tweejaar- lijks evaluatie van het doelbereik. De Stuurgroep stelt de rapportage vast; het ministerie van IenW stuurt de rapportage aan de Tweede Kamer.
Beoogd effect Borgen van de voortgang van de uitvoering van maatregelen en het doelbereik.
Overige stakeholders
Xxxxxxxxxx xxx XxxX, Rijkswaterstaat Leefomgeving, RIVM.
Planning 2021: uitwerken plan van aanpak.
2022: doorontwikkeling in ICT-toepassing in monitoring.
2023: daadwerkelijk monitoren.
Beoogd effect Versterken van de toepasbaarheid van de gezondheidsindicator.
5
Hoogblootgestelde gebieden en gevoelige groepen
De gezondheidsschade van luchtverontreiniging is niet overal in Nederland even groot. Dat heeft verschillende oorzaken.
• In sommige gebieden zijn de concentraties lucht- vervuiling hoger dan op andere plekken.
• Het aantal mensen dat wordt blootgesteld is met name in binnenstedelijke gebieden hoger dan in het buiten- gebied.
• Sommige mensen zijn gevoeliger voor de negatieve effec- ten van luchtverontreiniging, zoals kinderen, ouderen en mensen met gezondheidsklachten (bijvoorbeeld long- patiënten en mensen met hart- en vaatziekten).
Stappen gebiedsgericht aanpak hoogblootgestelde locaties
In het Schone Lucht Akkoord (SLA) is daarom afgesproken dat, naast de generieke aanpak, een aanpak wordt uit- gewerkt voor hoogblootgestelde gebieden en voor hoog- gevoelige groepen. Dit is niet nieuw, veel grotere gemeen- ten hebben al langere tijd beleid gericht op relatief hoogblootgestelde locaties of kwetsbare bestemmingen. Bestaande initiatieven worden bij de aanpak betrokken.
Wat is een hoogblootgesteld gebied?
Wanneer is aanvullende gebiedsgerichte aanpak in SLA wenselijk?
Analyse gebieden; bronnen, blootstelling, mogelijke oplossingen
Samenwerking gemeenten, provincie en rijksoverheid. Wie is nodig voor de aanpak?
Uitvoering gebiedsgericht plan
Waarom en hoe bepalen we dat?
Verkenning RIVM
Afspraken in
uitvoeringsagenda (via Stuurgroep)
Gebiedsanalyses
(RIVM, in
themagroep)
Afspraken per
gebied (opnemen uitvoeringsagenda en monitoring)
Initiatieven aanvullend
beleid binnen eigen taken en bevoegdheden, samenwerking waar nodig
1 Hoogblootgestelde locaties
Uitvoerders
Trekker Ministerie van XxxX en RIVM.
Artikel 4. Algemene afspraken en verplichtingen
1. Gebiedsgerichte aanpak hoog blootgestelde locaties: De Rijksoverheid faciliteert de uitwerking van een gebiedsgerichte aanpak voor hoog blootgestelde locaties. De Rijksoverheid faciliteert onder andere het opstellen van een gebiedsanalyse gericht op definiëring van hoog blootgestelde locaties, mogelijke aanpak en wijze waarop samenwerking tussen Rijksoverheid en/of provincie en gemeente mogelijk is om gezondheidswinst te bereiken. Partijen nemen naar aanleiding hiervan initiatieven tot aanvullend beleid, binnen hun eigen taken en bevoegdheden en werken indien nodig samen als de inspanningen en de bronnen daarom vragen.
Overige stakeholders
Gemeenten, provincies met hoogbloot- gestelde gebieden en GGD.
In 2020 is het RIVM gestart met een eerste analyse van hoog- blootgestelde gebieden in Nederland. Gekeken wordt naar gebieden waar de gezondheidsschade door zowel NO2 als fijnstof relatief hoog is. Ook wordt gekeken naar gebieden waar de luchtvervuiling bij bestaand beleid in 2030 nog hoger is dan de WHO-advieswaarden. Het kan gaan om binnenstedelijke gebieden met veel verkeer, gebieden met hoge blootstelling vanuit landbouw, scheepvaart, hout- stook of industrie. Vaak gaat het om gebieden waar verschil- lende bronnen samenkomen.
Artikel 9. Stuurgroep
4. De Stuurgroep bewaakt de doelen van het Schone Lucht Akkoord en draagt deze uit. Hiertoe kan de Stuurgroep Partijen adviseren over en aanspreken op de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord. Daarnaast voert de Stuurgroep de taken uit die Partijen haar opdragen, waaronder:
d. Opstellen aanpak om gezondheidseffecten bij hooggevoelige groepen te beperken.
In 2021 werken SLA-deelnemers een nadere analyse van bronnen en verwachte ontwikkelingen uit. Op basis van deze analyse wordt bekeken welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn en welke ontwikkelingen mogelijk een extra belasting kunnen vormen voor de luchtkwaliteit in het gebied. De kennis en ervaring van gemeenten die al langere tijd een aanvullende aanpak voor hoogblootgestelde gebie- den uitvoeren, wordt hierbij betrokken en actief gedeeld.
Op basis van deze analyse maken SLA-deelnemers nadere afspraken over samenwerking bij de gebiedsgerichte aanpak in hoogblootgestelde gebieden.
Planning 2021: op basis van de eerste analyse worden nadere afspraken gemaakt over de uit- werking van aanvullende gebiedsgerichte aanpakken van hoogblootgestelde gebie- den.
Het RIVM brengt bij de tweejaarlijkse moni- toringsrapportage in kaart wat de verwachte ontwikkeling is voor de hoogblootgestelde locaties en wat het effect is van de gebieds- gerichte aanpak. De eerste rapportage wordt in 2021 gepubliceerd.
Borgen van de voortgang van de uitvoering van maatregelen en het doelbereik.
Beoogd effect Vermindering van de negatieve gezond- heidseffecten met een gebiedsgerichte aanpak in gebieden met een hoge bloot- stelling.
2 Hooggevoelige groepen
Artikel 4. Algemene afspraken en verplichtingen
2. De Rijksoverheid werkt samen met Partijen een aanpak uit om de negatieve gezondheidseffecten bij hooggevoelige groepen te beperken. Deze richt zich onder andere op gevoelige bestemmingenbeleid. Partijen nemen naar aanleiding hiervan initiatieven tot aanvullend beleid, binnen hun eigen taken en bevoegdheden en werken indien nodig samen als de inspanningen en de bronnen daarom vragen.
In 2020 is een verkenning uitgevoerd van bestaand beleid gericht op gevoelige bestemmingen. In 2021 werken GGD Nederland, RIVM, gemeenten, provincies en rijksoverheid in samenwerking met gezondheidsorganisaties een advies uit over gevoelige-bestemmingenbeleid en mogelijk aanvul- lende initiatieven om negatieve gezondheidseffecten bij
hooggevoelige groepen te verminderen. Daarbij worden de kennis en ervaring vanuit bestaand beleid betrokken, zoals richtlijnen voor gevoelige bestemmingen.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
Overige stakeholders
Ministeries VWS, GGD GHOR Nederland, gemeenten, provincies, RIVM, vertegen- woordigers van gevoelige groepen.
Planning 2020: verkenning (uitgevoerd).
2021: advies gevoelige-bestemmingenbeleid en eerste verkenning naar wensen en moge- lijke aanvullende initiatieven gericht op hooggevoelige groepen.
Beoogd effect Inzicht in vermindering overlast voor hoog- gevoelige groepen door een doelgerichte beleidsaanpak.
Het wegverkeer droeg in 2016 gemiddeld voor 36% bij aan de negatieve gezondheidseffecten van binnenlandse bron- nen. De belangrijkste bijdrage is afkomstig van (oudere) dieselvoertuigen. Voor het wegverkeer zet de rijksoverheid in op een verdere aanscherping van de Europese emissie- eisen voor voertuigen en een verdere verbetering van de monitoring en het toezicht in Nederland. Bijvoorbeeld met het steekproefprogramma van TNO. Daarnaast leveren maatregelen uit het Klimaatakkoord, waaronder elektrifi- catie, lokaal beleid voor het stimuleren van schone en actie- ve mobiliteit, nul-emissie-stadslogistiek en de werkgevers- aanpak een belangrijke bijdrage aan schone lucht, vooral op de langere termijn. Vanuit de stikstofaanpak is in 2020 een forse extra impuls gekomen voor het versnellen van ver- duurzamingen van de transitie naar emissieloos vervoer.
In steden kunnen lokaal verkeer- en parkeerbeleid, het
stimuleren van fiets en schoon openbaar vervoer en de ruimtelijke inrichting aanzienlijke emissiereducties en gezondheidswinst opleveren. Ook hebben (auto)belastin- gen grote invloed op de samenstelling van het wagenpark en de luchtemissies.
1 Gezondheidsdoelen in verkeers- en vervoersplannen en regionale mobiliteitsprogramma’s
6
Mobiliteit
1a Verkeers- en vervoersplannen en regionale mobiliteitsprogramma’s
SLA-maatregel 1 Mobiliteit
Partijen streven ernaar gezondheidsdoelen voor schonere lucht op te nemen in relevante verkeers- en vervoersplannen.
SLA-maatregel 3 Mobiliteit
Partijen nemen de gezondheidsdoelen uit dit akkoord mee in de uitwerking van Regionale Mobiliteitsprogramma’s.
Door gezondheidsdoelen voor schonere lucht op te nemen als (neven)doel voor verkeers- en vervoersplannen worden de plannen geoptimaliseerd op gezondheid. De nadruk ligt op grotere plannen met een mogelijk substantiële invloed op verkeersemissies en gezondheidseffecten. Dit geldt in het bijzonder voor de regionale mobiliteitsstrategieën waarin de maatregelen uit het Klimaatakkoord voor mobiliteit worden uitgewerkt.
SLA-maatregel 2 Mobiliteit
Partijen nemen gezondheidsdoelen, in de vorm van emissie-eisen, op in hun eigen inkoop van voertuigen en transportdiensten en waar mogelijk in de vergunningen voor bedrijven en relevante activitei- ten. De Rijksoverheid faciliteert dit via de maat- schappelijk verantwoord inkoop (MVI) criteria voor duurzame inkoop en aanbesteding. Ambitie is, in aanvulling op de afspraken uit het Klimaatakkoord, zo snel mogelijk de inzet van (oudere) diesel- voertuigen te beëindigen en schone alternatieven te stimuleren. Uiterlijk in 2020 maken partijen afspra- ken over de concrete eisen en criteria in de gunnin- gen en nadere afspraken over de periodieke aanscherping in de periode naar 2030. Operationeel materieel in beheer bij de krijgsmacht is hiervan uitgezonderd.
Op het niveau van de rijksoverheid is in de ‘Schets Mobiliteit naar 2040: veilig, robuust, duurzaam’ een passage opgeno- men over het Schone Lucht Akkoord (SLA) en daarin zijn de gezondheidsdoelen beschreven. Dit geldt ook voor de Nationale Omgevingsvisie.
Uitvoerders NOVI
Trekker Alle SLA-deelnemers; provincies voor de Regionale Mobiliteitsprogramma’s.
2 Verduurzaming eigen voertuigen en transportdiensten
Overige stakeholders
Interprovinciaal Overleg (IPO), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Planning De afspraak geldt doorlopend voor het opstellen van nieuwe plannen en het her- zien van bestaande plannen.
Beoogd effect Meer aandacht voor gezondheid in verkeers- en vervoersplannen en Regionale mobili- teitsplannen, waardoor gezondheid betrok- ken wordt bij de afweging voor nieuwe ontwikkelingen. Delen van kennis en erva- ringen.
1b Gezondheidseffecten bij effectstudies
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid.
Rijksoverheid, gemeenten en provincies nemen vanaf 2021 in aanbestedingen van voertuigen en transportdiensten aanbestedingseisen en gunningscriteria op die minimaal vergelijkbaar zijn met de MVI-criteria. De rijksoverheid herijkt periodiek de MVI-criteria-tool. Voorafgaand aan het vaststellen van de MVI-criteria vindt afstemming plaats met bedrijfsleven, kennispartijen en milieu- en/of gezondheids- organisaties.
SLA-maatregel 4 Mobiliteit
De Rijksoverheid verkent in samenwerking met gemeenten en provincies de mogelijkheden om de negatieve gezondheidseffecten van luchtemissies te berekenen bij effectstudies voor projecten waarvan een mogelijk substantieel effect wordt verwacht.
Hierbij worden bestaande instrumenten betrokken.
Uitvoerders
Overige
RIVM, provincies en gemeenten en GGD-en.
Trekker Alle deelnemers aan het SLA.
stakeholders
Planning Eind 2021: oplevering van een eerste verken-
Overige stakeholders
Bedrijfsleven, kennispartijen en milieu en/ of gezondheidsorganisaties.
ning.
Beoogd effect Gezondheid beter meewegen in de afweging bij (infrastructuur)projecten.
Planning Vanaf 2021 doorlopend.
Beoogd effect Versneld verschonen van het (weg)verkeer door het stellen van eisen en stimuleren van verdergaande verschoning en door innova- tie in de aanbestedingen en inkoop van voertuigen en transportdiensten.
3 Voertuigemissies
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid.
SLA-maatregel 5 Mobiliteit
De Rijksoverheid voert voor dieselauto’s een nieuwe roetfiltertest in op basis van aantal roetdeeltjes in de Algemene Periodieke Keuring (APK). Hiermee wordt geen nieuwe APK-controlepunt ingevoerd, maar wordt voor dieselauto’s met roetfilter de bestaande APK-controle van de emissies volgens een meer effectieve controlemethode uitgevoerd, zodat de bestaande regels beter kunnen worden gehand- haafd. Vooruitlopend hierop worden roetfiltertesten uitgevoerd bij wegkantinspecties door de politie.
3a Nieuwe roetfiltertest
Overige stakeholders
RDW, autobranche.
Planning 1 juli 2022: ingangsdatum nieuwe APK-test.
Beoogd effect Het structurele langetermijneffect van de nieuwe APK-test wordt geschat op een reductie van de fijnstofuitstoot van 121 ton per jaar
SLA-maatregel 6 Mobiliteit
De Rijksoverheid gaat onderzoek doen naar de mate waarin in Nederland bij vrachtwagens defecte en gemanipuleerde AdBlue systemen voorkomen.
Indien nodig worden in samenwerking met de politie en/of inspectie nieuwe test- en/of toezichtmethoden ontwikkeld voor controle van AdBlue manipulatie bij vrachtwagens.
3b Voorkomen defecte en gemanipuleerde AdBlue-systemen
De regelgeving om de nieuwe test voor de controle van roetfilters met een deeltjesteller beschikbaar te maken, was al in november 2019 gepubliceerd en op 1 januari 2020 ingegaan. Hiervoor zijn intensieve gesprekken gevoerd met
alle belanghebbenden. Mede op basis hiervan is de test met deeltjesteller tot stand gekomen. De volgende stap was om de test verplicht te stellen voor de APK van dieselauto’s met roetfilter. Met de publicatie op 20 januari 2021 van deze regelgeving is ook deze stap gezet. De invoeringsdatum
van de nieuwe test is 1 juli 2022.
Voor de invoering van deze test heeft de RDW op 30 april 2020 een uitvoeringstoets opgeleverd. Invoering van de test is voor de zomer van 2020 voorgelegd aan verschillende APK-stakeholders (SO-APK). Deze partijen hebben aan- gegeven de wijziging te kunnen onderschrijven en verzoch-
AdBlue systemen verminderen bij goed functioneren de emissie van NOx bij voertuigen naar de lucht. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) onderzoekt wat de beste manier voor handhaving is en maakt hiervoor een risicoanalyse. De belangrijkste onzekerheden in de effect- schatting zitten in de effectiviteit van de handhaving en de huidige omvang van de manipulatie.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid.
ten om tijdig duidelijkheid te geven, zodat de invoering kan worden voorbereid. Om ook aan andere partijen de
Overige
stakeholders
ILT.
gelegenheid te geven om te reageren, is het voorstel in oktober en november 2020 voor internetconsultatie voor- gelegd. Ook is een advies ontvangen van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR).
Daarnaast is door TNO vervolgonderzoek uitgevoerd naar de verhoogde NOx-uitstoot van oudere benzineauto’s met slecht functionerende katalysator. In dit vervolgonderzoek met 38 voertuigen is één auto met een sterk verhoogde
NOx-uitstoot gevonden. Het totaal komt hiermee uit op drie high emitters in een steekproef van 50 geteste voertuigen. Om vast te stellen welke aanpak effectief is voor het opspo- ren en aanpakken van dit probleem, is verder onderzoek vereist naar hoe een dergelijke test eruit zou kunnen zien en tegen welke kosten en wanneer die zou kunnen uitgevoerd. De komende tijd wordt dit in kaart gebracht. Daarnaast wordt er in Europees kader op ingezet dat wordt vereist dat een verbeterd On-Board Diagnose (OBD) systeem in alle gevallen effectief controleert dat emissiereductiesystemen van voertuigen goed blijven functioneren.
Planning 2021 - 2030
Beoogd effect Handhaving van bronbeleid, zodat diesel- voertuigen in de praktijk daadwerkelijk minder schadelijke stoffen uitstoten.
3c Wet vrachtwagenheffing
formatie, onderzoek doet naar betalen naar gebruik.4 In de effectenstudie en in de MKBA die naar aanleiding hiervan zijn opgesteld is aandacht besteed aan de effecten op lucht- kwaliteit. De effecten op gezondheid van de verschillende maatregelen zijn daarbij nog niet specifiek in beeld gebracht. In 2021 wordt bekeken of en wanneer aanvullend onderzoek effectief en wenselijk is.
SLA-maatregel 8 Mobiliteit
De Rijksoverheid streeft ernaar, zoals afgesproken in het regeerakkoord, in 2023 een vrachtwagenheffing in te voeren waarbij het tarief wordt gedifferentieerd naar Euroklasse en gewicht van het voertuig. De netto-opbrengsten vloeien terug naar de vervoers- sector voor verduurzaming en innovatie, waaronder het beperken van de uitstoot van fijn stof en NOx en het versnellen van de invoering van niet-fossiel rijden.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid.
Overige stakeholders
Nader te bepalen
Als de Tweede Kamer de Wet vrachtwagenheffing aanneemt, starten de betrokken uitvoerende diensten en private par- tijen met de realisatie van het heffingssysteem. Voor het terugsluizen van de netto-opbrengsten naar verduurzaming en innovatie van de vervoerssector wordt in deze fase het uitvoeringsplan vastgesteld. Ook voert Bureau ICT-toetsing een toets uit. De vrachtwagenheffing gaat naar verwachting niet eerder dan in 2024 van start. Het verwachte effect is de beperking van de uitstoot van fijnstof en NOx en de versnel- de invoering van niet-fossiel rijden.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid.
Planning In 2020 zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. In 2021 wordt bekeken of, en zo ja wanneer, aanvullend onderzoek wenselijk is.
Beoogd effect Gezondheidseffecten van luchtemissies bij de vormgeving van autobelastingen
in kaart brengen.
3e Roevoeslag in de motorrijtuigenbelasting
SLA-maatregel 10 Mobiliteit
De Rijksoverheid voert per 2020 een roettoeslag in de motorrijtuigenbelasting in.
Overige stakeholders
Bedrijfsleven en overige stakeholders (via programma vrachtwagenheffing).
De roettoeslag in de motorrijtuigenbelasting is ingevoerd. Eigenaren van een oudere dieselauto zonder roetfilter beta-
Planning 2024: invoering vrachtwagenheffing.
Beoogd effect Emissiereductie door efficiëntere logistiek en versnelde ingroei schonere en emissie- loze voertuigen.
3d Autobelastingen
len sinds 1 januari 2020 een toeslag van 15% op de motor- rijtuigenbelasting (wegenbelasting). De toeslag geldt voor alle dieselpersonenauto’s zonder filter en voor diesel- bestelauto’s zonder filter ouder dan twaalf jaar.
Uitvoerders
SLA-maatregel 9 Mobiliteit
De Rijksoverheid onderzoekt mogelijkheden voor het verder reduceren van negatieve gezondheidseffecten van luchtemissies bij de vormgeving van de autobelastingen.
Trekker Rijksoverheid.
Planning Afgerond.
Beoogd effect Emissiereductie door een snellere uitfase- ring van oudere dieselvoertuigen zonder roetfilter.
Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de vorm- geving van autobelastingen. Zo is bij de Brede maatschap- pelijke heroverweging Mobiliteit onderzoek gedaan naar toekomstbestendige mobiliteit, waaronder fiscale maatre- gelen.2 Ook in de bouwstenen voor een beter belasting- stelsel3 (bijlage fiscale vergroening en grondslagerosie) is in 2020 een aantal opties onderzocht. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat het kabinet, voor de volgende kabinets-
2 Kamerstuk, vergaderjaar 2019-2020, 32359, nr. 4.
3 Vergaderjaar 2019-2020, 32140, nr. 71 4 Kamerstuk, vergaderjaar 2020-2021, 32813, nr. 616.
4 Internationaal bronbeleid
SLA-maatregel 7 Mobiliteit
De Rijksoverheid zet zich actief in voor verdere aanscherping van de Europese normstelling voor auto’s, vrachtauto’s en brommers. Voorzieningen voor het blijvend voldoen aan de normen, zoals bij het wegvervoer zijn daarbij een belangrijk aan- dachtspunt. De Rijksoverheid gaat een actieve bijdrage leveren aan het tot stand brengen van post Euro-6/VI emissienormen door de Europese Commissie. Ter onderbouwing hiervan wordt het emissiemeetprogramma voor auto’s voortgezet.
Aanscherpen van Europese emissienormen is de meest effectieve manier om de emissies in mobiliteit verder te laten dalen. De rijksoverheid zet daarom in op verdere aanscherping van de Europese emissie-eisen voor voertui- gen om de uitstoot van verontreinigende stoffen door het verkeer sterk te verlagen. Naar verwachting komt er in het najaar van 2021 een voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe Euronorm voor personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen (Euro 7) en voor de zware bedrijfs- voertuigen zoals vrachtauto’s en bussen (Euro VII).
Nederland heeft recentelijk een bijdrage aan de publieke consultatie ingediend.5
Nederland heeft de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanscherping van de CO2-normering voor 2025 en 2030. De inzet is dat Nederland ook weer een voor- trekkersrol gaat vervullen in de tussentijdse aanscherping van de CO2-normen zoals aangekondigd in de Europese Green Deal. Aanscherping van deze normen kan de markin- troductie van nul-emissievoertuigen versnellen en daarmee een bijdrage leveren aan het verbeteren van de lucht- kwaliteit.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid.
Overige stakeholders
Onder meer Europese Commissie.
Planning Doorlopend. In 2021 wordt het voorstel voor Euro 7 / Euro VII verwacht.
Beoogd effect Strenger bronbeleid waardoor snellere verschoning van vervoer optreedt.
5 Kamerstuk, vergaderjaar 2020-2021, 22112, nr. 2973.
7
Mobiele werktuigen
Mobiele werktuigen zoals bouwmachines, veegwagens, aggregaten en landbouwwerktuigen, dragen ondanks hun beperkte aantal voor 10% bij aan de negatieve gezondheids- effecten van binnenlandse bronnen. Streefdoel uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) is om de negatieve gezond- heidseffecten van luchtemissies (NO2 en fijnstof ) van mobiele werktuigen in 2030 met minimaal 75% te hebben verminderd ten opzichte van 2016. Voor bouwmaterieel wordt hierbij uitgegaan van de doelen uit het Klimaatakkoord, waaronder het streven naar emissieloze bouwlogistiek en de inzet van emissieloze mobiele werk- tuigen in projecten van de rijksoverheid in 2030
Op dit moment is een aanzienlijk deel van de mobiele werktuigen nog niet voorzien van een effectief roetfilter. Daarnaast komen bij oudere machines, bij het stationair draaien van de machines en bij het niet goed functioneren van nageschakelde technieken (zoals katalysatoren) hoge NOx-emissies vrij. In de periode tot 2030 is daarom een belangrijke gezondheidswinst te behalen door zo snel als het mogelijk, haalbaar en betaalbaar is, de emissies van vervuilende mobiele werktuigen te reduceren.
In het SLA werken partijen samen om zo snel mogelijk de inzet van mobiele werktuigen zonder roetfilter en met een hoge stikstofdioxide-emissie te beëindigen en het groeipad naar emissieloze mobiele werktuigen naar 2030 te versnel- len. De rijksoverheid werkt in samenhang met het
Klimaatakkoord en de stikstofaanpak aan een aanpak voor schoon en emissieloos bouwen. Hierbij wordt gekeken naar de best passende instrumentenmix van enerzijds subsidies voor de aanschaf en ontwikkeling van schoon en emissie- loos materieel en anderzijds (wettelijke) borging van emis- siereductie en de aanscherping van aanbestedingscriteria. Tevens wordt bezien op welke wijze een effectieve aanpak kan worden ingericht om praktijkemissies te meten, te monitoren en toezicht te houden op de doorwerking van maatregelen in de praktijk. Dit om te zorgen dat de gewens- te emissiereducties in de praktijk ook daadwerkelijk optre- den.
Samenhang met ander rijksbeleid en stakeholderinitiatieven
Ook vanuit het Klimaatakkoord, de strategie ‘Naar klimaat- neutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten’ (KCI) en de stikstofaanpak te behoeve van natuurdoelen wordt gewerkt aan het terugdringen van emissies van mobiele werktuigen. Er is veel overlap en synergie tussen deze trajec- ten. Maar er zijn ook verschillen. Het SLA richt zich op gezondheidseffecten van fijnstof en NO2. De stikstofaanpak voor mobiele werktuigen richt zich op het verminderen van de stikstofdepositie uit NOx. En het klimaatakkoord richt zich op het reduceren van CO2-emissies. Ook de partijen
waarmee afspraken zijn gemaakt verschillen. In het SLA zijn dit medeoverheden, en in het Klimaatakkoord zijn dit het bedrijfsleven en belangenorganisaties.
Dit heeft geleid tot een breed gedeelde wens, vanuit SLA- partijen, bedrijfsleven en politiek om te werken aan één routekaart waar de verschillende beleidsdoelen en initiatie- ven in samenkomen. In 2021 zal de Rijksoverheid hier ver- der invulling aan geven in samenwerking met alle partijen.
Samenwerking hierin is cruciaal. Doordat partijen dezelfde standaarden hanteren en door een langetermijnperspectief te bieden ontstaat een gelijk speelveld en wordt zekerheid geboden aan marktpartijen om te investeren in schonere en emissieloze mobiele werktuigen.
Daarnaast zijn er initiatieven die door stakeholders zijn gestart, zoals:
• De Groene Koers
• Buyersgroup Mobiele Werktuigen PIANOo
• Green Deal Het Nieuwe Draaien (afgerond)
• Nulmeting duurzaamheid machinepark mobiele werk- tuigen
• Greendeal Duurzaam GWW (afgerond)
• Emissieloos Netwerk Infra
• Convenant Reinigingsvoertuigen (voertuigen voor de reiniging van openbare ruimte vallen onder de scope van mobiele voertuigen)
• Manifest MVI en MVI-criteria voor aanschaf en inhuur van mobiele werktuigen.
Maatregelen vanuit het Schone Lucht Akkoord
Voor mobiele werktuigen zijn in het SLA afspraken opgeno- men. Deze zijn hier verder uitgewerkt in maatregelen. De maatregelen laten zich onderverdelen in drie sporen. Een vierde spoor over het publiekrechtelijke kader is nog in ontwikkeling en wordt in 2021 aan de uitvoeringsagenda toegevoegd.
Spoor 1: Routekaart
Binnen dit spoor wordt gewerkt aan de uit- werking van de doelstelling voor mobiele werktuigen, het reductiepad en maatregelen die hierbij horen. Rijkswaterstaat en de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht geven invulling aan de
SLA-maatregelen 1, 2 en 5.
Spoor 2: Contracteren en handhaven Binnen dit spoor geven de provincie Gelderland, Rijkswaterstaat en de gemeenten Rotterdam, Utrecht en Arnhem invulling aan SLA-maatregelen 3, 4 en 6.
Spoor 3: Internationaal
Binnen dit spoor geeft het ministerie van IenW invulling aan SLA-maatregel 7.
1 Routekaart naar emissieloze mobiele werktuigen (spoor 1)
1a Onderzoek naar ingroeipad (routekaart) voor schoon en emissieloos bouwmaterieel
opstelt. Voor de inzet van de rijksoverheid is deze routekaart bepalend. De bredere routekaart kan verdergaan dan alleen vanuit luchtkwaliteit en gezondheid nodig is. De routekaart wordt voorgelegd aan de Stuurgroep van het SLA waarna deze in 2021 wordt vastgesteld na een voorstel van de the- magroep van het Schone Lucht Akkoord. Na vaststelling nemen SLA partijen de ambities over in hun uitvoerings- plannen.
SLA-maatregel 2 Mobiele werktuigen
De rijksoverheid onderzoekt in samenwerking met Partijen hoe een ingroeipad (‘routekaart’) voor schone en nul-emissie bouwmaterieel eruit kan zien en publiceert de resultaten in 2021. Dit onderzoek kijkt naar de mogelijkheden, knelpunten en rand- voorwaarden om schoner of zero-emissie te werken en naar de manieren waarop overheden (Rijk en decentrale overheden) hieraan kunnen bijdragen zoals aanbestedingsbeleid, regelgeving of facilite- rend. Hierbij wordt zo mogelijk aansluiting gezocht bij de versnelling die in het kader van de stikstof- aanpak plaatsvindt. Onderzocht wordt of vanaf 2022 de toepassing van dieselmaterieel zonder roetfilter in de bebouwde kom kan worden beëindigd en hoe verdergaande emissiereductie in de aanbestedingen gestimuleerd kan worden.
Uitvoerders
Trekker Het rijk (het ministerie van IenW) in samen- werking met de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
Overige stakeholders
Ministeries van BZK en EZK, Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf, bedrijfsleven (bouw- bedrijven, materiaalleveranciers, etc.) en kennispartijen.
Het startpunt voor de aanbestedingen bij SLA-deelnemers is dat bij alle nieuwe aanbestedingen een ambitieniveau wordt gevraagd dat minimaal overeenkomt met de MVI- criteria zoals gepubliceerd op de website van PIANOo. De grootste winst is te behalen door samen met medeoverhe- den en de markt een strategie voor de langere termijn vast te stellen om de inzet van mobiele werktuigen stapsgewijs te verschonen. Daarbij gaat het om het zo snel mogelijk beëindigen van de inzet van mobiele werktuigen zonder roetfilter en met een hoge stikstofdioxide-emissie en het versnellen van de ingroei van emissieloze mobiele werk- tuigen.
Doordat alle SLA-deelnemers dezelfde standaarden hante- ren, ontstaat een gelijk speelveld en wordt er zekerheid geboden aan marktpartijen voor investering in schonere en emissieloze mobiele werktuigen.
In de routekaart komen de beleidsdoelen voor lucht- kwaliteit en gezondheid, stikstof en natuur en klimaat samen. In de themagroep Mobiele werktuigen werken partijen de input vanuit het luchtkwaliteits- en gezond- heidsperspectief uit. Daarbij wordt onder andere onder- zocht of mobiele werktuigen zonder roetfilter vanaf 2022 uit stedelijke gebieden kunnen worden geweerd. De uitgangs- punten (en daaruit volgende elementen voor een routekaart vanuit het gezondheidsperspectief ) worden ingebracht bij de ontwikkeling van de routekaart schoon en emissieloos bouwen die de rijksoverheid in samenwerking met partijen
Planning Begin 2021: vaststelling van uitgangspunten en plan van aanpak voor de ontwikkeling van de routekaart.
Tweede helft 2021: vaststelling van route- kaart.
Beoogd effect Minder emissies door beëindigen van de inzet van mobiele werktuigen zonder roetfilter en versnellen van het ingroeipad van nul-emissie mobiele werktuigen.
En specifiek minder emissies in de bebouw- de kom afkomstig van bouwmaterieel.
1b Onderzoek naar mogelijkheden voor omgevingsvergunningen en milieuzones
SLA-maatregel 5 Mobiele werktuigen
Partijen onderzoeken, in overleg met betrokken (markt)partijen, de mogelijkheden en effecten van het opnemen van emissie-eisen in omgevings- vergunningen en milieuzones ten behoeve van stedelijke en in het bijzonder hoogblootgestelde gebieden voor mobiele werktuigen die worden ingezet, onder andere voor logistiek, evenementen, groenbeheer, infra- en bouwwerken.
In twee pilots (Amsterdam en Utrecht) worden de mogelijk- heden onderzocht om luchteisen op te nemen in vergun- ningen en milieuzones. De eerste pilot wordt in november 2020 uitgevoerd in Amsterdam-West: via de Algemene Plaatselijke Verordening worden vervuilende diesel- aggregaten in de pilot verboden. In de gemeente Utrecht loopt een onderzoek naar de juridische haalbaarheid om een minimale emissienorm te verplichten via omgevings- vergunningen in plannen rond bereikbaarheid, leefbaar- heid, veiligheid en communicatie (BLVC).
Uitvoerders
Trekker Gemeente Amsterdam en gemeente
Utrecht.
Overige stakeholders
Ministeries van BZK en EZK, bedrijfsleven, kennispartijen en milieu- en
Overige stakeholders
Bedrijfsleven, andere (SLA-)gemeenten en provincies, het ministerie van IenW.
gezondheidsorganisaties.
Planning Periodiek: herijking van de MVI-criteria-tool
Planning 2020: start van de pilot in Amsterdam en het haalbaarheidsonderzoek in Utrecht.
2021: evaluatie van de ervaringen en delen daarvan. Bekeken wordt of de aanpakken toepasbaar zijn voor andere gemeenten en of aanvullend onderzoek, aanvullende maatregelen en andere pilots nodig zijn. De resultaten worden ingebracht in en afgestemd met de bredere opdracht voor de verduurzaming van de bouw en gedeeld voor een bredere toepassing in andere gemeenten
Beoogd effect Emissiereductie, met name in gebieden met hogere blootstelling, door het opnemen van emissie-eisen of andere bepalingen in vergunningen of milieuzones.
2 Contracteren en handhaven (spoor 2)
2a Afspraken over gunningscriteria in aanbestedingen
door de rijksoverheid.
Rijk, gemeenten en provincies stellen in 2021 in afstemming met bedrijfsleven, kennispartijen en milieu en/of gezond- heidsorganisaties een routekaart schoon en emissieloos bouwen vast met afspraken over de periodieke aanscherping van de eisen en gunningscriteria in de periode naar 2030.
Beoogd effect Emissiereductie door het stimuleren van schonere mobiele werktuigen voor eigen materieel en voor relevante werken (grond-, weg- en waterbouw, groen, bouw, etc.)
en het bieden van duidelijkheid aan de markt door vroegtijdig toekomstige stappen te communiceren.
SLA-maatregel 4 Mobiele werktuigen
Partijen nemen de geformuleerde eisen en stimule- rende bepalingen op in aanbestedingen voor (bouw) projecten voor mobiele werktuigen. Indien gewenst, bijvoorbeeld voor hoogblootgestelde gebieden, kunnen partijen kiezen voor een verdergaande ambitie.
2b Aanbestedingen voor (bouw)projecten voor mobiele werktuigen
Onderdeel van de routekaart, zoals beschreven in 1a, is de stapsgewijze aanscherping van gunningscriteria in aanbe- stedingen. Na het vaststellen van de routekaart volgt aan- passing van de MVI-criteria. De Stuurgroep van het SLA besluit over de toepassing binnen het SLA. Zolang aanvul- lende afspraken over de periodieke aanscherping niet zijn gemaakt, gelden de lucht gerelateerde criteria zoals gefor- muleerd op de website van PIANOo als minimum.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW, Rijkswaterstaat, deel- nemende gemeenten en provincies uit
de werkgroep contracteren en handhaven.
Vanuit het aanbestedingstraject richting uitvoerders hebben de rijksoverheid, provincies en gemeenten een belangrijke invloed op de inzet van duurzamere mobiele werktuigen.
SLA-maatregel 3 Mobiele werktuigen
Partijen maken uiterlijk in 2020 afspraken over concrete eisen en gunningscriteria in de aanbestedin- gen en maken nadere afspraken over de periodieke aanscherping van de eisen en gunningscriteria in de periode naar 2030. De Rijksoverheid neemt de eisen en gunningscriteria op in de MVI-criteria zoals gepubliceerd op de website van PIANOo en commu- niceert daarbij de afspraken, zodat (markt)partijen zich kunnen voorbereiden op toekomstige aanscher- ping van de criteria.
De afspraken richten zich op bouwmachines, materieel voor groenbeheer, aggregaten voor bijvoorbeeld bronbemaling en festivals, koelvoorzieningen in het wegvervoer en speci- ale voertuigen die onder de categorie mobiele werktuigen vallen. Gemeenten en provincies hebben al veel inzicht in, en ervaring met, aanbesteding en uitvoering van projecten gericht op het verduurzamen van mobiele werktuigen.
Afspraak uit het Akkoord is dat alle deelnemers voor aan- schaf van materieel en aanbesteding van werken minimaal de geformuleerde eisen en stimulerende bepalingen zoals geformuleerd in 2a overnemen. Waar wenselijk kunnen partijen verdergaande ambitie opnemen. Bijvoorbeeld t.a.v. de inzet van elektrisch materieel, ambitieuzere emissienor- men (Stage IV of schoner) nabij stikstofgevoelige natuur, in hoog belast stedelijk gebied of nabij kwetsbare bestemmin- gen.
Diverse gemeenten zijn al begonnen met het uitvoeren van pilots om de mogelijkheden te verkennen en toe te passen om emissies van eerdergenoemde voertuigen te reduceren.
(vrijwillige) APK-emissiekeuring voor mobiele werktuigen en naar de mogelijkheden om lucht- emissies op te nemen in de systematiek en certifice- ring van de CO2-prestatieladder.
De uitkomsten van deze pilots geven een eerste beeld in praktische uitvoerbaarheid en handhavingsmogelijkheden binnen aanbestedingen. In het verleden is ruimschoots aandacht geweest voor deze bronnen, bijvoorbeeld via de Green Deal Het Nieuwe Draaien.
Relevante onderdelen van de huidige MVI-criteria-tool:
1. Emissienormen (stagenormen)
2. Energiebesparing: toepassen van Het Nieuwe Draaien en stimuleren van energiebesparing zoals Load sensing technologie, standkachel, ecomo- dus, snelheidsbegrenzer (dumpers) en instelbare bandenspanning.
3. Structureel en hoogwaardig onderhoud
4. Stimuleren van de inzet van hybride of elektrische mobiele werktuigen of werktuigen op waterstof.
Door de invoering van emissie-eisen (stagenormen) worden nieuwe mobiele werktuigen steeds schoner. Een zorgpunt hierbij is of deze werktuigen in de praktijk ook blijvend voldoen aan de emissienormen. Uit onderzoek van TNO blijkt dat bij afnemend functioneren van bijvoorbeeld het roetfilter of de SCR-katalysator of wanneer deze in zijn geheel uitgeschakeld raakt, de emissies sterk toenemen.
Uitvoerders
Trekker Toepassing door alle SLA-deelnemers; de rijksoverheid evalueert en past periodiek de MVI-criteria aan, de themagroep deelt ken- nis en ervaring over de toepassing met de overige SLA deelnemers.
Op dit moment is nog onvoldoende zicht op de praktijk- emissies. Daarnaast is de wens om te kunnen controleren of het ingezette materieel voldoet aan criteria in aanbeste- dingen, vergunningen en gebiedsbepalingen. Door het ontbreken van een kenteken kan de controle niet plaatsvin- den zoals dat bij het wegverkeer wel het geval is.
Bij de uitwerking van de routekaart schoon en emissieloos bouwen wordt een gezamenlijk plan van aanpak opgesteld om invulling te kunnen geven aan monitoring, toezicht en handhaving van emissies van mobiele werktuigen. Bij de uitwerking van de mogelijkheden om emissie-eisen te
Overige
stakeholders
Bedrijfsleven, initiatieven vanuit klimaat-
en stikstofbeleid.
handhaven en de daarbij behorende keuringssystematiek worden in ieder geval de volgende onderdelen betrokken:
Planning Vanaf 2021: rijksoverheid, gemeenten en
provincies nemen in aanbestedingen waar- bij mobiele werktuigen worden ingezet, aanbestedingseisen en gunningscriteria op minimaal vergelijkbaar met de MVI-criteria. De rijksoverheid herijkt periodiek de MVI- criteria-tool en neemt daarin de stapsge- wijze aanscherping van de criteria op zoals opgenomen in de routekaart (zie 1b).
Beoogd effect Voorbeeldfunctie vanuit overheden voor hun eigen inkoop, stimuleren van het ver- sneld verschonen van het materieelpark en ingroei van emissieloos materieel.
2c Onderzoek naar mogelijkheden voor handhaving emissie-eisen en ontwikkeling keuringssystematiek
• verplichte registratie van mobiele werktuigen per bouw- plaats via een webbased monitoringstool zoals ingevoerd is in Londen;
• handhaving ter plaatse door inspectie van verplichte documentatie en/of materieel;
• onderhouds- en keuringsmomenten;
• meting van emissies en uitlezing op afstand via beschik- bare software en hardware in werktuigen.
De gemeenten Rotterdam en Arnhem en de provincie Gelderland zijn betrokken vanuit de uitvoering van pilots met als focusgebied monitoring en handhaving. Daarnaast is de branchevereniging van leveranciers van bouw- machines BMWT aangesloten vanuit de expertise rond keuring. BMWT organiseert onder meer de inzet van keu- ringsmeesters voor de keuringsmomenten van xxxxxxx werktuigen.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW, de gemeenten
Rotterdam en Arnhem en de provincie Gelderland.
SLA-maatregel 6 Mobiele werktuigen
De Rijksoverheid onderzoekt in samenwerking met Partijen de mogelijkheden om de emissie-eisen in de praktijk te handhaven en ontwikkelen zo nodig een keuringsystematiek voor toezicht en controle op de naleving van aanbestedingseisen voor schonere mobiele werktuigen. Daarbij wordt gekeken naar de mogelijkheden van een vrijwillige roetfiltertest en NOx-monitoring, bijvoorbeeld in de vorm van
Overige stakeholders
Rijkswaterstaat, BMWT, bouwbedrijven, kennisinstellingen.
Planning 2021: start van de pilots
Medio 2021: de rijksoverheid stelt met de werkgroep een aanpak voor meten, toezicht en keuring op.
Beoogd effect Het borgen van de effectiviteit van maat- regelen gericht op het verduurzamen van mobiele werktuigen en het blijvend voldoen aan emissienormen.
3 Internationale inzet (spoor 3)
SLA-maatregel 7 Mobiele werktuigen
De Rijksoverheid zet zich actief in voor verdere aanscherping van de Europese normstelling ten aanzien van luchtvervuilende emissies voor mobiele werktuigen. Voorzieningen voor het blijvend voldoen aan de normen zijn daarin een belangrijk aandachtspunt.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van XxxX/ Duurzame Mobiliteit.
Overige stakeholders
Nader te bepalen.
Planning Op korte termijn is er geen moment om nieuwe stage-normen vast te stellen.
De Rijksoverheid bespreekt met de Europese Commissie de wenselijkheid en mogelijkheden voor het instellen van CO2- normen voor mobiele werktuigen,
waarmee (ook) het aandeel elektrische mobiele werktuigen versneld vergroot zal worden.
Beoogd effect Emissiereductie door versnelde ingroei van emissieloos materieel als gevolg van
CO2-normen en door aanscherping van de Europese emissie-eisen (stage-normen) en bepalingen voor het blijvend voldoen aan de normen.
Luchtvervuiling uit de industrie draagt voor 10% bij aan de negatieve gezondheidseffecten uit binnenlandse bronnen. In de jaren 90 zijn de emissies sterk gedaald, maar sinds 2010 lijken deze te stabiliseren. Zonder aanvullend beleid nemen de emissies en gezondheidseffecten daarvan toe. Om ook in de industrie- en energiesector een verdere afna- me van negatieve gezondheidseffecten te bereiken, zijn aanvullende maatregelen nodig. Doel voor de industrie is om uitstoot en groei verder te ontkoppelen en een continue daling van emissies naar de lucht te realiseren.
Maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord
8
Industrie
Voor de industrie zijn in het Schone Lucht Akkoord (SLA) een aantal vaste maatregelen opgenomen. Deze zijn hier verder uitgewerkt. Sommige ervan worden uitgevoerd door provincies en gemeenten als bevoegd gezag. Voor andere maatregelen is het rijk verantwoordelijk. De tien maat- regelen laten zich onderverdelen in drie sporen.
Spoor 1: Vergunningverlening en hand- having
Binnen dit spoor worden voor de industrie en energiesector emissie-eisen opgenomen die zo dicht mogelijk aan de onderkant BREF-range liggen, op het moment dat er een vergunning moet worden opgesteld of
geactualiseerd. Het rijk zal het bevoegd gezag hierbij faciliteren. Ook wordt nagegaan waar handhaving mogelijk kan helpen bij emissie- reductie.
Dit spoor geeft invulling aan de SLA- maatregelen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8.
Spoor 2: Algemene regels
Emissie-eisen voor de industrie staan niet alleen in vergunningen, maar ook in regel- geving die het rijk opstelt. Deze zogenoemde algemene regels worden aangepast op basis van haalbaarheidsonderzoek.
SLA-maatregel 4
Deelnemers zeggen toe de resultaten van de hieronder genoemde pilot6, bij positief resultaat, standaard toe te passen in vergunningen voor de industrie.
Dit spoor geeft invulling aan de SLA- maatregelen 6, 7 en 9.
1 Vergunnen (spoor 1)
SLA-maatregel 1 Industrie
Vergunningen voor de industrie moeten volgens Europese regelgeving voldoen aan BBT-niveau. De BBT-conclusies zijn daarbij een belangrijke richtlijn, maar deze bevatten een bandbreedte waarbinnen sprake is van BBT en het is aan de vergunningverle- ner om de emissie-eisen af te stemmen op de specifieke situatie. Partijen spreken af dat in nieuwe of geactualiseerde vergunningen die vanaf 2020 worden afgegeven, emissie-eisen staan die zo dicht mogelijk aan de onderkant van de BREF-range liggen (zo weinig mogelijk uitstoot).
SLA-maatregel 2
Provincies en gemeenten zetten zich in om scherp te vergunnen, hun vergunningenbestand tijdig te actualiseren en waar nodig toezicht te optimaliseren.
Spoor 3: Internationale inzet
Het rijk zal zich in Europa inzetten op ambi- tieus bronbeleid. Het gaat daarbij om onder- handelingen op het vlak van richtlijn lucht- kwaliteit, IED (plus BREF-herzieningen) en de NEC-richtlijn.
Dit spoor geeft invulling aan de SLA- maatregel 10.
Naast deze maatregelen zijn er verschillende klimaatmaat- regelen die bijdragen aan een goede luchtkwaliteit. Bij deze klimaatmaatregelen voert het ministerie van EZK het beleid. Als het relevant is, wordt hierover overleg gevoerd met het ministerie van IenW, waaronder over het thema biomassa. De SLA-maatregelen dragen ook bij aan de stikstofaanpak en daarmee aan het bereiken van de natuurdoelen.
Stakeholders
Het bedrijfsleven is en wordt betrokken bij de uitwerking
1a Juridische analyse vergunnen
In opdracht van het ministerie van IenW wordt een analyse gemaakt waarin de juridische kansen en knelpunten wor- den beschreven om te vergunnen, met als doel emissies te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken. Een belangrijk deel van de studie gaat over IPPC-installaties (Integrated Pollution Prevention and Control) en verkent de juridische mogelijkheden om zo veel mogelijk aan de onderkant van de BREF-range te vergunnen. Vergunningverleners gaan hier vervolgens mee aan de slag en passen dit toe bij het verle- nen en actualiseren van vergunningen.
Uitvoerders
Trekker Rijkswaterstaat
van de maatregelen, pilots, kennisagenda en doorontwikke- ling van het beleid. Daarbij is de nadrukkelijke wens geuit
Overige stakeholders
Ministerie van IenW, gemeenten, provincies en omgevingsdiensten.
om het luchtkwaliteitsbeleid in context van aanpalende beleidsdossiers te bespreken. Het streven is om hier in 2021 samen met het bedrijfsleven verdiepingssessies over te organiseren. De rijksoverheid neemt hiervoor het initiatief.
Planning 2020-2021: actualiseren van vergunningen;
dit is een continu proces tot 2030.
Beoogd effect Inzicht in de juridische mogelijkheden om zo laag mogelijk te vergunnen.
1b Verankeren van zo laag mogelijk vergunnen in lokaal beleid
Veel vergunningverleners zien het zo veel mogelijk aan de
Uitvoerders
Trekker Provincies.
onderkant van de BREF-range vergunnen op dit moment nog niet als de standaard. Het verankeren van laag vergun-
Overige stakeholders
Gemeenten, provincies, omgevings- diensten.
nen in beleid van provincies en gemeenten kan hierbij helpen. Het steunt vergunningverleners en helpt bij de onderbouwing om zo laag mogelijk te vergunnen. Concreet wordt gewerkt aan een modeltekst hierover voor de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving. Die kunnen provincies en gemeenten overnemen bij het aanpassen van hun nota. Ook zorgt het voor harmonisatie in de vergun- ningverlening binnen Nederland.
Uitvoerders
Trekker Themagroep Industrie.
Planning 2020-2021.
Beoogd effect Emissiereductie door het delen van infor- matie over BBT.
2 Handhaving: kansen inventariseren en afspraken met ILT (spoor 1)
Overige stakeholders
Rijkswaterstaat, gemeenten, provincies en omgevingsdiensten.
Planning 2020-2021.
Beoogd effect Lokaal vastgesteld beleid voor emissie-eisen in vergunningverlening.
1c Vrijwillige reductie
Provincies en gemeenten wisselen casussen uit waarin verder is gegaan dan de wettelijk verplichte emissiereductie. Hierin wordt besproken wat de aanpak is, welke motivatie gebruikt is, welke knelpunten er waren en wat de leer- punten zijn. Het doel is dat provincies en gemeenten hier- van leren en dat ze dit toepassen bij hun eigen werk.
Uitvoerders
Trekker Provincies en gemeenten uit de themagroep Industrie.
SLA-maatregel 3 Industrie
Partijen gaan na in hoeverre met beter toezicht emissiereductie te bereiken is en nemen zo nodig maatregelen om toezicht te verbeteren. Gemeenten en provincies nemen maatregelen om, waar nodig, het toezicht en handhaving te versterken. De rijksoverheid ondersteunt gemeenten en provincies hierbij.
In 2021 gaat de themagroep Industrie na in hoeverre een betere handhaving van regelgeving voor de industrie kan leiden tot verdere emissiereductie. Als daar belangrijke kansen uit volgen, wordt daar in de navolgende jaren uit- voering aan gegeven. Het ministerie van XxxX maakt nadere afspraken over hoe de Inspectie Xxxxxxxxxxxx en Transport (ILT) een rol kan spelen in dit proces van verbetering van handhaving om te komen tot emissiereductie. Zo nodig
Overige
stakeholders
Rijkswaterstaat, het ministerie van IenW,
gemeenten, provincies en omgevingsdiensten.
worden er afspraken gemaakt met gemeenten, provincies en omgevingsdiensten om handhaving te verbeteren.
Planning 2020-2025.
Beoogd effect Meer bedrijven die verder zijn gegaan dan
Uitvoerders
Trekker Themagroep Industrie.
de wettelijk verplichte emissiereductie.
Overige stakeholders
Rijkswaterstaat leefomgeving, het ministe- rie van IenW, gemeenten, provincies en omgevingsdiensten, ILT.
1d BBT-kennis beschikbaar stellen
Bedrijven moeten in ieder geval voldoen aan best beschik- bare technieken (BBT). Om goed te kunnen beoordelen of het bedrijf BBT toepast en mogelijk een lagere emissie kan halen, hebben de overheden hierover kennis nodig. Het zoeken is lastig en tijdrovend. De themagroep Industrie verkent in hoeverre de nieuwe factsheets voor reductie- technieken (zie 5) en de nieuwe oplegnotities (zie 4a) vol- doende in deze behoefte voorzien en gaat zo nodig na hoe verdere kennis hierover (onderling) uit te wisselen is.
Planning 2021-2022: zo nodig verbeteren van hand- having; dit is een continu proces tot 2030. 2021-2023: monitoring en evaluatie van de maatregelen.
Beoogd effect Emissiereductie via aanpassing van hand- having.
3 Advisering over toepassen BBT (spoor 1)
4 Actualiseren factsheets reductietechnieken (spoor 1 en 2)
SLA-maatregel 5 Industrie
De Rijksoverheid ondersteunt provincies, gemeenten en omgevingsdiensten met kennis en capaciteit bij het doorlichten van de vergunningen teneinde deze op niveau te brengen. Hierover worden nadere afspraken gemaakt met ODNL en RWS Leefomgeving.
SLA-maatregel 6 Industrie
De Rijksoverheid onderzoekt – onder andere via de hieronder genoemde pilot7 – waar aanpassing van algemene regels, informatiedocumenten of kennis- netwerken kan helpen bij een betere implementatie van BBT-conclusies. Uiterlijk in 2021 worden conclusies hierover gerapporteerd en wordt gestart met de nodige vervolgacties.
Als BBT-conclusies zijn gepubliceerd, moeten de vergunning en installatie hier binnen vier jaar aan voldoen. Om vergun- ningverleners hierin te ondersteunen, stelt Rijkswaterstaat samen met vergunningverleners oplegnotities op. Een
Het bevoegd gezag moet beoordelen of een bedrijf BBT toepast. Hiervoor is kennis nodig over welke reductietech- nieken er zijn en waar deze toegepast kunnen worden. De factsheets over reductietechnieken geven informatie over de technische werking en een indicatie van de kosten. Het ministerie van IenW zorgt ervoor dat deze bestaande facts- heets aangevuld en geactualiseerd worden.
SLA-maatregel 8 Industrie
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Inspectie Leefomgeving en Transport) adviseert decentrale overheden en omgevingsdiensten bij de vergunningverlening over toepassing van BBT.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid (Rijkswaterstaat).
oplegnotitie beschrijft op welke manier de BBT-conclusies te implementeren zijn in de Nederlandse situatie. Daarnaast
Overige
stakeholders
Ministerie van IenW, gemeenten, provincies
en omgevingsdiensten.
kan deze oplegnotitie een nuttige functie vervullen bij de motivering van strenge(re) eisen in vergunningen en bij eventueel bezwaar en beroep. Ook organiseert Rijkswaterstaat bijeenkomsten met als doel kennisuitwisse- ling en voorlichting over BBT-conclusies.
Uitvoerders
Trekker Rijkswaterstaat.
Planning 2020-2021.
Beoogd effect Ondersteuning van vergunnen op BBT- niveau.
Overige stakeholders
Ministerie van IenW, gemeenten, provincies en omgevingsdiensten.
Planning 2020-2030.
Beoogd effect Emissiereductie doordat meer vergunnin- gen van IPPC-installaties op BBT-niveau vergund zijn.
5 Actualiseren algemene regels (spoor 2)
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid (het ministerie van IenW). Overige Bedrijven, gemeenten, provincies, omge- stakeholders vingsdiensten, bedrijven en Rijkswaterstaat.
SLA-maatregel 7 Industrie
De Rijksoverheid streeft ernaar om de berekening van de financiële haalbaarheid van emissie reduce- rende maatregelen aan te passen, door rekening te houden met een reëel rentepercentage. Dit volgt uit de signaalrapportage van de ILT. Deze aanpassing in de berekening van de financiële haalbaarheid van emissie reducerende maatregelen kan leiden tot een reductie in de emissie van luchtverontreinigende stoffen zoals zwaveldioxide (SO2), stikstof (NOx) en fijnstof.
Planning 1 januari 2022: inwerkingtreding.
Beoogd effect Lagere emissies van bedrijven door actuali- satie van de eisen in algemene regels.
6 Internationale inzet (spoor 3)
SLA-maatregel 10 Industrie
In de Europese onderhandelingen zal de Rijksoverheid inzetten op ambitieus bronbeleid. Omdat Nederlandse bedrijven vaak al voorlopen op het Europese gemiddelde, draagt het actualiseren van de BBT-conclusies bij aan een gelijk speelveld.
SLA-maatregel 9 Industrie
De Rijksoverheid onderzoekt in 2020 welke emissie- eisen in de algemene regels kunnen worden aangescherpt. Hierbij worden de reguliere stappen, waaronder consultatie, doorlopen. Hieronder vallen de generieke eisen in de huidige afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit en de eisen ten aanzien van biomassastook in kleine en middelgrote installaties. Daaruit voortvloeiende aanscherpingen zullen zo spoedig mogelijk worden omgezet in regelgeving. Daarnaast zal de regelgeving op enkele andere punten gemoderniseerd worden. Voorbeeld is het verlagen van de vermogensgrens van 15MW voor een vergunningplicht bij biomassa stook.
Het rijk neemt deel aan Europese werkgroepen voor de uitvoering en evaluatie van de Richtlijn industriële emissies (RIE), de Richtlijn middelgrote stookinstallaties (MCPD), de NEC-richtlijn (National Emission Ceilings) en de richtlijn Luchtkwaliteit. Bij de herziening van de richtlijn Luchtkwaliteit zet Nederland zich ervoor in om de huidige grenswaarden meer in lijn te brengen met de advieswaarden van de WHO en om deze te ondersteunen met specifiek bronbeleid.
Het ministerie van IenW heeft in 2020 laten onderzoeken welke emissie-eisen in de algemene regels te actualiseren zijn. Er zijn haalbaarheidsstudies uitgevoerd naar:
• het naar beneden bijstellen van eisen voor biomassa- ketels;
• het updaten van emissiegrenswaarden in de luchtmodule van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
• het actualiseren van de kosteneffectiviteitsmethodiek.
Het ministerie is gestart met de voorbereiding van het for- mele wetgevingsproces voor een eerste pakket voorgeno-
Het rijk gaat een actieve rol spelen bij de herziening van de RIE. Naar verwachting komt de Europese Commissie in 2021 met een voorstel, mede in het kader van de ‘zero pollution’- ambitie van de Green Deal-strategie van de Europese Commissie. Om emissies naar lucht verder te reduceren zijn ambitieuze emissiegrenswaarden van belang. Als onderdeel van de RIE worden op Europees niveau BBT-conclusies met achterliggende BREF-documenten opgesteld. Nederland zet in op ambitieuze emissiegrenswaarden en het verkleinen van de range van toegestane emissies. Daarbij werkt het rijk samen met vergunningverleners om kennis uit te wisselen en branche-specifieke onderzoeken uit te zetten.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid (het ministerie van IenW).
men wijzigingen. Daarbij horen verschillende (uitvoerings) toetsen en een openbare consultatie. Het is mogelijk dat
Overige
stakeholders
Rijkswaterstaat, vergunningverleners en
bevoegd gezag.
gedurende de SLA-periode nog aanvullende studies of wijzi- gingen nodig zijn.
Planning Doorlopend.
Beoogd effect Emissiereductie in binnen en buitenland door ambitieus bronbeleid.
Luchtvervuiling uit woningen levert 9%8 van de gezond- heidsschade uit binnenlandse bronnen. Hieronder valt ook houtrook. Zonder aanvullend beleid zal de relatieve bij- drage toenemen. Met de maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) wordt een afname van de gezondheidseffec- ten nagestreefd. De maatregelen in het SLA richten zich op het stoken van hout binnenshuis. Het doel is een dalende trend van emissies naar lucht ten opzichte van 2016.
Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de handhaving van overlastsituaties en het creëren van een gezondere leefom- geving voor gevoelige groepen.
De maatregelen
9
Houtstook en particuliere huishoudens
Voor houtstook zijn in het SLA een aantal afspraken opge- nomen. Deze zijn hier verder uitgewerkt in maatregelen. Sommige hiervan worden uitgevoerd door provincies en gemeenten als bevoegd gezag. Voor andere maatregelen is het rijk verantwoordelijk. De uitstoot van houtkachels kan op verschillende manieren worden aangepakt. De SLA- maatregelen laten zich onderverdelen in drie sporen.
Gemeenten en provincies kunnen in hun uitvoerings- plannen aanvullende houtstookmaatregelen nemen.
8 is bij deze berekening van de gezondheidsindicator nog geen rekening gehouden met de vorming van condensables. Vanaf 2021 zijn condensables uit houtstook meegenomen in de emissieregistra- tie. In de concentratiekaarten (GCN) en in de doorrekening van de gezondheidsindicator die in 2021 verschijnen worden deze emissies ook meegenomen.
Spoor 1: Voorlichting en informatie
Niet elke stoker is zich ervan bewust dat houtstook de gezondheid van de stoker en de omwonenden negatief kan beïnvloeden. Daarom is bewustwording en voorlichting een belangrijk spoor in het thema hout- stook. Gemeenten krijgen de beschikking over voorlichtingsmateriaal over preventie, toezicht en handhaving. Dit spoor geeft invulling aan de SLA-maatregelen 1, 2 en 8 voor houtstook.
Spoor 2: Regelgeving uitstoot
Emissie-eisen zijn vastgelegd in
EU-regelgeving, uitvoering in Nederlandse wetgeving. Emissies van houtstook zijn te reduceren door stimulering van het gebruik van het modernste type kachels en uit- fasering van verouderde types. Dit spoor geeft invulling aan de SLA-maatregelen 3, 4, 5 en 11 voor houtstook.
Spoor 3: Handhaving houtrook
Het rijk gaat in samenwerking met gemeen- ten werken aan het ontwikkelen van een toetsingskader voor de beoordeling van houtrookoverlast en de gezondheidsimpact. Dit spoor geeft invulling aan de SLA- maatregelen 6, 7, 9 en 10 voor houtstook.
Stakeholders
Bij de uitwerking van de maatregelen en pilots worden
1 Voorlichting en informatie (spoor 1)
1a Ontwikkelen en beschikbaar stellen van voorlichtingsmateriaal
SLA-maatregel 1 Houtstook
Voorlichting. De rijksoverheid stelt in 2019 voorlich- tingsmateriaal beschikbaar voor provincies en gemeenten en besteedt hierin aandacht aan de gezondheidseffecten van houtrook (zowel winter- als zomerstook). Gemeenten en provincies zetten actief in op de inzet van voorlichting over houtstook via hun eigen communicatiekanalen op basis van het landelijk ontwikkelde materiaal, onder andere door op hun website en via social media aandacht te geven aan de gezondheidsimpact van houtstook.
Het ministerie van IenW heeft in 2019 voorlichtingsmateri- aal over houtstook ontwikkeld. Jaarlijks voorafgaand aan het stookseizoen wordt bekeken of en hoe dit materiaal herijkt moet worden. Provincies en gemeenten kunnen het materiaal gebruiken voor hun eigen voorlichting aan bur- gers. Burgers ontvangen zo informatie over de gezondheids- effecten van houtstook en de mogelijkheden om bewust(er) te stoken. De themagroep werkt een aanpak uit om het bereik en de effectiviteit van de voorlichting te monitoren en betrekt hier (vertegenwoordigers van) burgers en gevoe- lige groepen zoals longpatiënten bij. (Zie ook hoofdstuk 4, Monitoring.)
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
externe stakeholders nauw betrokken. Enerzijds gaat het om het bedrijfsleven uit de kachelbranche en mogelijke emis- siereducerende technieken en anderzijds om vertegenwoor-
Overige stakeholders
Rijkswaterstaat, RIVM, gemeenten, provin- cies, Milieu Centraal, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), GGD-en.
digers van mensen die de gezondheidseffecten ondervinden en de Woonbond. Daarnaast is veel kennis aanwezig bij GGD-en en kennispartijen.
Planning Najaar 2020: herziening van het materiaal.
Periodiek: evaluatie.
Beoogd effect Vermindering van luchtemissies door het actief delen van voorlichtingsmateriaal over gezondheidseffecten en mogelijkheden om deze te beperken.
1b Voorlichting meenemen bij energietransitie en aardgasvrije wijken
1c Stookalert
SLA-maatregel 2 Houtstook
Partijen besteden in de communicatie aan bewoners rondom de energietransitie en gasloze wijken aandacht aan de gezondheidseffecten van houtrook.
De energietransitie is een belangrijk thema waarmee over- heden de komende jaren aan de slag gaan. Daarbij is de ambitie om Nederland in 2050 aardgasvrij te maken. Bij het aardgasvrij maken van wijken moet gekozen worden voor andere verwarmingsbronnen van woningen. Dit kan tot een toename van het aantal houtkachels en biomassa-installa- ties leiden. Daarbij is het van belang de gezondheidseffec- ten mee te wegen in de uiteindelijke keuze voor een andere verwarmingsbron om negatieve gezondheidseffecten zo veel mogelijk te minimaliseren. Onderdeel van de pilot houtrook is toekomstige bewoners informeren over de effecten van houtstook.
Om dit mogelijk te maken is afgesproken dat gemeenten burgers informeren over de gezondheidseffecten van hout- stook in de energietransitie. Woningeigenaren en huurders kunnen deze gezondheidseffecten meewegen in hun keuze voor een andere verwarmingsbron. Gemeenten nemen de effecten van houtrook op in wijkuitvoeringsplannen (WUP’s). Na het opstellen van de Regionale Energie Strategieën (RES-en) zijn gemeenten bezig met het opstel- len van warmtevisies en WUP’s. Hierin is de bedoelde kop- peling mee te nemen en te optimaliseren.
Maatregel 8 Houtstook
Stookalert. Vanaf 1 november 2019 voert de rijks- overheid een landelijke stookalert in op dagen met ongunstig weer. Bij ongunstig weer of een slechte luchtkwaliteit blijft de rook hangen en wordt door het RIVM een stookalert afgekondigd die bewoners afraadt om de kachel aan te steken. De rijksoverheid brengt het stookalert onder de aandacht.
Deelnemende provincies en gemeenten geven actief via hun eigen kanalen aan als er sprake is van een stookalert.
Een stookalert waarschuwt kachelbezitters om niet te stoken bij de minst gunstige weersomstandigheden, zoals mistig of windstil weer, omdat de rook dan blijft hangen en overlast geeft voor de stoker en de omgeving. Het KNMI en het RIVM hebben het stookalert in 2019 ontwikkeld in opdracht van het ministerie van IenW. Gemeenten en pro- vincies zullen actief communiceren als het stookalert wordt afgegeven, bijvoorbeeld via social media.
In de Stookwijzer (xxx.xxxxxxxxxxx.xx) wordt het stooka- lert vermeld. Na het eerste jaar is het stookalert geëvalueerd met geïnteresseerde gemeenten en provincies. Als aanpas- singen nodig zijn aan de communicatie (of aan de techni- sche uitgangspunten), komt dat aan de orde tijdens de evaluaties.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid (het ministerie van IenW).
Het ministerie van IenW werkt met de ministeries van BZK en EZK aan het terugdringen van de emissies door hout-
Overige stakeholders
Rijkswaterstaat, KNMI, RIVM, provincies en gemeenten.
stook (binnen). Het ministerie van BZK verkent dit thema in het kader van het Bouwbesluit, het ministerie van EZK doet dit in het kader van de energietransitie en aardgasvrije wijken. De bedoelde samenwerking is goed vorm te geven in de fase waarin de energietransitie zich momenteel bevindt.
Uitvoerders
Trekker Gemeenten.
Planning 2020: evaluatie.
Vanaf 2021: doorontwikkeling.
Beoogd effect Bewustwording van het feit dat het stoken van hout binnenshuis kan leiden tot over- last voor de omgeving. Er wordt minder vaak gestookt tijdens zeer ongunstige weersomstandigheden of slechte lucht- kwaliteit.
Overige stakeholders
Ministeries van IenW, BZK en EZK en provin- cies.
Planning 2020: start.
Beoogd effect Bewustwording van gezondheidseffecten en luchtkwaliteit door het gebruik van hout- kachels bij de keuze voor alternatieve ver- warmingsbronnen.
2 Regelgeving uitstoot (spoor 2)
2a Afschaffing ISDE-subsidie pelletkachels
SLA-maatregel 5 Houtstook
In Benelux en Europees verband zet de Rijksoverheid zich, in overleg met de sector, in voor verdere aanscherping op termijn van de Ecodesign-eisen voor nieuwe (particuliere) hout- en pellet kachels.
2c Ecodesign richtlijn verder aanscherpen
SLA-maatregel 3 Houtstook
De rijksoverheid schaft per 1 januari 2020 de
ISDE-subsidie op pellet kachels en kleine biomassa- ketels (tot 500 kW) af.
De subsidie op pelletkachels is vanaf 1 januari 2020 afgeschaft. Dit omdat de negatieve effecten op de lucht- kwaliteit niet opwegen tegen de lagere CO2-uitstoot van de kachels. Hierdoor wordt de aanschaf van een pelletkachel als alternatief voor gasverwarming minder aantrekkelijk voor burgers.
De Europese richtlijn Ecodesign zet een belangrijke stap naar minder emissies uit kachels. Evenals bij emissie- normen kan een verdere aanscherping in de toekomst de emissies verder terugdringen.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid (ministerie van IenW).
Uitvoerders
Trekker Ministerie van EZK.
Overige
stakeholders
Xxxxxxxxxx xxx XXX, TNO, Nederlandse
Haarden- en Kachelbranche (NHK), Werkgroep internationale samenwerking,
Overige stakeholders
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Europese lidstaten.
Planning Doorlopend.
Planning 1 januari 2020: maatregel is ingevoerd.
Beoogd effect Minder aantrekkelijk maken van de aan- schaf van een houtkachel.
2b Ecodesign-richtlijn eerder invoeren
Beoogd effect Minder emissies door nieuwe houtkachels.
SLA-maatregel 11 Houtstook
De Rijksoverheid onderzoekt de mogelijkheid en effecten van aanvullende maatregelen om overlast door onjuist stoken tegen te gaan, waaronder de invoering van het Duitse systeem, conform de aanbevelingen van het IBO-luchtkwaliteit, voor controle op goed stookgedrag en certificering van de installatie van de kachels.
2d Onderzoek naar aanvullende maatregelen
SLA-maatregel 4 Houtstook
De Rijksoverheid streeft ernaar om de emissie-eisen uit de Europese Ecodesign-richtlijn vervroegd in te voeren.
De rijksoverheid heeft intensief overlegd met de Europese Commissie over de invoering van de maatregel. De Europese Commissie heeft helaas aangegeven dat het vervroegd in laten gaan van de Ecodesign richtlijn in Nederland niet is toegestaan.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
In het Duitse systeem worden eisen gesteld aan kachels en open haarden. Dit geldt onder andere voor de uitstoot, het rendement, de juiste installatie, de houtopslag en het onderhoud van de kachel en het rookgaskanaal. Via een overgangsrecht worden de eisen strenger, waardoor bestaande kachels moeten worden aangepast met bijvoor-
Overige
stakeholders
Europese Commissie.
beeld filters of worden uitgefaseerd. De stoker moet via een registratiesysteem certificaten van keuringen en metingen
Planning afgerond. Uitvoering van deze afspraak
bleek niet mogelijk.
Beoogd effect Minder emissies van (nieuwe) kachels door aanscherping van de eisen.
bewijzen dat de kachel of haard is goedgekeurd door erken- de installateurs en schoorsteenvegers. Bij een onderhouds- keuring wordt ook de houtopslag geïnspecteerd en wordt informatie over goed stookgedrag gegeven. Er kan worden opgetreden tegen de stoker vanwege nalatigheid of opzet. In 2021 wordt verkend welke aanvullende maatregelen in de Nederlandse situatie kansrijk en effectief kunnen zijn.
Dit onderzoek is onderdeel van de Pilot houtrook. Hierbij worden ook aanbevelingen uit eerder onderzoek (zoals van PBL) en ervaringen uit het buitenland betrokken. Het minis- terie IenW betrekt hierbij diverse stakeholders waaronder het ministerie van BZK (vanwege de toesteleisen), de
SLA-maatregel 7 Houtstook
De Rijksoverheid test in 2020 in samenwerking met geïnteresseerde gemeenten de ontwikkelde methode voor het vaststellen van de lokale gezondheids- impact van houtrook. Die methode is gebaseerd op het meten van de belangrijkste emittenten die bepalend zijn voor de gezondheidsimpact van houtrook. Bij een positief resultaat kunnen gemeen- ten deze methode mogelijk toepassen bij de handhaving bij overlast als gevolg van (onjuiste) toepassing van houtstook.
Algemene Schoorsteenvegers Patroons Bond, de Nederlandse Haarden- en Kachelbranche, kennispartijen en gezondheidsorganisaties.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid (IenW)
3b Meetmethode en gezondheidsimpact
Overige stakeholders
RWS Leefomgeving, gemeente Utrecht, gemeente Helmond, BZK, NHK, bedrijfs- leven, kennisinstellingen, gezondheidsor- ganisaties.
Planning 2021 – 2023. In 2021 publicatie eerste ver- kenning.
Beoogd effect inzicht in effecten en haalbaarheid van kansrijke aanvullende maatregelen.
3 Handhaving houtrook (spoor 3)
3a Actualisatie toolkit overlast
De toolkit Overlast van houtstook (stappenplan) biedt gemeenten een handreiking die ze kunnen toepassen bij overlast door houtstook. Het rijk actualiseert deze toolkit samen met decentrale overheden. Daarbij worden ook de
De rijksoverheid ontwikkelt een meetmethode voor het meten van de belangrijkste emittenten. Uit eerste onder- zoek van TNO zijn een aantal componenten naar voren gekomen die gemeten kunnen worden. Deze componenten zijn echter niet uniek voor houtrook. Er is vervolgonderzoek nodig om onomstotelijk vast te stellen dat de componenten afkomstig zijn van de houtstookbron. Daarnaast moet onderzocht worden of deze componenten te koppelen zijn aan overlast ((geur)hinder en/of gezondheidsklachten). Een beoordelingskader op basis van metingen van houtrook- componenten die verbonden zijn met overlast, is essentieel voor de handhaving bij overlast als gevolg van (onjuiste) houtstook. Daarom voeren onderzoeksinstellingen in opdracht van het ministerie van IenW een vervolgonderzoek uit en zoekt het ministerie van IenW de samenwerking met geïnteresseerde gemeenten.
SLA-maatregel 6 Houtstook
De Rijksoverheid actualiseert in samenwerking met geïnteresseerde gemeenten de toolkit Overlast van houtstook. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre een onderbouwde gezondheidsschade mee te nemen is. Bij een positief resultaat kunnen gemeenten deze methode toepassen bij de handhaving bij overlast als gevolg van (onjuiste) toepassing van houtstook.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW
mogelijkheden verkend die gemeenten hebben om hun eigen regels op te stellen. Bijvoorbeeld een verbod op het verspreiden van hinderlijke of schadelijke rook vanuit
Overige
stakeholders
Rijkswaterstaat, gemeenten en provincies,
TNO, RIVM, Universiteit Utrecht en GGD GHOR Nederland.
woningen tijdens een stookalert en het stellen van regels voor houtstook (bijvoorbeeld het vochtgehalte van hout of de stookduur). De rijksoverheid geeft ondersteuning via
e-learning om kennis te vergroten op de handhaving op bouwkundige aspecten.
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid (ministerie van IenW).
Planning 2020-2021.
Beoogd effect Inzicht in de mogelijke meetmethoden of andere handhavingsmogelijkheden, inzicht in emissies van houtstook en inzicht in gezondheidsimpact van houtstook op burgers.
Overige stakeholders
Gemeenten en provincies, RIVM, GGD GHOR Nederland, Rijkswaterstaat en kennisinstellingen.
Planning 2021: actualisatie van de toolkit.
Periodiek: evaluatie en actualisatie.
Beoogd effect Vermindering van overlast via voorlichting, buurtbemiddeling en handhaving.
3c Doorsturen klachten vanuit Stookwijzer naar gemeenten
4 Pilot houtrook
SLA-maatregel 9 Houtstook
De Rijksoverheid zorgt ervoor dat klachten die via de landelijke website xxx.xxxxxxxxxxx.xx binnenkomen worden doorgestuurd naar gemeenten.
SLA-maatregel 12 Houtstook
Bij positieve uitkomsten van de hieronder genoemde pilot houtrook verkennen gemeenten de mogelijk- heden om dit toe te passen.
De melding van overlast via xxx.xxxxxxxxxxx.xx is voor burgers een laagdrempelige manier om aan te geven dat zij overlast ervaren. Burgers kunnen hier hun meldingen over houtstook indienen. De stookwijzer stuurt de meldingen door naar de gemeenten. Dit geeft gemeenten inzicht in de omvang en mate van de lokale hinder.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
De pilot houtrook onderzoekt voor minimaal één nieuw- bouwwijk en voor een bestaande wijk of buurt wat erbij komt kijken om een wijk houtstookvrij/houtrookarm te maken. De pilot richt zich daarbij op particuliere haarden en kachels voor binnenshuis. De pilot richt zich op de juri- dische en praktische mogelijkheden om houtrook te beper- ken en houtrookvrije en houtrookarme buurten te realise- ren. De pilot geeft zicht op de mogelijkheden voor het
Overige
stakeholders
Rijkswaterstaat, gemeenten en provincies.
stellen van xxxxx, handhaving, toezicht en meetprotocollen, en onderzoekt hoe bewoners hier goed bij betrokken kun-
Planning 2020: start, daarna doorlopend.
Beoogd effect Meer inzicht in de omvang van lokale hin- der. Laagdrempelige methode voor burgers om overlast te melden.
3d Acteren door gemeenten bij herhaalde overlast
nen worden en wat de gezondheidseffecten zijn. Decentrale overheden wisselen jaarlijks hun kennis en ervaringen uit via de themagroep Houtstook. Bij positieve uitkomsten van de pilot houtrook verkennen gemeenten de mogelijkheden om dit in hun eigen gemeente toe te passen.
SLA-maatregel 10 Houtstook
Deelnemende gemeenten acteren daarop als sprake is van herhaalde overlast op een bepaalde locatie.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW, Rijkswaterstaat en de gemeenten Utrecht, Helmond en Nijmegen.
Overige stakeholders
Burgers, lokale aanbieders van kachels en SLA-deelnemers.
Gemeenten nemen de meldingen van de Stookwijzer in ontvangst en acteren bij herhaalde overlast op deze meldin- gen. Hiervoor kunnen ze gebruikmaken van het stappen- plan van de toolkit. Bij herhaalde overlast is voorlichting te geven en buurtbemiddeling of handhaving in te zetten.
Gemeenten kunnen een definitie van herhaalde overlast opnemen in het gemeentelijk beleid (zie ook de maatrege- len Meetmethode en Stappenplan uit de toolkit). In de themagroep Houtstook wordt kennis uitgewisseld. Best practices en tips over een effectieve aanpak worden gedeeld met andere gemeenten en stakeholders.
Uitvoerders
Trekker Gemeenten.
Planning 2020 - 2023.
Beoogd effect Minder houtrookemissies in wijken. Inzicht in de mogelijkheden om eisen te stellen aan houtstook, uitstoot, toestellen en fysieke omgeving. Inzicht in mogelijkheden voor handhaving en toezicht. Inzicht in de wer- king van de meetmethode in de praktijk.
Inzicht in de wijze hoe bewoners erbij betrokken kunnen worden. Inzicht in de gezondheidseffecten. Gemeenten gaan succesvolle maatregelen toepassen door kennis en ervaringen delen via een facts- heet.
Overige stakeholders
NHK, Bewoners en diverse stakeholders.
Planning 2020-2023.
Beoogd effect Afnemende overlast voor bewoners bij herhaalde houtstook.
5 Factsheet en werkplan
Voor het begrijpen, uitwerken en uitvoeren van de maat- regelen is het essentieel dat alle SLA-deelnemers kunnen terugvallen op basisinformatie over de betreffende hout- stookmaatregelen. Voor die maatregelen wordt een fact- sheet, handreiking of werkplan opgesteld waaruit gemeen- ten en provincies informatie kunnen halen. De uitwerking gebeurt in samenwerking tussen de rijksoverheid en decen- trale overheden.
Werkgroepen werken samen aan onderdelen van het werk- plan die verdere uitwerking of aanpassing nodig hebben naar aanleiding van toekomstige nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld over handhaving en onderzoek naar de over- last van houtstook. Een voorbeeld van een factsheet is technische informatie over de werking van het stookalert en de communicatieve informatie over het afgeven van het stookalert. Verschillende gemeenten hebben behoefte aan een factsheet over de Stookwijzer.
Uitvoerders
Trekker Deelnemende gemeenten, provincies en rijksoverheid aan de Themagroep Houtstook.
Overige stakeholders
RIVM, KNMI en Rijkswaterstaat.
Planning Vanaf 2021.
Beoogd effect Begrip, uitwerking en uitvoering van de maatregelen.
De binnenvaart draagt gemiddeld 7% bij aan de negatieve gezondheidseffecten van luchtvervuiling uit binnenlandse bronnen. Rondom vaarwegen kan deze bijdrage aanzienlijk hoger zijn. In het Schone Lucht Akkoord (SLA) is daarom een streven gedefinieerd om een reductie van de emissies van verontreinigende stoffen van de binnenvaart van ten minste 35% in 2035 ten opzichte van 2015 te realiseren.
Een belangrijk deel van de verbetering van de luchtkwaliteit wordt gerealiseerd door de activiteiten binnen de Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens. Binnen deze Green Deal zijn ook middelen beschikbaar gesteld om de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht en de CO2-uitstoot door de binnenvaart en zeevaart terug te dringen. Bij de uitvoering van de SLA-afspraken wordt samengewerkt en beide trajecten versterken elkaar in het streven naar een schonere scheepvaartsector. De lokale overheden die het SLA hebben ondertekend, committeren zich aan de doel- stelling van het behalen van gezondheidswinst en richten zich hiervoor voor een groot deel op het uitvoeren van specifieke lokale maatregelen.
Uitwerking van de zeven afspraken uit het Schone Lucht Akkoord
10
Binnenvaart en havens
De zeven SLA-maatregelen voor Binnenvaart en havens worden door de SLA deelnemers opgenomen in decentrale uitvoeringsplannen. Binnen de SLA-pilot schone havens worden de maatregelen verder vormgegeven en uitvoerbaar gemaakt. Dat gebeurt door de themagroep onder leiding van de provincie Zuid-Holland, die verder bestaat uit provin- cies Utrecht, Gelderland en Zeeland, de gemeenten Rotterdam, Schiedam, Nijmegen, Utrecht en Arnhem en het ministerie van IenW.
1 Realiseren van walstroomvoorzieningen
2 Gebruik walstroom en verduurzaming binnenvaart
SLA-maatregel 1 Binnenvaart en havens
De rijksoverheid onderzoekt welke vorm van stimulering van walstroom het meest geschikt is (bijvoorbeeld fiscaal of subsidie). Daarbij wordt gekeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de instrumenten. Op basis van deze analyse wordt eind 2019 een politiek besluit genomen over de uiteindelijke vormgeving van de maatregel vanaf 2021. Partijen stellen tot doel om voor alle locaties nabij substantiële bebouwing en hoge blootstelling, walstroomvoorzieningen te realiseren.
SLA-maatregel 2 Binnenvaart en havens
Waar walstroomvoorzieningen beschikbaar zijn verplichten partijen binnen de grenzen van hun wettelijke mogelijkheden de scheepvaart hiervan gebruik te maken en verbieden zij het gebruik van generatoren/aggregaten. Partijen delen actief de ervaringen en best practices bij de toepassing hiervan. Partijen streven inzet van gedifferentieerde tarieven/kortingen op het binnenhavengeld ter verduurzaming van de binnenvaart, en streven naar uniformering in de systematiek die wordt gebruikt.
Bij gebruik van walstroom stoten schepen geen emissie naar de lucht uit als zij in havens aan de kade liggen. De maatregelen zijn gericht op het creëren van de voorzienin- gen en het stimuleren van het gebruik van walstroom.
1a Fiscale stimulering walstroom
Uitvoerders
Trekker Rijksoverheid
Overige stakeholders
Planning Vanaf 2021: de energiebelasting op wal- stroom is afgeschaft.
Er komt een verbod op het gebruik van generatoren. Dat stimuleert de binnenvaart om walstroom te gebruiken. In de pilot schone havens delen gemeenten hun ervaringen met het stimuleren van walstroomgebruik en schone bin- nenvaart. Deze ervaringen worden vertaald in best practices die de basis vormen voor een blauwdruk voor andere gemeenten. Deze blauwdruk bevat ook een uniforme syste- matiek van gedifferentieerde tarieven en kortingen om de binnenvaart te verduurzamen. De blauwdruk is gereed in het eerste kwartaal van 2023.
Uitvoerders
Trekker Themagroep Binnenvaart en havens.
Beoogd effect Stimuleren van de toepassing van wal- stroom.
Overige stakeholders
Gemeenten, provincies en het ministerie van IenW.
1b Realisatie walstroomvoorzieningen:
In de decentrale uitvoeringsplannen geven partijen aan op welke locaties zij van plan zijn om walstroom te realiseren. In de themagroep Binnenvaart en havens is een inventarisa- tie gemaakt van bestaande en geplande walstroompunten. De inventarisatie vormt de basis voor een ontwikkelplan dat wordt opgesteld voor de uitrol van walstroom op publieke kades van alle SLA-deelnemers. De rijksoverheid heeft voor- uitlopend hierop besloten dat alle rijkligplaatsen in 2030 voorzien moeten zijn van walstroom.
Uitvoerders
Trekker Deelnemers aan de themagroep
Binnenvaart en havens.
Planning 2021: verplichtstelling door koplopers.
2022: opstellen blauwdruk.
2023: uitrol verplichtstelling en stimule- ringsmaatregelen.
Beoogd effect Toenemend gebruik van walstroom en afnemend gebruik van generatoren en aggregaten.
Overige stakeholders
Gemeenten, provincie Zuid-Holland en het ministerie van IenW.
Planning 2020-2021: inventarisatie
2021-2022: opstellen ontwikkelplan
Beoogd effect Meer walstroomvoorzieningen.
3 Gunningscriteria bij aanbesteding van infrastructurele werkzaamheden
4 Stimuleren van elektrificatie van de eigen vloot als launching customer
SLA-maatregel 4 Binnenvaart en havens
Partijen stappen waar mogelijk over op schepen met elektromotoren als launching customer.
In de pilot schone havens worden best practices verzameld voor gunningscriteria voor aanbesteding van maritieme infrastructurele werkzaamheden. Ook worden deze gun-
Pilotdeelnemers verkennen binnen de pilot schone havens de mogelijkheden en best practices voor elektrificatie van schepen. Dit resultaat wordt samengevat in een kennisdo- cument ‘Elektrificatie eigen vloot’. SLA-deelnemers met een eigen vloot gebruiken deze kennis om hun vloot te elektrifi- ceren (inclusief waterstof ).
SLA-maatregel 3 Binnenvaart en havens
Partijen spreken af om luchtemissies als belangrijk criterium te hanteren bij de aanbesteding van infrastructurele werkzaamheden (baggeren en onderhoud vaarwegen en havenbekkens), zodat aannemers die dergelijke projecten met lagere emissies realiseren een preferente positie kunnen krijgen.
Uitvoerders
Trekker Themagroep Binnenvaart en havens.
ningscriteria getest en verbeterd. De resultaten van deze pilot vormen de basis voor het opstellen van de handreiking
Overige
stakeholders
Gemeenten, provincies en het ministerie
van IenW.
‘Inzetten van gunningscriteria in aanbestedingen en inkoop van overheden ter verbetering van de luchtkwaliteit’. Deze handreiking beschrijft hoe overheden het aanbestedings- systeem het beste kunnen toepassen. Alle SLA-deelnemers passen vanaf 2023 luchtemissies als gunningscriteria toe bij aanbesteding van infrastructurele werken.
Uitvoerders
SLA-maatregel 5 Binnenvaart en havens
Partijen spreken af om luchtemissies als belangrijk criterium te hanteren bij de aanbesteding van veerdiensten en vergunningen voor watertaxi’s en nemen waar mogelijk eisen op voor pleziervaart in gebieden met hoge blootstelling.
Trekker Themagroep Binnenvaart en havens.
Planning 2021-2023.
Beoogd effect Toenemend aandeel schepen met elektro- motoren in de eigen vloot.
5 Gunningscriteria bij veerdiensten, watertaxi’s en pleziervaart
Overige stakeholders
Gemeenten, provincies en het ministerie van IenW.
Planning 2021: verzamelen, testen en verbeteren gunningscriteria.
2022: opstellen van handreiking aanbeste- ding
2023: toepassen van gunningscriteria door SLA-deelnemers.
Beoogd effect Meer vergunnen van opdrachten voor infra- structurele werkzaamheden aan aannemers die lagere emissies realiseren.
In de pilot schone havens verzamelen SLA-deelnemers best practices voor gunningscriteria voor aanbesteding van veerdiensten en voor vergunningverleningen voor water- taxi’s en pleziervaart in gebieden met hoge blootstelling. Deze gunningscriteria worden getest en verbeterd. De resul- taten van deze pilot vormen de basis voor het opstellen van een handreiking ‘Inzetten van gunningscriteria in aanbeste- dingen en inkoop van overheden ter verbetering van de luchtkwaliteit’. Deze handreiking beschrijft hoe overheden het opgestelde aanbestedingssysteem het beste kunnen toepassen. Alle SLA-deelnemers passen vanaf 2023 de lucht- emissies als gunningscriteria toe bij aanbesteding van veer- diensten en vergunningen voor watertaxi’s.
Uitvoerders
SLA-maatregel 7 Binnenvaart en havens Gemeenten en provincies met binnenhavens stellen plannen op met het streven naar een duurzame binnenhaven. Daarin wordt onder meer toegewerkt naar een zero-emissie binnenhaven in 2035. Partijen werken daarin onder meer aan walstroomvoorzie- ningen bij ligplaatsen voor binnenvaart, personen- vervoer over water, waar mogelijk pleziervaart en naar zero emissie mobiele werktuigen.
Trekker Themagroep Binnenvaart en havens.
7 Duurzame binnenhaven
Overige stakeholders
Gemeenten, provincies en het ministerie van IenW.
Planning 2021: verzamelen, testen en verbeteren van gunningscriteria.
2022: opstellen van handreiking aanbeste- ding.
2023: toepassen van gunningscriteria door SLA-deelnemers.
Beoogd effect Toename van hoeveelheid watertaxi’s, veer- diensten en pleziervaart met een lagere luchtemissie.
6 EU-fonds stimulering schone motoren
In de pilot schone havens verzamelen SLA-deelnemers kennis over regelgeving en vergunningstrajecten, stimule- ringsmaatregelen en financiële ondersteuning, uitrol van walstroom en zero-emissie-technologieën. De resultaten vormen de basis voor het opstellen van een Masterplan ‘Zero-emissie binnenhaven’. Dit Masterplan ondersteunt gemeenten en provincies bij het opstellen van plannen om hun binnenhavens in 2035 emissievrij te maken. In 2023 stellen SLA-deelnemers hun plan op voor een emissieloze binnenhaven in 2035.
SLA-maatregel 6 Binnenvaart en havens
De Rijksoverheid zet zich in voor de oprichting van een EU-fonds ter stimulering van schone motoren en waar mogelijk retrofit oplossingen. Inzet is om uiterlijk in 2024 een nieuw Europees sturingsinstru- mentarium ontwikkeld te hebben dat het bereiken van de gestelde ambities stimuleert.
Uitvoerders
Trekker Themagroep Binnenvaart en havens.
Overige stakeholders
Gemeenten, provincies en het ministerie van IenW.
Deze maatregel wordt uitgewerkt als onderdeel van de Green deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens Het gaat hier om artikel 3 uit de Green Deal. Het ministerie van IenW stemt de werkzaamheden intern met de directie Maritiem af en legt de koppeling met de Europese en internationale dimensie. Het gaat mogelijk om het bundelen van provinci- ale middelen in een verduurzamelingsfonds of hierop effi- ciënt aansluiten met regionale subsidieprogramma’s.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
Planning 2021: kennisverzameling en onderzoek binnen de pilot.
2022: opstellen Masterplan ‘Zero-emissie binnenhaven’.
2023: plan emissievrije binnenhaven door SLA-deelnemers.
Beoogd effect Binnenhavens zonder emissies naar lucht vanaf 2035.
Overige stakeholders
Directie Maritiem van het ministerie van IenW.
Planning 2021-2023.
Beoogd effect Toename van het gebruik van schone moto- ren door stimuleringsmaatregelen.
11
Landbouw
De landbouw draagt 11% bij aan de gezondheidseffecten van binnenlandse bronnen. Dit komt enerzijds door secundair fijnstof door de uitstoot van ammoniak en anderzijds door primair fijnstof. Primair fijnstof is vooral afkomstig van de pluimveehouderij. De emissie van ammoniak is vooral afkomstig van stallen en van bemesten. Ammoniak speelt ook een grote rol bij de stikstofdepositie in natuurgebieden. Er is een belangrijke relatie tussen de stikstofaanpak van het kabinet en de doelen van het Schone Lucht Akkoord (SLA). Het streven is een reductie van de gezondheidseffecten van de emissies van de landbouw van 37% in 2030 ten opzichte van 2016.
De maatregelen
Voor de landbouw zijn in het SLA een aantal vaste maatrege- len opgenomen. Deze zijn hier verder uitgewerkt. Ook zijn er via de pilot landbouw een aantal maatregelen opgeno- men die tijdens de looptijd van het SLA verder worden uitgewerkt. Maatregelen uit de pilot landbouw zijn onder de vaste maatregelen te vinden onder subnummer a, b, c, etc. De maatregelen in de pilot komen voort uit drie sporen. Een verdere uitleg van de drie sporen is te vinden in het ‘Plan van Aanpak pilot landbouw’.
Spoor 1: Subsidieregeling
Het ontwikkelen van een aanpak voor het beter benutten van al aanwezige emissie reducerende technieken.
Dit spoor geeft invulling aan SLA-maatregel 5.
Spoor 2: Sectorale afspraken
Aanpak voor het verleiden en verplichten van ondernemers voor het nemen van aanvul- lende maatregelen in bestaande stallen en in nieuwe stallen (verdergaand dan de nu al verplichte maatregelen).
Dit spoor geeft invulling aan de SLA- maatregelen 5, 6 en 7.
Spoor 3: Reductie primair fijnstof Bouwsteen voor de aanpak ontwikkelen via instrumenten uit de Omgevingswet.
Een bouwsteen is een voorbeeldpakket van (juridische) maatregelen die een gemeente onder de Omgevingswet kan inzetten om emissiereductie vanuit de landbouw te berei- ken.
Bij de uitgewerkte vaste afspraken hierna zijn ook de maatregelen uit de pilots opgenomen.
1 Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv)
2 Sectorale afspraken over integrale brongerichte reducties
SLA-maatregel 1 Landbouw
De Rijksoverheid werkt aan een warme sanering varkenshouderij. De warme sanering varkenshouderij beoogt het op korte termijn verminderen van de geuroverlast door varkensbedrijven in veedichte gebieden door het saneren en beëindigen van locaties of bedrijven die willen stoppen. Dit vermin- dert het totaal aantal varkens in Nederland en daarmee wordt een emissiereductie van ammoniak en fijnstof behaald. Dit wordt onder andere gereali- seerd door het doorhalen van varkensrechten. Via het Hoofdlijnenakkoord Warme Sanering Varkenshouderij hebben provincies en gemeenten zich gecommitteerd aan een effectieve aanpak en uitvoering van de regeling.
SLA-maatregel 2 Landbouw
De Rijksoverheid heeft in het kader van de verduur- zaming van de veehouderij met de verschillende sectoren in de veehouderij afspraken gemaakt over een integrale brongerichte reductie van emissies. Zo is met de varkenssector afgesproken om de emissie van ammoniak uit stallen te verminderen met 85%. In 2030 zijn de emissie-reducerende maatregelen in minimaal 60% van de stallen ingevoerd. Ook de melkveesector werkt naar aanleiding van afspraken uit het Klimaatakkoord en de stikstofaanpak aan de integrale reductie van methaan en ammoniak. Met de pluimveesector zijn afspraken gemaakt over fijnstof. Met deze reeds gemaakte afspraken draagt de landbouwsector bij aan het doel van dit akkoord.
Met de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) worden varkenshouders gecompenseerd als ze een locatie beëindigen. Varkenshouders hebben vrijwillig de subsidie aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze subsidieaanvraag konden veehou- ders tot begin 2020 doen. Gemeenten borgen gestopte locaties in het omgevingsplan. Provincies trekken de ver- gunning (Wet Natuurbescherming) in of passen deze aan.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van LNV.
De rijksoverheid maakt met de sector afspraken over inte- grale, brongericht reducties van emissies. Deze intenties van de sector heeft de sector vastgelegd in sectorplannen. De plannen hebben een termijn van tien jaar; in 2030 zouden de doelen bereikt moeten zijn. De plannen zijn niet statisch en zijn aan te passen als er nieuwe inzichten ontstaan.
Monitoring is onderdeel van de sectorplannen. De minister van LNV heeft over de inhoud van de sectorplannen aan de Kamer gerapporteerd.
Uitvoerders
Overige
Varkenshouders, gemeenten en provincies.
Trekker Ministerie van LNV.
stakeholders
Planning De Srv stond tot begin 2020 open, defini-
Overige stakeholders
Sector, decentrale overheden voor het ver- gunningsproces.
tieve subsidievaststelling loopt naar ver- wachting tot begin 2023.
Beoogd effect Minder emissies door minder varkens- houderijen met behulp van subsidie.
Planning Afspraken zijn gemaakt. Monitoring en meedenken over eventuele bijsturing gedurende looptijd van de sectorplannen (tot 2030).
Beoogd effect Minder emissies door sectorale afspraken over integrale brongerichte reducties.
3 Reductie primair fijnstof in pluimvee sector
4 Invoering generieke emissie-eisen voor biologisch gehouden kippen en varkens
SLA-maatregel 4 Landbouw
Het Besluit emissiearme huisvesting stelt emissie- eisen voor ammoniak en fijnstof aan stallen. Deze emissie-eisen worden periodiek aangescherpt. De rijksoverheid werkt aan een voorstel om ook emissie-eisen te stellen aan biologisch gehouden pluimvee en varkens en de huidige uitzondering hiervoor te laten vervallen.
SLA-maatregel 3 Landbouw
De Rijksoverheid heeft met de sector pluimveehou- derij afgesproken dat de emissie van fijnstof binnen tien jaar wordt gehalveerd. De sector neemt haar verantwoordelijkheid voor haar aandeel in de productie van fijnstof (PM10), om toe te werken naar het niet-overschrijden van de advieswaarden van de WHO. De kern hiervan is een generieke aanpak, aangevuld met een specifieke gebiedsgerichte aanpak in de zogenaamde ‘hotspots’, waar de fijnstofuitstoot vanuit de pluimveehouderij het hoogst is. In die gebieden worden extra maatregelen genomen om in bestaande stallen de emissies verder te reduceren. Mocht blijken dat het plan niet uitvoerbaar is of onvoldoende effect heeft, dan zal een generieke reductie-eis wettelijk worden vastgelegd.
In het Besluit emissiearme huisvesting voor biologisch gehouden kippen en varkens staat een vrijstelling voor emissie-eisen. Het rijk heft deze vrijstelling op en maakt vervangende eisen. Deze komen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarbij komt er een overgangstermijn voor bestaande stallen.
De pluimveesector maakt uiterlijk juli 2021 een plan om
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
primair fijnstof te reduceren. Doel van het sectorplan is om gezondheidswinst te realiseren, overeenkomend met de te verwachten gezondheidswinst als gevolg van de halvering
Overige stakeholders
Biologische pluimveesector, decentrale overheden voor het vergunningsproces, ministerie van LNV en Rijkswaterstaat.
van de fijnstofemissie in 2030 ten opzichte van 2016. Is de fijnstofreductie onvoldoende of blijkt het plan onverhoopt niet uitvoerbaar, dan stelt het ministerie van IenW een generieke reductie-eis wettelijk vast in het Besluit activitei- ten leefomgeving (Bal). Gemeenten leggen de maatregelen uit het sectorplan vast in vergunningen en/of het omge- vingsplan.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van LNV voor de sectorplannen; ministerie van IenW voor de generieke reductie-eis.
Planning 1 jan 2022: inwerking in het Bal.
Beoogd effect Lagere emissies van fijnstof en ammoniak door biologische pluimvee- en varkensstal- len en een meer gelijk speelveld met andere sectoren.
Overige stakeholders
Pluimveesector en gemeenten.
Planning 1 juli 2021: sectorplan.
Tot 2023: uitvoering sectorplannen.
Vanaf 2022: eventuele generieke eisen in Bal
Beoogd effect Minder fijnstofemissies uit pluimveestallen.
5 Verbeteren van effectiviteit van emissiearme stallen
5b Landelijke aanpak toezicht luchtwassers (spoor 1)
SLA-maatregel 5 Landbouw
De Rijksoverheid verkent in samenwerking met provincies en gemeenten hoe de effectiviteit van eisen aan emissiearme stallen kunnen worden versterkt. Het gaat dan met name om de goede werking van luchtwassers en de uitvoering en gebruik van emissiearme vloeren bij melkrundvee. Gemeenten en provincies nemen maatregelen om, waar nodig, het toezicht en handhaving te verster- ken. De Rijksoverheid ondersteunt gemeenten en provincies hierbij.
De provincie Overijssel voert in samenwerking met omge- vingsdiensten een toezichtactie uit. Toezichthouders hou- den in 2020 en 2021 toezicht op de werking van luchtwassers via elektronische monitoring. Deze toezichtactie geeft input voor een landelijke aanpak. De aanpak wordt in 2021 geëva- lueerd. Een advies over bredere uitrol wordt daarna aan de Stuurgroep SLA verzonden.
Uitvoerders
Trekker Provincie Overijssel.
Overige stakeholders
Omgevingsdiensten en provincies die agra- rische controles uitvoeren, agrarische sector (veehouderijen en leveranciers luchtwas- sers).
Kennisoverdracht over emissie-reducerende technieken en een verbeterd toezicht en betere handhaving op die technie- ken zijn belangrijk. In de pilot landbouw zijn verschillende initiatieven gestart. Dit is niet uitputtend: gedurende de looptijd van het SLA zijn nieuwe initiatieven te starten die gericht zijn op verbetering van bestaande technieken. Ook andere gemeenten dan de huidige pilotdeelnemers kunnen deze maatregelen nemen en/of in hun decentrale uitvoe- ringsplannen opnemen.
5a E-learning en expertmeetings over luchtwassers (spoor 1)
Het rijk ontwikkelt samen met luchtwasserfabrikanten en toezichthouders een e-learning over luchtwassers voor toezichthouders en veehouders. Rijkswaterstaat organiseert landelijke bijeenkomsten over toezicht op luchtwassers en het werken met elektronische monitoring. Tijdens deze bijeenkomsten vindt ook afstemming plaats over praktijk-
Planning Planning 2020; vervolg in 2021.
Beoogd effect Reductie van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof door betere werking van bestaande technieken en door beter toe- zicht daarop.
5c Landelijke aanpak toezicht veehouderijen (spoor 1)
Het project Intensivering toezicht veehouderijen (ITV) is een project van de provincie Noord-Brabant, 43 gemeenten en
3 omgevingsdiensten. Sinds eind 2017 worden de veehoude- rijen in de deelnemende gemeenten op uniforme manier geïnspecteerd op alle onderdelen van de Wet Natuurbescherming en de Wet algemene bepalingen omge- vingsrecht (Wabo). Het blijkt van belang om de goede resul- taten en ervaringen met ITV te behouden en om invulling te geven aan de kansen die het project biedt. Deze toezicht- actie geeft input voor een landelijke aanpak.
Uitvoerders
Trekker Provincie Noord-Brabant.
richtlijnen over toezicht. Na een aantal landelijke bijeen- komsten gaan omgevingsdiensten, gemeenten of provin- cies regionale bijeenkomsten organiseren.
Overige
stakeholders
Omgevingsdiensten en provincies die agra-
rische controles uitvoeren, agrarische sector (veehouderijen en leveranciers lucht- wassers).
Uitvoerders
Trekker Rijkswaterstaat.
Planning 2017-2021.
Beoogd effect Reductie van de uitstoot van ammoniak,
Overige stakeholders
Omgevingsdiensten, sector en luchtwasser- fabrikanten.
geur en fijnstof door betere werking van bestaande technieken en door beter toe-
Planning Eind 2020: e-learning.
2020 en verder: expertmeetings.
Beoogd effect Verbetering van de werking van luchtwas- sers en toezicht hierop door toename van kennis bij toezichthouders en veehouders.
zicht daarop.
5d Fijnstof meten met innovatie technieken pluimvee (spoor 2)
Met fijnstofmetingen in praktijkstallen wordt de effectiviteit van innovatieve emissiereducerende technieken of maatre- gelen bepaald. Doel is om een fijnstofemissiefactor voor deze innovatieve technieken te bepalen, die het ministerie van IenW (na advies door de Technische Advies Pool) kan
opnemen op de fijnstoflijst9 (Omgevingswet: in de bijlage van de Omgevingsregeling). Door opname op deze lijst kan de techniek in de hele sector worden toegepast en worden
Uitvoerders
Trekker Provincie Noord-Brabant en gemeente: nog geen specifieke gemeente bekend.
de mogelijkheden vergroot om emissiereductie in de prak- tijk toe te passen.
Overige
stakeholders
Sector en omgevingsdiensten.
Uitvoerders
Trekker Praktijkcentrum emissiereductie in de veehouderij (PEV) in opdracht van o.a. het ministerie van LNV en regio Foodvalley.
Planning 2021.
Beoogd effect Lagere emissie uit varkenstallen door betere toepassing van bestaande technieken.
5g Afspraken sector beter benuven emissiereducerende technieken
Overige stakeholders
Fabrikanten, veehouders op testlocaties, omwonenden en het ministerie van IenW.
(spoor 1 en 2)
Gemeenten maken met de veehouderijsector en omgevings-
Planning 2020: metingen 2020.
2021: rapportage, beoordeling TAP en opname op fijnstoflijst. In 2021 voert PEV een tweede reeks metingen uit.
Beoogd effect Emissieverlaging door het toepassen van nieuwe technieken door de sector.
5e Voorlichtingsprogramma emissiereducerende technieken (spoor 1 en 2)
Het ministerie van IenW realiseert in samenwerking met Rijkswaterstaat voorlichtingsmateriaal over emissiereduce-
diensten afspraken over het beter benutten van emissie- reducerende technieken. Het gaat hierbij zowel om nage- schakelde technieken als om bronmaatregelen. Deze afspraken kunnen de hele landbouwsector betreffen, dus ook de rundveehouderij. Bij toepassen van deze maatregel is een koppeling te maken met het voorlichtingsprogramma voor fijnstoftechnieken (5e) en het project Beter benutten varkensstallen in Noord-Brabant (5f ).
Uitvoerders
Trekker Gemeenten.
rende technieken in veehouderijen. Doel is het verbeteren van kennis bij vergunningverleners, toezichthouders, vee-
Overige
stakeholders
Omgevingsdiensten en sector.
houders en adviseurs over de werking en de toepassing van deze technieken. Deelnemers wordt gevraagd dit materiaal te gebruiken en ervaringen en casussen actief met elkaar te delen.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van XxxX in samenwerking met Rijkswaterstaat.
Overige Omgevingsdiensten, gemeenten, bedrijfs-
stakeholders adviseurs en de sector.
Planning Hele looptijd van het SLA.
Beoogd effect Lagere emissies uit stallen door betere toepassing van emissiereducerende technie- ken voor ammoniak, geur en fijnstof.
6 Subsidie Brongerichte Verduurzaming (SBV) stal- en managementmaatregelen (spoor 2)
Planning 2021: ontwikkeling van voorlichtings-
SLA-maatregel 6 Landbouw
De Rijksoverheid streeft ernaar begin 2020 een subsidieregeling open te stellen voor integraal duurzame en emissiearme stal- en management- maatregelen. Deze regeling is zowel gericht op innovatie- en pilotprojecten als op investeringspro- jecten van voorlopers (first movers) voor bronge- richte integrale emissiebeperkende maatregelen. Daarnaast onderzoekt het Rijk op korte termijn de mogelijkheden voor experimenteerruimte waarmee de toepassing van innovaties en nieuwe emissiebe- perkende maatregelen op een verantwoorde wijze kan worden versneld.
materiaal.
Vanaf 2020/2021: toepassing.
Beoogd effect Verlaging van de emissies door optimale werking van emissiereducerende technie- ken.
5f Xxxxx xxxxxxx van bestaande technieken in varkensstallen Noord-Brabant (spoor 1 en 2)
De provincie Noord-Brabant stimuleert gemeenten in Noord-Brabant om in 2021 plannen te maken om bestaande technieken beter toe te passen voor meer emissiereductie bij varkensstallen. Er wordt nog bepaald welke gemeente dit project zal trekken.
9 De fijnstoflijst is een lijst met stalsystemen en technieken met bijbehorende emissiefactoren en reductiepercentages die IenW vaststelt op grond van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit (Rbl).
Het ministerie van LNV heeft de Subsidiemodule bron- gerichte duurzame stal- en managementmaatregelen (Sbv) ontwikkeld voor onderzoek naar en ontwikkeling van
stal- en managementmaatregelen. De twee modules van de Sbv worden tot en met 2024 gefaseerd opengesteld voor verschillende veehouderijsectoren. RVO zorgt voor de uit- voering van de subsidieregeling. Het ministerie van IenW neemt nieuwe technieken op in de Regeling ammoniak en veehouderijen (vanaf 2022 de Omgevingsregeling).
Gemeenten informeren veehouders over deze gesubsidi- eerde maatregelen en verleiden ze om deze toe te passen. De ondernemer raakt op deze manier bekend met de moge- lijkheden en middelen die in te zetten zijn op de meest noodzakelijke plekken.
De Taskforce versnelling innovatieproces stalsystemen heeft op 5 februari 2021 een advies uitgebracht over versnelling van het toepassen van innovaties en nieuwe emissiebeper- kende maatregelen.
Uitvoerders
het toepassen van innovatie. Dit advies is te benutten bij nieuwe experimenten. Ook doet Wageningen University & Research (WUR) onderzoek naar de beste manier om senso- ren in te zetten.
Met het advies van de Taskforce en het onderzoek van de WUR is verder te experimenteren. Het ministerie van XxxX zoekt samen met gemeenten en bedrijfsleven naar aanvul- lende proeflocaties. Gemeenten en omgevingsdiensten moeten de vergunningen voor de proeflocaties verlenen en er moet daadwerkelijk worden gemeten en geëvalueerd.
Omwonenden worden betrokken bij de inspraak en de evaluatie. Na afloop van de proef vertaalt het ministerie van IenW samen met het ministerie van BZK en Rijkswaterstaat de proef door naar regelgeving.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
Trekker Ministerie van LNV, gemeenten.
Overige
Ministerie van LNV, gemeenten, provincies,
Overige stakeholders
Veehouders, RVO, fabrikanten, gemeenten (borging in vergunning), ministerie van
stakeholders
omgevingsdiensten, omwonenden en vee- houders.
IenW.
Planning Tot en met 2024: de SBV is gefaseerd
beschikbaar. Na evaluatie is het voornemen de Sbv te verlengen tot en met 2030. Naast de Sbv is er voor bovenwettelijke technieken in de landbouw de mogelijkheid tot een belastingvoordeel via de MIA en VAMIL.
Beoogd effect Afname van de emissies van ammoniak, fijnstof, geur en methaan in stallen doordat meer veehouders verdergaande maatregelen nemen.
7 Experiment Crisis- en herstelwet
SLA-maatregel 7 Landbouw
De Rijksoverheid faciliteert onderzoek naar het inzetten van meetsensoren voor het feitelijk meten van emissies op de locatie van de veehouderij. De rijksoverheid gaat na hoe de inzet van meetsensoren in wet- en regelgeving kan worden verankerd en hoe dit bijdraagt aan de reductie van emissies.
Planning Eind 2020: Advies Taskforce en advies WUR. 2021: start eerste experimenten en zoeken naar nieuwe experimenten, vergunningver- lening voor nieuwe experimenten.
Tot circa 2025: bouwen van stallen en meten.
Na 2025: evaluatie en doorvertaling in regel- geving.
Beoogd effect Snellere en betere toepassen van innovatie.
7b Informatie over toepassen CHW-experiment (spoor 2) Rijkswaterstaat verstrekt informatie aan gemeenten over de toepassing van CHW-experimenten. Dit kunnen experimen- ten zijn gericht op emissieverlaging op locaties waar extra ingrijpen nodig is. Ook kunnen gemeenten experimenteren met een andere vorm van toezicht en handhaving en met doelvoorschriften. Doelen zijn meer bekendheid met en effectieve toepassing van de nieuwe instrumenten ten behoeve van emissieverlaging op locaties waar extra ingrij- pen nodig is. En ten behoeve van het experimenteren met een andere vorm van toezicht en handhaving, met doel- voorschriften.
Uitvoerders
Trekker Rijkswaterstaat.
7a Inzet meetsensoren en mogelijkheden doelvoorschriften (spoor 2)
Overige stakeholders
Gemeenten en provincies.
Er wordt geëxperimenteerd met het inzetten van sensoren bij veehouderijen in praktijksituaties en het vergunnen hiervan. Vergunnen gebeurt op basis van het experiment in het kader van de Crisis- en herstelwet (CHW) 21e Tranche. Doel is een snellere en betere toepassing van innovatieve maatregelen. Daarnaast geeft Taskforce innovatie, die het rijk heeft ingesteld, advies over het mogelijk versnellen van
Planning 2020-2021.
Beoogd effect Meer CHW-experimenten met emissieverla- ging als gevolg van bekendheid bij gemeen- ten met de mogelijkheden.
7c Experimenteren met instrumenten uit CHW-experiment geur en SLA
Gemeenten gaan via casussen experimenteren met het toepassen van instrumenten uit het CHW-experiment geur en het SLA. Het betreft onder andere het voorschrijven van extra maatregelen in vergunningen of het met maatwerk afwijken van maximale emissiewaarden voor stalsystemen. Gemeenten stellen plannen op voor het effectief inzetten van de nieuwe instrumenten om knelpunten van geur te verminderen en de luchtkwaliteit te verbeteren. Binnen de themagroep wordt in 2021 een plan uitgewerkt voor kennis- ontwikkeling en kennisdeling tussen gemeenten. Toepassen van het CHW-experiment door decentrale overheden gebeurt op vrijwillige basis.
Uitvoerders
Trekker Gemeenten.
Beoogd effect Emissiereductie door vastleggen van lucht- kwaliteitsbeleid in gemeentelijk beleid onder de Omgevingswet.
8b Omgevingsprogramma (spoor 3)
Drie gemeenten in de Gelderse Vallei, Noord-Brabant en Noord- en Midden-Limburg stellen sectorale omgevings- programma’s op voor drie verschillende gebieden. Deze omgevingsprogramma’s dienen als voorbeeld voor andere regio’s. Daarbij is ook aandacht voor het vastleggen van beleidsdoelen en omgevingswaarden in uitvoerings- plannen.
Uitvoerders
Trekker Gemeente in Gelderse Vallei, gemeente in Brabant gemeente, Gemeente in Noord- Midden Limburg.
Overige stakeholders
Omgevingsdiensten, sector en omwonen- den.
Overige stakeholders
Sector, omwonenden, gemeenten, RWS.
Planning Begin 2021: inwerkingtreding CHW en beleidsvorming binnen gemeenten. Medio 2021: start experimenten met juridi- sche ondersteuning door Rijkswaterstaat.
Beoogd effect Minder geuroverlast en verlaging van emis- sies van fijnstof door toepassing van nieuwe instrumenten uit het CHW-experiment.
8 Inzet instrumenten van de Omgevingswet
Planning Looptijd SLA.
Beoogd effect Bekendheid bij gemeenten over mogelijk- heden om luchtkwaliteit en gezondheid in een omgevingsprogramma te verwerken.
8c Juridische expertise huidige en toekomstige regelgeving (spoor 3) Rijkswaterstaat ondersteunt pilotgemeenten bij het ontwik- kelen van bouwstenen onder de Omgevingswet. Dit doet Rijkswaterstaat door het leveren van juridische expertise over de huidige en toekomstige wet- en regelgeving.
Uitvoerders
Trekker Rijkswaterstaat.
8a Brede uitrol van toepassing van instrumenten uit de Omgevingswet (spoor 3)
Overige stakeholders
Gemeenten en provincies.
Mede op basis van de ervaringen in de kortetermijnaanpak wordt een bouwsteen voor emissiereductie in het omge- vingsbeleid ontwikkeld. Een bouwsteen is een voorbeeld- pakket van (juridische) maatregelen. Deze bouwsteen helpt bij het verder uitrollen van succesvolle manieren om de Omgevingswet toe te passen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de verschillende instrumenten die de Omgevingswet biedt, zoals het vastleggen van ambities in de omgevings- visie, het opstellen van een programma en het verankeren van regels in het omgevingsplan. Daarnaast wordt begin 2021 besloten of een serious game wordt ontwikkeld over het toepassen van maatregelen in een gemeente onder de Omgevingswet.
Uitvoerders
Trekker Nader te bepalen.
Planning Looptijd SLA.
Beoogd effect Effectieve toepassing van de instrumenten onder de Omgevingswet door gemeenten.
Samenhang met relevante Green Deals en akkoorden
Klimaatakkoord
In het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt met de sector over het reduceren van emissies van methaan en koolstof- dioxide uit de sector. Deze maatregelen hebben een positief effect op de luchtkwaliteit. Dit komt terug in de intenties van de sectorplannen, waarin rekening wordt gehouden met zowel het Klimaatakkoord als emissiereductie ten
Overige
stakeholders
Gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat.
behoeve van gezondheidswinst en natuurbehoud (stikstof ). Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) monitort de
Planning Eind 2021: nadere bepaling van doel en
inzet.
uitvoering van het Klimaatakkoord.
Stikstofdossier
De minister van LNV heeft een structurele aanpak stikstof aangekondigd.10 In het wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering wordt dit verder uitgewerkt.11 Daarvoor worden onder de Omgevingswet een omgevingswaarde en een programma opgesteld. De omgevingswaarde houdt in dat in 2030 ten minste de helft van de hectares met voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarden is gebracht. Het programma wordt gemonitord en eventueel bijgesteld. Het streven is om het programma in het voorjaar van 2021 in ontwerp bekend te maken.
De maatregelen in het programma stikstof hebben allemaal een gunstig effect op de ammoniakemissie en daarmee ook, vanwege de vorming van secundair fijnstof, op de fijnstof- concentratie in de lucht. De maatregelen hebben ook een gunstig effect op andere emissies uit stallen, zoals fijnstof en geur. Een uit te werken stalmaatregel wordt integraal opgepakt met de SLA-maatregel emissie-eisen voor pluim- veestallen. Dit om dubbele investeringen te voorkomen.
Tot slot laat het kabinet verkenningen uitvoeren voor de lange termijn, die vooral betrekking hebben op de periode na 2030.
Taskforce versnelling innovatieproces
In opdracht van de Rijksoverheid, decentrale overheden en sectorpartijen (vanuit de veehouderij) kijkt de Taskforce versnelling innovatieproces, op basis van casuïstiek, naar de mogelijkheden voor versnelling van de doorlooptijd om innovaties te laten ontstaan en in de praktijk te kunnen testen en toepassen. Daarnaast wordt het adviesrapport van adviesbureau Rebel gebruikt (over een andere manier van beoordelen van stalinnovaties) gebruikt om te komen tot het sturen op doelen in plaats van bepaalde technieken als middel. Het beter en sneller kunnen gebruiken van innova- ties en het effectiever controleren van de doelen van deze innovaties zorgen voor een snellere reductie van alle emis- sies uit stallen. In de Kamerbrief van 5 februari 202112 heeft de minister van LNV, mede namens de staatssecretaris van IenW, het adviesrapport van de Taskforce aan de Tweede Kamer aangeboden, inclusief appreciatie.
In de pilot landbouw is een aantal experimenten opgeno- men waarmee al in de praktijk wordt geëxperimenteerd met het vergunnen van innovaties met doelvoorschriften. De juridische grond hiervoor is gemaakt in het experiment in het kader van de Crisis- en herstelwet (CHW) 21e Tranche.
Verwachte inwerkingtreding van deze Tranche is begin 2021.
Geurbeleid veehouderijen
Op verzoek van de staatssecretaris van IenW heeft de com- missie-Biesheuvel een advies over het geurbeleid uitge- bracht. Dit advies heeft geleid tot een aantal acties van de staatssecretaris. Zoals het onderzoeken van een andere manier van meten van geur en een experiment in het kader van de CHW waarmee bevoegde gezagen instrumenten krijgen om geurhinder bij bestaande situaties aan te pak- ken. De maatregelen zullen vooral op de lange termijn effect hebben. Het CHW-experiment kan ook een positief effect hebben op andere emissies uit stallen, afhankelijk van de gekozen maatregel. Het CHW-experiment bevat daarnaast instrumenten om emissies van fijnstof en ammo- niak te verminderen. In de pilot zijn experimenten opgeno- men waarbij gemeenten starten met het gebruik van de experimentele instrumenten tegen geuremissies.
Dierenwelzijn
Vanuit de EU zijn er regels die het dierenwelzijn verbeteren. Ook vanuit de maatschappij is hier vraag naar. Dit heeft effect op investeringen binnen de sector en het soort maat- regelen. Bij het opstellen van generieke maatregelen houdt de rijksoverheid rekening met de investeringen die de sector op het gebied van dierenwelzijn vanuit EU-regelgeving moet doen. Dierenwelzijnsmaatregelen kunnen in bepaalde gevallen negatief uitpakken voor emissies van met name ammoniak en fijnstof. Bij het stimuleren van innovatie moet met beide aspecten rekening gehouden worden.
10 Brief van 24 april 2020, vergaderjaar 2019-2020, Kamerstuk 35 334,
nr. 82.
11 Memorie van Toelichting bij wetsvoorstel, vergaderjaar 2020-2021, Kamerstuk 35 600, nr. 3.
12 Brief van 5 februari 2021, Kamerstuk 29 383, nr. 357
Ongeveer de helft van de Nederlandse gezondheidseffecten door luchtverontreiniging wordt veroorzaakt door buiten- landse emissies. Ambitieus internationaal beleid is nodig om ook in het buitenland de emissies te laten dalen. Het gaat daarbij om Europees bronbeleid voor emissies van voertuigen, schepen, mobiele werktuigen, industrie en landbouw en om luchtkwaliteitsbeleid. Dit loopt voor- namelijk via de rijksoverheid, maar gemeenten en provin- cies hebben mogelijkheden via Europese samenwerkings- verbanden en instituties. Met de internationale inzet wordt gestreefd naar een sterke afname van de gezondheidsimpact door buitenlandse emissies van fijnstof en NOx en naar aanscherping van Europees bronbeleid voor wegverkeer, industrie, scheepvaart, mobiele werktuigen, landbouw en huishoudens. Hiervoor wordt aangestuurd op een aanscher- ping van grenswaarden die meer in lijn liggen met de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
De maatregelen
12
EU-beleid en internationale inzet
Voor EU-beleid en internationale inzet zijn in het Schone Lucht Akkoord (SLA) een aantal vaste maatregelen opgeno- men. Deze zijn hier verder uitgewerkt. Deze maatregelen laten zich onderverdelen in twee sporen.
Spoor 1: Ambitieus internationaal lucht- beleid, zowel mondiaal als Europees
De doelen zijn het aanscherpen van de EU-ambitie (vooral voor fijnstof ) en het aanpassen van de insteek voor normering
van luchtkwaliteit. De insteek is om de alge- hele gezondheidswinst ook als uitgangspunt te nemen. Daarbij worden blootstelling en gezondheidswinst expliciet meegenomen, naast realisatie van grenswaarden.
Dit spoor geeft invulling aan de SLA- maatregelen 1 en 4.
Spoor 2: Ambitieus bronbeleid
Nederland zet bij internationale overleggen in op scherpe emissie-eisen op basis van haalbaarheidsonderzoeken.
Dit spoor geeft invulling aan de SLA- maatregelen 2 en 3.
1 Ambitieus internationaal luchtbeleid (spoor 1)
Uitvoerders
Trekker Provincie Utrecht.
Overige
stakeholders
De provincies Gelderland, Noord-Holland,
SLA-maatregel 1 Internationaal luchtbeleid Partijen streven, binnen hun mogelijkheden en in hun eigen netwerken naar ambitieus internationaal luchtbeleid gericht op aanscherping van de Richtlijn luchtkwaliteit en met name die van PM2.5. Daarbij streeft de Rijksoverheid naar grotere kosteneffectivi- teit door ook internationaal meer op gezondheids- winst en minder op grenswaarden en hotspots te normeren. De Rijksoverheid brengt de ambitie voor internationale luchtbeleid actief in bij Europese besluitvorming en werkt actief met coalities van andere lidstaten samen om dit te realiseren. Daartoe
organiseert de Rijksoverheid in het voorjaar van 2020 een Schone Lucht Dialoog met de Europese Commissie. Het belang van ambitieus luchtbeleid voor gemeenten en provincies die deelnamen aan het Schone Lucht Akkoord wordt daarbij gepresen- teerd. Om dat te bereiken, zal de Nederlandse aanpak worden besproken in het kader van de
VN-ECE Verdrag inzake langeafstanden grensover- schrijdende luchtverontreiniging (LRTAP) en meer specifiek in het Expert Panel on Clean Air in Cities en de Taskforce Health onder hetzelfde Verdrag.
Overijssel, Utrecht, Zeeland en Zuid- Holland, de gemeenten Amsterdam, Arnhem, Nieuwegein, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht, Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG), RIVM en het ministerie van IenW.
Planning Doorlopend, leaflet april 2021.
Beoogd effect Eén heldere en duidelijke boodschap van Nederland aan Europa via de diverse inter- nationale netwerken.
1b Actieve inbreng in internationale besluitvorming
Het rijk brengt de ambitie voor het internationale luchtbe- leid actief in bij de voorbereiding van Europese besluitvor- ming en werkt actief met coalities van andere lidstaten samen om dit te realiseren. Vanuit het ministerie van IenW worden de lidstaten regelmatig benaderd om ideeën uit te wisselen en te overleggen. Voorafgaand aan Commissie- overleggen en Raadswerkgroepen zal het ministerie van IenW overleg plegen met de lidstaten die het dichtst bij het Nederlandse standpunt staan. Hierbij zet het ministerie van IenW zich in om draagvlak voor het Nederlandse standpunt te krijgen en te bekijken waar versterking van elkaars stand- punten mogelijk is. De inbreng kan ook plaatsvinden via fracties en/of leden van het Europees Parlement binnen de ruimte die daarvoor bestaat.
1a Eensluidende boodschap in Europa
De themagroep Internationaal inventariseert welke interna-
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
tionale netwerken er zijn. Daarbij kijkt de themagroep welk moment geschikt is om actief aan te sluiten. In alle commu- nicatie met het Europese netwerk worden duidelijk de drie
Overige stakeholders
Overige lidstaten, Permanente Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel.
speerpunten van de Nederlandse aanpak naar voren gebracht:
• toewerken naar de WHO-advieswaarden vanaf 2030 om de gezondheidswinst te vergroten;
• een gezondheidsbenadering waarbij expliciet rekening wordt gehouden met blootstelling in plaats van enkel te kijken naar grenswaarden op monitoringspunten;
• een multilevel-governance-benadering waarbij alle over- heidslagen samenwerken.
Het belangrijkste doel is komen tot een eensluidende bood- schap in Europa. De themagroep Internationaal maakt hiervoor een infographic/leaflet in het Nederlands en in het Engels. Hierin wordt deze benadering op een eenvoudige, duidelijke wijze uitgelegd. Deze kan zowel dienen om nog
Planning Doorlopend.
Beoogd effect Groter draagvlak voor Nederlands standpunt door actieve inzet en aansluiting bij lid- staten met vergelijkbare standpunten.
1c Schone Lucht Dialoog met de Europese Commissie
Het rijk organiseert in het voorjaar van 2021 een Schone Lucht Dialoog met de Europese Commissie. Met een sub- werkgroep internationaal bekijkt het rijk hoe bestuurders van provincies en gemeenten kunnen worden betrokken bij de dialoog. Monitoring bestaat uit de evaluatie van de Xxxxxx Xxxxx Xxxxxxx.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
niet aangesloten gemeenten en provincies in Nederland te informeren als om in de internationale discussies steun voor de Nederlandse standpunten te genereren.
Overige
stakeholders
Overige lidstaten, Permanente
Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel.
Planning Gerealiseerd op 17 en 18 februari 2021.
Beoogd effect Groter draagvlak voor Nederlands stand- punten door actieve inzet en aansluiting bij lidstaten met vergelijkbare standpunten.
1d VN-ECE Verdrag LRTAP, Expert Panel on Clean Air in Cities, Taskforce Health
Het rijk bespreekt de Nederlandse aanpak in het kader van de VN-ECE Verdrag inzake langeafstanden grensoverschrij- dende luchtverontreiniging (LRTAP), en meer specifiek in het Expert Panel on Clean Air in Cities (EPCAC) en de Taskforce Health onder hetzelfde Verdrag. Het EPCAC heeft
transitieagenda’s en beleid voor verduurzaming van de land- bouw en de veehouderij. De provincies en gemeenten ver- spreiden via hun eigen kanalen dezelfde boodschap als het rijk en treden bovendien adviserend op naar het rijk. Zo gaat de rijksoverheid een actieve bijdrage leveren aan het tot stand brengen van post Euro6/VI emissienormen door de Europese Commissie, zoals beschreven in het thema mobi- liteit van deze uitvoeringsagenda.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
elk najaar een bijeenkomst. Daarbij gaat het niet alleen om input van het rijk, maar vooral ook om de input van provin- cies en gemeenten om tijdens deze bijeenkomst de
Overige
stakeholders
Overige lidstaten, Permanente
Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel.
Nederlandse aanpak uit te leggen aan andere lidstaten. Cruciaal bij EPCAC is het illustreren van de voordelen en de noodzaak van een multilevel-governance en het opstellen en verspreiden van methoden daarvoor. Dit actiepunt is inmiddels uitgevoerd maar zal waar effectief herhaald wor- den. Zo zal de Nederlandse aanpak gepresenteerd worden op de working on Strategies en Review (WGSR), het op een na hoogst orgaan in de Air Convention LRTAP.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
Planning Doorlopend.
Beoogd effect Groter draagvlak voor Nederlandse stand- punten door actieve inzet en aansluiting bij lidstaten met vergelijkbare standpunten.
3 Schonere internationale scheepvaart
Overige stakeholders
Overige lidstaten, Permanente Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel.
Planning Doorlopend.
Beoogd effect Meer bekendheid van en draagvlak voor de Nederlandse aanpak bij internationale overleggen.
SLA-maatregel 2 Internationaal luchtbeleid
De Rijksoverheid zet actief in op ambitieus Europees bronbeleid waaronder aanscherping van de Richtlijn industriële emissies en BBT-conclusies, van de emissie-eisen en de effectiviteit in de praktijk voor het wegverkeer, mobiele werktuigen en binnenvaart, voor houtkachels, landbouw en duurzame inkoop. Waar mogelijk en kansrijk betrekt de Rijksoverheid hier andere partijen uit het akkoord. De inzet wordt afgestemd met andere duurzaamheidsdoelen zoals klimaatdoelen en transitieagenda’s en beleid voor verduurzaming van de landbouw en veehouderij.
SLA-maatregel 3 Internationaal luchtbeleid
De Rijksoverheid zet actief in op aanscherping van emissie-eisen voor de internationale scheepvaart in Europees en mondiaal verband via de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Streven is daarbij om de Noordzee tot NECA gebied te maken waardoor de emissies naar de lucht sterk kunnen afnemen.
2 Afstemmen Europees bronbeleid (spoor 2)
Het rijk stemt de inzet op ambitieus Europees bronbeleid af met andere duurzaamheidsdoelen, zoals klimaatdoelen en
Het rijk zet actief in op aanscherping van emissie-eisen voor de internationale scheepvaart in Europees en mondiaal verband via de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Per 1 januari 2021 is in de Noordzee en de Oostzee een stik- stofemissiebeheersgebied (NECA) van kracht. Alle nieuwe schepen die op de Noordzee varen moeten vanaf deze datum voldoen aan de nieuwe IMO normen voor NOx (Stikstofoxiden). De uitstoot van schepen kan hierdoor gaandeweg flink afnemen. Van belang daarbij is dat er voldoende toezicht is op de naleving van de regels. Ook Nederland draagt hieraan bij.
In zijn algemeenheid geldt dat Nederland de mogelijkheden ondersteunt die zich in internationale gremia voordoen om de uitstoot van luchtverontreiniging door de internationale scheepvaart te verminderen. Bijvoorbeeld beleid van de IMO om de CO2-uitstoot van schepen te verminderen. Belangrijk neveneffect is daarmee ook dat de uitstoot van luchtveront- reinigende stoffen wordt verminderd. Ook in EU verband, als onderdeel van de Europese Green Deal, worden initiatie- ven verwacht die toezien op een transitie naar hernieuwbare
brandstoffen die kunnen leiden tot minder luchtverontrei- niging.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
Overige stakeholders
Overige lidstaten, Permanente Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel.
Planning Doorlopend.
Beoogd effect Afname van emissies vanuit internationale scheepvaart.
4 Internationale regelingen en innovatiefondsen
SLA-maatregel 4 Internationaal luchtbeleid
Partijen verkennen de mogelijkheden om effectiever gebruik te maken van internationale regelingen en innova- tiefondsen voor het versneld terugdringen van de emissies en ter ondersteuning van effectief luchtbeleid.
Uitvoerders
Trekker Deelnemers van de themagroep inter- nationaal.
Overige stakeholders
IenW, RVO, RWS.
Planning Doorlopend; de provincie Utrecht infor- meert begin 2021 de verschillende thema- groepen over kansen en ervaringen.
Beoogd effect Versnelde afname van emissies door onder- steuning van effectief luchtbeleid.
Voor een complex vraagstuk als luchtkwaliteit is samen- werking tussen overheid, bewoners, bedrijven en organisa- ties een randvoorwaarde voor succes. Het Schone Lucht Akkoord (SLA) is een akkoord tussen overheden, maar bij de uitwerking en de uitvoering spelen inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties een belangrijke rol. In het SLA hebben partijen daarom afspraken gemaakt over het informeren en betrekken van stakeholders. Dit gebeurt bij het uitwerken van de maatregelen in de themagroepen, door het organiseren van consultatiemomenten en door aanvullende acties zoals een jongerentop. Iedere deelne- mende overheid organiseert het informatie- en participatie- proces in de eigen omgeving. In het SLA werken deelnemers samen aan het ontwikkelen en delen van informatie, methoden en resultaten.
Citizen science speelt een belangrijke rol in participatie. Door inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden in staat te stellen om zelf te meten, krijgen ze beter inzicht in de luchtkwaliteit in hun omgeving en de bijdrage hieraan van verschillende bronnen. Ook willen we onderzoeken of en hoe citizen science kan bijdragen aan het verder verster- ken en verfijnen van het meetnet.
1 Landelijke jongerentop
13
Participatie en citizen science
SLA-maatregel 1 Participatie
Alle Partijen nemen deel aan de totstandkoming van een landelijke ‘jongerentop’. Het resultaat wordt aangeboden aan de minister voor Xxxxxx en Wonen, gedeputeerden van de Provincies en wethouders van de Gemeenten. Partijen onderzoeken op welke wijze de adviezen kunnen worden meegenomen in de uitvoeringsagenda van het Schone Lucht Akkoord en nemen deze vervolgens op in de afspraken en monitoring.
Jongeren zijn vaak weinig betrokken bij consultaties en andere vormen van participatie. Toch zijn hun meningen en ideeën van belang voor het SLA. Het beleid raakt hen immers ook door de lucht die zij nu en hun kinderen in de toekomst inademen en door de maatregelen die genomen worden. Om de stem van jongeren een plek te geven, organiseren de SLA-partijen gerichte betrokkenheid van jongeren.
Op 17 november 2020 is een jongerenpanel georganiseerd. In verband met de coronamaatregelen is de jongerentop
Uitvoerders
Trekker Rijk, provincies en gemeenten.
zoals was voorzien voor begin 2020 omgezet in een digitaal jongerenpanel. Tijdens het Schone Lucht Jaarcongres 2021
Overige
stakeholders
Alle stakeholders.
zijn de resultaten aangeboden aan de Stuurgroep van het SLA.
Uitvoerders
Trekker Ministerie van IenW.
Planning Doorlopend.
Beoogd effect Actief informeren van inwoners door stake- holders over luchtkwaliteit, gezondheid en de voorgenomen maatregelen om de lucht- kwaliteit te verbeteren.
Overige stakeholders
VVM (netwerk van milieuprofessionals), verschillende organisaties voor jonge professionals van de VVM, internationale studentenverenigigen, GLOBE.
3 Citizen science
SLA-maatregel 3 Participatie
Partijen die actief aan de slag gaan met citizen science werken samen aan het versterken van het kennis- netwerk rond citizen science. Doel is om meer mensen in gelegenheid te stellen de luchtkwaliteit in de omgeving te meten en een kwaliteitsslag in de voorlichting over zelf lucht metingen uitvoeren te realiseren. Onder leiding van het RIVM wordt minimaal tweejaarlijks een luchtkwaliteitdag georganiseerd waarbij gemeenten en andere initiatiefnemers van burgermeetnetten kennis en ervaring kunnen uitwisselen en nieuwe kennis kunnen opdoen. Dit in nauwe samenhang met de hieronder genoemde pilot waarin wordt geëxperi- menteerd met het gebruik van sensormeetgegevens in het landelijk meetnet luchtkwaliteit.
Planning 17 nov 2020: jongerenpanel.
Begin 2021: vervolgafspraken over structu- rele participatie van jongeren in het SLA.
Beoogd effect Jongeren krijgen de mogelijkheid om hun mening en ideeën te geven over plannen en maatregelen in het kader van het SLA.
2 Inwoners en bedrijven actief informeren
SLA-maatregel 2 Participatie
Alle Partijen informeren inwoners en bedrijven actief over luchtkwaliteit en gezondheidseffecten, de maatregelen die zij nemen om gezondheidswinst te realiseren en de mogelijkheden voor citizen science.
In 2020 heeft de rijksoverheid de website schonelucht- xxxxxxx.xx gelanceerd om informatie over de aanpak van de luchtkwaliteit te delen. Daarnaast worden stakeholders geïnformeerd via de nieuwsbrief, via het jaarlijkse Schone Lucht Congres en via de themagroepen. Het SLA is in 2020 ter consultatie opengesteld. In het Hoofdlijnenverslag van
3a Jaarlijkse luchtmeetdag
Gemeenten en andere initiatiefnemers van burger- meetnetten kunnen kennis en ervaring uitwisselen en nieuwe kennis opdoen tijdens de jaarlijkse luchtmeetdag.
Uitvoerders
Trekker RIVM.
de internetconsultatie Schone Lucht Akkoord is aangegeven hoe de resultaten verwerkt worden. Jaarlijks wordt over de voortgang van het Schone Lucht Akkoord gerapporteerd.
Het RIVM publiceert beschikbare informatie over de lucht-
Overige
stakeholders
Kennishouders aan de sociaalwetenschap-
xxxxxxx xxxx van participatie (zoals universi- teiten en community managers), gemeen- ten.
kwaliteit in gebieden. Via de website xxxxxxxxxx.xx infor- meert het RIVM over de mogelijkheden en voorbeelden van citizen science. Daarnaast beantwoordt het RIVM via xxxxxxxxxx@xxxx.xx vragen van gemeenten en provin- cies, maar van ook burgergroepen en individuele burgers, over het zelf en samen meten van de luchtkwaliteit. Het rijk, de provincies en de gemeenten informeren stakeholders via hun eigen kanalen.
Planning 2021: eerste (online) luchtmeetdag; daarna in principe elk jaar.
Beoogd effect Kennisdeling.
3b Website en e-mailloket Samen Meten
De website en het e-mailloket Samen meten bieden kennis over het (zelf ) meten van luchtkwaliteit. De website geeft ook een overzicht van citizen science-projecten. Daarnaast is er een nieuwsbrief. Zo wordt via de verschillende projec- ten kennis gedeeld door derden.
Uitvoerders
Trekker RIVM.
• (lokale) pilots gericht op kennisontwikkeling en onder- steuning van participatie. Het kan bijvoorbeeld gaan om
Overige
stakeholders
Iedereen die geïnteresseerd is in citizen
science projecten op het gebied van lucht en gezondheid.
projecten voor bijdrage aan de (lokale) luchtkwaliteit en gezondheidseffecten van verschillende bronnen (zoals houtrook, bouwprojecten), om de toegepaste sensoriek
Planning Doorlopend.
Beoogd effect Inzicht in het (zelf ) meten van luchtkwaliteit.
3c Samen Meten forum
Op het Samen Meten forum vindt uitwisseling van kennis en ervaring plaats tussen burgerinitiatieven en met experts. Het forum is eind 2020 in gebruik genomen. In 2021 wordt het gebruik ervan in de praktijk geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd.
Uitvoerders
Trekker Provincie Zuid-Holland.
en om innovatieve manieren voor de inzet van citizen science-projecten voor participatie van en samenwerking met specifieke stakeholders.
4a Criteria pilots en afspraken
Begin 2021 is een selectie gemaakt van de pilotprojecten. De selectie is gemaakt op basis van gesprekken en aangeleverde documentatie. Partijen die geselecteerd zijn als pilot: gemeenten Rotterdam, Eindhoven, Barneveld-Ede en de provincies Zeeland en Noord-Brabant. Partijen die hun interesse hebben getoond maar niet geselecteerd zijn als pilot onder het Schone Xxxxx Akkoord, worden uitgenodigd
Overige
stakeholders
RIVM.
in de Themagroep om kennis op te doen en ervaringen te delen.
Planning Eind 2020: in gebruik.
2021: evaluatie en bijsturing.
Beoogd effect Ondersteuning burgerinitiatieven door uitwisseling van kennis en ervaringen en
Uitvoerders
Trekker RIVM, provincie Zuid-Holland en het minis- terie van IenW.
ondersteuning door experts.
Overige stakeholders
Xxxxxxxxxx xxx XxxX, RIVM, de provincie Zuid-Holland.
4 Pilot participatie
Planning Begin 2021: afspraken over de uitvoering van de pilots en kennisdeling en start uitvoering pilots.
SLA-pilot participatie
De Rijksoverheid stelt in samenwerking met RIVM meetstations uit het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit ter beschikking aan gemeenten en/of provincies die deelnemen aan de Pilot. Deze meetstations zijn eigendom van het RIVM en RIVM zorgt voor het onderhoud en beheer. In sommige gevallen kan worden overwogen om een extra meetstation bij te plaatsen of, in overleg, een station van een ander meetnet in de pilot te betrekken. Burgers en bedrijven kunnen rondom het meetstation (satelliet) sensoren plaatsen om lokaal de luchtkwaliteit te meten. Het RIVM ontwikkelt een (web)platform om de gegevens uit te kunnen wisselen met de gegevens van het Landelijk Meetnet. In de pilot wordt onderzocht op welke manier op een bestendige manier betrouwbare informatie kan worden gegenereerd waarbij zowel burgers, decentrale overheden als de rijksoverheid relevante informatie over de luchtkwaliteit uitwisselen. De deelnemende gemeenten dragen bij in de kosten van het plaatsen en beheer van het station en de sensoren.
Beoogd effect Duidelijkheid over aan welke criteria pilots moeten voldoen en welke afspraken hier- voor gemaakt worden.
4b Kennis
Door het delen van resultaten van metingen, gegevens en ervaringen worden zowel wetenschappers als bewoners in staat gesteld analyses uit te voeren en conclusies te trekken. Daardoor wordt het vraagstuk vanuit meerdere perspectie- ven benaderd. Dit genereert nieuwe kennis en een beter begrip voor de wederzijdse opvattingen. In 2020 is een verkenning gestart naar een passende kennisinfrastructuur die de uitwisseling van gegevens, kennis en ervaringen bevordert en analyse stimuleert en zo het lerend vermogen van partijen versterkt.
Uitvoerders
Trekker Provincie Zuid-Holland.
Overige stakeholders
Bewoners en wetenschappers.
De pilot participatie is gericht op:
• de koppeling met (nieuwe) RIVM-meetstations uit het Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit, de zogenaamde ankerstations met sensoren en citizen science;
Planning 2021: verkenning naar passende kennis- infrastructuur.
Beoogd effect Bewoners en wetenschappers in staat stel- len om zelf analyses te maken en conclusies te trekken.
4c GLOBE
In het najaar van 2020 heeft Stichting GLOBE Nederland in samenwerking met het RIVM een campagne voor middel- bare scholieren ontwikkeld rondom fijnstof. Sinds oktober kunnen scholen die aangesloten zijn bij GLOBE een lespak- ket krijgen met daarin sensoren voor fijnstof, informatie over fijnstof en luchtkwaliteit, en opdrachten. Door leerlin- gen actief te laten meedoen in een citizen science-project waarbij ze zelf metingen doen, worden ze bewust gemaakt van de fijnstofproblematiek. Het lesmateriaal helpt ze bij deze bewustwording. Leerlingen van scholen die hiermee in 2020 aan de slag zijn gegaan, hebben hun resultaten gedeeld via het georganiseerde jongerenpanel en op het Schone Xxxxx Xxxxxxxxxxx op 13 januari 2021. Het program-
4e Webplatform voor data
De pilots kunnen gebruikmaken van het dataportaal Samen Meten (xxxxxxxxxx.xxxx.xx) om meetdata uit verschil- lende projecten in initiatieven bijeen te brengen, samen met de data van de officiële metingen uit het luchtmeetnet. Recent ontwikkelde functionaliteiten met meerwaarde voor de participatie pilot zijn een dashboard per gemeente en een tool die het analyseren van de meetdata faciliteert, de Samen Analyseren Tool. Deze laatste bevindt zich nu in de testfase. Het doel is om in 2021 het gebruik van de tool door alle burgermeetprojecten mogelijk te maken.
Uitvoerders
Trekker RIVM.
ma loopt door in 2021 en daarna.
Overige
stakeholders
Pilotgemeenten en -provincies.
Uitvoerders
Trekker Stichting GLOBE (RIVM als opdrachtgever).
Planning De Samen Analyseren Tool is in 2020 getest en komt in de 2e helft van 2021 beschikbaar.
Overige stakeholders
RIVM en middelbare scholen.
Beoogd effect Inzicht in welke meetdata van verschillende projecten en initiatieven beschikbaar zijn en
Planning Najaar 2020: ontwikkeling van lesmateriaal (uitgevoerd).
2021 en daarna: lespakket beschikbaar voor scholen.
Beoogd effect Bewustwording bij leerlingen van de fijn- stofproblematiek.
4d Pre-pilot NO2-sensoren
Om de toepasbaarheid van sensoren voor stikstofdioxide (NO2) te vergroten, heeft het RIVM in 2020 een start gemaakt met een pre-pilot. Deze loopt door in 2021. De huidige ervaring is dat de kalibratie van de NO2-sensoren in perio- den buiten de zomer vrij goed gaat, maar in de zomer lang niet altijd eenduidige resultaten geeft. Dat hangt samen met de lagere concentraties en hogere temperaturen in de zomer. In de pre-pilot wordt nader onderzoek gedaan naar momenten waarop zinvolle metingen te doen zijn en hoe het aantal momenten te vergroten is. Daarnaast wordt onderzocht en vastgelegd hoe goed de metingen zijn met behulp van de door het RIVM ontwikkelde ‘nachtkalibratie’ om voor drift (een in de tijd oplopende verschuiving van het nulpunt van de sensor) te corrigeren. Voor de pre-pilot worden op een aantal locaties in Rotterdam, Hilversum en Utrecht sensormetingen uitgevoerd. Kennis uit de pre-pilot is daarna toepasbaar in andere pilots.
Uitvoerders
Trekker RIVM.
het mogelijk maken om deze data uit te wisselen. De tools maken het voor burgers en overheden gemakkelijker om de meet- data te begrijpen en er duiding aan te geven.
Overige stakeholders
Deelnemers aan de pre-pilot in Rotterdam, Hilversum en Utrecht.
Planning 2020-2021.
Beoogd effect Inzicht in bredere toepasbaarheid van sen- soren voor stikstofdioxide.
Dit is een publicatie van het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxx Opmaak: VormVijf Den Haag Maart 2021