BIJLAGE
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 18.4.2018
COM(2018) 196 final
ANNEX 1
BIJLAGE
bij
voorstel voor een besluit van de Raad
betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore
NL NL
VRIJHANDELSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE
EN DE REPUBLIEK SINGAPORE
De Europese Unie, hierna "de Unie" genoemd, en
de Republiek Singapore, hierna "Singapore" genoemd,
ERKENNENDE dat zij een langdurig en sterk partnerschap hebben, dat is gebaseerd op de gemeenschappelijke beginselen en waarden die zijn weergegeven in de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, alsmede belangrijke economische, handels- en investeringsbanden,
GELEID DOOR DE WENS, consistent met het kader van hun algemene betrekkingen, hun banden verder aan te halen, en ervan overtuigd dat deze overeenkomst een nieuw klimaat voor de ontwikkeling van de wederzijdse handel en investeringen door de partijen tot stand zal brengen,
ERKENNENDE dat deze overeenkomst het streven naar regionale economische integratie aanvult en bevordert,
VASTBESLOTEN hun economische, handels- en investeringsbanden aan te halen met eerbiediging van het doel van een in economisch, sociaal en ecologisch opzicht duurzame ontwikkeling, en handel en investeringen te bevorderen op een wijze die strookt met hoge beschermingsniveaus voor milieu en werknemers en de desbetreffende internationaal erkende normen en overeenkomsten waarbij zij partij zijn,
GELEID DOOR DE WENS de levensstandaard te verhogen, economische groei en stabiliteit te bevorderen, nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid te scheppen en het algemene welzijn te verbeteren, en daarom opnieuw bevestigende dat zij de vaste wil hebben om de liberalisering van handel en investeringen te bevorderen,
ERVAN OVERTUIGD dat deze overeenkomst een uitgebreidere en betrouwbare markt voor goederen en diensten tot stand zal brengen, en aldus het concurrentievermogen van hun ondernemingen op mondiale markten zal versterken,
OPNIEUW BEVESTIGENDE dat elk van beide partijen het recht heeft maatregelen vast te stellen en te handhaven die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van legitieme beleidsdoelstellingen op onder meer sociaal, milieu- en veiligheidsgebied alsmede op het gebied van de volksgezondheid en openbare veiligheid en ter bevordering en bescherming van culturele diversiteit,
OPNIEUW BEVESTIGENDE dat zij het Handvest van de Verenigde Naties, ondertekend te San Francisco op 26 juni 1945, en de beginselen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vastgesteld op 10 december 1948, ten volle onderschrijven,
ERKENNENDE dat transparantie in de internationale handel van belang is voor alle betrokkenen,
MET HET OOG op de vaststelling van duidelijke en over en weer tot voordeel strekkende regels voor hun handel en investeringen en de vermindering of afschaffing van de belemmeringen voor de wederzijdse handel en investeringen,
VASTBESLOTEN bij te dragen aan de harmonische ontwikkeling en de uitbreiding van de internationale handel door met deze overeenkomst handelsbelemmeringen weg te nemen en tussen de partijen nieuwe handels- of investeringsbelemmeringen die de voordelen van deze overeenkomst zouden kunnen beperken, te vermijden,
VOORTBOUWEND op hun respectieve rechten en verplichtingen ingevolge de WTO- Overeenkomst en andere multilaterale, regionale en bilaterale overeenkomsten en akkoorden waarbij zij partij zijn,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
HOOFDSTUK EEN DOELSTELLINGEN EN ALGEMENE DEFINITIES
ARTIKEL 1.1
Oprichting van een vrijhandelsruimte
De partijen bij deze overeenkomst brengen hiermee een vrijhandelsruimte tot stand, in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994 en artikel V van de GATS.
ARTIKEL 1.2
Doelstellingen
Deze overeenkomst heeft tot doel de handel en de investeringen tussen de partijen te liberaliseren en te vergemakkelijken volgens de bepalingen van deze overeenkomst.
ARTIKEL 1.3
Algemeen toepasselijke definities
Tenzij anders is bepaald, wordt voor de toepassing van deze overeenkomst verstaan onder:
"Overeenkomst inzake de landbouw": de Overeenkomst inzake de landbouw, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"Overeenkomst inzake overheidsopdrachten": de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, die is neergelegd in bijlage 4 bij de WTO-Overeenkomst;
"Overeenkomst inzake inspectie voor verzending": de Overeenkomst inzake inspectie voor verzending, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"Antidumpingovereenkomst": de Overeenkomst inzake de toepassing van Artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"Overeenkomst inzake de douanewaarde": de Overeenkomst inzake de toepassing van Artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"dag": een kalenderdag;
"DSU": het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, dat is neergelegd in bijlage 2 bij de WTO-Overeenkomst
"GATS": de Algemene overeenkomst inzake de handel in diensten, die is neergelegd in bijlage 1B bij de WTO-Overeenkomst;
"GATT 1994": de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"Geharmoniseerd systeem": het Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, inclusief alle aantekeningen en amendementen (hierna het "GS" genoemd);
"IMF": het Internationaal Monetair Fonds;
"Overeenkomst inzake invoervergunningen": de Overeenkomst inzake procedures op het gebied van invoervergunningen, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"maatregel": elke wet, regeling, procedure, eis of praktijk,
"natuurlijk persoon uit een partij": een onderdaan van Singapore of van een van de lidstaten van de Europese Unie volgens hun respectieve wetgeving;
"Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst": de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds, ondertekend op [...];
"persoon": een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;
"Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen": de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"SCM-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"SPS-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"TBT-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die is neergelegd in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst;
"TRIPs-Overeenkomst": de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom die is neergelegd in bijlage 1C bij de WTO-Overeenkomst;
"WIPO": de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom;
"WTO-Overeenkomst": de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, gedaan te Marrakesh op 15 april 1994;
"WTO": de Wereldhandelsorganisatie.
HOOFDSTUK TWEE
NATIONALE BEHANDELING EN MARKTTOEGANG VOOR GOEDEREN
AFDELING A
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN ARTIKEL 2.1
Doel
Gedurende een overgangsperiode die aanvangt bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, wordt de handel in goederen door de partijen geleidelijk en wederzijds geliberaliseerd, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994.
ARTIKEL 2.2
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op de handel in goederen tussen de partijen.
ARTIKEL 2.3
Nationale behandeling
Elk van beide partijen behandelt goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij. De verplichtingen die voortvloeien uit artikel III van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij, worden daartoe mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen.
ARTIKEL 2.4
Douanerechten
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder "douanerechten" alle soorten rechten en heffingen verstaan die worden opgelegd bij of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen, met inbegrip van alle aanvullende heffingen of belastingen opgelegd bij of in verband met deze invoer of uitvoer.
Onder "douanerechten" worden niet verstaan:
a) heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die worden opgelegd overeenkomstig artikel 2.3 (Nationale behandeling);
b) rechten die worden opgelegd overeenkomstig hoofdstuk drie (Handelsmaatregelen);
c) rechten die worden toegepast overeenkomstig artikel VI, artikel XVI en artikel XIX van de GATT 1994, de Antidumpingovereenkomst, de SCM-Overeenkomst, artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw, en de DSU;
d) vergoedingen of andere heffingen die worden opgelegd overeenkomstig artikel 2.10 (Vergoedingen en formaliteiten in verband met invoer en uitvoer).
ARTIKEL 2.5
Indeling van goederen
De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen gebeurt volgens de respectieve tariefnomenclatuur van elk van beide partijen in overeenstemming met het GS en de wijzigingen daarvan.
AFDELING B
VERMINDERING EN/OF AFSCHAFFING VAN DOUANERECHTEN
ARTIKEL 2.6
Verlaging en/of afschaffing van invoerrechten
1. Elk van beide partijen verlaagt haar douanerechten op ingevoerde goederen van oorsprong uit de andere partij en/of schaft die af, overeenkomstig de lijsten in bijlage 2-A. Voor de toepassing van dit hoofdstuk betekent "van oorsprong uit": overeenkomstig de oorsprongsregels in Protocol 1.
2. Het basistarief van de invoerrechten dat ingevolge lid 1 achtereenvolgens wordt verlaagd, is het tarief dat is vermeld in de lijsten in bijlage 2-A.
3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste invoerrecht voor meest begunstigde natie (hierna "MBN" genoemd) verlaagt, dan geldt dat recht indien en zolang het lager is dan het overeenkomstig haar lijst in bijlage 2-A berekende invoerrecht.
4. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst treden de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, in overleg om te bezien of invoerrechten versneld en in ruimere mate kunnen worden verminderd en afgeschaft. Met een besluit van de partijen in het Comité voor de handel in goederen om een douanerecht op een goed versneld of in ruimere mate te verminderen of af te schaffen, worden douanerechten of afbouwcategorieën die voor dat goed overeenkomstig hun lijsten zijn vastgesteld, vervangen.
ARTIKEL 2.7
Afschaffing van uitvoerrechten en -belastingen
Geen van beide partijen handhaaft douanerechten of belastingen of stelt die in ter zake van of in verband met de uitvoer of de verkoop ten uitvoer van goederen naar de andere partij; hetzelfde geldt voor interne belastingen ter zake van de uitvoer van goederen naar de andere partij die hoger zijn dan die welke op soortgelijke, voor verkoop in het binnenland bestemde goederen worden geheven.
ARTIKEL 2.8
Status-quo
Na de inwerkingtreding van de overeenkomst verhoogt geen van beide partijen bestaande douanerechten of stelt zij nieuwe douanerechten vast op de invoer van een goed van oorsprong uit de andere partij. Dit sluit niet uit dat een partij een douanerecht na een eenzijdige verlaging verhoogt tot het in haar lijst in bijlage 2-A vastgelegde niveau.
AFDELING C
NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN
ARTIKEL 2.9
Invoer- en uitvoerbeperkingen
1. In overeenstemming met artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij mag geen van beide partijen verboden of beperkingen invoeren of handhaven ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of van de uitvoer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van de andere partij is bestemd. Artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij worden daartoe mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen.
2. De partijen komen overeen dat alvorens een in artikel XI, lid 2, onder a) en c), van de GATT 1994 bedoelde maatregel te nemen, de partij die voornemens is maatregelen te nemen de andere partij alle relevante informatie verstrekt, teneinde een oplossing te zoeken die voor beide partijen aanvaardbaar is. De partijen kunnen elke maatregel overeenkomen die aan de moeilijkheden een einde maakt. Indien binnen dertig dagen na het verstrekken van die informatie geen overeenstemming is bereikt, kan de partij van uitvoer krachtens dit artikel maatregelen toepassen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken goed. Wanneer door uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk handelen vereisen, voorafgaande informatieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voornemens is de maatregelen te nemen, onmiddellijk de voorzorgsmaatregelen nemen die nodig zijn om de situatie aan te pakken, en stelt zij de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis.
ARTIKEL 2.10
Vergoedingen en formaliteiten in verband met invoer en uitvoer
1. Elk van beide partijen zorgt er in overeenstemming met artikel VIII van de GATT 1994 en de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij voor dat alle vergoedingen en heffingen van welke aard ook (andere dan douanerechten en maatregelen als bedoeld in artikel 2.4 (Douanerechten), punten a), b) en c) ter zake van of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, die niet op een ad-valorembasis worden berekend, en geen indirecte bescherming van interne producten of een belasting op de invoer of de uitvoer voor fiscale doeleinden vormen.
2. Elk van beide partijen maakt via een officieel aangewezen medium, inclusief via het internet, de vergoedingen en rechten bekend die zij in verband met de invoer of de uitvoer aanrekent.
3. De partijen schrijven voor de invoer van goederen van een andere partij geen consulaire formaliteiten1 voor, waaronder begrepen vergoedingen en heffingen.
ARTIKEL 2.11
Procedures op het gebied van in- en uitvoervergunningen
1. De partijen bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge de Overeenkomst inzake invoervergunningen.
2. Bij de invoering en het beheer van procedures op het gebied van in- en uitvoervergunningen2 houden de partijen zich aan:
a) artikel 1, leden 1 tot en met 9, van de WTO-Overeenkomst inzake invoervergunningen;
b) artikel 2 van de WTO-Overeenkomst inzake invoervergunningen;
c) artikel 3 van de WTO-Overeenkomst inzake invoervergunningen.
1 Onder "consulaire formaliteiten" wordt verstaan: de procedure om van een consul van de partij van invoer op het grondgebied van de partij van uitvoer, of op het grondgebied van een derde partij, een consulaire factuur of een consulair visum voor een handelsfactuur, oorsprongscertificaat, manifest, aangifte ten uitvoer door de verlader, of enig ander douanedocument in verband met de invoer van een goed te verkrijgen.
2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "niet-automatische vergunningsprocedures" verstaan: vergunningsprocedures waarbij de aanvraag niet wordt ingewilligd voor alle natuurlijke en rechtspersonen die voldoen aan de eisen die de betrokken partij stelt voor invoer- of uitvoeractiviteiten met betrekking tot goederen die het voorwerp uitmaken van vergunningprocedures.
Hiertoe worden de in de punten a), b) en c) van dit lid genoemde bepalingen opgenomen in deze overeenkomst. De partijen passen die bepalingen mutatis mutandis toe op elke procedure op het gebied van uitvoervergunningen.
3. De partijen dragen er zorg voor dat alle procedures op het gebied van uitvoervergunningen, wat de toepassing ervan betreft, neutraal zijn en op eerlijke, billijke, niet-discriminerende en transparante wijze worden beheerd.
4. Vergunningsprocedures worden door een partij slechts ingesteld of gehandhaafd als voorwaarde voor invoer in haar grondgebied of uitvoer uit haar grondgebied naar de andere partij wanneer voor het bereiken van een administratief doel redelijkerwijs geen andere passende procedures beschikbaar zijn.
5. De partijen voeren geen niet-automatische vergunningsprocedures bij invoer of bij uitvoer in en handhaven die niet, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een maatregel die strookt met deze overeenkomst. Een partij die een niet-automatische vergunningsprocedure vaststelt, vermeldt duidelijk welke maatregel aldus wordt uitgevoerd.
6 Een partij die een procedure op het gebied van uitvoervergunningen instelt of een dergelijke procedure wijzigt, stelt het Comité voor de handel in goederen zestig dagen vóór de publicatie van die procedure daarvan in kennis. Deze kennisgeving bevat de informatie die vereist is op grond van artikel 5 van de Overeenkomst inzake invoervergunningen.
7. Elk van beide partijen antwoordt binnen zestig dagen op vragen van de andere partij in verband met elke vergunningprocedure die de partij waaraan het verzoek is gericht, voornemens is vast te stellen of heeft vastgesteld of gehandhaafd, en in verband met de criteria om in- of uitvoervergunningen te verlenen of toe te wijzen.
ARTIKEL 2.12
Staatshandelsondernemingen
1. De partijen bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge artikel XVII van de GATT 1994, de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij en het in bijlage 1-A bij de WTO- Overeenkomst opgenomen Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XVII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, welke hierbij mutatis mutandis in deze overeenkomst worden opgenomen.
2. De partijen kunnen de andere partij bilateraal om informatie verzoeken als bedoeld in artikel XVII, lid 4, onder c) en d), van de GATT 1994.
ARTIKEL 2.13
Afschaffing van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen
1. De partijen gaan verdere verbintenissen ten aanzien van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen aan overeenkomstig bijlage 2-B en bijlage 2-C (hierna "sectorbijlagen" genoemd). Daartoe kunnen de partijen, bij besluit van het Comité voor de handel in goederen, de sectorbijlagen wijzigen.
2. Op verzoek van een partij openen de partijen onderhandelingen met het oog op de uitbreiding van hun verbintenissen ten aanzien van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen met betrekking tot goederen.
AFDELING D
SPECIFIEKE UITZONDERINGEN MET BETREKKING TOT GOEDEREN
ARTIKEL 2.14
Algemene uitzonderingen
1. Niets in dit hoofdstuk belet dat maatregelen worden genomen overeenkomstig artikel XX van de GATT 1994, de aantekeningen en aanvullende bepalingen daarbij, die hierbij mutatis mutandis in deze overeenkomst worden opgenomen.
2. De partijen komen overeen dat alvorens een in artikel XX, onder i) en j), van de GATT 1994 bedoelde maatregel te nemen, de partij van uitvoer die voornemens is maatregelen te nemen, de andere partij alle relevante informatie verstrekt, teneinde een oplossing te zoeken die voor beide partijen aanvaardbaar is. De partijen kunnen elke maatregel overeenkomen die aan de moeilijkheden een einde maakt. Indien binnen dertig dagen geen overeenstemming is bereikt, kan de partij van uitvoer in dit artikel bedoelde maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken goed. Wanneer door uitzonderlijke, kritieke omstandigheden die onmiddellijk handelen vereisen, voorafgaande informatieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voornemens is de maatregelen te nemen, onmiddellijk de voorzorgsmaatregelen nemen die nodig zijn om de situatie aan te pakken, en stelt zij de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis.
AFDELING E INSTITUTIONELE BEPALINGEN
ARTIKEL 2.15
Comité voor de handel in goederen
1. Het krachtens artikel 16.2 (Gespecialiseerde comités) opgerichte Comité voor de handel in goederen komt bijeen indien een partij of het Handelscomité hierom verzoekt, teneinde alle aangelegenheden te behandelen waarop dit hoofdstuk van toepassing is, en bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.
2. Het Comité heeft onder meer de volgende taken:
a) toezien op de uitvoering van dit hoofdstuk en van de bijlagen 2-A, 2-B en 2-C;
b) bevorderen van de handel in goederen tussen de partijen, met inbegrip van overleg over versnelde en verdergaande rechtenafschaffing, over verdergaande verbintenissen met betrekking tot niet-tarifaire maatregelen ingevolge deze overeenkomst, alsmede, in voorkomend geval, over andere kwesties. Op grond van dit overleg kan het Comité zo nodig bij besluit de bijlagen 2-A, 2-B en 2-C wijzigen of uitbreiden, en
c) tarifaire en niet-tarifaire maatregelen ten aanzien van de handel in goederen tussen de partijen bespreken en in voorkomend geval zulke aangelegenheden voorleggen aan het Handelscomité.
HOOFDSTUK DRIE HANDELSMAATREGELEN
AFDELING A
ANTIDUMPING- EN COMPENSERENDE MAATREGELEN
ARTIKEL 3.1
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI van de GATT 1994, de Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx en de SCM-Overeenkomst en passen antidumping- en compenserende maatregelen toe overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
2. De partijen erkennen dat antidumping- en compenserende maatregelen kunnen worden misbruikt om de handel te belemmeren en komen het volgende overeen:
a) die maatregelen moeten volgens de toepasselijke WTO-voorschriften worden genomen en op een eerlijk en transparant systeem gebaseerd zijn, en
b) er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de belangen van de partij waartegen een dergelijke maatregel wordt getroffen.
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt de oorsprong vastgesteld in overeenstemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels van de partijen.
ARTIKEL 3.2
Transparantie en informatie-uitwisseling
1. Nadat de bevoegde autoriteiten van een partij een naar behoren gestaafd verzoek tot instelling van antidumpingmaatregelen ter zake van invoer uit de andere partij hebben ontvangen, stelt die partij uiterlijk vijftien dagen alvorens een onderzoek te openen, de andere partij er schriftelijk van in kennis dat zij het verzoek heeft ontvangen.
2. Nadat de bevoegde autoriteiten van een partij een naar behoren gestaafd verzoek tot instelling van compenserende maatregelen ter zake van invoer uit de andere partij hebben ontvangen, stelt die partij uiterlijk vijftien dagen alvorens een onderzoek te openen, de andere partij er schriftelijk van in kennis dat zij het verzoek heeft ontvangen, en biedt zij de andere partij de gelegenheid met haar bevoegde autoriteiten over het verzoek te overleggen teneinde de feitelijke situatie te verduidelijken en een onderling overeengekomen oplossing te vinden. De partijen streven ernaar om zo spoedig mogelijk daarna in overleg te treden.
3. Beide partijen waarborgen dat onmiddellijk nadat voorlopige maatregelen zijn ingesteld en in elk geval vóór de uiteindelijke vaststelling ervan, de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de beslissing tot toepassing van maatregelen ten grondslag liggen, volledig en duidelijk worden meegedeeld. Dit doet geen afbreuk aan artikel 6.5 van de Antidumpingovereenkomst en artikel 12.4 van de SCM-Overeenkomst. De informatie moet schriftelijk worden verstrekt, en er moet belanghebbenden voldoende tijd worden gelaten om hun opmerkingen in te dienen.
4. Elke belanghebbende krijgt de gelegenheid te worden gehoord om zijn standpunt uiteen te zetten tijdens onderzoeken met betrekking tot handelsmaatregelen.
ARTIKEL 3.3
Regel van het laagste recht
Indien een partij besluit om een antidumping- of compenserend recht in te stellen, overschrijdt het bedrag van dit recht niet de dumping- of subsidiemarge, en is het lager dan die marge wanneer door een lager recht de schade voor de interne bedrijfstak kan worden opgeheven.
ARTIKEL 3.4
Algemeen belang
Antidumping- of compenserende maatregelen worden door de partijen niet toegepast indien op basis van de gedurende het onderzoek verstrekte informatie duidelijk kan worden geconcludeerd dat het niet in het algemeen belang is dergelijke maatregelen toe te passen. In het kader van het algemeen belang wordt rekening gehouden met de situatie van de interne bedrijfstak, importeurs en hun representatieve verenigingen, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties, voor zover zij de onderzoekende autoriteiten relevante informatie hebben verstrekt.
ARTIKEL 3.5
Uitsluiting van de bilaterale procedure voor geschillenbeslechting en bemiddeling
Hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) en hoofdstuk vijftien (Bemiddelingsmechanisme) zijn niet van toepassing op de bepalingen van deze afdeling.
AFDELING B
ALGEMENE VRIJWARINGSMAATREGELEN
ARTIKEL 3.6
Algemene bepalingen
1. Elk van beide partijen behoudt de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit artikel XIX van de GATT 1994, de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw. Tenzij in deze afdeling anders is bepaald, verleent de onderhavige overeenkomst de partijen geen aanvullende rechten en legt zij hen geen aanvullende verplichtingen op met betrekking tot maatregelen op grond van artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.
2. Een partij mag met betrekking tot hetzelfde goed niet tegelijkertijd:
a) een bilaterale vrijwaringsmaatregel, en
b) een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt de oorsprong vastgesteld in overeenstemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels van de partijen.
ARTIKEL 3.7
Transparantie
1. Onverminderd artikel 3.6 (Algemene bepalingen) geeft de partij bij de opening van een vrijwaringsonderzoek of wanneer zij voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen, op verzoek van de andere partij en op voorwaarde dat deze daar aanmerkelijk belang bij heeft, onmiddellijk en ten minste zeven dagen vóór de datum van de opening of instelling, ad hoc schriftelijk kennis van alle relevante informatie die heeft geleid tot de opening van een vrijwaringsonderzoek of de instelling van vrijwaringsmaatregelen, en in voorkomend geval ook over de voorlopige en de definitieve bevindingen van het onderzoek. Dit geldt onverminderd het bepaalde in artikel 3.2 van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.
2. Wanneer partijen vrijwaringsmaatregelen nemen, beijveren zij zich om dat te doen op een wijze die hun bilaterale handel zo weinig mogelijk beïnvloedt.
3. Wanneer een partij bij de toepassing van lid 2 van mening is dat aan de juridische vereisten voor de instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen is voldaan, stelt de partij die voornemens is dergelijke maatregelen te nemen, de andere partij daarvan in kennis en geeft zij de mogelijkheid tot bilateraal overleg. Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving geen bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de partij van invoer de definitieve vrijwaringsmaatregelen vaststellen. De mogelijkheid om overleg te plegen, moet aan de andere partij ook worden geboden om van gedachten te wisselen over de in lid 1 bedoelde informatie.
ARTIKEL 3.8
Uitsluiting van de bilaterale procedure voor geschillenbeslechting en bemiddeling
Hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) en hoofdstuk vijftien (Bemiddelingsmechanisme) zijn niet van toepassing op de bepalingen van deze afdeling.
AFDELING C BILATERALE VRIJWARINGSCLAUSULE
ARTIKEL 3.9
Definities Voor de toepassing van deze afdeling geldt het volgende:
a) "ernstige schade" en "dreiging van ernstige schade" hebben dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Hiertoe wordt artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen, en
b) "overgangsperiode" staat voor een periode van tien jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
ARTIKEL 3.10
Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen
1. Indien, wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, goederen van oorsprong uit een partij naar het grondgebied van een andere partij in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige voorwaarden worden ingevoerd dat een interne bedrijfstak die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden, kan de partij van invoer, uitsluitend tijdens de overgangsperiode, in overeenstemming met de in deze afdeling vervatte voorwaarden en procedures maatregelen vaststellen als bedoeld in lid 2.
2. De partij van invoer kan een bilaterale vrijwaringsmaatregel treffen tot:
a) opschorting van de in bijlage 2-A voorziene verdere verlaging van het douanerecht ter zake van het betrokken goed, of
b) verhoging van het douanerecht ter zake van het betrokken goed tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de volgende rechten:
i) het ter zake van het goed toegepaste meestbegunstigingsrecht dat van kracht is op het tijdstip waarop de maatregel wordt getroffen, of
ii) het basisdouanetarief dat overeenkomstig artikel 2.6 (Verlaging en/of afschaffing van invoerrechten), lid 2, is vastgelegd in de lijsten in bijlage 2-A.
ARTIKEL 3.11
Voorwaarden en beperkingen
1. Een partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek als omschreven in lid 2, en overlegt met haar zo vroeg mogelijk vóór de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel, teneinde:
a) de informatie die uit het onderzoek naar voren komt, te toetsen en na te gaan of is voldaan aan de in dit artikel gestelde voorwaarden;
b) van gedachten te wisselen over de maatregel en over de vraag of hij geschikt is in het licht van de doelstellingen van deze afdeling om een einde te maken aan ernstige schade of een dreiging van ernstige schade voor de interne bedrijfstak door een toename van de invoer, als bedoeld in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen), lid 1, en
c) een eerste gedachtewisseling te hebben over de in artikel 3.13 (Compensatie) bedoelde compensatie.
2. Een partij treft een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts nadat haar bevoegde autoriteiten een onderzoek hebben verricht in overeenstemming met artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder a) en c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, waartoe artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder a) en c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst worden opgenomen.
3. De in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen) bedoelde vaststelling wordt slechts gedaan indien uit het onderzoek op basis van objectief bewijsmateriaal blijkt dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de toename van de invoer uit de andere partij en de ernstige schade of dreiging daarvan. In dit verband wordt naar behoren rekening gehouden met andere factoren, met inbegrip van de invoer van het zelfde product uit andere landen.
4. Elk van beide partijen waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten dit onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.
5. De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel als bedoeld in artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen), lid 1, slechts toepassen met inachtneming van de volgende beperkingen:
a) de maatregel mag enkel worden toegepast voor zover en zo lang hij noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken;
b) de maatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast, maar deze periode kan met maximaal twee jaar worden verlengd indien de bevoegde autoriteiten van de importerende partij overeenkomstig de in dit artikel gespecificeerde procedures vaststellen dat de maatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en aanpassing te vergemakkelijken, en er bewijs is dat de bedrijfstak zich aanpast, waarbij de totale toepassingsperiode van een vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de initiële toepassingsperiode en elke verlenging daarvan, niet langer mag zijn dan vier jaar, en
c) na afloop van de overgangsperiode mag de maatregel enkel met instemming van de andere partij worden toegepast.
6. Een maatregel wordt tijdens de overgangsperiode niet opnieuw toegepast op de invoer van hetzelfde goed, tenzij na verloop van een periode die gelijk is aan de helft van de periode waarin de vrijwaringsmaatregel eerder werd toegepast. In dat geval is artikel 3.13 (Compensatie), lid 3, niet van toepassing.
7. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.
ARTIKEL 3.12
Voorlopige maatregelen
1. In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een partij een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oorsprong uit de andere partij als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak. De duur van een voorlopige maatregel mag niet meer bedragen dan tweehonderd dagen, gedurende welke periode de partij die de maatregel toepast, moet voldoen aan de voorschriften van artikel 3.11 (Voorwaarden en beperkingen), leden 2 en 3. De partij betaalt tariefverhogingen onverwijld terug indien het in artikel 3.11 (Voorwaarden en beperkingen), lid 2, omschreven onderzoek niet uitwijst dat de voorwaarden van artikel 3.10 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen) zijn vervuld. De duur van een voorlopige maatregel wordt gerekend als een deel van de in artikel 3.11 (Voorwaarden en beperkingen), lid 5, onder b), vastgelegde periode.
2. Indien een partij krachtens dit artikel een voorlopige maatregel neemt, stelt zij de andere partij daarvan vooraf schriftelijk in kennis, en treedt zij onmiddellijk nadat de maatregel is genomen in overleg met de andere partij.
ARTIKEL 3.13
Compensatie
1. Een partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, treedt in overleg met de andere partij, teneinde overeenstemming te bereiken over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel die de vorm heeft van concessies met in wezen gelijkwaardige gevolgen voor de handel of die gelijkwaardig is aan de bijkomende rechten die de vrijwaringsmaatregel naar verwachting met zich zal brengen. De partij biedt uiterlijk dertig dagen na de toepassing van de bilaterale vrijwaringsmaatregel gelegenheid voor dergelijk overleg.
2. Indien het in lid 1 bedoelde overleg niet binnen dertig dagen na aanvang ervan leidt tot overeenstemming over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel, mag de partij wier goederen voorwerp van de vrijwaringsmaatregel zijn, de toepassing opschorten van in wezen gelijkwaardige concessies aan de partij die de vrijwaringsmaatregel toepast. De exporterende partij stelt ten minste dertig dagen voordat zij krachtens dit lid concessies opschort, de andere partij daarvan schriftelijk in kennis.
3. Het in lid 2 bedoelde opschortingsrecht wordt niet uitgeoefend in de eerste 24 maanden waarin een bilaterale vrijwaringsmaatregel van kracht is, mits de vrijwaringsmaatregel in overeenstemming is met deze overeenkomst.
HOOFDSTUK VIER TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN
ARTIKEL 4.1
Doelstellingen
Dit hoofdstuk heeft tot doel de handel in goederen tussen de partijen te vergemakkelijken en uit te breiden door een kader te bieden om onnodige handelsbelemmeringen binnen het toepassingsgebied van de TBT-Overeenkomst te voorkomen, te identificeren en weg te nemen.
ARTIKEL 4.2
Toepassingsgebied en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, het aannemen en de toepassing van alle in bijlage 1 bij de TBT-Overeenkomst omschreven normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures die de handel in goederen, ongeacht de oorsprong ervan, tussen de partijen kunnen beïnvloeden.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is dit hoofdstuk niet van toepassing op:
a) aankoopspecificaties die door overheidsorganen zijn opgesteld om te voorzien in de productie- of verbruiksbehoeften van die organen, of
b) sanitaire en fytosanitaire maatregelen zoals omschreven in bijlage A bij de SPS- Overeenkomst, die vallen onder hoofdstuk vijf van deze overeenkomst.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bijlage 1 bij de TBT- Overeenkomst.
ARTIKEL 4.3
Bevestiging van de TBT-Overeenkomst
De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplichtingen ingevolge de TBT- Overeenkomst, die hierbij in deze overeenkomst wordt opgenomen en daarvan mutatis mutandis deel uitmaakt.
ARTIKEL 4.4
Samenwerking
1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbeteren en de toegang tot hun respectieve markten te vergemakkelijken.
2. De partijen streven ernaar om samenwerkingsinitiatieven op regelgevingsgebied in kaart te brengen en te ontwikkelen die geschikt zijn voor de specifieke onderwerpen of sectoren en die kunnen bestaan uit, maar niet beperkt zijn tot:
a) de uitwisseling van informatie en ervaringen over het opstellen en de toepassing van hun technische voorschriften en de toepassing van goede regelgevingspraktijken;
b) de vereenvoudiging, in voorkomend geval, van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures;
c) het vermijden van onnodige verschillen in hun aanpak van technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, en het streven om technische voorschriften te doen convergeren of aan te passen aan de internationale normen;
d) de aanmoediging van samenwerking tussen hun respectieve openbare of particuliere instellingen voor metrologie, normalisatie, beproeving, certificering en accreditatie;
e) het verzekeren van doeltreffende interactie van de regelgevende instanties op nationaal, regionaal en internationaal vlak, bijvoorbeeld door verzoeken van een partij naar de bevoegde regelgevende instantie te verwijzen, en
f) de uitwisseling van informatie over ontwikkelingen in de bevoegde regionale en multilaterale fora die verband houden met normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures.
3. Indien een partij voorstellen doet voor samenwerking in het kader van dit hoofdstuk, zal de andere partij deze desgevraagd naar behoren in overweging nemen.
ARTIKEL 4.5
Normen
1. De partijen bevestigen dat zij ingevolge artikel 4.1 van de TBT-Overeenkomst dienen te waarborgen dat hun normalisatie-instellingen de in bijlage 3 bij de TBT-Overeenkomst opgenomen praktijkrichtlijn voor het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen aanvaarden en naleven.
2. Teneinde normen op een zo breed mogelijke grondslag te harmoniseren, moedigen de partijen hun normalisatie-instellingen, alsmede de regionale normalisatie-instellingen waarvan zij of hun normalisatie-instellingen lid zijn, aan, bij internationale normalisatieactiviteiten samen te werken met de betrokken normalisatie-instellingen van de andere partij.
3. De partijen verbinden zich ertoe informatie uit te wisselen over:
a) hun gebruik van normen ter ondersteuning van technische voorschriften;
b) hun normalisatieprocessen, en in hoeverre zij internationale of regionale normen als basis voor hun nationale normen gebruiken, en
c) samenwerkingsovereenkomsten inzake normalisatie die een van de partijen ten uitvoer legt, mits de informatie beschikbaar kan worden gesteld aan het publiek.
ARTIKEL 4.6
Technische voorschriften
De partijen komen overeen optimaal gebruik te maken van goede regelgevingspraktijken met betrekking tot het opstellen, aannemen en toepassen van technische voorschriften als bedoeld in de TBT-Overeenkomst, met inbegrip van:
a) wanneer zij een technisch voorschrift uitwerken, rekening te houden met, onder meer, het effect van het beoogde technisch voorschrift en de beschikbare regelgevende en niet- regelgevende alternatieven voor het voorgestelde technisch voorschrift waarmee de legitieme doelstellingen van de partij kunnen worden bereikt;
b) overeenkomstig artikel 2.4 van de TBT-Overeenkomst zo veel mogelijk relevante internationale normen als grondslag te nemen voor hun technische voorschriften, tenzij dergelijke internationale normen ondoeltreffend of ongeschikt zijn voor de verwezenlijking van de nagestreefde legitieme doelstellingen; indien internationale normen niet als grondslag zijn genomen, aan de andere partij desgevraagd uit te leggen waarom dergelijke normen ondoeltreffend of ongeschikt voor het nagestreefde doel zijn geacht, en
c) overeenkomstig artikel 2.8 van de TBT-Overeenkomst, in alle gevallen waarin zulks wenselijk is, bij het formuleren van op de productvereisten gebaseerde technische voorschriften de werking van het product als uitgangspunt te nemen, veeleer dan het ontwerp of de beschrijving daarvan.
ARTIKEL 4.7
Conformiteitsbeoordelingsprocedures
1. De partijen erkennen dat er een brede verscheidenheid aan mechanismen bestaat die ervoor zorgen dat de resultaten van conformiteitsbeoordelingen gemakkelijker worden aanvaard, waaronder:
a) aanvaarding, door de partij van invoer, van een conformiteitsverklaring van een leverancier;
b) overeenkomsten betreffende wederzijdse aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen die specifieke technische voorschriften betreffen en zijn verricht door op het grondgebied van de andere partij gevestigde instanties;
c) gebruik van accreditatieprocedures voor de kwalificatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties;
d) aanwijzing van overheidswege van conformiteitsbeoordelingsinstanties, met inbegrip van op het grondgebied van de andere partij gevestigde instanties;
e) eenzijdige erkenning door een partij van de resultaten van op het grondgebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen;
f) vrijwillige regelingen tussen conformiteitsbeoordelingsinstanties op het grondgebied van elk van beide partijen, en
g) gebruik van regionale of internationale multilaterale erkenningsovereenkomsten en - regelingen waarbij de partijen partij zijn.
2. Gelet op met name deze aspecten zullen de partijen:
a) hun uitwisseling van informatie over deze en andere mechanismen intensiveren, teneinde de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen te vergemakkelijken;
b) informatie uitwisselen over de criteria om passende conformiteitsbeoordelingsprocedures voor specifieke producten te kiezen en, overeenkomstig artikel 5.1.2 van de TBT- Overeenkomst voorschrijven dat conformiteitsbeoordelingsprocedures niet strikter zijn, noch strikter mogen worden toegepast dan noodzakelijk is om de partij van invoer in staat te stellen zich ervan te overtuigen dat de betrokken producten aan de toepasselijke technische voorschriften of normen beantwoorden, rekening houdend met de aan niet-conformiteit van deze producten verbonden risico's;
c) informatie uitwisselen over het accreditatiebeleid, en beoordelen hoe optimaal gebruik kan worden gemaakt van internationale accreditatienormen en van internationale overeenkomsten waarbij de accreditatie-instellingen van de partijen betrokken zijn, bijvoorbeeld met behulp van de mechanismen van de International Laboratory Accreditation Co-operation en het International Accreditation Forum, en
d) ervoor zorgen dat, wanneer twee of meer conformiteitsbeoordelingsinstantie door een partij zijn gemachtigd om de conformiteitsbeoordelingsprocedures uit te voeren die nodig zijn om het product in de handel te brengen, marktdeelnemers tussen deze instanties kunnen kiezen.
3. De partijen herbevestigen dat zij ingevolge artikel 5.2.5 van de TBT-Overeenkomst erop moeten toezien dat vergoedingen voor de verplichte conformiteitsbeoordeling van ingevoerde producten billijk zijn in vergelijking met de vergoedingen die voor de conformiteitsbeoordeling van soortgelijke producten van nationale oorsprong of van producten van oorsprong uit een ander land worden gevraagd, met inachtneming van de kosten van communicatie, vervoer en andere kosten die het gevolg zijn van het feit dat de bedrijfsruimten van de aanvrager en die van de conformiteitsbeoordelingsinstantie op verschillende plaatsen zijn gevestigd.
4. Op verzoek van een partij kunnen de partijen besluiten in overleg te treden met het oog op de vaststelling van sectorale initiatieven inzake de toepassing van conformiteitsbeoordelingsprocedures of de facilitering van de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen die passend zijn voor de betrokken sectoren. De partij die het verzoek indient, moet het verzoek staven met relevante informatie over de wijze waarop dit initiatief de handel tussen de partijen zou bevorderen. Bij dit overleg kunnen alle in lid 1 beschreven mechanismen in overweging worden genomen. Wanneer een partij een dergelijk verzoek van de andere partij afwijst, zet zij desgevraagd de redenen daarvoor uiteen.
ARTIKEL 4.8
Transparantie
De partijen herbevestigen de krachtens de TBT-Overeenkomst op hen rustende verplichtingen inzake transparantie bij het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, en komen overeen:
a) indien een onderdeel van het proces voor de ontwikkeling van een technisch voorschrift aan een openbare raadpleging is onderworpen, rekening te houden met het standpunt van de andere partij, en zonder onderscheid de andere partij en haar belanghebbenden redelijke mogelijkheden te bieden om opmerkingen te maken;
b) indien overeenkomstig artikel 2.9 van de TBT-Overeenkomst kennisgevingen worden gedaan, te voorzien in een periode van ten minste zestig dagen na de kennisgeving, gedurende welke de andere partij schriftelijke opmerkingen over het voorstel kan indienen, en, voor zover mogelijk, redelijke verzoeken tot verlenging van de termijn waarbinnen opmerkingen kunnen worden gemaakt, in overweging te nemen;
c) aan marktdeelnemers uit de andere partij tussen de bekendmaking van technische voorschriften en de inwerkingtreding ervan voldoende tijd voor aanpassing te laten, tenzij er zich dringende problemen inzake veiligheid, gezondheid, milieubescherming of nationale veiligheid voordoen of dreigen voor te doen, en
d) aan de andere partij of haar marktdeelnemers op verzoek en onverwijld relevante informatie ter beschikking te stellen (bijvoorbeeld via een openbare website, indien die beschikbaar is) op het gebied van de geldende technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures alsmede, in voorkomend geval en voor zover voorhanden, schriftelijke richtsnoeren voor de naleving van haar technische voorschriften.
ARTIKEL 4.9
Markttoezicht
De partijen wisselen informatie over markttoezicht en handhavend optreden uit.
ARTIKEL 4.10
Merktekens en etikettering
1. De partijen nemen nota van punt 1 van bijlage 1 bij de TBT-Overeenkomst, waarin is vermeld dat een technisch voorschrift geheel of ten dele betrekking kan hebben op merktekens of etikettering, en zij zijn het erover eens dat voor zover hun technische voorschriften voorzien in verplichte merktekens of etikettering, zij ervoor zullen zorgen dat deze niet worden opgesteld met het doel onnodige belemmeringen voor de internationale handel te creëren en dat zij evenmin tot het ontstaan van dergelijke belemmeringen mogen leiden, en dat die voorschriften niet meer beperkingen voor het handelsverkeer mogen inhouden dan nodig is om een legitiem doel te bereiken, als bedoeld in artikel 2.2 van de TBT-Overeenkomst.
2. De partijen komen overeen dat wanneer een partij merktekens of etikettering van producten verplicht stelt:
a) deze partij ernaar zal streven om haar vereisten te beperken tot die welke van belang zijn voor consumenten of gebruikers van een product, dan wel om aan te geven dat het product voldoet aan de verplichte vereisten;
b) deze partij kan bepalen welke informatie moet worden verstrekt op het etiket en de naleving van bepaalde wettelijke voorschriften inzake het aanbrengen van het etiket kan voorschrijven, maar geen voorafgaande goedkeuring of certificering van etiketten en merktekens kan eisen als voorwaarde om de producten op haar markt te verkopen, tenzij dit noodzakelijk wordt geacht in het licht van het risico dat het product oplevert voor het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten;
c) deze partij, indien zij verlangt dat marktdeelnemers een uniek identificatienummer gebruiken, ervoor zorgt dat zo een nummer onverwijld en op niet-discriminerende grondslag wordt toegekend aan de betrokken marktdeelnemers;
d) tenzij dit misleidend, tegenstrijdig of verwarrend is ten opzichte van de informatie die in de partij van invoer van de goederen moet worden verstrekt, deze partij het volgende toestaat:
i) dat informatie wordt verstrekt in meer talen dan alleen de taal die in de partij van invoer van de goederen is voorgeschreven;
ii) dat internationaal aanvaarde nomenclaturen, pictogrammen, symbolen of afbeeldingen worden gebruikt;
iii) dat meer informatie wordt verstrekt dan die welke in de partij van invoer van de goederen is voorgeschreven;
e) deze partij aanvaardt dat etikettering, met inbegrip van heretikettering en correcties op de etikettering, in voorkomend geval plaatsvindt op daarvoor goedgekeurde locaties (bijvoorbeeld in douane-entrepots op het punt van invoer) in de partij van invoer voorafgaand aan de distributie en verkoop van het product als alternatief voor etikettering in de plaats van oorsprong, tenzij die etikettering om redenen van openbare veiligheid of gezondheid moet worden aangebracht op de plaats van oorsprong, en
f) deze partij ernaar streeft om, wanneer zij meent dat legitieme doelstellingen in de zin van de TBT-Overeenkomst hierdoor niet in gevaar komen, niet-permanente of verwijderbare etiketten dan wel merktekens of etiketten in de begeleidende documentatie in plaats van op of aan het product zelf of aan het product verbonden te aanvaarden.
3. Onverminderd de rechten en plichten van de partijen op grond van de WTO-Overeenkomst is lid 2 van toepassing op landbouwproducten, industrieproducten en verwerkte voor de voeding bestemde landbouwproducten met inbegrip van dranken en alcoholhoudende dranken.
ARTIKEL 4.11
Contactpunten
De overeenkomstig artikel 13.4 (Vragen en contactpunten) aangewezen contactpunten hebben onder meer tot taak:
a) toezicht te houden op de tenuitvoerlegging en het beheer van dit hoofdstuk;
b) onverwijld een onderzoek in te stellen wanneer door de andere partij een kwestie wordt voorgelegd in verband met het ontwikkelen, het vaststellen, de toepassing of de handhaving van normen, technische voorschriften of conformiteitsbeoordelingsprocedures;
c) de samenwerking bij de ontwikkeling en verbetering van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures te verbeteren;
d) informatie uit te wisselen betreffende normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures;
e) in voorkomend geval overeenkomstig artikel 4.4 (Samenwerking), lid 2, samenwerkingsactiviteiten te vergemakkelijken, en
f) ervoor te zorgen dat op verzoek van een van de partijen ad-hocwerkgroepen worden opgericht om na te gaan hoe de handel tussen de partijen kan worden vergemakkelijkt.
ARTIKEL 4.12
Slotbepalingen
1. De partijen kunnen in het op grond van artikel 16.2 (Gespecialiseerde comités) ingestelde Comité voor de handel in goederen overleg plegen over eventuele uitvoeringsregelingen die voortvloeien uit dit hoofdstuk. De partijen kunnen bij een in dat comité genomen besluit de daartoe vereiste uitvoeringsmaatregelen vaststellen.
2. De partijen zijn verdere verbintenissen aangegaan ten aanzien van sectorspecifieke niet- tarifaire maatregelen met betrekking tot goederen als bedoeld in bijlage 4-A en de aanhangsels daarbij.
HOOFDSTUK VIJF
SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
ARTIKEL 5.1
Doelstellingen
Dit hoofdstuk heeft tot doel:
a) het leven en de gezondheid van mensen, dieren of planten op het respectieve grondgebied van de partijen te beschermen en de handel tussen de partijen op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen ("SPS-maatregelen") te bevorderen;
b) samen te werken bij het verder uitvoering geven aan de SPS-Overeenkomst; en
c) te voorzien in een middel ter verbetering van de communicatie, de samenwerking en de oplossing van geschillen in verband met de tenuitvoerlegging van SPS-maatregelen die het handelsverkeer tussen de partijen beïnvloeden.
ARTIKEL 5.2
Toepassingsgebied
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle SPS-maatregelen van een partij die het handelsverkeer tussen de partijen al dan niet rechtstreeks kunnen beïnvloeden.
2. Dit hoofdstuk is ook van toepassing op de samenwerking tussen de partijen op het gebied van aangelegenheden inzake dierenwelzijn die voor de partijen van wederzijds belang zijn.
3. Geen van de bepalingen van dit hoofdstuk doet afbreuk aan de rechten van de partijen uit hoofde van de TBT-Overeenkomst met betrekking tot maatregelen die niet binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen.
ARTIKEL 5.3
Definities Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt het volgende:
1. De definities die zijn opgenomen in bijlage A bij de SPS-Overeenkomst zijn van toepassing.
2. De partijen kunnen andere definities voor de toepassing van dit hoofdstuk overeenkomen, waarbij rekening dient te worden gehouden met de glossaria en definities van de relevante internationale organisaties, zoals de Codex Alimentarius Commissie (hierna de "Codex Alimentarius" genoemd), de Wereldorganisatie voor diergezondheid (hierna de "OIE" genoemd) en in het kader van het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten (hierna het "IPPC" genoemd).
ARTIKEL 5.4
Rechten en verplichtingen
De partijen herbevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de SPS-Overeenkomst.
ARTIKEL 5.5
Bevoegde autoriteiten
De lijst van de met de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk belaste bevoegde autoriteiten van de partijen is opgenomen in bijlage 5-A. De partijen stellen elkaar in kennis van wijzigingen van deze lijst.
ARTIKEL 5.6
Algemene beginselen
De partijen komen overeen om bij de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk:
a) ervoor te zorgen dat de SPS-maatregelen in overeenstemming zijn met de beginselen die in artikel 3 van de SPS-Overeenkomst zijn neergelegd;
b) geen SPS-maatregelen te gebruiken om ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen in te voeren;
c) ervoor te zorgen dat de bij dit hoofdstuk ingestelde procedures zonder onnodig tijdverlies worden uitgevoerd en afgerond en dat deze procedures niet worden toegepast op een wijze die willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie vormt jegens de andere partij waar dezelfde of soortgelijke omstandigheden bestaan; en
d) noch de onder c) bedoelde procedures noch verzoeken om aanvullende informatie te gebruiken om de toegang tot hun respectieve markten zonder gegronde wetenschappelijke en technische redenen te vertragen.
ARTIKEL 5.7
Invoervereisten
1. De invoervereisten van een partij gelden voor het gehele grondgebied van de andere partij.
2. De partij van uitvoer zorgt ervoor dat de naar de partij van invoer uitgevoerde producten voldoen aan de sanitaire en fytosanitaire voorschriften van de partij van invoer.
3. De partij van invoer ziet erop toe dat haar invoervereisten op evenredige en niet- discriminerende wijze worden toegepast op uit de partij van uitvoer ingevoerde producten.
4. Vergoedingen die worden geïnd voor procedures betreffende uit de partij van uitvoer ingevoerde producten zijn billijk in verhouding tot vergoedingen die in rekening worden gebracht voor soortgelijke interne producten en mogen niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van de dienst.
5. De partij van invoer heeft het recht om invoercontroles uit te voeren op uit de partij van uitvoer ingevoerde producten met het oog op de tenuitvoerlegging van SPS-maatregelen.
6. De invoercontroles op uit de partij van uitvoer ingevoerde producten worden gebaseerd op het sanitaire en fytosanitaire risico dat deze invoer oplevert. Deze invoercontroles worden onverwijld en met minimale gevolgen voor het handelsverkeer tussen de partijen uitgevoerd.
7. De partij van invoer stelt de partij van uitvoer op verzoek van deze laatste partij informatie ter beschikking over de frequentie van invoercontroles op producten uit deze laatste partij. De partij van invoer kan de frequentie van de materiële controles van zendingen zo nodig wijzigen als gevolg van i) verificaties, ii) invoercontroles, of iii) de instemming van beide partijen, ook na het overleg waarin dit hoofdstuk voorziet.
8. Indien bij de invoercontroles blijkt dat producten niet voldoen aan de desbetreffende invoervereisten van de partij van invoer, moeten de maatregelen die de partij van invoer treft in verhouding staan tot het sanitaire en fytosanitaire risico dat de invoer van het niet-conforme product oplevert.
ARTIKEL 5.8
Verificaties
1. Om vertrouwen in de doeltreffende tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk te verkrijgen en te bewaren, heeft de partij van invoer het recht om op elk moment verificaties uit te voeren, daaronder begrepen:
a) via verificatiebezoeken aan de partij van uitvoer, om alle of een deel van de inspectie- en certificatiesystemen van de bevoegde autoriteiten van de partij van uitvoer te controleren, overeenkomstig de desbetreffende internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de Codex Alimentarius, de OIE en het IPPC; en
b) door van de partij van uitvoer informatie over haar inspectie- en certificatiesysteem te vragen en door de resultaten van in het kader van dat systeem verrichte controles te verkrijgen.
2. De partij van invoer deelt de resultaten en conclusies van de overeenkomstig lid 1 verrichte verificaties met de partij van uitvoer. De partij van invoer kan deze resultaten openbaar maken.
3. Indien de partij van invoer besluit om een verificatiebezoek te brengen aan de partij van uitvoer, stelt zij de partij van uitvoer daar ten minste zestig kalenderdagen van tevoren in kennis, uitgezonderd in noodgevallen of indien de partijen anders overeenkomen. Enigerlei wijziging ten aanzien van dat bezoek wordt door de partijen overeengekomen.
4. De partij van invoer draagt de kosten van de verificatie van alle of een deel van de inspectie- en certificatiesystemen van de bevoegde autoriteiten van de andere partij en van de inspecties van individuele inrichtingen.
5. De partij van invoer licht de partij van uitvoer binnen zestig kalenderdagen schriftelijk in over een verificatie. De partij van uitvoer heeft vijfenveertig kalenderdagen om opmerkingen over deze informatie te maken. Deze opmerkingen worden bij het eindrapport gevoegd en in voorkomend geval daarin opgenomen.
6. Onverminderd het bepaalde in lid 5, stelt de partij van invoer, wanneer bij een verificatie een aanmerkelijk gezondheidsrisico voor mens, dier of plant wordt vastgesteld, de partij van uitvoer hiervan zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen tien kalenderdagen na het einde van de verificatie in kennis.
ARTIKEL 5.9
Handelsbevordering
1. In gevallen waarin de partij van invoer een verificatie ter plaatse verlangt om de invoer van een bepaalde categorie of bepaalde categorieën van producten van dierlijke oorsprong uit de partij van uitvoer toe te staan, geldt het volgende:
a) bij de verificatie wordt het inspectie- en certificatiesysteem van de partij van uitvoer overeenkomstig artikel 5.8 (Verificaties) geëvalueerd en wordt rekening gehouden met de desbetreffende schriftelijke informatie die de partij van uitvoer op verzoek verstrekt; en
b) indien de verificatie van het inspectie- en certificatiesysteem bevredigend is, licht de partij van invoer de partij van uitvoer schriftelijk in over de positieve uitkomst van de verificatie. In dat geval kan onder andere de informatie worden verstrekt dat de partij van invoer de invoer van een specifieke categorie of specifieke categorieën van producten heeft toegestaan of zal toestaan; of
c) indien de uitkomst van de verificatie van de inspectie- en certificatiesystemen niet bevredigend is, licht de partij van invoer de partij van uitvoer schriftelijk in over de uitkomst van de verificatie. In dat geval wordt onder andere de volgende informatie verstrekt:
i) de voorwaarden, onder meer in verband met het inspectie- en certificatiesysteem van de partij van uitvoer, waarin de partij van uitvoer nog moet voorzien alvorens de partij van invoer de invoer van een specifieke categorie of specifieke categorieën van producten van dierlijke oorsprong kan toestaan;
ii) een verwijzing naar het feit dat specifieke inrichtingen van producten van dierlijke oorsprong de toestemming kunnen krijgen om naar de partij van invoer uit te voeren indien is voldaan aan de invoervereisten van artikel 5.7 (Invoervereisten); of
iii) een verklaring dat de partij van invoer de invoer van de specifieke categorie of categorieën van producten uit de partij van uitvoer niet heeft toegestaan.
2. In gevallen waarin de partij van invoer de invoer van een specifieke categorie of specifieke categorieën van producten van dierlijke oorsprong als bedoeld in lid 1, onder b), heeft toegestaan, stelt de partij van uitvoer de partij van invoer in kennis van de lijst van individuele inrichtingen die voldoen aan de voorschriften van de partij van invoer overeenkomstig met name artikel 5.7 (Invoervereisten) en artikel 5.8 (Verificaties). Voorts geldt het volgende:
a) de partij van invoer erkent, op verzoek van de partij van uitvoer, de in lid 3 van bijlage 5-B vermelde inrichtingen die zijn gevestigd op het grondgebied van de partij van uitvoer zonder voorafgaande inspectie van individuele inrichtingen. Wanneer zij de erkenning door de partij van invoer vraagt, verstrekt de partij van uitvoer alle informatie die de partij van invoer verlangt om te garanderen dat aan de toepasselijke voorschriften, onder andere die van artikel 5.7 (Invoervereisten), is voldaan. De erkenning door de partij van invoer gebeurt overeenkomstig de voorwaarden van bijlage 5-B en is beperkt tot de categorieën van producten waarvoor de invoer is toegestaan;
b) bij de erkenning van de individuele inrichtingen als bedoeld in lid 2, onder a), neemt de partij van invoer, volgens haar toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke procedures, de wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen die nodig zijn om de invoer mogelijk te maken binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de partij van uitvoer vergezeld van de door de partij van invoer verlangde informatie om te garanderen dat aan de toepasselijke voorschriften is voldaan, onder andere die van artikel 5.7 (Invoervereisten); en
c) de partij van invoer stelt de partij van uitvoer in kennis van de erkenning of afwijzing van een individuele inrichting als bedoeld in lid 2, onder a), en indien van toepassing de redenen voor afwijzing.
ARTIKEL 5.10
Maatregelen in verband met de gezondheid van planten en dieren
1. De partijen aanvaarden het concept van ziekte- of plaagorganismevrije gebieden en gebieden met lage prevalentie van ziekte of plaagorganismen overeenkomstig de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de SPS-Overeenkomst, de OIE en het IPPC. Het SPS-comité bedoeld in
artikel 5.15 (Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen) kan de details van de procedure voor de erkenning van die gebieden nader definiëren, met inbegrip van procedures voor de erkenning van die gebieden wanneer er een uitbraak is geweest, rekening houdend met de desbetreffende normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de SPS-Overeenkomst, de OIE en het IPPC.
2. Bij de vaststelling van ziekte- of plaagorganismevrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plaagorganismen, houden de partijen rekening met factoren als geografische ligging, ecosystemen, epidemiologische surveillance en de doeltreffendheid van sanitaire of fytosanitaire controles in die gebieden.
3. Voor de vaststelling van ziekte- of plaagorganismevrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plaagorganismen, brengen de partijen een nauwe samenwerking tot stand om vertrouwen te verkrijgen in de procedures die de andere partij voor die vaststelling volgt. Bij de erkenning van de vaststelling van die gebieden door de partij van uitvoer baseert de partij van invoer haar vaststelling van de dier- of plantgezondheidsstatus van de partij van uitvoer of gedeelten daarvan in beginsel op de informatie die de partij van uitvoer heeft verstrekt overeenkomstig de normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de SPS-Overeenkomst, de OIE en het IPPC.
4. Indien de partij van invoer de door de partij van uitvoer gedane vaststelling niet aanvaardt, zet zij de redenen hiervoor uiteen en is zij bereid in overleg te treden.
5. De partij van uitvoer die stelt dat gebieden binnen haar grondgebied vrij van ziekten of plaagorganismen zijn of een lage prevalentie van ziekten of plaagorganismen hebben, dient terzake de bewijzen te leveren om de partij van invoer objectief aan te tonen dat die gebieden ziekte- of plaagorganismevrije gebieden of gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plaagorganismen zijn of waarschijnlijk zullen blijven, naargelang het geval. Hiertoe wordt aan de partij van invoer desgevraagd redelijke toegang verleend voor inspectie, proeven en andere relevante procedures.
6. De partijen erkennen het beginsel van compartimentering van de OIE en van plaagorganismevrije productielocaties van het IPPC. Het in artikel 5.15 bedoelde SPS-comité (Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen) beoordeelt eventuele toekomstige aanbevelingen van de OIE en het IPPC over deze kwestie en kan dienovereenkomstig aanbevelingen doen.
ARTIKEL 5.11
Transparantie en uitwisseling van informatie
1. De partijen:
a) streven naar transparantie met betrekking tot SPS-maatregelen die op de handel van toepassing zijn en in het bijzonder met betrekking tot de voorschriften van artikel 5.7 (Invoervereisten) die gelden voor invoer uit de andere partij;
b) verbeteren het wederzijdse begrip van de SPS-maatregelen van elk van beide partijen en de toepassing ervan;
c) wisselen informatie uit over aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling en toepassing van SPS-maatregelen – waaronder de voortgang inzake nieuw beschikbaar wetenschappelijk bewijs – die het handelsverkeer tussen de partijen beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, om de negatieve gevolgen ervan voor het handelsverkeer zoveel mogelijk te beperken;
d) delen op verzoek van een partij de op de invoer van specifieke producten toepasselijke invoervereisten mee binnen vijftien kalenderdagen, en
e) delen op verzoek van een partij de voortgang inzake aanvragen voor een invoervergunning voor specifieke producten mee binnen vijftien kalenderdagen.
2. De contactpunten die verantwoordelijk zijn voor de informatie overeenkomstig lid 1 zijn die welke door de partijen zijn aangewezen in overeenstemming met artikel 13.4 (Vragen en contactpunten), lid 1. Informatie wordt verstuurd per post, fax of e-mail. Informatie die per e-mail wordt verstuurd, mag elektronisch worden ondertekend en wordt uitsluitend tussen de contactpunten verstuurd.
3. Wanneer de in lid 1 bedoelde informatie beschikbaar is gesteld door kennisgeving aan de WTO overeenkomstig haar toepasselijke voorschriften en procedures of wanneer die informatie is geplaatst op de officiële, algemeen toegankelijke en gratis websites van de partijen, wordt de informatie geacht te zijn uitgewisseld.
4. Alle kennisgevingen uit hoofde van dit hoofdstuk gebeuren aan de in lid 2 bedoelde contactpunten.
ARTIKEL 5.12
Overleg
1. Elk van beide partijen stelt de andere partij binnen twee kalenderdagen schriftelijk in kennis van ernstige of aanzienlijke gezondheidsrisico's voor mens, dier of plant, waaronder begrepen noodsituaties in de levensmiddelensector.
2. Indien een partij ernstige zorgen koestert ten aanzien van een risico voor het leven of de gezondheid van mens, dier of plant waarbij producten gemoeid zijn die worden verhandeld, dient overleg over de situatie op verzoek zo snel mogelijk plaats te vinden. In dat geval streeft elk van beide partijen ernaar om tijdig alle informatie te verstrekken die nodig is om een verstoring van het handelsverkeer te voorkomen.
3. Het in lid 2 van dit artikel bedoelde overleg kan worden gehouden via e-mail of in de vorm van een telefonische of videoconferentie. De verzoekende partij zorgt voor het opstellen van de notulen van het overleg.
ARTIKEL 5.13
Noodmaatregelen
1. In geval van een ernstig risico voor het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, mag de partij van invoer zonder voorafgaande kennisgeving maatregelen treffen die nodig zijn om het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen. Voor zendingen die onderweg zijn tussen de partijen, zoekt de partij van invoer de meest geschikte en evenredige oplossing om onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen.
2. De partij die de maatregelen neemt, stelt de andere partij zo snel mogelijk van de maatregel in kennis en in ieder geval niet later dan vierentwintig uur na het vaststellen ervan. Elk van beide partijen mag vragen om informatie over de sanitaire en fytosanitaire situatie en over de vastgestelde maatregelen. De andere partij antwoordt zodra de gevraagde informatie beschikbaar is.
3. Op verzoek van een van de partijen en overeenkomstig artikel 5.12 (Overleg) plegen de partijen binnen vijftien kalenderdagen na kennisgeving overleg over de situatie. Doel van het overleg is het voorkomen van onnodige verstoringen van het handelsverkeer. De partijen kunnen opties overwegen voor de bevordering van de tenuitvoerlegging of de vervanging van de maatregelen.
ARTIKEL 5.14
Gelijkwaardigheid
1. De partijen kunnen de gelijkwaardigheid van een individuele maatregel en/of groepen van maatregelen en/of systemen voor een sector of een deel van een sector erkennen overeenkomstig de leden 4 tot en met 7. De erkenning van de gelijkwaardigheid geldt voor het handelsverkeer tussen de partijen in dieren en dierlijke producten, planten en plantaardige producten, of in voorkomend geval voor verwante goederen.
2. Indien de gelijkwaardigheid niet is erkend, gelden voor het handelsverkeer de voorwaarden die de partij van invoer in verband met het adequate niveau van bescherming heeft vastgesteld.
3. De erkenning van de gelijkwaardigheid vereist een beoordeling en aanvaarding van:
a) de bestaande SPS-maatregelen in wetgeving, normen en procedures, met inbegrip van verificaties van de inspectie- en certificatiesystemen om ervoor te zorgen dat de SPS- maatregelen van de partij van uitvoer en de partij van invoer worden ten uitvoer gelegd;
b) de structuur — toegelicht aan de hand van bewijsstukken — van de bevoegde autoriteiten, de bevoegdheden, de hiërarchische opbouw, de toegepaste procedures en de beschikbare middelen; en
c) de prestaties van de bevoegde autoriteit ten aanzien van de controleprogramma's en garanties.
4. Bij deze beoordeling houden de partijen rekening met de al opgedane ervaring.
5. De partij van invoer erkent een sanitaire of fytosanitaire maatregel van de partij van uitvoer als gelijkwaardig indien de partij van uitvoer op objectieve wijze aantoont dat de maatregel het door de partij van invoer vastgestelde adequate niveau van bescherming biedt. Hiertoe wordt aan de partij van invoer desgevraagd redelijke toegang verleend voor inspectie, proeven en andere relevante procedures.
6. De partijen houden bij de erkenning van de gelijkwaardigheid rekening met de richtsnoeren van de Codex Alimentarius, de OIE, het IPPC en het SPS-Comité van de WTO.
7. Voorts kunnen de partijen, indien de gelijkwaardigheid is erkend, tot overeenstemming komen over een vereenvoudigd model voor officiële sanitaire of fytosanitaire certificaten die noodzakelijk zijn voor elke zending van dieren en dierlijke producten, planten en plantaardige producten of andere verwante goederen die voor invoer zijn bestemd.
ARTIKEL 5.15
Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen
1. Het Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (hierna het "SPS-comité" genoemd) dat is opgericht krachtens artikel 16.2 (Gespecialiseerde comités), bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de partijen.
2. Het SPS-comité komt binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen. Daarna komt het minstens eenmaal per jaar of als overeengekomen door de partijen bijeen. Tijdens de eerste vergadering stelt het SPS-comité zijn reglement van orde vast. Het komt persoonlijk, via telefonische conferentie, videoconferentie of elk ander middel als overeengekomen door de partijen bijeen.
3. Het SPS-comité kan overeenkomen om technische werkgroepen op te richten die bestaan uit deskundigen van de partijen en technische en wetenschappelijke kwesties die met dit hoofdstuk verband houden vaststellen en aanpakken en mogelijkheden voor verdere samenwerking inzake SPS-kwesties van wederzijds belang verkennen. Wanneer aanvullende expertise is vereist, kunnen andere personen dan vertegenwoordigers van de partijen deel uitmaken van deze groepen.
4. Het SPS-comité kan elke aangelegenheid met betrekking tot de doeltreffende werking van dit hoofdstuk behandelen. Het heeft in het bijzonder de volgende verantwoordelijkheden en taken:
a) de procedures of regelingen ontwikkelen die voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, inclusief de bijlagen, nodig zijn;
b) toezien op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk; en
c) een forum bieden voor discussie over problemen die zich voordoen door de toepassing van bepaalde SPS-maatregelen, teneinde een voor elk van beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. In dit verband komt het SPS-comité op verzoek van een partij met spoed bijeen voor overleg. Dat overleg laat de rechten en verplichtingen van de partijen ingevolge hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) en hoofdstuk vijftien (Bemiddelingsmechanisme) onverlet.
5. Het SPS-comité wisselt informatie, deskundigheid en ervaringen op het gebied van dierenwelzijn uit om de samenwerking tussen de partijen op het gebied van dierenwelzijn te bevorderen.
6. De partijen kunnen bij besluit in het SPS-comité aanbevelingen en besluiten vaststellen in verband met invoervergunningen, informatie-uitwisseling, transparantie, erkenning van regionalisatie, gelijkwaardigheid en alternatieve maatregelen en andere in de leden 4 en 5 bedoelde aangelegenheden.
ARTIKEL 5.16
Technisch overleg
1. Wanneer een partij van mening is dat een maatregel van de andere partij in strijd is of kan zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit dit hoofdstuk en een ongerechtvaardigde verstoring van het handelsverkeer veroorzaakt of kan veroorzaken, kan zij om technisch overleg in het SPS-comité verzoeken teneinde een voor elk van beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. De in
bijlage 5-A vermelde bevoegde autoriteiten faciliteren dit overleg.
2. Het technisch overleg in het SPS-comité wordt uiterlijk dertig dagen na de datum van indiening van het verzoek geacht te zijn afgesloten, tenzij de overleg plegende partijen overeenkomen het overleg voort te zetten. Het technisch overleg kan worden gepleegd via telefonische conferentie, videoconferentie of elk ander door de partijen overeengekomen middel.
HOOFDSTUK ZES
DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
ARTIKEL 6.1
Doelstellingen
1. De partijen erkennen het belang van douane en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het mondiale handelsstelsel. De partijen komen overeen op dit gebied nauwer samen te werken om ervoor te zorgen dat de toepasselijke wetgeving en procedures, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, de doelstellingen van stimulering van het handelsverkeer en doeltreffende douanecontrole verwezenlijken.
2. Daartoe komen de partijen overeen dat de wetgeving niet-discriminerend moet zijn en dat douaneprocedures moeten zijn gebaseerd op het gebruik van moderne methoden en doeltreffende controles om fraude te bestrijden en de legitieme handel te beschermen.
3. De partijen erkennen dat legitieme doelstellingen van overheidsbeleid, ook met betrekking tot beveiliging, veiligheid en fraudebestrijding, op generlei wijze in het gedrang mogen komen.
ARTIKEL 6.2
Beginselen
1. De partijen komen overeen dat hun respectieve douanebepalingen en -procedures moeten zijn gebaseerd op:
a) de door de partijen aanvaarde internationale instrumenten en normen die op het gebied van douane en handel van toepassing zijn, waaronder de materiële elementen van de Herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures, het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen, en het "Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade" (hierna het "SAFE-kader" genoemd) van de Werelddouaneorganisatie (hierna de "WDO" genoemd).
b) de bescherming van de legitieme handel door de doeltreffende handhaving en naleving van de wettelijke voorschriften;
c) wetgeving die onnodige of discriminerende lasten voor marktdeelnemers vermijdt, die voorziet in verdere handelsbevordering voor marktdeelnemers die de wetgeving goed naleven en die waarborgen biedt tegen fraude en ongeoorloofde of schadelijke activiteiten; en
d) regels die waarborgen dat de straffen voor overtredingen van douane- of procedurevoorschriften evenredig en niet-discriminerend zijn en dat de toepassing ervan niet tot onnodige vertragingen in de vrijgave van goederen leidt.
2. Om de werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, efficiënt, integer en verantwoordbaar is, komen de partijen overeen:
a) waar mogelijk de eisen en formaliteiten te vereenvoudigen met betrekking tot de snelle vrijgave en inklaring van goederen; en
b) ernaar te streven de door de douane en andere diensten gestelde eisen ten aanzien van verlangde gegevens en documentatie verder te vereenvoudigen en te standaardiseren.
ARTIKEL 6.3
Samenwerking op douanegebied
1. De respectieve instanties van de partijen werken samen op douanegebied om de doelstellingen van artikel 6.1 (Doelstellingen) te bereiken.
2. Met het oog op een betere samenwerking op douanegebied komen de partijen overeen om onder andere:
a) informatie uit te wisselen betreffende hun respectieve douanewetgeving, de tenuitvoerlegging ervan en de douaneprocedures, in het bijzonder op de volgende gebieden:
i) vereenvoudiging en modernisering van de douaneprocedures;
ii) handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens door de douaneautoriteiten;
iii) doorvoer en overlading; en
iv) betrekkingen met het bedrijfsleven;
b) de ontwikkeling van gezamenlijke initiatieven te overwegen op het gebied van invoer-, uitvoer- en andere douaneprocedures, alsmede om het bedrijfsleven een doeltreffende dienstverlening aan te bieden;
c) samen te werken rond de douanegerelateerde aspecten van de beveiliging en vergemakkelijking van de internationale toeleveringsketen overeenkomstig het SAFE-kader;
d) in voorkomend geval tot wederzijdse erkenning over te gaan van hun respectieve risicobeheerstechnieken, risiconormen, veiligheidscontroles en partnerschapsprogramma's op handelsgebied, daaronder begrepen aspecten zoals de doorzending van gegevens en wederzijds overeengekomen voordelen; en
e) de samenwerking in internationale organisaties zoals de WTO en de WDO te versterken.
ARTIKEL 6.4
Doorvoer en overlading
1. De partijen zorgen voor de facilitering en doeltreffende controle van de overlading en doorvoer over hun respectieve grondgebied.
2. De partijen bevorderen regionale doorvoerregelingen en leggen deze ten uitvoer teneinde het handelsverkeer te vergemakkelijken.
3. De partijen zien erop toe dat alle betrokken instanties en diensten op hun grondgebied samenwerken en hun optreden op elkaar afstemmen om de doorvoer te vergemakkelijken.
ARTIKEL 6.5
Besluiten vooraf
Voorafgaand aan de invoer van goederen op haar grondgebied en overeenkomstig haar wetgeving en procedures brengt elk van beide partijen via haar douaneautoriteiten of andere bevoegde instanties een schriftelijk besluit voor op haar grondgebied gevestigde handelaren uit over de tariefindeling, de oorsprong of enige andere aangelegenheid als die haars inziens hiervoor in aanmerking komt.
ARTIKEL 6.6
Vereenvoudigde douaneprocedure
1. Elk van beide partijen voorziet in vereenvoudigde invoer- en uitvoerprocedures die transparant en efficiënt zijn, om de kosten te beperken en de voorspelbaarheid te vergroten voor marktdeelnemers, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf. Ook toegelaten handelaren moet gemakkelijker toegang tot douanevereenvoudigingen worden verleend op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.
2. Eén enkel douaneaangiftedocument of elektronisch equivalent daarvan wordt gebruikt voor het vervullen van de formaliteiten die vereist zijn om goederen onder een douaneregeling te plaatsen.
3. De partijen passen moderne douanetechnieken, zoals risicobeoordeling en douanecontroles achteraf, toe om de binnenkomst en de vrijgave van goederen te vereenvoudigen en te vergemakkelijken.
4. De partijen bevorderen de geleidelijke ontwikkeling en het geleidelijke gebruik van systemen, met inbegrip van die welke zijn gebaseerd op informatietechnologie, om de elektronische gegevensuitwisseling tussen handelaren, douaneautoriteiten en andere verwante diensten te vergemakkelijken.
ARTIKEL 6.7
Vrijgave van goederen
Elk van beide partijen draagt er zorg voor dat haar douaneautoriteiten, grensdiensten of andere bevoegde instanties toepassing geven aan voorschriften en procedures:
a) die voorzien in de onmiddellijke vrijgave van goederen binnen een tijdvak dat niet langer is dan vereist om te waarborgen dat aan haar douane- en andere handelsgerelateerde wetgeving en formaliteiten wordt voldaan;
b) die erin voorzien dat informatie vóór de fysieke aankomst van goederen elektronisch kan worden ingediend en vervolgens ook elektronisch kan worden verwerkt, zodat goederen bij aankomst kunnen worden vrijgegeven; en
c) die erin voorzien dat goederen kunnen worden vrijgegeven voordat de douanerechten zijn betaald, mits indien nodig overeenkomstig de wetgeving van elk van beide partijen zekerheid wordt gesteld voor de eindbetaling van de verschuldigde douanerechten.
ARTIKEL 6.8
Vergoedingen en heffingen
1. Vergoedingen en heffingen worden enkel opgelegd ter zake van in verband met de betrokken in- of uitvoer verleende diensten of een met die in- of uitvoer verband houdende formaliteit waaraan moet worden voldaan. Zij gaan de geschatte kosten van de verleende dienst niet te boven en worden niet op een ad-valoremgrondslag berekend.
2. De informatie over vergoedingen en heffingen wordt via een officieel aangewezen medium, met inbegrip van het internet, bekendgemaakt. Deze informatie omvat de reden voor de vergoeding of de heffing ter zake van de verleende dienst, de verantwoordelijke instantie, de vergoeding of heffing die zal worden toegepast, en het tijdstip en de wijze waarop de betaling moet worden verricht.
3. Nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen worden niet opgelegd totdat informatie overeenkomstig lid 2 bekend is gemaakt en gemakkelijk beschikbaar is.
ARTIKEL 6.9
Douane-expediteurs
De partijen komen overeen dat hun respectieve douanebepalingen en -procedures niet mogen verlangen dat douane-expediteurs worden ingeschakeld. De partijen passen transparante, niet- discriminerende en evenredige voorschriften toe indien en wanneer zij douane-expediteurs een vergunning verlenen.
ARTIKEL 6.10
Inspectie vóór verzending
De partijen komen overeen dat hun respectieve douanebepalingen en -procedures geen inspecties vóór verzending als omschreven in de Overeenkomst inzake inspecties vóór verzending, of andere inspecties die op de plaats van bestemming vóór inklaring worden verricht door particuliere ondernemingen mogen vereisen.
ARTIKEL 6.11
Douanewaarde
1. De partijen bepalen de douanewaarde van goederen in overeenstemming met de Overeenkomst inzake de douanewaarde.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van kwesties met betrekking tot de douanewaarde.
ARTIKEL 6.12
Risicobeheer
1. Elk van beide partijen baseert de onderzoeks- en vrijgaveprocedures en de controleprocedures na binnenkomst veeleer op risicobeheersbeginselen en audits, dan op een omvattend onderzoek of voor elke zending aan alle invoervereisten is voldaan.
2. De partijen komen overeen om hun invoer-, uitvoer-, doorvoer- en overladingsvoorschriften en -procedures voor goederen vast te stellen op basis van risicobeheersbeginselen die worden toegepast om handhavingsmaatregelen te richten op transacties die bijzondere aandacht behoeven.
ARTIKEL 6.13
Eén loket
Elk van beide partijen streeft ernaar om één-loketsystemen te ontwikkelen of te behouden teneinde het gemakkelijker te maken om alle door de douane- en andere wetgeving vereiste informatie voor de uitvoer, invoer en doorvoer van goederen in één keer elektronisch in te dienen.
ARTIKEL 6.14
Beroepsprocedures
1. Elk van beide partijen voorziet in doeltreffende, snelle, niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke procedures die de uitoefening van het recht van beroep tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douaneautoriteiten of andere bevoegde instanties betreffende de in-, uit- of doorvoer van goederen garanderen.
2. Bij beroepsprocedures kan het gaan om administratieve toetsing door de toezichthoudende instantie en om een toetsing door de rechter van besluiten die op administratief niveau zijn genomen overeenkomstig de wetgeving van de partijen.
ARTIKEL 6.15
Transparantie
1. Elk van beide partijen maakt haar wetgeving, regelingen en administratieve procedures en andere voorschriften in verband met douane en handelsbevordering bekend of stelt deze anderszins ter beschikking, ook langs elektronische weg.
2. Elk van beide partijen wijst een of meer onderzoeks- of informatiecentra aan of houdt deze in stand, waaraan belanghebbenden vragen over aangelegenheden inzake douane en handelsbevordering kunnen stellen.
ARTIKEL 6.16
Betrekkingen met het bedrijfsleven
De partijen:
a) zijn het eens over het belang van tijdig overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven bij het formuleren van wetgevingsvoorstellen en algemene procedures met betrekking tot aangelegenheden inzake douane en handelsbevordering. Daartoe wordt in voorkomend geval overleg gepleegd tussen de douaneautoriteiten en het bedrijfsleven;
b) komen overeen nieuwe wetgeving en algemene procedures met betrekking tot douane en handelsbevordering alvorens de toepassing ervan, alsook wijzigingen en interpretaties daarvan, bekend te maken of anderszins beschikbaar te stellen, voor zover mogelijk langs elektronische weg. Zij maken ook relevante informatie van administratieve aard, zoals voorschriften van diensten en invoerprocedures, openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en aan grensovergangen, en contactpunten voor verzoeken om informatie, algemeen bekend;
c) zijn het erover eens dat er een redelijke tijd moet zitten tussen de bekendmaking van nieuwe of gewijzigde wetgeving, procedures en vergoedingen of heffingen en de inwerkingtreding ervan, onverminderd legitieme doelstellingen van overheidsbeleid (bv. wijziging van de hoogte van rechten); en
d) komen overeen erop toe te zien dat voorschriften en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden blijven aansluiten op de behoeften van de handel, dat hierbij beste praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.
ARTIKEL 6.17
Douanecomité
1. Het Douanecomité dat is opgericht bij artikel 16.2 (Gespecialiseerde comités), bestaat uit vertegenwoordigers van de douaneautoriteiten en van andere bevoegde instanties van de partijen. Het Douanecomité waarborgt de goede werking van dit hoofdstuk, van Protocol 1 en van aanvullende douanegerelateerde bepalingen als overeengekomen tussen de partijen. De partijen kunnen in het Douanecomité alle aangelegenheden in het kader daarvan onderzoeken en daarover besluiten nemen.
2. De partijen kunnen in het Douanecomité aanbevelingen doen en besluiten nemen over de wederzijdse erkenning van risicobeheerstechnieken, risiconormen, veiligheidscontroles en partnerschapsprogramma's op handelsgebied, daaronder begrepen aspecten zoals de doorzending van gegevens en wederzijds overeengekomen voordelen en alle andere kwesties waarop lid 1 van toepassing is.
3. De partijen kunnen overeenkomen om ad-hocvergaderingen te houden over douanekwesties, waaronder oorsprongsregels en aanvullende douanegerelateerde bepalingen als overeengekomen tussen de partijen. Zij kunnen in voorkomend geval ook subgroepen oprichten voor specifieke kwesties.
HOOFDSTUK ZEVEN
NIET-TARIFAIRE HANDELSBELEMMERINGEN EN INVESTERINGEN IN ENERGIEOPWEKKING UIT HERNIEUWBARE BRONNEN
ARTIKEL 7.1
Doelstellingen
In lijn met de inspanningen die wereldwijd worden geleverd om de broeikasgasemissies terug te dringen, stellen de partijen zich beide ten doel de energieopwekking uit hernieuwbare en duurzame niet-fossiele bronnen te bevorderen, te ontwikkelen en te doen toenemen, in het bijzonder door handel en investeringen te bevorderen. Daartoe werken de partijen samen om tarifaire en niet- tarifaire belemmeringen weg te nemen of te beperken en de convergentie van de regelgeving met of de aanpassing ervan aan regionale en internationale normen te bevorderen.
ARTIKEL 7.2
Definities Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) "vereiste inzake plaatselijke toegevoegde waarde” ("local content requirement"):
i) voor goederen, het vereiste dat een onderneming goederen van binnenlandse oorsprong of herkomst koopt of gebruikt, ongeacht of daarbij wordt aangegeven om welke specifieke producten of hoeveelheid of waarde het gaat of een verband wordt gelegd met de omvang of de waarde van de plaatselijke productie;
ii) voor diensten, een vereiste dat de keuze van de dienstverlener of de geleverde dienst beperkt ten nadele van diensten of dienstverleners van de andere partij;
b) "maatregel": elke maatregel van een partij binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
c) "compensatie": een voorwaarde die de plaatselijke ontwikkeling aanmoedigt, bijvoorbeeld het ongerechtvaardigd in licentie geven van technologie, investeringen, de verplichting om een overeenkomst te sluiten met een bepaalde financiële instelling, compenserende handel en vergelijkbare vereisten;
d) "partnerschap": elke juridische entiteit, bijvoorbeeld vennootschappen, trusts, maatschappen, joint ventures of verenigingen;
e) “dienstverlener": de dienstverlener als gedefinieerd in artikel 8.2 (Definities), onder l).
ARTIKEL 7.3
Toepassingsgebied
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen die een ongunstige invloed kunnen hebben op de handel en investeringen tussen de partijen in verband met energieopwekking uit hernieuwbare en duurzame niet-fossiele bronnen (wind-, zonne-, aerothermische, geothermische en hydrothermische energie alsmede energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen) maar niet op de producten waaruit de energie wordt opgewekt.
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en evenmin op demonstratieprojecten die op niet-commerciële schaal worden uitgevoerd.
3. Dit hoofdstuk laat de toepassing van andere bepalingen van deze overeenkomst, met inbegrip van de uitzonderingen, voorbehouden of beperkingen daarop, die relevant zijn voor de in lid 1 bedoelde maatregelen, mutatis mutandis, onverlet. Voor de duidelijkheid: in geval van strijdigheid tussen dit hoofdstuk en andere bepalingen van deze overeenkomst hebben de andere bepalingen van deze overeenkomst voorrang wat de strijdige punten betreft.
ARTIKEL 7.4
Beginselen
Een partij:
a) onthoudt zich ervan maatregelen te nemen die voorzien in vereisten inzake plaatselijke toegevoegde waarde of enige andere compensatie die een ongunstige invloed heeft op de producten, dienstverleners, ondernemers of vestigingen uit de andere partij;
b) onthoudt zich ervan maatregelen te nemen die verlangen dat partnerschappen worden gevormd met plaatselijke ondernemingen, tenzij deze partnerschappen om technische redenen noodzakelijk worden geacht en de partij op verzoek van de andere partij het bestaan van deze technische redenen kan aantonen;
c) ziet erop toe dat de regels betreffende de vergunning-, certificering- en licentieprocedures die worden toegepast, in het bijzonder op uitrusting, installaties en bijbehorende transmissienetwerkinfrastructuur, objectief, transparant en niet-willekeurig zijn en aanvragers uit de andere partij niet discrimineren;
d) ziet erop toe dat de administratieve lasten op of in verband met:
i) de invoer en het gebruik van goederen die van oorsprong uit de andere partij zijn, of die een ongunstige invloed hebben op de levering van goederen door de leveranciers uit de andere partij, zijn onderworpen aan artikel 2.10 (Vergoedingen en formaliteiten in verband met invoer en uitvoer);
ii) de verlening van diensten door de dienstverleners van de andere partij zijn onderworpen aan artikel 8.18 (Toepassingsgebied en definities), artikel 8.19 (Voorwaarden voor de verlening van vergunningen en kwalificaties) en artikel 8.20 (Vergunning- en kwalificatieprocedures); en
e) ziet erop toe dat de voorwaarden en procedures voor de aansluiting op en de toegang tot elektriciteitsnetten transparant zijn en leveranciers van de andere partij niet discrimineren.
ARTIKEL 7.5
Normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures
1. Wanneer er internationale of regionale normen bestaan met betrekking tot producten voor energieopwekking uit hernieuwbare en duurzame niet-fossiele bronnen, nemen de partijen deze normen, of de relevante onderdelen ervan, als basis voor hun technische voorschriften, tenzij deze internationale normen of de relevante onderdelen ervan ondoeltreffend of ongeschikt zijn om de legitieme beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de Internationale Organisatie voor Normalisatie ("ISO") en de Internationale Elektrotechnische Commissie ("IEC") in het bijzonder als relevante internationale normalisatie-instellingen beschouwd.
2. In voorkomend geval nemen de partijen bij het formuleren van op de productvereisten gebaseerde technische voorschriften de prestaties van het product, met inbegrip van de milieuprestaties ervan, als uitgangspunt, veeleer dan het ontwerp of de descriptieve kenmerken daarvan.
3. Met betrekking tot de producten die zijn vermeld in hoofdstuk 84 van het geharmoniseerd systeem (behalve code 8401) en in de GS-posten 8502 31 en 8541 40:
a) aanvaardt de Unie conformiteitsverklaringen van leveranciers uit Singapore onder dezelfde voorwaarden als die van leveranciers uit de Unie met het oog op het in de handel brengen van deze producten, zonder verdere vereisten; en
b) aanvaardt Singapore conformiteitsverklaringen of testverslagen van de EU met het oog op het in de handel brengen van deze producten, zonder verdere vereisten. Singapore kan keuring of certificering door een derde verplicht stellen onder de voorwaarden van artikel 5 (Vrijwaringsmaatregelen) van bijlage 4-A.
Voor de duidelijkheid: dit lid laat de mogelijkheid voor de partijen onverlet om vereisten toe te passen die geen verband houden met de in dit lid bedoelde producten, zoals voorschriften inzake ruimtelijke ordening of bouwvoorschriften.
ARTIKEL 7.6
Uitzonderingen
1. Dit hoofdstuk geldt onverminderd de bepalingen inzake veiligheid en/of algemene uitzonderingen als vastgesteld in artikel 2.14 (Algemene uitzonderingen), artikel 8.62 (Algemene uitzonderingen) en artikel 9.3 (Veiligheid en algemene uitzonderingen); voor alle duidelijkheid geldt dit hoofdstuk voorts onverminderd de relevante bepalingen van hoofdstuk zestien (Institutionele, algemene en slotbepalingen).
2. Voor de duidelijkheid: op voorwaarde dat dergelijke maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel vormen tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de producten, dienstverleners of investeerders van de partijen waar dezelfde omstandigheden bestaan, of tot een verkapte beperking van de handel en investeringen tussen de partijen, wordt geen enkele bepaling in dit hoofdstuk zo uitgelegd dat de partijen geen maatregelen mogen vaststellen of handhaven die nodig zijn voor de veilige werking van de betrokken energienetten of de zekerheid van de energievoorziening.
ARTIKEL 7.7
Tenuitvoerlegging en samenwerking
1. In het Handelscomité dat is opgericht krachtens artikel 16.1 (Handelscomité), werken de partijen samen en wisselen ze informatie uit over alle voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk relevante kwesties. De partijen kunnen daartoe bij besluit van het Handelscomité passende uitvoeringsmaatregelen nemen en dit hoofdstuk in voorkomend geval bijwerken.
2. De samenwerking kan de volgende activiteiten omvatten:
a) de uitwisseling van informatie, regelgevende ervaringen en beste praktijken op gebieden zoals:
i) de uitwerking en niet-discriminerende tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de opname van energie uit hernieuwbare bronnen;
ii) koolstofafvang en -opslag;
iii) slimme netten;
iv) energie-efficiëntie; of
v) technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures, zoals die met betrekking tot netcodevereisten;
b) de bevordering van de convergentie, ook in de desbetreffende regionale fora, van hun nationale of regionale technische voorschriften, regelgevingsconcepten, normen, vereisten en conformiteitsbeoordelingsprocedures met internationale normen.
HOOFDSTUK ACHT
DIENSTEN, VESTIGING EN ELEKTRONISCHE HANDEL
AFDELING A ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 8.1
Doel en toepassingsgebied
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verbintenissen ingevolge de WTO-Overeenkomst, en leggen hierbij de noodzakelijke regels vast voor de geleidelijke wederzijdse liberalisering van de handel in diensten, van het recht van vestiging en van de elektronische handel.
2. Tenzij anders is bepaald,
a) is dit hoofdstuk niet van toepassing op door een partij verstrekte subsidies of toelagen, met inbegrip van leningen, garanties en verzekeringen die door de overheid worden gesteund;
b) is dit hoofdstuk niet van toepassing op diensten die op het respectieve grondgebied van de partijen worden verleend bij de uitoefening van overheidsgezag. In dit hoofdstuk wordt onder een bij de uitoefening van overheidsgezag verleende dienst verstaan: elke dienst die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer dienstverleners wordt verleend;
c) vereist dit hoofdstuk niet dat overheidsondernemingen worden geprivatiseerd; en/of
d) is dit hoofdstuk niet van toepassing op wetten, voorschriften of eisen voor de verwerving door overheidsinstanties van diensten aangekocht voor overheidsdoeleinden en niet met het oog op commerciële wederverkoop of het gebruik bij dienstverlening voor commerciële verkoop.
3. Elk van beide partijen behoudt het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om overeenkomstig dit hoofdstuk legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken.
4. Dit hoofdstuk is noch van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een partij zoeken, noch op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk mag worden uitgelegd als een beletsel voor een partij om maatregelen toe te passen tot regeling van de toegang of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen uit de andere partij op haar grondgebied, daarbij inbegrepen maatregelen die nodig zijn voor het beschermen van de integriteit van haar grenzen of voor het verzekeren van het ordelijke verkeer van natuurlijke personen over haar grenzen, maar deze maatregelen mogen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen1 die de andere partij op grond van dit hoofdstuk toekomen, daardoor worden teniet gedaan of uitgehold.
ARTIKEL 8.2
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
a) omvatten "directe belastingen" alle belastingen op het totale inkomen, het totale kapitaal, of onderdelen van inkomen of kapitaal, waaronder belastingen op winsten uit overdracht van eigendom, belastingen op onroerend goed, erfenissen en schenkingen, of belastingen op het totale bedrag aan door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsook belastingen op waardevermeerdering van kapitaal;
b) wordt onder "rechtspersoon" verstaan: elke juridische eenheid, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, ongeacht of zij eigendom van particulieren of van de overheid is, met inbegrip van alle vennootschappen, trusts, maatschappen, joint ventures, eenmanszaken en verenigingen;
1 Het feit alleen dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde landen wel en voor die uit andere landen niet een visum vereist is, wordt niet geacht voordelen op grond van een specifieke verbintenis teniet te doen of uit te hollen.
c) wordt onder "rechtspersoon uit de Unie" of "Singaporese rechtspersoon" verstaan:
i) een rechtspersoon die overeenkomstig de wetgeving van de Unie en/of de lidstaten van de Unie respectievelijk van Singapore is opgericht, en die op het grondgebied van de Unie respectievelijk op dat van Singapore zijn statutaire zetel, hoofdbestuur1 of hoofdvestiging heeft; of
ii) in het geval van vestiging als bedoeld in punt d) van artikel 8.8 (Definities): een rechtspersoon die eigendom is of onder zeggenschap staat van natuurlijke personen uit de lidstaten van de Unie respectievelijk Singapore, of van rechtspersonen uit de Unie respectievelijk Singaporese rechtspersonen.
Indien de rechtspersoon op het grondgebied van de Unie respectievelijk van Singapore alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur heeft, wordt hij niet als rechtspersoon uit de Unie respectievelijk Singaporees rechtspersoon beschouwd, tenzij hij op het grondgebied van de Unie respectievelijk van Singapore omvangrijke zakelijke transacties2 verricht.
1 Onder "hoofdbestuur" wordt verstaan het hoofdkantoor waar de uiteindelijke besluitvorming plaatsvindt.
2 Volgens de Unie is het begrip "daadwerkelijke en voortdurende band" met de economie van een lidstaat van de Unie, dat is neergelegd in artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU" genoemd), gelijkwaardig aan het begrip "omvangrijke zakelijke transacties". Dienovereenkomstig zal de Unie aan een rechtspersoon die overeenkomstig het recht van Singapore is opgericht en alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur op het grondgebied van Singapore heeft, de uit deze overeenkomst voortvloeiende voordelen enkel toekennen indien die rechtspersoon een daadwerkelijke en voortdurende band met de economie van Singapore heeft.
Een rechtspersoon:
i) is "eigendom" van natuurlijke of rechtspersonen uit de Unie en/of een lidstaat van de Unie dan wel uit Singapore indien meer dan 50 % van het aandelenkapitaal in het bezit is van personen uit de Unie en/of een lidstaat van de Unie dan wel uit Singapore, die de uiteindelijke gerechtigden van deze aandelen zijn;
ii) staat onder "zeggenschap" van natuurlijke of rechtspersonen uit de Unie en/of een lidstaat van de Unie dan wel uit Singapore indien deze personen bevoegd zijn een meerderheid van de bestuurders te benoemen of anderszins de handelingen van de persoon rechtens te sturen;
iii) is met een andere persoon "verbonden" wanneer hij zeggenschap heeft over die persoon of die persoon over hem, of wanneer over zowel hemzelf als de andere persoon zeggenschap wordt uitgeoefend door een en dezelfde persoon;
d) onverminderd het bepaalde onder c) vallen buiten de Unie gevestigde scheepvaartondernemingen waarover onderdanen van een lidstaat van de Unie zeggenschap hebben, tevens onder deze overeenkomst indien hun schepen overeenkomstig de respectieve wetgeving van die lidstaat van de Unie zijn geregistreerd en zij de vlag van een lidstaat van de Unie voeren;
e) wordt onder "maatregel" verstaan: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
f) wordt onder "door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen" verstaan: maatregelen genomen door:
i) centrale, regionale of lokale overheden en autoriteiten, of
ii) niet-gouvernementele organisaties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedelegeerde bevoegdheden;
g) omvatten "door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen die gevolgen hebben voor de handel in diensten" maatregelen betreffende:
i) de aankoop, de betaling of het gebruik van een dienst;
ii) de met een verlening van een dienst samenhangende toegang tot en het gebruik van diensten waarvan een partij eist dat deze algemeen aan het publiek worden aangeboden; en
iii) de aanwezigheid, commerciële aanwezigheid daarbij inbegrepen, van personen uit een partij ten behoeve van de verlening van een dienst op het grondgebied van de andere partij;
h) verwijst "Lijst van specifieke verbintenissen” in het geval van de Unie naar bijlage 8-A en de aanhangsels daarbij, en in het geval van Singapore naar bijlage 8-B en de aanhangsels daarbij;
i) wordt onder "consument van een dienst" verstaan: elke persoon die een dienst ontvangt of gebruikt;
j) omvat "verlening van een dienst" de productie, distributie, marketing, verkoop en levering van een dienst;
k) wordt onder "dienst van de andere partij" verstaan: een dienst die wordt verleend
i) vanaf of op het grondgebied van de andere partij, of in geval van zeevervoer, door een vaartuig dat volgens het recht van de andere partij is geregistreerd, of door een persoon van de andere partij die de dienst door middel van gehele of gedeeltelijke exploitatie en/of gebruik van een schip verleent; of
ii) in geval van verlening van een dienst via een commerciële aanwezigheid of de aanwezigheid van natuurlijke personen, door een dienstverlener van de andere partij;
l) wordt onder "dienstverlener" verstaan: een persoon die een dienst verleent of aanbiedt, ook als dat door vestiging gebeurt;
m) wordt onder "handel in diensten" verstaan: het verlenen van een dienst:
i) vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van de andere partij ("grensoverschrijdend");
ii) op het grondgebied van een partij ten behoeve van een gebruiker van de dienst uit de andere partij ("gebruik over de grens");
iii) door een dienstverlener van een partij via commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij ("commerciële aanwezigheid");
iv) door een dienstverlener van een partij via de aanwezigheid van natuurlijke personen van die partij op het grondgebied van de andere partij ("aanwezigheid van natuurlijke personen").
AFDELING B GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENING
ARTIKEL 8.3
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op alle grensoverschrijdende dienstverlening met uitzondering van:
a) audiovisuele diensten;
b) nationale cabotage in het zeevervoer1; en
c) interne en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i) reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
1 Behoudens de activiteiten die volgens de desbetreffende nationale wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, heeft nationale cabotage in het zeevervoer in de zin van dit hoofdstuk betrekking op het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of een locatie in een lidstaat van de Unie en een andere haven of locatie in dezelfde lidstaat van de Unie, met inbegrip van het continentaal plat zoals gedefinieerd in het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties, en verkeer dat vertrekt uit en aankomt in dezelfde haven of plaats in een lidstaat van de Unie.
ii) verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten; en
iii) geautomatiseerde boekingssystemen.
ARTIKEL 8.4
Definities
In deze afdeling wordt onder "grensoverschrijdende dienstverlening" verstaan: het verlenen van een dienst:
a) vanaf het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij, en
b) op het grondgebied van een partij ten behoeve van een gebruiker van de dienst uit de andere partij.
ARTIKEL 8.5
Markttoegang
1. Ten aanzien van de markttoegang voor grensoverschrijdende dienstverlening behandelt elk van beide partijen diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de voorwaarden en beperkingen die zijn overeengekomen en opgenomen in haar Lijst van specifieke verbintenissen.
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de maatregelen die een partij niet mag handhaven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grondgebied, tenzij anderszins bepaald in haar Lijst van specifieke verbintenissen, omschreven als:
a) beperkingen van het aantal dienstverleners in de vorm van numerieke quota, monopolies, exclusieve dienstverleners of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte1;
b) beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in verband met diensten in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte, en
c) beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of de totale hoeveelheid geleverde diensten, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte2.
1 Dit punt omvat tevens maatregelen waardoor aan een dienstverlener uit de andere partij voor grensoverschrijdende dienstverlening als voorwaarde wordt gesteld dat hij op het grondgebied van een partij een vestiging als bedoeld in artikel 8.8 (Definities), onder d), heeft of daar ingezetene is.
2 Dit punt geldt niet voor maatregelen van een partij die de input voor de verlening van diensten beperken.
ARTIKEL 8.6
Nationale behandeling
1. In de sectoren die in haar Lijst van specifieke verbintenissen zijn opgenomen, behandelt iedere partij, onder voorbehoud van de in die lijst vermelde voorwaarden en kwalificaties, in het kader van maatregelen die gevolgen hebben voor de grensoverschrijdende dienstverlening, diensten en dienstverleners van de andere partij niet minder gunstig dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.
2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 voldoen door aan diensten en dienstverleners uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is dan wel naar de vorm afwijkt van de behandeling die zij aan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners toekent.
3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behandeling wordt geacht minder gunstig te zijn, indien zij de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners uit een partij, in vergelijking met soortgelijke diensten of dienstverleners uit de andere partij.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende diensten of dienstverleners.
ARTIKEL 8.7
Lijst van specifieke verbintenissen
1. De door een partij ingevolge deze afdeling geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en van de nationale behandeling voor diensten en dienstverleners uit de andere partij in die sectoren, worden vermeld in haar Lijst van specifieke verbintenissen.
2. Geen van beide partijen mag ten aanzien van de overeenkomstig lid 1 aangegane specifieke verbintenissen met betrekking tot diensten of dienstverleners uit de andere partij nieuwe of meer discriminerende maatregelen vaststellen.
AFDELING C VESTIGING
ARTIKEL 8.8
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling:
a) wordt onder "filiaal" van een rechtspersoon verstaan: een onderneming of een rechtspersoon die geen aparte rechtspersoonlijkheid heeft maar een uitbreiding van een moedermaatschappij is;
b) omvat een "economische activiteit" alle activiteiten van economische aard, behoudens activiteiten die worden uitgeoefend in het kader van de uitoefening van overheidsgezag,
d.w.z. activiteiten die noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers worden uitgeoefend;
c) wordt onder "ondernemer" verstaan: iedere persoon uit een partij die een economische activiteit uitoefent of beoogt uit te oefenen door middel van vestiging1;
d) wordt onder "vestiging" verstaan:
i) de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon, of
ii) de oprichting of handhaving van een filiaal of vertegenwoordiging,
met het oogmerk duurzame economische banden tot stand te brengen of te handhaven op het grondgebied van een partij met als doel een economische activiteit uit te oefenen, met inbegrip van, maar niet uitsluitend, het verlenen van een dienst;
1 Wanneer de economische activiteit niet rechtstreeks door een rechtspersoon maar door andere vestigingsvormen zoals een filiaal of een vertegenwoordig wordt uitgeoefend, wordt de ondernemer (d.w.z. de rechtspersoon) via deze vestiging niettemin behandeld overeenkomstig hetgeen in deze overeenkomst voor ondernemers is voorzien. Een dergelijke behandeling wordt tevens toegekend aan de vestiging via welke de economische activiteit wordt uitgeoefend, maar hoeft niet te worden uitgebreid tot andere onderdelen van de ondernemer die zich bevinden buiten het grondgebied waar de economische activiteit wordt uitgeoefend.
e) wordt onder "dochteronderneming" van een rechtspersoon uit een partij verstaan: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij overeenkomstig zijn interne recht zeggenschap heeft1.
ARTIKEL 8.9
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op door de partijen vastgestelde of gehandhaafde maatregelen die gevolgen hebben voor vestiging met het oog op de uitoefening van alle economische activiteiten, met uitzondering van:
a) het winnen, vervaardigen en verwerken2 van kernmateriaal;
b) het vervaardigen van of het handelen in wapens, munitie en oorlogsmateriaal;
c) audiovisuele diensten;
1 Duidelijkheidshalve: een dochteronderneming van een rechtspersoon uit een partij kan ook een rechtspersoon zijn die een dochteronderneming is van een andere dochteronderneming van een rechtspersoon uit die partij.
2 Voor alle duidelijkheid: de verwerking van kernmateriaal omvat alle activiteiten die zijn vermeld in de "International Standard Industrial Classification of all Economic Activities", zoals vastgesteld in "Statistical Office of the United Nations, Statistical Papers, Series M,
d) nationale cabotage in het zeevervoer1, en
e) interne en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i) reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii) verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten; en
iii) geautomatiseerde boekingssystemen.
ARTIKEL 8.10
Markttoegang
1. Ten aanzien van de markttoegang in het kader van vestiging behandelt elk van beide partijen vestigingen en ondernemers uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de voorwaarden en beperkingen die zijn overeengekomen en opgenomen in haar Lijst van specifieke verbintenissen.
1 Behoudens de activiteiten die volgens de desbetreffende nationale wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, heeft nationale cabotage in het zeevervoer in de zin van dit hoofdstuk betrekking op het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of een plaats in een lidstaat van de Unie en een andere haven of plaats in dezelfde lidstaat van de Unie, met inbegrip van het continentaal plat zoals gedefinieerd in het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties, en verkeer dat vertrekt uit en aankomt in dezelfde haven of plaats in een
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de maatregelen die een partij niet mag handhaven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grondgebied, tenzij anderszins bepaald in haar Lijst van specifieke verbintenissen, omschreven als:
a) beperkingen van het aantal vestigingen in de vorm van numerieke quota, monopolies, exclusieve rechten of van andere eisen ten aanzien van vestigingen, zoals een onderzoek naar de economische behoefte;
b) beperkingen van de totale waarde van transacties of activa, in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c) beperkingen van het totale aantal transacties of het totale volume van de output, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte1;
d) beperkingen van de participatie van buitenlands kapitaal, uitgedrukt als een maximumpercentage voor buitenlands aandeelhouderschap of de totale waarde van individuele of totale buitenlandse investeringen;
e) maatregelen die specifieke soorten juridische entiteiten of joint ventures via welke een ondernemer uit de andere partij een economische activiteit kan uitoefenen, vereisen of ten aanzien van die entiteiten of joint ventures beperkingen opleggen, en
1 Lid 2, onder a), b) en c), is niet van toepassing op maatregelen die de productie van een landbouwproduct beperken.
f) beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen, anders dan stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs als omschreven in artikel 8.13 (Toepassingsgebied en definities)1, dat in een bepaalde sector in dienst mag zijn of dat een ondernemer in dienst mag hebben, en dat nodig is voor en rechtstreeks verband houdt met het uitvoeren van de economische activiteit, in de vorm van een maximum aantal of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte.
ARTIKEL 8.11
Nationale behandeling
1. Elk van beide partijen behandelt in de in haar Lijst van specifieke verbintenissen vermelde sectoren en met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwalificaties, vestigingen en ondernemers uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die van invloed op vestiging zijn2, niet minder gunstig dan haar soortgelijke eigen vestigingen en ondernemers.
2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 voldoen door aan vestigingen en ondernemers uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is dan wel naar de vorm afwijkt van de behandeling die zij aan haar soortgelijke eigen vestigingen en ondernemers toekent.
1 Voor alle duidelijkheid: voor maatregelen of beperkingen die specifiek betrekking hebben op stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs geldt artikel 8.14 (Stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs).
2 De verplichtingen op grond van dit artikel zijn ook van toepassing op maatregelen ten aanzien van de samenstelling van raden van bestuur van een vestiging, zoals nationaliteits- en woonplaatsvereisten.
3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behandeling wordt geacht minder gunstig te zijn indien zij de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van vestigingen en ondernemers uit de partij, in vergelijking met soortgelijke vestigingen en ondernemers uit de andere partij.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende vestigingen of ondernemers.
ARTIKEL 8.12
Lijst van specifieke verbintenissen
1. De door een partij ingevolge deze afdeling geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en van de nationale behandeling voor vestigingen en ondernemers uit de andere partij in die sectoren, worden vermeld in haar Lijst van specifieke verbintenissen.
2. Geen van beide partijen mag en aanzien van de overeenkomstig lid 1 aangegane specifieke verbintenissen met betrekking tot vestigingen en ondernemers uit de andere partij nieuwe of meer discriminerende maatregelen vaststellen.
AFDELING D
TIJDELIJKE AANWEZIGHEID VAN NATUURLIJKE PERSONEN VOOR ZAKEN
ARTIKEL 8.13
Toepassingsgebied en definities
1. Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen betreffende de toegang tot en het tijdelijke verblijf op hun respectieve grondgebied van stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs en verkopers van zakelijke diensten overeenkomstig lid 4 van artikel 8.1 (Doel en toepassingsgebied).
2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a) "stafpersoneel": natuurlijke personen die bij een rechtspersoon uit een partij, anders dan een organisatie zonder winstoogmerk, werkzaam zijn en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op, een goede administratie en exploitatie van een vestiging.
Tot het stafpersoneel behoren tevens zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging, en binnen de onderneming overgeplaatste personen:
i) onder "zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden" wordt verstaan: natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen bezoldiging uit een bron die in de gastpartij is gevestigd; en
ii) onder "binnen de onderneming overgeplaatste personen" wordt verstaan: natuurlijke personen die ten minste een jaar werknemer of, in het geval van verleners van zakelijke diensten, partner van een rechtspersoon uit een partij zijn en die tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij worden overgeplaatst, welke vestiging een dochteronderneming, filiaal of moederonderneming van de onderneming kan zijn. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren:
1) kaderleden:
natuurlijke personen die bij een rechtspersoon verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, ruime beslissingsbevoegdheden hebben, en onder algemeen toezicht en leiding staan van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen. Kaderleden verrichten niet rechtstreeks taken die verband houden met de eigenlijke levering van de dienst of diensten van de rechtspersoon;
2) managers:
natuurlijke personen die deel uitmaken van het hoger leidinggevend personeel van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht of de leiding van hoge kaderleden, de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, waaronder natuurlijke personen die: