Bijlage 1 Onderbouwing resultaat onderhandelaarsakkoord cao provincies 2019-2020
Bijlage 1 Onderbouwing resultaat onderhandelaarsakkoord cao provincies 2019-2020
Wat vooraf ging
Op 28 februari 2019, hebben de Bestuurlijke Onderhandelingsdelegatie (BOD) van het IPO en de vakbonden (FNV Overheid, CNV Overheid, AVV en CMHF) een onderhandelaarsakkoord gesloten voor de cao provincies 2019-2020. Beide geledingen, BOD en vakbonden, leggen het akkoord nu met een positief advies voor aan hun achter- bannen. We hebben de afspraak gemaakt om uiterlijk 31 maart a.s. duidelijkheid te geven aan elkaar of onze achterbannen instemmen met het onderhandelaarsakkoord.
Cao-proces
De cao 2017-2018 had een looptijd tot 1-1-2019. In de eerste helft van januari 2018 heeft IPO, i.s.m. de AWVN, een strategische werksessie gehouden met de portefeuillehouders P&O en vertegenwoordigers namens de werkgever PS, met het oog op de onderhandelingen voor de cao 2019-2020. Daarbij is geadviseerd de werkgeversvisie 2016 te gebruiken als inhoudelijk kader voor de onderhandelingen.
Daarnaast was het een uitdrukkelijke wens van de deelnemers om de rol van het Georganiseerd Overleg / de vakbonden zo klein mogelijk te maken door het aantal onderwerpen dat met hen besproken moet worden te minimaliseren. Daartoe werd sterk gehecht aan het harmoniseren van toelagen.
De uitkomsten van deze strategische werksessie zijn meegenomen in de startsessie met de vakbonden in Bunnik op 29 maart 2018. Daarbij is afgesproken dat de cao 2019 beleidsarm van karakter zou worden (met als enige beleidsinhoudelijke zaken de harmonisatie van toelagen en de ontwikkeling van een sectoraal functiegebouw). De cao 2020 moest “wnra proof” zijn: omzetten van de CAP 2018 in de eerste echte “genormaliseerde cao”.
Op 9 april zijn de uitkomsten van deze bijeenkomst gedeeld met de portefeuillehouders P&O. Op 11 juli is met de vakbonden een planning gemaakt voor de daadwerkelijke cao onderhandelingen die zouden starten na het zomerreces. Medio september is de centrale looneis van FNV bekend gemaakt: Minimaal 5% voor het kalenderjaar 2019.
Eind augustus is mandaat gevraagd aan de provincies voor het verdere onderhandelingsproces dat na het zomerreces is opgestart. Het inhoudelijke mandaat dat is gegeven betreft de werkgeversvisie 2016. Financieel is een mandaat verstrekt van max. 7% voor een cao met een looptijd van 2 jaar. In deze 7% dienden ook de kosten te worden verdisconteerd van de harmonisatie van toelagen.
Vervolgens hebben op 5 en 15 oktober, 12 november en 17 december cao- onderhandelingen plaatsgevonden. Op 11 oktober hebben wij met de portefeuillehouders P&O gedeeld hoe de cao onderhandelingen gingen en wat de richting was van de mogelijk te maken afspraken met de bonden over de belangrijke inhoudelijke dossiers.
Bij dit laatste SPA op 17 december was er overeenstemming over alle inhoudelijke dossiers. Er bleek echter een groot gat tussen de looneis van de vakbonden (aanvankelijk 10% en aan het einde van het overleg 7,5%) en het loonbod van de werkgever (initieel 5,25% en aan het einde van het overleg 5,75%) te zitten. Partijen hebben toen het overleg opgeschort.
De vakbonden hebben vervolgens het initiatief genomen om de werkgevers weer uit te nodigen aan de onderhandelingstafel op 4 februari 2019. Ondanks een kleine toenadering van beide zijden, bleef er een op dat moment onoverbrugbare kloof tussen de looneis (7,25%) en het loonbod (6%). Op 28 februari hebben partijen – wederom op verzoek van de vakbonden - het overleg hervat en is alsnog een onderhandelaars- akkoord bereikt, met o.a. een structurele loonsverhoging van 6,5%. Over de inhoudelijke thema’s waren partijen het al eens geworden op 17 december 2018.
1. Looptijd en loonparagraaf
Het onderhandelaarsakkoord voor de cao 2019-2020 voorziet in een 2-jarige cao met een looptijd van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.
Xxxxxxxxxxxxx 0000
Xx structurele loonsverhoging is 2,5% per 1 januari 2019 en 1% per 1 juli 2019.
Xxxxxxxxxxxxx 0000
Xx structurele loonsverhoging is 2 % per 1 januari 2020 en 1% per 1 juli 2020.
De latere ingangsdatum van een deel van de structurele loonsverhogingen zorgt voor de werkgever voor incidenteel lagere werkgeverslasten dan wanneer de structurele loonsverhogingen geheel zouden zijn ingegaan op 1 januari 2019 respectievelijk 1 januari 2020.
Onderhandelaarsakkoord vs. overige cao’s (gemeenten en andere overheidssectoren) Het meest relevant is de vergelijking van het onderhandelaarsakkoord met de cao’s in
andere overheids- en onderwijssectoren. Als eerste kijken we hierbij naar de sectoren gemeenten en waterschappen.
De cao van de gemeenten had een looptijd tot 1 januari 2019. De onderhandelingen voor een nieuwe gemeentelijke cao zijn gestart, maar de verwachting is dat deze niet op korte termijn zal worden afgesloten. Bovendien is de insteek van de werkgever een cao van 12 maanden c.q. enkele maanden langer en zal het een beleidsarme cao zijn.
Bij de waterschappen is een cao in 2018 afgesloten met een looptijd van 1 januari 2017 tot 1 januari 2020. De loonparagraaf bestond uit een structurele loonsverhoging van 3,5% per 1-1-2018 en 3,25% per 1-4-2019. Daarnaast is per 1 januari 2019 het IKB met 0,75% verhoogd. Tot slot, is er per 1 januari 2018 een eenmalige uitkering van 500 euro uitgekeerd.
Bij de andere overheids- en onderwijssectoren zijn de volgende cao’s afgesloten:
Rijk: Looptijd van 1-1-2018 tot 1-7-2020 met in totaal een structurele loonsverhoging van 7% en 450 euro eenmalig.
HBO: Looptijd van 1-4-2018 tot 1-4-2020 met een structurele loonsverhoging van 2,5% per 1-9-2018 en 2,4% per 1-9-2019 en 800 euro eenmalige uitkering.
MBO: Looptijd van 1-10-2018 tot 1-7-2020 met een structurele loonsverhoging van 2,6% per 1-10-2018 en 2,3% per 1-6-2019 en 3,15% aan eenmalige uitkeringen.
UMC’s: Looptijd van 1-1-2018 tot 1-1-2021 met een structurele loonsverhoging van 2,5% per 1-1-2018, 2,75% per 1-8-2019 en 3% per 1-8-2020.
Politie: Looptijd van 1-2-2018 tot 1-1-2021 met een structurele loonsverhoging van 3% per 1-7-2018, 2% per 1-7-2019 en 2,7% per 1-7-2020 en 800 euro eenmalige uitkeringen en verhoging eindejaarsuitkering met 0,33%.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat de cao’s bij de andere overheids- en onderwijssectoren zijn afgesloten onder het “oude” gesternte, waarbij de looneis van de vakbonden 3,5% bedroeg per kalenderjaar. De cao provincies is de eerste cao bij de overheid waar de looneis van de vakbonden was verhoogd naar 5% (per kalenderjaar).
Verder is bij defensie een loonbod van de werkgever van 3,9% (+ een verhoging van de eindejaarsuitkering met 1,93% en een eenmalige uitkering van 600 euro) voor een looptijd van een cao van 1 jaar en 9 maanden door de vakbonden niet geaccepteerd.
Tenslotte kan worden meegenomen dat de structurele loonstijging in de cao 2017-2018 voor 2018 1,3% bedroeg (de IKB verhoging was budgetneutraal). Daarmee is de totale structurele loonstijging over de 3 kalenderjaren (2017-2019) in totaal 7,8%. Dit is over deze jaren vergelijkbaar met de cao Rijk (7,5% voor 2,5 kalenderjaar) en de cao Politie (7,7% voor 3 kalenderjaren).
2. Onderhandelaarsakkoord ten opzichte van mandaat
Inhoudelijke mandaat
Het IPO bestuur heeft op 30 augustus 2018 de vastgestelde werkgeversvisie geduid als het inhoudelijke mandaat. In een vergadering van de portefeuillehouders P&O op 9 april 2018 en op 11 oktober 2018 en de bestuursvergaderingen van 11 oktober, 15
november, 13 december 2018 en 24 januari en 11 februari 2019 is teruggekoppeld over de resultaten van het cao proces.
De afspraken in het onderhandelaarsakkoord zijn volledig in lijn met de werkgeversvisie 2016.
Wat zijn, uitgaande van de werkgeversvisie, de winstpunten voor ons als werkgevers?
a. Een sectoraal generiek functiegebouw: meer toekomstgericht en minder onderhoud.
b. Harmonisatie van toelagen: meer één werkgeverschap, minder overleg benodigd met vakbonden lokaal en minder regelgeving.
c. Aansluiting in cao tekst 2020 bij het BW en andere geldende regelgeving zonder deze over te nemen in de cao tekst.
d. Een standaard cao in plaats van een minimum cao waardoor het niet mogelijk is voor vakbonden of OR om lokaal alles op te plussen.
e. Medezeggenschap vorm gegeven passend bij moderne arbeidsverhoudingen (geen instituut GO, geen overeenstemmingsvereiste en duidelijk in de cao aangegeven waarover overlegd moet worden met OR c.q. de vakbonden) met daarbij een zeer beperkt lijstje onderwerpen voor overleg met de vakbonden.
f. Geen vaste ontslagcommissie, maar gebruik maken van de reguliere UWV-route bij ontslag om bedrijfseconomische redenen. Mogelijk is er een tijdelijke ontslagcommissie nodig in verband met overgangsrecht.
g. Beperking van het aantal onderwerpen waarover medewerkers een geschil kunnen aankaarten. Hiervoor worden bovendien centrale commissies ingericht (van werk naar werk, functiewaardering en toepassing van de cao). Bovendien wordt er meer ingezet op ondersteuning bij geschilbeslechting aan de voorkant.
Financiële mandaat
Het financiële mandaat zoals het IPO bestuur dat in haar vergadering van 30 augustus 2018 heeft gegeven luidde als volgt: “maximaal 7% voor 2019 en 2020 gezamenlijk”.
Daarbij is expliciet aangegeven dat de stijging van de werkgeverslasten voor de pensioenpremie 2019 (1,1% in loonruimte) niet ten laste van deze loonruimte wordt gebracht.
Van de beschikbare loonruimte van 7% (voor een beleidsrijke cao van twee jaar) is in het onderhandelaarsakkoord dus daadwerkelijk 6,5% toegekend als structurele loonsverhoging. Daarnaast bedragen de kosten van de harmonisatie van toelagen gemiddeld 0,2% op jaarbasis vanaf 1 juli 2019 en de werkgeversbijdrage voor de vakbonden 0,02%. Deze laatste wordt ingevoerd per 1 januari 2020.
Daarmee is de BOD met het onderhandelaarsakkoord binnen het gegeven mandaat gebleven. Het IPO bestuur heeft op 14 februari 2019 besloten dat dit mandaat nog steeds van kracht is.
Incidentele kosten
De cao 2019-2020 leidt tot incidentele kosten die niet zijn verdisconteerd in de IPO programma-begroting. Deze kosten houden verband met afspraken rondom de communicatie- en implementatie van het generieke functiegebouw, het vervolgonderzoek naar griffiefuncties en scholing voor het generieke functiegebouw. De totale ingeschatte kosten hiervoor bedragen 200.000 euro. Het is doelmatiger deze activiteiten centraal te organiseren als binnen elke provincie afzonderlijk. Met het instemmen met het onderhandelaarsakkoord stemt u ook in met deze implementatie kosten. Deze zullen daarna via een begrotingswijziging in de begroting van het IPO worden opgenomen.
Efficiencywinst
De cao 2019-2020 leidt ook tot de nodige, niet te becijferen maar wel te duiden, besparingen als gevolg van efficiënter werken.
− De harmonisatie van toelagen, waardoor niet op 12 lokale tafels met de vakbonden meer hoeft te worden onderhandeld bij aanpassen, intrekken of ontwerpen van toelagen-regelingen. Dat is een onderwerp dat vanaf nu alleen nog maar centraal op de cao tafel wordt besproken. Bovendien hebben we door dit centraal af te spreken, voor provincies resultaten weten te bereiken die anders niet mogelijk waren.
− Het sectorale functiegebouw, waardoor niet meer 12 eigen provinciale functiegebouwen dienen te worden onderhouden. Het functiegebouw is nu sectoraal, dus onderhoud op 1 plaats en bovendien door haar generieke status minder bewerkelijk en meer toekomstgericht.
− Centrale commissies voor geschillen (van werk naar werk, functiewaardering en toepassing cao) en bovendien voor een beperkt aantal onderwerpen in plaats van per provincie c.q. conglomeraat van provincies eigen commissies voor alle onderwerpen uit de cao.
Als we geen onderhandelaarsakkoord hadden kunnen afsluiten, omdat op de loonparagraaf geen overeenkomst kon worden bereikt, dan hadden we de volgende risico's gelopen:
• geen cao akkoord op de korte termijn;
• verslechterde relatie met de bonden, terwijl daar juist veel op geïnvesteerd is de laatste jaren;
• risico dat de bonden GO-vergaderingen gaan opschorten;
• risico op stakingen;
• en de ervaring leert dat een dergelijke impasse uiteindelijk leidt tot dezelfde of zelfs een hogere rekening;
• oplopen inflatie en daardoor een duurdere cao;
• spaak lopen benodigde voorbereidingen implementatie functiegebouw, harmonisatie toelagen en implementatie Wnra.
3. Overige afspraken
Daarnaast zijn in het onderhandelaarsakkoord afspraken gemaakt over:
a. Belonen van resultaatopdrachten: weeffouten uit cao 2017-2018 hersteld.
b. Organisatie themadag “organisatievisie en strategisch personeelsbeleid- en planning in 2019.
c. Externe flexibiliteit: maximaal 5 jaar payrollcontract en tijdens looptijd cao, dus voor 1-1-2021, afscheid nemen van degenen die deze 5 jaar hebben overschreden c.q. gaan overschrijden c.q. hen een vast dienstverband geven en voor dit zelfde werk geen nieuwe payrollconstructie meer aangaan.
d. Garantiebanen: aansluiting op wettelijke afspraken m.b.t. de Quotumregeling.
e. Aandacht voor diversiteit in 2020 (co-creatie).
f. Aandacht voor duurzame inzetbaarheid in 2020 (co-creatie).
g. Financiële loopbaanplanner: stopzetten contract met MijnGeldzaken (financiele loopbaanplanner) en stimuleren gebruik NIBUD-instrument en ABP-instrument (beiden gratis).
h. Introductie werkgeversbijdrage per 1 januari 2020 die toekomt komt aan alle bonden