Europees verdrag inzake de bevordering van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk voor jongeren
Europees verdrag inzake de bevordering van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk voor jongeren
Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa en de andere staten die partij zijn bij het Europees cultureel verdrag, die dit verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat de Raad van Europa zich tot doel stelt de verbondenheid tussen zijn leden te versterken;
Overwegende dat de bevordering van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk een belangrijk onderdeel vormt van het regeringsbeleid met betrekking tot jongeren;
Erkennende in het bijzonder de behoefte aan ontwikkeling en bevordering van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk, in al zijn vormen, op Europees niveau;
Overwegende dat transnationaal vrijwilligerswerk, uitgevoerd in het buitenland samen met andere jongeren, bijdraagt tot burgerschapsvorming, interculturele projecten en het verwerven van een Europees bewustzijn;
Van mening dat transnationaal langdurig vrijwilligerswerk niet alleen een niet-formele vorming verschaft aan vrijwilligers en de mensen waarmee zij samenwerken, maar ook jongeren de kans geeft om enerzijds solidariteit te ontwikkelen en te bevorderen, en anderzijds ten dienste van de maatschappij te staan;
Zich bewust van de moeilijkheden die jonge vrijwilligers ervaren, wanneer zij vrijwilligerswerk in het buitenland willen verrichten;
Benadrukkende het belang van gelijke kansen voor jongeren en overwegende dat transnationaal langdurig vrijwilligerswerk binnen het bereik van alle jongeren zou moeten zijn, ongeacht hun financiële middelen;
Overwegende dat overheden kunnen bijdragen tot het vrijwaren van en de controle op de uitvoering van bovenvermelde principes in het kader van hun nationale wetgeving en in overeenstemming met de regels van hun respectieve landen,
Zijn het volgende overeengekomen:
Hoofdstuk I – Algemene bepalingen
Artikel 1 – Voorwerp en doelstellingen van het vrijwilligerswerk
1 Het vrijwilligerswerk beoogt een vormend doel en bevat elementen van intercultureel leren; het wordt uitgevoerd door vrijwilligers, onder de verantwoordelijkheid van organisaties als bepaald in artikel 2, paragraaf 2, van dit verdrag.
2 Vrijwilligerswerk moet gebaseerd zijn op een onbetaalde activiteit en een vrije, persoonlijke beslissing van de vrijwilliger.
3 Transnationaal langdurig vrijwilligerswerk vervangt niet de verplichte nationale legerdienst, waar deze bestaat, en kan evenmin de betaalde tewerkstelling vervangen.
Artikel 2 – Definities
Voor de toepassing van dit verdrag wordt verstaan onder:
1 “De vrijwilliger”: een persoon die legaal ingezetene is van één partij en legaal verblijft op het grondgebied van een andere partij gedurende een ononderbroken periode, langer dan drie maanden en niet langer dan twaalf maanden, om activiteiten van voltijds vrijwilligerswerk te verrichten. De vrijwilliger kan hetzij afhangen van, hetzij samenwerken met de uitzendende of ontvangende organisaties, vermeld in artikel 2, paragraaf 2.
2 “Uitzendende of ontvangende organisaties”:
– niet-gouvernementele non-profitorganisaties die vrijwilligerswerk ondernemen ten voordele van de maatschappij, en die bijdragen tot de ontwikkeling van de democratie en van de solidariteit; of
– jeugdorganisaties, d.w.z. niet-gouvernementele organisaties beheerd voor en door jongeren; of
– lokale overheden; of
– iedere andere organisatie die specifieke projecten van vrijwilligerswerk wil ontwikkelen, goed te keuren door de coördinerende instanties, bepaald in artikel 4.
3 “Transnationaal langdurig vrijwilligerswerk”: een vrijwillig ondernomen activiteit in het buitenland, zonder enige vergoeding voor de vrijwilliger, die de vrijwilliger en de mensen waarmee hij of zij samenwerkt een wederzijds niet-formeel vormingsproces verschaft.
4 "Coördinerende instantie" : iedere overheidsinstantie die door een partij werd aangesteld, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van dit verdrag.
Artikel 3 – Verbintenissen van de partijen
1 De partijen verbinden zich ertoe elkaar zoveel medewerking als enigszins mogelijk te verlenen met betrekking tot transnationaal langdurig vrijwilligerswerk, overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag.
2 De partijen verbinden zich er bovendien toe de ontwikkeling van een gemeenschappelijk concept van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk te bevorderen.
3 De bepalingen van dit verdrag doen geen afbreuk aan gunstiger bepalingen in de nationale wetgevingen betreffende het statuut of het wettelijke regime van vrijwilligerswerk.
Artikel 4 – Coördinerende instanties
1 De partijen stellen de coördinerende instanties aan, die met de in dit verdrag omschreven taken belast worden.
2 Op het moment van de ondertekening of bij het neerleggen van haar akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, deelt iedere partij de naam en het adres van de in uitvoering van paragraaf 1 van dit artikel aangestelde coördinerende instantie, mee aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa.
3 Iedere coördinerende instantie, of daardoor aangestelde instantie, verleent erkenning aan uitzendende en ontvangende organisaties in hun land, overeenkomstig de bepalingen van
dit verdrag.
4 Iedere coördinerende instantie, of daardoor aangestelde instantie, heeft tot taak de activiteiten van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk die op haar grondgebied zullen worden verricht, goed te keuren, en dit dertig dagen voor de aanvang van het werk, door te verklaren dat ze in overeenstemming zijn met de bepalingen van nationale wetgeving en met artikel 6 van dit verdrag.
5 Met het oog op de uitvoering van dit verdrag, wisselt iedere coördinerende instantie, of daardoor aangestelde instantie, informatie uit betreffende de bescherming tegen de risico’s vermeld in artikel 11, en stelt zij alles in het werk om de activiteiten van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk voldoende te controleren en te evalueren.
6 Iedere coördinerende instantie, of daardoor aangestelde instantie, stelt alles in het werk om een regeling te bespoedigen in het geval van problemen die voorvloeien uit de uitvoering van het contract dat in overeenstemming met de bepalingen van artikel 6 gesloten werd.
Hoofdstuk II – Activiteiten van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk Artikel 5 – Xxxxxxxxxxxxxxxx
0 Vrijwilligers moeten ouder dan 18 jaar en jonger dan 25 jaar zijn bij de aanvang van het vrijwilligerswerk.
2 Niettemin kunnen de partijen onderling bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten die afwijken van de bepaling in paragraaf 1.
Artikel 6 – Contract
1 Iedere activiteit is het voorwerp van een contract en wordt uitgevoerd in overeenstemming met de wetgeving van de ontvangende staat.
2 Bijlage I van dit verdrag bevat een modelcontract, dat uitsluitend als hulpmiddel bedoeld is en geen verdragswaarde heeft.
3 Een kopie van het in paragraaf 1 vermelde contract wordt neergelegd bij de coördinerende instantie van de ontvangende staat of bij een daardoor aangestelde instantie.
4 Het contract specificeert onder andere onder welke voorwaarden de vrijwilliger de activiteiten van de ontvangende organisatie moet uitvoeren.
Artikel 7 – Medisch attest
Iedere partij zorgt ervoor dat de uitzendende organisatie een medisch attest voorlegt, afgeleverd door de openbare gezondheidsautoriteiten en minder dan drie maanden voor de aanvang van het vrijwilligerswerk opgesteld, waarin de algemene gezondheidstoestand van de vrijwilliger wordt weergegeven.
Artikel 8 – Opleiding
1 Iedere partij, door middel van haar coördinerende instantie, zorgt ervoor dat de uitzendende of ontvangende organisatie, of beide, de nodige stappen onderneemt om de vrijwilligers, vooraleer zij hun vrijwilligersactiviteiten aanvatten, aangepaste voorbereiding en opleiding te bieden in functie van de activiteit die zij zullen verrichten.
2 In het bijzonder moeten vrijwilligers geïnformeerd worden over essentiële wettelijke bepalingen en de sociale en economische structuren van de ontvangende staat, en een inleiding krijgen over de taal, de cultuur en de geschiedenis van de ontvangende staat.
Artikel 9 – Rechten van de vrijwilligers
1 Vrijwilligers ontvangen kost en inwoning van de ontvangende organisatie.
2 Vrijwilligers krijgen voldoende gelegenheid om zich te ontwikkelen op taalkundig, intercultureel en beroepsvlak. Hiertoe krijgen zij alle faciliteiten wat betreft de regeling van hun activiteit.
3 Vrijwilligers hebben recht op ten minste één volledige vrije dag per week, waarvan minstens één dag per maand naar keuze van de vrijwilliger.
4 Vrijwilligers krijgen voldoende zakgeld, waarvan het bedrag tussen de uitzendende en ontvangende organisaties wordt overeengekomen.
5 Deze rechten worden toegekend binnen het wetgevende kader van de ontvangende staat.
Artikel 10 – Financiële regels en voorschriften
1 Financiële steun voor de activiteiten van transnationaal langdurig vrijwilligerswerk kan op de volgende manieren verleend worden:
a bijdragen van lokale, regionale en nationale overheden, van internationale organisaties en van de coördinerende instanties, aangesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van dit verdrag;
b bijdragen van erkende non-profitorganisaties;
c bijdragen van privé-bedrijven, overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2; d persoonlijke of andere bijdragen;
e iedere combinatie van bovenvermelde bronnen.
2 Bijdragen volgens de bepalingen van paragraaf 1, bijdragen in natura of in geld kunnen de vrijwilligers niet verplichten om winstgevende activiteiten te ondernemen ten behoeve van een privéonderneming of om er publiciteit voor te maken.
Artikel 11 – Bescherming tegen risico’s
1 De risico’s met betrekking tot gezondheid, ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid worden gedekt hetzij in overeenstemming met de nationale wetgeving, hetzij volgens de geldende bilaterale of multilaterale overeenkomsten, hetzij, bij afwezigheid daarvan, door middel van een persoonlijke verzekering, afgesloten en betaald door de betrokken vrijwilliger of in zijn of haar naam.
2 Iedere partij moet, in een aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de wijze van dekking van deze risico’s meedelen. Iedere wijziging van deze wijze van dekking wordt door de partijen aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa meegedeeld.
3 Het niveau van de uitkeringen komt overeen met de standaarden die zijn vastgelegd in de nationale wetgeving of in de bilaterale of multilaterale overeenkomsten.
Artikel 12 – Getuigschriften
Iedere partij, door middel van haar coördinerende instantie, zorgt ervoor dat, tijdens de periode van het vrijwilligerswerk, en op het einde van het programma van vrijwilligerswerk, de ontvangende organisatie op vraag van de vrijwilliger een getuigschrift van deelname zal afleveren, overeenkomstig het model in bijlage II van dit verdrag. Bijlage II is enkel bedoeld als hulpmiddel en heeft geen verdragswaarde.
Artikel 13 – Administratieve formaliteiten
1 De kandidaten voor het vrijwilligerswerk, die zich tot de bevoegde overheid richten voor het verkrijgen van een tijdelijke verblijfsvergunning voor de duur van hun vrijwilligerswerk, moeten het door de drie partijen ondertekende contract en een identiteitsbewijs voorleggen.
2 Iedere partij zal, waar mogelijk, inspanningen leveren om de administratieve hinderpalen te beperken ten voordele van de bewegingsvrijheid van de vrijwilligers.
Hoofdstuk III – Multilateraal overleg Artikel 14 – Multilateraal overleg
1 Binnen de vijf jaar na de inwerkingtreding van het verdrag, en daarna om de vijf jaar of frequenter indien de meerderheid van de partijen dat vraagt, houden de partijen multilateraal overleg om de toepassing van het verdrag te onderzoeken, en de wenselijkheid van een herziening van het verdrag of de uitbreiding van een of meer bepalingen ervan na te gaan.
2 Iedere partij kan door een of meer afgevaardigden op het multilaterale overleg vertegenwoordigd worden. Elke delegatie heeft één stem. De partijen stellen de procedureregels voor het overleg op.
3 Iedere staat, als vermeld in artikel 16, paragraaf 1, of de Europese Gemeenschap, die geen partij is bij dit verdrag, kan in het multilaterale overleg vertegenwoordigd worden door een waarnemer.
4 Na ieder overleg bezorgen de partijen het Comité van Ministers van de Raad van Europa een verslag van het overleg en van de toepassing van de bepalingen van het verdrag.
Hoofdstuk IV – Wijzigingen Artikel 15 – Wijzigingen
1 Iedere wijziging aan de artikelen 1 tot 15 van dit verdrag, op voorstel van een partij of van het Comité van Ministers, wordt aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa meegedeeld en door hem doorgestuurd naar de lidstaten van de Raad van Europa, naar de andere staten die partij zijn bij het Europees cultureel verdrag, naar de Europese Gemeenschap en naar iedere staat die toegetreden is tot, of uitgenodigd werd om toe te treden tot het verdrag, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17.
2 Iedere wijziging die overeenkomstig de bepalingen van de vorige paragraaf wordt voorgesteld, wordt op een multilateraal overleg onderzocht, ten vroegste twee maanden na
de datum waarop het door de secretaris-generaal werd doorgestuurd. De tekst wordt aangenomen met een tweederde meerderheid van de partijen.
3 Iedere wijziging die op een multilateraal overleg aangenomen is, wordt ter goedkeuring aan het Comité van Ministers voorgelegd. Na goedkeuring wordt de tekst aan de partijen overgemaakt voor aanvaarding.
4 Iedere wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van drie maanden nadat alle partijen de secretaris-generaal op de hoogte hebben gesteld van hun aanvaarding.
Hoofdstuk V – Slotbepalingen
Artikel 16 – Ondertekening en inwerkintreding
1 Dit verdrag staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa en de andere staten die partij zijn bij het Europees cultureel verdrag. Deze staten kunnen zich akkoord verklaren te worden gebonden door:
a ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of
b ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
2 Akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa.
3 Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum waarop vijf staten, waaronder ten minste vier lidstaten van de Raad van Europa, zich akkoord verklaard hebben te worden gebonden door het verdrag, overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1.
4 Ten aanzien van iedere ondertekenende staat die nadien zijn instemming erdoor te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het verdrag in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum van zijn instemming te worden gebonden door het verdrag, in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf 1.
Artikel 17 – Toetreding
1 Na de inwerkingtreding van dit verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, na overleg met de partijen bij het verdrag, iedere staat waarnaar niet verwezen wordt door artikel 16, paragraaf 1, en de Europese Commissie uitnodigen toe te treden tot dit verdrag, bij een door de meerderheid als voorzien in artikel 20.d van het Statuut van de Raad van Europa genomen besluit, en met de unanieme instemming van de vertegenwoordigers van de verdragsluitende staten die recht hebben op een zetel in het Comité.
2 Ten aanzien van iedere toetredende staat of de Europese Commissie, in het geval van zijn of haar toetreding, treedt het verdrag in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum waarop de akte van toetreding werd neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa.
Artikel 18 – Territoriaal toepassingsgebied
1 Iedere staat of de Europese Gemeenschap kan, op het tijdstip van de ondertekening of bij het neerleggen van zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, het grondgebied of de grondgebieden waarop dit verdrag van toepassing is nader aanduiden.
2 Iedere staat kan, op ieder later tijdstip, door middel van een aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de toepassing van dit verdrag uitbreiden tot ieder ander in de verklaring nader aangeduid grondgebied. Ten aanzien van een dergelijk grondgebied treedt het verdrag in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum van ontvangst van een dergelijke verklaring door de secretaris-generaal.
3 Iedere verklaring die wordt gedaan krachtens de twee voorgaande paragrafen kan, met betrekking tot ieder grondgebied vermeld in dergelijke verklaring, worden ingetrokken door een aan de secretaris-generaal gerichte een kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum van ontvangst door de secretaris-generaal van een dergelijke kennisgeving.
Artikel 19 – Verhouding tot andere verdragen en het Gemeenschapsrecht
1 De bepalingen van dit verdrag laten de bepalingen van internationale verdragen onverlet die reeds van kracht zijn of van kracht kunnen worden, en die gunstiger rechten verlenen of zouden verlenen aan vrijwilligers.
2 Partijen die lid zijn van de Europese Gemeenschap moeten in hun wederzijdse betrekkingen de communautaire regelgeving toepassen en mogen bijgevolg niet de regels die voortvloeien uit dit verdrag toepassen, behalve in die gevallen waar er geen communautaire regel bestaat die van toepassing is op het onderwerp in kwestie.
3 De partijen kunnen onderling bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten inzake de aangelegenheden die in dit verdrag worden behandeld, teneinde de bepalingen ervan aan te vullen of aan te scherpen, of de toepassing van de erin vervatte beginselen te vergemakkelijken.
Artikel 20 - Voorbehoud
Er kan geen voorbehoud ten aanzien van dit verdrag worden gemaakt.
Artikel 21 – Opzegging
1 Iedere partij kan dit verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een kennisgeving, gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa.
2 Deze opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum waarop de secretaris-generaal de kennisgeving heeft ontvangen.
Artikel 22 - Kennisgeving
De secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt de lidstaten van de Raad, de andere staten die partij zijn bij het Europees cultureel verdrag, de Europese Gemeenschap en iedere staat die toegetreden is, of werd uitgenodigd tot dit verdrag toe te treden, in kennis van:
a iedere ondertekening;
b de neerlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;
c iedere datum van inwerkingtreding van dit verdrag, in overeenstemming met de artikelen 16 en 17;
d iedere verklaring gedaan volgens artikel 4, paragraaf 2; e iedere verklaring gedaan volgens artikel 11, paragraaf 2;
f iedere andere akte, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Verdrag.
Bijlage I Contract
Met dit contract,
I. Verbindt de uitzendende organisatie …….., daartoe gemachtigd door de coördinerende instantie , zich ertoe:
− Dhr/Mw ………. naar uit te zenden om deel te nemen aan de volgende activiteit van
transnationaal langdurig vrijwilligerswerk: …..…..
Deze activiteit duurt van ……….. tot ……..
Dhr/Mw zal de volgende taken hebben:
- …..…..
- …..…..
- …..…..
Met dien verstande dat deze activiteiten niet de betaalde tewerkstelling vervangen, en dat transnationaal langdurig vrijwilligerswerk onder geen enkele voorwaarde de verplichte nationale legerdienst vervangt;
− te zorgen voor: opleidingen: ..........
………
……… taalcursussen: ..........
………
………
informatie over het ontvangende land: ..........
………
………
een medisch attest afgeleverd op ……. door ……..
− de volgende kosten voor haar rekening te nemen:
de reiskosten heen en terug van Xxx/Mw ………. van ………. naar ………
de verzekeringskosten voor Dhr/Mw …….1 in het geval dat hij of zij niet beschikt over een eigen verzekeringspolis.
Deze verzekering dekt de volgende risico’s:
..........
..........
1 Deze bepaling is enkel van toepassing indien het ontvangende land geen sociale zekerheid voor de vrijwilliger voorziet.
II. Verbindt de ontvangende organisatie …….., daartoe gemachtigd door de coördinerende instantie , zich ertoe:
− de administratieve of andere formaliteiten te vervullen (visum, verblijfsvergunning, gewaarborgde bestaansmiddelen in het bijzonder);
− ervoor te zorgen dat de volgende risico’s gedekt zijn: ;
− een getuigschrift van deelname af te leveren;
− voor haar rekening te nemen:
− kost en inwoning voor Dhr/Mw ……. tijdens de periode van …….. tot ;
− zakgeld ten bedrage van / per dag / per week / per maand;
− deelname aan de volgende cursussen:
– ........
– ........
De organisatie garandeert dat:
− de activiteit niet langer zal duren dan ……… uur per dag en uur per week;
− Dhr/Mw …… zal tenminste één dag per week vrij hebben;
− Dhr/Mw ……… mag niet gedwongen worden winstgevende activiteiten te verrichten ten behoeve van, noch publiciteit te maken voor een commerciële firma.
III. Dhr/Mw , die deelneemt aan het langdurige vrijwilligerswerk als hierboven beschreven,
verklaart dat hij/zij kennis heeft genomen van zijn/haar rechten en plichten, en verbindt zich ertoe te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze activiteit, in het bijzonder een persoonlijke verzekering op eigen naam af te sluiten indien de uitzendende en/of ontvangende organisatie niet aan deze verplichting kan voldoen.
Goedgekeurd door de coördinerende instantie van: | Uitzendende staat: Ontvangende staat: |
De vrijwilliger en de uitzendende organisatie | De ontvangende organisatie: |
Bijlage II
Getuigschrift
1 Familienaam
2 Voornaam
3 Geboortedatum (dag/maand/jaar)
4 Xxxxxxxxxxxxxx
0 Verblijvend in
6 Staatsburger van
7 Naam en aard van de ontvangende organisatie
8 Soort activiteit
9 Looptijd van de activiteit van ……… tot ……..
10 Werkterrein
11 Getuigschrift(en) ontvangen tijdens het programma in bijlage
12 Het programma omvatte de volgende activiteiten (a.u.b. gedetailleerd omschrijven)
13 Onderbrekingen/buitenlandse verblijven
Datum: Handtekening: Functie: Stempel:
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Straatsburg, op 11 mei 2000, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, en in een enkel exemplaar dat wordt neergelegd in het archief van de Raad van Europa. De secretaris- generaal van de Raad van Europa doet een gewaarmerkt afschrift toekomen aan elke lidstaat van de Raad van Europa, aan de andere staten die partij zijn bij het Europees cultureel verdrag, en aan elke derde staat of de Europese Gemeenschap die worden uitgenodigd tot dit verdrag toe te treden.