Artikel 1 Toepassing
Artikel 1 Toepassing
1.1 In deze voorwaarden betekent:
1.1.1 AVM, de onderhavige Algemene Voorwaarden voor de Maatschapsvisserij;
1.1.2 bemanning, bemanning als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel k, van de Wet zeevarenden waarbij de bemanningsleden tevens partij zijn bij de maatschapsovereenkomst;
1.1.3 eigenaar, de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar of huurder is van een zeevissersvaartuig en over visrechten beschikt ten behoeve van visserij met dat vaartuig;
1.1.4 vennoot, één der partijen bij de maatschapsovereenkomst;
1.1.5 maatschapsovereenkomst, de schriftelijke maatschapsovereenkomst in de zeevisserij als bedoeld in Boek 7, Titel 10, Afdeling 12B, van het Burgerlijk Wetboek;
1.1.6 opstapper, de natuurlijke persoon die een bemanningslid, dat tevens partij is bij de maatschapsovereen- komst, tijdelijk vervangt;
1.1.7 schipper, de schipper als bedoeld in artikel 1, onderdeel al, van de Wet zeevarenden;
1.1.8 SFM, Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij; en
1.1.9 visrechten, alle rechten, vergunningen en zeedagen die het mogelijk maken op legale wijze de zeevisserij uit te oefenen.
1.2 Tezamen met de maatschapsovereenkomst regelen deze algemene voorwaarden (hierna ook ‘AVM’) de rechten en plichten tussen de vennoten.
1.3 De maatschap is de scheepsbeheerder in de zin van artikel 1, lid 1, onderdeel l, van de Wet zeevarenden.
Artikel 2 Partijen
2.1 De partijen bij de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij zijn (a) de eigenaar en (b) de leden van de bemanning. De eigenaar kan in twee hoedanigheden vennoot zijn, te weten als zodanig en als lid van de bemanning als de eigenaar een natuurlijk persoon is.
2.2 De eigenaar is met het (administratieve) beheer van de maatschap belast in de zin van artikel 7A:1673 van het Burgerlijk Wetboek tenzij de maatschapsovereenkomst behelst dat een derde met dit beheer is belast.
Artikel 3 Inbreng en risico
3.1 De eigenaar verbindt zich om het in de maatschapsovereenkomst genoemde vissersvaartuig, inclusief zijn uitrusting en bemanningsaccommodaties, met inbegrip van alle verleende visrechten, voor zijn re- kening vaarklaar en geschikt tot onmiddellijke uitoefening van het visserijbedrijf aan de maatschap ter beschikking te stellen en dit vaartuig daartoe in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voor- schriften in zeewaardige en gebruiksklare staat te houden, zulks met inachtneming van het in de artikelen 4 en 5 gestelde. Het risico met betrekking tot het ter gebruik in de maatschap ingebrachte vissersvaartuig met toebehoren wordt geheel gedragen door de eigenaar.
3.2 De eigenaar is niet verplicht te voorzien in enige compensatie indien het vissersvaartuig door onvoor- ziene omstandigheden niet vaarklaar en geschikt voor de visserij is.
3.3 Indien en voor zover de maatschap aan leden van de bemanning voorschotten verstrekt, worden deze voor een ieder verrekend met zijn aandeel in het resultaat van de maatschap.
3.4 Indien de maatschap in enig jaar niet in staat is de ingebrachte visrechten volledig te benutten, komen de resterende visrechten weer ter beschikking van de eigenaar.
Indien de eigenaar op verzoek van de maatschap besluit visrechten bij te huren, komt deze huur ten laste van de maatschap. Indien de maatschap niet in staat is de gehuurde visrechten volledig te benutten, worden deze door de eigenaar zo mogelijk verhuurd ten gunste van de maatschap.
3.5 De leden van de bemanning brengen hun arbeid, vlijt en kennis in de maatschap in en beschikken te allen tijde over de geldige vaarbevoegdheden, certificaten en overige documenten als vereist ingevolge de Wet zeevarenden en overige regelgeving.
Artikel 4 Onderhoud en reparatie
4.1 Onderhoud en reparatie van het door de eigenaar ingebrachte vissersvaartuig met toebehoren zal plaats- vinden ten laste van de eigenaar. De vennoten, niet zijnde de eigenaar, kunnen hiervoor uitsluitend op basis van een separate overeenkomst van opdracht worden ingezet. Kleine dagelijkse reparaties en on- derhoud aan vaartuig, motor, vistuigen, netwerk enzovoort, alsmede het kleine dagelijkse schilderwerk, behoren tot de uitoefening van het visserijbedrijf door de maatschap en worden door de bemanning uit- gevoerd, zo nodig ook in het weekend. De voor hier bedoelde reparaties, onderhoud en voor dit schil- derwerk benodigde materialen zullen steeds voor rekening van de eigenaar komen.
Artikel 5 Vervanging vissersvaartuig
5.1 Over vervanging van het in de maatschap ingebrachte vissersvaartuig beslist de eigenaar, met dien ver- stande dat het vervangende vaartuig voldoet aan artikel 3, onderdeel 3.1.
Artikel 6 Taakverdeling
6.1 De schipper vervult de taken en draagt de verantwoordelijkheden die de wet hem oplegt.
6.2 De maatschap draagt tot herroeping aan de schipper op: het bepalen van de plaatsen waar en de dagen en uren gedurende welke zal worden gevaren en gevist en de havens waar en de dagen, tijden en de wijze waarop de vangsten zullen worden verkocht, althans ter verkoop worden aangeboden.
6.3 Gelet op diens wettelijke taken en verantwoordelijkheden, draagt de maatschap de dagelijkse leiding over de werkzaamheden op aan de schipper die daartoe als eerste onder zijns gelijken optreedt. De schipper houdt zich aan de instructies die de maatschap hem binnen de wet voor de uitoefening van zijn taken heeft gegeven.
6.4 De schipper draagt zijn taken en verantwoordelijkheden in elk geval over aan de plaatsvervangend schip- per zodra hij die niet meer kan vervullen respectievelijk dragen doordat hij hetzij het vaartuig verlaat, hetzij onbekwaam is geworden.
Artikel 7 Opstapper
7.1 Ieder lid van de bemanning is gerechtigd zich tijdelijk te laten vervangen door een voldoende gekwali- ficeerde opstapper. Gehoord de bemanning, beoordeelt de schipper of een beoogde opstapper voldoende gekwalificeerd is. Indien een lid van de bemanning verhinderd is gedurende een bepaalde periode zijn arbeid, vlijt en kennis in te brengen en hij ook niet tijdig een opstapper heeft aangewezen die is aanvaard, is de schipper gerechtigd met instemming van de overige vennoten één of meer, voldoende gekwalifi- ceerde opstappers voor bedoelde periode tot de maatschap te doen toelaten, welke instemming door de overige vennoten niet op onredelijke gronden zal worden onthouden, onder respectering van de op de schipper rustende verplichting ingevolge artikel 4, lid 5, van de Wet zeevarenden, welke ertoe strekt dat de bemanning van het vissersvaartuig te allen tijde berekend moet zijn voor het verrichten van de werk- zaamheden aan boord.
7.2 De rechtspositie van de opstapper zal ten opzichte van de maatschap worden beheerst door de aanvulling op de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij die hij ondertekent.
7.3 Ondertekening van de aanvulling op de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij vindt plaats door de opstapper alsmede, namens de maatschap, door de eigenaar of de schipper.
7.4 In de aanvulling op de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij wordt het aandeel van de opstapper in het resultaat van de maatschap vastgelegd.
7.5 Gedurende de tijd waarin de vennoot wordt vervangen door de opstapper heeft de vennoot geen recht op zijn aandeel in het resultaat van de maatschap. Het eventuele verschil tussen het aandeel van de vennoot
en dat van de opstapper vervalt aan de overige leden van de bemanning, in de daartoe overeengekomen verhouding met inachtneming van de verwerking van de mutatie.
Artikel 8 Tijdelijke uitbreiding van de maatschap
8.1 Op grond van artikel 4, lid 5, van de Wet zeevarenden kan de schipper, met instemming van de overige vennoten één of meer, voldoende gekwalificeerde vissers tot de maatschap doen toetreden, waarbij het gestelde in deze AVM onder 7.1 van overeenkomstige toepassing is. Namens de maatschap tekent de schipper de daartoe strekkende schriftelijke aanvulling op de maatschapsovereenkomst die mede gete- kend wordt door de tijdelijke leden van de bemanning.
8.2 De rechtspositie van het tijdelijke lid van de bemanning zal voor diens periode van toetreding ten op- zichte van de overige leden van de maatschap worden beheerst door de bepalingen van de maatschaps- overeenkomst, de AVM en de bepalingen van de aanvulling op de maatschapsovereenkomst.
8.3 In de aanvulling op de maatschapsovereenkomst wordt bepaald op welk aandeel in het resultaat van de maatschap het tijdelijke lid van de bemanning recht heeft gedurende de periode dat hij tot de maatschap toetreedt. Dit aandeel komt naar rato van ieders aandeel in het resultaat in mindering op de aandelen van de overige leden van de bemanning.
Artikel 9 Arbeids- en rusttijden van 18 jaar en ouderen
9.1 Onverminderd hoofdstuk 6A van het Arbeidstijdenbesluit vervoer bedragen de rusttijden van de leden der bemanning van 18 jaar en ouder aan boord van een vissersvaartuig dat langer dan drie aaneengesloten dagen op zee blijft ten minste:
9.1.1 tien uur in elke periode van 24 uur; en
9.1.2 77 uur in elke periode van zeven dagen.
9.2 De schipper is verantwoordelijk voor een deugdelijke registratie van de genoten rusturen door hemzelf en de overige bemanning.
Artikel 10 Arbeids- en rusttijden van 16- en 17-jarigen
10.1 Dit artikel geldt onverminderd hoofdstuk 6A van het Arbeidstijdenbesluit vervoer.
10.2 Een lid van de bemanning van 16 of 17 jaar:
10.2.1 verricht in elke periode van 24 uur ten hoogste acht uur arbeid;
10.2.2 heeft in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een rusttijd van ten minste 9 uren aaneengesloten, waarin de periode tussen 00:00 en 05:00 uur is begrepen;
10.2.3 verricht in elke periode van zeven dagen ten hoogste 40 uur arbeid;
10.2.4 heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdsruimte van zeven maal 24 uren; en
10.2.5 verricht op zondag in beginsel geen arbeid.
10.3 De schipper organiseert de arbeid zodanig dat 16- en 17-jarigen een pauze krijgen van ten minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten ingeval de dagelijkse arbeidstijd langer is dan 4,5 uur.
10.4 In afwijking van 10.2, aanhef en onderdelen 10.2.1 en 10.2.2, mogen 16- en 17-jarigen:
10.4.1 in elke periode van 24 achtereenvolgende uren ten hoogste 12 uren arbeid verrichten indien zij uit hoofde van de wachtindeling gedurende die uren feitelijk wacht lopen;
10.4.2 arbeid verrichten tussen 00:00 en 05:00 uur indien dit in verband met hun opleiding noodzakelijk is.
Artikel 11 Arbeidsomstandigheden
11.1 De maatschap voert een arbeidsomstandighedenbeleid dat in overeenstemming is met de Arbeidsom- standighedenwet en daarop berustende regelgeving.
11.2 De schipper is verantwoordelijk voor de veiligheid van de bemanning en overige opvarenden aan boord en een veilig gebruik van het vaartuig, met inbegrip van, maar niet beperkt tot het volgende:
11.2.1 het zodanig houden van toezicht dat zoveel mogelijk gewaarborgd wordt dat de vennoten hun werk onder de voor hun veiligheid en gezondheid beste omstandigheden kunnen verrichten;
11.2.2 het zodanig geven van leiding aan de vennoten dat hun veiligheid en gezondheid worden gerespecteerd, met inbegrip van het voorkomen van vermoeidheid;
11.2.3 het faciliteren van bewustwordingstrainingen aan boord met betrekking tot arbeidsomstandigheden; en
11.2.4 het erop toezien dat wordt voldaan aan de maatstaven voor veilige navigatie, wachtdiensten en het bij- behorende goed zeemanschap.
11.3 De maatschap mag de schipper niet beletten beslissingen te nemen die naar het deskundig oordeel van de schipper nodig zijn voor de veiligheid van het vaartuig, de veilige navigatie en de veilige exploitatie of de veiligheid van de vennoten aan boord.
11.4 De bemanning geeft gehoor aan de rechtmatige orders van de schipper en voldoet aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden.
Artikel 12 Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij
12.1 De maatschap is verplicht alle leden van de bemanning met ingang van de dag waarop de maatschaps- overeenkomst, dan wel de aanvulling op de maatschapsovereenkomst, in werking treedt aan te melden en gedurende de looptijd van de overeenkomst aangemeld te houden bij het Sociaal Fonds voor de Maat- schapsvisserij ter verzekering tegen de geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid en alle verplich- tingen voortvloeiende uit de statuten en reglementen van het SFM stipt te zullen (doen) nakomen.
12.2 De maatschap houdt de aan het SFM verschuldigde verzekeringspremies voor ieders deel ervan in op het aandeel van elk lid van de bemanning in het resultaat van de maatschap en is verplicht deze ingehou- den verzekeringspremies, na ontvangst van de betreffende factuur van het SFM, binnen de gestelde be- talingstermijn aan het SFM af te dragen.
12.3 Indien de maatschap van het SFM, ten behoeve van een verzekerde gelden ontvangt, is zij verplicht deze bij de eerstvolgende afrekening aan de verzekerde af te dragen.
12.4 De maatschap is verplicht om premierestituties, welke zij van het SFM ontvangt, bij de eerstvolgende afrekening aan de rechthebbenden te betalen.
12.5 De leden van de bemanning onderwerpen zich aan de geschillenregeling als voorzien in artikel 14 van de statuten van het SFM.
Artikel 13 Repatriëring
13.1 Een lid van de bemanning heeft jegens de maatschap recht op repatriëring op een snelle en geschikte wijze, zo mogelijk per vliegtuig, naar een door hem gekozen plaats van bestemming in geval:
13.1.1 van ontbinding van de maatschap;
13.1.2 van ziekte die repatriëring vereist;
13.1.3 van herstel van ziekte, indien hij ter verpleging is achtergelaten buiten het land waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft of de plaats waar de (aanvulling op de) maatschapsovereenkomst is aan- gegaan;
13.1.4 van schipbreuk;
13.1.5 de maatschap niet in staat is haar wettelijke of contractuele verplichtingen na te komen wegens faillis- sement, verkoop van het vissersvaartuig, verandering in de registratie van het vissersvaartuig of wegens een andere soortgelijke reden;
13.1.6 het vissersvaartuig koers zet naar een oorlogsgebied, terwijl het lid van de bemanning weigert naar dat gebied te gaan, of
13.1.7 van verloop van een termijn van maximaal twaalf maanden waarin het lid van de bemanning aan boord werkzaam is geweest.
13.2 In geval van repatriëring is de maatschap verplicht de volgende kosten te vergoeden:
13.2.1 de reis naar de plaats van bestemming;
13.2.2 huisvesting en voeding vanaf de dag waarop het lid van de bemanning het vissersschip heeft verlaten totdat hij de plaats van bestemming heeft bereikt;
13.2.3 zijn aandeel in het resultaat van de maatschap vanaf de dag waarop het lid van de bemanning het vis- sersvaartuig heeft verlaten totdat hij de plaats van bestemming heeft bereikt, echter onder aftrek van uitkeringen aan het lid van de bemanning ingevolge enige verzekering tegen geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid;
13.2.4 medische behandeling, indien nodig, totdat de gezondheidstoestand van het lid van de bemanning het toelaat naar de plaats van bestemming te reizen.
13.3 Als plaats van bestemming wordt aangemerkt:
13.3.1 de plaats waar de (aanvulling op de) maatschapsovereenkomst is aangegaan;
13.3.2 het land waar het lid van de bemanning zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, of
13.3.3 de plaats die in de (aanvulling op de) maatschapsovereenkomst is bepaald.
13.4 Het in 13.1 bedoelde recht vervalt indien het lid van de bemanning niet binnen twee dagen, nadat een van de in 13.1, onder 13.1.1 en 13.1.3 tot en met 13.1.7, genoemde omstandigheden zich heeft voorge- daan, zijn wens tot repatriëring kenbaar maakt aan de schipper.
13.5 Een afschrift van dit artikel, onderdelen 13.1 tot en met 13.4, is zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal voor de bemanning aan boord beschikbaar.
Artikel 14 Bepaling van het resultaat
14.1 Het bruto resultaat van de maatschap wordt gevormd door alle inkomsten van de maatschap.
14.2 Het netto resultaat van de maatschap wordt gevormd door het bruto resultaat van de maatschap waarop alle kosten verband houdende met de exploitatie van het visserijbedrijf in mindering komen. Tot die kosten kunnen onder andere behoren:
14.2.1 kosten van (smeer-) olie, gas en vetten;
14.2.2 alle kosten tot juiste bewaring van vangst, daaronder begrepen de kosten van koeling;
14.2.3 kosten van huren navigatie- en plaatsbepalingsapparatuur;
14.2.4 haven- en sluisgelden;
14.2.5 de kosten van voeding van alle contractanten, voor zover aan boord gedurende de reis genoten;
14.2.6 kosten van zoet water;
14.2.7 kosten vangstsorteerderij;
14.2.8 vrachtkosten, onder aftrek van ontvangen vergoedingen;
14.2.9 straf,- administratief- en privaatrechtelijke boetes in verband met de uitoefening van de visserij;
14.2.10 afslagkosten;
14.2.11 huur visrechten;
14.2.12 reiskosten van de woonplaats van de bemanningsleden naar het schip, voor zover het collectief geregeld vervoer betreft;
14.2.13 lossingskosten;
14.2.14 factorij en aanverwante kosten;
14.2.15 boetgelden voor aan de wal gerepareerde netten;
14.2.16 heffingen van overheidswege over de vangst, daaronder begrepen heffingen van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke organisaties op visserijgebied;
14.2.17 kosten voortvloeiende uit het voeren van de administratie van de maatschap waaronder begrepen kosten
i.v.m. het opstellen van de jaarrekening;
14.2.18 de kosten van uitvoering van de arbeidsomstandighedenwetgeving;
14.2.19 de kosten van extern ingehuurde arbeidskrachten;
14.2.20 hetgeen bij maatschapsovereenkomst specifiek in aanvulling op bovenstaande is geregeld.
14.3 De eigenaar is er verantwoordelijk voor dat de kosten naar behoren zijn gedocumenteerd door middel van facturen, declaraties, aanslagen, boetebeschikkingen enzovoort en dat de betaling ervan naar beho- ren is gedocumenteerd door middel van bankafschriften en ontvangstbewijzen.
Artikel 15 Aandeel in het resultaat
15.1 De maatschapsovereenkomst bepaalt ieders aandeel in het resultaat van de maatschap.
15.2 Onverminderd 13.2, onderdeel 13.2.3, heeft een lid van de bemanning dat verhinderd is de arbeid te verrichten die hij in de maatschap heeft ingebracht, voor de duur van zijn afwezigheid aan boord, geen aanspraak op een aandeel in het resultaat van de maatschap.
15.3 Voor de toepassing van 15.2 wordt een lid van de bemanning in elk geval geacht verhinderd te zijn als hij:
15.3.1 niet beschikt over de vereiste documenten als bedoeld in 3.5;
15.3.2 bij aanvang van een reis niet geschikt is voor het verrichten van de arbeid die hij in de maatschap moet inbrengen door ziekte, gebrek of letsel, dan wel door de invloed van medicijn, alcohol of drugs.
15.4 In afwijking van 15.2 behoudt een lid van de bemanning zijn aandeel in het resultaat van de maatschap zolang hij tijdens een reis aan boord verblijft als hij door ziekte verhinderd is de arbeid te verrichten die hij in de maatschap heeft ingebracht.
15.5 Artikel 7, onderdeel 7.5, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 Afrekening
16.1 De maatschapsovereenkomst bepaalt de wijze waarop en de termijnen waarover en waarbinnen afreke- ning van zowel een positief als negatief resultaat plaatsvindt.
16.2 Op grond van artikel 7A:1672, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek kan in de maatschapsovereenkomst worden bedongen dat een negatief resultaat slechts door de eigenaar wordt gedragen.
Artikel 17 Boekhouding
17.1 De eigenaar voert een betrouwbare maatschapsboekhouding en legt deze binnen een bij de maatschaps- overeenkomst te bepalen termijn voor iedere vennoot ter inzage.
17.2 Binnen drie maanden na het ontbinden van de maatschap of binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar, verstrekt de eigenaar een balans en een winst- en verliesrekening aan overige vennoten.
Artikel 18 Klachtenprocedure
18.1 Indien een lid van de bemanning van mening is dat de (aanvulling op de) maatschapsovereenkomst aan de zijde van de maatschap niet of niet voldoende wordt nageleefd, kan hij daarover een klacht indienen.
18.2 Tegen een klager worden geen represailles genomen.
18.3 Voor de toepassing van dit artikel is de hiërarchie in oplopende volgorde:
18.3.1 de door de maatschap aangewezen vertrouwenspersoon;
18.3.2 de schipper; en
18.3.3 de eigenaar.
18.4 Een klacht wordt in beginsel op het laagste hiërarchische niveau schriftelijk ingediend. Ingeval de klacht niet tot tevredenheid van beide partijen kan worden opgelost, wordt zij ter beslissing overgedragen aan de volgende in hiërarchie.
18.5 Voor elk van de eerste twee hiërarchische niveaus geldt een beslistermijn van vijf kalenderdagen.
18.6 De klager heeft het recht zijn klacht meteen schriftelijk in te dienen bij de schipper of bij de eigenaar.
18.7 De schipper behandelt een aan hem voorgelegde klacht persoonlijk. Hij is bevoegd daarbij de assistentie in te roepen van de eigenaar.
18.8 Xxxxxxx xx xxxxxxxx niet in staat is over de klacht te beslissen, heeft de klager tien kalenderdagen de tijd om de klacht via de schipper bij de eigenaar in te dienen. De klager mag de klacht ook zelf bij de eigenaar indienen als de klacht de schipper betreft.
18.9 De eigenaar en de klager hebben twintig kalenderdagen de tijd voor het vinden van een oplossing voor de klacht. Slagen zij daarin niet, dan heeft elk der partijen nog eens twintig dagen de tijd om de kwestie voor te leggen aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) of de aangewezen overheidsdienst van de vlagstaat van het zeevissersvaartuig.
18.10 De klager heeft het recht zich gedurende de gehele afhandelingsprocedure van zijn klacht te laten bijstaan of vertegenwoordigen.
18.11 De beslissing op de klacht wordt op schrift gesteld en in kopie aan de klager gegeven.
Artikel 19 Geschillen
19.1 Partijen nemen uitdrukkelijk bemiddeling in overweging ingeval van eventuele geschillen.
19.2 Indien van bemiddeling wordt afgezien of indien bemiddeling niet tot een oplossing leidt, nemen partijen nadrukkelijk in overweging hun geschillen – zowel die van juridische als van feitelijke aard – betreffende de uitleg van de bepalingen van de AVM en van de tussen partijen gesloten maatschapsovereenkomst te doen beslechten door middel van een procedure als bedoeld in artikel 96 van het Wetboek van Burger- lijke Rechtsvordering.
19.3 De vorige leden beperken niet op enigerlei wijze de toegang van partijen tot de gewone rechter.
19.4 Geschillen dienen door eisende partij(en) aanhangig te worden gemaakt binnen een maand nadat deze eisende partij(en) van het definitieve standpunt van de verwerende partij(en) kennis heeft (hebben) kun- nen nemen. Bij overschrijding van deze termijn zal de (zullen de) eisende partij(en) in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn, onverschillig de vorm van geschillenbeslechting. Ingeval evenwel de eisende partij(en) het initiatief neemt (nemen) tot bemiddeling binnen deze termijn van een maand, zal de termijn van een maand eerst een aanvang nemen nadat is komen vast te staan dat bemiddeling geen doorgang vindt respectievelijk niet tot een oplossing leidt.
Artikel 20 Ontbinding en voortzetting van de maatschap
20.1 Ter nadere invulling van de wijzen waarop de maatschap in overeenstemming met artikel 7A:1683 van het Burgerlijk Wetboek wordt ontbonden, geldt het volgende:
20.1.1 De maatschap die voor bepaalde tijd is aangegaan is van rechtswege ontbonden in de eerste haven die het vaartuig aandoet nadat de tijd is verlopen waarvoor zij is aangegaan.
20.1.2 De maatschap die voor bepaalde tijd is aangegaan kan door schriftelijke opzegging door één of meer vennoten aan de andere vennoten tussentijds worden ontbonden. De opzegtermijn bedraagt vier weken. De maatschap is ontbonden in de eerste haven die het vaartuig aandoet nadat de opzegtermijn is verlopen.
20.1.3 De maatschap die voor onbepaalde tijd is aangegaan kan door schriftelijke opzegging door één of meer vennoten aan de andere vennoten worden ontbonden. De opzegtermijn bedraagt vier weken. De maat- schap is ontbonden in de eerste haven die het vaartuig aandoet nadat de opzegtermijn is verlopen.
20.2 Indien de maatschap door één der vennoten, niet zijnde de eigenaar, wordt opgezegd, wordt de maat- schap onmiddellijk na haar ontbinding onder gelijke voorwaarden voortgezet door de overblijvende ven- noten. In elk geval als dit op grond van de bemannings- en rusttijdenwetgeving noodzakelijk is, zal de voortgezette maatschap op zo kort mogelijke termijn worden uitgebreid met een voldoende gekwalifi- ceerde vennoot. In de tussentijd wordt het overblijvende aandeel in het resultaat van de maatschap, evenredig aan ieders aandeel in het resultaat, over de overblijvende leden van de bemanning verdeeld.
20.3 Als bij opzegging de opzegtermijn niet of niet volledig in acht wordt genomen, wordt de maatschap niettemin rechtsgeldig ontbonden. De opzeggende vennoot is in dat geval schadeplichtig aan de overige vennoten. Het bedrag van de schadevergoeding per week wordt vastgelegd in de maatschapsovereen- komst. De schadevergoeding is tijdsevenredig verschuldigd over het deel van de opzegtermijn dat niet in acht is genomen. Indien de eigenaar de opzeggende partij is, is hij gehouden de schadevergoeding terstond aan elk der overige vennoten te betalen. Indien de eigenaar niet de opzeggende vennoot is, is de opzeggende vennoot gehouden de schadevergoeding aan de overige vennoten, niet zijnde de eigenaar, tezamen te betalen waarna zij het bedrag onderling verdelen naar evenredigheid van ieders aandeel in het resultaat van de maatschap. De schadevergoeding wordt geacht door de rechthebbende vennoten te zijn geaccepteerd als overeengekomen, gefixeerde, finale schadevergoeding.